2004 - 2005 Voor u ligt de jaarlijkse nieuwsbrief van het Baby Research Center. Hiermee willen we u op de hoogte brengen van de laatste ontwikkelingen. Sinds de vorige nieuwsbrief zijn de resultaten van ons onderzoek gepresenteerd en gepubliceerd in onder andere Frankrijk, Japan, Canada, de Verenigde Staten, Korea, IJsland, Duitsland en Noorwegen. Wij willen alle kinderen en ouders die hebben meegewerkt aan ons onderzoek hartelijk bedanken voor uw deelname! Dit alles was immers niet mogelijk geweest zonder uw hulp. Wij hopen dat deze nieuwsbrief u motiveert nog eens een bezoek aan ons te brengen! Hoe kunt u zich aanmelden? Baby Research Center Telefoon: 024-3611203, dinsdag-vrijdag 9:30-15:30 Of bezoek onze website op: www.mpi.nl/babylab
Suzanne van der Feest heeft dit jaar het dr. I.B.M. Frye stipendium gekregen van de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen. Met het geld van dit stipendium zal zij in 2005 een bezoek gaan brengen aan dr. Daniel Swingley, voormalig directeur van het Baby Research Center. Hij werkt aan de Universiteit van Pennsylvania aan een nieuw onderzoekscentrum. Wij houden u op de hoogte! In oktober is Monique Diks begonnen als onze nieuwe stagiaire. Zij zal de komende maanden bezig zijn met onderzoek in het Baby Research Center. Monique studeert Taalontwikkeling en Taalvariatie aan de Universiteit Utrecht. De namen van andere nieuwe en iets minder nieuwe medewerkers vindt u verderop in deze nieuwsbrief waar zij u iets vertellen over hun onderzoek.
Wij zijn ook op zoek naar kinderen die tweetalig Duits-Nederlands worden opgevoed. Leert uw kind twee talen, of kent u jonge kinderen die uit een tweetalige omgeving komen, neemt u dan contact met ons op!
Nieuws over onze medewerkers Tania Zamuner heeft een individuele VENI onderzoeksbeurs gekregen van NWO (de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). De beurs loopt van 2004 tot 2007. Een gedeelte van deze beurs wordt gebruikt om de gloednieuwe Kindertaalafdeling op te zetten. Verderop in deze nieuwsbrief kunt u meer lezen over de nieuwe afdeling. Ellen Westrek heeft met succes haar doctoraalstudie Taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam afgerond en zal nu de nieuwe Kindertaalafdeling gaan leiden.
Baby Research Center in Nieuwslicht! Op 12 juni 2004 was het Baby Research Center te zien in de achtste aflevering van het VARA programma ‘Nieuwslicht’, gepresenteerd door Paul Witteman. Op de website van de VARA kunt u deze aflevering bekijken (www.omroep.nl/vara/nieuwslicht).
1
Nieuwe Kindertaalafdeling Vanaf september 2004 is het Baby Research Center uitgebreid met de nieuwe Kindertaalafdeling. Deze afdeling is opgezet door Paula Fikkert en Tania Zamuner en zal worden geleid door Ellen Westrek. Ons onderzoek richt zich op hoe kinderen tussen 1 en 4 jaar taal leren te begrijpen en te produceren.
In een ander onderzoek willen we bekijken of kinderen nieuwe woorden sneller leren wanneer deze woorden een klankpatroon hebben dat ze makkelijk kunnen produceren tegenover woorden die een moeilijker klankpatroon hebben. Om deze vraag te beantwoorden, bekijken we welke woordvormen kinderen makkelijker of juist moeilijker onder de knie krijgen. Als u of iemand die u kent, geïnteresseerd is om mee te doen aan dit onderzoek kunt u dit laten weten door te mailen naar
[email protected] Voor meer informatie kunt u ons vinden op: www.mpi.nl/babylab Hieronder kunt u alles lezen over nieuw en afgerond onderzoek van de hoofdafdeling en de EEG afdeling van het Baby Research Center!
