Nieuwsbrief van d.d. 31-01-2012 Nummer: 01—2012
Partners voor slechts 1 Dag kan veel geld opleveren Een man en een vrouw hadden samen een aantal panden in bezit. Zij wilden echter deze panden verdelen tussen elkaar. Om nu te voorkomen dat bij deze verdeling overdrachtsbelasting betaald moest worden, gingen zij voor enkele dagen een geregistreerd partnerschap aan. In die tussentijd werden de panden verdeeld. Volgens de Rechter is de wet duidelijk en is er in dit geval geen sprake van “Fraus Leges” Er hoefde dus geen overdrachtsbelasting te worden betaald. Bovenstaande constructie kan natuurlijk ook tussen 2 mannen en of 2 vrouwen.
Loonboek 2012 en arbeidscontracten 2012 staan nu op deze site Denk aan tijdige aanvraag van de kinderopvangtoeslag Sinds 1 januari 2012 kunnen ouders de kinderopvangtoeslag slechts aanvragen voor de lopende maand en de daaraan voorafgaande maand. Het is dus niet meer mogelijk om de toeslag achteraf voor een langere periode aan te vragen. Dit geldt niet voor de andere toeslagen over 2012. Die kunnen in beginsel nog tot 1 september 2013 worden aangevraagd.
Een andere belangrijke wijziging in de kinderopvangtoeslag is dat de hoogte van de toeslag voortaan is gekoppeld aan het aantal gewerkte uren door de minstverdienende ouder.
Verhoogde vrijstelling bij schenking aan kind kan zonder notariële akte Er hoeft geen notariële akte meer te worden opgemaakt bij een extra verhoogde eenmalig vrijgestelde schenking van maximaal € 50.503 aan een kind, als het kind de schenking gebruikt voor de aankoop van een eigen woning, de aflossing van de eigen woningschuld, de kosten voor een verbouwing of verbetering van de eigen woning of de afkoop van een recht van erfpacht, opstal of beklemming. Dat blijkt uit een aanpassing van artikel 5 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting die is opgenomen in een groot verzamelbesluit (DB2011/402M) met diverse aanpassingen aan allerlei uitvoeringsregelingen per 1 januari 2012.
Openbare WOZ-waarde van woningen op komst In 2012 wordt een wetsvoorstel ingediend voor het openbaar maken van de WOZwaarden van woningen. Belanghebbenden kunnen dan ook WOZ-waarden van zelfgekozen referentiepanden opvragen. Een openbare WOZ-waarde moet met name de acceptatie van de WOZ-waarde onder burgers verbeteren. Sinds 1 januari 2012 is daartoe al een andere, eerste stap gezet met de invoering van een nieuw taxatieverslag. Daarin geeft de gemeente meer toelichtende informatie over de totstandkoming van de vastgestelde WOZ-waarde. Naast de invoering van de openbare WOZ-waarde, wordt in het aangekondigde wetsvoorstel ook de afschaffing van de Fierensmarge opgenomen. Dit heeft staatssecretaris Weekers in een brief (DB/2011/0442M) aan de Tweede Kamer laten weten.
