Nibud-leerdoelen & –competenties voor kinderen en jongeren
Herziene uitgave mei 2013
Nibud-leerdoelen & -competenties voor kinderen en jongeren
e
2 herziene uitgave mei 2013 Een uitgave van: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) Postbus 19250 3501 DG Utrecht Dit document is met zorg samengesteld. Desondanks aanvaardt het Nibud geen aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit eventuele onvolledigheden en/of onjuistheden. © 2013 Nibud Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van druk, fotokopie of op enig andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Nibud.
Inhoudsopgave
Aanleiding ................................................................................................................................................ 3 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 4 1.1 Leren omgaan met geld ................................................................................................................. 4 1.2 Doel en doelgroep.......................................................................................................................... 5 1.3 Aansluiting bij het onderwijs .......................................................................................................... 6 1.4 PISA ............................................................................................................................................... 8 1.5 Verantwoording .............................................................................................................................. 9 1.6 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 9 2. Leerdoelen voor omgaan met geld .................................................................................................... 10 2.1 Leerdoelen per leeftijd ................................................................................................................. 10 2.2 Leerdoelen per competentie ........................................................................................................ 11 Leerdoelen voor 6 t/m 8 jaar (onderbouw primair onderwijs) ............................................................ 14 Leerdoelen voor 9 t/m 11 jaar (bovenbouw primair onderwijs).......................................................... 16 Leerdoelen voor 12 t/m 14 jaar (onderbouw voortgezet onderwijs) .................................................. 19 Leerdoelen voor 15 t/m 17 jaar (bovenbouw middelbare school) ..................................................... 22 Bijlage 1 - Achtergrond PISA ................................................................................................................. 26 Bijlage 2. Algemene ontwikkelingen van het kind ................................................................................. 27 Literatuur................................................................................................................................................ 30
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
2
Aanleiding In 2008 heeft het Nibud voor het eerst het document opgesteld waarin de leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren op het gebied van omgaan met geld staan beschreven. Eind 2012 constateerde het Nibud dat dit document aan een herziening toe was.
Herziening leerdoelen en competenties Een herziening is een goed moment om actualiteiten, voortschrijdende inzichten en opgedane ervaringen te evalueren. Door vanaf in 2008 in de praktijk aan de slag te gaan met de leerdoelen en competenties blijkt inmiddels wat wel werkt en welke zaken om aanpassing vragen. Verder verandert, zoals eerder aangegeven, de maatschappij, en daarmee veranderen ook de benodigde vaardigheden op financieel gebied. Dit betekent overigens niet dat de eerdere leerdoelen niet kloppen of dat er leerdoelen en competenties zijn die een jongere nu niet meer hoeft te kennen of kunnen. Daarnaast heeft het Nibud in het voorjaar van 2012 de competenties voor volwassenen gestandaardiseerd. Het is belangrijk dat de leerdoelen voor kinderen en jongeren aansluiten bij de competenties voor de volwassenen.
Nibud, 2013
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
3
1. Inleiding 1.1 Leren omgaan met geld Het doel van het opvoeden van een kind, thuis en op school, is om het kind in staat te stellen een zelfstandig leven te leiden in deze maatschappij. Daartoe brengen we het kind normen, waarden, kennis en vaardigheden bij die bijdragen aan een brede persoonlijke en sociale ontwikkeling.
Leren omgaan met geld is belangrijk Een kind leren omgaan met geld is een belangrijk onderdeel van iemand voorbereiden op zijn toekomst. Immers, bijna elke beslissing heeft in meer of mindere mate een financiële component. Dit geldt niet alleen bij grote, langetermijnbeslissingen, zoals het kopen van een woning, maar ook bij bijvoorbeeld het kopen van een cadeautje voor een verjaardag of het maken van vakantieplannen. Het aantal financiële beslissingen en financiële verantwoordelijkheden neemt toe naarmate kinderen ouder worden. Door kinderen en jongeren al vroeg te leren hoe zij met geld kunnen omgaan, worden zij voorbereid op de toekomst waarin zij al deze beslissingen zelfstandig moeten maken.
Overgang naar zelfstandigheid De overgang naar zelfstandigheid blijkt financieel gezien lastig. Onderzoek onder mbostudenten (Nibud, 2010) laat zien dat 19% van de uitwonende mbo'ers schulden heeft met een gemiddelde van 2400 euro. Van de thuiswonende mbo-studenten daarentegen, heeft 10% schulden met een gemiddelde van 800 euro. De overgang naar financiële zelfstandigheid zou zonder problemen moeten verlopen. Daarom is het relevant dat jongeren al vroeg leren hoe ze grip kunnen krijgen en houden op hun financiële situatie. Onderzoek ondersteunt deze bewering. Het blijkt dat volwassenen die van huis uit hebben geleerd met geld om te gaan, minder kans hebben om in de financiële problemen te komen (Madern & Van der Schors, 2012).
Financiële problemen en maatschappelijke participatie Financiële problemen zijn een belemmering voor het actief participeren binnen de samenleving. Mensen met financiële problemen (Dessart & Kuylen, 1986, p.328; Haster (red), 2009):
zijn sneller sociaal geïsoleerd; voelen zich meer buitengesloten; hebben minder (financiële) mogelijkheden om maatschappelijk te participeren, waardoor zij moeilijker aangehaakt blijven bij de maatschappij. Daarnaast kunnen schulden de fysieke en mentale gezondheid negatief beïnvloeden stress, depressie, slapeloosheid, agressie, fysieke gezondheidsproblemen -, wat ook zijn weerslag heeft op de maatschappelijke participatie (Landelijk Platform Schuldhulpverlening, 2004; Dubois & Anderson, 2012; Drentea, 2000; Drentea & Lavrakas, 2000; Sullivan e.a., 2000; Jacoby, 2002; Loonin & Plunkett, 2003).
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
4
Preventie van dergelijke situaties ligt in financiële educatie; kinderen en jongeren de vaardigheden leren die er toe bijdragen dat ze het ontstaan van financiële problemen kunnen voorkomen.
De maatschappij – veeleisend, vol verleidingen en digitaal Diverse maatschappelijke ontwikkelingen maken het des te relevanter dat kinderen al op tijd leren met geld om te gaan. Zo komt de eigen verantwoordelijkheid steeds meer bij de burger te liggen. Iemand moet zelf tegemoetkomingen en toeslagen aanvragen als hij denkt hier aanspraak op te kunnen maken en sociale zekerheid is niet automatisch van toepassing in alle situaties. Een student zal binnen een aantal jaar geen basisbeurs meer van de overheid ontvangen. Hij moet op zoek naar mogelijkheden om zelf de studie te bekostigen. Daarnaast zijn de verleidingen groot:
De mogelijkheden om spullen te kopen nemen toe, met verruimde winkelopeningstijden en de gelegenheid om online 24 uur per dag te shoppen. De marketing wordt steeds slimmer, waardoor reclames en verleidingen steeds ondoorzichtiger zijn. In online games worden jongeren op allerlei manieren verleid om tegen betaling aanvullende, ‘broodnodige’ aankopen te doen. Via sms-diensten kun je met eenvoudige, snelle handelingen veel geld kwijt zijn. De druk om in materieel bezit van populaire merken niet achter te blijven bij de omgeving is groot. We spreken hier van peer pressure.
Ten slotte digitaliseert de maatschappij, ook op financieel gebied. Rekeningen en rekeningoverzichten komen steeds minder per post. Saldo controleren gaat via internetbankieren, de energieleverancier en het telecombedrijf sturen hun factuur per mail en een overzicht van de verbruikskosten van de mobiele telefoon is terug te vinden door in te loggen op een persoonlijke account op de website. Overzicht houden over uitgaven wordt daardoor steeds meer een activiteit waar iemand zelf, proactief mee aan de slag moet. Ook contante betalingen nemen af; geld wordt minder zichtbaar. Het blijkt dat mensen aan de dagelijkse boodschappen meer uitgeven als ze met de pinpas of creditcard betalen dan contant, omdat de ‘betaalpijn’ is verdwenen (Dijkman & Zadeh, 2011).
