NEET-jongeren in Antwerpen Kwantificering Beleidsgericht cijferrapport In opdracht van Stad Antwerpen en VDAB in Antwerpen Johan Desseyn & Kathleen Hoefnagels Juni 2015
NEET-jongeren in Antwerpen Inhoudstafel 1.
Inleiding
2
2.
Ongeveer 7100 NEET’s in Antwerpen
5
3.
Eén derde volledig van de radar
7
4.
Verhouding man/vrouw verschilt naar soort NEET
9
5.
Er zijn (bijna) geen minderjarige NEET’s, maar ze zijn wel vaak allochtoon
10
6.
Geen NEET’s, maar toch …
12
7.
Conclusies en aanbevelingen
14
PAGIN A 1
1. Inleiding 1.1. Het concept NEET–jongeren Jongeren die niet werken, geen onderwijs volgen, en evenmin deelnemen aan training of opleiding — Het concept NEET-jongeren verwijst naar de arbeidsmarktpositie van bepaalde jongeren van 15 tot 24 jaar. NEET staat voor ‘Not in Employment, Education or Training’1. NEET-jongeren zijn dus personen vanaf 15 tot 24 jaar, die niet werken, geen onderwijs volgen, en evenmin deelnemen aan training of opleiding. Hun voorkomen wordt meestal uitgedrukt als een breuk (de zogenaamde NEET-indicator) in relatie tot het totale aantal jongeren. Om de NEET-indicator te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de Labour Force Survey, in België bekend als de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK)2. Jeugdwerkloosheidscijfers aanvullen — Het NEET-concept vormt een aanvulling op jeugdwerkloosheid. In tegenstelling tot jeugdwerkloosheid telt het ook jongeren die officieel niet op de arbeidsmarkt zijn (en dus niet ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende bij VDAB) en bakent het beter de meest kwetsbare groep van niet-werkenden af door enkel te tellen wie zijn of haar afstand tot de arbeidsmarkt niet aan het verkorten is via onderwijs, of een opleiding of training3.
Eigenlijk is de letterlijke formulering: ‘Neither in employment nor in any education nor training’. European Commission, Youth neither in employment nor education and training (NEET). Presentation of data for the 27 Member States, EMCO Contribution. 2 Als criterium voor niet-werken geldt het niet voldoen aan de ILO definitie voor het hebben van een betrekking (minstens 1 uur betaald werk tijdens referentieweek). Als criterium voor het volgen van onderwijs of training gelden als referentieperiode de vier voorgaande weken. European Foundation for the improvement of living and working conditions; NEETs Young people net in employment, education or training: characteristics, costs and policy responses in Europe. Dublin; p. 22. 3 In tegenstelling tot Europese rapportages over werkloosheid (Eurostat, gebaseerd op LFS) rekent VDAB niet-werkende werkzoekenden in opleiding niet mee bij de bepaling van het 1
PAGIN A 2
Jeugdwerkloosheid in Vlaanderen en Antwerpen De jeugdwerkloosheidsgraad in Vlaanderen bedroeg eind mei 2015 13,6%. In Antwerpen liep deze zelfs op tot 22,7%. Beide cijfers illustreren zowel de kwetsbare positie van jongeren – de totale werkloosheidsgraad in Vlaanderen was slechts 7,4% - als de specifieke problematiek van de grootstad. Bron: Arvastat; www.arvastat.be; situatie mei ’15 (meest recente cijfers)
Detailleren van een kwetsbare groep — In het beter bepalen van het aantal jongeren in een kwetsbare arbeidsmarktpositie zit de belangrijkste relevantie van het NEET-concept. Jeugdwerkloosheidscijfers, en met name de jeugdwerkloosheidsgraad, illustreren weliswaar de kwetsbare positie van jongeren op de arbeidsmarkt (zie kader); maar met het oog op beleid (oa. welzijn, armoedebestrijding, activering…) is het belangrijk voorbij de grenzen van de officiële arbeidsmarkt te kijken4 en in te zoomen op zij die zich niet voorbereiden op werk via onderwijs, opleiding of training. Geen info over Antwerpse NEET’s — NEET-jongeren worden tot op vandaag in Vlaanderen enkel in kaart gebracht via de EAK. Uit de meest recente publicatie van de survey-resultaten blijkt 10,5 procent van de Vlaamse jongeren5 en 12,1 procent van de jongeren in de provincie Antwerpen NEET te zijn6. Behalve een uitsplitsing naar geslacht, is er geen extra informatie over de samenstelling van deze laatste groep. Evenmin laten de survey-data toe in te zoomen op de specifieke situatie in Antwerpen of inzicht te krijgen in het profiel van de Antwerpse NEET-jongeren.
