nr. 69 mei 2014
Welke BTW berekent u voor diensten aan andere EU-ondernemers?
Betekenis nieuw landbouwbesluit voor de hippische ondernemer Bedrijfswaardering en bedrijfsoverdracht Subsidieregeling Praktijkleren vanaf 2014
ALGEMEEN
JUBILEUM
Signaal is een uitgave van Govers Accountants/Adviseurs, bestemd voor relaties en andere belangstellenden.
Voorspellen en verklaren
nr. 69 mei 2014
Welke BTW berekent u voor diensten aan andere EU-ondernemers? Betekenis nieuw landbouwbesluit voor de hippische ondernemer Bedrijfswaardering en bedrijfsoverdracht Subsidieregeling Praktijkleren vanaf 2014
Redactie: Wil Geraedts RB drs. Kamiel Lemmens drs. Desirée van der Heijden-Lemmerlijn RA mr. Manfred Maas RB Paul Mencke RA mr. Henk de Ruyter
Redactieadres: Govers Accountants/Adviseurs Beemdstraat 25 Postbus 657 5600 AR Eindhoven Telefoon: (040) 250 45 04 Fax: (040) 250 45 99 E-mail:
[email protected]
Advies, eindredactie en productiebegeleiding: het Hoofdstation, Eindhoven Drukwerk: Lecturis, Eindhoven Fotografie: Nationale beeldbank, Anja Roest Illustratie: Sandor Paulus Overname van artikelen is toegestaan mits met schriftelijke toestemming en dan integraal en met bronvermelding. Attentie Signaal wordt met de grootst mogelijke zorg samengesteld en beoogt zo recent mogelijke informatie te verschaffen. Veel zaken zijn echter uitermate complex en aan voortdurende aanpassingen onderhevig. Daardoor kan het voorkomen dat informatie uit deze uitgave niet meer aansluit op de actualiteit. Wij kunnen geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor hetgeen u naar aanleiding van de inhoud van deze publicatie zonder deskundig advies onderneemt. Voor nadere informatie kunt u altijd contact met ons opnemen. Voor vragen en/of opmerkingen over Signaal bezoekt u www.govers.nl.
Wat zou ondernemen makkelijk zijn als we konden voorspellen hoe de economie zich ontwikkelt. Je keek in een glazen bol, zag dat de markt op korte termijn ging aantrekken en vergrootte alvast je voorraden, nam mensen aan en investeerde in productiemiddelen. Gaf de glazen bol een dip te zien, dan zou je tijdelijke contracten laten uitlopen en investeringen ‘on hold’ zetten. Met een glazen bol was ondernemen een eitje. Veel mensen denken dat economische wetmatigheden de economie voorspelbaar maken. Dat is een misvatting. De economie ontwikkelt zich grillig en verrast ons keer op keer. Achteraf weten economen een crisis altijd goed te verklaren. Ze leggen ons dan haarfijn uit hoe de kredietcrisis kon ontstaan en wat we moeten doen om een volgende crisis te voorkomen. Maar een crisis kan vele oorzaken hebben en ik vermoed dat zij ook een volgende crisis niet eerder zien aankomen dan u en ik. Ondernemen heeft lang niet altijd met gezond verstand en ‘Fingerspitzengefühl’ te maken. De feiten bepalen niet (alleen) of u vertrouwen heeft in de toekomst. Emoties blazen hun partijtje stevig mee. Toch even naar de feiten. We zien een voorzichtige opgaande lijn en er worden weer meer offertes uitgebracht. Er lijkt sprake van een (voorzichtige) trendbreuk. Het economisch herstel zou waarschijnlijk vlotter verlopen als de banken ruimhartiger zouden financieren. Waren ze vroeger soms bereid om tot tachtig procent van de debiteuren te financieren, nu is dat percentage veel lager, als er überhaupt al gefinancierd wordt. Het ironische is: nu de economie moet worden aangezwengeld, trappen banken op de rem en in tijden van hoogconjunctuur, als oververhitting van de economie dreigt en terughoudendheid bij het verstrekken van financieringen wat meer gepast zou zijn, doen ze over financieren een stuk minder moeilijk. Datzelfde zien we ook bij de politiek. In goede tijden wordt er veel geld uitgegeven met als gevolg dat er in slechte tijden extra moet worden bezuinigd. Het is een hardnekkige weeffout in ons financiële systeem, een manco dat ons voorlopig nog wel parten speelt. Dat voorspel ik u. Drs. Paul van Vroonhoven RA Voorzitter van de maatschap Govers
INHOUD pagina 3 Robert Meijer | 25 jaar bij ANB pagina 4 Welke BTW berekent u voor diensten aan andere EU-ondernemers? pagina 5 Het nieuwe landbouwbesluit en de hippische ondernemer pagina 6 Bedrijfswaardering en bedrijfsoverdracht pagina 6 Verlaagd BTW-tarief op woningrenovatie pagina 8 De werkkostenregeling per 1 januari 2015 pagina 10 Subsidieregeling Praktijkleren vanaf 2014
Volg ons via http://twitter.com/#!/GoversAdviseurs
Robert Meijer 25 jaar bij ANB Afgelopen 17 april hebben we het 25-jarig jubileum van Robert Meijer gevierd. Tijd voor een gesprek met Kamiel.
