Niveauoverstijgend overleg Ba-SO voor Frans Moeten ze nog schrijven? 20 maart 2014
1
Inleiding Doel van dit overleg:
◦ Een onderdeel van het leerplan van het andere onderwijsniveau beter leren kennen ◦ Schrijven versus spelling ◦ Zoekopdracht met handboek
2
Spelling - schrijfvaardigheid
korte zoemsessie (10 minuten)
3 casussen ◦ 1 casus kiezen en bespreken ◦ eventueel: nog 2de casus ◦ bij bespreking: aantal kernwoorden noteren
3
Schrijven versus spelling Woordenschattoetsen
spelling
fonetische kennis vereist kennis van de grammatica- en spellingregels
vgl Nederlands: leerling 1ste leerjaar beheerst de taal al goed voor hij/zij begint te schrijven
Schrijven = nieuwe vaardigheid in BaO •de vaardigheid om eenvoudige teksten met communicatieve bedoeling te schrijven. •BaO: eerste aanzet om tekstjes op te bouwen zowel leesals schrijfvaardigheid wordt aangesproken. 4
Woordenschat toetsen Receptief Mondeling
Bv. woordkaart/prent omhoogsteken Bingo /Lotto
Productief Mondeling Bv. in dialoog, observatiemomenten,
Schriftelijk
Schriftelijk
Bv. omcirkel, kruis aan, verbind,…
Bv. woordenschattoets (context) 5
Stappenplan met uitdaging 1. 2. 3. 4.
Woorden kopiëren: alle in te vullen woorden Woorden kopiëren: meer aanbod dan nodig Woorden kopiëren: lidwoord niet meer gegeven Woorden uit het hoofd: met achteraf alfabetische controlelijst lln verbeteren in andere kleur,
6
Meerwaarde voor de leerling leren leren
leren nalezen, zelf fouten ontdekken en verbeteren ontwikkelen van de attitude om (spontaan) na te kijken leren van elkaar: uitwisselen van strategieën om moeilijke woorden correct te schrijven
motivatie
zinvol verbeteren puntenwinst - succeservaring
7
Leerkracht : drie vliegen in één klap houdt zicht op het leren van de lln, werkt volgens leerplan, kan bij de lln de attitude aanleren om het eigen werk zorgvuldig na te kijken.
8
Overgang BaO - SO BaO
nieuw leergebied: veel ondersteuning bij het leren ‘steunwieltjes’
SO ‘steunwieltjes’ weg geleidelijke overgang naar het echt zelfstandig ‘fietsen’ 9
Hoe kunnen leerkrachten in de 1ste graad van het secundair onderwijs maximaal rekening houden met de beginsituatie van de leerlingen?
10
Geleidelijke overgang naar het echt zelfstandig fietsen (A-stroom) Woordenschatverwerving in de klas Woordenschat in context (auditief + schriftbeeld) Confrontatie in alle vaardigheden belang van strategieën
11
Geleidelijke overgang naar het echt zelfstandig fietsen (A-stroom) Leren leren Leertips voor het instuderen van woordenschat -
Leren in context (oefeningen)
-
Korte woordenlijst (7 woorden) in twee richtingen studeren - mondeling en schriftelijk inoefenen
-
Mnemotechnische middeltjes 12
Geleidelijke overgang naar het echt zelfstandig fietsen (A-stroom)
Evaluatie geleidelijke stap naar taaltaken - vanuit klaspraktijk
13
2 Quelle est la bonne traduction? Wat is de juiste vertaling? 1 Ma tante a deux chats: Bidule et Pilou. 2 J’adore ton nouveau cartable.
