Nieuwsbrief
nr. 30, juli 2010
Monumentenzorg en archeologie
De restauratie van de Ambachtsschool
De voormalige ambachtsschool aan Bergerweg 1 wordt op dit moment gerestaureerd en herbestemd tot Centrum voor kunst en erfgoed. Dit centrum biedt onderdak aan het Regionaal Archief, het provinciaal werkende Kunst en Cultuur Noord-Holland/Cultureel Erfgoed Noord-Holland, het Archeologisch Centrum Alkmaar, de ook provinciale instelling De Kunst en mogelijk nog een onderzoeks- en opslagplaats voor schilderkunst en een architectenbureau. Omdat dit vooral publieks-, depot en kantoorfuncties betreffen worden aan het gebouwencomplex nieuwe eisen gesteld. De restauratie en herbestemming van dit gemeentelijk monument vragen een goede afweging tussen behoud van monumentale waarden en de eisen van het nieuwe gebruik. Onderstaand een blik achter de schermen.
Korte bouwgeschiedenis
Het eerste deel van het complex wordt gebouwd in 1912-1913 naar ontwerp van de architecten Hanrath en Leguit. Dit eerste deel bestaat uit het hoofdgebouw aan de Bergerweg met een smederij aan de Krelagestraat. Al snel wordt dit gebouw te klein en wordt aan de Staringhstraat een eenlaagsvleugel met pannendak bijgebouwd in de stijl van het hoofdgebouw. Voor verder ruimtegebruik wordt een pannendak uit eind dertiger jaren vervangen door een verdieping met een plat dak. In de vijftiger jaren neemt de belangstelling voor technisch onderwijs aanzienlijk toe en wordt de bescheiden smederij aan de Krelagestraat vervangen door een forse nieuwbouw van architect C. Keesman. In deze tijd worden ook de houten raamkozijnen vervangen door staal. Eind jaren tachtig vindt de laatste grote verandering plaats, waarbij de binnenplaats tussen hoofdgebouw en vleugel aan de Krelagestraat wordt volgebouwd met een stalen kantine. In de negentigerjaren worden de stalen ramen in de voorgevel vervangen door houten exemplaren. Na de eeuwwisseling neemt de belangstelling van het technisch onderwijs weer sterk af, waardoor het gebouw zijn schoolfunctie verliest. 1
Waardering
De uitbreidingen en verbouwingen hebben een groot (10.000 m) en onoverzichtelijk complex van gebouwen opgeleverd van wisselende architectonische kwaliteit. Van het oorspronkelijke ontwerp van Hanrath en Leguit is het hoofdgebouw nog over, al is dit met extra tussenwanden en verlaagde plafonds aangetast. De smederij aan de Krelagestraat is in de vijftiger jaren al verloren gegaan. De vleugel aan de Staringhstraat heeft door zijn extra verdieping vrijwel alle architectonische kwaliteit verloren. Van de vleugel aan de Krelagestraat heeft met name de gevel aan de straatzijde kwaliteit door ritmiek en detaillering. Verder in dit nummer • Twee nieuwe archeologische rapporten
2
• Papierstuc in de Langestraat
3
• Duizenden jaren bewoning
4
• Status en symboliek van de Zwaan
5
• Alkmaars Historich Café
6
• Bijzondere bodemvondsten
8
Het is een fraai voorbeeld van Wederopbouwarchitectuur, al doet het door zijn massaliteit afbreuk aan het er tegenover gelegen Rijksmonument ‘het Karenhuis’. Aan de stalen schoolkantine kan geen waarde worden toegekend en de houten ramen uit de negentiger jaren betekenen een verarming van de monumentale waarde van het pand.
