Negen gesprekken met humanisten
Zestig jaar Humanistisch Verbond in Groningen 1946 – 2006
Humanistisch Verbond Afdeling Groningen en Omstreken Humanistisch Centrum Groningen W.A. Scholtenstraat 2 9712 KW Groningen Telefoon 050 – 312 87 50 E-mail
[email protected] Website www.humanistischverbond.nl/groningen/
Negen gesprekken met humanisten Zestig jaar Humanistisch Verbond in Groningen 1946 - 2006
HANNIE SINGER - DEKKER
We wilden graag over grote levensvragen praten met andere mensen AFKE LANTING - EVERAARTS
De landdagen zijn voor mij nog steeds als een warme deken ANNET VAN DRIEL
Op mijn veertiende wist ik al dat ik humanist was GUUS J . DEN BESTEN
Ik verwacht dat het HV de barricades opgaat LIEN VAN HERWERDEN
Gezelligheid is er nu ook nog wel, het worden toch een beetje je vrienden RELIE VAN DER WIJK
Het was zulk mooi werk JEANNETTE VAN ROSEVELT
Het HV is de levensbeschouwelijke achtergrond van mijn werk als hvo-leerkracht JOOP HIPPE
Door de Alliantie krijgt het HV nog meer een intellectueel karakter JOOP TIEDEMANN
Ik besloot zelf maar eens te gaan onderzoeken hoe dat Humanisme in elkaar zit
November 2006 Afdeling Groningen en Omstreken van het Humanistisch Verbond
Dit is een speciale editie van De Hugroniek, het maandblad van de Afdeling Groningen en Omstreken van het Humanistisch Verbond. Jaargang 36, nummer 11.
SAMENSTELLING , INTERVIEWS EN FOTO ’ S
Harrie Bols Sjoukje Bos Tryntsje de Groot Norbert de Kooter Jeannette Stavenga-Visser
EINDREDACTIE , VORMGEVING EN OPMAAK
Hans van Dijk KOPIËREN EN NIETEN
RCG, Groningen VERZENDING
Gerrit Vos en medewerkers Enkele foto’s zijn beschikbaar gesteld door de geportretteerden. 2
Ten geleide
Deze speciale uitgave van De Hugroniek verschijnt ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de afdeling Groningen en Omstreken op 29 november 2006. Hierin treft u een verslag aan van een aantal gesprekken met leden over hun persoonlijke ervaringen met hun humanisme en het Humanistisch Verbond. Tien jaar geleden, bij het 50-jarig bestaan van de afdeling, hebben we een jubileumuitgave gewijd aan de geschiedenis van de afdeling. Deze keer wilden we aan de hand van enkele vragen de leden zelf graag aan het woord laten. Zoals u zult merken is het een boeiend relaas geworden van meningen, ervaringen en gedachten over humanisme en over wat van het Humanistisch Verbond – en in het bijzonder de afdeling – voor hen betekende en nu betekent. Hoewel sommige leden wat donkere wolken zien aankomen voor de overlevingskansen van het HV, en dus van ons bestaan als afdeling, menen de meesten dat het HV in deze tijd even noodzakelijk is als zestig jaar geleden. Bij dit laatste sluit ik me graag aan. Ik wens u veel leesplezier. J EANNETTE M. S TAVENGA -V ISSER voorzitter van de Afdeling Groningen en Omstreken van het Humanistisch Verbond
3
Hannie Singer-Dekker
“We wilden graag over grote levensvragen praten met andere mensen.” DOOR JEANNETTE STAVENGA - VISSER
Op een nog warme oktobermiddag fiets ik naar Hannie toe. Als ik haar begroet kijkt ze een beetje verbaasd en zegt: “Hé, wat leuk dat je komt.” Ik zeg haar dat we een afspraak gemaakt hadden om samen over humanisme en het Humanistisch Verbond te praten. “Ach,” zegt ze, “ik was het helemaal vergeten.” Dat ‘vergeten’ zal helaas die middag een grote rol spelen. Gelukkig heeft Hannie het een en ander gepubliceerd, wat deels bewaard wordt bij het Humanistisch Archief in Utrecht. Aan deze stukken ontleen ik de meeste informatie. Hannie werd geboren in 1917. Haar ouders, respectievelijk katholiek en protestant, waren van hun geloof gevallen. Haar vader stierf plotseling toen ze een half jaar oud was; haar moeder moest vanaf die tijd de kost verdienen. Dat was voor die tijd natuurlijk een heel bijzondere situatie. Het gevolg hiervan was wel dat economische zelfstandigheid voor haar als vanzelfsprekend gold. In Uit Overtuiging, 1992, staat het zo: “Ik zag al jong in dat het huwelijk geen levensverzekering is. En ik merkte ook hoe mijn moeder alles op alles zette om mij een opleiding te kunnen geven, waarmee ik me altijd zou kunnen redden in het leven. Ze heeft daar echt álles voor over gehad. … Ze was ontzettend flink, maar ze had er ook lol in. En ik? Ik ben nog elke dag dankbaar voor de jeugd die ik heb gehad. Ik heb geleerd alleen te kunnen zijn en goed voor mezelf te zorgen. Weredden-het-samen-wel, dat was onze houding.” Na de lagere school bezocht Hannie het Eerste Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Den Haag. Daarna ging ze rechten studeren in Leiden. Ze werd ‘loopjongen’ op een advocatenkantoor; hoofd bureau arbeidsrecht NVV; Tweede Kamerlid voor de PvdA en tenslotte hoogleraar rechtsgeleerdheid in Groningen. Daarnaast zat ze in vele commissies en was jaren lid van het Hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond. Daarover later meer. 4