Robert, waarom ben je zo lang bij dezelfde werkgever gebleven? Dat heeft me geen moeite gekost, de tijd is voorbij gevlogen. Ik heb leuke cliënten, fijne collega’s, een afwisselende baan en goede arbeidsvoorwaarden. Hoe ben je bij ANB terecht gekomen? In eerste instantie via het uitzendbureau. Ik had met mijn opleiding MEAO/MBA en dito diploma een goede keuze gemaakt, want daar was in die tijd vraag naar. Na een paar maanden kreeg ik een vast contract. Hoe ziet jouw werkdag eruit? Ik houd me hoofdzakelijk bezig met de maandelijkse salarisverwerking. Daarbij komt advies geven op Loonbelastinggebied en het applicatiebeheer van onze loonsoftware. Als onze regering percentages wijzigt, dan krijgen we een update van onze software. Die update zet ik gecontroleerd over naar ons systeem. Als het fout gaat, dan draaien we duizenden onjuiste loonstroken, met alle gevolgen van dien. Deze verantwoordelijkheid neem ik heel serieus. Waarom is het zo druk in januari bij ANB? In januari wordt het voorgaande loonjaar afgesloten. Dit vraagt extra controle door de verwerking van de laatste afrekeningen en het opmaken van de jaaropgaven. Tevens draaien we dan de jaarovergang naar het nieuwe jaar en voeren we de nieuwe premies en salarissen door. We maken in januari lange dagen met onze club, via tijd voor tijd hebben we later in het jaar extra vakantiedagen. Zijn er klanten die je al 25 jaar bedient? Jazeker. Er is nog een aantal loonklanten voor wie ik 25 jaar geleden al werkte. Ik realiseer me nu dat ik met die klanten al 25 jaar bijna maandelijks contact heb, dat zijn veel contactmomenten geweest…
PA G I N A 2
PA G I N A 3
Robert Meijer
Heb je tijd voor hobby’s? Mijn vrije tijd besteed ik voornamelijk aan mijn vrouw en kinderen en aan vrijwilligerswerk. Ik ben al 10 jaar vrijwilliger bij voetbalclub DVS en wij zijn sinds 2006 puppypleeggezin voor het KNGF. Inmiddels socialiseren wij pup nummer 7.Er zijn er tot nu toe 3 werkzaam als blindengeleidehond. Hoe nu verder? Allereerst hoop ik nog vele jaren op een goede gezondheid. Ook wil ik graag teamleider salarisadministratie blijven bij ANB. Mijn leven bevalt me prima! Drs. Kamiel Lemmens
SIGNAAL NR 69 MEI 2014
FISCAAL
FISCAAL
De hoofdregel bij B2B-diensten is dat u BTW bent verschuldigd in het land waar de afnemer is gevestigd.
Mr. Manfred Maas RB
Welke BTW berekent u voor diensten aan andere EU-ondernemers? Als u een opdracht krijgt van een Duitse ondernemer, brengt u dan de Nederlandse of de Duitse BTW in rekening? Elke Nederlandse ondernemer die diensten verricht voor ondernemers in een ander land van de Europese Unie moet het antwoord op deze vraag kennen. In dit artikel gaan we kort in op de belangrijkste zaken waarmee u rekening moet houden.
• De dienstverlener en de afnemer zijn in Nederland gevestigd > De dienstverlener is Nederlandse BTW verschuldigd; • De dienstverlener is in Nederland gevestigd en de afnemer is een geïdentificeerde BTW-ondernemer in een ander EU-land > De dienstverlener is BTW verschuldigd in het andere EU-land; • De dienstverlener is in Nederland gevestigd en de afnemer is in een niet-EU-land gevestigd > Er is geen sprake van Europese BTW; • De dienstverlener is gevestigd in het buitenland (EU-land of derde land) en de afnemer/ondernemer in Nederland > De dienstverlener is Nederlandse BTW verschuldigd. Als u bij B2B-diensten buitenlandse BTW bent verschuldigd, dan wordt de heffing hiervan verlegd naar de afnemer. Naast het buitenlandse BTW-identificatienummer van de afnemer moet u dan tevens op de factuur vermelden dat de BTW is verlegd naar de afnemer. U mag in dat geval geen Nederlandse BTW op de factuur vermelden (of het 0%-tarief toepassen). Bij een B2B-dienst dient u tevens periodiek een Opgaaf Intracommunautaire Prestaties (ICP) bij de Nederlandse Belastingdienst te doen. Het is belangrijk dat u beschikt over een (geverifieerd) buitenlandse BTW-identificatienummer van uw afnemer. Als uw afnemer dit niet kan of wil verstrekken, dan gelden de regels voor niet-ondernemers en dient u Nederlandse BTW in rekening te brengen. Neem bij twijfel altijd contact op met uw relatiebeheerder. Mr. Manfred Maas RB
Hoofdregel: BTW uit land afnemer De hoofdregel bij B2B-diensten (zie kader) is dat BTW is verschuldigd in het land waar de afnemer is gevestigd. Het is dus niet van belang waar de dienst feitelijk wordt verricht. Als bijvoorbeeld een Nederlands garagebedrijf in Nederland een auto voor een Belgische ondernemer repareert, dan is er Belgische BTW verschuldigd. Op de hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen (zoals diensten aan onroerende zaken, vervoer van personen, het verlenen van toegang tot culturele evenementen e.d., restaurant- en cateringdiensten, verhuur van vervoermiddelen voor een korte periode). Hierop gaan wij nu niet nader in. Een dienst aan een vaste inrichting in het buitenland is in beginsel belast in het buitenland. De volgende situaties kunnen zich voordoen:
Als een Nederlands bedrijf in Nederland een frituurwagen voor een Belgische ondernemer repareert, dan is er Belgische BTW verschuldigd.