Uitgangspunten
Het hoofdgebouw van Hanrath en Leguit is aangemerkt als gemeentelijk monument, zodat behoud van dit deel niet ter discussie is. De overige gebouwen van het complex zijn niet in de gemeentelijke bescherming opgenomen, zodat een nadere afweging noodzakelijk is. In de praktijk is die afweging alleen gemaakt voor de Wederopbouwvleugel, omdat de waarde van de andere delen niet voldoende groot is. Daarbij geldt nog dat door het toevoegen van zoveel bouwvolumes het gemeentelijk monument vanuit de Zocherbuurt nauwelijks meer zichtbaar is. Ook omdat de buurt dicht is bebouwd, is gekozen voor een beperking van het bouwvolume tot 7.000 m. Om vast te kunnen stellen of de Wederopbouwvleugel (gedeeltelijk) kan worden gehandhaafd is nagegaan of herbestemming tot archiefdepot (2.000 m) mogelijk is. Door de hoge eisen die het Rijk stelt aan de uitvoering van een archiefdepot en door de constructie van de vleugel (betonskelet) bleek het niet mogelijk het gebouw of zelfs maar de gevel aan de Krelagestraat te behouden. Uiteindelijk is besloten alleen het gemeentelijk monument te bewaren.
derd. Daarbij zullen vrijkomende deuren zoveel mogelijk elders in het gebouw worden herplaatst of zelf op de eigen plek behouden. Nu zoveel toevoegingen zijn verwijderd worden bezoekers al verrast door de krachtige architectuur met zijn sobere hoge lokalen en kloosterachtige gangen.
Afwerking buiten
Op veel plaatsen aan de buitenzijde zijn de verbindingen met de latere aanbouwen zichtbaar. Aan de achterzijde, waar het nieuwe archiefdepot een binnenplaats vormt met het monument, is er voor gekozen die verstoringen niet weg te werken door de muren aan te helen. De hoge kosten, afgezet tegen de beperkte zichtbaarheid, hebben tot dit besluit geleid. Wel zal de zijde aan de Staringhstraat geheel in oude staat worden teruggebracht. Hoewel de achtergebleven stalen ramen zeker kwaliteit hebben, is er vanwege de slechte thermische waarden van deze ramen gekozen voor houten exemplaren. Daarvoor zal bij alle te vervangen of weer opnieuw aan te brengen ramen worden uitgegaan van het ontwerp van Hanrath en Leguit. Helaas ontbreken de financiële mogelijkheden om de houten ramen uit de negentiger jaren aan de voorzijde ook te vervangen door dit oorspronkelijk ontwerp. Dit moet aan de volgende generatie worden overgelaten.
Herbestemming binnen
Het leidend thema bij de herbestemming kan worden omschreven als ‘vooruit met Hanrath en Leguit’. Het gebouw is inmiddels volledig ontdaan van later toegevoegde scheidingswanden, deuren, plafonds en installaties. Alleen enkele kwalitatief goede aanvullingen uit de dertiger jaren zijn als onderdelen van de bouwgeschiedenis bewaard gebleven. Toch moeten enkele muren en deuren uit de bouwtijd alsnog worden verwijderd. Een efficiënt gebruik van het gebouw en moderne sanitaire eisen maken het noodzakelijk dat enkele ingebouwde kasten en toiletten worden verwij-
Gert van Kleef, Projectleider herbestemming Ambachtsschool
Twee nieuwe archeologische rapporten Aan de reeks Rapporten van Alkmaarse Monumenten en Archeologie, zijn RAMA 13 en RAMA 14 toegevoegd.
RAMA 14, getiteld ’Sporen onder het maaiveld’, bestaat uit vijf deelrapporten van archeologische onderzoeken uit de periode 20012007. Elke opgraving is een puzzelstukje van de rijke historie van Alkmaar. Ook Koedijk komt aan bod met een opgraving bij de voormalige brandweerkazerne aan de Kerkelaan. In de binnenstad zijn onderzoeken gedaan aan het Hofplein, de Bloemstraat, Ritsevoort 7 en Laat 50. Ze hebben nieuwe gegevens opgeleverd over de huizen en huisraad van de vroegere Alkmaarders.
RAMA 13 is getiteld ’Huizen, haven en handel’ en beschrijft de verborgen geschiedenis van het Waagplein. De gemeentelijk archeologen hebben enkele kleinschalige bodemingrepen benut om een glimp op te vangen van de vroegste bewoning van dit stadsgebied. Bij de herinrichting van het plein in 2003 werd bovendien de kans gegrepen om een sleuf te graven. De resultaten kunt u lezen in dit rapport.