In 1948 lazen Hannie en haar man iets in de krant over het Humanistisch Verbond, en meteen vonden ze dat ze lid moesten worden. Op mijn vraag of Hannie daar nog iets over kan vertellen, zegt ze: “We waren niet godsdienstig en we wilden graag over grote levensvragen praten met andere mensen. Het Humanistisch Verbond leek daar passend voor.” Als ik haar vervolgens vraag of ze ook ideeën had over het veranderen van de maatschappij, zegt ze: “Ik geloof niet dat we daarop gespitst waren.” Binnen het Verbond werd Hannie al gauw actief. Ze heeft bijvoorbeeld haar opvattingen over de positie van de vrouw beschreven in artikelen in Mens en Wereld (juli 1956) en in Rekenschap (maart 1958). Humanisme, feminisme en socialisme gaan daarin hand in hand. Een voorbeeld: “De vrouw van heden zal haar eigen antwoord op haar situatie moeten vinden. Gaat dat antwoord in de richting van een combinatie van werk en gezin, dan zullen wij dit te hebben aanvaarden en tegelijk de nieuwe samenlevingspatronen dienen te scheppen, waardoor bepaalde bezwaren voor haarzelf en voor haar gezin, zoveel mogelijk worden ondervangen… Aan ieder moet het recht op zijn eigen avontuur gelaten worden, aan de man, maar ook aan de vrouw.” (Rekenschap, 1958) Naast het schrijven werd ze ook op andere manieren actief in het Verbond. Ze was van 1958-1965 lid van het Hoofdbestuur en jarenlang lid van de Stichting Socrates en de Verbondsraad. Verder heeft ze in vele commissies gezeten voor de humanistische geestelijke verzorging in de inrichtingen voor Justitie. 5
Na haar pensionering, als hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht aan de Rijksuniversiteit te Groningen in 1984, werd Hannie in 1988 lid van de Werkgroep Humanistiek van de Afdeling Groningen. Deze werkgroep ging in 1994 met de Programmacommissie over in de Werkgroep Bezinning en Vorming. Tot 1998 heeft Hannie een bijdrage geleverd aan het opzetten van het programma voor lezingen en cursussen, waarbij ze zelf soms ook een lezing hield of een deel van een cursus voor haar rekening nam. Veel, heel veel activiteiten dus. Als ik dit aan haar voorleg weet ze het helaas niet allemaal meer. “Het was allemaal leuk om te doen,” zegt ze. Als ik haar tenslotte vraag of ze vindt dat het noodzakelijk is dat het HV er is, zegt ze: “Ja, natuurlijk. Het denken gaat door. En het HV is er juist voor om dingen te doordenken.” En, kan dat niet bij Humanitas, vraag ik? Hannie: “Nee, Humanitas heeft een totaal andere doelstelling.” Als ik wegga zeg ik dat ik gauw weer eens langs kom. Hannie: ‘Ja, dat zou ik leuk vinden.”
BRONNEN
Uit Overtuiging. Vier humanistische vrouwengeschiedenissen (p. 30-36) Uitg. Humanistisch Verbond, februari 1992 Tijdschrift Mens en Wereld Gehuwde vrouw heeft recht op arbeid, door Mr. H. Singer-Dekker Uitg. Humanistisch Verbond, 21 juli 1956 Tijdschrift Rekenschap De positie van de vrouw in de samenleving, door H. Singer-Dekker Uitg. Humanistische Stichting Socrates, maart 1958 6
Afke Lanting-Everaarts
“De landdagen in het Noordlaarderbos zijn voor mij nog steeds als een warme deken.” EEN BRIEF
Ik ben geboren in een humanistisch gezin, als nummer drie na twee jongens waar twee jaar later nog een meisje kwam. Van het feit, dat wij niet gelovig waren en niet naar de kerk gingen, was ik mij al op jonge leeftijd bewust. Op de lagere school werd mij, door de meester, geleerd dat mensen die in ‘God’ geloofden een mooi geel hart hebben en dat mensen die niet geloofden een zwart hart hebben. Zij kwamen ook in de hel en zouden geen goed leven beschoren zijn. Snel besloot ik om tot thuiskomst even een geel hart te hebben en dan maar ‘gelovig’ te zijn en het mijn vader voor te leggen. Zijn ‘wijze’ antwoord was: Meester heeft het zo niet van de dominee geleerd en laatstgenoemde weet het beter. Leef als goed mens, neem je verantwoordelijkheden en maak de keuzes die je goed lijken. Dit natuurlijk wel in ‘kindertaal’. Sterk onder indruk van de rust en het vertrouwen dat mijn vader en ook mijn moeder uitstraalden, voelden voor mij goed. Ik geloof dat ik daar wel strijdbaar door geworden ben. Uit de begintijd van het HV heb ik vooral de herinneringen aan de ‘landdagen’ in het Noordlaarderbos, waar mijn vader prachtige muziek op zijn hobo speelde, zijn voor mij nog steeds als een warme deken met de mensen die daar aanwezig waren. Toen ik 18 was werd ik door Ineke Alberts gevraagd om bij het jongeren HV te komen. Ik heb daar mijn man Bob Lanting leren kennen. We hebben veel plezier met elkaar gehad maar ook serieuze zaken kwamen aan bod. Ik heb de eerste opleiding voor hvo-gevende gedaan en toen ik 21 werd, vond ik het vanzelfsprekend om lid te worden van het HV. Idealen hadden we met elkaar als, een beter milieu, een goede toekomst voor de latere generaties in een leefbare wereld waarin je, je als humanist moest kunnen ontplooien. Dit met waarden als: vrijheid van levensovertuiging, zelfbeschikkingsrecht, vrijwillige euthanasie, goede geboorteregeling en een goede toekomst voor het nageslacht.
7
Voor mij is het duidelijk dat mensen zich moeten verenigen om een ‘stem’ te laten horen. Ik heb ook nooit begrepen dat mensen die werk uit naam van het HV deden zich toch niet kunnen verenigen en solidair zijn met de organisatie waarvoor ze staan. In onze ‘jonge’ jaren waren we actief in het HV en zelf heb ik 25 jaar hvo gegeven. Aan dit ‘samen’ er voor staan kwam in 1988 een abrupt einde, toen Bob overleed en ik met onze jongens achterbleef. We zijn met onze humanistische waarden verder gegaan en heb ook Hans Bout, mijn huidige partner via het HV leren kennen.