Navorderingsaanslag vernietigd omdat bestelauto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer inkomstenbelasting - Uitspraak Hof Arnhem - [13-12-2011] - 11/00493 en 11/00494 (BU9130) - [04-01-2012]
Tot het ondernemingsvermogen van een VOF behoort in 2004 een bestelauto. Bij de aankoop van de bestelauto op 31 oktober 2003 is een eerdere bestelauto ingeruild. In de cabine van de bestelauto bevinden zich twee zitplaatsen. Achter de cabine bevindt zich een laadruimte zonder zitplaatsen. De vennoten (echtgenoten) hebben in de aangiften IB/PVV geen privégebruik van de bestelauto aangegeven. De inspecteur heeft na een boekenonderzoek alsnog bijtellingen voor het privégebruik van de bestelauto in aanmerking genomen en navorderingsaanslagen opgelegd. Rechtbank Arnhem (nrs. 10/2684 en 10/2685, LJN BQ7787) oordeelde dat de vennoten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de auto door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Daarvoor was niet voldoende dat de ramen zijn geblindeerd. Ook was niet aannemelijk gemaakt dat de man met de bestelauto minder dan 500 kilometer privé heeft gereden. Hof Arnhem vernietigt de navorderingsaanslagen omdat personenvervoer wel degelijk (vrijwel) onmogelijk is. Het Hof acht aannemelijk dat de aard van de goederen die doorgaans worden vervoerd (onder andere bouwhout) en de aard van de verrichte werkzaamheden, maken dat de laadruimte en stoelen voor bestuurder en bijrijder vies en stoffig zijn. De man heeft verder onweersproken gesteld dat de tweede stoel aanwezig is omdat vaak de aanwezigheid van een bijrijder noodzakelijk is, onder andere in verband met de noodzaak om te helpen bij het laden en lossen van goederen. Het Hof constateert voorts dat op grond van artikel 58a juncto artikel 61b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, vervoer van personen in de laadruimte niet is toegestaan
Terechte correctie voor het bewust buiten het zicht houden van Marktplaats-inkomsten inkomstenbelasting - Uitspraak Rechtbank Den Haag - [24-11-2011] - 11/4037 en 11/4045 (BU9060) - [04-01-2012]
Een uitkeringsgerechtigde verdient bij met de verkoop van kinderwagens en andere babyartikelen via advertenties op Marktplaats. De inspecteur stelt na een klikbrief een onderzoek in waaruit blijkt dat de vrouw haar inkomsten blijkbaar door het gebruik van diverse e-mailadressen en telefoonnummers buiten het zicht probeerde te houden. De 320 kindgerelateerde advertenties die na filtering van dubbele advertenties zijn overgebleven, hebben in totaal een vraagprijs van € 48.629. De inspecteur heeft het box 1-inkomen met 11.000 euro verhoogd voor resultaat uit overige werkzaamheden. Rechtbank Den Haag bevestigt de correctie met omkering van de bewijslast. De verklaring van de vrouw dat zij kon menen dat ze een opbrengst van minder dan 5.000
euro niet hoefde aan te geven is niet onderbouwd en vindt voorts geen steun in het recht. Gelet op het grote aantal advertenties (1.378) en het gebruik van maar liefst acht verschillende telefoonnummers en diverse e-mailadressen, acht de Rechtbank voorts niet aannemelijk dat zij redelijkerwijs kon menen dat haar activiteiten binnen de hobbysfeer bleven. Aangezien het hier om een relatief en absoluut ernstige omissie gaat, is een boete van 50% gerechtvaardigd maar de boete wordt tot 40% verminderd omdat de correctie met omkering van de bewijslast is vastgesteld.
Nieuw besluit BTW-heffing privégebruik auto Op de valreep van 2011 is een nieuw besluit (BLKB2011/2560M) verschenen inzake de BTW-heffing over het privégebruik van de auto van de zaak. Daarin zijn de volgende goedkeuringen opgenomen:
Als het privégebruik kosteloos is en een kilometeradministratie ontbreekt waaruit het privégebruik blijkt, dan wordt vanaf 1 juli 2011 de forfaitaire BTW naar tijdsgelang berekend per auto op 2,7% van de catalogusprijs (incl. BTW en BPM). Deze BTW wordt in het laatste aangiftetijdvak van het kalenderjaar aangegeven; Dat mag ook als voor het privégebruik wel een vergoeding in rekening is gebracht maar deze minder bedraagt dan de normale waarde. De BTW-heffing over deze vergoeding kan dan achterwege blijven over de tijdvakken die liggen vóór het laatste aangiftetijdvak; Auto(verhuur)bedrijven die gedurende het jaar verschillende auto’s aan werknemers en/of de ondernemer ter beschikking stellen voor privégebruik, mogen voor de berekening van het forfait uitgaan van de (ongewogen) gemiddelde catalogusprijs van die auto’s; De BTW op de autokosten van auto’s die zonder aftrek van BTW zijn aangeschaft (margeauto’s of auto’s gekocht van particulieren) en die ook privé worden gebruikt, kan in aftrek worden gebracht alsof er geen privégebruik is geweest. Daaraan is de voorwaarde verbonden dat de ondernemer in de laatste aangiftetijdvak een BTW-bedrag betaalt van 1,5% van de cataloguswaarde (incl. BTW en BPM); Voor de berekening van de BTW-correctie tot 1 juli 2011 op grond van het BUA mag onder voorwaarde een vast percentage van 27% (26% als er géén sprake is van woon-werkverkeer) worden gehanteerd voor de bepaling van het privégebruik. Dit geldt alleen voor tijdvakken waarvan de formalisering van de teruggevraagde of de betaalde BTW niet onherroepelijk vaststaat (bijvoorbeeld omdat tijdig bezwaar is gemaakt).