Concluderend kunnen we stellen dat het in de huidige maatschappij niet makkelijker op is geworden om grip te houden op je geld. Juist daarom hebben jongeren financiële opvoeding nodig. Het verhoogt hun weerbaarheid tegen verleidingen en draagt bij aan financiële zelfredzaamheid als ze eenmaal volwassen zijn.
1.2 Doel en doelgroep Dit document is bedoeld als leidraad. Ten eerst om te zien wat een kind of jongere op het gebied van geldzaken zou moeten kennen en kunnen. Ten tweede om te weten waaraan het kind of de jongere zou moeten werken bij een bepaalde leeftijd.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
5
Voor wie is dit document bedoeld? 1. Ouders kunnen dit als handvat gebruiken bij de (financiële) opvoeding van hun kind. 2. Het onderwijs kan het inzetten wanneer aandacht wordt besteed aan financiële educatie. 3. Voor maatschappelijke dienstverleners en andere professionals is het relevant om op de hoogte te zijn van de leerdoelen en competenties bij het contact met en de begeleiding van jongeren. 4. De leerdoelen en competenties kunnen als basis dienen bij de ontwikkeling van educatief materiaal en financiële voorlichtingsprojecten voor jongeren en ouders. In de materialen die het Nibud zelf uitbrengt voor de doelgroep van 6 t/m 18 jaar en bij de producten van derden waar het Nibud bij de ontwikkeling bij betrokken is (geweest), zijn de leerdoelen verwerkt.
1.3 Aansluiting bij het onderwijs Het Nibud is er een voorstander van dat de verschillende aspecten van leren omgaan met geld onderdeel worden van de kerndoelen en eindtermen binnen het onderwijs. Zo ver is het echter nog niet. Daarom is gekeken bij welke kerndoelen en eindtermen van het primair en voortgezet onderwijs, het speciaal onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs de leerdoelen aansluiten.
Kerndoelen en eindtermen In het onderwijsveld worden leerdoelen heel concreet en precies gedefinieerd in verband met centrale eindtoetsing. De leerdoelen die het Nibud heeft geformuleerd laten iets meer ruimte voor eigen invulling en interpretatie. Onderstaande kerndoelen en eindtermen hebben raakvlakken met de Nibud leerdoelen en competenties
Kerndoelen rekenen/wiskunde (primair onderwijs):
KERNDOEL 29: De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. KERNDOEL 33: De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.
Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld (primair onderwijs):
KERNDOEL 35: De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.
Kerndoelen rekenen en wiskunde (speciaal onderwijs):
KERNDOEL 41: De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
6
KERNDOEL 48: De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.
Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld (speciaal onderwijs):
KERNDOEL 50: De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.
Kerndoelen rekenen/wiskunde (onderbouw voortgezet onderwijs):
KERNDOEL 22: De leerling leert de structuur en de samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen, en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties. KERNDOEL 23: De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in nauwkeurigheid, orde van grootte en marges die in een gegeven situatie passend zijn.
Kerndoelen mens en maatschappij (onderbouw voortgezet onderwijs):
KERNDOEL 42: De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu. KERNDOEL 45: De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.
Streefdoelen rekenen/wiskunde (Praktijkonderwijs):
STREEFDOEL 11. De leerling kan in voor hem betekenisvolle situaties positieve getallen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. STREEFDOEL 13. De leerling kan inhoud geven aan rekenkundige en wiskundige begrippen zoals meer, minder. STREEFDOEL 14. De leerling kan eenvoudige bewerkingen uitvoeren met de gangbare maten voor lengte, breedte, omtrek, oppervlakte, inhoud, tijd en geld.
Streefdoelen loopbaan- en praktijkoriëntatie (Praktijkonderwijs):
STREEFDOEL 26. De leerling kan veilig en zelfstandig handelen in praktische opdrachten op het terrein van wonen, werken en vrije tijdsbesteding. STREEFDOEL 31. De leerling ervaart in praktische opdrachten hoe hij kan zorgen voor zichzelf en de ander en ontwikkelt sociale vaardigheden en kan daarin eigen verantwoordelijkheid nemen. STREEFDOEL 32. De leerling kan een verband leggen tussen zijn eigen belangstelling en arbeid.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
7
Eindtermen economie (bovenbouw vmbo):
EC/K/4A: De kandidaat heeft inzicht in de theorie van het consumentengedrag zoals keuzes, behoeften, inkomen en dergelijke en in de functies van het geld zoals lenen en sparen en kan dit inzicht toepassen in een gegeven casus. EC/K/4B: De kandidaat heeft inzicht in het bankwezen, zoals verkrijgen van vreemd geld, spaarvormen en leningsvormen, en in motieven en kenmerken van verzekeringen en kan hierbij informatie van consumentenorganisaties gebruiken. EC/K/6: De kandidaat heeft inzicht in de sociale, economische en financiële functies van de overheid en kan dit inzicht toepassen in een gegeven casus.
Eindtermen economie (bovenbouw havo/vwo):
DOMEIN A, SUBDOMEIN 3A: De kandidaat kan economische perspectieven en daaruit voortvloeiend belangen onderkennen van werknemers, werkgevers, consumenten, burgers, overheid, bankwezen en belangenverenigingen.
Competenties middelbaar beroepsonderwijs (MBO) - Leren, loopbaan en burgerschap:
COMPETENTIE 3.3: Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte keuzen. COMPETENTIE 4.2: Maakt gebruik van werknemersrechten.
KERNTAAK 5: Functioneert als kritisch consument • 5.1 Oriënteert zich op de consumentenmarkt en houdt rekening met eigen wensen en mogelijkheden. •
5.2 Onderneemt acties om producten en diensten aan te schaffen.
KERNTAAK 7: Zorgt voor de eigen gezondheid • 7.1 Zoekt informatie over een gezonde leefwijze. •
7.2 Beslist op basis van informatie en handelt ernaar.
•
7.3 Onderneemt activiteiten om de gezondheid te bevorderen.
1.4 PISA Het is ook heel belangrijk dat de leerdoelen aansluiten bij hetgeen er internationaal op financieel terrein wordt gedaan. Financieel bewustzijn en financiële geletterdheid zijn onderwerpen die internationaal hoog op de agenda staan. Vanuit de OECD (Organisation for European Co-operation and Development) -in het Nederlands ook wel de OESO (organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling) genoemd- is in 2012 een pilot gehouden om in het Programme for International Student Assessment (PISA) naast leesvaardigheid, wiskundige geletterdheid en natuurwetenschappelijke geletterdheid ook financiële geletterdheid te meten. Nederland heeft niet meegedaan aan de pilot, maar is wel van plan in 2015 (PISA is een driejaarlijks onderzoek) deel te nemen aan het onderdeel over financiële geletterdheid. Gezien het belang dat politiek gezien aan de PISA-resultaten wordt gehecht, sluiten onze leerdoelen nu aan bij het raamwerk van PISA en de kennis en vaardigheden die daarin worden gemeten.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
8
De OECD onderscheidt bij financiële geletterdheid binnen het raamwerk van PISA vier onderwerpen: 1. 2. 3. 4.
geld en transacties; plannen en organiseren van geldzaken; risico en beloning; financieel landschap.