NEET-indicator (%) voor provincie Antwerpen (2009-2013 - geslacht) 2009
2010
2011
2012
2013
M
6,0
9,0
11,6
9,6
12,8
V
6,5
7,6
10,6
9,6
11,4
T
6,3
8,4
11,1
9,6
12,1
Bron: Eurostat (NUTS-2)
werkloosheidscijfer of de werkloosheidsgraad. De Vlaamse werkloosheidscijfers slagen er in die zin dus al beter in dan de Europese cijfers te focussen op de groep die zijn afstand tot de arbeidsmarkt niet aan het verkorten is. Echter, personen die officieel niet op de arbeidsmarkt zijn, blijven ook in de VDAB-cijfers buiten beeld. 4 Het belang om voorbij de grenzen van de officiële arbeidsmarkt te kijken wordt voor Vlaanderen naar de toekomst toe wellicht sowieso nog groter. Met de op til zijnde verstrenging van de voorwaarden om een inschakelingsuitkering te ontvangen, dreigen ongekwalificeerde schoolverlaters, zelfs als ze willen werken, zich niet meer bij VDAB als werkzoekende in te schrijven. De cijfers over wie officieel op de arbeidsmarkt is, dreigen daarmee een minder goede afspiegeling van de reële arbeidsmarkt te worden dan vandaag het geval is. 5 Steunpunt WSE, Cijfer 2013 6 http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/submitViewTableAction.do PAGIN A 3
1.2. Doelstelling van het onderzoek Antwerpse NEET’s in kaart brengen — De voorliggende studie, in opdracht van de Stad Antwerpen en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) in Antwerpen, wil een antwoord bieden aan de informatie-armoede over NEET-jongeren in Antwerpen en wil vanuit een analyse van de data adviseren hoe versterkende (arbeidsmarktgerichte) beleidsinitiatieven er het best kunnen uitzien. Dit reflecteert in drie onderzoeksluiken:
Kwantitatieve foto: Het eerste luik wil een zo scherp mogelijk beeld schetsen van de NEET-populatie op basis van administratieve databronnen. Dit behelst enerzijds het becijferen van de omvang van de totale groep NEET-jongeren, en anderzijds het detailleren van de groep aan de hand van demografische achtergrondkenmerken. Kwalitatieve foto: Het tweede luik beschrijft op basis van een uitgebreide set kwalitatieve interviews met voornamelijk NEET’s wie de NEET’s zijn, waarom ze in die positie terecht kwamen, en welke hefbomen voorhanden zijn om NEET’s opnieuw duurzaam op weg naar, of aan het werk te krijgen. Beleidsaanbevelingen: het sluitstuk van de studie doet op basis van zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve bevindingen aanbevelingen richting beleid om de NEET problematiek te voorkomen en waar nodig te remediëren.
Kwantificering krijgt beslag in beleidsgericht cijferrapport — Voorliggend rapport vat de resultaten van de kwantificering samen. Het start met een totaalcijfer voor het aantal NEET’s in Antwerpen, zoals dat op basis van administratieve data direct of indirect afleidbaar is. Daarna zet het dit cijfer in perspectief en splitst het op in verschillende deelgroepen naargelang hun positie en historiek op de arbeidsmarkt. In derde instantie detailleert het rapport de Antwerpse NEET’s naar geslacht, leeftijd en origine. Het beschrijvende deel sluit af met de aandacht te vestigen op een groep jongeren die volgens de gehanteerde definitie geen NEET’s zijn, maar waarvan de mate waarin ze deelnemen aan onderwijs, opleiding of training ter discussie gesteld kan worden. Het laatste luik van dit rapport vertaalt de bevindingen in beleidsadvies.