Achmea moet 75% schade beleggingspolis vergoeden
Hof Leeuwarden (LJN: BU8150) heeft Achmea wegens schending van de zorgplicht veroordeeld tot het betalen van bijna € 122.000 aan een klant met een beleggingsverzekering die was afgesloten bij Royal & Sun Alliance. Dat komt neer op een vergoeding van 75% van de vastgestelde schade van € 162.533. Een beroep van het concern op nalatigheid van de tussenpersoon is grotendeels ongegrond verklaard. De schending van de zorgplicht had het Hof in een uitspraak uit mei 2010 al vastgesteld. Daarin is onder meer gesteld dat onvoldoende informatie bij de verzekerde was ingewonnen en dat de verzekerde onvoldoende is geïnformeerd over kosten en risico’s van het product. Bovendien valt ‘het product Lijfrentemaatwerkplan amper als een levensverzekering te kwalificeren’. Actiepunt Iedereen die een uitkerende Sun Alliance beleggingslijfrente heeft afgesloten, kan met deze uitspraak schadevergoeding claimen bij Achmea. Het mag nooit zo zijn dat de verplichting om een tijdelijke lijfrente uit te keren, eindigt als de beleggingspot leeg is. Terecht oordeelt het Hof dat dan geen sprake is van een rentebetaling die op een levens- of sterftekans is gegrond. Het Hof vindt dat de informatieplicht primair een zaak is van de verzekeraar.
Schending controlevoorschriften ernstig genoeg om loon stop te zetten Een werknemer valt uit met burn-out klachten. Er wordt afgesproken dat hij eens in de 14 dagen zelf contact opneemt met zijn werkgever. Dit om hem op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand. De werknemer mijdt na 1 mislukte poging echter verder ieder contact. Op grond van de tussen partijen geldende CAO dient een werknemer bereikbaar te zijn voor controle door of namens de werkgever. Doordat de werknemer (op advies van zijn huisarts) zijn zakelijke telefoon heeft uitgeschakeld, wordt ook zonder meer duidelijk dat hij niet meer bereikbaar is voor zijn werkgever. De werkgever stelt verder ook nog dat de werknemer niet meewerkt aan reintegratie doordat hij passende arbeid weigert te verrichten. Dit is voor de werkgever voldoende om het loon stop te zetten. De kantonrechter oordeelt in kort geding dat de werkgever terecht het loon heeft stopgezet. De werknemer is verwijtbaar onbereikbaar en onttrekt zich daardoor aan iedere controle door de werkgever.
Winstneming deels uitgesteld door terugkoopverplichting Een man heeft in 2005 voor 1.100.000 euro een koopoptie verkregen op een perceel met de bedoeling hierop een autohandel te bouwen.
Het perceel had in 2005 en heeft nog steeds als bestemming hoogwaardige bedrijfslocatie. De man probeerde tevergeefs de bestemming te laten wijzigen en een verkoop aan derden faalde omdat detailhandel op het perceel niet was toegestaan. Uiteindelijk heeft hij het perceel verkocht aan een (andere) derde en hierbij een winst behaald van 1.790.903 euro. Deze derde wilde op het perceel een supermarkt realiseren maar ook de pogingen om na deze verkoop de bestemming van het perceel te wijzigen zijn mislukt en er was op het moment van de uitspraak nog steeds geen supermarkt gerealiseerd op het perceel. De inspecteur heeft de bij de verkoop behaalde winst belast als resultaat uit overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.90 dan wel artikel 3.91, lid 1, onderdeel c Wet IB 2001. Rechtbank Breda (nr. 09/3945, LJN BN2047) achtte de winst onbelast omdat de man geen werkzaamheden zou hebben verricht die het met de onroerendezaaktransacties behaalde voordeel kunnen verklaren. Zijn pogingen om de bestemming van het perceel voor eigen gebruik te wijzigen hadden niet tot het gewenste resultaat geleid en zijn latere pogingen (na de verkoop) waren niet van belang. De Rechtbank concludeerde dat de meerwaarde van het perceel niet was ontstaan door zijn werkzaamheden maar reeds was begrepen in de (lage) aankoopprijs van het perceel. Verder was gesteld noch gebleken dat de man bij het aangaan van de optieovereenkomst