B2B-DIENSTEN (BUSINESS TO BUSINESS) De regels voor diensten tussen BTW-ondernemers in de EU zijn uitsluitend van toepassing als de afnemer/opdrachtgever van de dienst in het andere EU land als ondernemer voor de BTW staat geregistreerd en beschikt over een buitenlands BTW-identificatienummer. Of dit zo is kunt u nagaan op www.ec.europa.eu/taxation_customs/vies
PA G I N A 4
Als uw afnemer geen buitenlands BTW-identificatienummer heeft of een onjuist nummer opgeeft, loopt u het risico op een naheffingsaanslag als u toch de regels voor B2B-diensten toepast. Bij vaste (bekende) afnemers hoeft u overigens niet voor elke transactie het BTW-identificatienummer te controleren. Een ondernemer mag zijn BTW-identificatienummer niet verstrekken als hij diensten afneemt voor privédoeleinden.
De landbouw- en de veehandelsregeling
Het nieuwe landbouwbesluit en de hippische ondernemer Sinds eind 2013 ligt er een nieuw landbouwbesluit. Het omvat onder andere goedkeuringen met betrekking tot de landbouwregeling en de veehandelsregeling, beide van belang voor de hippische ondernemer. In dit artikel schetsen we de betekenis van deze goedkeuringen. Linda Caelers
Ondernemers die met hun activiteiten vallen onder de landbouw- of veehandelsregeling hoeven geen btwadministratie bij te houden. Dus: geen BTW in rekening brengen, geen BTW aftrekken en geen BTW-aangiftes doen. Facturen schrijven is sowieso niet nodig. U moet uw leveranciers wel een landbouw- of veehandelsverklaring kunnen geven, mochten ze daar om vragen. Is de veehandelsregeling van toepassing, dan bent u verplicht de in- en verkopen van vee in een administratie vast te leggen. De landbouwregeling voor de hippische ondernemer De landbouwregeling geldt voor agrarische goederen die onder het 6%-tarief vallen. Denk aan zelf geproduceerde of geteelde goederen en agrarische diensten geleverd met normale bedrijfsmiddelen en personeel aan andere agrariërs. Voor de levering van paarden zou dit tot gevolg hebben dat alleen de landbouwregeling van toepassing is als het leveringen en opfok betreft van paarden die dienen als slachtpaarden. Hetzelfde geldt voor paarden die primair en daadwerkelijk worden gebruikt in de landbouw, dekhengsten en fokmerries. Per 1 januari 2014 geldt namelijk alleen voor deze paarden het verlaagde tarief van 6%. In het nieuwe landbouwbesluit van 20 december 2013 is echter goedgekeurd, dat paarden(op)fokbedrijven (onder voorwaarden) de landbouwregeling ook mogen toepassen op de levering van paarden die onder het 21%-tarief vallen. Het is niet duidelijk of het hier alleen de levering van fok- en opfokpaarden betreft, of ook de levering van andere paarden. Daarnaast is goedgekeurd, dat paarden(op)fokbedrijven (onder voorwaarden) de landbouwregeling mogen toepassen op de opfok van alle paarden die onder het 21%-tarief vallen. Als paarden(op)fokbedrijven de landbouwregeling willen toepassen, is het verstandig de Belastingdienst hiervan een bevestiging te laten afgeven.
Als u de landbouwregeling wilt toepassen, is het verstandig de Belastingdienst hiervan een bevestiging te laten afgeven. De veehandelsregeling voor de hippische ondernemer Veehandelaren kopen en verkopen vee. Zij vallen niet onder de landbouwregeling. Voor hen geldt de veehandelsregeling.
PA G I N A 5
Deze regeling geldt voor ten minste vijf jaar en wordt toegepast op alle leveringen van vee die onder het 6%-tarief vallen; ook voor handel met het buitenland. Voor de handel in paarden zou dit betekenen dat alleen slachtpaarden, paarden die primair en daadwerkelijk in de landbouw worden gebruikt, dekhengsten en fokmerries met toepassing van de veehandelsregeling geleverd kunnen worden.
De vraagprijs is gesteld, het handelen kan beginnen.