PAGIN A 4
2. Ongeveer 7100 NEET’s in Antwerpen 7123 NEET’s als meest betrouwbare uitkomst — Op basis van administratieve data kan afgeleid worden dat eind 2012 – dit is de meest recente datum waarvoor alle nodige cijfers beschikbaar zijn - Antwerpen 7123 NEET-jongeren telde. Dit cijfer wordt bekomen door van alle personen van 15 tot 24 jaar met woonplaats Antwerpen alle jongeren af te trekken die zeker geen NEET zijn. Bij deze kwantificering wordt behalve op administratieve data weliswaar ook beroep gedaan op een beperkte set veronderstellingen, maar niettemin lijkt dit resultaat betrouwbaar. Immers, dit cijfer is consistent met de ondergrens van 6958 NEET’s waartoe een andere methode en andere administratieve data leiden. Dit tweede cijfer resulteert namelijk uit de som van alle personen die als NEET in administratieve databanken traceerbaar zijn. Omdat sommige NEET’s echter onmogelijk als dusdanig traceerbaar zijn – met name zij die zich nooit bij VDAB of OCMW aanmeldden, geldt dit echter slechts als een ondergrens, en zijn de 7123 NEET’s die via de eerste methode bekomen werden een meer betrouwbare uitkomst. NEET-indicator van 12,1 procent — De 7123 NEET’s op een totale populatie van 58.930 15-tot 24 jarigen in Antwerpen stemt overeen met een NEET-indicator van 12,1 procent. Op hetzelfde meetmoment beliep de NEET-indicator volgens de EAK 9,2 procent voor gans Vlaanderen en 9,6 procent voor de Provincie Antwerpen. De kwantificering op basis van administratieve data en gefocust op Antwerpen bevestigt daarmee de verwachte concentratie van NEET’s in de grootstad. Het verschil van bijna 3 procentpunt ten aanzien van het Vlaamse cijfer betekent immers dat het aandeel NEET’s in Antwerpen meer dan 30 procent hoger ligt dan in de rest van Vlaanderen. Iets meer NEET’s dan jeugdwerklozen — Volgens VDAB telde Antwerpen eind 2012 6490 niet-werkende werkzoekenden onder de 25 jaar. Daarmee ligt het jeugdwerkloosheidscijfer iets onder het aantal NEET’s op hetzelfde moment. Dat er meer NEET’s zijn dan jeugdwerklozen verbaast niet echt: de jeugdwerkloosheid telt immers niet de NEET’s die officieel niet op de arbeidsmarkt zijn – zij die niet ingeschreven zijn als werkzoekende bij VDAB —, terwijl, met uitzondering van diegenen die in een begeleidingstraject richting werk
PAGIN A 5
Meer details over de berekeningsmethode en de gemaakte veronderstellingen – en simulaties met alternatieve aannames - zijn gebundeld in een apart technisch, methodologisch rapport.
Kwantificering NEET-jongeren: bovengrens, ondergrens en jeugdwerkloosheid als referentie (eind 2012) 8000 7123
7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
6958 6490
zitten, alle jeugdwerklozen wel aan het NEET-profiel voldoen. Dit en het feit dat de aantallen voor jeugdwerkloosheid en NEET’s niet heel ver uit elkaar liggen, wil echter niet zeggen dat beide termen en de personen die erachter schuil gaan, ongeveer overlappen. Zoals verderop zal blijken verschillen NEET’s zowel qua demografisch profiel als qua aanspreekbaarheid en afstand tot werk nogal van het gemiddelde profiel van een jeugdwerkloze.