voorkennis had van die meerwaarde. Hij had het perceel enkel verkocht aan de meestbiedende gegadigde. Hof Den Bosch acht wel degelijk sprake van resultaat uit overige werkzaamheden. Er is voldaan aan het oogmerkvereiste omdat het perceel uiteindelijk is gekocht om met winst door te verkopen. Er is ook voldaan aan het arbeidsvereiste omdat de man een ervaren zakenman is en hem duidelijk was dat hij in staat zou zijn een aanzienlijk voordeel te behalen zonder dat hij daarbij enig risico liep. Volgens het Hof is het enkel aangaan van de optie en zoeken van een koper om tenslotte met winst door te verkopen, in dit geval voldoende arbeid. Het Hof oordeelt dat de man winstneming deels mag uitstellen op grond van het voorzichtigheidsbeginsel (goed koopmansgebruik) omdat voor de helft van het perceel een terugkoopverplichting bestond en er een redelijke kans was dat de koper zich op de terugkoopclausule zou beroepen. Voor de andere helft van het perceel bestaat een terugkooprecht zodat uitstel van winstneming niet mogelijk is. Voor deze 'belaste helft' kan ook geen voorziening worden gevormd omdat daarvoor geen verplichting tot terugkoop of terugbetaling op hem rust
Geen energie-investeringsaftrek omdat late bezorging van het verzoek voor risico van de ondernemer blijft Een ondernemer is op 30 december 2009 een investeringsverplichting aangegaan. Hij heeft vervolgens op 27 maart 2010 een melding/verzoek ten behoeve van de energieinvesteringsaftrek per gewone postbezorging aangeboden. Dat heeft tot afstempeling van het poststuk op 28 maart 2010 geleid. Bij het Bureau investeringsregelingen en
willekeurige afschrijvingen (Bureau IRWA) is dit poststuk echter pas op 6 april 2010 als binnengekomen afgestempeld, hetgeen ook het geval is met het voor de Belastingdienst/ Zuidwest bestemde exemplaar. De Belastingdienst wijst het verzoek om toepassing van de energie-investeringsaftrek af omdat het verzoek niet binnen 3 maanden is ontvangen zoals artikel 3 Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 vereist. Rechtbank Breda volgt de inspecteur omdat de late bezorging door TNT Post wel degelijk voor rekening en risico van de ondernemer is. De ondernemer had er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen het verzoek per fax te sturen naar Bureau IRWA maar heeft gekozen voor de gewone post en moet dus ook de gevolgen hiervan dragen. Enige redenen om pas op 27 maart 2010 het verzoek in te dienen terwijl de uiterlijke ontvangstdatum 30 maart 2010 was, zijn niet gebleken. Bovendien wordt in de toelichting bij het meldingsformulier expliciet gewezen op het belang van tijdige melding. Dat de melding uiteindelijk pas op 6 april 2010 bij het bureau IRWA is ontvangen doet hieraan niet af
BTW-nummer voor een eenmanszaak blijft gelijk aan het burgerservicenummer Het BTW nummer voor een eenmanszaak is gelijk aan het Burgerservicenummer (BSN) en dat blijft zo. Dat heeft staatssecretaris Weekers van Financiën geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Schouten (ChristenUnie). Volgens Weekers is er destijds voor gebruik van het sofinummer (voorloper van het BSN) gekozen omdat het nummer geen persoonskenmerken bevat en er geen andere informatie omtrent de betrokkene uit kan worden afgeleid. Aangezien het BSN dezelfde kenmerken heeft, blijft deze koppeling in stand. Identiteitsfraude wordt niet in de hand gewerkt doordat het BTW nummer bij eenmanszaken gelijk is aan het BSN.
Weekers is in overleg met Zwitserland over afkoopmogelijkheid voor zwartspaarders en te verwachten opbrengsten Staatssecretaris Weekers denkt niet dat het afsluiten van een aanvullende overeenkomst met Zwitserland 1 miljard euro zou opleveren. Hij acht een dergelijk bedrag niet realistisch gezien de overeenkomsten die GrootBrittannië en Duitsland met Zwitserland hebben afgesloten. In deze overeenkomsten zijn gegarandeerde opbrengsten van 500 miljoen respectievelijk 2 miljard Zwitserse francs opgenomen.
