1
NOTA HERZIENING ARMOEDEBELEID OSS 2015 DEEL 2
I.
INLEIDING
Vanaf 1 januari 2015 is de huidige Wet werk en bijstand (WWB) onderdeel van de Participatiewet. Binnen de nieuwe wet worden de mogelijkheden voor individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten verruimd en wordt de ruimte om categoriale bijzondere bijstand toe te kennen verder verkleind. De focus komt in toenemende mate op maatwerk te liggen. Dit heeft directe gevolgen voor het Osse minimabeleid. Tegelijkertijd hebben gemeenten meer financiële ruimte gekregen om via individueel maatwerk aanvullende inkomensondersteuning te leveren (voor daadwerkelijk gemaakte kosten) en armoede te bestrijden. Op grond van de afspraken in het regeerakkoord is er structureel € 100 miljoen per jaar extra beschikbaar voor het armoede- en schuldenbeleid. Voor de gemeente Oss betekent dit € 334.000 aan extra middelen. Ook krijgt de gemeente extra middelen om een nieuwe regeling te realiseren voor mensen met een chronische ziekte die te maken hebben met extra (zorg)kosten. Het betreft hier een bedrag oplopend tot ruim 1 miljoen euro structureel per jaar vanaf 2015 (zie verder financiële paragraaf). De gemeente mag weer zelf de inkomensgrenzen vaststellen. De inkomensgrenzen waren door een eerdere wetswijziging in de WWB in 2012 dwingend door het Rijk voorgeschreven op 110% van het sociaal minimum bij alle vormen van categoriaal minimabeleid. In het kader van de bevordering van de deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten kan de gemeente gebruik blijven maken van zogenaamde stadspassen (of een dergelijke pas invoeren) of een bestaande declaratieregeling zoals onze Regeling Meedoen is Belangrijk handhaven. Eind 2014 heeft het (vorige) college deel 1 van de Nota herziening minimabeleid Oss 2015 vastgesteld. Het betrof hier grotendeels wettelijk voorgeschreven beleidswijzigingen die gezamenlijk met de regio waren voorbereid. In de nu voorliggende nota komen de overige gewenste beleidswijzigingen aan de orde.
Versie 9 3 mei 2015
2
II.
HOE ZIET ONS ARMOEDEBELEID1 ER UIT?
Het gemeentelijke armoedebeleid bestaat uit een mix van allerlei regelingen. Een deel van het beleid kent een min of meer dwingend wettelijk kader (zoals de bijzondere bijstand) op grond van de Participatiewet (voorheen de Wet Werk en Bijstand) of de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen op grond van de Invorderingswet 1990. Een ander deel van het armoedebeleid bestaat uit het gemeentelijke minimabeleid (zoals de Regeling Meedoen is Belangrijk). De gemeente heeft hierbij een ruimere beleidsvrijheid maar mag geen inkomenspolitiek voeren; de gemeente mag niet in de bevoegdheden van het rijk treden door het geven van inkomenssuppleties. Daarnaast kennen we nog het flankerende lokaal armoedebeleid waarbij Oss initiatieven van ketenpartners steunt en subsidieert (Voedselbank, Kledingbank, Stichting Leergeld Maas en Leijgraaf, PROTA etc.). Tot slot besteedt Oss van oudsher veel aandacht aan de schuldhulpverlening, als onderdeel van de afdeling Zorg van de Dienst Publiekszaken. In deze nota bedoelen we met armoedebeleid het gehele Osse beleid voor de minima. Het (flankerend) lokaal armoedebeleid bestaat uit onze eigen lokale regelingen. Hierin is de gemeente autonoom. Daarnaast kennen we de bijzondere bijstand en de daarvan afgeleide vormen. Hierbij moeten we aan wettelijke eisen voldoen. Het overige minimabeleid is een keuze van de gemeente. De gemeente hoeft dit niet te doen. In Oss hebben we altijd een ruimharig beleid gehad. In bijlage 1 hebben we volledigheidshalve - net als in de eerste nota - een beknopt overzicht van ons minimabeleid opgenomen omdat er nogal wat regelingen zijn die deels onder de Participatiewet vallen en deels uit eigen gemeentelijk beleid bestaan.
1
Minimabeleid en armoedebeleid worden in Oss vaak door elkaar gebruikt wat verwarring kan opleveren. In deze nota hebben we het over het gehele armoedebeleid.
Versie 9 3 mei 2015
3
III. WAT WIJZIGDEN WE AL EERDER IN ONS ARMOEDEBELEID EN VOOR WIE? In december 2014 heeft het vorige college de Nota Wijzigen Minimabeleid 2015 Deel1 vastgesteld. In deze nota waren vooral de wettelijk verplichte wijzigingen opgenomen die wij in regionaal verband hebben uitgevoerd. In deze nota (Deel 2) komen de overige beleidswijzigingen aan de orde. Omdat er de laatste jaren voortdurend sprake is van wijzigingen in ons minimabeleid (grotendeels onder wettelijke druk) volgt hieronder een kort overzicht van de belangrijkste veranderingen.
Bij de bezuiniging van 2012 moesten we op wettelijke gronden bij zowel bij de categoriale bijstand (bijvoorbeeld de Regeling Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten) als het categoriale minimabeleid (de Regeling Meedoen is Belangrijk) van een lagere inkomensgrens uitgaan: 110% van het sociaal minimum in plaats van 120%. Hierdoor verloren veel huishoudens het recht op ondersteuning in het kader van ons minimabeleid. Hoewel we minder middelen van het Rijk kregen heeft in Oss toen geen uitname van de middelen voor het minimabeleid plaatsgevonden.
Zo gauw dit wettelijk mogelijk was hebben we de inkomensgrens bij de Regeling Mib weer opgetrokken naar 120% (7 januari 2014).
Op 8 april 2014 hebben we in Oss het Jeugdsportfonds Brabant ingevoerd. De overeenkomst geldt in principe voor 3 jaar.
In juni 2014 realiseerden we een plan van aanpak waarin onze beleidsintenties voor 2015 uiteen werden gezet. Dit plan van aanpak was een reactie op een unaniem aangenomen motie in de gemeenteraad (zie bijlage) waarin o.m. werd gevraagd de extra middelen die Oss vanaf 2014 van het Rijk kreeg (gelden intensivering armoedebeleid) met name in te zetten voor kinderen.
In oktober 2014 verscheen deel 1 van de Nota herziening armoedebeleid 2015. We besloten onze beleidswijzigingen te splitsen in een regionaal deel (nota 1) en een aparte nota (deel 2) voor specifiek Oss beleid. Beide nota’s zijn tot stand gekomen onder druk van belangrijke wetswijzigingen waarbij de WWB is opgenomen in de Participatiewet.
In nota 1 besloten wij in regionaal verband alle inkomensgrenzen waar dit mogelijk was weer op te trekken naar 120% van het sociaal minimum. Het betrof hier bijvoorbeeld de grens bij onze collectieve ziektekostenverzekering (AZOSS). Bij de opvolger van de Langdurigheidstoeslag - de Individuele Inkomenstoeslag – verhoogde we de inkomensgrens van 100% naar 120%. De Langdurigheidstoeslag verviel per 1 januari 2015. Door deze maatregelen bereiken we aanzienlijk meer mensen. De regeling Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten van de gemeente Oss moesten
Versie 9 3 mei 2015
4
we op 1 januari 2015 op wettelijke gronden intrekken. Deze regeling voorzag in jaarlijkse toelagen aan de doelgroep (ouderen, chronisch zieken en gehandicapten). Omdat deze kwetsbare groep in 2015 ook al wordt gedupeerd door het intrekken van de Wtcg 2 en andere landelijke regelingen stelden we in nota 1 voor om compensatie voor deze groep mensen via ons minimabeleid als een speerpunt in ons nieuwe beleid te zien. In het kader daarvan hebben we onze collectieve ziektekostenverzekering uitgebreid om de gevolgen van het wegvallen van deze regelingen deels te compenseren. Minima kunnen in 2015 kiezen uit twee aanvullende pakketten waarvan Oss een deel van de premie betaald. Het betreft hier dus een collectieve compensatie. In nota 1 hebben we de Regeling Meedoen is Belangrijk volledig onder het regime van het gemeentelijke minimabeleid gebracht (voordien viel een deel onder de regels van de bijzondere bijstand) waardoor een nieuwe verordening noodzakelijk was. Het college besloot de toelagen voor sociale en culturele activiteiten en zwemlessen met € 50 te verhogen naar € 150. De toelage schoolkosten bleef ongewijzigd omdat deze toereikend is.
In december 2014 verhoogden we de subsidie aan Voedsel- en Kledingbak (lokaal flankerend armoedebeleid) structureel. Hierdoor kan de Voedselbank haar bereik uitbreiden van 95 naar ruim 150 voedselpakketten.
In deze nota (deel 2) zijn de overige beleidswijzigingen voor Oss opgenomen die we eerder in het plan van aanpak hadden opgenomen. Daarnaast willen we bekijken wat we verder aan ons minimabeleid moeten wijzigen om kwetsbare groepen zoveel mogelijk te compenseren en (vooral) te laten participeren. Wat we in Oss onder kwetsbare groepen verstaan is opgenomen in bijlage 2. Daarin wordt ook inzichtelijk gemaakt hoe de huidige wetswijzigingen deze kwetsbare groepen (waaronder kinderen) in toenemende mate onder druk zetten.
