Nederland’s aandeel in apartheid: Nieuwe feiten, gegevens – Ekonomische relaties Nederland-Zuid-Afrika http://www.aluka.org/action/showMetadata?doi=10.5555/AL.SFF.DOCUMENT.nizap1056
Use of the Aluka digital library is subject to Aluka’s Terms and Conditions, available at http://www.aluka.org/page/about/termsConditions.jsp. By using Aluka, you agree that you have read and will abide by the Terms and Conditions. Among other things, the Terms and Conditions provide that the content in the Aluka digital library is only for personal, non-commercial use by authorized users of Aluka in connection with research, scholarship, and education. The content in the Aluka digital library is subject to copyright, with the exception of certain governmental works and very old materials that may be in the public domain under applicable law. Permission must be sought from Aluka and/or the applicable copyright holder in connection with any duplication or distribution of these materials where required by applicable law.
Aluka is a not-for-profit initiative dedicated to creating and preserving a digital archive of materials about and from the developing world. For more information about Aluka, please see http://www.aluka.org
Nederland’s aandeel in apartheid: Nieuwe feiten, gegevens – Ekonomische relaties Nederland-Zuid-Afrika Author/Creator
Heeren, Jan
Publisher
AABN, FNV, KZA, Kairos
Date
1987-00-00
Resource type
Pamphlets
Language
Dutch
Subject Coverage (spatial)
South Africa, Netherlands
Coverage (temporal)
1987
Source
NIZA
Description
Co-publication of anti-apartheid committees and trade union confederation FNV; update of 1985 booklet on Dutch business and southern Africa.
Format extent (length/size)
122
http://www.aluka.org/action/showMetadata?doi=10.5555/AL.SFF.DOCUMENT.nizap1056
http://www.aluka.org
apartheiýd
apartheiýd Vieuw feiten~,, gegevens~ relis Nedelan uid-ffrk
NEDERLAND'S AANDEEL IN APARTHEID NIEUWE FEITEN, GEGEVENS -EKONOMISCHE RELATIES NEDERLAND ZUID-AFRIKA ANTI-APARTHEIDS BEWEGING NEDERLAND (AABN) FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV) KOMITEE ZUIDELIJK AFRIKA (KZA) WERKGROEP KAIROS AMSTERDAM/UTRECHT 1987 "NEDERLAND'S AANDEEL IN APARTHEID"-"Nieuwe feiten, gegevens -ekonomische relaties Nederland Zuid-Afrika" is een gezamenlijke uitgave van de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN), de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), het Komitee Zuidelijk Afrika (KZA) en de Werkgroep Kairos. "Nederland's aandeel in apartheid" is een boek met gewijzigde en aanvullende gegevens op het in september 1985 verschenen "Nederland investeert in apartheid" (ISBN 90-70367-05-X). De hoofdstukken 1, 2 en 3 werden geschreven door Jan Heeren, hoofdstuk 4 door vertegenwoordig(st)ers van bovenstaande organisaties, hoofdstuk 5 door Pim Juffermans en hoofdstuk 6 door Frank Hendriks. Eindredaktie en tekstverwerking: Maarten van Klaveren Ontwerp omslag: Frank Langedijk Foto omslag: Reinier Gerritsen Produktie: Peter Ruwhof Verder dank aan: Fulco van Aurich, Cor Groenendijk, Madeleine Maurick, Wouter van der Schaaf, Marijke Smit Drukwerk: SSP, Amsterdam 1987 ISBN 90-70367-09-2 CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Juffermans, Pim Nederland's aandeel in apartheid / [Pim Juffermans, Jan Heeren ; red. Maarten van Klaveren]. - Amsterdam [etc.] Anti-Apartheidsbeweging Nederland [etc.]. 111. ISBN 90-70367-09-2 SISO af.z-zuid 945.6 UDC [323.118:336.71(492) Trefw.: investeren ; Nederland Zuid-Afrika / apartheid