Het gaat hier om het volgende. Onder het recent in werking getreden belastingverdrag met Zwitserland heeft Nederland de mogelijkheid om informatie op te vragen, bijvoorbeeld over Nederlandse zwartspaarders in Zwitserland. Het belastingverdrag bevat een bepaling die het voor de Zwitsers mogelijk maakt om het bankgeheim – dat blijft gelden in de relatie tussen de bank en de rekeninghouder - ook daadwerkelijk opzij te zetten. Groot-Brittannië en Duitsland hebben verdragen met een vergelijkbare informatie-uitwisselingsbepaling met Zwitserland afgesloten. Daarnaast hebben deze landen voor een pragmatische insteek gekozen en overeenkomsten met Zwitserland ondertekend waarin aan zwartspaarders de mogelijkheid wordt gegeven om bestaande belastingclaims en eventuele strafrechtelijke vervolging met behoud van anonimiteit af te kopen. Het bankgeheim blijft dus in zoverre intact. De Zwitserse banken nemen vervolgens de heffing en inning van een aantal toekomstige belastingen voor hun rekening. Hiermee zou voorkomen moeten worden dat zich opnieuw zwart geld op deze rekeningen samenpakt. Mede omdat er geen betrouwbaar beeld bestaat van de hoeveelheid zwart geld die in Zwitserland is ondergebracht, voorzien deze overeenkomsten in een door de Zwitserse banken te garanderen minimumopbrengst. Weekers wijst er op dat de geschetste afkoop plaatsvindt tegen aanzienlijk gunstigere voorwaarden dan de reguliere inkeerregelingen in beide landen en daarom omstreden is. Het feit dat het bankgeheim in stand blijft staat bovendien haaks op de ook door Nederland bepleite automatische uitwisseling van informatie. Ook moet rekening worden gehouden met een kritische houding van de Europese Commissie omdat dergelijke overeenkomsten mogelijk kruisen met de op basis van de EU-spaartegoedenrichtlijn met Zwitserland gesloten spaartegoedenovereenkomsten. Onder die regeling is Zwitserland al gehouden om een bronheffing op spaartegoeden over te maken. Nederland is inmiddels wel in overleg met Zwitserland getreden om te inventariseren over welke bedragen het zou kunnen gaan en onder welke condities een nader akkoord zou kunnen worden gesloten en welke beperkingen dat met zich meebrengt.
Schrappen kindertoeslag in box 3: einde huurtoeslag Per 1 januari 2012 is de kindertoeslag in box 3 afgeschaft. Deze korting op het heffingsvrije vermogen kan hinderlijke gevolgen hebben voor de huurtoeslag. De huurtoeslag kent een vermogenstoets: de belastingplichtige mag niet meer vermogen hebben dan het heffingsvrije vermogen in box 3. Door het vervallen van de kindertoeslag is dat bedrag voor ouders met minderjarige kinderen omlaag gegaan: als zij daardoor uitkomen boven het toegestane vermogen, vervalt het recht op huurtoeslag!