O katten O honden O vissen
O computer O rugzak O boekentas
3 Mets les mots dans le bon ordre pour faire une phrase. Zet de woorden in de juiste volgorde en maak zo een zin. 1 parlent – Eulalie – enfants – néerlandais – les – le – de – français – tante – le – et 2 Alice – te – ma – copine – présente – française – je
5 Complète le dialogue par un mot de la série. Vul de dialoog aan met een woord uit de reeks. présente – ville – sœurs – habites – gentilles – t’appelles -Salut! Tu …………………….. comment? °Moi, c’est Ludo. Et toi? -Florentine. °Tu ……………………….… où, Florentine? -A Bure. °C’est une …………………..… ou un village? -C’est un petit village.
°Tu as des …………………………? -Oui, deux: Béatrice et Nicoline. °Elles sont ……………………………….… ? -Elles sont adorables! °S’il te plaît, tu me …………………Béatrice et Nicoline? -D’accord. °Super! Merci!
14
1 Regarde bien la photo et présente la fille. Kijk goed naar de foto en stel het meisje voor. Naam? …………………………………………………………….
Leeftijd?
…………………………………………………………….
Broers? Zussen? Woonplaats?
……………………………………………………………. ……………………………………………………………. ……………………………………………………………. …………………………………………………………….
3 Qui aime quoi? Choisis trois élèves et note ce qu’ils disent en français. Wie houdt van wat? Kies drie leerlingen en noteer in het Frans wat ze zeggen. Nigel: surf; shoppen 5 Céline: dansen; met de kaarten spelen
4 M arjan: uitgaan; naar school gaan
1 Hélène: drum; sport
2 Frederik: voetbal; dansen
3 M arko: informatica; naar de bioscoop gaan
15
Leerlijn schrijfvaardigheid BaO – 1ste graad A-stroom Taken op kopiërend niveau
Een tekst foutloos overschrijven
Taken op beschrijvend niveau
Een tekst aanvullen met gegeven woorden.
Inlichtingen verstrekken op eenvoudige formulieren.
Aan de hand van aangereikte bouwstenen een tekst samenstellen.
Een tekst schrijven over een in de klas behandeld onderwerp met behulp van sleutelwoorden. Een bericht opstellen met behulp van een voorbeeld. Een gebeurtenis, een verhaal, iets of iemand beschrijven door middel van een opsomming in korte zinnen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies
Taken op structurerend niveau
Persoonlijke (ook digitale) correspondentie voeren met behulp van een voorbeeld. 16
Een tekst aanvullen met gegeven woorden Regarde la photo et lis les mots du cadre. Puis, complète la carte postale. amies – Chère – Bisou – venir – les vacances – frères – à la mer
17
Een tekst aanvullen met gegeven woorden (mogelijke differentiatie) Regarde la photo et lis les mots du cadre. Puis, complète la carte postale. Chère / Bonjour / Salut venir - à la mer / en Espagne - aller en vacances / les vacances / aller en voyage frères /soeurs / amis / amies / copains / copines Bisou / Salut / À bientôt
18
Aan de hand van aangereikte bouwstenen een tekst samenstellen
19
Les gardiens du musée Kijk naar de museumbewakers. Lees de zinnen. Kies de passende zinnen om elke bewaker te beschrijven. Noteer je beschrijving onder de prent.
20
Inlichtingen verstrekken op eenvoudige inlichtingenformulieren
21
Tekst schrijven met behulp van sleutelwoorden Apporte une photo. Écris une légende sous la photo pour présenter une seule personne d’après ce schéma. 1. Qui ?
l’homme, la jeune fille, la vieille dame, …
2. Où se trouve cette personne sur la photo ?
devant, au fond, à gauche, à droite
c’est + nom X est mon … / ma … 3. La taille ? (de grootte)
Il / elle est grand / grande, petit / petite /de taille moyenne.
4. Les cheveux ?
Il / elle a les cheveux blonds, …
5. Les yeux ?
Il / elle a les yeux gris, …
6. Le caractère ?
Il / elle est sympa, …
7. Les vêtements ?
Il /elle porte …
22
Tekst schrijven met behulp van sleutelwoorden Schrijfkader - Le matin, je mange … et je bois … . - Au déjeuner, je mange … . - Au dîner, je mange … . - Mon plat favori, c’est … . - Je n’aime pas … .