INHOUDSOPGAVE blz. VOORWOORD 7 DEEL 1 APARTHEID -- TEL UIT JE WINST 9 HOOFDSTUK 1 INVESTEREN OF BOYKOTTEN 9 1.1. Belangrijke ontwikkelingen in de Zuidafrikaanse ekonomie 9 1.2. De Zuidafrikaanse ekonomie en de handel met het Westen 11 1.3. De Zuidafrikaanse ekonomie en de buitenlandse investeringen 13 1.3.1. De buitenlandse investeringen: het geval van de Verenigde Staten 13 1.3.2. De buitenlandse investeringen: het geval van het Britse Gemenebest 20 1.3.3. De buitenlandse investeringen: het geval van de Europese Gemeenschap 24 Voetnoten 29 HOOFDSTUK 2. DE APARTHEID IN DE PRAKTIJK 31 2.1. De blanke minderheid 31 2.2. De "thuislanden" en de migrantenarbeid 31 2.3. De racistische wetgeving en de repressie 33 2.4. Het geweld 35 2.5. Het verzet van het ANC 39 2.6. Het regiem verandert niet 42 Voetnoten 44 HOOFDSTUK 3. DE VAKBEWEGING IN ZUID-AFRIKA: NAAR MEER EENHEID 45 3.1. Inleiding 45 3.2. Naar grotere samenwerking 45 3.3. De oprichting van COSATU 46 3.4. Akties en stakingen 49 3.5. De onvolmaakte eenheid: CUSA, AZACTU en TUCSA 51 HOOFDSTUK 4. NEDERLAND TEGEN APARTHEID 52 4.1. Inleiding 52 4.2. Aktiviteiten van de AABN 52 4.3. Aktiviteiten van het KZA 53 4.4. Aktiviteiten van de Werkgroep Kairos 54 4.5. De vakbeweging in aktie tegen apartheid 55 4.6. Gemeenten tegen apartheid 58 4.6.1. Inleiding 58 4.6.2. Gemeentelijke boykot van Zuidafrikaanse produkten 59 4.6.3. Gemeentelijke boykot van bedrijven 60 4.6.4. Politiek en juridisch tegenweer 61 4.6.5. Gemeentelijke akties tegen Shell 63 Voetnoot 63 DEEL 2 ZAKENPARTNERS IN APARTHEID 66 HOOFDSTUK 5. NEDERLANDSE BEDRIJVEN
IN ZUID-AFRIKA 69 5.1. Investeringen 69 5.2. Handels- en licentierelaties 89 HOOFDSTUK 6. ZUIDAFRIKAANSE BEDRIJVEN IN NEDERLAND 100 6.1. Inleiding 100 6.2. De buitenlandse investeringen van het Zuidafrikaanse bedrijfsleven 100 6.3. Zuidafrikaanse investeringen in Nederland: een verkenning 103 6.3.1. Aard en omvang van de Zuidafrikaanse investeringen 103 6.3.2. Nederland als belastingparadijs 104 6.3.3. Nederlandse "begeleiders" als kollaborateurs 107 6.4. Zuidafrikaanse investeringen in Nederland: een overzicht 108 Voetnoten 120 VOORWOORD Met de verontwaardiging over de bikkelharde repressie tegen de bovengrondse verzetsbeweging in Zuid-Afrika groeit in Nederland het besef dat "onze" ondernemingen zich moeten terugtrekken uit het land van de apartheid. De landelijke Zuidelijk Afrika-groepen en de Federatie Nederlandse Vakbeweging ijveren daar al vele jaren voor. Ze brachten in dit verband in 1985 "Nederland investeert in apartheid" uit. Die publikatie heeft behoorlijk wat stof doen opwaaien. De Nederlandse ekonomische kollaboratie met Pretoria leidde tot verhitte parlementaire debatten en tientallen akties in heel het land. Sommige aktievoerders namen --het wachten op de invoering van ekonomische sankties door de Haagse politiek kennelijk beu geworden-- het recht in eigen hand en staken Shell-tankstations en Makro-winkels in brand; aktie-methoden die door bovengenoemde organisaties bepaald niet werden toegejuicht en waarvoor ook het ANC, de Zuidafrikaanse bevrijdingsbeweging, weinig waardering kon opbrengen. Om de diskussie weer terug te brengen op het onderwerp waar het allemaal om gaat --de noodzaak van een ekonomische boykot van het apartheidsbewind-hebben