2
Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten: wordt elders uitgebreid toegelicht.
Versie 9 3 mei 2015
5
IV.
WAT WILLEN WE NOG MEER WIJZIGEN IN ONS ARMOEDEBELEID?
Zoals we al eerder vermeldden willen we de extra middelen van het Rijk aanwenden om kwetsbare groepen (en dan vooral kinderen in armoede) te compenseren. We stellen voor de samenwerking met de Stichting Leergeld3 en het Jeugdsportfonds Brabant te intensiveren. Naast samenwerking met het Jeugdsportfonds stellen we voor ook met het Jeugdcultuurfonds samen te gaan werken. We willen ook onze ketenpartners bij het lokale armoedebeleid intensiever laten samenwerken. Een andere speerpunt in ons beleid is de uitbreiding van de schuldhulpverlening. We komen met beleidsvoorstellen
bij
de
bijzondere
bijstand
met
betrekking
tot
het
toepassen
van
de
kostendelersnorm. Bovenal willen we extra inzetten op participatie in brede zin waarvoor we het instrument van de bijzondere bijstand gaan intensiveren. 4.1.
BELEIDSWIJZIGINGEN GEMEENTELIJKE SCHULDHULPVERLENING
Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ingevoerd. Als gevolg van deze wet ontstond voor gemeenten een wettelijke zorgplicht op het terrein van integrale schuldhulpverlening waarbij we worden geacht de regierol te voeren. Ons beleid werd in overeenstemming met het in 2012 opgestelde beleidsplan Wet gemeentelijke schuldhulpverlening flink gewijzigd. Het betrof hier onderdelen als (o.m.) de toegang tot de schuldhulpverlening, het uitbreiden van de preventie en het uitgaan van een geheel nieuwe werkwijze. Hierbij staat maatwerk centraal en gaan we uit van de persoon van de schuldenaar en de mate van regelbaarheid van de schulden. Met name de preventie was voor gemeenten een nieuwe taak. Zoals al in ons plan van aanpak aangegeven willen we bij schuldhulpverlening de volgende acties ondernemen. 4.1.1.
Uitbreiden van onze preventie
Preventie bij schuldhulpverlening is sinds 2012 een wettelijke taak voor de gemeente op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. We zijn begonnen met een Schuldhulpmaatjesproject waarbij vrijwilligers van Schuldhulpmaatjes worden ingezet om mensen te helpen met het inventariseren van schulden en als aanspreekpunt (“buddy”) gedurende een schuldsaneringstraject. We willen bij onze schuldhulpverlening nóg meer aandacht aan preventie besteden. De gemeente Oss gaat meedoen aan een pilotproject (via Schuldhulpmaatjes van Prota) dat gericht is op preventie. Doelstelling van het project is om mensen te helpen die mogelijk in de problemen komen, voordat ze in contact komen met de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het plan is om in de wijk(en) een inloopspreekuur te realiseren (door Schuldhulpmaatjes) waar mensen voor hulp en begeleiding kunnen aankloppen. 4.1.2.
Toename aantal schuldregelingen
Schuldensituaties nemen toe en worden steeds complexer. Naast preventie kennen we in Oss twee fases in het traject van de schuldhulpverlening. Fase 1 van de schuldhulpverlening – stabilisatie doen we geheel zelf. Als er een stabiele situatie is ontstaan breekt fase 2 aan waarbij we schulden trachten te regelen door middel van schuldregelingen (het minnelijke traject) of via de Wet 3
Met (Stichting) Leergeld bedoelen we de Stichting Leergeld Maas en Leijgraaf. De naam is de afgelopen jaren enkele keren veranderd.
Versie 9 3 mei 2015
6
schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Fase 2 van onze schuldhulpverlening wordt uitgevoerd door Bureau Plangroep. In het kader van de toename van het aantal aanvragen om schuldsanering ondernemen we een drietal acties:
Het aantal feitelijke schuldregelingen in fase 2 is al een aantal jaren aan het toenemen. Het betreft hier een landelijke (en zorgelijke) trend. Hierdoor lopen de kosten voor fase 2 trajecten ook op; van ca. € 50.000,00 in 2010 naar ca. € 128.000 in 2013. Tot 2014 zijn deze kosten telkens door middel van incidentele middelen afgedekt. Vanaf 2014 hebben we in onze begroting structureel middelen voor deze kosten opgenomen. Hiervoor hebben we door middel van een Marap-melding in 2014 structureel € 50.0000 toegevoegd aan de begroting.
We willen de doorstroom binnen de trajecten versnellen. Daarom zijn we dit jaar gestart met de inzet van een sociaal raadslid als onderdeel van de schulddienstverlening. Dit levert veel tijdswinst op met betrekking tot belastingtechnische en juridische vraagstukken. Deze inzet willen we structureel maken, waarvoor we gebruik gaan maken van het inhuurbudget.
In de tweede helft van 2014 gaan we kijken of het mogelijk is om binnen de gemeente Oss zelfstandig duurzame financiële dienstverlening te kunnen organiseren voor onze klanten. Deze ontwikkeling zien we ook bij andere gemeenten ontstaan in het land. Gemeenten willen met deze ontwikkeling meer grip krijgen op de financiële begeleiding en ondersteuning van hun klanten. Hiermee willen we bijvoorbeeld onnodige doorstroom naar bewindvoering (die bekostigd wordt vanuit de bijzondere bijstand) voorkomen, hebben we meer grip op de kwaliteit en kosten van financieel beheer en zijn we minder afhankelijk van de ontwikkelingen in de financiële sector (problemen aanvragen bankrekeningen, bankbeslag, interne verrekeningen ed.).
We willen deze periode ook onderzoeken we ook of we als gemeente Oss weer zelfstandig kunnen gaan bankieren. Dit hebben we nodig om rekeningen te kunnen openen voor klanten van schuldhulpverlening. Dit is noodzakelijk omdat het niet meer mogelijk is beheerrekeningen te openen bij de Rabobank voor niet Rabobankleden. Dit beperkt onze dienstverlening in een aantal gevallen ernstig. Tevens kunnen we de rekening van onze klanten dan ook beter beschermen tegen beslagleggingen en interne verrekeningen. De gemeente Oss beschikt nog over een ”lege” kredietbank (niet actief). We willen bezien of deze constructie haalbaar is.
4.2.
WIJZIGINGEN IN ONS LOKAAL ARMOEDEBELEID
De budgetten voor de Voedsel- en Kledingbank zijn in de begroting van Stadsbeleid opgenomen. Deze budgetten (12.000 euro in 2014) zijn sinds 2 jaar niet meer toereikend omdat beide instellingen begin 2013 naar andere panden zijn verhuisd. Het betrof hier panden van de gemeente. Omdat onze afdeling Vastgoed een meer marktconform tarief hanteert (in het kader van een taakstelling) zijn met name de huren (de voornaamste kostenpost) fors verhoogd. In 2013 en Versie 9 3 mei 2015
7
2014 zijn de middelen op de begroting van Stadsbeleid aangevuld door middel van een 3-O melding. Zeer recent is de Voedselbank nogmaals verhuisd, ditmaal naar een bedrijfspand aan de Rossinistraat te Oss. De huisvesting moet aan zwaardere eisen voldoen (wet- en regelgeving). De Voedselbank is een maatschappelijke organisatie, maar opereert als een professionele organisatie. Op de nieuwe locatie kan aan ca. 150 gezinnen een voedselpakket verstrekt worden. Nu is 95 het maximum. Het betreft hier een pand wat geen eigendom van de gemeente is. Op 16 december 2014 heeft het college besloten de subsidie van Voedsel- en Kledingbank in 2015 structureel te verhogen. De subsidie voor de Kledingbank is per 1 januari 2015 verhoogd naar € 20.523 en de subsidie van de Voedselbank naar € 37.200,- per jaar. Het tekort op de begroting van Stadsbeleid voor de voedsel- en kledingbank in 2015 en verder, wordt op grond van dit besluit structureel aangevuld vanuit de gelden van het Rijk voor de intensivering van het armoedebeleid met een bedrag ad € 45.723 per jaar. Tevens heeft het college besloten dat de eenmalige verhuis- en verbouwingskosten van de Voedselbank tot een maximum van € 25.000 in 2015 eveneens vanuit de gelden voor de intensivering van het armoedebeleid worden gedekt.
4.3.