Want alleen deze paarden vallen per 1 januari 2014 onder het 6%-tarief. In het nieuwe landbouwbesluit van 20 december 2013 is echter goedgekeurd, dat paardenhandelaren de veehandelsregeling (onder voorwaarden) ook mogen toepassen op de levering van alle paarden waarop het 21%-tarief van toepassing is. Hiervoor dient schriftelijk geopteerd te worden bij de Belastingdienst, waarna de regeling voor ten minste vijf jaar zal gelden. Heroverweging (?) De in dit artikel besproken goedkeuringen met betrekking tot de landbouwregeling en de veehandelsregeling die van belang zijn voor de hippische ondernemer, zouden volgens de Belastingdienst per 1 april 2014 heroverwogen worden. Dit is op het moment van publicatie van dit artikel nog niet gebeurd. We houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen. Mocht u nog vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op. Linda Caelers
SIGNAAL NR 69 MEI 2014
A CCOUNTANCY
ACCOUNTANCY
Bedrijfswaardering en bedrijfsoverdracht Bij het bepalen van de waarde van een bedrijf wordt gekeken naar de historische cijfers, naar de huidige marktpositie en vooral naar de toekomstige vrije kasstromen. Die toekomstige kasstromen worden contant gemaakt naar nu volgens de discounted cash flow methode (DCF). Daarbij worden meerdere scenario’s opgesteld, bijvoorbeeld een worst case scenario, een best case-scenario en een management-scenario, op basis van de verwachtingen van de huidige directie en aandeelhouders.
Uit onze klantenkring komt regelmatig de vraag hoeveel een bedrijf waard is. Met als logische vervolgvragen hóe die waarde dan wel bepaald wordt (de methode), en waaróm het bedrijf die waarde heeft (value drivers van het bedrijf zelf).
Voor dat we op deze vragen ingaan, moeten we onderscheid maken naar de waarde van een bedrijf en de prijs die er voor betaald wordt. • De waarde van een bedrijf wordt bepaald door de toekomstige geldstromen, die contant gemaakt worden naar nu. • De prijs van een bedrijf is de uitkomst van een proces van onderhandelingen.
Waardetoets Waar mogelijk wordt de waarde volgens de discounted cash flow methode getoetst aan prijzen bij recente koop-/verkooptransacties van vergelijkbare bedrijven, en/of aan waarderingen op de beurs. Debt free/cash free Belangrijk is dat de waarde volgens de discounted cashflow methode in principe de waarde van het gehele bedrijf weerspiegelt. Om te komen tot de waarde van het aandelenpakket moeten de rentedragende leningen er op in mindering gebracht worden, en overtollige liquiditeiten er bij geteld worden. Dat leidt tot de waarde die wordt aangeduid als ‘debt free/cash free’.
Geldstromen contant maken In elk van de scenario’s wordt een inschatting gemaakt van de ontwikkeling van de cash flow (EBITDA), van de te betalen vennootschapsbelasting, van de veranderingen in het werkkapitaal en de voorzieningen, en van de benodigde investeringen. Op die manier komen de verwachte vrije geldstromen in beeld. Die toekomstige geldstromen worden contant gemaakt tegen een disconteringsvoet die past bij de karakteristieken van het bedrijf. Daarbij speelt de omvang van het bedrijf een rol, plus eventuele afhankelijkheden van bijvoorbeeld het management, van klanten, leveranciers, conjunctuur, overheidsmaatregelen etc.
Op zoek naar een koper Als eenmaal de waarde van een bedrijf bepaald is, is het de vraag of er potentiële kopers zijn die bereid zijn om een prijs te betalen die in de buurt komt van de waarde die het bedrijf heeft. En als er mensen zijn die het bedrijf willen kopen, is het de vraag of ze het bedrijf überhaupt wel kunnen kopen. Het feit dat de banken uiterst terughoudend zijn bij het financieren van bedrijfsoverdrachten speelt hier een belangrijke rol. In de praktijk zien we veelal dat bedrijfsovernames uitgesteld worden, omdat de aandeelhouder beter af is met voortzetting van het bedrijf dan met eerdere verkoop tegen een relatief laag bedrag. In de gevallen dat verkoper en koper het wel eens worden over de prijs komt het voor dat de verkoper een deel van de overnamefinanciering voor zijn rekening neemt. Hierbij spelen fiscale aspecten vaak een belangrijke rol in de vormgeving van de financiering.
Value drivers Om zicht te krijgen op de waardebepalende factoren van het bedrijf (de value drivers) wordt ingezoomd op de toekomstige omzet: welke producten of diensten gaan er verkocht worden, aan welke klanten, in welke aantallen en tegen welke prijzen, en welke marge kan daarbij behaald worden. Hierbij past een kritische beoordeling van de concurrentiepositie.
Vuistregels (?) Een interessant fenomeen is dat van de vuistregels die in de praktijk genoemd worden als snelle indicatie voor de waarde van een bedrijf: Bijvoorbeeld vijf keer de winst of één keer de jaaromzet. Omdat dergelijke vuistregels geen inhoudelijke onderbouwing hebben, mogen ze met de nodige scepsis behandeld worden. Soms kunnen ze echter achterliggende veronderstellingen weerspiegelen die wel degelijk relevant zijn, niet zo zeer voor de
Verlaagd BTW-tarief op woningrenovatie Sinds 1 maart 2013 geldt het lage BTW-tarief van 6% voor renovatie- en herstelwerkzaamheden in en aan een woning die ouder is dan twee jaar. Het gaat dan om het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van (delen) van de woning. Bijvoorbeeld het plaatsen van een keuken of badkamer, van een serre/dakkapel, onderhoud van een schoorsteen of de aanleg en het onderhoud van de tuinen. Laag tarief alleen voor arbeidskosten Het lage tarief is alleen van toepassing op de arbeidskosten; niet op de gebruikte materialen. De ondernemer die de opdracht uitvoert, bepaalt de verhouding tussen arbeid en materiaal. Als er op de factuur geen splitsing is aangebracht, dan moet u de marktwaardemethode toepassen. Dat betekent dat u een vergelijking moet maken met soortgelijke prestaties in de markt. Als er geen soortgelijke prestaties zijn, moet de factuur worden gesplitst op basis van kostprijs. Hierbij vallen de zelf vervaardigde materialen onder de materiaalkosten. Overheadkosten mogen naar evenredigheid worden verdeeld over de arbeid en de materialen.
