NOTITIE Project Onderwerp Auteur Bestemd voor Documentcode Status Datum
13M4115 Nader onderzoek Lagegrond 1a te Zeist Nee-tenzij toetsing EHS A. van de Craats Provincie Utrecht 13M4115MEM2 Definitief 22 april 2015
Inleiding Aanleiding (Voormalig) Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft LievenseCSO gevraagd om een ” nee, tenzij” toetsing uit te voeren in het kader van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) voor de geplande ingrepen op het plangebied aan de Lagegrond 1a te Zeist. Aan de west-, oosten zuidzijde van het plangebied bevinden zich percelen welke behoren tot de EHS (figuur 1). Uit overleg met de provincie Utrecht (Jaap de Pater) op 9 oktober, is gebleken dat sinds maart 2013 er een nieuw provinciaal beleid geldt voor de EHS. Een ”nee-tenzij” toetsing is niet altijd meer nodig bij een planingreep grenzend aan de EHS. Omdat hier de planingreep beperkt is (slopen stallen en nieuwbouw woningen) en het plangebied buiten de EHS gelegen is, gaf de provincie aan dat er in dit geval geen “nee, tenzij” toetsing hoeft te worden uitgevoerd. Een “nee, tenzij” toetsing is alleen aan de orde indien het plangebied gelegen is in de EHS of bij een grootschalige planingreep (bijvoorbeeld een industrieterrein) grenzend aan de EHS. Wel dient in een notitie te worden onderbouwd dat er geen overlast op de EHS optreedt door de geplande ingreep buiten de EHS.
Figuur 1. Ligging plangebied in EHS
1/9
Plangebied Adres plangebied: Lage Grond 1a, 3704 GC te Zeist (provincie Utrecht). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 7.500 m2. Op het plangebied bevindt zich een boerderij met diverse stallen en enkele (kap)schuren. De boerderij en opstallen zijn al geruime tijd (circa 12 jaar) niet meer (agrarisch) in gebruik. De boerderij wordt bewoond door tijdelijke bewoners en de schuren worden gebruikt voor opslag of staan leeg. De tuin bij de boerderij wordt onderhouden door de tijdelijke bewoners, terwijl een groot deel van het erf nauwelijks onderhouden is. Dit heeft geresulteerd in toenemende mate van ruigte (veelal braam) en doorgeschoten struiken en bomen. Delen van het erf zijn niet of nauwelijks toegankelijk door de braamruigtes. Er zijn vrijwel geen oudere bomen te vinden op het erf, maar wel diverse hoogstam fruitbomen (peer en appel) nabij het woonhuis. Het merendeel van het erf is verhard met beton of grind en er is geen oppervlaktewater aanwezig. De daken van de stallen/schuren zijn aan de binnenzijde vaak geïsoleerd met piepschuim, riet of andere isolatiematerialen. Hier zijn in de tijd door scheuren/verzakkingen geschikte verblijfplaatsen ontstaan voor allerlei diersoorten zoals marterachtigen, ratten, muizen, vleermuizen en enkele vogelsoorten zoals de kerkuil. Her en der is op het erf een strooisellaag of een hoop met snoeiafval aangetroffen, die mogelijk dienst kan doen als bescherming voor egels. Tegen de boerderij groeit een grote bruidssluier waarin de huismus is waargenomen. De boerderij en opstallen hebben kieren en gaten die in potentie geschikt zijn als verblijfplaats van gebouw-bewonende vleermuizen. In de meest zuidelijke schuur is de kerkuil meerdere malen waargenomen en zijn relatief grote hoeveelheden uilenballen aangetroffen.