DE STICHTING LEERGELD EN HET JEUGDSPORTFONDS
4.3.1. Leergeld De Stichting Leergeld Maas en Leijgraaf is onderdeel van het flankerende armoedebeleid van de gemeente. De subsidie voor Leergeld voorziet in verstrekkingen in natura aan kinderen in achterstandssituaties. Zij vormt een vangnetregeling voor jongeren die niet met het reguliere minimabeleid worden bereikt. De doelstelling van de stichting (voorheen bekend onder de naam Stichting Leergeld Uden – Oss), is “het voorkomen van sociaal isolement, dan wel sociale uitsluiting van schoolgaande kinderen uit minimagezinnen, voor wie overheidsvoorzieningen uitgeput, niet toereikend dan wel niet beschikbaar zijn en die niet in staat zijn hun eigen kinderen te laten participeren binnen het onderwijs en/of in het sociaal maatschappelijk leven op en rond de school”. Uitgangspunt is het nemen van snelle maatregelen waarbij de probleemoplossing voor het kind centraal staat. Leergeld probeert alle belemmeringen op onderwijsgebied te helpen oplossen. In de uitvoering streeft Leergeld het één-loket principe na. Dit omvat huisbezoek, verificatie van gegevens en analyse van de behoeftes; het onderzoeken of men wel of niet gebruik kan maken van voorliggende voorzieningen; het geven van voorlichting betreffende voorliggende voorzieningen én het verlenen van hulp bij het verkrijgen van voorliggende voorzieningen. Een erg belangrijk voordeel van de werkwijze van de stichting is dat men altijd achter de voordeur komt en een inkomenstoets uitvoert.
4.3.2. Jeugdsportfonds Brabant In onze gemeente groeit een aantal kinderen op in armoede. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Verweij Jonker Instituut blijkt dat in Nederland bijna 400.000 kinderen opgroeien in een achterstandspositie. Deze kinderen kunnen vanwege de financiële thuissituatie Versie 9 3 mei 2015
8
vaak geen lid worden van een sportvereniging. Het gaat om bijna duizend jongeren tussen de vier en achttien jaar. gemeente
Oss
Aantal
Aantal 4
Percentage kinderen
Potentieel
inwoners
t/m 17
in
aantal
2012
jarigen
uitkeringsgezinnen
kinderen
2012
2010
14.350
0,0327
84.639
Te bereiken door JSF Brabant (25%)
938
We kennen weliswaar de mogelijkheid om deze kinderen een jaarlijkse bijdrage van € 150 toe te kennen uit de Regeling Mib maar hiermee bereiken we echter niet iedereen en dit bedrag is in de meeste gevallen ook niet toereikend. Bijdragen uit een sportfonds zijn in natura en op maat: bijvoorbeeld lidmaatschap van een hockeyclub dat rechtstreeks aan de betreffende club wordt betaald en het verstrekken van een hockeystick. Deze bijdrage is aanzienlijk hoger dan de toelage van de Regeling Mib, nl. € 225 per kind per jaar. Verstrekkingen in natura hebben de voorkeur van het Rijk bij de in 2015 voorgenomen wetswijzigingen. De kosten van een Sportfonds voor Oss bedragen (over drie jaar) in totaal minimaal € 60.000. De Provincie draagt eenmalig 10.000 bij evenals de Rabobank (sponsor). In het eerste jaar kon het Sportfonds dus beschikken over een werkkapitaal van 40.000 euro. 4.3.3. Samenwerking Leergeld-Sportfonds-Gemeente Oss Om het mogelijk te maken deze kinderen te laten deelnemen aan het sportverenigingsleven in Oss, hebben we in 2014 met het Jeugdsportfonds Brabant én de Stichting Leergeld Maas en Leijgraaf een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Op grond van deze overeenkomst ging Leergeld als intermediair optreden voor het Sportfonds. Het voordeel hiervan is dat Leergeld de bestaande subsidie van de gemeente Oss geheel kan gebruiken voor het verstrekken van voorzieningen rondom school en geen sportvoorzieningen meer hoeft te verstrekken4. Een andere belangrijk voordeel is dat we er zeker van zijn dat er altijd een inkomenstoets plaatsvindt. 4.3.4. Effecten samenwerking Zowel Leergeld als Sportfonds zijn in 2014 overstelpt met aanvragen.
Leergeld is succesvol hetgeen ook af te lezen is aan de stijgende subsidie en het toenemend aantal verstrekkingen. De subsidie steeg van 10.000 euro in 2010 naar 40.000 euro in 2014. De werkelijke uitgaven van Leergeld zijn echter veel hoger. Zo gaf de stichting in 2014 meer dan 70.000 euro uit en teerde daarbij fors in op haar reserves. Leergeld gaf opvallend veel uit aan de Ouderbijdrage op middelbare scholen; 23.000 euro ofwel een derde van het totale budget. De problemen rond de ouderbijdrage zijn landelijk. Diverse kranten (Volkskrant, A.D.) hebben hieraan zeer recent aandacht besteed (interview met de directrice van Leergeld Nederland). Hoewel deze bijdrage niet verplicht is ervaren
4
Het budget van Leergeld stond erg onder druk door het toenemende aantal aanvragen.
Versie 9 3 mei 2015
235
9
veel ouders druk van de school om de bijdrage toch te betalen. De onderwijsinspectie speurt overtredingen niet actief op maar kan de scholen wel aanspraken na meldingen. Sinds december 2014 loopt een landelijk onderzoek via een politieke partij naar de gang van zaken rond de ouderbijdrage.
Het Sportfonds beschikte over een kapitaal van 40.000 euro en gaf daarvan 37.000 uit. Een aanzienlijk deel van de door het Sportfonds verstrekte toelagen had betrekking op zwemlessen: zo’n 25% van de aanvragen. De gemeente heeft gesprekken gevoerd met Sportfonds en Leergeld omdat de verschillende regelingen niet duidelijk waren. Voor kinderen die in groep 6 nog niet kunnen zwemmen hebben we de gemeentelijke Vangnetregeling. Ook onze regeling Mib voorziet in vergoedingen voor diplomazwemmen. Daarnaast loop er ook nog een particulier project.
4.3.5. Financiering Leergeld en Sportfonds In het verleden subsidieerde wij Leergeld vanuit een reservepost op de begroting. Hierop stonden de zgn. Aboutalebgelden die de gemeente heeft gekregen specifiek voor armoede bij kinderen (deze regeling bestaat niet meer). De resterende middelen in deze begrotingspost zijn per 2014 vrijgevallen. De subsidie over 2014 hebben we uit een overschot op een andere begrotingspost kunnen betalen maar vanaf 2015 is structureel dekking nodig. We willen de subsidie voor Leergeld vanaf 2015 afdekken uit de middelen voor de intensivering van het minimabeleid. Het Sportfonds financieren we sinds begin 2014 al uit de gelden voor de intensivering van het minimabeleid. Voorgesteld wordt dit bedrag op te trekken naar € 30.000 in 2015 en 2016 gezien het grote aantal aanvragen. In 2017 moeten we bezien of we het contract verlengen (looptijd 3 jaar). 4.4.
INVOEREN VAN EEN JEUGDCULTUURFONDS
Zoals we al zagen bij de doelgroep van het Jeugdsportfonds leven er in Oss bijna 1000 kinderen in gezinnen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. Dit houdt in dat binnen het gezin te weinig geld is voor de sportclub, voor een keertje naar de film, voor nieuwe kleren, of voor muziekof toneelles. Deze kinderen kunnen zich vaak niet ontwikkelen door te musiceren, toneelspelen, schilderen, dansen of schrijven. Het Jeugdcultuurfonds Brabant verstrekt financiële bijdragen aan professionele instellingen en docenten voor actieve kunst-, cultuur-, muziekbeoefening, maar ook aan amateurkunstverenigingen. Het gaat hierbij om structurele activiteiten; eenmalige activiteiten komen dus niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast voorziet het fonds in naturaverstrekking voor kinderen. Het actief beoefenen van kunst kost geld. Behalve de vaak dure en individuele lessen is er materiaal nodig, zoals instrumenten, kostuums of schilders benodigdheden. Het Jeugdcultuurfonds Brabant betaalt de contributie en de benodigdheden voor kinderen waarvan de ouders dat niet zelf kunnen. Dat is de kern van het Jeugdcultuurfonds Brabant: kinderen die gemotiveerd zijn een kans bieden. Een aanvraag kan Versie 9 3 mei 2015
10
alleen gedaan worden door een door het Jeugdcultuurfonds erkende intermediair zoals Leergeld. Analoog aan het Jeugdsportfonds is dit een eenvoudig en effectief middel om kansarme kinderen en jongeren kansrijker te maken. Op het Jeugdcultuurfonds Brabant kan een beroep worden gedaan als andere voorliggende financieringsmogelijkheden ontbreken of zijn uitgeput. De bijdrage (maximaal 425 euro per kind per 12 maanden) wordt verstrekt om kinderen uit gezinnen met een minimum inkomen (tot 120% van het sociaal minimum) deel te laten nemen aan kunst, cultuur en muziek. De intermediair zal door middel van een korte rapportage moeten kunnen aantonen dat de ouders/verzorgers over onvoldoende financiële middelen beschikken. In Oss zal de intermediair vrijwel altijd Leergeld zijn waarmee we goede ervaringen hebben. Leergeld dient een gemotiveerde aanvraag in (ouders/verenigingen kunnen geen aanvraag doen) en voert een inkomenstoets (achter de voordeur) uit. Het Jeugdcultuurfonds Brabant betaalt de contributie en benodigdheden vervolgens rechtstreeks aan de aanbieder. De intermediair ziet er op toe dat het kind deelneemt aan de activiteiten waarvoor de contributie is betaald. 4.4.1. Financiering Jeugdcultuurfonds Het Jeugdcultuurfonds telt een groot aantal sponsoren en partners die financiële en/of publicitaire bijdragen leveren voor ons werk. De Provincie legt het eerste jaar 10.000 euro bij. Mogelijk zal ook de Rabobank een donatie doen van 1000 euro. Het Jeugdcultuurfonds Brabant wordt voornamelijk gefinancierd door de participerende gemeenten. Voor Oss houdt dit een bedrag in van 20.000 euro per jaar ofwel 60.000 over de gehele looptijd van de overeenkomst (3 jaar). Omdat we willen starten per 1 juni 2015 bedragen de kosten over 2015 10.000 euro. 4.4.2. Overlap met Regeling Meedoen is Belangrijk. Er is een zekere overlap met de Regeling Mib maar deze is kleiner dan verwacht. Dat komt omdat het Jeugdcultuurfonds vrijwel uitsluitend voorziet in kunstzinnige activiteiten of het huren/kopen van een muziekinstrument terwijl de Mib uitgaat van het mogelijk maken van het bezoeken van een theater e.d. Door middel van overleg (met zowel Jeugdcultuurfonds als Jeugdsportfonds) willen we zoveel mogelijk proberen “dubbels” en overlappingen ter voorkomen. Voorstel
De subsidie voor de Stichting Leergeld structureel maken en vanaf 2015 te betalen uit de middelen voor de intensivering van het minimabeleid;
De subsidie in 2015 te stellen op € 50.000;
De subsidie voor het Jeugdsportfonds te verhogen naar € 30.000 vanaf 2015;
Het verschil ad € 10.000 te dekken vanuit de middelen voor de intensivering van het minimabeleid;
Met ingang van 1 juli 2015 aansluiten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant en hiervoor 20.000 euro per jaar uittrekken gedurende 3 jaar;
Versie 9 3 mei 2015
11
4.5.