PAGIN A 6
3. Eén derde volledig van de radar Eén derde van de NEET’s is officieel niet op de arbeidsmarkt en volgde nooit een traject bij VDAB of OCMW — 2315 jongeren, of 32,5 procent van de Antwerpse NEET’s is niet ingeschreven als werkzoekende bij VDAB, en volgde evenmin ooit een traject bij VDAB of OCMW richting werk. Een gedeelte schreef zich zelfs nooit in als werkzoekende, en betrad officieel dus nooit de arbeidsmarkt, een ander deel stapte – althans officieel - terug uit de arbeidsmarkt, nog voor ooit een traject werd opgestart. Ten aanzien van deze NEET’s heeft zowel VDAB als OCMW dus geen of zeer weinig aanknopingspunten; ze zijn als het ware volledig van de radar. Daarmee komen we op een knelpunt dat een belangrijk deel van de NEET-populatie onderscheidt van de doorsnee jongere in werkloosheid. In tegenstelling tot deze laatste, die officieel op de arbeidsmarkt is, zijn NEET-jongeren moeilijker of zelfs niet bereik- of aanspreekbaar voor arbeidsmarkt- of trajectbemiddelaars. Bij iets meer dan 10 procent van de NEET’s zijn sporen van transmissie — Van 876 NEET’s, goed voor 12,3 procent van alle Antwerpse NEET’s vinden we in hun VDAB dossier ‘sporen van transmissie’. Dat betekent dat het gaat om jongeren die zich weliswaar ooit inschreven als werkzoekende, maar niet voldeden aan de verplichtingen die samenhangen met hun inschrijving als werkzoekende of als deelnemer aan een begeleidings- of opleidingstraject. Het is dus een groep NEET’s die zich onderscheidt door signalen van afhaken in hun historiek als werkzoekende. Sommigen van hen bevinden zich officieel nog steeds op de arbeidsmarkt – ze hebben dus nog een actief dossier bij VDAB-, bij anderen is dat niet meer het geval. Goed een kwart van de NEET’s volgde netjes een traject — Het volgen van een traject bij VDAB of OCMW is geen garantie om te ontsnappen aan het NEET-statuut. 1945 jongeren namen deel aan een opleidings- of begeleidingstraject richting werk bij VDAB of OCMW, volgden dat zoals bedoeld, maar bleven nadien zonder job. Ze vertegenwoordigen 27,3 procent van de NEET-populatie. Een deel van hen is nog steeds ingeschreven als werkzoekende, een deel van hen heeft officieel de arbeidsmarkt verlaten.
PAGIN A 7
Meer dan een kwart van de NEET’s is ingeschreven als werkzoekende, maar nam nog niet deel aan een traject richting werk — 1987 jongeren of 27,9 procent Antwerpse NEET’s zijn ingeschreven als werkzoekende, en dus officieel op de arbeidsmarkt, maar verkeren in het NEET statuut omdat ze sinds hun uitstroom uit onderwijs of werk nog geen traject van VDAB of OCMW richting werk startten. In hun VDAB dossier komen echter evenmin sporen van transmissie voor. Het gaat dus goeddeels over schoolverlaters en jongeren die recent werkzoekend zijn geworden. Er kan dus afgeleid worden dat deze NEET’s wellicht de minst problematische subpopulatie NEET’s zijn. Minder dan 6 op 10 is officieel op zoek naar werk — 4016 jongeren of 56,4 procent van de NEET’s zijn officieel op zoek naar werk en dus op de arbeidsmarkt. Daartegenover staan echter ook 3107 NEET’s die – althans officieel — niet op zoek zijn naar werk. In het internationaal jargon worden deze jongeren als ‘NLFET’ aangeduid – ‘neither in the labour force nor in education or training’. Het is duidelijk dat de gemiddelde afstand tot werk voor deze NEET’s groot is. Het gaat om in concreto over absoluut verzuimers, personen die zich nooit inschreven bij VDAB, over een deel van de personen met een passief dossier bij VDAB en over OCMW klanten die (tijdelijk) vrijgesteld zijn van activering. De afbakening van NLFET benadrukt misschien nog het meest de relevantie van het in kaart brengen van NEET’s. Geen van deze NLFET’s zit immers in de jeugdwerkloosheidscijfers.