AABN, FNV, KZA en Kairos besloten dat "Nederland investeert in apartheid" een opvolger behoeft. Die ligt nu voor u: "Nederland's aandeel in apartheid" bevat nieuwe gegevens over de ekonomische relaties van Nederland met Zuid-Afrika. Want: uit ons onderzoek is gebleken dat er nog steeds tientallen Nederlandse ondernemingen betrokken zijn bij de apartheid. Ook omgekeerd zijn er sterke financiële banden: Nederland heeft een zeer gunstig belastingklimaat voor Zuidafrikaanse multinationals. In 1985 was er nog sprake van retoriek ovcer hervormingen in Zuid-Afrika. Minister Van den Broek en twee EG-kollega's reisden naar Pretoria en dreigden Botha met sankties als die hervormingen geen werkelijkheid zouden worden. In 1987 heerst in Zuid-Afrika het klimaat van de keiharde repressie. Leger en politie schieten bij de minste aanleiding. Stakende mijnwerkers worden bij tienduizenden tegelijk ontslagen door een mijnmaatschappij, de Anglo American Corporation, die eerder de mond vol had over het in aantocht zijnde "nieuwe -Zuid-Afrika",
zonder apartheid. Maar in tegenstelling tot de Skandinavische landen en de Verenigde Staten ging de EG niet over tot sanktiemaatregelen van enige betekenis. Voor Van den Broek is het boek der sankties gesloten; hij mompelt wat over het verplicht stellen van rapportage door de Nederlandse ondernemingen over hun uitvoering van de EG-gedragskode, de grote sanktie-bliksemafleider. Onderstaande organisaties doen graag weer een boekje open over de noodzaak tot sankties. Anti-Apartheids Beweging Nederland Federatie Nederlandse Vakbeweging Komitee Zuidelijk Afrika Werkgroep Kairos september 1987 DEEL 1 APARTHEID -- TEL UIT JE WINST HOOFDSTUK 1 INVESTEREN OF BOYKOTTEN 1.1. Belangrijke ontwikkelingen in de Zuidafrikaanse ekonomie In onze publikatie uit 1985, "Nederland investeert in apartheid", konstateerden we al dat westerse bedrijven die in Zuid-Afrika investeerden, op een reeks van fronten risiko's liepen -- politieke en morele, maar niet in de laatste plaats ook ekonomische (paragraaf 1.3., "Risiko's voor westerse bedrijven in Zuid-Afrika"). Zoals in dit hoofdstuk duidelijk zal worden, zijn deze risiko's de afgelopen twee jaar verder vergroot. Beginnen we met de ekonomische situatie onder het apartheidsregiem. De Zuidafrikaanse ekonomie bevindt zich momenteel in een diepe krisis. De omvang van de werkgelegenheid is niet groter dan 10 jaar terug. De officiële werkloosheidspercentages liggen in de buurt van de 9; onofficiële, meer realistische schattingen komen tot 25 á 30 % (1). De inflatie blijft hoog. Was die al langere tijd meer dan 10 %, begin 1986 liep het tempo ervan op naar 20 %. Eind '86 was het inflatietempo nog steeds 17 %. De ekonomische groei in de apartheidsstaat holt achteruit en was over 1985 teruggelopen tot 1,1 %. Dat was veel te weinig om nieuwe werkgelegenheid te scheppen voor een groeiende bevolking. Alleen in de "thuislanden" groeide, bizar genoeg, de werkgelegenheid nog een beetje. Daar werden bedrijven naar toe gelokt vanwege de extreem lage lonen, vaak maar éénderde van de --ook al lage-- lonen in de traditionele industriegebieden rond de grote steden. Als gevolg van deze gang van zaken heeft de internationale zakenwereld niet bijster veel vertrouwen meer in de Zuidafrikaanse ekonomie. Een instituut dat voorspellingen doet ten behoeve van investeerders in Zuid-Afrika, had het vanaf januari 1987 over "grote investeringsrisiko's" voor de komende anderhalf jaar (2). Dat blijkt een wijd verbreide mening. Daarbij komt dat Zuid-Afrika een grote buitenlandse schuld heeft opgebouwd, van inmiddels meer dan 23 miljard dollar. In vroegere jaren kon het Zuidafrikaanse regiem nog grote leningen sluiten bij onder meer het Internationale Monetaire Fonds (IMF). Ook werden bij buitenlandse banken veel kortlopende leningen aangegaan. In 1985 ontstonden er