Voel het ritme! Ellen Westrek en Elizabeth Johnson
De nieuwe Kindertaal afdeling wordt geopend door Dr. Marilyn Vihman, Professor in Ontwikkelings Psychologie aan de Universiteit van Wales, Bangor. Ondanks dat kinderen al veel van taal weten, zullen ze toch vaak fouten maken wanneer ze beginnen te praten (ze zeggen bijvoorbeeld ‘kip’ in plaats van ‘tip’). Binnen de Kindertaal afdeling zijn we geïnteresseerd in wat deze fouten ons kunnen vertellen over de taalkennis van kinderen. Voor ons onderzoek maken we gebruik van verschillende spelletjes die we met de kinderen doen. Hieronder kunt u lezen over een van deze testjes. Een onderzoek duurt ongeveer 30 tot 45 minuten. Hoe leren kinderen woorden? Paula Fikkert & Tania Zamuner In één van de eerste onderzoeken van de Kindertaalafdeling zullen we bekijken of kinderen een voorkeur hebben voor klankpatronen die vaak voorkomen in het Nederlands. Kinderen krijgen plaatjes te zien van onbekende grappige dieren, die door ons worden benoemd. Ze moeten daarna de namen herhalen. We willen proberen uit te vinden welke soorten fouten kinderen maken bij het produceren van deze nieuwe namen.
We hebben baby’s van 7 maanden oud getest op hun vermogen om talen van elkaar te onderscheiden op basis van de verschillende ritmes die de talen hebben. Dit deden we door baby’s te laten kijken naar een groot TV-scherm waarop een soort schaakbord te zien was. Tegelijkertijd hoorden de kinderen dan zinnetjes in één bepaalde taal (bijvoordbeeld Nederlands). Als het computerprogramma aangaf dat ze ‘genoeg’ geluisterd hadden, kregen ze zinnetjes in een nieuwe taal te horen (bijvoordbeeld Japans). We gaan er daarbij vanuit dat baby’s in het begin naar het scherm kijken en dus luisteren. Maar als het langer duurt wordt het steeds minder interessant en zullen ze dus minder kijken / luisteren. Wanneer ze dan een nieuwe taal te horen krijgen, wordt het weer interessant. We verwachten dat kinderen weer veel meer zullen kijken / luisteren, als ze de verandering van taal opmerken. Uit de resultaten blijkt dat 7 maanden oude baby’s hun moedertaal (Nederlands) van andere talen kunnen onderscheiden wanneer deze qua ritme anders zijn (zoals Japans). Bovendien bleek uit het onderzoek dat de baby’s in hun moedertaal een verandering van stem (een wisseling van spreker) gemakkelijker opmerken dan in een andere taal. Momenteel wordt er aanvullend onderzoek gedaan om nog meer te weten te komen over de gevoeligheid van baby’s voor ritme en het belang daarvan voor hun taalontwikkeling.
2
Wereldwijd Valesca Kooijman Op het F.C. Donders Centre zijn we al een behoorlijke tijd bezig met ons onderzoek naar het leren herkennen van woorden in gesproken taal. Hierbij maken we gebruik van EEG (electroencephalography), waarbij de hersensignalen gemeten worden tijdens het luisteren naar gesproken taal.
EEG onderzoek in het F.C. Donders centrum Het onderzoek bij kinderen van 10 maanden is inmiddels afgerond. In een volgende nieuwsbrief zullen we u hierover verder informeren. Momenteel is hetzelfde onderzoek nog in volle gang bij kindjes van 7 maanden. Behalve bij ons in Nijmegen, zijn er verschillende labs over de hele wereld die onderzoek doen naar de ontwikkeling van kinderen met behulp van hersenonderzoek zoals EEG. Zo wordt er in Finland aan de universiteit van Helsinki onderzoek gedaan naar de herkenning van klanken in taal. Uit dit onderzoek is onder meer gebleken dat kinderen in de eerste maanden van hun leven heel goed klanken uit vreemde talen van elkaar kunnen onderscheiden. Na een aantal maanden wordt dit vermogen een stuk minder en worden kinderen juist beter in het uit elkaar houden van klanken uit de moedertaal. Naast onderzoek naar taalontwikkeling wordt er ook EEG onderzoek gedaan naar andere stappen in de ontwikkeling, zoals het leren herkennen van gezichten (bijvoorbeeld aan de Universiteit van Minnesota, VS). Hoe snel leren baby’s bekende gezichten herkennen, en welke kenmerken van het gezicht gebruiken ze om dit te leren? Kortom, onderzoek met behulp van EEG kan ons veel leren over de ontwikkeling
van baby’s en kinderen. Op den duur kan het ons helpen om vroegtijdig problemen op te sporen en oplossingen te zoeken.