Samenstelling van de Antwerpse NEET-populatie (N= 7123; eind 2012)
43,6% Officieel niet op zoek naar werk (NLFET)
PAGIN A 8
56,4% Officieel op zoek naar werk
4. Verhouding man/vrouw verschilt naar soort NEET Globaal genomen ongeveer evenveel mannen als vrouwen — Met 50,8 procent mannen en 49,2 procent vrouwen zijn beide geslachten ongeveer gelijk vertegenwoordigd in de NEET populatie. Uitgedrukt in de kans om NEET te zijn als man, respectievelijk als vrouw – de NEET-indicator dus - is er eveneens slechts een klein verschil: voor mannen is de NEETindicator 12,2 procent, voor vrouwen 11,9 procent. Deze min of meer evenwichtige man/vrouw verhouding met betrekking tot NEET’s staat in contrast met de sterke oververtegenwoordiging van mannen in de Antwerpse jeugdwerkloosheid waar ze een aandeel van 56,9 procent uitmaken (Arvastat; situatie december 2012). Tussen de verschillende deelgroepen NEET’s zijn er dan ook wél aanzienlijke verschillen in de man/vrouw verhouding. Mannen sterk oververtegenwoordigd bij NEET’s met netjes gevolgd traject en bij afhakers — 55,7 procent van de jongeren die ondanks een goed gevolgd traject nog NEET zijn, is een man. Binnen de groep NEET’s die in hun historiek als werkzoekende reeds sporen van transmissie lieten optekenen, is het overwicht van mannen nog groter: daarvan is maar liefst 66,0 procent een man. Vrouwen ruim in de meerderheid bij NEET’s die officieel niet op de arbeidsmarkt zijn — In de deelgroep NEET’s die officieel niet op de arbeidsmarkt zijn, zijn vrouwen met een aandeel van 55,5 procent sterk oververtegenwoordigd. Bij hen die daarenboven nooit in een VDAB of OCMW-traject richting werk participeerden, is het onevenwicht tussen mannen en vrouwen zelfs nog groter: in deze deelgroep is bijna 6 op de 10 vrouw (59,1%).
PAGIN A 9
NEET’s in Antwerpen naar geslacht (eind 2012) AANTAL
PROCENT
NEET-INDICATOR
M
3618
50,8%
12,2
V
3505
49,2%
11,9
T
7123
100,0%
12,1
5. Er zijn (bijna) geen minderjarige NEET’s, maar ze zijn wel vaak allochtoon Slechts enkele tientallen minderjarige NEET’s — Hoewel jongeren vanaf 15 jaar in aanmerking komen om NEET te zijn, telt Antwerpen uiteindelijk nauwelijks minderjarige NEET’s. Op 52 ‘absoluut verzuimers’ en enkele minderjarige OCMW-klanten na, zijn alle NEET’s 18 plus. Uiteindelijk hoeft dit niet te verbazen: dankzij de leerplicht volgen 15 tot 17 jarigen in de regel onderwijs en kunnen ze dus onmogelijk NEET zijn. Ook relatief weinig NEET’s bij 18-19 jarigen — 18 en 19 jarigen maken 19,9 procent van de Antwerpse NEET populatie uit. Ze zijn daarmee ongeveer evenredig vertegenwoordigd in de NEET-populatie in vergelijking met hun proportie in de totale leeftijdsgroep van 15-24 jarigen in Antwerpen (18,4%). Aangezien 15-17 jarigen quasi geheel afwezig zijn, is dat aandeel verrassend laag. Het illustreert dat het risico om NEET te zijn toch nog verder toeneemt eens men 20 jaar of ouder is. Bij 18-19 jarigen blijkt die kans 13/100; bij 20-24 jarigen loopt de kans op tot 17/100.
De kans om NEET te zijn in Antwerpen (eind 2012)
15-17 jarigen
0%
18-19 jarigen
13%
20-24 jarigen
Overtuigende aanwijzingen voor zeer grote oververtegenwoordiging van allochtonen — Op basis van de verzamelde data is het moeilijk sluitende antwoorden te geven met betrekking tot de samenstelling van de NEET-populatie naar nationaliteit of origine7. Niettemin zijn er overtuigende aanwijzingen voor een sterke oververtegenwoordiging van allochtonen in de NEET-populatie: van de totale Antwerpse populatie van 15-24 jarigen heeft 14 procent een niet-EU nationaliteit. Bij de groep die niet werkt en noch onderwijs volgt (secundair of hoger) — deze groep bestaat uit 13.089 personen en voor ruim de helft uit NEET’s — is het aandeel met een niet-EU nationaliteit echter 29 procent. Het contrast van dit aandeel met de 17 procent met een niet-EU-nationaliteit in de Antwerpse
De gegevens over nationaliteit van cursisten volwassenenonderwijs lijken zeer onwaarschijnlijk (geen enkele cursist met niet-EU-nationaleit) en vanwege VDAB werden gegevens op basis van huidige en vroegere nationaliteit verzameld wat problemen stelt naar vergelijkbaarheid. 7
PAGIN A 10
17% 0%
5%
10%
15%
20%
jeugdwerkloosheidscijfers, maakt de indicatie alleen maar dwingender. Het benadrukt bovendien hoe NEET’s ook qua demografisch profiel gemiddeld in een minder gunstige arbeidsmarktpositie zitten dan de jeugdwerkloze.