Beide rapporten zijn rijk in kleur geïllustreerd en te verkrijgen bij het Archeologisch Centrum (€10,- per stuk). 2
Papierstuc in de Langestraat voorzien. Stucfirma’s maakten catalogi waarin ontwerpen voor stucornamenten aan de man werden gebracht. Huiseigenaren, aannemers en schilders konden uit deze catalogus hoekstukken, lijsten, rozetten en dergelijke uitzoeken om een eigen interieur samen te stellen. Een stukadoor hoefde er niet meer aan te pas te komen. Zijn persoonlijke artistieke inbreng verminderde en dit instant stucwerk werd dan ook miskeurend ‘plakwerk’ genoemd.
De verbouwing van het gemeentelijk monument Langestraat 14 was aanleiding voor bouwhistorisch onderzoek. Er bleek een plafond van papierstuc aanwezig dat werd verwijderd. De bouwhistoricus Carolien Roozendaal heeft enkele fragmenten meegenomen voor onderzoek. Papierstucplafonds zijn namelijk zeldzaam door de kwetsbaarheid en doordat het vaak is verwijderd omdat het niet als waardevol werd gezien. Hierdoor wordt het tegenwoordig als een bijzonder bouwmateriaal erkend.
Papierstuc
Alkmaar kent enkele bewaard gebleven voorbeelden, zoals op Kennemerstraatweg 142 en Luttik Oudorp 68. Het papierstucplafond in de Langestraat is waarschijnlijk aangebracht bij een verbouwing in 1910 onder leiding van de toenmalige stadsarchitect P.N. Leguit.
Naast de machinale productie werd een methode gezocht voor goedkoper en lichter stucwerk. Er werden allerlei surrogaten ontwikkeld van goedkopere materialen waarmee vrijwel dezelfde sculpturale vormen gemaakt konden worden als met traditioneel stucwerk. Zo werd papier-maché (papierpulp), carton pierre (bordpapier) en papierstuc ontwikkeld. Met name papierstuc was populair bij veel opdrachtgevers. Het werd gevormd door vellen papier in een mal te persen. Papierstuc was licht van gewicht, ongevoelig voor temperatuurschommelingen en had een korte droogtijd. Een ornament werd in de fabriek gemaakt en eventueel op linnen gezet. Op de eindbestemming werd het onzichtbaar vastgezet met spijkers of draadnagels in de dieper gelegen delen van de voorstelling. Papierstuc is ontwikkeld in Duitsland. De Duitse firma Bennewitz & Co was in 1890 de eerste papierstucfirma die zich in Nederland vestigde. Naast Bennewitz & Co waren de firma’s Holland (Monnickendam) en Gouda (Gouda) de grote fabrikanten. Bennewitz & Co bezat echter een monopolie positie en haalde de grote opdrachten binnen. Een van de grootste projecten was het plafond in de hal van het treinstation van Groningen. Andere opdrachten waren het Hotel en Café Suisse in de Kalverstraat te Amsterdam, het Victoria Hotel aan het Damrak, het Concertgebouw te Hilversum en de Societeit Sie Semper te Utrecht, alle openbare en representatieve gebouwen.
Plakwerk
Langestraat 14
Vanaf de tweede helft negentiende eeuw nam de huizenbouw een grote vlucht. De rijke burgerij, die door handel en groei van de steden aanzien en vermogen had gekregen, liet nieuwe woningen bouwen of hun bestaande woningen van een nieuw interieur voorzien. Zo kwam er steeds meer vraag naar stucornamenten, die leidde tot nieuwe productietechnieken voor een grotere markt. Een ornament werd niet meer ter plaatse gemaakt van kalk, zand en gips. Het laag voor laag handmatig aanbrengen van de stuc was veel en tijdrovend werk en daardoor duur geworden. Veel efficiënter was het om afgietsels te maken van mallen en die meerdere keren te gebruiken. De geprefabriceerde stucelementen hoefden op locatie enkel nog aan plafond of wand bevestigd te worden en van een verflaag te worden
Het papierstucplafond van Langestraat 14 bestond uit een perklijst met een bloemenpatroon, een randlijst met voluten en een centrale rozetring. Het lijstwerk en het rozet zijn in
Vestibule van Huize Alcmaria, Kennemerstraatweg 142 uit 1908 3
neo-rococostijl, in de negentiende eeuw zeer populair. Kenmerkend zijn asymmetrische kuiven en zwierige vormen. Opmerkelijk is de afwijkende stijl en stuctechniek van de onderdelen. Het fijne bloemenpatroon in de perklijst is van vier lagen geperst papier. Via papierstuc restaurator Jan Zijlstra (o.a. station Groningen) vinden we het patroon in een catalogus van de firma Bennewitz & Co uit Amsterdam. In de rozet en de randlijst is een combinatie van geperst papier, (Duits) krantenpapier en zaagsel verwerkt tot een grover patroon dat is teruggevonden in een Duitse -overigens anonieme en ongedateerde- catalogus. De rozet lijkt sterk op die in de vestibule van Huize Alcmaria, Kennemerstraatweg 142 uit 1908. Dit papierstucplafond is fraai in meerdere tinten beschilderd. Ook het ornament in Langestraat 14 zal op die manier geschilderd zijn geweest. Het is later met goudverf overgeschilderd, maar zeker is dat de rand- en perklijst mintgroen zijn geweest.