PA G I N A 6
Paul Mencke RA
waardebepaling maar meer voor de prijsvorming. Bij het analyseren van de uitkomst van de ‘waarde’ van een bedrijf volgens die vuistregels komen soms specifieke kenmerken van een branche naar voren. Soms blijkt dat de financierbaarheid van de overname een dominante rol speelt. Verder zien we zinvolle waardebepalingen volgens dergelijke vuistregels in afspraken tussen aandeelhouders onderling. Die kunnen bijzonder nuttig zijn om vooraf duidelijkheid te scheppen hoe er gehandeld moet worden als een aandeelhouder zijn aandelen wil of moet aanbieden aan de andere aandeelhouders. Als een bedrijf meerdere aandeelhouders heeft is het belangrijk om vooraf afspraken te maken over de manier waarop de aandeelhouders in de toekomst hun samenwerking kunnen beëindigen. Paul Mencke RA
AGENDA • Donderdag 19 juni 2014 • Donderdag 2 oktober 2014 • Maandag 13 oktober 2014 • Maandag 24 november 2014 • Dinsdag 25 november 2014
Na 2014 weer hoog tarief (?) Het lage tarief zou slechts gelden tot 1 maart 2014, maar is verlengd tot en met 31 december 2014. Voor het lage tarief is het tijdstip waarop de werkzaamheden zijn afgerond bepalend. Over werk dat pas in 2015 wordt afgerond, geldt het hoge BTW-tarief, óók op eventuele deelfacturen in 2014! Vooruit factureren heeft dus geen zin. Zorg daarom dat indien mogelijk de werkzaamheden dit jaar worden afgerond!
ontbijtlezing ontbijtlezing paardenlezing eindejaarslezing eindejaarslezing
FOUNDING FATHER VAN KREDIETUNIE BRABANT Om een bijdrage te leveren aan uitbreiding van de financieringsmogelijkheden in het MKB heeft Govers besloten om Kredietunie Brabant als Founding Father te ondersteunen. Meer informatie hierover is te vinden op www.kredietuniebrabant.nl.
Laag tarief voor aanbrengen isolatiematerialen blijft Het aanbrengen van isolatiematerialen aan vloeren, muren en daken van woningen ouder dan twee jaar viel al onder het lage tarief. Deze vrijstelling blijft in beginsel ook na 2014 bestaan. Houd er wel rekening mee dat de voorwaarden zijn gewijzigd. Vanaf dit jaar geldt namelijk dat het lage tarief alleen van toepassing is op de arbeidskosten. Het geldt dus niet meer voor de gebruikte (isolatie)materialen.
GOVERS: PARTNER VAN DE DUTCH TECHNOLOGY WEEK Om onze affiniteit met de maakindustrie te benadrukken hebben we positief gereageerd op het verzoek om partner te worden van de Dutch Technology Week van 18 t/m 24 mei 2014. Meer informatie hierover is te vinden op www. dutchtechnologyweek.com.
Mr. Manfred Maas RB
PA G I N A 7
SIGNAAL NR 69 MEI 2014
FISCAAL
FISCAAL
De werkkostenregeling per 1 januari 2015 Zeer waarschijnlijk zal de werkkostenregeling per 1 januari 2015 verplicht zijn voor iedereen. De nieuwe regeling is een ingrijpende systeemwijziging. Werkgevers die tijdens de (verlengde) overgangsperiode van vier jaren de regeling nog niet hebben ingevoerd, kunnen dus aan de slag! We geven een korte toelichting op wat er komt kijken bij de invoering.
De uitgangspunten In de werkkostenregeling behoren vanaf 2015 in principe ook alle vergoedingen van kosten en verstrekkingen van middelen door de werkgever aan de werknemer tot het - normaal belastbaar loon. Over deze vergoedingen en verstrekkingen zou de werkgever dus gewoon loonheffing moeten betalen. De inhoudingsplichtige werkgever kan bepaalde vergoedingen en verstrekkingen echter aanwijzen als ‘werkkosten’. Als de kosten per vergoeding/verstrekking dan niet meer dan 30% afwijken van wat gebruikelijk is binnen de bedrijfstak, kunnen ze belast worden met een enkelvoudig tarief van 80%. Over deze vergoedingen en verstrekkingen zijn geen sociale premies verschuldigd. Een aantal vergoedingen en verstrekkingen is uitgezonderd van deze (eind)heffing. Dit betreft de vergoedingen en verstrekkingen die: A. de bedrijfsvoering van de werkgever zelf betreffen en door de werknemer zijn voorgeschoten (intermediaire kosten); B. als (normaal) belast brutoloon zijn/worden behandeld of als zodanig zijn vrijgesteld; C. uitdrukkelijk zijn uitgesloten van de werkkostenregeling en de daaraan verbonden eindheffing; D. expliciet geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld (de gerichte vrijstellingen); E. door de wetgever voor wat betreft de waardering bewust op nihil zijn gesteld.