23
Bericht opstellen aan de hand van een voorbeeld
24
Gebeurtenis, verhaal, iets, iemand beschrijven door middel van korte opsomming
prendre le petit déjeuner regarder la télé faire la vaisselle etc.
25
Persoonlijke (ook digitale) correspondentie voeren met behulp van een voorbeeld Réponds à l’e-mail de Camille. Attention!
A 17h30, tu as un rendez-vous chez le dentiste. Après, tu es libre. Mais tu n’as pas beaucoup de temps: à 18h30 tu dois aller faire du babysitting chez les voisins. De: À: Sujet :
Camille Lahaye Frédéric Verfaillie Rendez-vous
Salut Frédéric, Tu n’oublies pas notre rendez-vous de demain (vendredi) à 17h30? Apporte aussi ton livre de français . A demain, Camille 26
Schrijfstrategieën Basisonderwijs
1ste graad SO
- het schrijfdoel bepalen
- idem
- het eigen werk nakijken
- de eigen tekst nakijken
- zorg besteden aan geschreven werk - zich blijven concentreren op de schrijftaak
- zich blijven concentreren op de schrijftaak ondanks het feit dat ze niet alles kunnen uitdrukken
- nadenken over mogelijke oorzaken waarom de schrijftaak al dan niet vlot verlopen is - gebruik maken van een model of van een in de klas behandelde tekst - (standaard)brieven, documenten, mededelingen… aan de eigen behoeften aanpassen - (vanuit een model) een antwoord formuleren op een brief - zich zowel naar stijl als naar inhoud laten ondersteunen door in de klas behandelde teksten - gebruik maken van naslagwerken, onder andere: woordenlijsten,woordenboeken,grammaticaoverzichten… - principes van lay-out toepassen 27
1ste graad A-stroom Elementair
doelstellingen basisonderwijs
Basis
doelstellingen 1ste graad SO, met ondersteuning
Verdieping
zelfstandig, maar met enige ondersteuning; produceren meer tekst dan gevraagd
28
1ste graad B-stroom Schrijfvaardigheid doelstellingen = doelstellingen basisonderwijs + sch 4
een bericht opstellen met behulp van een voorbeeld (U);
+ sch 5
gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies
29
Zelfevaluatieraster schrijfoefening ja 1.
Ik heb de opdracht goed gelezen. Mijn tekst beantwoordt aan de opdracht (lengte, bestemmeling, inhoud…).
2.
Ik heb hulpmiddelen gebruikt. Indien ja, onderlijn welke: woordenlijst, woordenboek, spraakkunstoverzicht, handboek, een voorbeeld uit mijn handboek, …
3.
Welke woorden / vormen heb je opgezocht?
4.
Ik heb mijn taak netjes en met zorg gemaakt.
5.
Ik heb mijn tekst goed nagelezen.
6.
Ik heb nog fouten kunnen verbeteren. Indien ja, welke?
nee
30
Evaluatiefiche schrijfoefening -
Opdracht Vorm Creativiteit Taalcompetentie Woordenschat
Voorbeeld Kan een zoekertje voor een correspondentievriend(in) schrijven /10 1. Schrijft duidelijk en leesbaar.
0
0,5
1
2. Gebruikt gepaste woordenschat.
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3. Gebruikt goede zinnen.
0
0,5
1
1,5
2
2,5
4. Heeft de opbouw / structuur van het voorbeeld gerespecteerd.
0
0,5
1
1,5
2
5. Maakt weinig spellingsfouten .
0
0,5
1
1,5
2 31
Zoekopdracht met handboek Fase 1: twee groepjes -
collega’s BaO + collega’s SO opdracht kiezen en samen uitvoeren / bespreken
Fase 2: één groep -
antwoorden bespreken met collega’s van het andere onderwijsniveau
32