De thincap-regeling: Wat is een Groep Als een vennootschap bovenmatig met vreemd vermogen is gefinancierd, is de rente op concernschulden beperkt aftrekbaar bij het vaststellen van de fiscale winst. Deze renteaftrekbeperking is vastgelegd in de thincap-regeling (de onderkapitalisatieregeling). De thincap-regeling is uitsluitend van toepassing als de vennootschap deel uitmaakt van een groep – in de zin van het Burgerlijk Wetboek – met andere rechtspersonen en vennootschappen. De Hoge Raad heeft dat groepsbegrip in een recent arrest verduidelijkt. Voor het vaststellen van een groep is de omvang van de zeggenschap hét beslissende criterium: als er sprake is van een meerderheidsbelang is er in beginsel sprake van een groepsrelatie. Tegenbewijs is mogelijk: de ondernemer die het standpunt inneemt dat ondanks het meerderheidsbelang de thincap-regeling toch niet van toepassing is, krijgt de stelplicht én de bewijslast opgelegd om aan te tonen dat er geen sprake is van een groep. De thincap-regeling kent twee toetsen om vast te stellen of een vennootschap bovenmatig met vreemd vermogen is gefinancierd. De eerste toets is de 3:1 toets: het vreemde vermogen − berekend op het gemiddelde aan het begin en einde van het boekjaar − mag niet meer bedragen dan drie keer het (gemiddelde) eigen vermogen, plus een buffer van € 500.000. Overschrijdt het vreemd vermogen die grens, dan is over dat surplus de rente niet aftrekbaar indien en voor zover de vennootschap die rente verschuldigd is op leningen aan groepsmaatschappijen. Rente die verschuldigd is op leningen aan derden blijft volledig aftrekbaar. De tweede toets is de concerntoets. Bij de concerntoets wordt de financiering van de Nederlandse vennootschap vergeleken met de financiering van de groep waartoe die vennootschap behoort. De thincap-regeling is uitsluitend van toepassing op een vennootschap die deel uitmaakt van een groep. Het Burgerlijk Wetboek omschrijft de groep als volgt: Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen die met elkaar in een groep zijn verbonden. De wet noemt twee criteria waaraan voldaan moet zijn wil er sprake zijn van een groep: een economische eenheid én een organisatorische verbondenheid. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat ook het element centrale leiding essentieel is. Vennootschappen vormen pas dan een economische eenheid als de activiteiten van een vennootschap in feite worden uitgevoerd ten behoeve van een andere vennootschap, conform haar specifieke wensen én de vennootschappen onder een centrale leiding staan, zodat ze bedrijfseconomisch als één geheel kunnen functioneren. Daarvan is sprake als de ene vennootschap een beleidsbepalende zeggenschap heeft over een andere vennootschap. Voor zo’n beleidsbepalende zeggenschap is geen meerderheidsbelang vereist, zo blijkt uit de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. De Hoge Raad heeft voor de uitleg van het groepsbegrip het beslissende criterium wél gelegd bij de omvang van de zeggenschap: als sprake is van een meerderheidsbelang is er in beginsel een groepsrelatie. De Hoge Raad kwam tot deze beslissing in een
feitelijke complexe casus, met diverse verbonden vennootschappen gevestigd in Nederland en Curaçao. Ons hoogste rechtscollege houdt de mogelijkheid van tegenbewijs open. De belastingplichtige die ondanks de aanwezigheid van een meerderheidsbelang het standpunt inneemt dat er geen sprake is van een groep, krijgt de stelplicht en de bewijslast opgelegd: hij moet stellen en bewijzen dat de voor een groep vereiste organisatorische verbondenheid ontbreekt. De Hoge Raad besliste – ten overvloede – dat het ontbreken van een geconsolideerde jaarrekening geen reden is om geen groepsrelatie aanwezig te achten. Commentaar Er wordt veel geprocedeerd over de thincap-regeling. Dat komt door de dubbele heffing die deze regeling veroorzaakt: de vennootschap die de rente moet betalen kan die niet aftrekken, terwijl de vennootschap die de rente ontvangt die wél tot de fiscale winst moet rekenen. Deze ongerijmde uitwerking is frustrerend, ook al omdat de thincap-regeling in eerste instantie gericht was op multinationaal opererende ondernemingen, die hun Nederlandse bedrijfsactiviteiten financieren met leningen die door een groepsmaatschappij vanuit een Tax haven worden verstrekt. De wetgever heeft de thincap-regeling – laat in het wetgevend proces – ook van toepassing verklaard op binnenlandse verhoudingen om te voorkomen dat deze wetgeving discriminatoir zou zijn. De rechter heeft inmiddels meermalen beslist dat er géén sprake is van ongeoorloofde discriminatie, en daardoor resteert er nog maar één mogelijkheid om aan de thincap te ontsnappen: aantonen dat er geen sprake is van een Groep.