Deze onderwerpen komen terug in de leerdoelen. De eerste twee hoofdonderwerpen hebben wij in onze leerdoelen meer uitgesplitst, om aansluiting te houden bij de competenties voor de volwassenen. Echter, de beschrijving van hetgeen de OECD van leerlingen verwacht, onderliggend aan deze hoofdonderwerpen, komt in onze leerdoelen terug. Naast verschillende onderwerpen, wordt binnen PISA onderscheid gemaakt in de context waarin de financiële geletterdheid wordt geplaatst. PISA toetst de kennis en het begrip van financiële concepten, vaardigheden, motivatie en vertrouwen, toepassing van kennis en het begrip om effectieve beslissingen te maken. Onze leerdoelen richten hoofdzakelijk op de kennis en de vaardigheden waarover kinderen en jongeren moeten beschikken.
1.5 Verantwoording De leerdoelen voor omgaan met geld zijn tot stand gekomen op basis van (internationale) literatuur over dit onderwerp en de onderzoeken die het Nibud naar het financieel gedrag van kinderen en jongeren doet. Daarnaast zijn ze gebaseerd op de 35 jaar expertise en ervaring die het Nibud heeft op dit terrein. De leerdoelen zijn getoetst bij docenten, psychologen en pedagogen.
1.6 Leeswijzer Het document start met een beschrijving van het doel en de opzet van leerdoelen voor omgaan met geld:
hoe zij verband houden met de competenties voor financiële zelfredzaamheid voor volwassenen; over welke onderwerpen de leerdoelen gaan; voor welke leeftijden ze zijn bedoeld.
Vervolgens zullen de leerdoelen per onderwerp en leeftijdscategorie gedetailleerd worden omschreven. Bijlage 2 van dit document beschrijft de ontwikkeling van kinderen tussen de 5 en 18 jaar. Deze ontwikkeling ligt ten grondslag aan en is bepalend voor wat wel en niet van een kind verwacht kan worden met betrekking tot omgaan met geld.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
9
2. Leerdoelen voor omgaan met geld Voor volwassenen heeft het Nibud competenties voor omgaan met geld vastgesteld. Deze competenties zijn beschreven als de vaardigheden waarover een persoon moet beschikken om zichzelf financieel zelfredzaam te kunnen noemen.
Iemand is financieel zelfredzaam wanneer hij weloverwogen keuzes maakt zodanig dat zijn financiën in balans zijn, zowel op de korte als op de lange termijn (Nibud, 2012).
Het doel van de leerdoelen is dat kinderen en jongeren leren omgaan met geld, zodat zij als volwassenen zelfstandig kunnen leven en wonen, waarbij zij financieel zelfredzaam zijn.
Leerdoelen vs. competenties Kinderen en jongeren zijn in ontwikkeling, ze komen voor het eerst in aanraking met nieuwe situaties en zijn bezig nieuwe vaardigheden aan te leren, ook op financieel gebied. Daarom spreken we bij kinderen en jongeren over leerdoelen en niet over competenties. Bij competenties staat het einddoel (de uitkomst) centraal: de vaardigheden waarover men zou moeten beschikken. Bij leerdoelen daarentegen staat het leerproces, de ontwikkeling van kennis en kunde centraal, waarbij het er om gaat dat door het ontwikkelen iemand er beter in wordt dan hij was (Wesdorp e.a., 2010).
2.1 Leerdoelen per leeftijd Kinderen van verschillende leeftijden zitten in een andere ontwikkelingsfase en beschikken daarmee ook over andere (basis) kennis en vaardigheden. Bovendien verschilt de leefwereld (belevingswereld en omgeving) sterk tussen de leeftijden: kinderen houden zich op 6-jarige leeftijd met andere dingen bezig dan 16-jarigen.
Niveaus Een leergericht doel gebruikt het eigen niveau. Hiermee is ook rekening gehouden bij het vaststellen van de leerdoelen voor omgaan met geld. Per leeftijdscategorie verschillen de leerdoelen, zodat zij aansluiten bij de -psychosociale- ontwikkeling van het kind bij een specifieke leeftijd. De leerdoelen voor de verschillende leeftijdscategorieën sluiten wel op elkaar aan. Ze zijn voortschrijdend; de leerdoelen voor de oudere leeftijden zijn een uitbreiding en/of een verdieping van de leerdoelen die voor de jongere leeftijden gelden.
Leeftijdscategorieën We onderscheiden de volgende categorieën: • • • •
6 t/m 8 jaar: middenbouw primair onderwijs 9 t/m 11 jaar: bovenbouw primair onderwijs 12 t/m 14 jaar: onderbouw voortgezet onderwijs 15 t/m 17 jaar: bovenbouw voortgezet onderwijs/middelbare beroepsonderwijs (mbo).
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
10
Deze indeling is geen vaststaand, onveranderlijk gegeven. De leeftijdsaanduiding in combinatie met de schoolfase is indicatief. Er zijn kinderen die op hun 11e al op de middelbare school zitten, maar er zijn ook kinderen van 13 jaar in groep 8. Bovendien: elk kind is uniek en heeft zijn eigen tempo. De cognitieve ontwikkeling verschilt per kind; het ene kind kan al op jonge leeftijd allerlei taken zelfstandig uitvoeren en een ander blijft langer hulp nodig hebben. Dit heeft zijn weerslag op wat hij op geldgebied wel en niet aan kan. Daarnaast zullen er altijd groepen kinderen en jongeren in de samenleving zijn waarvan moeilijk of niet verwacht kan worden dat zij de beschreven vaardigheden zullen gaan leren. De beschrijving van de leerdoelen geeft weer waartoe kinderen of jongeren in staat zijn op een bepaalde leeftijd. Daarmee is niet gezegd dat ze dat gedrag in de praktijk ook daadwerkelijk zullen vertonen. Met name in de puberteit is er een grote discrepantie tussen hetgeen wat een jongere kan leren en het gedrag dat zichtbaar is, gezien de cognitieve en emotionele ontwikkeling van de hersenen (Crone, 2008). De hierboven benoemde indeling in categorieën is gerelateerd aan de ontwikkeling en de omgevingssituatie van een jongere en de invloed die dit heeft op de benodigde financiële vaardigheden. Een korte beschrijving van deze cognitieve ontwikkelingen en veranderingen in de omgeving staat in bijlage 2.
Van leerdoel naar einddoel De leerdoelen per leeftijdscategorie geven steeds aan wat het einddoel is van die leeftijdscategorie, met andere woorden: wat iemand aan het einde van die leeftijdsfase zou moet kennen en kunnen. Binnen de leeftijd is het een leerproces, naar het einddoel toe.
Competenties voor volwassenen Vanaf 18 jaar gelden de competenties voor financiële zelfredzaamheid die voor de volwassenen zijn gedefinieerd. Deze Nibud-competenties zijn te downloaden via: http://www.nibud.nl/beroepsmatig/nibud-competenties/.
2.2 Leerdoelen per competentie Bij de indeling van de leerdoelen voor de kinderen en jongeren zijn vijf hoofdthema’s gehanteerd. Deze zijn gelijk aan de competenties voor de volwassenen, om zo de doorgaande lijn zichtbaar te houden. Alleen de competentie 'kennis van financiële producten' is geherformuleerd in 'omgaan met financiële risico's’. Dit omdat kinderen tot 18 jaar nauwelijks met complexere financiële producten te maken hebben, maar ze wel al in aanraking komen met diverse financiële risico's die een rol spelen bij hun keuzes.
Kerncompetenties De eerste drie competenties (in kaart brengen, verantwoord besteden, vooruitkijken) vormen de 'kerncompetenties' die in elke situatie nodig zijn en die in een continu proces doorlopen dienen te worden. De andere twee competenties, omgaan met financiële risico's en over voldoende kennis beschikken, zijn daarentegen meer ondersteunend aan de eerste drie.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
11
Omgaan met financiële risico's is ondersteunend aan het verantwoord besteden in specifieke situaties. Het beschikken over voldoende kennis is een randvoorwaarde om over de vaardigheden te beschikken behorende bij alle andere competenties.