Deelname aan beide fondsen voor het eerst evalueren medio 2017. NIEUW BELEID DRAAGKRACHT BIJZONDERE BIJSTAND EN KOSTENDELERSNORM
In de per 1 januari 2015 ingevoerde Participatiewet is de kostendelersnorm opgenomen die als doel heeft stapeling van uitkeringen op één adres te voorkomen of te beëindigen. De onderliggende gedachte is dat bestaanskosten verdergaand kunnen worden gedeeld met medebewoners. De nieuwe wetgeving heeft echter ook onvoorziene effecten op de toegang tot het minimabeleid. Bij ongewijzigde toepassing van de bestaande draagkrachtregels bij de bijzondere bijstand en het minimabeleid, zouden sommige mensen geen toegang meer tot deze voorzieningen hebben terwijl ze via de kostendelersnorm al aan het beginsel van het delen van bestaanskosten hebben voldaan. Bijzondere bijstand, onze collectieve ziektekostenverzekering en de toelagen in het kader van ons minimabeleid zijn bedoeld voor extra kosten in het individuele geval. Het opnieuw betrekken van medebewoners bij het berekenen van het recht op bijzondere bijstand is strijdig met de achterliggende idee van de wetgeving te individualiseren. Bij het bepalen van de draagkracht bij bijzondere bijstand heeft de gemeente beleidsvrijheid. Voorstel is nu deze in te vullen als volgt: het inkomen boven de kostendelersnorm, maar lager dan de norm die voor belanghebbende zou gelden zonder toepassing van de kostendelersnorm, niet in de draagkracht te betrekken. De draagkracht wordt afgeleid van het inkomen boven de maximaal van toepassing zijnde bijstandsnorm. Dat is 100% van het wettelijk minimumloon (WML) voor echtparen en of samenwonenden en 70% daarvan (WML) voor alleenstaanden en/of voor alleenstaande ouders met kinderen tot 18 jaar. De draagkracht geldt per individu of gezin. Krijgt een individu of een partner van een echtpaar te maken met bijzondere noodzakelijke bestaanskosten, dan wordt bij de draagkrachtberekening alleen het inkomen van het individu of het gezin betrokken. Er wordt dus geen rekening gehouden met inkomen van andere inwoners of kostendelers. De kostendelersnormen zijn bedoeld om optredende schaalvoordelen ten aanzien van de algemeen noodzakelijke bestaanskosten te verdisconteren. Met de toepassing van de kostendelersnorm worden die schaalvoordelen afdoende verrekend.
Deze aanpassing creëert een ruimere toegang tot de bijzondere bijstand en het minimabeleid. Dekking vindt plaats vanuit de middelen intensivering armoedebeleid.
Voorstel draagkrachtbeleid bijzondere bijstand en kostendelersnorm
De kostendelersnorm niet betrekken bij de draagkrachtberekening voor de bijzondere bijstand en het gemeentelijk minimabeleid.
De meerkosten hiervan te dekken uit het opgehoogde budget bijzondere bijstand.
Versie 9 3 mei 2015
12
4.6.
UITBREIDEN MOGELIJKHEDEN BIJZONDERE BIJSTAND BIJ ONZE EDUCATIE-PROJECTEN
De samenleving wordt steeds meer digitaal en het gebruik van internet is voor steeds meer zaken noodzakelijk. De mensen die nu onze cursus Klik en Tik of Digitale Vaardigheden bij ROC volgen in het kader van het Project Educatie zijn het topje van de ijsberg. Dit extra project is in 2013 opgezet met behulp van de middelen die we vanuit het ministerie kregen voor onze goede prestaties op het gebied van inburgering. De bedoeling van het project is om mensen in de bijstand, door het volgen van een educatietraject, beter voor te bereiden op de toekomst. Daarvoor zijn basisvaardigheden als taal, rekenen en digitale vaardigheden van groot belang. Het is gebleken dat veel deelnemers (ruim 450) geen redelijke computervaardigheid hebben. Ook beschikken ruim 200 klanten niet over internet en/of een computer. Vanuit de bijzondere bijstand kan op dit moment geen aanvraag voor een computer en internetaansluiting gedaan worden voor deze doelgroep. Het bestaande beleid voorziet alleen in een vergoeding voor de aanschaf van een pc voor schoolgaande kinderen tussen de 12 en 18 jaar. Om de digitale vaardigheden en het gebruik van de computer/internet onder de doelgroep te verhogen is een extra impuls nodig. We willen daarom de bijzondere bijstand verruimen voor deze doelgroep, zodat computers en internetaansluitingen aangevraagd kunnen worden en we nog extra cursussen kunnen inkopen.
Voorstel uitbreiden bijzondere bijstand educatieprojecten
De beleidsregels bijzondere bijstand verruimen in die zin dat de doelgroep voor bijzondere bijstand voor een Pc en/of internetaansluiting wordt verruimd;
De middelen van het educatiebudget (via de bijzondere bijstand) verhogen met € 50.000 voor het extra inkopen van cursussen.
4.7.
De meerkosten af te dekken uit het verhoogde budget bijzondere bijstand.
AANDACHT VOOR MOGELIJKHEDEN BIJZONDERE BIJSTAND VOOR CHRONISCH ZIEKEN
Het Rijk heeft in 2014 de financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft: de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de Compensatie Eigen Risico (CER) en de Regeling korting op eigen bijdrage extramurale zorg. In bijlage 3 wordt een uitleg van deze (complexe) regelingen gegeven. De regering wilde van een ongerichte compensatie via de Wtcg en CER naar een vorm van ondersteuning die beter is toegesneden op de persoonlijke situatie van burgers door de gemeente. Dit laatste vanuit de overtuiging dat gemeenten beter zicht hebben op de individuele situatie van burgers en daardoor beter in staat zijn gericht maatwerk te bieden aan burgers met een chronische ziekte en/of beperking die dat echt nodig hebben.
Versie 9 3 mei 2015
13
We hebben het verdwijnen van deze regelingen in regionaal verband collectief gecompenseerd door het uitbreiden van onze collectieve ziektekostenverzekering. Sinds 2015 biedt de gemeente de keus uit twee verschillende aanvullende pakketten met ruimere vergoedingen. Ook het eigen risico van 360 euro wordt (deels) gecompenseerd. Daarnaast hebben we de bijstand die mensen ontvangen om de premie te kunnen betalen fors verhoogd (zie nota 1). Er bereiken ons echter ook signalen op individuele basis. We willen daarom uitdrukkelijk de mogelijkheid openlaten om meerkosten door chronische ziekte of handicap ook individueel te compenseren. Dat kan op grond van de bepalingen in de bijzondere bijstand. Gemeenten kunnen individuele bijzondere bijstand blijven verstrekken voor daadwerkelijk gemaakte en noodzakelijke kosten voorkomend uit bijzondere omstandigheden waar burgers niet zelf in kunnen voorzien. Individuele bijzondere bijstand kan daarom ook ingezet worden om chronisch zieken en gehandicapten met aantoonbare meerkosten te ondersteunen. Wij verstrekken al tegemoetkomingen uit de bijzondere bijstand aan burgers met medische kosten voor eigen bijdragen voor bijvoorbeeld tandheelkundige hulp of dieetkosten, of verborgen kosten zoals bewassingskosten of kosten als gevolg van kledingslijtage met een inkomen tot 120% van de bijstandsnormen. Er zijn gemeenten die een heel systeem optuigen waarbij op grond va allerlei criteria met inschakeling van instanties als de GGD tot het verstrekken van individuele vergoedingen op grond van de bijzondere bijstand overgaan. Voorstel
We willen mensen met extra zorgkosten door ziekte of handicap niet alleen collectief (AZOSS) maar ook via de individuele bijzondere bijstand tegemoetkomen op basis van maatwerkvoorzieningen.
