Gemeenteraadsfractie Partij van de Arbeid
Griffie gemeenteraad
Raadsnummer O4.R862.OOI
:.nitiatiefvoorstel Wijziging van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven Samenvatting De huidige verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven schrijft voor dat bij de beoordeling van een aanvraag voor extra huisvesting voor een nevenvestiging, altijd gekeken wordt naar eventuele ruimteoverschotten van de hoofdvestig ing. Dit leidt voor nevenvestigingen die op grote afstand van de hoofdvestiging liggen tot ongewenste gevolgen. Voor deze nevenvestigingen is het immers praktisch onmogelijk om eigen ruimtetekort te compenseren met een ruimteoverschot van de hoofdvestiging. In verband hiermee stelt de PvdA voor om de verordening zodanig te wijzigen dat voor nevenvestigingen, ten aanzien waarvan uit een ministeriele beschikking blijkt dat ze een spreidingsnoodzaak hebben, de ruimtevraag onafhankelijk van de hoofdvestiging wordt beoordeeld.
Ontwerp besluit De volgende wijzigingen van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Eindhoven vast te stellen.
(gelet op de omvang van de wijzigingen zie hiervoor het ontwerp besluit achter het voorstel)
Bijlagen Ter inzage gelegd: Bestaande Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Eindhoven
Referendabel
ja
Gemeenteraadsfractie Partij van de Arbeid Raadsnummer O4.R862.OOI
Ini tiatiefvoorstel 1 Inleiding en probleemstelling In Eindhoven is een Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs van kracht. Deze verordening regelt in welke gevallen scholen recht hebben op (aanvullende) huisvesting. Uit de behandeling van een onlangs ingediende aanvraag blijkt dat het in de verordening zo is geregeld, dat bij de beoordeling van de ruimtevraag van nevenvestigingen, altijd eerst gekeken wordt of er in de hoofdvestiging nog ruimte is. De vraag is of dit in alle gevallen tot wenselijke resultaten leidt. Zeker in het geval dat hoofdvestiging en nevenvestiging ver uit elkaar liggen valt dit te betwijfelen.
2 Geldende bestuurlijke kaders Het geldende bestuurlijke kader is de huidige verordening. Zoals hier boven staat aangegeven is het de vraag of deze moet worden aangepast.
3 Wat willen we bereiken: Meetbare doelstellingen Doelstelling van de verordening huisvesting onderwijs is dat de aan de onderwijsinstellingen ter beschikking staande huisvesting voldoet aan de voorwaarden om kwalitatief goed onderwijs te kunnen geven. De voorgestelde wijziging draagt bij aan deze doelstelling.
4 Wat doen we om het probleem op te lossen: Voorkeursvariant en alternatieven Zoals de verordening momenteel is opgesteld, komen nevenvestigingen van middelbare scholen alleen voor een vergoeding van de kosten voor extra huisvesting in aanmerking als er op de hoofdvestiging geen ruimte over is. Dit is een voor de hand liggend uitgangspunt in de gevallen dat hoofdvestiging en nevenvestiging niet te ver van elkaar liggen. Het moet in dat geval mogelijk zijn om het onderwijs zo te verdelen dat beide vestigingen voldoende ruimte ter beschikking hebben. Anders wordt het als de nevenvestiging zo ver van de hoofdvestiging ligt dat er in feite geen onderlinge uitwisseling tussen beide vestigingen meer mogelijk is. Het heeft weinig zin om in dat geval bij de uitbreiding van de nevenvestiging te kijken naar een mogelijk ruimteoverschot in de hoofdvestiging. Gelet op de afstand zullen de leerlingen van de nevenvestiging immers niet makkelijk op de hoofdvestiging lessen kunnen volgen. Ruimtegebrek op de nevenvestiging kan daardoor in de praktijk niet
gecompenseerd worden met een ruimteoverschot op de hoofdvestiging. De vraag is vervolgens welke criteria aangelegd moeten worden om te bepalen of een nevenvestiging zo ver van de hoofdvestiging afligt, dat onafhankelijk naar de ruimtevraag van de nevenvestiging mag worden gekeken. Het meest eenvoudig is om hierbij aan te sluiten bij de bestaande systematiek van het rijk. Voor nevenvestigingen die ver van de hoofdvestiging afliggen gelden ook op andere
Gemeenteraadsfractie Partij van de Arbeid Raadsnummer Og.R862.OOI
terreinen namelijk andere regels. In jargon heten dit nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak. Het ministerie beoordeelt of de nevenvestiging zover van de hoofdvestiging ligt dat uit het oogpunt van bereikbaarheid van onderwijs een nevenvestiging noodzakelijk is. De status van nevenvestiging met spreidingsnoodzaak wordt vastgelegd met een ministeriele beschikking. Op basis van het bovenstaande stelt de PvdA voor om de verordening zo te wijzigen, dat voor nevenvestigingen met een spreidingsnoodzaak de ruimtevraag onafhankelijk van eventuele ruimteoverschotten van de hoofdvestiging wordt bekeken. Alle andere toetsingscriteria uit de huisvestingsverordening ten aanzien van een huisvestingsaanvraag blijven ongewijzigd.