‘NOOT’ of ‘NOOD’ ? Tania Zamuner We hebben een driejarig project afgerond waarin we de kennis van baby’s wat betreft stemhebbendheid in het Nederlands hebben bekeken. ‘Stemhebbendheid’ heeft betrekking op klanken zoals ‘t’ versus ‘d’. De ‘t’ is stemloos, de ‘d’ stemhebbend: de stembanden worden in trilling gebracht. Het Nederlands heeft een interessant stem-patroon, omdat alleen stemloze klanken kunnen voorkomen aan het eind van een woord. Zowel ‘noot’ als ‘nood’ worden uitgesproken met een ‘t’ aan het eind, terwijl het meervoud van ‘noot’ ‘noten’ is, en het meervoud van ‘nood’ ‘noden’. In het enkelvoud kun je dit verschil echter niet horen. We hebben gekeken of baby’s kennis hebben van deze klankpatronen: weten ze al dat een stemhebbende klank zoals de ‘d’ nooit op het woordeinde kan voorkomen? We lieten kinderen luisteren naar niet-bestaande Nederlands klinkende woorden, en naar Nederlands klinkende woorden die eindigden op een stemhebbende klank zoals een ‘d’. We hebben ontdekt dat baby’s van 9, 10 en 11maanden niet gevoelig zijn voor deze patronen aan het eind van woorden. Ze lijken de vreemde klanken op het einde van de woorden niet op te merken. Maar ze zijn wel gevoelig voor het verschil tussen ‘t’ en ‘d’ aan het begin van woorden. Naar aanleiding van deze bevindingen zijn we verder gaan kijken naar wat kinderen weten over begin- en eindklanken van woorden. We onderzochten of kinderen het verschil hoorden tussen Nederlandse klanken, zoals een ‘n’, tegenover een niet-Nederlandse klank, zoals een ‘nj’, die wel voorkomt in andere talen zoals het Russisch (‘njet’). Met 9 maanden konden baby’s deze verschillen horen aan het begin van een woord, maar ook niet aan het eind van een woord. We hebben ook gekeken naar verschillende soorten Nederlandse klanken. We onderzochten of baby’s van 10 maanden het verschil kunnen horen tussen ‘t’ en ‘p’. En ook nu vonden we dat baby’s de klanken wel konden onderscheiden aan het begin van een woord, maar niet aan het eind. Op dit moment onderzoeken we of oudere baby’s van 15 tot 16 maanden wél gevoeliger zijn voor klanken aan het eind van een woord.
3
Weten peuters meer dan ze laten merken? Elizabeth Johnson
Heeft u ze al zien staan, de vrolijke beren in het Baby Research Center? Er zijn ook leuke Tshirts met dezelfde beer. Nu nog alleen in kleine maatjes, maar de grotere maten zijn besteld! Tot voor kort kreeg u een kleine financiële vergoeding voor uw komst naar het BRC. Die mogelijkheid bestaat nog steeds. Maar u kunt sinds kort ook kiezen voor een beer of een Tshirt. Deze worden gemaakt in het atelier van Surjomukhi in Dhaka, Bangladesh. Het atelier is een project van SUMU. Dit is een stichting die zich inzet voor kansarme vrouwen en kinderen. Het is opgezet door Nederlandse vrouwen die kinderen hebben geadopteerd uit Bangladesh. Met dit initiatief wilden ze iets terug doen voor kansarme moeders en hun kinderen in Bangladesh. In het atelier van Surjomukhi werken momenteel zo’n 15 vrouwen uit de laagste inkomensgroep, die daarmee een bestaan voor zichzelf en hun gezin verdienen.
Wanneer kinderen die Nederlands leren voor het eerst beginnen te praten, gebruiken ze de lidwoorden ‘de’ en ‘het’ in eerste instantie meestal nog niet goed. Soms gebruiken ze het verkeerde lidwoord bij een zelfstandig naamwoord (‘Kijk, de paard!’), of ze laten het lidwoord weg (‘Kijk, paard!’). De informatie uit een vragenlijst die werd ingevuld door 40 ouders van Nederlandslerende kinderen van 28 maanden oud liet zien dat maar 11 van de peuters ‘het’ en ‘de’ consequent goed gebruikten. Ook andere studies hebben al laten zien dat kinderen nog steeds moeite hebben met ‘het’ en ‘de’ tegen de tijd dat ze voor het eerst naar school gaan. Een verklaring voor het gegeven dat peuters niet in staat zijn om bepaalde lidwoorden ‘de’ en ‘het’ goed te gebruiken, zou kunnen zijn dat ze gewoon nog niet weten welke woorden die ze in hun vocabulair hebben ‘het’-woorden zijn, en welke woorden ‘de’-woorden. Onderzoek in het Engels heeft echter aangetoond dat kinderen vaak al wel weten hoe lidwoorden moeten worden gebruikt, voordat ze die ook echt zelf gaan zeggen. Aan de andere kant is dit in het Engels misschien wel makkelijker dan in het Nederlands, omdat het Engels maar één bepaald lidwoord kent (‘the’). Daarom hebben we besloten om Nederlandse kinderen van 28 maanden oud te testen op hun kennis van ‘het’ en ‘de’.