Het gebruikelijkheidscriterium De wetgever is er uiteindelijk toch huiverig voor geweest om werkgevers in principe vrij te laten in het bestempelen van bepaalde loonbestanddelen tot vergoeding of verstrekking in het kader van de werkkostenregeling. Dat zou werkgevers namelijk wel eens ertoe kunnen verleiden om met werknemers die voor een deel van hun loon in het 52% tarief vallen, een ‘extra hoge’ belaste onkostenvergoeding af te spreken en deze, voor zover uitkomend boven de vrije ruimte, in de eindheffing van 80% te laten vallen. Die heffing komt neer op een last van 44,4% ( 80/180) en dat is dan goedkoper dan 52% loonheffing. Daarom is vastgelegd dat (deels) aangewezen vergoedingen en verstrekkingen slechts in aanmerking komen voor de eindheffing binnen de werkkostenregeling indien en voor zover de (soort) vergoeding en/of verstrekking in de gegeven omstandigheden (en in de bedrijfstak) ‘gebruikelijk’ is en de hoogte daarvan niet meer dan 30% afwijkt van het in die omstandigheden ‘gebruikelijke’ niveau. In dat geval kan de vergoeding dus in de eindheffing van 80% vallen. Hier is sprake van een zogenoemde ‘open’ norm. Voordeel is dat de invulling daarvan meegaat met de maatschappelijke ontwikkelingen en gedachten daarover. Nadeel is dat hierover lastige discussies met de fiscus zullen ontstaan die de rechtszekerheid geen goed doen. Vergoedingen en verstrekkingen buiten belastbaar loon Stap B uit het stappenplan vraagt aandacht, daar is winst te boeken. We gaan hieronder dieper in op de vergoedingen en verstrekkingen die door de fiscus niet gezien worden als (belastbaar) loon. A. Intermediaire kosten De werknemer heeft bepaalde bedrijfskosten voorgeschoten. Als u die terugbetaalt, vallen zij natuurlijk niet onder het loonbegrip. Voorbeelden zijn voorgeschoten zakendiners en kosten van de auto van de zaak zoals brandstofkosten, parkeren en waskosten.
B. Normaal belaste of vrijgestelde loonbestanddelen Vergoedingen die onder de normale loonheffing vallen en waarvan de werknemer dus zelf de belasting betaalt (via inhouding op het loon) kunnen natuurlijk niet nog eens onder de eindheffing vallen. Een bekend voorbeeld hiervan is de ‘belaste’ onkostenvergoeding. Daarnaast zijn er in de wet vrijgestelde loonbestanddelen zoals de vrijgestelde diensttijduitkeringen en de aanspraak op pensioen. Tip: Het kan goedkoper zijn om een - gebruteerde - belaste onkostenvergoeding te geven. Dit is met name het geval als u met de voor de werkkostenregeling kwalificerende vergoedingen boven de vrije ruimte uitkomt en u vergoedingen geeft aan werknemers met een (top)tarief van 42% of lager. Dit is na brutering gelijk aan een werkgeverslast van 72,4% (42/58). Dat is goedkoper dan de werkgeverslast bij eindheffing van 80%. Let wel op dat de betreffende belaste onkostenvergoeding dan bijvoorbeeld niet tot de pensioengrondslag gaat behoren en houd rekening met de sociale premies.
Tip: Het kan goedkoper zijn om een - gebruteerde - belaste onkostenvergoeding te geven. C. Uitgesloten van de regeling De wetgever heeft bepaalde soorten vergoedingen en verstrekkingen uitgesloten van de toepassing van de werkkostenregeling. De meest voorkomende zijn de ter beschikkingstelling van een auto van de zaak die ook voor privé doeleinden mag worden gebruikt, de door de werkgever verstrekte huisvesting en de vergoeding van geldboeten. D. De gerichte vrijstellingen Bepaalde vergoedingen en verstrekkingen die veel voorkomen, tellen niet mee voor de vrije ruimte en vallen niet onder de eindheffing bij overschrijding van de vrije ruimte. Het gaat om vergoedingen en verstrekkingen die veelal als noodzakelijk worden gezien en die vaak nu ook al vrijgesteld zijn. De bekendste zijn wel: • zakelijke reiskosten (incl. woon-werkverkeer) tot een maximum van € 0,19 per kilometer; het meerdere valt (indien en voor zover gebruikelijk) in de vrije ruimte of wordt bij overschrijding belast; • zakelijke verblijfskosten incl. maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter; • kosten van permanente educatie incl.de contributie van beroepsorganisaties; • kosten van studie en opleiding ten behoeve van de verwerving van inkomen excl. die van de studeer- en werkkamer thuis; • extraterritoriale kosten binnen de 30% regeling; • verhuiskosten onder bepaalde voorwaarden. E. Nihil waarderingen Tot slot zijn er nog de vergoedingen en verstrekkingen die in de werkkostenregeling vallen maar die (op dit moment) op nihil gewaardeerd worden. Deze zijn meestal niet bij wet geregeld maar bij besluit, en kunnen dus op ieder moment
PA G I N A 8
PA G I N A 9
Mr. Henk de Ruyter