Langestraat 14
Literatuur Bennewitz & Co, ‘Bennewitz & Co, Papierstücfabrikanten te Amsterdam. Specialiteit voor plafond en wandversieringen. Bericht’, De Opmerker (1894) 24. ‘Papierstuc’, Bouwkundig Weekblad 12 (1892) 27, p. 160. Alfred Bohnagen, Der Stukkateur und Gipser. Die gesamte praktische Gipsverarbeitung einschliesslich der Arbeitsmethoden des Modellierens und Punktierens sowie die Behandlung der verschiedenen Materialen und Mortel, Leipzig 1914. E. Geldhof, ‘Imitatiestuc: het blijft toch papier. Behandeling van papier-maché architecturale ornamenten’, (2006) 3. Uitgebreide versie in ’Oud Alkmaar’ 2010, nr.2
Massaproductie maakte weliswaar een einde aan de uniciteit van stucornamenten, maar dat betekende niet dat de kwaliteit minder werd. Er werd wel degelijk veel creativiteit van de ontwerpers verlangd. Meer kennis kan papierstuc uit de vergetelheid brengen en het de waardering geven die zij verdient. Onbekend maakt immers onbemind. Saskia Hulskes Stagiair bouwhistorie
Duizenden jaren bewoning Een opgraving aan de Koningsweg een zogeheten eergetouw, een primitieve ploeg waarmee de akker werd ingekrast. Door in twee richtingen haaks te ploegen werd de grond omgewoeld. De akker was aangelegd in een gele zandlaag. Opvallend was dat deze ploegsporen waren opgevuld met slappe grijze veenklei. Vermoedelijk was de akker aangelegd kort voordat het gebied door stijgend grondwater te nat werd en overging in een veenmoeras. Eeuwen later werd dit veen afgedekt met duinzand van de strandwal. Zo ontstond een brede zandrug, waarvan de oostelijke begrenzing ongeveer bij de lijn Doelenstraat-Schoutenstraat lag. Op dit duinzand zijn sporen en vondsten aangetroffen van de 10de tot en met de 18de eeuw. Uit de 10de- t/m 13de-eeuw zijn sporen blootgelegd als greppels, kuilen, paalkuilen en waterputten. Door het kleine opgravingvlak kon geen onderlinge relatie tussen deze sporen worden gevonden zoals een huisplattegrond. Uit de 14de eeuw kwamen funderingen aan het licht van de kapel van het Maria van Nazareth convent (‘t Jonge Hof ). Deze kapel was exact in oost-west richting gebouwd, met de koorsluiting aan de oostkant. De koorsluiting was in de vorm van een rechte kopgevel met twee steunberen in 2001 al opgegraven tijdens een verbouwing van Doelenstraat 6. Nu kon het westelijke uiteinde worden opgezocht. Ook deze kopgevel bestond uit een kloostermoppen-fundering met twee steunberen. Omstreeks het midden van de 15de eeuw werd de kapel vervangen door een grotere die meer naar het zuiden lag nabij de hoek Doelenstraat/Nieuwesloot. De oude kapel
Fundering van de westkant van de kapel van ‘t Jonge Hof
Naar aanleiding van de herinrichting van het parkeerterrein tussen de Doelenstraat en de Paardenmarkt is van 14-28 april 2009 een archeologische opgraving uitgevoerd. De kleine opgravinglocatie van 10x10 meter bracht onverwacht een scala van sporen en vondstmateriaal op van de 10de tot en met de 18de eeuw. Opvallend was de vondst van bewoningssporen uit de Bronstijd.