PAGIN A 11
6. Geen NEET’s, maar toch … Een heterogene groep — De kwantificering bracht de Antwerpse NEET’s in beeld op basis van administratieve data. Bij deze oefening kwamen echter ook andere categorieën jongeren in beeld die formeel geen NEET’s zijn, maar waarvoor wel argumenten te vinden zijn om ze niettemin als dusdanig te beschouwen, of om ze minstens te overwegen bij het vormgeven van het (lokale) beleid ten aanzien van NEET’s. Het gaat om een heterogene groep jongeren.
Problematische spijbelaars of leerlingen in leertijd, maar zonder leerovereenkomst: deze groep bestaat uit 1781 leerlingen. Onder problematisch spijbelen wordt begrepen ‘meer dan 30 halve dag ongewettigd afwezig. Het gaat om leerlingen die formeel wel ingeschreven zijn onderwijs (en dus geen NEET zijn), maar de facto niet op regelmatige manier onderwijs volgen, waardoor ze (of minstens een deel ervan) in de praktijk misschien evengoed als NEET beschouwd zou kunnen worden. Studenten die in de loop van het academiejaar geen studiepunten verwierven: deze groep telt 940 studenten. Het gaat om studenten met een actieve inschrijving in het hoger onderwijs maar die in de loop van het academiejaar geen enkel extra studiepunten behaald hebben. Dit betekent dat ze geen leervooruitgang geboekt hebben, en dus kan de vraag gesteld worden of ze de facto wel als studerend beschouwd kunnen worden. Cursisten volwassenenonderwijs die niet financierbaar zijn : Het volwassenenonderwijs telt 1163 cursisten die niet financierbaar zijn. Aangezien de financierbaarheid, behalve aan het voldoen aan de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden voor de inschrijving, voornamelijk gekoppeld aan het voldoende aanwezig zijn (bij minstens 2/3 van de lestijden) mag aangenomen worden dat deze cursisten niet op regelmatige manier deelnemen aan de opleiding(en) waarvoor ze ingeschreven zijn. Ook hier kan dus twijfel zijn of deze personen niet beter aan de NEET-criteria voldoen dan hun formele inschrijving in onderwijs laat uitschijnen. Werkzoekenden in begeleidingstraject: De databanken van OCMW en VDAB tellen 1781 werkzoekenden en klanten die weliswaar in een traject richting werk zitten,
PAGIN A 12
Geen NEETs, maar toch …. Problematische spijbelaars Studenten zonder extra studiepunten Niet-financierbare cursisten VWO + Werkzoekenden in begeleiding - Overlap tussen wz in bgl. en VWO TOTAAL
1781 940 1163 1781 89 5576
Bij het optellen wordt aangenomen dat 5 procent van de werkzoekenden in begeleiding cursist is in het volwassenenonderwijs. Via deze aanname wordt vermeden dat dezelfde personen twee maal geteld worden.
maar waarbij dat traject louter bestaat uit interne of externe arbeidsbegeleiding (voor wat betreft OCMW-klanten) of waarbij het traject niet ingevuld wordt door een finaliteitsopleiding of IBO (voor wat betreft VDAB-trajecten), zodat de mate waarin ze ‘opleiding volgen’ betwist kan worden. 9,5 procent van alle Antwerpse 15-24 jarigen, één derde minderjarig — Samen vormen deze categorieën jongeren een omvangrijke groep van 5576 personen. Dit komt overeen met 9,5 procent van alle Antwerpse jongeren in de leeftijdsgroep 15-24 jaar. Anders dan de NEET-populatie is deze overwegend mannelijk (58,2%) en bestaat hij tot bijna een derde uit minderjarigen (32,2%).