Figuur 2. Plangebied (rood omlijnd)
2/9
Planontwikkeling en geplande ingrepen De opdrachtgever is voornemens het terrein te herinrichten, waarbij een groot deel van de huidige gebouwen worden gesloopt en verhardingen worden verwijderd. In de toekomstige situatie krijgt een groot deel (zuidelijke deel) de bestemming ‘natuur’ (figuur 3). Tevens komt er ruimte voor een nieuwe woning (oostelijk deel) en blijft de huidige woning met schuur en tuin behouden. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met functies, meest kwetsbare periode en locaties van de aanwezig strikter beschermde soorten. Woning en schuur blijven behouden
Figuur 3. Toekomstige inrichting plangebied
Figuur 4. Inrichting plangebied zoals vermeld in bestemmingsplan (BP_Lage Grond 1a_VO_v)
3/9
Door de opdrachtgever zijn de in tabel 1 genoemde werkzaamheden gepland. Tabel 1 Geplande werkzaamheden Werkzaamheden
1 plaatsing houten half open dierenhotel/kapschuur aan de zuidzijde van het
2
3
plangebied op de oostelijke perceelsgrens (zie onderstaande figuur 2), welke geschikt is gemaakt voor vleermuizen, kerkuil en huismus (zie bijlage 2 voor ontwerp) aanleg houtwal op oostelijke perceelsgrens (lengte circa 90 meter, breedte 3-6 meter, grondwal + 0,4 meter tov huidig maaiveld), met greppels ter weerszijden (breedte van 1 greppel circa 3 meter en 0,4m –mv)). Beplanten met gebiedseigen bomen en struiken zoals meidoorn of sleedoorn en (ondermeer besdragend) aanleg van takkenrillen en plaatsen diverse uitkijkposten in de vorm van diverse paaltjes plaatsen 12 vleermuiskasten ter compensatie voor zomerverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger
4 plaatsen kerkuilkast ten zuidoosten plangebied ter compensatie vaste verblijfplaats kerkuil
5 ongeschikt maken van de te slopen stallen (strippen, dakplaten weghalen, etc.) voor vleermuizen en broedvogels
6 slopen/verwijderen bestaande stallen (inclusief fundaties en mestkelders), met onder andere groot materiaal zoals graafmachines en shovels)
7 puin breken nabij plangebied (op de weg Lage grond op voldoende afstand van de vaste verblijfplaatsen van de huismussen en kerkuil)
8 Vooralsnog is onbekend wanneer er een nieuwe woning gebouwd gaat
Periode Realisatie voor 15 maart 2015 (voor broedseizoen) Voor 1 maart 2015 (voor broedseizoen)
Realisatie voor 15 maart 2015 (voor broedseizoen) Realisatie voor 15 maart 2015 (voor broedseizoen) 2 weken voorafgaand van de sloop eind augustus 2015 Na 15 augustus 2015 (na broedseizoen) Augustus/september 2015 Onbekend
worden * Werkzaamheden moeten onder begeleiding van een soortendeskundige(n) plaats te vinden Bij de werkzaamheden moeten, afhankelijk voor welke soorten de werkzaamheden van toepassing zijn, onder begeleiding van een ervaren ecoloog op het gebied van huismussen, vleermuizen en of de kerkuil worden uitgevoerd.
4/9
Uitgevoerd onderzoek Aanwezige beschermde soorten Uit het uitgevoerde nader onderzoek (CSO, rapport 13M4115, van 30 september 2014), blijkt dat de onderstaande beschermde soorten en bijbehorende functies op het plangebied voorkomen (zie ook figuur 5): gewone dwergvleermuis en laatvlieger: foerageergebied (hele plangebied), zomer- en winterverblijfplaatsen in de te behouden woning met aangebouwde schuur; en zomerverblijf plaatsen in de overige opstallen (die gesloopt worden); huismussen: jaarrond beschermd leefgebied (foerageergebied en nesten), nesten uitsluitend bij de te behouden woning met aangebouwde schuur; kerkuil: vaste verblijfplaats (in de meest zuidelijke stal) en leef/foerageergebied.
Vrijstellingen en gedragscodes Bij de geplande werkzaamheden kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van algemeen en laag beschermde faunasoorten (tabel 1 soorten) verloren gaan. Voor deze soorten geldt in deze situatie automatisch een vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Wel dient de algemene zorgplicht in acht te worden genomen. Voor (de functies van) de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, kerkuil en huismus zijn geen vrijstellingen en/of gedragscodes van toepassing, zodat hiervoor een ontheffing dient te worden aangevraagd. Van de grootoorvleermuis zijn in 2013 vraatsproren aangetroffen (afgebeten vlindervleugels), echter zijn tijdens het Nader Onderzoek geen recentere sporen bij gekomen en wordt het voorkomen verder uitgesloten.