op dit punt akute problemen: enkele banken weigerden die leningen te verlengen. Het regiem stelde een speciale onderhandelaar aan om een oplossing te vinden voor de afbetaling van de schuld. Deze Leutwiler werd gekonfronteerd met een "politieke invalshoek" van vooral Amerikaanse bankiers onder de 300 krediteuren. Zij wilden alleen instemmen met een schuldenregeling als er politieke hervormingen zouden worden doorgevoerd binnen het apartheidssysteem. Zulke hervormingen bleven echter uit. Leutwiler nam daarop in juli 1986 ontslag. De onderhandelingen over de Zuidafrikaanse schuld slepen zich nog steeds voort. In maart 1987 is een akkoord gesloten over een deel ervan: 12 miljard hoeft pas over drie jaar te worden afbetaald. Het regiem lijkt zo weer "krediet" te krijgen. Ook verder moeten handel en wandel van de buitenlandse banken in het gevalZuid-Afrika niet te fraai worden voorgesteld. Nog altijd worden er leningen aan Zuid-Afrika verstrekt, zij het via omwegen. Dat kan bijvoorbeeld door "gold swaps": het inwisselen van goud voor geld met de belofte dat goud later terug te kopen. Officieel telt dat niet als lening maar het effekt is hetzelfde. Zo kan de Zuidafrikaanse ekonomie, al is die kreupel, weer verder sjokken. De president van de Zuidafrikaanse centrale bank zei onlangs met een andere beeldspraak hetzelfde: "We bloeden, maar het gaat zo langzaam dat we nog vele jaren kunnen blijven bloeden". Niettemin raakt het regiem ekonomisch gezien steeds verder in de nesten. Voor de afbetaling van de schuldenlast heeft Zuid-Afrika nieuw kapitaal uit het buitenland nodig. In feite gebeurt echter het omgekeerde: per saldo verdwijnt het kapitaal al zeven jaar achtereen uit het land. Deze kapitaalvlucht neemt toe. Zo werd er in het eerste halfjaar van 1986 niet minder dan 2,6 miljard Rand, ofwel f 2,4 miljard, uit Zuid-Afrika uitgevoerd. Het regiem probeert diverse trucs uit om verdere kapitaalvlucht tegen te gaan. Zo hanteert Zuid-Afrika sinds december '85 een systeem van dubbele wisselkoersen. Dat komt er op neer dat een in Zuid-Afrika te besteden Rand bij omwisseling meer opbrengt (eind '86 38 dollarcents) dan een Rand voor gebruik buiten Zuid-Afrika (20 dollarcents). Langs deze weg tracht men het aantrekkelijker te maken om winsten in de apartheidsekonomie te blijven investeren dan om ze naar het buitenlandse moederbedrijf te sluizen. Toch gaat het wegvloeien van kapitaal onverminderd door. Dit wegvloeien zorgt er ook weer voor dat de goudreserves van Zuid-Afrika slinken. Bedroeg die goudvoorraad in 1970 nog 30 miljoen ounce, in '86 was dat nog slechts 4 miljoen ounce. Dit is niet eens de voornaamste reden waarom de prijs van het goud voor ZuidAfrika zo belangrijk is. Het land is nl. de grootste goudproducent ter wereld en heeft in haar bodem ook de grootste (bewezen) voorraden van dit edele metaal: ruim de helft van de wereldvoorraden. De goudprijs schommelt op de internationale markt heftig. Lag die prijs begin 1983 nog boven de 500 dollar per ounce, in februari van dat jaar nam ze een enorme duik. Dat leidde tot een eerste grote uitstroom van buitenlands kapitaal en een verslechtering van de ekonomische situatie. Een dieptepunt werd in het voorjaar van '85 bereikt, toen de goudprijs minder dan 300 dollar per ounce bedroeg. In januari 1987 was ze weer