Afgelopen zomer heeft het atelier grote problemen ondervonden door de ernstige overstromingen. Het atelier zelf is gelukkig niet getroffen. Wel is het lange tijd onbereikbaar geweest en daarom heeft de productie (en daarmee ook de inkomsten) lang stil gelegen. Inmiddels zijn de meeste vrouwen weer aan het werk. Veel ouders doen mee aan ons onderzoek omdat ze het leuk en nuttig vinden een bijdrage te leveren aan het wetenschappelijke onderzoek naar kindertaal. Wij op onze beurt vinden het fijn een bijdrage te kunnen geven aan dit goede initiatief. Meer informatie kunt u vinden op de Nederlandstalige website: http://www.sumu.nl
Hiervoor gebruiken we een procedure waarbij de kinderen niets zelf hoeven te zeggen. In deze studie krijgen de peuters twee plaatjes te zien op een TV-scherm (bijvoorbeeld een paard en een vis). Een stem vraagt het kind: “Kijk eens naar het paard” of “Kijk eens naar d e paard”. Als peuters weten hoe ‘het’ en ‘de’ gebruikt moeten worden, verwachten we dat ze sneller naar het plaatje van een paard zullen kijken wanneer ze ‘het paard’ horen dan wanneer ze ‘de paard’ horen. De voorlopige resultaten van deze studie wijzen erop dat peuters inderdaad weten hoe ‘het’ en ‘de’ gebruikt moeten worden, voordat ze deze woorden zelf (goed) gaan zeggen. In toekomstige studies zullen we proberen te bepalen hoe en wanneer Nederlands-lerende kinderen de bepaalde lidwoorden beginnen te leren.
4
Baby’s houden niet van onzin
Eerste woordjes
Daniel Swingley
Suzanne van der Feest
Op het Baby Research Center besteden verschillende onderzoekers aandacht aan hoeveel baby’s en jonge kinderen al weten over de klanken van woorden. In een recente serie onderzoeken wilden we erachter komen of baby’s weten hoe bepaalde, veel voorkomende woorden klinken.
Op het scherm verschijnen een poes en een pop. “Waar is de poes?” klinkt er uit de luidsprekers. Als we een kind twee plaatjes laten zien en een van die plaatjes benoemen, zal het kind vooral naar dat plaatje kijken. Zo kunnen we erachter komen of een kind een woord herkent en weet wat het betekent. Maar als kinderen in dit voorbeeld naar de poes kijken, betekent dat dan ook dat ze precies weten dat het woord hoort te klinken als p-oe-s?
Eerst hebben we bepaald hoe lang baby’s van 11 maanden naar een lijst met voorgelezen woorden wilden luisteren, zoals “neus, hond, poes, mond...” en hoe lang ze wilden luisteren naar een lijst met niet-bestaande of onbekende woorden, zoals “poert, schee, toor...”. Dit hebben we onderzocht door middel van een soort spelletje. Zolang een baby naar het knipperende lichtje keek, zolang lieten wij het de woorden horen. Wanneer de baby wegkeek, stopte het geluid (de woorden). Op deze manier konden we bepalen hoe leuk de baby’s de woorden vonden, door te meten hoelang ze naar het knipperende licht keken. Uit die eerste studie is gebleken dat baby’s liever naar de echte woorden luisterden dan naar de nietbestaande of onbekende woorden. In de daaropvolgende studie bleek dat deze voorkeur verdween als de echte woorden niet helemaal goed werden uitgesproken, zoals “meus, gond, toes...”. Dit bleek ook het geval te zijn wanneer het eind van de woorden verkeerd werd uitgesproken, zoals “neuf, honk, poef...”. Baby’s herkenden de echte woorden dus niet meer wanneer ze verkeerd werden uitgesproken. Dit betekent dat 11 maanden oude baby’s al veel weten over woorden – in ieder geval meer dan ze ons ‘vertellen’!