Mijn/onze humanistische levensovertuiging is, altijd ook geweest, de basis in het doen en denken, in mijn/ons leven. De teleurstelling dat na 25 jaar, een hvo-gevende nog geen enkele rechtspositie had heeft mij doen besluiten met het werk te stoppen. In de seculiere samenleving is dus geen plaats voor de humanistische levensovertuiging. Of gloort er hoop? De politiek is er nog altijd niet in geslaagd om ‘Het Humanisme’ als volwaardige stroming in de maatschappij te erkennen. De strijd die de jongere generatie zal moeten voeren, zal dezelfde zijn als die wij hebben gevoerd, al is er nu ‘de Islam’ bij gekomen. De strijd zal vooral gaan tussen de islam en het christendom, waarbij we “steeds verder afglijden naar een wereld van discriminatie en vervolging van hen die geen boodschap hebben aan enig heilig schrift”. Dit citaat is van Nausicaa Marbe en stond in de Volkskrant van 14-108
2006. Ik kan mij hier goed in vinden, maar realiseer mij ook dat mijn moeder 30 jaar geleden soortgelijke opmerkingen had. Een sterk Humanistisch Verbond is naar mijn mening meer dan ooit noodzakelijk. Wat ik jongeren mee wil geven is: Wees gelukkig, tevreden, geniet, maak je keuzes, neem je verantwoordelijkheden en werk met principes. Sta samen sterk en doe moeite voor het belang van humanisten c.q. buitenkerkelijken. Zoals het er op dit moment uitziet komt de landelijke bekostiging met rechtspositieregeling voor het hvo na ongeveer 30 jaar strijden echt dichterbij. Op 12 oktober is een motie aangenomen in de tweede kamer die hiervoor pleit. Deze motie heeft brede steun in de kamer gekregen. De minister heeft de motie niet tegengesproken.
NASCHRIFT
9
Annet van Driel
“Op mijn veertiende wist ik dat ik humanist was.”
DOOR HARRIE BOLS
In 1946, ik was 11 jaar, ging ik met mijn vader mee naar de oprichtingsvergadering van de Gemeenschap Deventer van het Humanistisch Verbond. Dhr. J.P. van Praag hield een lezing en mijn vader werd meteen lid. Mijn moeder stond toen nog met één been in de N.H. Kerk. Toen korte tijd later mijn zeer gelovige grootvader bij ons in huis kwam wonen werd het spannend voor mij. Ik was op zondagschool geweest en lid van de Vrijzinnig Christelijke Jeugdcentrale maar de discussies tussen mijn vader en grootvader zetten mij aan het denken. Op mijn veertiende wist ik dat ik humanist was. Heel veel heb ik te danken aan de huiskamerbijeenkomsten voor jongeren die waren opgezet door dr. Daan, een arts met een grote kennis van filosofie. Ik was 18 toen ik het ouderlijk huis verliet om in Utrecht een verpleegsteropleiding te gaan volgen. Vanzelfsprekend nam ik contact op met de plaatselijke afdeling van het HV. In die tijd werd de Humanistische Jongeren Gemeenschap opgericht. We hielden discussieavonden en nodigden sprekers uit. Het was toen nog heel ongewoon om niet tot een kerkgenootschap te behoren. Bij elke gelegenheid dat men iemands persoonsgegevens nodig had was er het vakje ‘kerkelijke gezindte’. Ik herinner mij nog de ontstelde blik van het meisje achter het loket terwijl ze zei: “Dat kan niet”, toen ik “geen” had ingevuld. Het HV is heel belangrijk geweest voor de emancipatie van buitenkerkelijken op maatschappelijk gebied. Helaas is het minder goed gelukt een thuis te bieden aan grote groepen mensen die zich in de kerk niet meer op hun plaats voelen. Nu de behoefte aan religie weer groter wordt zal dat ook bepaald niet gemakkelijker worden. Mensen zoeken verklaringen voor wat ze niet begrijpen, godsdiensten geven antwoorden en leefregels. Maar helaas, godsdiensten zijn door mensen bedacht en hoe goed bedoeld ze ook zijn, ze werden en worden mis10
bruikt en schieten daarmee hun doel voorbij. We zullen ons met onze menselijke vermogens moeten redden. Dat betekent voor mij dat we elkaar moeten helpen. We zitten nu eenmaal met ons allen op dat kleine bolletje in het heelal, waarom weten we niet. We zouden moeten proberen om het zo prettig mogelijk te hebben met elkaar. We kunnen het best, maar willen blijkbaar niet. Als we eens begonnen met te streven naar universele regels voor onderwijs en opvoeding. Regel 1 zou moeten luiden: Praat kinderen nooit haat aan, niet om kwaad dat u ooit misschien werd aangedaan en niet om wat anderen geloven of denken. Naleving van deze regel zou al heel wat oorlog en dus ellende schelen. We moeten alleen wel willen!
11
Guus J. den Besten
“Ik verwacht dat het HV de barricades opgaat en opkomt voor de humanistische waarden.” DOOR SJOUKJE BOS
EEN AANEENSCHAKELING VAN GEBEURTENISSEN
Ik schat dat ik zo’n 46 jaar geleden lid ben geworden van het HV. Na de studie tot leraar basis onderwijzer koos ik voor een studie pedagogiek/psychologie aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen en tijdens die studie kwam ik via de filosofie in aanraking met het humanisme. Ik herkende me in deze denkbeelden en besloot lid te worden van het HV (sinds 1-1-1962). Daarvóór (tijdens de dienstplicht in 1957/1958) liep ik al een enorme kater op van het godsdienstige karakter van de krijgsmacht. Bij aanvang van de dienstplicht werd er nl. een indeling gemaakt naar katholieke, joodse of protestantse groepen. Ik voldeed aan geen van de drie, en werd dus (!) ingedeeld bij de protestanten (Zo waren vroeger de regels!). Het Reglement op de Krijgstucht was nog een graadje erger: “Daar de godsdienst de bron is van alle geluk, deugd en ware moed, behoort een ieder in de krijgsmacht zich tot het hooghouden daarvan te bevlijtigen.” De bijeenkomsten van de geestelijke verzorging van de dominee (waar je verplicht heen moest...!) benutte ik dan ook om mijn onvrede te uiten over het godsdienstige karakter van de krijgsmacht en om de dominee het (s)preken zo moeilijk mogelijk te maken, en wel door hem steeds maar lastige vragen te stellen. Dat was mijn manier om duidelijk te maken dat er naast gelovigen ook andersdenkenden zijn. De kiem voor het humanisme was bij mij overigens al ontstaan na de Watersnoodramp in 1953. In de godsdienstles (Hervormd Lyceum te Amsterdam) had de dominee twee weken daarvoor nog verkondigd dat de zondvloed nooit meer zou gebeuren. Toen ik daarom naar een verklaring vroeg, was des dominees antwoord zeer veelzeggend: “Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.” Deze ramp, het leed en onrecht, deed mij – hervormd opgevoed – ernstig twijfelen aan het geloof. De oorzaak van het lid worden van het HV is bij mij dus een aaneenschakeling van gebeurtenissen in mijn jeugd.