4.8.
De meerkosten af te dekken uit het verhoogde budget bijzondere bijstand.
UITBREIDEN MOGELIJKHEDEN BIJZONDERE BIJSTAND VOOR PARTICIPATIE IN BREDE ZIN
We willen bijzondere bijstand verbinden met de meest kwetsbare doelgroep en de link leggen met meedoen, vrijwilligerswerk. We willen extra in gaan zetten op maatwerk ten behoeve van participatie in de meest brede zin via het instrument van de bijzondere bijstand. Dat vraagt om het loslaten van allerlei regels en het per persoon samenstellen van een “pakket op maat” al naar gelang de individuele behoefte.
Voorstel
We willen mensen zo optimaal mogelijk in staat stellen te participeren via de individuele bijzondere bijstand tegemoetkomen op basis van maatwerkvoorzieningen
Versie 9 3 mei 2015
14
4.9.
UITBREIDEN FORMATIE EN DE AANDACHTFUNCTIONARIS
Omdat de categoriale bijzondere bijstand wordt beperkt, moeten meer mensen een beroep doen op individuele bijzondere bijstand. Hierdoor gaat het aantal aanvragen voor individuele bijzondere bijstand stijgen. Voor de verstrekking hiervan is de individuele situatie van de aanvrager leidend. Er moet bij elke aanvraag worden vastgesteld of de kosten waarvoor de bijzondere bijstand is aangevraagd echt noodzakelijk zijn en daadwerkelijk gemaakt zijn of worden en of de aanvrager deze kosten zelf kan dragen. Extra aanvragen voor individuele bijzondere bijstand leiden tot extra uitvoeringskosten. Voorgesteld wordt om in totaal € 149.704 van het budget in te zetten voor extra aanvragen voor individuele bijzondere bijstand en de bijbehorende uitvoeringskosten. De regering wil dat gemeenten alleen nog individueel maatwerk gaan leveren. Vanaf 1 januari 2015 is de verlening van categoriale bijzondere bijstand beperkt. Alleen de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering blijft bestaan. Voor overige voorzieningen wordt individueel het gesprek aangegaan. Een deel van de aanpassingen in ons minimabeleid is arbeidsintensief. Dat komt omdat we steeds meer van maatwerk uitgaan (de methodiek van de Kanteling) en steeds minder automatisch vooraf vastgestelde forfaitaire bedragen uitbetalen. Het voordeel hiervan is dat cliënten op individuele basis wordt recht gedaan. We verwachten in 2015 extra formatiekosten uit te geven door deze ontwikkeling. Er zijn voldoende middelen binnen de begroting om hiervoor € 150.000 op jaarbasis beschikbaar te stellen. Het betreft in totaal een uitbreiding met 2,42 fte voor consulenten IV-A (kosten 149.704 euro). De aandachtfunctionaris als verbindende schakel bij het armoedebeleid Onderdeel van deze uitbreiding is het aantrekken van een aandachtfunctionaris. Een aandachtfunctionaris is de verbinding tussen werkvloer en de buitenwereld. Er is in toenemende mate sprake van maatschappelijke organisaties die armoede- en schuldenproblematiek aanpakken. Het wordt dan ook steeds belangrijker dat gemeente, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven nauwer gaan samenwerken en informatie uitwisselen. Wij denken hierdoor effectiever armoede- en schuldenproblematiek aan te kunnen pakken. De aandachtfunctionaris als verbindende schakel bij de vrijwillige tegenprestatie De aandacht functionaris heeft ook een belangrijke rol bij de bemiddelen naar vrijwilligerswerk en de vrijwillige tegenprestatie. In het kader van de nieuwe Participatiewet kunnen wijk – of dorpsbewoners die zich nuttig willen maken voor de maatschappij of in een sociaal isolement verkeren vanuit het participatienetwerk begeleiding krijgen. Binnen de sociale teams kunnen op kleine schaal mensen begeleidt worden richting vrijwilligerswerk, een vrijwilligersklus of een persoonlijk ontwikkeltraject. In het regionaal beleidskader participatiewet is het volgende over de tegenprestatie opgenomen: Het vaststellen van een verordening over de tegenprestatie is wettelijk verplicht. Deze wettelijke Versie 9 3 mei 2015
15
verplichting willen we vrijwillig inzetten. De eigen motivatie van de bijstandsgerechtigde is het uitgangspunt. Daarom willen wij aansluiten bij de persoonlijke wensen. Wij willen onze inzet richten op mensen die zelf graag mee willen meedoen met de samenleving, maar ondersteuning nodig hebben om dit voor elkaar te krijgen. De doelgroep voor de tegenprestatie is de groep bijstandsgerechtigden die een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Het verrichten van een tegenprestatie willen we individueel bespreken en beoordelen. De tegenprestatie is niet gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt, wel maken bijstandsgerechtigden door deelname aan de tegenprestatie een stap(je) op de participatieladder. Vrijwilligersactiviteiten en mantelzorg merken we aan als tegenprestatie. Voorstel formatie uitbreiden
Uit de verhoogde middelen voor de bijzondere bijstand in 2015 een bedrag van 150.000 afzonderen en bestemmen voor uitbreiding van de formatie van Werk en Inkomen in het kader van het leveren van extra maatwerk;
De kosten van een aandachtfunctionaris ad 75.000 euro op jaarbasis betalen we uit de middelen voor de intensivering van het armoedebeleid.
4.10.
OVERLEG MET DE WMO-RAAD.
We hebben de Wmo-raad gevraagd input te leveren voor een nieuw minimabeleid. Waar we vanaf willen is een minimabeleid wat alleen bestaat uit steeds hogere toelagen voor groepen minima. Dit is ook in lijn met het nieuwe Rijksbeleid. We hebben dit overleg op een vernieuwende manier uitgevoerd door nu eens niet uit te gaan van een aangeleverde conceptnota waarin de diverse mogelijkheden al beschreven staan maar van een open bijeenkomst waarbij een ieder ideeën kon aandragen. Dit is door alle deelnemers als zeer potitief ervaren. In bijlage 4 hebben we een overzicht opgenomen van de door de Wmo-raad aangedragen opties en de reactie van de gemeente daarop.
Versie 9 3 mei 2015
16
V.
HOE BETALEN WE DE UITBREIDING VAN ONS NIEUWE MINIMABELEID?
5.1.
WAARVOOR ZIJN DE EXTRA MIDDELEN VAN HET RIJK?
Het Rijk heeft in 2014 structureel extra middelen voor de gemeenten beschikbaar gesteld. Het betreft hier gelden om het armoedebeleid te intensiveren en middelen om het verdwijnen van landelijke inkomensondersteunende regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten te compenseren. 5.1.1. Middelen intensivering armoedebeleid Op grond van het Regeerakkoord wil het Rijk meer aandacht geven aan gezinnen met kinderen, werkenden met een laag inkomen en ouderen met een klein pensioen. Omdat bijzondere bijstand terecht moet komen bij de mensen die dit het hardst nodig hebben, heeft men de mogelijkheden voor individuele bijzondere bijstand (voor daadwerkelijk gemaakte kosten) verruimd, en de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand (voor aannemelijke kosten in de doelgroep) per 1 januari 2015 beperkt. Onderdeel van de intensivering van het armoedebeleid van het Rijk is dat kinderen mee kunnen doen aan sport. Daarom wordt, als onderdeel van de intensivering van het armoedebeleid, door het Rijk in elk geval de subsidie aan het Jeugdsportfonds Nederland verlengd en wordt de Sportimpuls verhoogd.
Daarnaast zijn er op grond van de september circulaire van 2013 extra middelen aan de algemene uitkering toegevoegd voor de intensivering van het armoedebeleid van de gemeente. In 2014 was sprake van € 248.000 extra middelen en vanaf 2015 beschikken we over € 334.000 extra middelen. Deze middelen zijn in de Voorjaarsnota van 2014 structureel aan onze begroting voor het minimabeleid (inclusief schuldhulpverlening) toegevoegd. 5.1.2. Overheveling budgetten Wtcg en CER van Rijk naar gemeenten Het Rijk heeft een deel van de budgetten voor de uitvoering van de landelijke regelingen Wtcg en CER aan de gemeenten beschikbaar gesteld om burgers via gemeentelijke regelingen te kunnen compenseren. Daarbij heeft het Rijk ongeveer 2/3 van het budget dat in 2013 voor de doelgroep van Wtcg en CER werd ingezet bezuinigd, een besparing van 750 miljoen euro. Het voor Oss beschikbare bedrag is € 1.160.287.
Versie 9 3 mei 2015
17
5.2.