Indeling in hoofdthema’s, onderwerpen en leerdoelen per onderwerp Hieronder staat voor elk hoofdthema beschreven wat het einddoel is: wat moet een kind op zijn 18e kennen en kunnen. Dit einddoel is gelijk aan de beschrijving van de competentie waarover een volwassene moet beschikken. Daar werken de kinderen en jongeren met de leerdoelen naar toe. Onder elk hoofdthema, staan verschillende onderwerpen beschreven die hier onder vallen. Voor elk van deze onderwerpen zijn, voor elke leeftijdscategorie afzonderlijk, leerdoelen geformuleerd. De specifieke beschrijving hiervan per leeftijd komen in de volgende hoofdstukken aan bod.
Hoofdthema 1. In kaart brengen De jongere is in staat om op overzichtelijke wijze zijn administratie bij te houden zodat de jongere overzicht heeft en informatie eenvoudig kan terugvinden. Zo kan aan betalingsverplichtingen worden voldaan en heeft hij inzicht in de mogelijkheden om inkomsten en uitgaven in balans te houden.
Onderwerpen: • • • •
Administratie op orde brengen Transacties uitvoeren Zelf geld verdienen Overzicht houden over inkomsten en uitgaven.
Hoofdthema 2. Verantwoord besteden De jongere besteedt zijn inkomsten zodanig dat zijn inkomsten en uitgaven op de korte termijn in balans zijn. Het koopgedrag van de jongere past bij de persoonlijke voorkeuren en het beschikbare budget.
Onderwerpen: • • •
Keuzes maken Verleidingen de baas blijven Prijzen en producten vergelijken.
Hoofdthema 3. Vooruit kijken De jongere realiseert zich dat wensen en gebeurtenissen op de middellange en de lange termijn financiële gevolgen hebben en houdt hier rekening mee, onder andere door mogelijkheden om te sparen, lenen en verzekeren te beoordelen.
Onderwerpen • • • •
Plannen met geld Sparen Omgaan met lenen Verzekeren.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
12
Hoofdthema 4. Omgaan met financiële risico’s De jongere is op de hoogte van de financiële risico’s die situaties, gebeurtenissen en financiële producten met zich mee brengen. De jongere maakt op basis van budgettaire afwegingen een keuze waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie en voorkeuren en de risico’s die daar bij passen.
Onderwerpen: • •
Inschatten van de financiële gevolgen en risico’s van gebeurtenissen en situaties; Beoordelen van de risico’s en rendementen van producten met financiële consequenties.
Hoofdthema 5. Over voldoende kennis beschikken: het financiële landschap kennen De jongere beschikt over alle relevante kennis om zijn inkomsten en uitgaven op de korte, middellange en lange termijn in balans te brengen en te houden.
Onderwerpen: • • • •
De waarde van geld kennen Kennis hebben van financiële begrippen en onderwerpen Rechten en plichten als consument en werknemer kennen Advies en hulp over geldzaken kunnen inschakelen.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
13
Leerdoelen voor 6 t/m 8 jaar (onderbouw primair onderwijs) Hoofdthema 1. In kaart brengen Administratie op orde brengen N.v.t.
Transacties uitvoeren • • • •
De kinderen kunnen geld tellen en bewerkingen uitvoeren met geld. De kinderen kunnen kleine bedragen contant afrekenen. De kinderen snappen wat wisselgeld is en kunnen hier mee om gaan. De kinderen kennen de verschillende manieren van betalen en de bijbehorende begrippen, zoals contant geld, geld opnemen bij de geldautomaat (pinnen), pinpas.
Zelf geld verdienen •
De kinderen snappen dat mensen werken om geld te verdienen.
Overzicht houden over inkomsten en uitgaven •
De kinderen weten hoeveel geld ze hebben.
Hoofdthema 2. Verantwoord besteden Keuzes maken • • • •
De kinderen weten dat niet alles te koop is. De kinderen snappen dat je keuzes kunt maken met het geld dat je uitgeeft. De kinderen kiezen zelf hoe zij hun (zak-)geld willen uitgeven. De kinderen begrijpen dat je geld maar één keer kunt uitgeven.
Verleidingen de baas blijven • • •
De kinderen weten dat er reclame bestaat. De kinderen weten dat in een reclame zaken (soms) mooier worden gemaakt dan ze in werkelijkheid zijn. De kinderen weten dat in gratis spelletjes reclame kan zitten.
Prijzen en producten vergelijken • •
De kinderen snappen dat het ene product meer waard is dan het andere. De kinderen weten dat niet alles even duur is.
Hoofdthema 3. Vooruit kijken Plannen met geld N.v.t.
Sparen
De kinderen weten wat sparen is en kunnen de voordelen daarvan aangeven. De kinderen kunnen een korte periode geld sparen voor een concreet doel.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
14
Omgaan met lenen N.v.t.
Verzekeren N.v.t.
Hoofdthema 4. Omgaan met financiële risico’s Inschatten van de financiële gevolgen en risico’s van gebeurtenissen en situaties •
De kinderen snappen waarom het belangrijk is geld veilig op te bergen.
Beoordelen van de risico’s en rendementen van producten met financiële consequenties N.v.t.
Hoofdthema 5. Over voldoende kennis beschikken: het financiële landschap kennen De waarde van geld kennen • • • • • •
De kinderen herkennen de verschillende euromunten en eurobiljetten. De kinderen kunnen de euromunten en eurobiljetten op volgorde van waarde leggen. De kinderen weten dat hetzelfde bedrag op verschillende manieren (met verschillende euromunten en eurobiljetten) kan worden betaald. De kinderen weten dat spullen geld kosten. De kinderen weten wat de functie van geld is en waarvoor geld is bedoeld. De kinderen weten dat geld waarde heeft en handelen hier naar (bijvoorbeeld, ze bewaren het op veilige plek en laten het niet slingeren).
Kennis hebben van financiële begrippen en onderwerpen •
De kinderen herkennen standaard symbolen die gerelateerd zijn aan geld, zoals het €teken, een bankpasje.
Rechten en plichten als consument en werknemer kennen N.v.t.
Advies en hulp over geldzaken kunnen inschakelen N.v.t.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
15
Leerdoelen voor 9 t/m 11 jaar (bovenbouw primair onderwijs) Hoofdthema 1. In kaart brengen Administratie op orde brengen • •
De kinderen kunnen belangrijke documenten (op papier of digitaal) bewaren. De kinderen herkennen wat belangrijke documenten (op papier of digitaal) zijn (diploma’s, rekeningafschriften, identiteitskaart etc.).
Transacties uitvoeren • • • •
De kinderen kunnen zelf aankopen doen. De kinderen kunnen berekenen hoeveel geld ze terugkrijgen als ze een aankoop doen. De kinderen weten hoe je veilig betaalt. De kinderen snappen dat je ook via de telefoon (via sms en vaste telefoon) kunt betalen.
Zelf geld verdienen • •
De kinderen weten dat je klusjes kan doen tegen een vergoeding. De kinderen begrijpen dat er inkomensverschillen bestaan en dat niet iedereen hetzelfde verdient.
Overzicht houden over inkomsten en uitgaven •
De kinderen kunnen hun uitgaven bijhouden.
Hoofdthema 2. Verantwoord besteden Keuzes maken • • •
De kinderen kunnen hun wensen afstemmen op hun budget. De kinderen weten dat je je geld maar één keer kunt uitgeven. De kinderen begrijpen dat verschillende voorkeuren en prioriteiten tot verschillende keuzes leiden.