worden aangepast. De bekendste en meest voorkomende zijn: • ter beschikking gestelde (eigendom van de werkgever blijvende) telefoons die minimaal voor 10% zakelijk worden gebruikt; • ter beschikking gestelde computers die tenminste voor 90% zakelijk worden gebruikt; • inrichting van - en apparatuur op - de werkplek bij de werkgever; • werkkleding die op de werkplek moet blijven of die aan bepaalde eisen voldoet; • consumpties op de werkplek. Vaste onkostenvergoedingen Vaste onkostenvergoedingen die niet verder zijn gespecificeerd vallen, voor zover zij voldoen aan bovengenoemd gebruikelijkheidscriterium, binnen de werkkostenregeling. Ze worden dus belast met 80% eindheffing indien en voor zover daarmee de vrije ruimte wordt overschreden. Is de vaste onkostenvergoeding in bepaalde bestanddelen uit te splitsen, toets dan ieder onderdeel aan de genoemde regels. Mogelijk is een deel daarvan vrijgesteld, vast genormeerd of op nihil te waarderen. Beoordeel de vaste onkostenvergoeding in ieder geval opnieuw aan de hand van deze regels. Oude afspraken daarover vervallen bij ingang van het nieuwe systeem. De vrije ruimte en de (eind)heffing Nadat de bovenstaande analyse van de kostenvergoedingen en verstrekkingen aan werknemers heeft plaatsgevonden, zal (nagenoeg) bekend zijn welk bedrag in principe voor de werkkostenregeling in aanmerking komt. Voor zover dit bedrag kan worden ondergebracht in de vrije ruimte (1,5% van het totale loon voor de loonheffing per inhoudingsplichtige werkgever), zal geen heffing plaatsvinden. Over het bedrag waarmee de vergoedingen en verstrekkingen de vrije ruimte overschrijden moet de werkgever 80% aan loonheffing betalen. Praktische aanpak De werkkostenregeling kan voor verschillende werkgevers verschillend uitpakken. Heeft u verhoudingsgewijs weinig vergoedingen dan gaat u er misschien op vooruit. Heeft u veel vergoedingen dan gaat u er zonder aanpassingen mogelijk op achteruit. Omdat de regeling waarschijnlijk met ingang van 1 januari 2015 verplicht wordt, is het hoog tijd om uw huidige
SIGNAAL NR 69 MEI 2014
ALGEMEEN
FISCAAL
Zorg dat u op tijd uw huidige gebouw van vergoedingen en verstrekkingen in kaart brengt en onderzoek en overleg mogelijke aanpassingen.
Subsidieregeling Praktijkleren vanaf 2014 Biedt uw onderneming praktijkleerplaatsen aan, dan kunt u onder voorwaarden aanspraak maken op de subsidie praktijkleren. Sinds 1 januari 2014 vervangt deze subsidie de afdrachtsvermindering onderwijs. De subsidie is minder ruim van opzet. U kunt deze niet meer terugvragen via de Loonaangifte maar alleen via het eLoket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Noud Smits
Robert Meijer
gebouw van vergoedingen en verstrekkingen in kaart te brengen en na te gaan wat de gevolgen van de nieuwe regels zijn. Als dit nadelig uitpakt, dient u te bekijken of bepaalde aanpassingen mogelijk zijn die de situatie voor u verbeteren. Als daarvoor wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden nodig zijn dan zult u moeten kijken in hoeverre dit mogelijk is. Is er een verplichte CAO dan zijn de mogelijkheden vaak beperkt. Daarnaast zal het nodig zijn om met de ondernemingsraad, met een vertegenwoordiging van de werknemers of met individuele werknemers aan tafel te gaan om te kijken wat er mogelijk is aan aanpassingen van de afspraken. Tijdig ingrijpen kan u veel geld besparen. Als u niet weet hoe de vlag erbij hangt kunt u voor onaangename verrassingen komen te staan. Administratieve aanpassingen Vanaf 2015 zult u uw financiële administratie en uw salarisadministratie moeten aanpassen. Uit de financiële administratie zal aan het eind van enig salaristijdvak duidelijk moeten blijken in hoeverre eindheffing binnen de werkkostenregeling verplicht is. Pas dus uw rekeningenstructuur dusdanig aan dat de kosten bekend zijn en dat deze, indien
nodig tijdig in de salarisadministratie kunnen worden verwerkt en er vervolgens eindheffing kan worden afgedragen. Uiteraard liefst zo weinig mogelijk! Niet betalen of te laat betalen leidt vrijwel altijd tot boetes en dat kan worden voorkomen door de zaken goed op te zetten en bij te houden. Conclusie De werkkostenregeling kan met ingang van 2015 grote gevolgen hebben. Begin daarom zo spoedig mogelijk met een grondige inventarisatie en analyse van de in uw bedrijf betaalde vergoedingen en gedane verstrekkingen aan werknemers. Op die manier wordt helder wat de gevolgen zijn en of aanpassingen gewenst zijn. De toepassing van de werkkostenregeling zal zeker in eerste aanvang ingewikkeld zijn en enige gewenning vergen. Uiteraard kunt u bij ons terecht voor assistentie bij dit proces en voor advisering op het gebied van deze nieuwe regeling. Een telefoontje naar uw relatiebeheerder bij Govers of ANB is daarvoor voldoende. Mr. Henk de Ruyter Noud Smits, directeur loonadministratie ANB
De Regeling De subsidieregeling compenseert de kosten die u maakt als begeleider / werkgever van een deelnemer of student. Het gaat om materiaalkosten, kosten van een begeleider (werknemer van uw bedrijf) en van bemiddeling bij het tot stand komen van het leerwerktraject. De oude regeling was kostbaar en leidde niet tot meer praktijkleerplaatsen. Daarom is deze vervangen door een regeling met scherpere voorwaarden.