DE EXTRA MIDDELEN VOOR OSS VANAF 2015
5.2.1. Wat krijgen we extra en wat willen we daarvan doen. Zoals we zagen bedragen de extra middelen voor Oss om chronisch zieken en mensen met een beperking te compenseren vanaf 2015 € 1.160.287 op jaarbasis. Daarnaast is vanaf 2015 € 334.000 beschikbaar in het kader van de intensivering van ons armoedebeleid. Tot 1 januari 2015 maakten ongeveer 1900 mensen gebruik van de regeling OCG waarvoor € 390.000 op de begroting staat. Deze vorm van inkomensondersteuning is niet meer toegestaan en deze middelen houden we dus over. In onderstaand overzicht staan de extra middelen van het rijk in relatie tot onze uitgaven als gevolg van het uitbreiden van ons minimabeleid. Een deel van deze uitgaven is al in de begroting verwerkt op grond van deelbesluiten. Dit is bij de betreffende post vermeld.
Wat krijgen we (extra) Rijksmiddelen armoedebeleid (extra) Intensivering armoedebeleid en schuldhulpverlening
€
334.000
Afschaffing WTCG/CER, maatwerk chronisch zieken
€
1.160.287
Wat doen we (extra) Intensiveringsarmoedebeleid en schuldhulpverlening Actie
Besluit
Extra schuldhulpverleningstrajecten
Programma begroting ‘15-‘17
€
50.000
Samenwerking Jeugdsportfonds Brabant
B&W besluit 8 april 2014
€
20.000
Meerkosten faciliteiten voedsel- en kledingbank
B&W besluit 16 december 2014
€
45.723
Inrichtings- en verbouwingskosten voedselbank
B&W besluit 16 december 2014
€
25.000
Verhogen bijdrage Jeugdsportfonds Brabant
B&W besluit 21 mei 2015
€
10.000
Samenwerking Jeugdcultuurfonds Brabant
B&W besluit 21 mei 2015
€
20.000
Structureren subsidie stg. Leergeld
B&W besluit 21 mei 2015
€
50.000
Aandachts-cq contactpersoon armoedebeleid
B&W besluit 21 mei 2015
€
75.000
€
295.723
Totaal
Bedrag
Afschaffing WTCG/CER, maatwerk chronisch zieken Actie
Besluit
Ophogen draagkrachtgrens (120%) én bedrag regeling Meedoen is Belangrijk
Raadsbesluit 12 februari 2015
€
200.000
Uitbreiding collectieve zorgverzekering minima
Raadsbesluit 12 februari 2015
€
709.500
Individuele inkomenstoeslag (120%, 3 jaar)
Raadsbesluit 12 februari 2015
€
290.000
Afschaffing categoriale regeling OCG
Raadsbesluit 12 februari 2015
€
390.000-
Maatwerk voor educatie, participatie en compensatie van extra ziekte- of zorgkosten
B&W besluit 21 mei 2015
€
150.000
Geen kostendelersnorm bij draagkrachtberekening bijzondere bijstand en/of minimaregelingen
B&W besluit 21 mei 2015
€
25.000
Uitvoeringskosten maatwerk bijzondere bijstand en minimaregelingen
B&W besluit 21 mei 2015
€
150.000
€
1.134.500
Totaal
5.2.2.
Bedrag
Hoe ziet onze begroting bijzondere bijstand en minimaregelingen er dan uit?
In onderstaand overzicht is inzichtelijk gemaakt wat onze uitgaven in 2014 waren en geven we een prognose van de uitgaven in 2015 door de beleidswijzigingen. Daarnaast is zichtbaar welke extra middelen we waarvoor inzetten. Ook is een overzicht van het aantal klantdossiers opgenomen (zowel algemene- als bijzondere bijstand), het aantal klanten en het aantal toekenningen op het terrein van de bijzondere bijstand, de collectieve ziektekostenverzekering en de Regeling Meedoen is Belangrijk (minimabeleid).
Versie 9 3 mei 2015
18
Bijzondere bijstand & Minimaregelingen
2015
Klantdossiers
2015
Algemene bijstand
1.507
Bijzondere bijstand en minimaregelingen
3.347
Klanten (inclusief partners)
2015
Algemene bijstand
1.754
Bijzondere bijstand en minimaregelingen
4.066
Toekenningen
2014
2015
Bijzondere bijstand, inclusief individuele inkomenstoeslag
6.000
7.700
1.700
Azoss
1.700
2.200
500
Meedoen is belangrijk
4.800
5.150
350
Financiën bijzondere bijstand en minimaregelingen
2014
Extra
2015
Extra
Bijzondere bijstand
€
1.312.934
€
1.487.934
€
175.000
Individuele inkomenstoeslag
€
290.000
€
580.000
€
290.000
Afschaffing OCG
€
390.000
€
390.000-
Azoss
€
346.500
€
1.056.000
€
709.500
Meedoen is belangrijk
€
369.719
€
569.719
€
200.000
€
150.000
€
150.000
€
3.843.653
€
1.134.500
€
-
Meerwerk uitvoering door maatwerk € Financiën intensivering armoedebeleid
2.709.153 2014
2015
Extra schuldhulpverleningstrajecten
€
50.000
€
50.000
Samenwerking Jeugdsportfonds Brabant
€
20.000
€
20.000
Meerkosten faciliteiten voedsel- en kledingbank
€
45.723
Inrichtings- en verbouwingskosten voedselbank
€
25.000
Verhogen bijdrage Jeugdsportfonds Brabant
€
10.000
Samenwerking Jeugdcultuurfonds Brabant
€
20.000
Structureren subsidie stg. Leergeld
€
50.000
Aandachts-cq contactpersoon armoedebeleid
€
75.000
Totaal
€
70.000
€
295.723
€
2.779.153
€
4.139.376
5.5.3. Hoeveel minima hebben we in Oss? Aantal huishoudens op 110 en 120%
110%
120%
2011
2800
3962
2012
3470
4830
2013
3550
4940
Het aantal minima in Oss is van 2011 tot en met 2012 fors toegenomen (economische crisis). De cijfers over 2013 laten een stabilisatie zien. De cijfers over 2014 zijn nog onbekend. Ons bereik bij de minimaregelingen ligt rond de 80% wat erg hoog is.
Versie 9 3 mei 2015
19
BIJLAGE 1
OVERZICHT OSSE ARMOEDEBELEID
Bij het Osse armoedebeleid onderscheiden we: o De individuele bijzondere bijstand; o De categoriale bijzondere bijstand; o Het categoriale minimabeleid; o Het lokaal flankerend armoedebeleid; o De schuldhulpverlening.
Individuele bijzondere bijstand De criteria van de uitvoering van de individuele bijzondere bijstand zijn opgenomen in de Participatiewet. Daarin wordt bepaald dat de bijstand individueel moet worden aangevraagd en dat zowel de noodzaak van de kosten als de werkelijke gemaakte kosten vast moeten staan. Ook wordt gekeken of er mogelijkheden tot reservering hebben bestaan en of vermogen (boven de vrijgelaten vermogensgrens) aanwezig is. Als het inkomen net boven de door Oss gehanteerde inkomensgrens ligt (momenteel 120%), kan met behulp van een draagkrachtberekening toch een deel van de kosten worden vergoed. Voorbeelden van individuele bijzondere bijstand zijn de bijstand voor medische kosten, voor woninginrichting (als een lening bij een kredietbank niet tot de mogelijkheden behoort), voor de eigen bijdrage bij rechtsbijstand, voor reiskosten etc. Ook de Witgoedregeling van Oss valt onder de individuele bijzondere bijstand. Categoriale bijzondere bijstand Bij categorale bijzondere bijstand (in 2015 vrijwel niet meer toegestaan) vervalt het criterium dat de kosten daadwerkelijk moeten worden aangetoond. De gemeente mag er op grond van de wet bij sommige groepen (categorieën) van uit gaan dat er meerkosten worden gemaakt en mag hiervoor een vast (forfaitair) bedrag beschikbaar stellen zonder verder onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten. De criteria voor categoriale bijstand zijn eveneens onderdeel van de WWB. Voorbeelden van categoriale bijzondere bijstand zijn de Regeling OCG (de regeling Ouderen, Chronisch Zieken en Gehandicapten); de regeling AZOSS (de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering van Oss) en de Langdurigheidstoeslag waarbij aan minima na een aantal jaren op het sociaal minimum geleefd te hebben jaarlijks een toelage wordt verstrekt. Categoriaal minimabeleid Bij categoriaal minimabeleid is sprake van eigen beleid en eigen regelingen van een gemeente. Een gemeente is niet verplicht een dergelijk beleid te voeren en betaalt dit dan ook uit eigen gemeentelijke middelen5. Een voorbeeld van categoriaal minimabeleid in Oss is de Regeling Meedoen is belangrijk. Dit is in feite een declaratiefonds en behoort daarom tot de weinige
Sinds 2004 betaalt de gemeente ook de bijzondere bijstand uit eigen middelen. Voorheen was deze bijstand (deels) declarabel bij het rijk. Voor de kosten van de bijzondere bijstand is wel een fictief percentage in de storting van het Rijk in het gemeentefonds opgenomen. 5
Versie 9 3 mei 2015
20
categoriale regeling die na 1 januari 2015 nog zijn toegestaan. Deze regeling bestaat uit de “subregelingen” sociale en culturele activiteiten (waaronder ook sportactiviteiten), de regeling schoolkosten voor kinderen van 6 tot 12 jaar en de regeling schoolkosten voor kinderen van 12 tot 18 jaar en de regeling zwemlessen. Andere voorbeelden van categoriaal minimabeleid zijn de minima vervoerspas welke tegen gereduceerd tarief toegang geeft tot het collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur (de Regiotaxi) en de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Lokaal flankerend armoede beleid Bij het lokaal flankerend armoedebeleid betreft het voornamelijk subsidies in het kader van het armoedebeleid in brede zin. Zo werkt de gemeente sinds enkele jaren samen met de Voedselbank, de Kledingbank en PROTA. Deze samenwerking behelst dat men elkaar wederzijds op de hoogte houdt van ontwikkelingen (signalerende functie), de gemeente haar beleid bij bijvoorbeeld een Voedselbank kan uitdragen en uit het subsidiëren van de ruimten waarin de activiteiten van Voedsel- en Kledingbank plaatsvinden. Daarnaast subsidieert de gemeente de Stichting Leergeld Uden - Oss welke voorziet in verstrekkingen in natura aan kinderen in achterstandssituaties. Sinds kort werken we weer samen met Sportfonds.