5/9
Figuur 5. Functies van aangetroffen strikter beschermde soorten op het plangebied
6/9
Ecologische hoofdstructuur (EHS)/ Natuurnetwerk Nederland (NNN) Het Natuurnetwerk Nederland is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. De Nederlandse EHS moet uiteindelijk samen met de natuurgebieden in andere Europese landen het aaneengesloten pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN) vormen. Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling (spelregels EHS) van de wezenlijke kenmerken en waarden. Binnen de EHS is het Nee-tenzij principe van toepassing, hetgeen inhoudt dat in de EHS ingrepen met een significant effect op de wezenlijke kenmerken en waarden niet zijn toegestaan, tenzij geen reële alternatieven zijn en/of sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Figuur 6. Ligging EHS-gebieden
7/9
Natuurwaarden/doelen en kwaliteiten Het plangebied is gelegen in het deelgebied Kromme Rijngebied. In figuur 5 en 6 zijn de EHS-gebieden respectievelijk de natuurdoelbeheetypen uit het Natuurbeheerplan Provincie Utrecht 2015 weergegeven (bron: website Provincie Utrecht). Het plangebied bevindt zich buiten de EHS-gebieden en is zoals gemeld een boerderij met opstallen die niet meer in gebruik zijn. De huidige natuurwaarden zijn beschreven in het vorige hoofdstuk. De EHS-gebieden in de directe omgeving hebben beheertype N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Op circa 100 meter afstand is het beheertype N17.01 Vochtig hakhout en middenbos en op circa 200 meter afstand N14.03 Haagbeuken- en essenbos.
Figuur 7. Natuurbeheertype per gebied (bron: Natuurbeheerplan Provincie Utrecht 2015)
8/9
Effecten natuurwaarden en kwaliteiten De toetsvraag is of door de geplande werkzaamheden er een significante aantasting van de kenmerken en natuurwaarden van de EHS plaatsvindt. Bij de herinrichting van het terrein worden een groot deel van de huidige gebouwen gesloopt en worden verhardingen verwijderd. Het verwijderen van opstallen zal geen negatief effect hebben op het naastgelegen EHS-gebied met beheertype Kruiden- en faunarijk grasland. Hier komt voornamelijk gebied met bestemming natuur voor terug, wat alleen een positief effect op het omliggende gebied zal hebben. De nieuwbouw woning die gebouwd zal worden is een kleinschalige ingreep. De toename van menselijke activiteit die het zal veroorzaken is ook van zeer beperkte mate. De houtwal die als mitigerende maatregel wordt aangelegd op de oostelijke grens van het plangebied heeft alleen een positief effect op het naastgelegen EHS-gebied en zal de natuurwaarde alleen maar verhogen. Deze kan fungeren als corridor voor een scala aan diersoorten waaronder kleine zoogdieren en insecten en als lijnvormige element voor vleermuizen, bescherming voor vogels en in algemene zin toename van biodiversiteit.
Overige effecten Tijdens de werkzaamheden is tijdelijk sprake zijn van overlast door geluid en aanwezigheid van mensen en machines. Er is geen sprake van permanente effecten door versnippering, geluid, trillingen, optische verstoring, aantasting waterhuishouding en dergelijke.
Conclusie De geplande werkzaamheden zijn tijdelijk van aard en zullen vanwege de soort en de grootte van de ingreep geen significant overlast of aantasting van de aangrenzende EHSgebieden veroorzaken. Enkele uit te voeren maatregelen, zoals de aanleg van de houtwal, hebben onder andere een positief effect op de biodiversiteit.
Literatuur -
https://webkaart.provincieutrecht.nl/viewer/app/Webkaart?bookmark=8ad0a09c4c4ff19e014ce0ebd7af007b http://ehs-wijzer.provincie-utrecht.nl/
9/9