Verleidingen de baas blijven • •
• • •
•
De kinderen weten wat reclame is en waarvoor het is bedoeld. De kinderen kunnen verschillende vormen van reclame herkennen, zoals reclame op televisie en radio, in televisieprogramma’s, in tijdschriften, op straat en winkels, op internet, in apps en social media en in games. De kinderen kunnen uitleggen waarom bedrijven reclame maken. De kinderen doorzien hoe en waarom bedrijven social media inzetten. De kinderen beseffen dat bedrijven die iets ‘gratis’ aanbieden uiteindelijk geld willen/moeten verdienen. De kinderen beseffen dat bedrijven daarom op andere manieren geld verdienen dan direct geld te vragen voor het product zelf. De kinderen beseffen dat ze bij merken ook voor de naam betalen.
Prijzen en producten vergelijken • •
De kinderen kunnen producten op volgorde van goedkoop naar duur zetten. De kinderen kunnen prijzen vergelijken voordat ze een aankoop doen.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
16
• • • •
De kinderen kunnen prijzen van producten vergelijken op basis van dezelfde hoeveelheid/eenheid. De kinderen weten dat er goedkopere en duurdere varianten (verschillende merken) zijn voor hetzelfde product. De kinderen begrijpen dat verschillende factoren (van een product) van invloed zijn op de keuze van een aankoop. De kinderen beseffen dat je bij sommige aankopen nog meer producten moet kopen om er gebruik van te maken.
Hoofdthema 3. Vooruit kijken Plannen met geld
De kinderen kunnen uitrekenen hoe lang ze voor hun spaardoel moeten sparen.
Sparen •
De kinderen kunnen langere tijd geld opzij zetten voor een concreet doel.
Omgaan met lenen • • •
De kinderen snappen wat lenen is. De kinderen weten wat lenen bij een bank is. De kinderen weten wat het betekent als je geld leent van anderen.
Verzekeren •
De kinderen weten dat er risico’s zijn (kapot gaan van spullen, diefstal, brand) en dat deze risico’s financiële consequenties hebben.
Hoofdthema 4. Omgaan met financiële risico’s Inschatten van de financiële gevolgen en risico’s van gebeurtenissen en situaties •
De kinderen weten dat als iets gratis wordt aangeboden, er toch financiële consequenties aan verbonden kunnen zijn.
Beoordelen van de risico’s en rendementen van producten met financiële consequenties •
De kinderen weten wat rente is.
Hoofdthema 5. Over voldoende kennis beschikken: het financiële landschap kennen De waarde van geld kennen • • • •
De kinderen weten dat de prijs van een product de waarde ervan reflecteert. De kinderen kennen de rol van geld (status, waarden en normen). De kinderen kunnen de waarde van geld en producten inschatten. De kinderen kunnen een totaalbedrag op verschillende manieren samenstellen.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
17
Kennis hebben van financiële begrippen en onderwerpen
De kinderen weten wat de functie van een bank is. De kinderen weten het verschil tussen een betaalrekening en een spaarrekening.
Rechten en plichten als consument en werknemer kennen N.v.t.
Advies en hulp over geldzaken kunnen inschakelen N.v.t.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
18
Leerdoelen voor 12 t/m 14 jaar (onderbouw voortgezet onderwijs) Hoofdthema 1. In kaart brengen Administratie op orde brengen •
• •
De kinderen kunnen belangrijke documenten (op papier of digitaal), bijvoorbeeld contracten, garantiebewijzen, betalingsoverzichten, salarisspecificaties, op een overzichtelijke manier opbergen en direct terugvinden. De kinderen kunnen de inloggegevens (van websites en inlogpagina’s) op een veilige manier bewaren. De kinderen kunnen bonnetjes bewaren, voor de garantie of voor het ruilen van een product.
Transacties uitvoeren • • • • • • •
De kinderen kunnen hun betalingen op tijd doen. De kinderen kunnen op een veilige manier pinnen. De kinderen kunnen bij het pinnen rekening houden met de mogelijke gevaren hier bij. De kinderen kunnen (pin-)codes, inloggegevens en wachtwoorden voor henzelf houden. De kinderen weten waar ze op moeten letten om te zien of een website en/of e-mail veilig en betrouwbaar is. De kinderen zijn op de hoogte van mogelijke gevaren bij betalen, zoals phishing, geldezels, skimming. De kinderen weten wat internetbankieren is.
Zelf geld verdienen •
De kinderen kunnen belasting terugvragen als ze werken.
Overzicht houden over inkomsten en uitgaven • •
De kinderen kunnen hun uitgaven controleren. De kinderen kunnen vaststellen hoeveel en waaraan ze elke maand geld uitgeven.
Hoofdthema 2. Verantwoord besteden Keuzes maken • • • • • •
De kinderen begrijpen de (positieve en negatieve) consequenties van hun bestedingsbeslissingen. De kinderen weten wat het verschil is tussen uitgaven die moeten en uitgaven die mogen. De kinderen weten om welke uitgaven ze niet heen kunnen. De kinderen kunnen bekijken of een aankoop binnen het budget past voordat ze de aankoop doen. De kinderen geven niet meer geld uit dan ze hebben. De kinderen begrijpen dat de sociale omgeving van invloed is op hun keuzes en andersom.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
19
Verleidingen de baas blijven • • • • • •
De kinderen herkennen reclame, commercie en sociale druk. De kinderen onderkennen de invloed van reclame op hun bestedingen. De kinderen onderkennen de invloed van vrienden en klasgenoten op hun bestedingen. De kinderen maken onderscheid tussen hun eigen wensen en wensen die hun door reclame en anderen zijn ingegeven. De kinderen kunnen inschatten of een bepaalde aanbieding echt een voordeel oplevert. De kinderen maken een keuze op basis van wat ze nodig hebben en/of van plan zijn te kopen en niet op basis van ‘de aanbieding’.
Prijzen en producten vergelijken • • • • •
De kinderen kunnen een inschatting maken van de prijs van een product. De kinderen kunnen verschillende producten (varianten van een product) op prijs en kwaliteit vergelijken. De kinderen kunnen zich laten informeren (in winkels en/of op internet) voordat ze een product kopen. De kinderen weten of een bepaald product goedkoop of duur is ten opzichte van aanbieders van vergelijkbare producten. De kinderen kunnen de totale werkelijke kosten van een aankoop berekenen, waarbij de aanschafprijs en bijkomende producten en kosten worden meegenomen.
Hoofdthema 3. Vooruit kijken Plannen met geld •
De kinderen kunnen bij hun huidige uitgaven rekening houden met de grotere uitgaven die ze verwachten te krijgen en/of spaardoelen die ze hebben.
Sparen • • •
De kinderen weten waarom het verstandig is om geld achter de hand te hebben. De kinderen kunnen langere tijd geld opzij zetten. De kinderen beseffen wat een bepaalde tijdsduur voor het bereiken van een spaardoel betekent.
Omgaan met lenen • • • •
De kinderen kunnen geleend geld terugbetalen. De kinderen weten wat een schuld is. De kinderen kunnen het verschil tussen lenen en schulden benoemen. De kinderen weten dat er verschillende manieren van lenen zijn.
Verzekeren •
De kinderen weten wat een verzekering is en waar voor een verzekering is bedoeld.
Hoofdthema 4. Omgaan met financiële risico’s Inschatten van de financiële gevolgen en risico’s van gebeurtenissen en situaties •
De kinderen weten dat er voorwaarden bestaan als ze een (online) product of dienst kopen of gebruiken en dat daar financiële consequenties aan verbonden kunnen zijn.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
20
•
De kinderen kunnen nagaan welke financiële consequenties eraan verbonden zijn als iets gratis wordt aangeboden.
Beoordelen van de risico’s en rendementen van producten met financiële consequenties • •
De kinderen weten wat de risico’s zijn als je geld uitleent. De kinderen begrijpen de consequenties als ze geleend geld niet terugbetalen.