tamelijk hoog, te weten 415 dollar. Uiteraard maken deze schommelingen in de prijs van het belangrijkste uitvoerprodukt 't voor het apartheidsregiem uiterst moeilijk om een stabiele ekonomische politiek te voeren. En om buitenlandse zakenlieden vertrouwen te laten behouden in "haar" ekonomie. 1.2. De Zuidafrikaanse ekonomie en de handel met het Westen. De Zuidafrikaanse ekonomie is altijd sterk vervlochten geweest met de ekonomieën van een aantal westerse landen. Reeds sinds 1960 proberen de Zuidafrikaanse regeringen de afhankelijkheid van het buitenland in te dammen. Goed gelukt is dat nimmer. Al pretendeert het huidige regiemBotha dat ZuidAfrika voor sommige sektoren zelfvoorzienend is, de werkelijkheid ziet er anders uit. Die leert dat grote hoeveelheden buitenlands kapitaal nog altijd onontbeerlijk zijn; hetzelfde geldt voor geimporteerde technologieën. De Zuidafrikaanse ekonomie heeft haar open karakter behouden. Handel en uitvoer blijven haar belangrijkste peilers. De invoer beliep in 1985 ruim 20 % van het Bruto Nationaal Produkt, de uitvoer zelfs ruim 30 % -- hoge percentages voor een vrij grote, hoogontwikkelde ekonomie. We zagen al hoe overheersend de rol van goud in de Zuidafrikaanse uitvoer is. Daarnaast zijn andere delfstoffen van veel belang, zoals diamanten, platina, chroom en vanadium. Ook bij deze vier is Zuid-Afrika de grootste producent ter wereld. Samen zijn delfstoffen goed voor ongeveer zeven-tiende van de uitvoer van het land. Voor de exploitatie ervan is Zuid-Afrika afhankelijk van westers kapitaal. En ook van westerse technologie. Hoe belangrijk westerse (en Japanse) machines en installaties nog altijd zijn, laten de invoer-cijfers zien. Bijna de helft van de invoer bestaat uit dergelijke kapitaalgoederen. Technologisch hoogwaardige produkten spelen daarin een grote rol. Van alle benodigde "high technology" zou zelfs 84 % worden ingevoerd. Per saldo is de kwetsbaarheid van de Zuidafrikaanse ekonomie voor sankties de laatste jaren groter geworden. Dat geldt zowel aan de invoer- als aan de uitvoerkant. Een overzicht van de acht grootste handelspartners van Zuid-Afrika (1984, in miljoenen dollars) geeft het volgende beeld (3): invoer in ZA uitvoer uit ZA totaal Ver. Staten 2.278 2.655 4.933 Japan 1.850 1.597 3.447 West-Duitsland 2.359 972 3.331 Groot-Brittannië 1.639 846 2.485 Frankrijk 507 660 1.167 Italië 525 523 1.048 België-Luxemburg 252 298 550 Nederland 274 151 425 Samen was deze "top-8" goed voor dik meer dan de helft van de Zuidafrikaanse buitenlandse handel: 58 % van de uitvoer in '84 en maar liefst 67,5 % van de invoer van dat jaar. Nu waren dit, ook vergeleken met andere jaren, heel hoge cijfers, maar niettemin geven dit soort percentages over een langere periode een omhoog lopende lijn te zien. Met andere woorden: de handels-afhankelijkheid van