Vroege bronstijd
Onder een veenlaag kwamen op ruim een meter diepte ploegsporen tevoorschijn. Dit veen moet zijn gevormd in de loop van de Bronstijd (2000-800 voor Chr.). De ploegsporen zijn dan ook uit de vroege Bronstijd. Ze zijn gemaakt met 4
werd toen waarschijnlijk keuken of eetzaal, afgeleid uit de vondst van diverse grote afvalkuilen met etensresten en kookgerei, daterend vanaf ongeveer 1450 tot 1550. De inhoud van de kuilen bestond uit opvallend veel as, een oranje substantie met zwarte houtskooltjes. Verder voornamelijk rood aardewerken borden, bakpannen en komforen. In diverse kuilen zijn scherven van wijwaterbakjes van rood en wit aardewerk gevonden. Eén kuil viel op omdat hij was gevuld met resten van verbrand botmateriaal, wat bij normaal keukenafval ongewoon is. Dit kan duiden op een nijverheid.
Lugubere vondst
was er niet (meteen) aan overleden, want de randen van de opening vertoonden sporen van genezing van het bot. Waarom de schedels in de kuil zijn beland en op deze wijze zijn neergelegd, is een raadsel. Majolica bord met een olifant, circa 1675
Raadsels
Een lugubere vondst was de ontdekking van negen menselijke schedels in een afvalkuil. Ze lagen naast en tegen elkaar centraal op de bodem van de kuil, tussen allerlei keukenafval. Er plakten zelfs visschubben
Na de reformatie werd het klooster geleidelijk opgesplitst voor ander gebruik. Zo werd in 1604 het hoekpand aan de Doelenstraat herberg Het Hof van Holland (opgraving Doelenstraat 2 in februari 2009, zie Nieuwsbrief 29). Daarachter kwamen enkele kamerwoninkjes. Tegen de Koningsweg aan werd een keldertje aangetroffen met een geïntegreerde waterput in de hoek. Opvallend is de oude keldervloer van hout. Later is hier de gebruikelijke plavuizenvloer overheen gelegd. De kelder was rond 1675/1700 gedicht met sloopafval en aardewerk. Hieruit kwamen interessante vondsten naar boven, onder meer een majolica schotel met olifant en een fraai versierde haardsteen, de bekroning van een haardwand. Deze is gedateerd 1589 met in reliëf het wapen van de Spaanse koning Filips II. Het lijkt niet logisch zo’n politieke steen -met het wapen van de vijand- te plaatsen voor de herberghaard. Misschien komt het uit de privéwoning van een verstokt katholiek? De vondsten zijn nog niet uitgewerkt, de raadsels zijn nog niet opgelost...
Haardsteen met wapen Filips II en diens lijfspreuk PLUS OLTRE, 1589
Rob Roedema
Literatuur J. de Jong en J.F. Van Regteren Altena, 1972: Enkele geolo gische waarnemingen in Alkmaars oude stad, in: E.H.P. Cordfunke, Alkmaar van boerderij tot middeleeuwse stad, Alkmaar, blz. 25-64. R. Roedema en S. Ostkamp, 2002: Alkmaar Doelenstraat 2, in: W. Blazer (red.), Archeologische Kroniek Noord-Holland 2001, Holland 34, 1-2.
tegen de schedels aan. Het betroffen alleen schedels, geen kaak of ander menselijk bot! Inmiddels zijn de schedels onderzocht door Steffen Baetsen van EARTH Integrated Archaeology. Vast staat dat het gaat om zeven vrouwen en waarschijnlijk twee mannen. Bij een van de schedels was sprake van een hoekig gat in het schedeldak. Het slachtoffer 5
Status en symboliek van de zwaan Zwaan op tafel
Beerputten leveren een schat aan informatie op. Tussen het afval worden ook dierlijke botten gevonden, die iets zeggen over het voedselpatroon van de vroegere bewoners. Bij drie woningen in de binnenstad zijn zwanenbotten tevoorschijn gekomen. Dit is een opmerkelijke vondst, aangezien zwaan met name door de grafelijke adel werd genuttigd. Hoe komen deze zwanen dan bij Alkmaarse burgers terecht?