12
MET GELIJKGESTEMDEN STRIJDEN
Een belangrijk ideaal voor mij is met gelijkgestemden strijden voor een samenleving waarin ook voor een ongodsdienstige levensbeschouwing alle ruimte is. Het actief deelnemen aan een organisatie die zich inzet voor de rechten van humanisten en die zich bezig houdt met geestelijke vorming, geestelijke verzorging en thema’s als zelfbeschikking en euthanasie. Ik zat destijds in een adviescommissie voor het Hoofdbestuur ten behoeve van geestelijke vorming, de voorloper van het HVO. Ik was begonnen met een studie wiskunde, maar tijdens de lessen
ontdekte ik dat sommigen nagenoeg niets begrepen van de wiskundige formules terwijl de stof voor mij heel duidelijk en logisch was. Hierdoor werd bij mij de interesse gewekt voor de werking van de binnenkamers van de mens: “waarom bevat ik iets (begrip voor wiskunde) wat de ander niet bevat? Hoe werkt dat in onze hersens? Vandaar de latere keuze voor de studie pedagogiek/psychologie.” De wens om docent psychologie te worden is in vervulling gegaan bij de Rijks Hogeschool (lerarenopleiding) in Groningen (thans onderdeel van de Hanzehogeschool). Maar mijn ultieme droom ging in vervulling toen ik het vak ‘Kennis van geestelijke stromingen’ mocht gaan geven. Uiteindelijk gaf ik volledig les in dat vak. Van Praag (de destijdse oprichter-voorzitter van het HV) kende ik onder meer van mijn studie in Nijmegen en vond hem een zeer inspirerend mens. Ik heb bij mijn doctoraal examen psychologie als bijvakken-combinatie gekozen: theologie bij Schillebeecks (Nijmegen) en 13
humanistiek bij Van Praag (Leiden). Ik voelde me senang bij de humanisten. Het HV gaf tegenwicht aan christelijke politieke stromingen en invloeden en zorgde zo voor een stem van andersdenkenden, vooral de buitenkerkelijken: het vocht voor de rechten van humanisten. De verwachtingen in de begintijd hadden te maken met het samen met een club van geïnspireerde mensen als Van Praag de in Nederland heersende ouderwetse godsdienstige bepalingen wegnemen en andersdenkenden ruimte en een identiteit (!) geven. Ik ben ongeveer acht jaar voorzitter geweest van de afdeling Oost-Groningen en nam als gewestelijk voorzitter deel aan de Verbondsraad van het HV (een soort mini-schaduwcongres dat vroeger vier maal per jaar bijeen kwam). VEEL IS WAARGEMAAKT MAAR HET HV BIJFT NODIG
Een groot deel van de verwachtingen die ik bij het HV had zijn waargemaakt: defensie en andere instituten hebben humanistisch geestelijk raadslieden aangesteld. Het HVO is bezig in het onderwijs, maar we zijn er nog niet: onze koningin regeert nog steeds “bij de gratie Gods” en de troonrede zonder een verwijzing naar God aan het eind is nog steeds een uitzondering. In de huidige ansichtkaarten ‘Zonder uw steun is het humanisme aan de goden overgeleverd’ herken ik iets van het rebelse, de strijd van vroeger. Ik verwacht dat het HV op zijn strepen staat, de barricades opgaat en opkomt voor de humanistische waarden. Overigens moet het HV niet de fout begaan de godsdienst als zodanig te bestrijden! Er zijn heel veel anekdotes te vertellen. Het begint met de fraters en nonnetjes op de Katholieke Universiteit in Nijmegen. Uit loyaliteit ging ik altijd staan als er gebeden werd. Tijdens zo’n gebed (voorafgaand aan een college) vroeg een frater me een keer naar mijn aantekeningen van het vorige college. Ik was verontwaardigd en sprak de frater aan op zijn schijnheilige gedrag: ik was bereid mijn aantekening te geven, maar de frater moest op z’n minst respect opbrengen voor de stilte van het gebed. Ik vreesde destijds het theologie-tentamen van Schillebeecks, maar het was Van Praag die het me moeilijk maakte. Van Praag vroeg naar de overeenkomsten en verschillen in het humanisme van Multatuli en dat van Coornhert en eindigde het tentamen met de opmerking dat de Katholieke Universiteit van Nijmegen toch niet de indruk mocht krijgen dat Van Praag het mij gemakkelijk had gemaakt. Ik zou aan de jonge humanisten willen meegeven dat het niet zo van14
zelfsprekend is dat je je identiteit volledig en uitsluitend in jezelf ontdekt. Je hebt vaak anderen nodig om je aan te spiegelen en zodoende zelf iets te worden. De noodzaak voor het HV is volgens mij nog steeds aanwezig, enerzijds om de bevochten rechten en gelijkwaardigheid te behouden (denk bijv. aan g.v. in ziekenhuizen), anderzijds om vertegenwoordigd te zijn in diverse platforms en bij politieke bijeenkomsten. Het georganiseerde HV is nodig in onze pluriforme samenleving voor deelname aan het publieke levensbeschouwelijke en politieke debat over belangrijke ethische thema’s, maar ook bij bijeenkomsten als de dodenherdenking en vanzelfsprekend is en blijft het HV het centrum voor debat en ontmoeting van gelijkgezinden.”
Het gesprek vond plaats in de woonboerderij annex strijkijzermuseum in Noordbroek. (Bezoek aan het museum alleen op afspraak, telefoon 0598 - 452075.)