het westen en Japan groeit nog. Zuid-Afrika is er voorlopig niet in geslaagd, handelsstromen te verleggen in de richting van bijvoorbeeld het Verre Oosten (4). 1.3. De Zuidafrikaanse ekonomie en de buitenlandse investeringen Uiteraard dragen de buitenlandse investeringen in Zuid-Afrika ook belangrijk bij aan de verwevenheid tussen de apartheidsekonomie en de ekonomieën van het Westen en Japan. In totaal was in 1984 voor 31,5 miljard Engelse ponden in ZuidAfrika geinvesteerd vanuit het buitenland. Engelse investeerders gingen, met 12 miljard pond, aan de spits, gevolgd door de Amerikanen (10 miljard). (5) Over (het terugtrekken van) de buitenlandse investeringen in Zuid-Afrika is de afgelopen twee jaar veel te doen geweest. We zullen nu voor drie (groepen) landen de ontwikkelingen schetsen: voor de V.S. (par. 1.3.1.), het Britse Gemenebest (1.3.2.) en de Europese Gemeenschap (1.3.3.). 1.3.1. De buitenlandse investeringen: het geval van de Verenigde Staten De direkte investeringen in Zuid-Afrika vanuit de V.S. lopen na 1982 terug. In de jaren die daaraan vooraf gingen, stegen ze nog sterk: van 1.565 miljoen dollar in 1979 naar 2.650 miljoen in '82. Maar daarna begon een terugval, via 1.800 miljoen dollar in 1984 naar 1.300 miljoen in '85 (6). Loopt dit totaal al terug, op het nivo van tal van afzonderlijke bedrijven, pensioenfondsen, etcetera, is sprake van regelrechte desinvesteringen. Wat zit hierachter ? We moeten vaststellen dat niet alleen de ekonomische en politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika een rol daarin spelen, maar ook een brede maatschappelijke beweging die in de V.S. zelf op gang gekomen is. De anti-apartheidsaktie in de V.S. In de Verenigde Staten bestaat al langer oppositie tegen het investeren in ZuidAfrika. Leiders van de Amerikaanse zwarte gemeenschap oefenden sinds het midden van de jaren zeventig druk uit op regering en bedrijven om iets tegen de apartheid te doen. Uit deze hoek kwam de Sullivan-kode, genoemd naar een zwarte dominee. Deze kode had als doel, Amerikaanse investeerders in ZuidAfrika aan te sporen, de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van de zwarte arbeiders daar te verbeteren. In feite deed ze echter weinig meer dan de aanwezigheid van Amerikaanse bedrijven in Zuid-Afrika te legitimeren. Een tweede beweging kwam in het begin van de jaren tachtig op, die van de "disengagement". Deze wortelde vooral in de kerken en op de universiteiten. Kerkgangers en studenten eisten dat deze instellingen hun beleggingen zouden terugtrekken uit bedrijven die aktief waren in Zuid-Afrika. In de V.S. bezitten universiteiten, kerkelijke gemeenten, staten en dergelijke vaak grote pakketten aandelen, en die pakketten zouden ze in zulke gevallen moeten verkopen. Een kampagne tot desinvesteren kwam van de grond. Aktiemiddelen waren picketlines, konsumentenboykots en andere vormen om aandeelhouders onder druk te zetten. Deze kampagne mag suksesvol genoemd worden. 19 staten, 116 universiteiten, 70 steden, en verder tal van vakbonden, kerk- en plaatselijke besturen verkochten hun aandelen in koncerns als Shell, IBM, General Motors en CocaCola. Het California State Pension Fund trok maar liefst 9,5 miljard dollar