We weten al dat kinderen fouten in de uitspraak van woorden kunnen opmerken: als er wordt gezegd “Waar is de bal?” kijken kinderen tussen 12 en 24 maanden vaker naar de bal dan wanneer we zeggen: “Waar is de dal?” Er is echter nog niet onderzocht of bepaalde fouten in de uitspraak van woorden makkelijker worden opgemerkt dan andere fouten. Bijvoorbeeld: de ‘p’ verschilt anders van de ‘b’ dan van de ‘t’. Daarom wordt momenteel onderzocht of kinderen anders reageren op het ene type fout dan op het andere. Soms zeggen we bijvoorbeeld: “Kijk naar de toes” en soms: “Kijk naar de boes”. We hopen op deze manier te leren of kinderen bepaalde eigenschappen van woorden eerder of beter hebben opgeslagen dan andere. De eerste groep kinderen die we hebben getest, kijken nog steeds het meest naar het goede plaatje als het woord goed wordt uitgesproken. Maar sommige fouten maken het woord inderdaad moeilijker te herkennen dan andere fouten: de eerste groep kinderen keek vaker naar het goede plaatje bij “Kijk naar de boes” dan bij “Kijk naar de toes”. Als kleine kinderen zelf woorden beginnen uit te spreken, maken ze deze in het begin vaak makkelijker. Het zou goed kunnen dat ze woorden die ze horen in het begin ook ‘makkelijker’ maken, zodat ze ze beter kunnen onthouden. Niet alle details van een woord lijken al even goed te zijn opgeslagen – in dit voorbeeld het verschil tussen de ‘p’ en de ‘b’. Aan de andere kant blijkt ook uit dit onderzoek dat kinderen van 24 maanden al heel goed weten hoe woorden horen te klinken.
5
De Vraag-maar-raak-baak Wij - als onderzoekers - hebben altijd een heleboel vragen over taalverwerving. Maar u als ouder - heeft wellicht ook vragen over de taalverwerving van uw kind. Dr. Paula Fikkert beantwoordt elke maand een van de ingezonden vragen over kinderen en taalverwerving op onze website. (www.mpi.nl/babylab - ‘interactief’)
De melodie van grammatica Elizabeth Johnson Vanaf het moment dat ze geboren worden, lijken baby’s veel aandacht te hebben voor de melodie en het ritme van taal. Melodie en ritme kunnen baby’s helpen om de grammaticale structuur van een taal te leren, omdat melodische eenheden vaak overeen komen met grammaticale eenheden. Wanneer we bijvoorbeeld een zin zeggen zoals: “de baby lachte naar de hond”, plaatsen we meestal een heel korte pauze tussen ‘de baby’ en ‘lachte naar de hond’. De plaats van dit korte pauzemoment geeft een grammaticale grens aan, die het naamwoordelijk deel (‘de baby’) scheidt van het werkwoordelijk deel (‘lachte naar de hond’) in de zin. In samenwerking met de Purdue Baby Labs in Indiana (VS), heeft het BRC in Nijmegen verschillende experimenten uitgevoerd met baby’s die Nederlands leren en baby’s die Amerikaans-Engels leren. We proberen er achter te komen of kinderen melodische en ritmische informatie kunnen gebruiken om grammaticale eenheden te ‘ontdekken’ in spraak. Onze resultaten tot nu toe laten zien dat op een leeftijd van 6 maanden zowel Engels- als Nederlands-lerende baby’s inderdaad melodie en ritme in de zin hiervoor kunnen gebruiken.
Als u een vraag instuurt denk dan aan het volgende: - Stel uw vraag kort en duidelijk - Vermeld de leeftijd van uw kind - Geef duidelijke voorbeelden - Stuur uw vraag naar:
[email protected]
Tot ziens in het Baby Research Center! Zoals u heeft kunnen lezen in deze nieuwsbrief zijn er naast de lopende onderzoeken voldoende plannen aanwezig voor het uitvoeren van nieuwe experimenten. We hopen u dan ook snel weer in ons lab te mogen begroeten. Alvast bedankt voor uw enthousiasme en bereidheid om mee te doen! De medewerkers van het BRC: Marleen van der Avoird Margret van Beuningen Anne Cutler Monique Diks Suzanne van der Feest Paula Fikkert Elizabeth Johnson Angela Khadar Valesca Kooijman Dennis Pasveer Elske Schoenmaker Ellen Westrek Annelies van Wijngaarden Tania Zamuner
Op dit moment testen we of baby’s van 6 maanden die Engels leren, ook grammaticale eenheden in het Nederlands kunnen herkennen (een voor hen onbekende taal). Andersom doen we dit ook met Nederlandse baby’s.
6