Bijtelling privégebruik met boete wegens vakantiekilometers tijdens 'verhuur' aan partner Een ondernemer rekent een auto waarvoor een kilometeradministratie wordt bijgehouden tot zijn ondernemingsvermogen. De in 2007 verreden kilometers zijn in een overzicht onderverdeeld in zakelijke kilometers, verhuurkilometers en privékilometers. De ondernemer heeft in de aangifte geen privégebruik auto aangegeven omdat hij de auto aan zijn fiscale partner zou hebben verhuurd. Ze maakt gebruik van de auto als hij thuis is en hij heeft hiervoor in het overzicht 9.064 verhuurkilometers opgenomen. De Belastingdienst constateert dat tijdens een boekenonderzoek. Ook blijkt dan dat met de auto 3.910 kilometer is gereden tijdens de zomervakantie van het gezin. De inspecteur
concludeert hieruit dat de auto niet geheel ter beschikking stond van de onderneming en legt een navorderingsaanslag met een correctie privégebruik auto op. Rechtbank Leeuwarden acht sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt omdat er geen aanleiding was om nadere vragen te stellen over de ingediende aangifte. Aangezien de auto tijdens de verhuurperiode door het gezin is gebruikt voor een vakantie in Frankrijk en hiervoor 3.910 kilometer is gereden, is de bijtelling terecht. Dat de auto was verhuurd aan de partner is niet van belang en de Rechtbank komt niet toe aan een mogelijke onzakelijke verhuur omdat de ondernemer niet aannemelijk maakt dat minder dan 500 privékilometers waren begrepen in de verhuurkilometers. Volgens de Rechtbank blijkt uit de stukken van het geding dat de ondernemer op de hoogte is van de regeling omtrent het privégebruik auto. Door kilometers met een privékarakter, te weten vakantiekilometers, niet aan te merken als privékilometers heeft hij dermate lichtvaardig gehandeld dat sprake is van grove onachtzaamheid. Gelet hierop is een boete van 25% passend en geboden.
Publicatie jaarstukken stichtingen nog steeds op de agenda Minister Opstelten van Justitie en Veiligheid heeft nog steeds het voornemen om een wetsvoorstel in te dienen over de plicht voor stichtingen om hun balans, staat van baten en lasten en ook de ontvangen giften bij de Kamer van Koophandel te publiceren. In 2010 is er al een wetsvoorstel ter consultatie aangeboden. Dit wetsvoorstel is niet in goede aarde gevallen. De Minister is de reacties uit de consultatieronde aan het verwerken en streeft naar inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2012. De Minister bevestigt dat het niet de bedoeling is om het jaarrekeningenrecht (boek 2, titel 9 BW) op kleine stichtingen van toepassing te laten worden.
Belastingdienst gaat mogelijkheid bieden om kleine suppleties in de eerstvolgende aangifte op te nemen Met ingang van 1 januari 2012 is voor (onder meer) de omzetbelasting een informatieverplichting van kracht waardoor bij het niet indienen van een suppletieformulier een maximale vergrijpboete van 100% kan worden opgelegd. De Belastingdienst maakt het nu mogelijk om BTW-correcties van minder dan 1.000 euro alsnog te verwerken in de eerstvolgende aangifte na ontdekking van die correctie. Zodra een belastingplichtige constateert dat hij een aangifte over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig heeft gedaan waardoor te veel of te weinig belasting is betaald, moet hij door middel van een suppletieformulier de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekken. Deze suppletie dient zo
spoedig mogelijk te worden gedaan en wel op de door de inspecteur aangegeven wijze. Op het niet voldoen aan deze informatieplicht staat een vergrijpboete van maximaal 100% van het belastingbedrag. De Belastingdienst wil graag een oplossing bieden om (ook de eigen) administratieve lasten te verminderen die het gevolg zijn van suppleties met een relatief gering belang. Om die reden wordt de mogelijkheid geboden om correcties met een relatief gering belang over tijdvakken waarvoor de aangifte al is ingediend, alsnog te verwerken in de eerstvolgende aangifte na ontdekking van die correctie. Er is sprake van een correctie met een relatief gering belang als het totaalbedrag van de correctie minder bedraagt dan 1.000 euro (te betalen of terug te ontvangen BTW). Het gebruik van het suppletieformulier op de website van de Belastingdienst (te downloaden pdf of in te vullen in de beveiligde aangifte-omgeving) zal, waarschijnlijk met ingang van 1 april 2012, verplicht worden gesteld voor correcties van meer dan 1.000 euro.
Hoogachtend, R.A.M. van der Velden b.v. Oostveenseweg 7-b 2636EC Schipluiden k.v.k. nummer 27231863 telf. nr. 015-3808141 fax. Nr. 015-3808095 Hoewel aan de inhoud van deze nieuwsbrief de uiterste zorg wordt besteed, kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onverhoopte onjuistheden. Aanmelden nieuwsbrief, c.q. afmelden en e-mailadres wijzigen:
[email protected]