terug uit bedrijven die in Zuid-Afrika aktief waren. De stad San Francisco verklaarde, geen zaken meer te doen met Zuid-Afrika en bedrijven die dat wel doen, te zullen mijden. In 1986 sloten meer en meer Amerikaanse vakbonden zich bij de desinvesteringskampagne aan. Zo worden de akties tegen Shells aktiviteiten in Zuid-Afrika en Namibië er gedragen door de mijnwerkersbond, de United Mine Workers of America (UMWA). Na oproepen van de Zuidafrikaanse kollega's van de National Union of Mineworkers (NUM) gingen de Amerikaanse vakbondsmensen tot aktie over. Naast op de gevolgen van de apartheid leggen bonden als de UMWA de nadruk op de nadelen die de werkgelegenheid in Amerika ondervindt van de invoer van goedkope Zuidafrikaanse produkten, in dit geval dus kolen. De gevolgen van de aktie werden snel zichtbaar. Een maand na het begin ervan was de verkoop van Shell-produkten in Detroit met 20 % teruggelopen. Ook de grote kerkelijke organisaties gingen over tot verkoop van hun aandelen Shell. De bond van werknemers in de auto-industrie en de Amerikaanse vakcentrale AFL/CIO stelden zich eveneens achter de aktie. Deze is inmiddels verbreed tot een internationale kampagne: zie par. 4.3. en par. 5.1., onder "Kon/Shell Groep". De politiek van het Amerikaanse bedrijfsleven Aanvankelijk reageerden de bedrijven waartegen de desinvesteringskampagne was gericht, op verschillende manieren. Nogal wat daaronder zochten eerst hun toevlucht in de bewering dat zij hun personeel extra goed zouden behandelen. En daarmee overeenkomstig de Sullivan-kode zouden opereren. Ze vergrootten nogal eens hun fondsen voor de verbetering van huisvesting en onderwijs van de zwarte arbeiders. General Motors stelde advokaten beschikbaar aan zwarte werknemers die werden vervolgd omdat ze op de voor blanken gereserveerde stranden waren gekomen. GM staakte ook de levering van voertuigen aan het Zuidafrikaanse leger, de SADF (South African Defense Force), en de Zuidafrikaanse politie, de SAP. Uiteindelijk trokken meer en meer Amerikaanse ondernemingen zich helemaal uit Zuid-Afrika terug. In 1985 deden 38 bedrijven dat. In 1986 volgden onder meer General Motors, met het vooralsnog grootste aantal betrokken werknemers (3.056), IBM, met 1.600 werknemers, en CocaCola (7). In het voorjaar van '87 was het totaal-aantal van deze desinvesteerders gegroeid tot 90. Er moeten wel een paar relativerende kanttekeningen worden geplaatst bij dit "terugtrekken" van Amerikaanse bedrijven. Veel daarvan hebben nog belangrijke zakelijke verbindingen met hun vroegere dochterbedrijven. De meeste dochters zijn verkocht aan de Zuidafrikaanse bedrijfsleiders of aan andere Zuidafrikaanse bedrijven. Een uitzondering hierop vormde Kodak. De Amerikaanse "moeder" verkocht in dit geval alle aandelen. De 460 personeelsleden zouden een royale afscheidspremie krijgen. Kodak-produkten mochten niet meer geleverd worden en zouden per 30 april '87 niet meer op de Zuidafrikaanse markt verkocht mogen worden. De Amerikaanse moeder-maatschappijen beweerden doorgaans, voordeel te hebben van de verkoop van hun Zuidafrikaanse dochters. Ze zouden nu geen last meer hebben van de Amerikaanse anti-apartheidsbeweging en hun
bedrijfsrisiko's zouden zijn verkleind. Meestal was er geen sprake van "uitverkoop" en kregen ze een goede prijs voor hun bezittingen (Al zullen een aantal bedrijven er bij ingeschoten zijn toen ze, tegen een ongunstige koers van de Rand vanwege de dubbele wisselkoersen, het geld Zuid-Afrika uit moesten sluizen). Hun produkten bleven vaak "gewoon" te koop in Zuid-Afrika. Ook bleven ze vaak nog de grondstoffen aan Zuid-Afrika leveren. Zo bleef CocaCola de siroop voor de bereiding van de Cola leveren, alleen was de fabriek