De zwaan was geen alledaags voedsel en het kwam voor de gewone stedeling ook bij feestelijke gelegenheden niet op tafel. De zwaan was juist een gebruikelijke consumptievogel
Edele vogel
Zwanen behoorden in de middeleeuwen tot de zogenaamde ‘edele’ vogels, die alleen door adel mocht worden bejaagd en gegeten. Al in de 14de eeuw legde de adel bij verordening hierover regels vast, bij wijze van vogelbescherming en natuurlijk voor eigenbelang. Het voorrecht om zwanen te houden in de slotgracht of hofvijver behoorde tot de heerlijke rechten en wordt genoemd ‘het recht van zwanendrift’. Voor de doorsnee middeleeuwse stedeling was het eten van zwanen dus niet gebruikelijk en dat maakt de vondst van zwanenresten in burgerlijke beerputten heel speciaal.
Zwaanridder
Na het braden werden de veren en kop teruggeplaatst, tot een pronkgerecht
Het toe eigenen van het alleenrecht op zwanenjacht komt mogelijk voort uit de symboliek waarmee het dier van oudsher is omgeven. Er zijn talloze verhalen waarin de zwaan een mystieke rol vertolkt. In de Noorse mythologie zijn de boodschappers van Odin, als zwanen verklede vrouwen die staan voor onschuld, eerlijkheid en onbevangenheid. Het hemelschip van de Griekse zonnegod Apollo, aanvoerder van muzen en dichtkunst, werd door zwanen voortgetrokken. De zwaan staat hier symbool voor dichtkunst en muziek. Ook Zeus daalt in een gedaante van een zwaan af naar de aarde om zijn geliefde Lena te bezoeken. De zwaan is hier het symbool van de liefde. In het Germaanse Nibelungenlied, wordt ridder Lohengrin voortgetrokken door een zwaan over rivieren en meren en laat een spoor van heldendaden achter. Zo hebben zij Nijmegen en Kleef uit de hand van vijanden gered. De zwaan staat voor standvastigheid en heldhaftigheid. Heel wat middeleeuwse edelen benadrukken met een zwaan in hun wapen de al dan niet vermeende afstamming van deze zwaanridder. Tenslotte heeft de polder De Zijpe een zwaan in haar wapen als verwijzing naar het overwonnen water. Zo heeft de zwaan meerdere betekenissen, die verweven zijn met status en symboliek.
voor adellijke feesten. In middeleeuwse rekeningen van de grafelijke rentmeester voor West-Friesland en Kennemerland zijn indrukwekkende aantallen zwanen genoteerd, die bij grote feesten op o.a. kasteel de Nieuwburg bij Oudorp werden opgediend. De restanten van deze maaltijden zijn bij archeologisch onderzoek daadwerkelijk aangetroffen. Zwanenrecepten waren standaard onderdeel in middeleeuwse kookboeken en ook vooraanstaande burgers en bestuurders verorberden er zo af en toe een. Het gaf de gastheer status wanneer dit dier werd geserveerd. De zwaan was echter geen lekkernij. De Dordtse medicus Johan van Beverwijck vermeldt in de 17e eeuw de zwaan als weinig gegeten vogel. Hij vindt ze zwaar verteerbaar en stelt dat ze evenals pauwen vooral als pronkgerecht dienen. De vogel werd inderdaad opgediend in zijn prachtig witte verenkleed. Jeroen Bosch verbeeldt dit in zijn Bruiloft te Kanaän (zie afb.). In de Alkmaarse binnenstad zijn bij woonhuizen van welgestelde inwoners zwanenbotten opgegraven. Bij een groot bakstenen huis aan Langestraat 3-5 zijn resten gevonden uit de eerste helft van de 15de eeuw (07LAN27). Ook in de beerput van buurpand nr. 7 kwamen zwanenresten naar boven uit de 17de of 18de eeuw (07LAN16). Een opgraving bij Ritsevoort 32 leverde zwanenbotten op uit de eerste helft van de 17de eeuw (08RTVX515). 6
Stadszwanen