Versie 9 3 mei 2015
21
BIJLAGE 2
WAT ZIJN KWETSBARE GROEPEN?
Naar aanleiding van de bezuinigingen van het Rijk in 2012 hebben wij destijds onderzocht wat de effecten van de landelijke bezuinigingen voor kwetsbare groepen zijn en welke factoren deze kwetsbaarheid nog vergroten. Kwetsbare groepen definiëren we als groepen “waarbij meerdere risico’s samenkomen, bijvoorbeeld een laag inkomen, een slechte arbeidsmarktpositie, problematische schulden, een laag opleidingsniveau en gezondheidsproblemen”. Groepen die vaak als kwetsbaar worden beschouwd, zijn mensen:
met een lichamelijke beperking;
met chronisch psychische problemen;
met een verstandelijke beperking;
met psychosociale (inclusief materiële) problemen;
met opvoed- en opgroeiproblemen;
die betrokken zijn bij huiselijk geweld;
met meervoudige problematiek waaronder verslaafden.
ouderen met eenzaamheidsproblematiek en/of beginnende ouderdomsstoornissen.
Daarnaast werd geconcludeerd dat er factoren zijn die de kwetsbaarheid vergroten .De belangrijkste is dat bij kwetsbaarheid altijd sprake is van een opeenstapeling van problemen of beperkingen in relatie tot een (langdurige) beperkte toegang tot hulpbronnen. Het gaat dan vooral om beperkte financiële middelen, maar zeker ook om het onvoldoende gebruik (kunnen) maken van beschikbare voorzieningen. Een conclusie was dat de financiële positie van deze groep kwetsbare mensen na 1 januari 2012 zou verslechteren door gewijzigd rijksbeleid en de daaruit volgende aanpassingen in het gemeentelijke minimabeleid. We concludeerden verder dat “aanpassingen in het Osse minimabeleid daarom ook zorgvuldig moesten worden uitgevoerd” en dat wij “bij de maatregelen op grond van landelijke wetswijzigingen geen beleidsvrijheid hadden maar dat andere voorzieningen mogelijk uitgebreid zouden moeten worden bij on de achteruitgang te compenseren. De gevolgen van de huidige bezuinigingen zijn nog ingrijpender voor minima met een chronische ziekte, beperking, ouderdomskosten in relatie tot een laag inkomen. In Oss verliest deze groep naast de landelijke tegemoetkomingen in het kader van de Wtcg en de CER ook de toelagen op grond van de gemeentelijke Regeling OCG. Daarnaast gaat men meer eigen bijdrage Wmo betalen omdat de landelijke korting hierop eveneens vervalt. Een financieel nadeel wat oploopt tot vele honderden euro’s op jaarbasis. Voor sommige mensen heeft de nieuwe kostendelersnorm in de Participatiewet ook nog aanzienlijke financiële consequenties. We komen hierop nog terug. Tot slot signaleren we landelijk maar ook in Oss steeds meer druk op de schuldhulpverlening. Kinderen in armoede: een extra kwetsbare groep De effecten van armoede op kinderen zijn in 2013 al uitgebreid onderzocht (rapport Kinderen in armoede). Dit rapport vermeldde wij ook al in het plan van aanpak nieuw minimabeleid. De Versie 9 3 mei 2015
22
conclusies uit het betreffende rapport zijn zorgwekkend. De armoede in Nederland onder kinderen neemt toe (1 op de 9) De Kinderombudsman roept in het rapport gemeenten op tot minimabeleid dat: 1. direct ten goede komt aan kinderen, 2. toegankelijk is voor gezinnen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum en 3.
voorziet in het mogelijk maken van deelname aan bijvoorbeeld sport, cultuur, zwemmen, vervoer en lidmaatschap van de bibliotheek.
Onze Regeling Meedoen in Belangrijk voldoet aan de vereisten genoemd onder 1 en 2. De inkomensgrens (onder 2.) moesten we in 2012 op wettelijke gronden terugbrengen naar 110% maar deze grens trokken wen begin 2014 al weer op, De bijdragen van de Mib zijn een tegemoetkoming welke niet in alle gevallen toereikend zal zijn voor de gewenste activiteit. Bij de bezuinigingen in 2012 hebben we de tegemoetkomingen van de Mib verlaagt en de indexatie bevroren. We hebben de middelen voor de individuele bijzondere bijstand in 2012 echter fors verhoogd met bij 300.000 euro. In 2014 zijn we van start gegaan met het Jeugdsportfonds. In deze nota wordt voorgesteld ook een Jeugdcultuurfonds te realiseren. We komen hier uitgebreid op terug.
Versie 9 3 mei 2015
23
BIJLAGE 3
DE WTCG EN DE CER.
De Wtcg bestond uit een algemene tegemoetkoming voor mensen met een chronische ziekte of een handicap. In het kader van deze regeling werd aan de hand van inkomen, leeftijd en zorggebruik beoordeeld of recht bestond op een tegemoetkoming. Deze inkomensgrenzen waren overigens aanzienlijk hoger dan de inkomensgrenzen die wij hanteren. Circa 1,3 miljoen personen hadden recht op deze tegemoetkoming. De CER compenseerde (deels) het verplichte eigen risico van de zorgverzekering van € 350 wat mensen betalen met veel zorgkosten. Burgers waarvan verwacht werd dat zij als gevolg van hun chronische aandoening meerdere jaren hun eigen risico vol maken ontvingen een toelage van € 99. De CER stond los van de algemene tegemoetkoming vanuit de Wtcg en is niet inkomensafhankelijk. Op deze regeling hadden 2,2 miljoen mensen recht. De regeling korting op eigen bijdragen extramurale zorg regelde dat iedereen die een eigen bijdrage voor zorg thuis in het kader van AWBZ of Wmo betaalde, automatisch een korting van 33 procent kreeg op de te betalen eigen bijdrage. Deze korting werd door het CAK op de te betalen eigen bijdrage in mindering gebracht. Vanaf 1 januari 2015 betalen mensen met een Wmovoorziening dus een aanzienlijk hogere eigen bijdrage. Tot overmaat van ramp moest Oss de regeling OCG beëindigen omdat deze vorm van categoriale bijstand niet meer is toegestaan. Hiervan maakte 1900 mensen gebruik.
Versie 9 3 mei 2015
24
BIJLAGE 4
ADVIEZEN WMO-RAAD NIEUW MINIMABELEID OSS 2015
Met betrekking tot schuldenproblematiek stelt de Wmo-Raad voor: -
Extra inzetten op preventie schulden
-
Faciliteren schuldhulpmaatjes (kennis ondersteuning via NIBUD)
-
Betere aansluiting/afstemming in de schuldhulpketen (uitwisselen informatie)
-
Voorlichting aan kinderen van DNB op scholen over omgaan met geld
-
Betrekken RBL en Stichting leergeld bij preventie
-
In kaart brengen verschillende noodfondsen en overlap voorkomen door instanties samen te brengen (kerken, seniorenraad etc)
-
Overbruggingskrediet bij aanvraag uitkering (fonds als in gemeente Doetinchem)
Met betrekking tot nieuwe initiatieven is ingebracht: -
Voedseltuin (en dan voor een brede doelgroep dus niet alleen minima)
-
Samenwerking Voedselbank en voedseltuin (o.a. aanschaf extra vriescapaciteit)
-
Stichting Jarige Job
-
Muzieklessen (voorbeeld Rotterdam)
-
Dress for Succes (voorbeeld Den Bosch)
-
Super Sociaal (Helmond supermarkt minima)
-
Bijzondere bijstand in ruime zin: wat heb je nodig om te kunnen participeren, relatie met vrijwilligerswerk, koppelen aan meedoen in de wijk/ maatschappelijk belang,
-
Internetaansluiting betalen
-
Scholing PC-gebruik (evt als aanvulling op Klik en Tik)
-
PC-s met gratis WIFI voor algemeen gebruik in wijkcentra en andere ontmoetingsplaatsen
-
Constateren van wat er speelt en elkaar kennen als klant en partner.