Hoofdthema 5. Over voldoende kennis beschikken: het financiële landschap kennen De waarde van geld kennen • •
De kinderen snappen dat de prijs van een product uit verschillende kosten is opgebouwd. De kinderen weten dat je voor een euro over de tijd niet altijd hetzelfde kan blijven kopen.
Kennis hebben van financiële begrippen en onderwerpen N.v.t.
Rechten en plichten als consument en werknemer kennen • • • •
De kinderen weten dat zij en de werkgever zich moeten houden aan bepaalde regels als ze werken. De kinderen weten dat er een minimumjeugdloon bestaat. De kinderen weten wat wit en wat zwart werk is. De kinderen weten wat belasting is en waarom je dat betaalt.
Advies en hulp over geldzaken kunnen inschakelen N.v.t.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
21
Leerdoelen voor 15 t/m 17 jaar (bovenbouw middelbare school) Hoofdthema 1. In kaart brengen Administratie op orde brengen • • • • •
De jongeren kunnen belangrijke documenten (op papier of digitaal) geheel zelfstandig en op eigen initiatief op een overzichtelijke manier bewaren. De jongeren kunnen hun saldo controleren. De jongeren kunnen controleren of de transacties kloppen. De jongeren kunnen rekening houden met opzegtermijnen. De jongeren kunnen gebruik maken van de informatie uit hun administratie, bijvoorbeeld voor het aanvragen van een tegemoetkoming, voor het doen van belastingaangifte of een betaling.
Transacties uitvoeren • • • • • •
De jongeren kunnen hun eigen bankzaken beheren. De jongeren kunnen hun rekeningen op tijd betalen. De jongeren kunnen op een veilige manier internetbankieren. De jongeren kunnen afwijkingen op hun banksaldo herkennen. De jongeren weten bij het pinnen en internetbankieren rekening houden met de mogelijke gevaren. De jongeren kunnen de betrouwbaarheid en veiligheid van de website controleren waar ze online een aankoop doen.
Zelf geld verdienen • • • • •
De jongeren kunnen belasting terugvragen als zij hebben gewerkt. De jongeren weten elke factoren van invloed zijn op de hoogte van een salaris. De jongeren kunnen controleren of ze minimaal het minimumjeugdloon krijgen als ze werken. De jongeren die werken, zijn in staat zich op de hoogte te stellen van wet-en regelgeving omtrent arbeidstijden en de toegestane werkzaamheden. De jongeren die werken, zijn in staat om zich op de hoogte te stellen van de geldende arbeidsvoorwaarden en kunnen hier gebruik van maken als de situatie daar om vraagt.
Overzicht houden over inkomsten en uitgaven • • •
De jongeren kunnen overzicht houden over hun inkomsten en uitgaven. De jongeren kunnen een overzicht maken van hun bezittingen en schulden. De jongeren kunnen uitrekenen hoeveel ze in een bepaalde periode te besteden hebben/kunnen uitgeven.
Hoofdthema 2. Verantwoord besteden Keuzes maken • •
De jongeren kunnen aan hun verplichte uitgaven voldoen. De jongeren zijn in staat om bij hun bestedingen rekening te houden met de verplichte uitgaven die ze hebben.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
22
• • • • • •
De jongeren kunnen prioriteiten stellen in hun uitgaven. De jongeren kunnen vaststellen of ze een bepaalde aankoop kunnen betalen. De jongeren kunnen bij een aankoop rekening houden met andere uitgaven die ze verwachten te hebben of willen doen. De jongeren kunnen hun koopgedrag aanpassen aan het beschikbare budget. De jongeren kunnen besparen als ze (onverwachts) minder te besteden krijgen. De jongeren kunnen hun inkomsten en uitgaven aanpassen aan (geplande en ongeplande) veranderende omstandigheden.
Verleidingen de baas blijven • • •
De jongeren kunnen zich weerbaar opstellen tegen reclame, de invloed van anderen (sociale druk) en andere verleidingen. De jongeren weten hoe ze zichzelf in de hand kunnen houden als ze gemakkelijk of impulsief geld uitgeven. De jongeren kunnen aanbiedingen doorzien.
Prijzen en producten vergelijken •
•
• •
•
De jongeren kunnen bij een aankoop van een product of abonnement berekenen hoe hoog de vaste en variabele kosten zijn en de bijkomende kosten (bijv. administratie-en verzendkosten). De jongeren zijn in staat om bij het vergelijken van producten en abonnementen rekening te houden met alle kosten (vaste, variabele en bijkomende kosten) die aan het product zijn verbonden. De jongeren zijn in staat om ‘de kleine lettertjes’ en de voorwaarden te lezen en houden hier rekening mee bij de vergelijk en aankoop van producten. De jongeren zijn in staat om bij hun keuze voor een product of abonnement niet alleen op prijs en kwaliteit te letten, maar ook op de voorwaarden en hun eigen persoonlijke situatie en wensen. De jongeren kunnen criteria voor de aankoop van producten te ontwikkelen.
Hoofdthema 3. Vooruit kijken Plannen met geld • • •
De jongeren kunnen bij hun huidige uitgaven rekening houden met toekomstige uitgaven. De jongeren kunnen doelen stellen op de korte, middellange en langer termijn en kunnen hiermee rekening houden bij hun uitgaven. De jongeren weten wanneer ze meer en minder te besteden hebben (‘dure en goedkope maanden’) en meer en minder inkomsten (‘rijke en arme maanden’) hebben en kunnen hiermee rekening houden met hun bestedingen.
Sparen • •
De jongeren kunnen reserveren voor onverwachte kosten of noodzakelijke uitgaven. De jongeren kunnen periodiek geld op zij zetten.
Omgaan met lenen •
De jongeren weten dat je alleen moet lenen als je weet dat je binnen de afgesproken termijn het geleende bedrag en de rente kan terugbetalen.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
23
• • •
De jongeren kennen de verschillende manieren van lenen en de bijbehorende verschillen en overeenkomsten. De jongeren zijn in staat om de alternatieven voor lenen mee te nemen in hun overweging, voordat ze er toe besluiten te gaan lenen. De jongeren kunnen verschillende vormen van schulden benoemen.
Verzekeren • • • •
De jongeren weten hoe een verzekering werkt. De jongeren kunnen verschillende vormen van verzekeringen benoemen. De jongeren weten of een bepaalde verzekering in hun situatie verplicht, noodzakelijk, wenselijk of optioneel is. De jongeren kunnen op basis van de persoonlijke situatie en voorkeuren beslissen om een bepaalde optionele verzekering wel of niet af te sluiten.
Hoofdthema 4. Omgaan met financiële risico’s Inschatten van de financiële gevolgen en risico’s van gebeurtenissen en situaties •
•
De jongeren weten dat zich gedurende de levensloop veranderingen kunnen voordoen (zoals op jezelf wonen, samenwonen, werkloosheid, de komst van kinderen, scheiding) en dat deze veranderingen invloed kunnen hebben op hun financiële situatie. De jongeren kunnen afgesloten doorlopende abonnementen en evalueren , heroverwegen en wijzigen of stopzetten.
Beoordelen van de risico’s en rendementen van producten met financiële consequenties • • •
•
• •
De jongeren weten hoe risico en rendement (opbrengsten) zich tot elkaar verhouden. De jongeren kunnen verschillende manieren van vermogensopbouw benoemen en weten hoe deze verschillen in risico en opbrengst. De jongeren weten dat je bij het afsluiten van financiële producten (spaarproducten, verzekeringen, kredieten etc.) naast de kosten en opbrengsten ook moet letten op risico’s, looptijd en voorwaarden. De jongeren zijn in staat om de financiële risico’s, voorwaarden en kosten op de kortere en langere termijn van een (financieel) product te interpreteren, voordat zij het product afsluiten. De jongeren kunnen een keuze maken tussen sparen, verzekeren en lenen, rekening houdend met hun persoonlijke (financiële) situatie en voorkeuren. De jongeren kennen de (financiële) consequenties van rood staan, kopen op afbetaling, een lening afsluiten en een credit card hebben.