15
Lien van Herwerden
“Gezelligheid is er nu ook nog wel, het worden toch een beetje je vrienden.” DOOR NORBERT DE KOOTER
“Ja, dat dacht ik wel, dat je dat zou vragen,” zegt Lien van Herwerden op de vraag wanneer ze lid werd van het HV. “Dat is al zo lang geleden, dat weet ik niet meer. Zeker 20-25 jaar. Ik herinner mij nog de folder die we kregen van het HV. We hadden hem bij het oud papier gedaan. Toen het hoofd van de school onze naam op iets van het HV zag vroeg hij ons of we lid waren. Toen hebben we er eigenlijk pas over nagedacht en zijn eerst mijn man en later ik lid geworden. We gingen naar lezingen en bijeenkomsten en ontdekten dat veel mensen op dezelfde manier over dingen dachten als wij. Het was ook een levendige club. Er waren veel activiteiten, veel meer dan nu. Er waren busreizen en wat ik altijd erg leuk vond was de opening van het seizoen. Dan was er een spreker en er waren gewoon veel mensen, gelijkgestemden. Prettige en plezierige mensen, de gezelligheid was erg belangrijk en op een gegeven moment wordt het ook een beetje een gewoonte. Die gezelligheid is er nu ook nog wel, het worden toch een beetje je vrienden, maar het is allemaal wat kleiner. De wandelingen vind ik bijvoorbeeld nog steeds erg gezellig. Je praat toch weer anders tijdens het wandelen. Daarnaast zit ik ook nog in de info-groep. Dat is niet altijd even zinvol. Als ik een hele morgen in het pand zit en er komt niemand denk ik wel eens: ‘er was thuis nog zoveel te doen’. De stukken in De Hugroniek vind ik wel eens te moeilijk en te onpersoonlijk. En het gaat bij humanisten zo vaak over het geloof, dat hoeft van mij helemaal niet. Laat dat rusten, we hebben onze eigen dingen. De humanistische levenshouding, hoe we ons verhouden ten opzichte van andere mensen, het mag van mij allemaal best wat persoonlijker. Tegen jonge humanisten zou ik willen zeggen: verdiep je eens wat meer in sociale zaken en in je levensovertuiging. Jonge mensen zijn tegenwoordig zo druk met van alles. Werk, kinderen, een huis, sociale 16
contacten. Levensvragen komen bijna niet meer aan bod. Daar is geen plaats meer voor. Mensen lijken zichzelf de tijd niet meer te gunnen om zich in dat soort vragen te verdiepen. Terwijl ik dat toch wel iets heel belangrijks vind.”
17
Relie van der Wijk
“Het was zulk mooi werk”
DOOR JEANNETTE STAVENGA - VISSER
Relie, geboren in 1922, werd in 1976 lid van de Gemeenschap Groningen van het Humanistisch Verbond. Twee jaar daarvoor was ze gescheiden en naast veel verdriet daarover ontwikkelde ze een enorme strijdlust. Ze wilde kiezen, ze wilde actief zijn, meedoen in actie en discussie, en ze wilde ergens bijhoren. Allemaal activiteiten die tijdens haar huwelijk als ‘vrouw van’ niet tot ontwikkeling konden komen. Van het Humanistisch Verbond hoorde ze via het hoofd van de lagere school, waar ze onderwijzeres was. Maar het was toch vooral door Jan Wiessing, die jarenlang secretaris van de gemeenschap/afdeling was, dat ze meer informatie over het Verbond kreeg. Het kenmerk van het HV – het niet-kerkelijke, het niet-godsdienstige – was vervolgens dé reden waarom ze lid werd. Waarom was dat niet-godsdienstige zo belangrijk voor haar? Relie groeide op in een atheïstisch gezin, waar leven vooral als ‘biologisch’ werd gezien. Ze zegt het zo: ”Het was en is een biologisch gevoel dat alles weer terugkeert tot stof. De wereld is veel groter dan de aarde. Met mijn vader keek ik als kind veel naar de sterren, en dat beinvloedt je. Het stoort me dan ook enorm, dat men denkt, dat wij het middelpunt van de aarde zouden zijn.” In het HV trof ze veel aardige mensen aan, die bovendien nadachten over allerlei zaken, en dat was ook belangrijk. Die mensen waren trouwens lid van verschillende politieke partijen, maar maakten daar niet een discussiepunt van. De overeenkomst in levensbeschouwing was het uitgangspunt. Haar eigen ontwikkeling werd verder beïnvloed door het socialisme en met name ook door het feminisme van die tijd. Concreet betekende dat voor Relie: “Nooit op eigen gewin uit zijn. Steeds denk ik hoe iets is voor iedereen, en niet voor mij alleen.” Relie wilde graag actief worden in de afdeling. En dat heeft ze gedaan. Ze was lid van de Informatiegroep, was lid en jarenlang coördinator 18
van de Ziekenbezoekgroep. Vele jaren was ze lid van de Commissie Geschenkenpakketten, een groep mensen die rond de jaarwisseling een presentje aan oude leden van het HV en Humanitas bracht. Verder heeft ze een aantal jaren in de bibliotheekcommissie gezeten. Voor de blinde en slecht-ziende leden sprak en spreekt ze nog steeds De Hugroniek in. Al die activiteiten deed ze met een grote inzet en veel enthousiasme, maar als we het hebben over haar werk bij de Humanistisch Geestelijke Begeleiding (de H.G.B.) dan komen daarbij haar diepste gevoelens en herinneringen naar boven. Ze was zowel begeleidster als coördinator van deze groep. “Het was zulk mooi werk, dat leiding geven aan die groep, het uitzoeken welke begeleidster het beste paste bij de hulpvrager. En ook dat luisteren, dat empathisch luisteren naar mensen en proberen om de ander zelf te leren denken om iets te doen.”
De Humanistische Geestelijke Begeleiding bestond uit een enthousiaste groep, getrainde vrijwilligers, die begeleiding bood aan mensen die behoefte hadden aan een individueel gesprek. De groep heeft officieel vier jaar bestaan, n.l. van 1988-1992 en werd door het Landelijk Bureau door een medewerkster begeleid en ondersteund. Wegens een reorganisatie en financiële problemen (Koersbepaling 1991) moest de werkgroep opgeheven worden, wat veel verdriet bij de vrijwilligers heeft gegeven. In een brief van de coördinatoren aan het hoofdbestuur van het HV, d.d. 12 februari 1992, met als motto ‘Hoe kostbaar is een kwetsbaar leven?’ verwoordde Relie waarom de groep dit werk zo belangrijk vond op deze manier: “Onze motivatie is het beste uitgedrukt in de volgende zin uit de Beginselverklaring van het Humanistisch Verbond: Het Humanisme wordt gekenmerkt door o.a. de helpende zorg voor de medemens om hem in staat te stellen zich te ontplooien tot een volwaardig bestaan in zelfbestemming.” Het heeft niet geholpen; helaas 19
is er nooit iets dergelijks voor vrijwilligers in de plaats gekomen. Bij alle activiteiten was het belangrijk voor Relie zich goed te voelen in de groep mensen. Helaas wordt dat, gezien haar leeftijd wat minder. Eigenlijk gaat ze alleen nog naar de Nieuwjaarsbijeenkomst. Verwacht ze dan niets meer van het HV, vraag ik? Relie: “Niet meer voor mezelf, maar wel voor de samenleving. Het HV moet veel meer een houding als de SP aannemen: vechten, strijdlustig zijn. Want waar blijven de humanisten? Ik hoor ze niet. Ja, ik weet wel, het niet-kerkelijk zijn is nu zo veel gewoner. De mensen hebben het niet meer nodig. Iedereen kan zeggen, ik ben niet-kerkelijk.” Ligt hier dan nog steeds een taak voor het HV? Ja, dat vindt Relie wel, maar het werk van de uitvaart en de raadslieden past volgens haar ook prima bij Humanitas. Tot slot vraag ik haar of ze toch nog iets aan jonge humanisten kan meegeven. Direct komt het antwoord: “Strijdlustig zijn en kritisch. Kom er voor uit dat je niet gelooft en dat je zo ook gelukkig kunt zijn.” En op mijn vraag wat geluk dan voor haar betekent, zegt Relie: “Dat heeft te maken met gelukkige momenten en tevreden zijn. Bijvoorbeeld meer tevreden zijn over je leven, het wonder van je leven beleven en het wonder dat er leven is. Heel concreet is dat voor mij lekker slapen, naar een bloem kijken, vriendschap, bijvoorbeeld zoals we hier nu met zijn tweeën zitten. Dat is geluk, dat is leven voor mij.”