-
Klantpanel en enquête onder minima: waar is behoefte aan?
De cursief weergegeven items zijn al deels in de nota opgenomen in die zin dat er extra middelen voor worden gevraagd. Een ander deel bezien we nog. Het item voedseltuinen is al geruime tijd behandeling bij Stadsbeleid en zijn al diverse tuinen (in de wijk) geopend.
Versie 9 3 mei 2015
25
BIJLAGE 5
OVEREENKOMST OSS-JEUGDCULTUURFONDS BRABANT
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TER BEVORDERING VAN KUNST-, CULTUUR- EN MUZIEKBEOEFENING DOOR KINDEREN IN DE
&
“alle kinderen in de gemeente Oss moeten kunnen genieten van kunst, cultuur en muziek”
Versie 9 3 mei 2015
26
Stichting Jeugdcultuurfonds Brabant en Gemeente Oss
De ondergetekenden: 1.
De Stichting Jeugdcultuurfonds Brabant, gevestigd te Tilburg, vertegenwoordigd door de mevrouw Jettie Rattink, voorzitter Jeugdcultuurfonds Brabant, hierna te noemen het ‘Jeugdcultuurfonds’ en
2.
De Gemeente Oss, gevestigd te Oss, vertegenwoordigd door wethouder meneer Peters, hierna te noemen de ‘Gemeente’
Hierna ook gezamenlijk te noemen “Partijen” Overwegende dat: 1.
Het Jeugdcultuurfonds Brabant werkt volgens de formule van Jeugdcultuurfonds Nederland en tot doel heeft de cultuurbeoefening door kinderen van minder draagkrachtige ouders/verzorgers in de provincie Noord Brabant te bevorderen;
2.
Het Handboek van het Jeugdcultuurfonds leidend is voor de samenwerking met de daarin genoemde ‘Jeugdcultuurfonds spelregels’;
3.
Partijen zorgvuldig en integer met het Jeugdcultuurfonds zullen omgaan waarbij partijen zich ervan bewust zijn dat het succes van de Jeugdcultuurfonds sterk afhankelijk is van het behoud van een onberispelijke naam;
4.
Partijen in deze overeenkomst hun wederzijdse rechten en verplichtingen wensen vast te leggen;
Versie 9 3 mei 2015
27
Komen het volgende overeen: Artikel 1 Partijen hebben afgesproken om voor een projectperiode van drie jaar ingaande 2014 en voor het jaar 2015 en 2016 samen te werken. Artikel 2 1. De Gemeente stelt voor minimaal .. kinderen die gebruik kunnen maken van het Jeugdcultuurfonds in de gemeente Oss een totaal bedrag van € .. beschikbaar in de komende drie, verdeeld over: Jaar 1 € .., Jaar 2 € .. en Jaar 3 € .. 2. De toegezegde bijdrage wordt zodanig bevoorschot aan het Jeugdcultuurfonds dat het fonds de uitkeringen ten behoeve van gehonoreerde aanvragen binnen een maand na toekenning kan verstrekken. Artikel 3 1. De werkzaamheden van het Jeugdcultuurfonds voor de Gemeente bestaan uit: De informatieve ondersteuning van het lokale aanspreekpunt (folders, website e.d.). Het Jeugdcultuurfonds Brabant werkt in deze samen met Kunstbalie; Het toetsen en de administratieve verwerking van aanvragen bij het Jeugdcultuurfonds; Het monitoren en rapporteren over de aanvragen; Het overdragen van kennis d.m.v. lokale/provinciale informatiebijeenkomsten over het Jeugdcultuurfonds voor de aanvragers/intermediairs (welzijn, scholen, cultuur); Het organiseren van fundraising activiteiten i.s.m. de lokale ‘vrienden van het Jeugdcultuurfonds’; Het bewaken van de formule van het Jeugdcultuurfonds; Het beschikbaar maken van de ontwikkelde producten, diensten en middelen vanuit Jeugdcultuurfonds Nederland; Verzorgen van de betalingen van goedgekeurde aanvragen na ontvangst van de facturen/declaraties; Verantwoorden van verstrekte bijdragen uit de door de Gemeente beschikbaar gestelde middelen door middel van een jaarlijkse rapportage. 2. De werkzaamheden van de Gemeente bestaan uit: Het verzorgen van een lokaal aanspreekpunt (bij een ‘cultuurservicepunt’) voor de promotie van het Jeugdcultuurfonds in de gemeente; Het bekend maken van het Jeugdcultuurfonds in de gemeente; Het aanreiken van organisaties, die kunnen aanvragen bij het Jeugdcultuurfonds; Het verzorgen van lokaal draagvlak bij politiek en bedrijfsleven via een groep ‘vrienden van het Jeugdcultuurfonds’; Het initiëren en mede uitvoeren van fondswervende activiteiten.
Versie 9 3 mei 2015
28
Artikel 4
Voor de werkzaamheden (zie artikel 3) wordt door het Jeugdcultuurfonds per geactiveerde aanvraag € 45,00 in rekening gebracht. Deze kosten gaan ten laste van het beschikbare jaarlijkse bedrag uit artikel 2. De jaarlijkse bijdrage voor contributie of lesgeld en aanschaf/huur van materialen is maximaal € 450,00. De gemeente ontvangt na ondertekening van deze overeenkomst een factuur voor het in artikel 2.1 genoemde bedrag. Deze factuur dient binnen 30 dagen na ontvangst overgemaakt te worden op bankrekening … o.v.v. “Jeugdcultuurfonds Oss” en het factuurnummer.
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend: Namens de Gemeente Oss te ……………………., op .........................
…………………………………….………..
Versie 9 3 mei 2015
Namens het Jeugdcultuurfonds Brabant te …………..……….., op .......................
29
BIJLAGE 6
OVERZICHT VERGOEDINGEN JEUGDCULTUURFONDS
Versie 9 3 mei 2015
30
BIJLAGE 7
MOTIE GEMEENTERAAD WIJZIGINGEN MINIMABELEID
MOTIE INTENSIVERING AANPAK ARMOEDE EN SCHULDEN De gemeenteraad van Oss, in vergadering bijeen op 7 november 2013, Constaterende dat: - De armoede- en schuldenproblematiek in Nederland fors toeneemt; - Het Rijk heeft besloten tot een intensivering van de aanpak van armoede en schulden en daartoe vanaf 2014 structureel extra middelen gaat uitkeren aan gemeenten via het gemeentefonds; - Het Rijk de inkomensnorm van 110% van het sociaal minimum voor declaratiefondsen en stadspassen heeft losgelaten en gemeenten deze norm weer zelf kunnen bepalen;
Overwegende dat: De armoede in Nederland met name onder kinderen verontrustende vormen aanneemt; Eén op de negen kinderen volgens de Kinderombudsman opgroeit in armoede; De Kinderombudsman in het recent verschenen rapport Kinderen in armoede gemeenten oproept tot minimabeleid dat a) direct ten goede komt aan kinderen, b) toegankelijk is voor gezinnen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum en c) voorziet in het mogelijk maken van deelname aan bijvoorbeeld sport, cultuur, zwemmen, vervoer en lidmaatschap van de bibliotheek; Staatssecretaris Klijnsma gemeenten per brief heeft opgeroepen om de intensiveringsmiddelen in te zetten conform het advies van de Kinderombudsman én ten behoeve van preventie en vroegsignalering; De Osse regeling Meedoen Is Belangrijk een declaratiefonds is, direct ten goede komt aan kinderen en hun ouders en voorziet in de "dekking" waartoe de Kinderombudsman oproept (sociaal-culturele activiteiten, zwemles en schoolkosten); De toekenningen op grond van deze regeling niet meer administratief worden toegekend, maar altijd via een gesprek waarin door de aanvrager de aannemelijkheid moet worden aangetoond en de rechtmatigheid achteraf is te controleren; De armoede ook toeneemt onder gezinnen met een inkomen tussen de 110% en de 120% van het sociaal minimum, de zogenaamde "werkende armen"; Ophoging van de inkomensnorm van de regeling Meedoen Is Belangrijk naar het oude niveau (120%) werken lonender maakt; Besluit: - De extra middelen die het Rijk vanaf 2014 structureel uitkeert aan de gemeente Oss ten behoeve van de intensivering van de aanpak van armoede en schulden, te oormerken voor het armoede- en minimabeleid; Versie 9 3 mei 2015
31
En draagt het college op om: - Uiterlijk in het eerste kwartaal van 2014, na consultatie van de relevante lokale partijen en betrokkenen, een plan van aanpak voor te leggen aan de gemeenteraad ter intensivering van de bestrijding van armoede en schulden; - In dit plan van aanpak nadrukkelijk aandacht te besteden aan het bereik van gezinnen en kinderen, preventie, vroegsignalering en inzet van vrijwilligers; - De inkomensnorm voor de Regeling Meedoen Is Belangrijk te verhogen van 110% naar 120% van het sociaal minimum; - De kosten van bovenstaande te dekken uit de huidige budgetten die beschikbaar zijn voor het minimabeleid en uit de hierboven aangehaalde extra structurele rijksmiddelen.
Namens de fracties van Socialistische Partij Partij van de Arbeid GroenLinks
Versie 9 3 mei 2015