Hoofdthema 5. Over voldoende kennis beschikken: het financiële landschap kennen De waarde van geld kennen • • • •
De jongeren weten wat inflatie is en wat dat impliceert. De jongeren weten met welke vaste lasten je te maken krijgt als je zelfstandig woont. De jongeren kunnen de hoogte van de vaste lasten inschatten. De jongeren kunnen een realistische inschatting maken hun toekomstige inkomen.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
24
Kennis hebben van financiële begrippen en onderwerpen • • • •
De jongeren weten welke financiële verantwoordelijkheden en verplichtingen je hebt als je 18 jaar bent. De jongeren zijn op de hoogte van het studiefinancieringssysteem in Nederland. De jongeren zijn op de hoogte hoe lenen voor de studie werkt. De jongeren weten met welke wet- en regelgeving (tegemoetkomingen, uitkeringen, verzekeringen) je te maken kunt krijgen als je 18 jaar bent.
Rechten en plichten als consument en werknemer kennen • • •
De jongeren kennen het nut en de noodzaak van een opleiding. De jongeren kennen de verschillen tussen werken in loondienst en als ondernemer. De jongeren weten wat je op financieel gebied moet regelen als je zelfstandige bent.
Advies en hulp over geldzaken kunnen inschakelen •
De jongeren weten bij elke instanties of organisaties je terecht kan als je bepaalde geldvragen hebt.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
25
Bijlage 1. Achtergrond PISA PISA (Programme for International Student Assessment) is een driejaarlijks internationaal peilingonderzoek van de OECD (Organisation for European Co-operation and Development) naar de kennis en vaardigheden van 15-jarigen, waarbij de leesvaardigheid, wiskundige geletterdheid en natuurwetenschappelijke geletterdheid van de scholieren wordt getoetst. Binnen PISA wordt geletterdheid gezien als het vermogen van studenten om kennis en vaardigheden op een aantal kernterreinen toe te passen in een breed palet aan situaties waarbij zij tegen problemen aanlopen. Het gaat er dus niet zozeer om of studenten de geleerde stof beheersen, maar of zij deze in alledaagse situaties kunnen toepassen. OECD meet binnen PISA dan ook niet of 15-jarigen de stof beheersen die zij op school hebben gehad, maar evalueert in hoeverre jonge mensen hun kennis en vaardigheden kunnen toepassen in alledaagse situaties. Het doel van PISA is vast te stellen in hoeverre het onderwijsstelsel in de deelnemende landen leerlingen opleidt tot zelfstandige burgers.
PISA 2012 Aan PISA 2012 deden 67 landen mee, waaronder Nederland. Nederland hecht veel belang aan de deelname, omdat het de mogelijkheid biedt om de kennis en vaardigheden van Nederlandse leerlingen te vergelijken met die van leerlingen uit een breed spectrum van andere landen. Op basis van de resultaten zijn beleidsmakers in staat om gefundeerde beslissingen te nemen op het gebied van onderwijs. Vanuit de OECD is in 2012 ook een pilot gehouden om in PISA naast leesvaardigheid, wiskundige geletterdheid en natuurwetenschappelijke geletterdheid, financiële geletterdheid te meten. Nederland heeft niet meegedaan aan de pilot, maar is wel van plan in 2015 deel te nemen aan het onderdeel over financiële geletterdheid. Gezien het belang dat politiek gezien aan de PISA-resultaten wordt gehecht, sluiten onze leerdoelen nu aan bij het raamwerk van PISA en de kennis en vaardigheden die daarin worden gemeten. OECD definieert financiële geletterdheid als volgt: “Financial literacy is knowledge and understanding of financial concepts and risks, and the skills, motivation and confidence to apply such knowledge and understanding in order to make effective decisions across a range of financial contexts, to improve the financial well-being of individuals and society, and to enable participation in economic life”.
Vier domeinen Voor het meten van financiële geletterdheid onderscheidt PISA vier domeinen: • • • •
Geld en transacties; Plannen en organiseren van geldzaken; Risico en beloning; Financieel landschap.
Meer informatie over de achtergronden en meting van financiële geletterdheid binnen PISA is te vinden op de website van de OECD: http://www.oecd.org/pisa/pisaproducts/46962580.pdf (‘PISA 2012 Financial Literacy Assessment Framework’).
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
26
Bijlage 2. Algemene ontwikkelingen van het kind Hieronder staat een beschrijving van de algemene ontwikkelingen van het kind die van invloed zijn geweest op de geformuleerde leerdoelen per leeftijd.
De middenbouw, start van de financiële carrière In de middenbouw van de basisschool staat een kind aan de start van zijn financiële carrière. Het zijn de jaren waarin ze beginnen met rekenen. Zo kunnen ze in groep 3 tot ongeveer 100 tellen en bewerkingen uitvoeren met getallen tot 20. In groep 4 wordt vermenigvuldigen geïntroduceerd aan de hand van een concrete context. In groep 5 beginnen ze met rekenen tot 1.000 en aan het eind kunnen ze werken in het getallengebied tot ongeveer 10.000. In groep 5 wordt ook gestart met delen, wel steeds in relatie met vermenigvuldigen.
Besef van waarde In de middenbouw (groep 3, 4 en 5) van het basisonderwijs hebben kinderen nog geen gevoel voor de waarde van geld. Ze weten echter wel al een aantal dingen. Zo kunnen ze munten op volgorde leggen. Ook weten ze dat 5 eurocent minder waard is dan 5 euro. Maar als ze beide munten vinden, dan maken ze geen onderscheid. Dan zijn ze dat kwijt en vinden ze beide veel waard. Het daadwerkelijke besef van de waarde van het geld is er dus nog niet.
Rekenen met geld in de middenbouw (Bron: Malmberg) In groep 3 leren kinderen op school enkele munten en biljetten kennen. Ze leggen bedragen neer (betalen gepast) en lezen geldbedragen af. Voorbeelden: • • •
Alle munten en de biljetten van 5 en 10 euro; Geldbedragen leggen en aflezen; Gepast betalen.
In groep 4 leren kinderen alle munten en biljetten kennen. Ze kunnen gepast betalen gepast en geld teruggeven. Daarnaast leren ze geldbedragen te vergelijken. Voorbeelden van wat ze op school leren: • • •
Alle munten en de biljetten tot en met 100 euro; Gepast betalen en teruggeven; Vergelijken van geldbedragen.
In groep 5 leren kinderen te rekenen (betalen en teruggeven) met geldbedragen in verschillende situaties. Voorbeelden van wat kinderen op die leeftijd leren: • •
Gepast betalen en teruggeven tot en met 100 euro; De komma in geldbedragen (2 euro + 5 cent = € ...,... en € 0,35 = ... euro en ... cent); Rekenen met geld in verschillende toepassingssituaties.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
27
De bovenbouw In de bovenbouw (groep 6, 7 en 8) van de basisschool kunnen kinderen al iets abstracter denken. Ze hebben voldoende kennis en inzicht om een boodschap in een context te plaatsen. Bij kinderen in die leeftijd wordt de basis gelegd voor meningen, opvattingen en gedrag. Het sturen en beïnvloeden van bewustwordingsprocessen heeft veel effect op deze doelgroep. Tot 12 - 13 jaar zijn kinderen echter nog niet in staat lange periodes te overzien. Het heeft dan ook geen zin om kinderen voor een lange periode (een aantal maanden) geld op zij te laten zetten of een lange periode te laten plannen met geld. Zakgeld per week werkt op een basisschool beter. In de bovenbouw beginnen kinderen de rol van geld meer mee te krijgen. Ze gaan dan ook voor het eerst betaalde klusjes in en om het huis doen.