Het blijkt dat enkele steden ook het voorrecht van zwanendrift hadden. Dit recht kon bijvoorbeeld worden gekocht bij de heer of graaf. De zwanen woonden in de stadsgracht en werden beheerd door een zwaanbewaarder. In Leiden bestond vanaf 1472 het gebruik om jaarlijks jonge stadszwanen uit te delen onder de bestuurders. Ook in Amsterdam konden de burgemeesters, schepenen en andere hoge stadsfunctionarissen volgens een regeling uit 1549 een maand voor de jaarlijkse kermis hun bestelling doen bij de bewaarder van de stadszwanen. Zo kwamen ook niet-adellijken aan deze ‘edele’ vogel. Als er niet voldoende van deze zogeheten ‘kermiszwanen’ waren, kocht de bewaarder zelfs jonge zwanen bij. Er werd veelvuldig van de jaarlijkse
schenking gebruik gemaakt en het blijkt een aanzienlijke kostenpost. In Amsterdam werd de regeling daarom eind 17e eeuw afgeschaft. Cornelis Drebbel heeft op zijn stadskaart uit 1597 in de vestinggracht diverse zwanen afgebeeld (zie afb.). Wellicht had ook Alkmaar het recht van zwanendrift? Ik vermoed dat in Alkmaar eenzelfde gebruik heeft bestaan als in Leiden en Amsterdam. De gastheren van de zwanen uit de Alkmaarse beerputten behoorden waarschijnlijk tot de bestuurders van de stad. Sjaak Waterlander
Literatuur L. Duerloo, De zwaan van trotse totem tot poëtisch plaatje. De Brabantse folklore en geschiedenis, 1994. T. Schildkamp, Tussen hemel en aarde. Een ander vogelboek over nachtegalen en wielewalen over zwaluwstenen en adelaarsgal over mensen en andere hoogvliegers, Antwerpen 1979.
F. Smit, Het oog van de wereld. Nederland in de Gouden eeuw, Breda 1992. P. Zethoven, Afschaffen van zwanendrift is diefstal, artikel Noordhollands Dagblad, Alkmaar 2002.
Alkmaars Historisch Café gereduceerde prijs bijwonen. Na het zomerreces staan twee lezingen op het menu die aansluiten bij de Open Monumentendag (zaterdag 11 september) met het thema ‘De Smaak van de 19e eeuw’.
Het Stedelijk Museum Alkmaar, Regionaal Archief Alkmaar, Bibliotheek Kennemerwaard, de Historische Vereniging Alkmaar èn de afdeling Monumentenzorg en Archeologie zijn een lezingencyclus gestart: het Alkmaars Historisch Café. Het Historisch Café is eens per maand geopend (uitgez. juli en augustus) en is ondergebracht in het Stedelijk Museum Alkmaar. Er komen veelzijdige onderwerpen aan bod die specifiek de lokale geschiedenis belichten. Als lezer van deze Nieuwsbrief kunt u het Historisch Café voor een
14 september De restauratiefilosofie in 19e eeuws Alkmaar Piet Verhoeven 23 september De geschiedenis van de gedekte tafel Harold Bos
Kaarten en reserveringen Op vertoon van deze nieuwsbrief betaalt u i.p.v. € 7,50 slechts € 5,00, inclusief koffie/thee. Aanmelden is verplicht en kan telefonisch via 072 – 5489789. U dient uw entree-kaart vooraf af te halen, uiterlijk vóór 17.00 uur op de dag van de lezing. Aanvang 19.30 uur - 21.30 incl. pauze. Zie www.stedelijkmuseumalkmaar.nl voor actualiteiten en inhoudelijke informatie over de afzonderlijke lezingen. 7
bijzondere bodemvondsten
Zout het witte goud
op de schaal als op de voet een fijne versiering met een floraal motief in Renaissance stijl. Hij is 6 cm hoog en breed.
Ons depot bergt verscheidene zoutschaaltjes, vervaardigd van onder andere witbakkend aardewerk, hout, tin en faience. In de prehistorie werd zout al gebruikt voor conservering van levensmiddelen. De Romeinen gebruikten het ook als betaalmiddel: salaris komt van het Latijnse sal = zout en betekent letterlijk zoutrantsoen. De zoutschaaltjes in onze collectie dateren vanaf de 16de eeuw. Zoutschaaltjes waren er voor verfijnd zout, dat aan tafel werd gebruikt als smaakmaker.