• Opleidingsbedrijven (Stichting of vereniging zonder winstoogmerk).
Doelgroepen en beknopte voorwaarden
Aanvraag en Administratieve verplichtingen De werkgever vult een digitaal aanvraagformulier in via het eLoket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Met het indienen daarvan verklaart hij dat hij al bij het aanvragen beschikt over een (praktijkleer)overeenkomst die door alle betrokken partijen is getekend. De RVO stelt geen specifieke eisen aan de te voeren administratie. De bewijslast ligt bij de werkgever. Duidelijk is wel dat daarin de getekende overeenkomst moet zitten en dat men per deelnemer moet kunnen aantonen dat strikt aan de voorwaarden wordt voldaan.
• VMBO: Het gaat om een basisberoepsgerichte leerweg in het 3e en 4e leerjaar, die is ingericht is als leer-werktraject en toewerkt naar een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding. Het buitenschools praktijkgedeelte omvat minstens 640 klokuren en maximaal 1.280 klokuren per schooljaar. Elke schoolweek omvat tenminste binnenschools onderricht.
Hoogte subsidie De maximale subsidie per werknemer bedraagt in principe € 2.700,- per studiejaar. De exacte berekening verschilt per doelgroep. De ‘subsidiepot’ wordt jaarlijks na afloop van het studiejaar verdeeld. Omdat 2014 een overgangsjaar is, kunt u in een kortere periode evenveel subsidie ontvangen als in een volledig studiejaar.
• MBO-ers in de BBL: Het BBL (Beroepsbegeleidende leerweg) onderwijsprogramma moet opleiden voor een volledig en erkend kwalificerend diploma aan een mboopleiding en omvat per studiejaar tenminste 200 begeleide onderwijsuren verzorgd door de onderwijsinstelling en 610 klokuren beroepspraktijkvorming in het erkende leerbedrijf. Als een werkgever nu al begeleiding verzorgt op basis van een praktijkleerovereenkomst die voor 1 augustus 2013 is afgesloten, dan is de urennorm niet van toepassing.
Let op Om in te kunnen loggen op eLoket heeft u een eHerkenningsmiddel nodig. eHerkenning is een digitale toegangssleutel van de overheid. U kunt vanaf 2 juni t/m 15 september 17.00 uur een aanvraag indienen. Vraag de eHerkenning zo snel mogelijk aan als u voor subsidie in aanmerking komt! Is uw interesse gewekt en komt u in aanmerking voor deze subsidie, neem dan contact op met uw relatiebeheerder. Deze kan hierin verder adviseren en eventueel de aanvraag voor u verzorgen.
De maximale subsidie per werknemer bedraagt in principe € 2.700,per studiejaar.
• HBO: Hier moet het gaan om duale en deeltijdopleidingen, opgenomen in de zgn. CROHO lijst, met een code die is opgenomen in de onderdelen techniek, landbouw of natuurlijke omgeving. De beroepsopleiding bevat een verplicht praktijkonderdeel, is diplomagericht en voldoet aan een volledig onderwijsprogramma voor een erkend kwalificerend diploma. Voor een deeltijdopleiding betekent dit in de praktijk dat in de meeste gevallen de begeleidingsuren tijdens de afstudeerperiode in aanmerking komen.
PA G I N A 1 0
• Promovendi en Technologische ontwerpers in opleiding (Toio’s).
PA G I N A 1 1
Robert Meijer Teamleider loonadministratie ANB
SIGNAAL NR 69 MEI 2014
Govers’ team van financieel specialisten heeft tientallen jaren ervaring met de dagelijkse praktijk van bedrijven, beoefenaren van vrije beroepen, non-profitorganisaties en (semi-)overheidsinstellingen. Door Govers’ brede dienstenpakket en de persoonlijke benadering op het totale belastingtechnische en financieel-administratieve vlak, haalt de cliënt het maximale rendement uit zijn organisatie. • • • • • •
Accountancy Administratieve dienstverlening Belastingadvies Bedrijfskundige advisering Corporate finance Mediation
Govers Accountants/Adviseurs is lid van UHY. UHY is een wereldwijd netwerk van zelfstandige accountantsen advieskantoren, met teams in 242 kantoren in 76 landen. Voor meer informatie bezoekt u: www.uhy.com.
Govers Accountants/Adviseurs Beemdstraat 25 5653 MA Eindhoven Telefoon: (040) 2 504 504 Fax: (040) 2 504 599 E-mail:
[email protected] Twitter: http://twitter.com/#!/GoversAdviseurs