Rekenen met geld in de bovenbouw (Bron: Malmberg) In groep 6 worden breuken en kommagetallen geïntroduceerd. De kinderen leren het optellen, aftrekken en vermenigvuldigen van geldbedragen. Daarnaast leren ze schattend te rekenen. Voorbeelden van wat ze in de klas doen, zijn: • • •
Vermenigvuldigen van geldbedragen (4 × € 2,35 = ??? en 10 × € 3,50 = ???); Optellen van geldbedragen (€ 14,10 + € 6,40 + € 12,45 + € 1,75 = ???); Rekenen met geld in verschillende toepassingssituaties.
In groep 7 leren kinderen met percentages te werken. Zo leren ze kortingen en nieuwe prijzen te berekenen. Voorbeelden van onderwerpen die in deze groep aan bod komen zijn: • • • •
Wisselgeld teruggeven; Toepassingen op geldgebied (onder andere aanbiedingen vergelijken); Schattend optellen van geldbedragen (Heb je genoeg aan € 50,–?); Vermenigvuldigen van geldbedragen (4 × € 2,95; 200 × € 0,25; ??? × € 3,50 = € 7,00 en ??? × € 5,50 = € 33,–); Afronden bij geldbedragen (€ 3,37 wordt afgerond op ???).
In groep 8 leren kinderen op school, naast het gepast betalen, het teruggeven en de bewerkingen met geldbedragen, het handig bijleggen. Nieuw in groep 8 zijn de bewerkingen met samengestelde grootheden zoals €/kg. Voorbeelden van wat de kinderen leren: • • •
Verhouding gewicht/prijs (bananen € 2,40 per kilo, wat kost 750 gram?); Afronden bij geldbedragen (€ 3,48 wordt afgerond op ???); Geld handig bijleggen om een rond bedrag aan wisselgeld terug te krijgen;
Rond het twaalfde jaar: de zelfstandigheid neemt toe Rond 12-jarige leeftijd verandert er veel. Een kind gaat naar de middelbare school, waardoor het zelfstandiger wordt en ouders minder controle hebben over het kind. Dit is ook de leeftijd
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
28
dat een kind van de bank mag gaan pinnen. Vaak starten jongeren in de onderbouw van de middelbare school met geld verdienen, bijvoorbeeld door in de zomervakantie te gaan werken. Vanaf 13 jaar mogen scholieren officieel in loondienst werken, waarbij regels gelden over de arbeidstijden en type werkzaamheden. Vanaf 12-13 jaar is een kind beter in staat abstract te denken. Daardoor kan het ook voor een langere tijd sparen en is het ook in staat om ‘onzichtbaar’ geld (via de bankrekening) te ontvangen.
De puberteit Daarnaast start de puberteit, waarbij de hersenen van tieners volop in ontwikkeling zijn, met name tussen de 11 en 16 jaar. Een belangrijk gegeven is dat emotiegebieden al vroeg worden aangelegd en extra gevoelig zijn bij puberhersenen. Het cognitieve controlegebied, dat zorgt voor het beheersen van impulsen, het nemen van besluiten en het plannen, daarentegen wordt minder ‘ingezet’ (Crone, 2008). Dit deel van de hersenen is bij jongeren veel flexibeler dan bij volwassenen. Het moet voor jongeren lonend zijn om te gebruiken. Daarbij speelt de sociale omgeving een belangrijke rol: die bepaalt in sterke mate of het wel of niet wordt ingezet. De mening van vrienden en klasgenoten is erg belangrijk op die leeftijd. Deze ontwikkeling van de hersenen verklaart waarom pubers veel meer risico's nemen en de lange termijn gevolgen van hun handelen nog niet kunnen inschatten (Crone, 2012).
Inkomsten nemen toe Vanaf 15 jaar mogen scholieren zelfstandig gaan internetbankieren. Ook geldt er vanaf die leeftijd een minimum(jeugd)loon. Werken en geld verdienen wordt belangrijker en de inkomsten nemen toe. Daardoor krijgt het kind ook meer te besteden. Het kind wordt steeds zelfstandiger en los van ouders. Het gaat ook meer zelf betalen.
18 jaar: financieel verantwoordelijk Vanaf 18 jaar is een jongere zelf financieel verantwoordelijk. Betalingsachterstanden, boetes en schulden moeten zelf worden betaald, ouders zijn niet meer aansprakelijk. Contracten, zoals een telefooncontract, kan een kind zelf gaan afsluiten. Hetzelfde geldt voor verzekeringen; vanaf 18 jaar is een jongere verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Roodstaan bij banken is vanaf deze leeftijd ook toegestaan.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
29
Literatuur Barron, John M. en Michael E. Staten (au) - 2011 - Volledige weergave - Meer edities
Barron, J.M. en Staten, M.E. (2011). Is technology-enhanced credit counseling as effective as in-person delivery?, Working Papers 11-11, Federal Reserve Bank of Philadelphia.
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Amsterdam: Bert Bakker.
Crone, E. (2012). Het sociale brein van de puber. Amsterdam: Bert Bakker.
Dessart, W. C. A. M. & A.A.A. Kuylen (1986). The nature, extent, causes, and consequences of problematic debt situations. Journal of Consumer Policy, 9, 311-334.
Dijkman, A. & C. Zadeh (2011). Psycholo-geld. Amsterdam: Maven Publising B.V.
Drentea, P. (2000). Age, debt and anxiety. Journal of Health and Social Behavior, vol.41, 4, p. 437-450.
Drentea, P. en Lavrakas, P.J. (2000). Over the limit: the association among health, race and debt. Social Science & Medicine, 50, p.517-529.
Dubois, H. & R. Anderson (2012). Managing household debts: social service provision in the EU. Dublin: Eurofond.
Haster, D. (red). (2009). Basisboek integrale schuldhulpverlening. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Jacoby, M.B. (2002). Does indebtedness influence health? A preliminary inquiry. Journal of Law, Medicine & Ethics, 30, p. 560-571.
Landelijk Platform Schuldhulpverlening (2004). Integrale schuldhulpverlening. Handreiking voor gemeenten en uitvoerende instanties. Utrecht: Stimulansz.
Loonin, D., & Plunkett, T. (2003). Credit Counseling in Crisis: The Impact on Consumers of Funding Cuts, Higher Fees and Aggressive New Market Entrants. Washington, D.C.: National Consumer Law Center and Consumer Federation of America.
Madern, T. & A. van der Schors (2012). Kans op geldproblemen. Utrecht: Nibud.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
30
Malmberg, (2013) Basisonderwijs, Leerlijnen De wereld in getallen. Verkregen van: http://www.malmberg.nl/Basisonderwijs/Methodes/Rekenen/De-wereld-ingetallen/Leerlijnenoverzicht/Leerlijnen.htm Nibud (2010). Mbo’ers in geldzaken. Utrecht: Nibud.
Nibud (2012). Goed omgaan met geld; Achtergronden bij de competenties voor financiële zelfredzaamheid. Utrecht: Nibud.
Sullivan, T.A., E. Warren en J.L. Westbrook (2000). The Fragile Middle Class: Americans in Debt, New Haven: Yale University Press
Wesdorp, P., E. van Hooft, G. Duinkerken, R. van Geuns (2010). Het heft in eigen hand, sturen op zelfsturing; handreiking voor re-integratieprofessionals. Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen.
Nibud leerdoelen en competenties voor kinderen en jongeren, herziene uitgave mei 2013
31