Op de ochtend voor dit gesprek werd er bij mij thuis aan de deur gebeld. Twee mannen, een oudere en jongere stonden daar met het bekende tijdschrift in de hand. De oudere neemt het woord: “Goede morgen mevrouw we vroegen ons af of u ook interesse hebt om dit te lezen.” Ik kijk en zeg dat ik geen interesse heb. “Maar mevrouw, …” Ik val hem direct in de rede en zeg ferm: “Ik ben humanist”. De oudere: “Maar mevrouw, als u doodgaat komt u niet in het paradijs.” “Nee,” zeg ik, “dat is goed, want daar geloof ik niet in. Ik zet me in voor een samenleving van alle mensen.” Ik vertel dit voorval aan Relie en ik zie dat ze tijdens mijn verhaal helemaal opgewonden raakt. Als ik uitverteld ben zegt ze: “Waar halen die mensen het recht vandaan om bij jou aan de deur te komen met zo’n verhaal,” om er aan toe te voegen, dat bij de mededeling dat ik niet in het paradijs zou komen, zij gezegd zou hebben: “Maar u ook niet!” En dat is Relie. Ik kan nog altijd van haar leren. 20
Jeannette van Rosevelt
“Het HV is de levensbeschouwelijke achtergrond van mijn werk als hvo-leerkracht.” MET MEDEWERKING VAN TRYNTSJE DE GROOT
Ik weet het niet precies meer wanneer ik lid ben geworden maar ik denk in het najaar van 1994, het jaar waarin ik mijn opleiding tot hvoleerkracht (toen nog hvo-gevende) voltooide. Ik werd lid omdat ik hvoles ging geven en ik vond dat ik dan ook lid van het HV moest worden. Ik ben opgevoed met het idee dat ik zelfstandig moest worden en carrière maken. Dat zelfstandig zijn vind ik nog steeds erg belangrijk. Dat carrière maken niet. IETS NUTTIGS DOEN
Nadat ik ruim vijf jaar bij een bank werkte vond het zo leeg. Wat was het nut van mijn werk? Zorgen dat de bank efficiënter werkte en meer winst maakte? Ik wilde iets nuttigs doen. Mijn werk op de computerafdeling en later de opleidingsafdeling vond ik wel erg leuk. Toch ervaar ik het als een luxe dat ik me nu met dingen bezig kan houden die ik als zinnig ervaar. Ik hoef nu immers niet meer de kost te verdienen! Dat is iets waaraan mijn echtgenoot Ton zich vol verve overgeeft. Hoewel dat ook zijn nadelen heeft ben ik er toch wel blij om. Verder vind ik belangrijk om van de wereld te maken: - Een eerlijke wereld waarin voor iedereen de mogelijkheid is om in de eerste levensbehoeften te voldoen - Een wereld waarin nog plek is voor natuur en waarin dieren nog in natuurlijke omstandigheden kunnen leven, zonder dat mensen zich ermee bemoeien. - Een wereld waarin de lucht, het water en de grond niet zodanig vervuild zijn of worden dat het een gevaar oplevert voor de gezondheid van mens dier of plant. Zelf wil ik bijdragen aan deze ideale wereld door me verantwoordelijk op te stellen en mijn kinderen verantwoordelijkheid bij te brengen. Ik ben lid geworden van Groenlinks, waar ik veel van mijn idealen herken. Ik ben politiek actief geweest in de steunfractie van eigen gemeente (Slochteren) en heb het secretariaat gerund. Momenteel her21
ken ik mijn idealen te weinig in de huidige gemeentefractie die is samengegaan met D66. Op provinciaal en landelijk niveau voel ik me er nog wel thuis, maar ben ik niet erg actief. Binnen het hvo probeer ik kinderen verantwoordelijkheidsbesef bij te brengen. Voor zichzelf en het eigen leven, voor anderen en voor de wereld. KENNISMAKING MET EEN VREEMD SOORT GENOOTSCHAP
In de hoogste klas van de lagere school maakte ik voor het eerst kennis met het humanisme. Het zou kunnen zijn bij de godsdienstles, die toen in de hoogste klassen van de openbare school werd gegeven, maar dat weet ik niet meer. Wel weet ik dat het toen niet zo’n positieve klank had. “Humanisten denken dat ze het allemaal zelf wel kunnen en geen god nodig hebben.” Ik vond dat getuigen van nogal wat eigendunk, hoewel ik zelf niet ben opgevoed met het geloof in een god en er ook nooit echt in geloofd heb. Ik dacht er ook niet verder over na. Toen ik op de middelbare school op een Christelijke school terecht kwam verbaasde ik mij over de kinderlijkheid waarmee de rector en conrector hun geloof uitten tijdens weekopeningen of sluitingen. Ik verbaasde me erover hoe iemand die toch kennelijk veel geleerd had en veel wist zo naïef kon zijn. Van het Humanistisch Verbond hoorde ik niet veel. Toen ik er voor het eerst over hoorde leek het mij een soort vreemd genootschap, een geheimzinnig verbond zoiets als de vrijmetselarij. Ik dacht dat het iets geheimzinnigs was. Kon het ’t daglicht wel verdragen wat daar gebeurde? Toen ik later regelmatig de radio praatjes van Van Praag hoorde, kreeg ik het gevoel van “Ja, zo denk ik er ook over.” Toen ik dat een keer verwoorde tijdens een bezoek aan mijn schoonouders, waren zij het meteen met mij eens en meldden zich als lid aan. Dat ging mij net even te snel en ik had het gevoel dat mij mijn “Aha ervaring” werd afgenomen. Bovendien vreesde ik voor de contributie en ik was bang dat we ons dat niet konden permitteren. Ik ondernam dus verder geen actie, maar sympathiseerde wel met het HV. Later maakten mijn kinderen kennis met het hvo. Zij vonden dat erg leuk en wat zij erover vertelden vond ik erg zinvol.