5 Wat kost het Gelet op het afstandscriterium valt te verwachten dat er in Eindhoven slechts een beperkt aantal nevenvestigingen met een spreidingsnoodzaak zal zijn. Op dit moment is er maar een, namelijk het Christiaan Huygens College met de hoofdvestiging op de Rachmaninovlaan en een nevenvestiging op de Broodberglaan. Toepassing van de voorgestelde regels zullen er toe leiden dat deze nevenvestiging recht kan krijgen op extra huisvesting indien ook aan andere toetsingscriteria wordt voldaan. De kosten hiervan kunnen binnen de het programma 3.2 pedagogische infrastructuur worden opgevangen. Een raadsbesluit bied ik u hierbij ter vaststelling aan.
Het lid van de raad G.J.M van den Biggelaar
Voorsteller
Gemeenteraadsfractie Partij van de Arbeid Raadsuummer 04.R862.00I
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van de PvdA; besluit:
1. de volgende wijzigingen van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Gemeente Eindhoven vast te stellen. I Aan artikel 1 wordt een onderdeel v toegevoegd dat als volgt luidt: Artikel 1
v nevenvestiging met spreidingsnoodzaak: een nevenvestiging die op grond van een ministeriele beschikking deze status heeft.
II Na artikel 2 wordt een artikel 2a ingevoegd dat als volgt luidt: Artikel 2a
De berekening van de ruimtebehoefte van een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak vindt plaats onafhankelijk van de berekening van de ruimtebehoefte van de overige vestigingen van de instelling waartoe de bedoelde nevenvestiging behoort.
III In bijlage III, deel B wordt paragraaf 3.1 gewijzigd vastgesteld (wijzigingen zijn cursief aangegeven)
3.1 Lesgebouwen Voor een school voor voortgezet onderwijs wordt met behulp van het Ruimtebehoeftemodel (RBM) de ruimtebehoefte bepaald. Het totale ruimtebeslag van een instelling voor voortgezet onderwijs is een optelling van twee componenten, te weten:
1. een leerlinggebonden component; 2. een vaste voet. De bereking van de ruimtebehoefte van een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak vindt plaats onafhankelijk van de berekening van de ruimtebehoefte van de overige vestigingen van deinstelling waartoe de bedoelde nevenvestiging behoord. ad 1 Een leerlinggebonden component Deze wordt bepaald door aan de hand van in tabel 7.1.a Berekening van de leerlingafhankelijke ruimtebehoefte voortgezet onderwijs, opgenomen bruto vloeroppervlakten per leerling te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen. De leerling gebonden component is afhankelijk van de soort onderwijs, leerweg of sector die de leerling volgt.
Gemeenteraadsfractie Partij van de Arbeid Raadsnummer 04.R862.OOI
ad 2 Een vaste voet De vaste voet wordt per instelling berekend, met uitzondering van de nevenvestigingen met een spreidingsnoodzaak. Hiervoor wordt apart een vaste voet berekend. De vaste voet wordt bepaald aan de hand van in tabel 7.1.b Berekening van de vaste voet per instelling ten behoeve van de ruimtebehoefte voortgezet onderwijs, opgenomen bruto vloeroppervlakten per instelling, sector of afdeling. De vaste voet is afhankelijk van de aard van de vestiging en van het onderwijsaanbod binnen de beroepsgerichte leerweg.
Vermenigvuldiging van het aantal leerlingen per onderwijssoort met de bijbehorende normoppervlakten en verhoging met de vaste voet per instelling of neven vestiging met spreidingsnoodzaak en, indien van toepassing, een vaste voet per sector of afdeling geeft, uitgedrukt in bruto vierkante meters, de totale ruimtebehoefte van de instelling of nevenvestiging met spreidingsnoodzaak, Het RBM voorziet in een normering voor een afdeling voor praktijkonderwijs. Voor instellingen of afdelingen voor speciaal voortgezet onderwijs die omgezet worden in een zelfstandige instelling of vestiging voor praktijkonderwijs geldt de normering zoals deze voor het VSO-mlk is vastgesteld. Een zelfstandige school voor praktijkonderwijs maakt dus geen deel uit van het RBM. De normering voor het VSO-mlk staat omschreven in hoofdstuk 2 van dit deel van deze bijlage. Het RBM voorziet niet in een afzonderlijke normering voor een orthopedagogisch didactisch centrum (OPDC). Het OPDC levert diensten ter ondersteuning van leerlingen op de scholen die het samenwerkingsverband zijn aangegaan. De leerlingen die gebruikmaken van de diensten van het OPDC zijn derhalve in alle gevallen ingeschreven bij reguliere scholen voor voortgezet onderwijs.
Voor een onderbouwing van de in tabel 7.1.a en 7.1.b opgenomen brutonormoppervlakten wordt verwezen naar de toelichting van deze bijlage. Indien noodzakelijk voor het bepalen van de omvang van de toekenning, kan op basis van deze onderbouwing de leegstand in onderwijsruimten binnen een gebouw voor voortgezet onderwijs worden bepaald.
2. het college op te dragen om conform de voorgeschreven procedure in de overlegverordening onderwijs over de voorgestelde wijzigingen zogenoemd ’op overeenstemming gericht overleg’ te voeren met het totale onderwijsveld; 3. het college op te dragen voor 27 september 2004 aan de raad de resultaten mede te delen van het onder 2. genoemde overleg. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 juli 2004.
mw E. Joosten, waarnemend voorzitter.
J. Verheugt, griffier.