Uit dezelfde tijd dateert een houten zoutschaaltje (Nieuwe Doelen, 1995). Het is waarschijnlijk beschilderd geweest. Zoutschaaltjes zijn er ook van rood aardewerk, met rode of bruine glazuur en van wit aardewerk met donkergroene glazuur.
Zoutketen
In Alkmaar werd in 1543 de eerste zoutfabriek gebouwd, aan de tegenwoordige Westerkolkstraat. Vanaf 1575 werden in het aangeplempte gebied rond de Schelphoek meerdere zoutfabrieken gesticht. Van de Alkmaarse zoutketen resteert nog het 18de-eeuwse voorgebouw van De Eendracht met de monumentale schoorsteen.
Een faience exemplaar is gedateerd op 1650-1675 (Hekelstraat , 2002). Deze is 12.5 cm hoog met een diameter van 9 cm. Verrassend is de blauwe schildering op het schaaltje van een exotisch vogeltje met lange staart, op een boomtak. De schaalrand en voet zijn voorzien van een bladerrank.
Zout was een gewild product als conserveermiddel van vlees, vis (zoute haring!) en natuurlijk ... kaas! Er waren verschillende manieren om zout te winnen. Aanvankelijk kwam het Alkmaarse zout uit zeewater, dat in Petten in zoutpannen door natuurlijke indamping al sterk was verzilt. Dit water werd met speciale waterschepen naar Alkmaar gebracht, waar het via talrijke kranen op de kaden bij de zoutketen werd gehesen. Daar werd het zilte water in bassins door verhitting verder ingedampt tot zout. In de 19de eeuw werd grof steenzout uit buitenlandse zoutmijnen geïmporteerd om in de zoutketen fijn te maken.
Faience zoutschaaltje van Hekelstraat 19
Tot slot komen in ons taalgebruik meerdere uitdrukkingen voor met betrekking tot zout, zoals op alle slakken zout leggen, het zout in de pap niet waard zijn, zij hebben samen een zak zout gegeten. Maar de aardigste past bij ons faience zoutschaaltje met het vogeltje: zout op de staart leggen! Karin Beemster
Zoutschaaltjes
In de late Middeleeuwen was tafelzout een luxe dat in vaten van toen kostbaar tin of edelmetaal werd geserveerd. In de 17de eeuw lijkt tafelzout meer gemeengoed te worden. Dit merken we doordat we zoutschaaltjes van goedkope materialen hebben gevonden. Deze stonden op een voetje. Er zijn ook bordjes Tinnen zoutschaaltje opgegraven die mogelijk gediend hebvan Langestraat 66 ben als zoutschaaltje. Een tinnen zoutschaaltje is opgegraven in de beerput van een groot woonhuis uit de eerste helft van de 17de eeuw (Langestraat 66, 2001). Hier woonden poorters met een goed gevulde beurs, want dit voetschaaltje heeft zowel
Zoutschaaltjes van faience (twee stuks achter), tin, rood aardewerk (twee stuks middenvoor) en hout, 16de-17de eeuw
Colofon
Deze nieuwsbrief is een gratis uitgave van de gemeentelijke afdeling Monumentenzorg & Archeologie. Afbeeldingen eigen collectie i.s.m. Regionaal Archief Alkmaar / Vorm en Opmaak: Team DTP Gemeente Alkmaar / Druk: Tijl Uilenspiegel, Alkmaar Informatie archeologie en gratis abonnement: Archeologisch Centrum C.W. Bruinvis, Oudegracht 245, 1811 CG Alkmaar, 072 - 515 4115. E-mailadres:
[email protected] Openingstijden archeologisch centrum: van 1 april tot 1 oktober op de donderdag van 10.0016.00 uur en gesloten tussen 12.00-13.00 uur. In de overige maanden na telefonische afspraak. Informatie monumentenzorg: Gemeente Alkmaar, Afdeling M&A, Postbus 53, 1800 BC Alkmaar / Secretariaat: 072-5488724 / Restauratieadviseurs: Bram Berkenpas (072-5488812), Frans Borst (072-5488589), Henk Krabbendam (072-5488814) / Monumentenloods: 06 - 113 26 174 / Bouwhistorie: Carolien Roozendaal (072 - 5488816). E-mailadres:
[email protected] Website: www.alkmaar.nl/monumenten en archeologie. 8