22
Het HV is de levensbeschouwelijke achtergrond van mijn werk als hvoleerkracht. Ik verwacht er gelijkdenkende mensen te ontmoeten met wie ik over allerlei dingen kan praten. Ik verwacht dat ik er contacten kan opdoen met andere humanisten, dat ik met hen van gedachten kan wisselen, dat ik mijn levensbeschouwelijk inzicht kan verdiepen via cursussen en gesprekken. Dat doet het HV ook, alleen maak ik er erg weinig gebruik van. Te weinig vind ik zelf. Ik loop hierbij tegen mijn eigen grenzen aan. Wat denk ik voor jonge humanisten belangrijk is dat zij niet door anderen laten voorschrijven wat zij moeten denken of geloven! DAT JE NIET ALLEEN BENT
Ik denk dat het HV nog steeds erg belangrijk is. Misschien was het vroeger nodig om je af te zetten tegen de kerken. Dat spreekt mij niet zo aan. Ik vind dat het een bepaalde basis geeft. Een soort reddingsboei, dat je niet alleen bent. Dat het niet gek is als je niet kunt en wilt geloven wat de godsdiensten voorschrijven en dat je gewoon zelf wilt nadenken. Dat er meer mensen zijn die zo denken en dat je samen sterk kunt zijn en veel van elkaar kunt leren. Ik vind het een bevrijding om met mensen te kunnen praten zonder steeds bang te hoeven zijn dat ik op hun in godsdienstig opzicht gevoelige tenen sta. Het gekke is dat zij zich absoluut niet druk maken om mijn gevoelige tenen. Misschien komt dat doordat ik in een nogal zwaar godsdienstige omgeving ben opgegroeid. Ik ben geboren en getogen in Hasselt, dat dicht bij Staphorst ligt en heb daarna jarenlang in Harderwijk en Ermelo gewoond. Ik merk wel dat er in Harkstede wat ruimer wordt gedacht en je meer in je waarde wordt gelaten als je niet naar een kerk gaat, maar ik blijf toch op mijn hoede.
23
Joop Hippe
“Door het ontstaan van de Humanistische Alliantie krijgt het HV nog meer een intellectueel karakter.” DOOR NORBERT DE KOOTER
“Vanaf 1987 ben ik lid van het Humanistisch Verbond.” Aan het woord is Joop Hippe en ik vraag hem naar het waarom. “Ik heb altijd een grote belangstelling voor religie en levensbeschouwing gehad. Toen ik lid van het HV werd had ik daar twee redenen voor. Ik voelde mij humanist en wilde daar vanuit meer met levensbeschouwing bezig zijn en ik wilde het HV ondersteunen, met name in zijn strijd voor humanistisch geestelijke verzorging. Van huis uit zijn humanistische waarden altijd belangrijk voor mij geweest. Het recht op zelfbeschikking bijvoorbeeld in de discussie over euthanasie en abortus maar ook gelijkwaardigheid wanneer het bijvoorbeeld over homoseksualiteit gaat. De lezingen van het HV heb ik vaak erg interessant gevonden maar aan cursussen ben ik, behalve ooit een cursus filosofie, nooit zo toegekomen. Wel heb ik vanaf 1994 in de redactie van de Hugroniek gezeten en ik doe dat nog altijd. Ook zit ik in de gespreksgroep Heggespraak die zich bezighoudt met de vraag naar inhoudelijke overeenkomsten en verschillen tussen humanisme en vrijzinnig christendom. Daarnaast neem ik nog deel aan de gespreksgroep over humanisme en evolutie. Daar heb ik onder andere de standpunten rond intelligent design ingebracht zoals ik die in mijn vrijwilligerswerk regelmatig tegenkwam. Hoewel ik me wel eens heb afgevraagd waarin we ons als humanisten nog onderscheiden heb ik het idee dat het HV tegenwoordig weer belangrijker wordt. Als ik kijk naar de verhouding tussen het WestEuropese gedachtegoed en standpunten binnen de Islam, alsmede de hernieuwde aandacht voor religie en haar plaats in de samenleving, dan is het goed dat er een humanistische organisatie is die zich daarin verdiept en tot standpunten komt. Wel zie ik de moeite om mensen te vinden die zich aan een HV willen binden. Door het ontstaan van de Humanistische Alliantie is het HV nog exclusiever gericht op het leveren van denkwerk en standpunten. 24
Het krijgt dus nog meer een intellectueel karakter. Zie daar nog maar eens veel mensen voor te vinden. Of misschien moet je jezelf ook wel afvragen in hoeverre de structuur met verschillende afdelingen door het land nog aansluit bij de rol die het HV heeft binnen die alliantie. Toch denk ik dat de vraag hoe we inhoud kunnen geven aan die mooie en belangrijke humanistische begrippen als vrijheid van meningsuiting, zelfbeschikkingsrecht en gelijkwaardigheid, in een samenleving – zeg maar na 11 september 2001 of na de moord op Pim Fortuyn – actueler is dan ooit”.
Na enige aarzeling heeft Joop, op mijn vraag of we iets vergeten zijn, nog een laatste punt dat hij aan de orde wil stellen. “Ik weet niet of er zoiets ooit geweest is maar het lijkt mij goed als er een werkgroep van het HV zou bestaan die zich bezig houdt met de positie van de pedoseksueel in de samenleving. Ik denk dat die samenleving zich te hard opstelt tegenover deze mensen. Uitspraken van mensen over hun strijd tegen pedoseksuelen in de trant van: ‘ik ga door tot hij zelfmoord pleegt’ gaan mij veel te ver. Volgens mij zitten pedoseksuelen in onze samenleving in de verdrukking en zou het HV daar iets mee moeten doen.”