PAGIN A 13
7. Conclusies en aanbevelingen Kwantificering van NEET’s op basis van administratieve data is mogelijk — Voorliggend rapport getuigt dat het in kaart brengen van NEET’s op basis van administratieve data een haalbare oefening is. Het laat toe de situatie in een specifieke gemeente of stad te becijferen, en verschaft inzichten in het profiel van de NEET’s naargelang enkele demografische kenmerken en hun historiek op de arbeidsmarkt. Daarnaast vestigt de methode ook de aandacht op categorieën jongeren die geen NEET zijn, maar waarvoor wel argumenten te vinden zijn om ze niettemin als dusdanig te beschouwen. Tegelijk blijkt dat met de huidig beschikbare data de kwantificering meer dan twee jaar achterloopt op de actualiteit, dat ze niet zonder een beperkte set aannames kan en dat een verdere detaillering van de cijfers wenselijk is. Aan te bevelen verbeteringen in de administratieve registratie en ontsluiting — De drieledige problematiek met betrekking tot de kwantificering van NEET’s – namelijk actualiteit, betrouwbaarheid en relevantie – kan in de eerste plaats aangepakt worden door verbeteringen door te voeren in de bijhouding en ontsluitbaarheid van persoonsgegevens in administratieve databanken.
Het sneller beschikbaar maken van het aantal werkenden via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. de KSZ-gegevens over de werkenden zijn de data waarop de grootste vertraging zit. Mochten deze sneller beschikbaar zijn, zou de actualiteit van de NEET-kwantificering gevoelig verhoogd kunnen worden. Bovendien zou dat ook de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de kwantificering ten goede komen, omdat de algemene teneur is dat de performantie van het databeheer bij de dataleveranciers met de jaren toeneemt – bvb. onderwijs en ocmw hebben steeds meer en nauwkeurigere informatie over hun populatie.
Het koppelen van de gegevens van KSZ met informatie over de schoollopende populatie, ook in volwassenenonderwijs. Via een dergelijke koppeling zou een overlap tussen cijfers over werkenden en zij die onderwijs volgen, vermeden kunnen worden. Om dat soort dubbeltellingen te counteren, werd nu het overlappercentage
PAGIN A 14
tussen beide categorieën zoals gemeten in de EAK 4/2012 -1/2013 voor het grootstedelijk gebied Brussel gebruikt. Met de koppeling van KSZ-gegevens met de diplomadatabank (Leer- en Ervaringsbewijzendatabank LED) worden intussen stappen gezet in de richting van een dergelijke koppeling.
De uitbreiding van de automatische update van actieve VDAB-dossiers aan de hand van Dimona-data, naar passieve VDAB-dossiers. Sommige personen met een passief dossier zijn niet van de arbeidsmarkt verdwenen zoals hun passief dossier suggereert. Een update van de status van die dossiers op basis van Dimona zoals nu reeds gebeurt met actieve dossiers, zou een extrapolatie van het aandeel OCMW klanten dat gehercategoriseerd werd van niet op de arbeidsmarkt naar werkend overbodig maken en de betrouwbaarheid van de kwantificering ten goede komen.
Een koppeling van VDAB-dossiers met gegevens vanwege onderwijs over wie schoolloopt zou eveneens tot een betrouwbaardere kwantificering kunnen leiden. Alle ongewenste overlap tussen personen met een VDAB-dossier en personen die ingeschreven zijn in een Vlaamse onderwijsinstelling zou dan vermeden kunnen worden. Nu werd bij de kwantificering aangenomen dat 5 procent van de werkzoekenden in opleiding en begeleiding ook vervat zit in de onderwijscijfers. Hoewel de impact van deze aanname op het globale cijfer klein is (van de orde van 120 eenheden per 5% aangenomen overlap) zou een koppeling die deze arbitraire inschatting overbodig maakt, een stap vooruit zijn.
Het op een makkelijk ontsluitbare manier bijhouden van hoe iemand is opgenomen in de bevolkingsregisters. NEET-cijfers op basis van de EAK hebben normaal enkel betrekking op personen ingeschreven in het bevolkings – of vreemdelingenregister. Personen in het wachtregister of zonder wettige verblijfplaats worden buiten beschouwing gelaten. Bij de verwerking van de administratieve data kon deze selectie niet steeds gemaakt worden en was het afhankelijk van de dataleverancier soms mogelijk dat personen uit het wachtregister (bvb. VDAB) of zelfs zonder wettige verblijfplaats (onderwijs) in de cijfers inbegrepen zaten. Betere registratie van nationaliteit en origine. De gegevens over nationaliteit van Antwerpse jongeren in VWO leken hoogst onwaarschijnlijk (niemand met niet-EUnationaliteit) en duiden er op dat er vermoedelijk sprake is van een niet-
PAGIN A 15
consequente bijhouding van nationaliteit in de databanken. Verder verdient het aanbeveling in alle databanken de variabele ‘origine’ op te nemen zoals VDAB die definieert op basis van huidige en vorige nationaliteit. in functie van de arbeidsmarktbeleid lijkt dit kenmerk immers relevanter dan nationaliteit. Aan te bevelen verfijningen en uitbreidingen van de kwantificering zelf — De cijfers kunnen gevoelig aan relevantie winnen, mochten de huidige gegevens naar de toekomst toe aangevuld worden:
Duur van het ‘NEET-statuut’: De huidige kwantificering laat niet toe het onderscheid te maken tussen personen die pas afgestudeerd zijn en zij die sinds jaar en dag inactief zijn. Een detaillering van de duur van het NEET-statuut zou hier reliëf in aanbrengen en zo een betere indicatie geven van de kwetsbaarheid en afstand tot werk van de verschillende NEET-jongeren. Andere kenmerken die het beeld in die zin verder zouden verscherpen zijn de verlopen tijd sinds het laatst gevolgde traject, of sinds het verlaten van de arbeidsmarkt. Andere indicaties van kwetsbaarheid: In de huidige studie werd het kenmerk nationaliteit niet op sluitende manier verzameld, hier is zeker ruimte voor verbetering. Kenmerken die bijkomend misschien ook in kaart gebracht kunnen worden en de relevantie van de cijfers zouden verhogen, zijn onderwijsniveau en invaliditeit (Riziv). Een historische reeks: Het zou goed zijn als de huidige meting niet op zichzelf blijft staan, maar het startpunt vormt van een tijdsreeks die jaar na jaar het aantal NEET’s meet. Op die manier de impact van beleid ook opgevolgd worden. Mochten meer meetpunten per jaar geintroduceerd worden, moet men zich bewustzijn van de seizoensgebonden variaties in het aantal NEET’s. Ordening van onderwijs-, opleidings- en begeleidingstrajecten: Met betrekking tot de personen die formeel geen NEET zijn, zou een verdere detaillering van hun onderwijs of opleidings- of begeleidingstraject naar intensiteit, en mate waarin het de afstand tot de arbeidsmarkt verkleint (bvb. op basis van doorstroompercentage) wenselijk zijn. Hierbij zal het belangrijk zijn dat de gehanteerde criteria naar
PAGIN A 16
opleidings- en begeleidingstrajecten zowel toepasbaar zijn op OCMW- als op VDAB trajecten. Wat betreft spijbelaars, zal Discimus vanaf schooljaar ’13-14 toelaten ook spijbelgedrag meer genuanceerd te vertalen in termen van probleemgedrag. Beleidsaanbevelingen die rechtstreeks voortvloeien uit de huidige becijfering — Los van het kwalitatieve luik suggereert de kwantificering alvast de volgende adviezen:
Specifieke aanpak van NEET’s in Antwerpen: De cijfers tonen duidelijk aan dat het
aandeel NEET’s in Antwerpen een derde hoger ligt dan het Vlaams gemiddelde. Het lijkt dan ook aangewezen deze specifieke situatie met een aangepast beleid te beantwoorden. Beperk aanpak niet tot toeleiden van officiële werkzoekenden: De NEET populatie bevindt zich voor meer dan 40 procent niet op de officiële arbeidsmarkt. Wie de NEET-populatie wil doen afnemen focust de inspanningen dus best niet alleen op wie officieel op zoek is naar werk.
Wees voorbereid op groep met andere demografische kenmerken dan doorsnee jeugdwerkloze: De kwantificering illustreert dat NEET’s vaker vrouw zijn dan een gemiddelde jeugdwerkloze, en dat ze vaker allochtoon zijn. In zoverre NEET’s een persoonlijke aanpak vergen, kan het beleid zich hier maar beter op afstemmen.
Neem ook niet-NEET’s in overweging bij beleidskeuzes in functie van NEET-beleid: Zelfs de administratieve data die meestal juist een binair denken in de hand werken, suggereren het bestaan van een omvangrijke groep jongeren in een grijze zone. Officieel zijn ze geen NEET, maar zelfs hun administratief record, suggereert om ze aandacht te geven bij het voorkomen of remediëren van de NEET-problematiek. Het is vooral de omvang van deze groep – met zoveel minder dan de NEET-populatie zijn ze niet — die alarmerend is.
PAGIN A 17