25
Joop Tiedemann
“Ik besloot zelf maar eens te gaan onderzoeken hoe dat humanisme eigenlijk in elkaar zit.” MET MEDEWERKING VAN HARRIE BOLS
Ik weet niet meer precies wanneer ik lid van het HV geworden ben. Ik denk dat ongeveer in mijn 15e jaar was dat ik lid werd van de HJB. Ik herinner me nog wel weekenden op de heide, ik weet niet eens meer waar. Eens kwam Jacques Griep, voorzitter van de NVSH een lezing houden over seksualiteit. Hij had een erg mooie en jonge vriendin bij zich met een diepe inkijk en een zeer korte rok. Het was een bloedstollende bijeenkomst; én door de bevallige pose van de dame naast Jacques, liggend in de heide én door de opwindende perspectieven van de spreker zelf, die uitging van ervaringen, die nauwelijks iemand van ons jonkies had meegemaakt. Maar natuurlijk wel van hadden gedroomd. Daarna ben ik een tijd humanistenpaus geweest in het Nederlands Studenten Sanatorium. Dit was één van de sanatoria, waar ik heb gekuurd vanwege hardnekkig terugkerende perioden met t.b.c., toen een vrij bedreigende ziekte. Je werd daar paus genoemd omdat je de absolute macht had over jouw kring, in mijn geval de humanistenkring. Zonder last of ruggespraak nodigde je mensen uit. En ze kwamen allemaal, behalve Simon Vestdijk, die een kaartje stuurde met: “Meneer, ik houd nooit lezingen.” Ik heb nog altijd spijt dat ik dat kaartje nooit bewaard heb. In mijn studententijd heb ik mij verder niet met het humanisme beziggehouden; ik was veel meer geïnteresseerd in politiek en filosofie. Een enkele keer ging ik mee met vrienden van mijn ouders naar jaarvergaderingen. In mijn beleving hadden ze alsmaar ruzie en bestookten ze elkaar met idealistische woorden en venijnige moties. Een enkele keer werd ik door HV-afdelingen uitgenodigd om een lezing te houden over t.b.r.-gestelden of concentratiekamp slachtoffers. Bij sommige HV-ers voelde ik me zeer thuis, anderen gingen uit van een soort naïef idealisme waar ik niets mee kon. Toch werd ik weer lid om deel te kunnen nemen aan de landelijke actiegroep van het kritisch humanisme. Ik kwam veel in het hoofdgebouw, bereidde nu zelf moties voor, zette mede samenzweringen op en maakte heftige bijeen 26
komsten mee. De moties werden vrijwel nooit die door de ingeslapen brave leden aangenomen. Individualisten, sciëntisten, conservatieven en humanistische puristen hielden elkaar in een wurggreep, waardoor er veel strijd en weinig lol was. Bovendien leek het er op, dat het eigenlijk een oproer was van HV medewerkers, die hun bestuur politiek activistisch wilden bijsturen. Ik ontmoette er prettige, interessante mensen en stuitende vergadertijgers en wereldhervormers, die na een tijdje allemaal verbitterd raakten. Ik werd vrijmetselaar en vond daar de verdraagzaamheid en de harmonie die in het HV in die tijd soms ver te zoeken was.
Eén van de meest merkwaardige zaken van het Verbondshumanisme heb ik altijd gevonden dat wat voor mij de kern van het humanisme is, namelijk het zelfstandig samen met anderen onderzoeken hoe je in het leven staat er nauwelijks aanwezig was. Er vond nauwelijks echt onderzoek plaats hoe je je verhoudt tot jezelf, tot de ander en tot de wereld. Er kwamen altijd professoren op zondagochtend om je uit te leggen hoe het zat. Daar kon je voor zijn of tegen, maar niemand was eigenlijk geïnteresseerd in wat jij vond en hoe jij het zag. Toen ik voor de derde keer weer lid werd van het HV – het bloed kruipt waar het niet gaan kan – besloot ik zelf maar eens te gaan onderzoeken hoe dat humanisme eigenlijk in elkaar zit en wat het zegt over de relatie tot mijzelf, tot anderen en tot de wereld. Ik heb een aantal jaren in de programmacommissie gezeten en begon mijn weg te vinden in de vele wegen van het humanisme. Congressen, trainingen, conferenties, de Universiteit voor Humanistiek, het was er allemaal. Het HV werd voor mij de toegang tot de vele vormen en uitwassen van humanisme die er 27
zijn. Ik ging filosofiecolleges bij de HOVO volgen, gaf zelf cursussen en soms lezingen en ontdekte toen pas hoeveel ik aan het HV te danken heb als bron voor mijn eigen reflecties en studies. Ik zou echt niet weten of er nog een toekomst is voor het HV. Zoals ik ook niet weet of er nog een toekomst voor de kerken is. Er is wel een dringende noodzaak tot humanisering van de samenleving. Er is wel een dringende noodzaak aan mensen die grenzen durven te stellen aan de economisering, commercialisering, technologisering en biologisering van dit leven, aan mensen die weer vrije burger willen worden en zich willen wijden aan de publieke zaak. Er is wel een dringende noodzaak aan mensen die samen er achter willen komen, wie ze zijn, wat ze willen met zichzelf in relatie tot anderen en wat ze eigenlijk willen in deze samenleving die in het geheel niet zo humanistisch is als Rob Tielman denkt. Maar ik weet helemaal niet of het HV daar een rol in kan spelen. Er zijn filosofieclubjes en literatuurgroepen waar veel meer over humanisme wordt gereflecteerd dan ooit in het HV. De ideologisering, waar kennelijk niets in de historie aan ontkomt heeft het Verbondshumanisme verstikt, zoals ook de kerken en zelfs de Verlichting en de wetenschappen verstikt zijn door orthodoxie en ideologisering. Ik zelf houd van een existentieel humanisme, waar ook angst en schuld een plaats vinden, waar het kwaad onderzocht wordt en niet alleen bij de ander gelegd wordt. Een existentieel humanisme waar naast de menselijke mogelijkheden ook gedacht wordt over de menselijke grenzen en vastigheden; waar naast vrijheid er ook de bepaaldheid is. Dat humanisme heb ik dankzij het HV met zijn ontplooiingshumanisme leren ontdekken; niet alleen binnen het HV maar wel met het HV als bron en krabpaal. Het HV heeft mij eindeloos de kans gegeven daar naar blijven te zoeken en er lezers voor te vinden en geïnteresseerden. Ik ben het HV Groningen eindeloos dankbaar zo mijn zoektochten te hebben ondersteund. En ik hoop dat nog zeer veel zoekende in het HV zoveel ontplooiingsmogelijkheden zullen krijgen en vinden. Een proost op de 60jarige!
28