waar dat gebeurde niet langer eigendom van de CocaCola Company. Natuurlijk ondervonden de betrokken Zuidafrikaanse arbeiders --tot oktober '86 zo'n 8.700 in getal-- nogal wat gevolgen. Het verlies van banen speelde niet zo'n grote rol: dat gold voor een kleine 600 van hen. Het ging meer om onzekerheid en dreigende verslechteringen. Deze stonden ook op de achtergrond toen General Motors in november '86 aankondigde, zich terug te trekken en er stakingen uitbraken in Port Elizabeth, bij de belangrijkste Zuidafrikaanse vestiging van GM. De vakbonden veroordeelden de Amerikanen omdat ze over deze ingrijpende beslissing totaal niet met de werknemers hadden overlegd. Ook kregen de arbeiders geen uitkeringen, maar alleen de managers. De bonden eisten, voortaan volledig op de hoogte te worden gesteld van alle direktieplannen. Eveneens eisten ze, dat bij onderhandelingen tussen bedrijven en bonden minimum-voorwaarden moesten gelden op drie terreinen: garanties voor de werkgelegenheid; erkenning van de bonden als onderhandelingspartners, en loongaranties. De Zuidafrikaanse zakenwereld beweerde uiteraard dat er ondanks de Amerikaanse desinvesteringen eigenlijk niets was veranderd: "business as usual". Het Zuidafrikaanse regiem ging nog een stapje verder en stelde, beter uit te zijn dan vroeger. De vroegere fabriek van General Motors, bijvoorbeeld, wilde nu wel aan leger en politie leveren. Toch zijn de desinvesteringen bij de blanke elite van Zuid-Afrika wel degelijk hard aangekomen. Het psychologisch effekt ervan was en is niet gering. Binnenslands verminderde het vertrouwen van de zakenwereld in het regiem, dat toch al zienderogen slonk, verder. Koncerns als IBM en GM hadden steeds geroepen dat ze in Zuid-Afrika zouden blijven en hadden de akties van de anti-apartheidsbewegingen als niet-ter-zake-doend afgedaan. Ze hadden immers hun eigen strategie ter verandering van het apartheidssysteem, goed zorgen voor hun zwarte arbeiders. Het terugtrekken van deze bedrijven betekende een radikale breuk met deze strategie -- een breuk ook met vergaande gevolgen voor de politiek van de regering-Reagan, zoals we zo dadelijk zullen zien. Verder werd de invoer van technologisch hoogwaardige produkten uit de V.S. nu sterk bemoeilijkt. Juist veel van deze produkten zijn een hoeksteen van de apartheid en het daarmee verbonden systeem van repressie. De politiek van de Amerikaanse regering Het Zuid-Afrika-beleid van de regering(en)-Reagan werd gekenmerkt door de leus "konstruktieve betrokkenheid" ("constructive engagement"). Het werd voornamelijk vorm gegeven door de onderminister voor Afrikaanse Zaken, Chester Crocker. Het doel ervan was om veranderingen in Zuid-Afrika te
bewerkstelligen overeenkomstig het beeld dat Reagan, Crocker c.s. van Amerika zelf hebben: een kapitalistische, niet-raciale staat. Positieve stappen van het Zuidafrikaanse regiem in deze richting zouden moeten worden beloond. Als veranderingen niet of te langzaam zouden gaan, zou er druk moeten worden uitgeoefend. Om dit te kunnen doen, zouden de Amerikanen op een zo breed mogelijk terrein betrekkingen met Zuid-Afrika moeten blijven onderhouden. Ekonomische kontakten, inklusief investeringen van Amerikaanse bedrijven, pasten helemaal hierin. Op de achtergrond van dit beleid stond een groter doel: het veiligstellen van de ekonomische en militaire belangen van het westen in zuidelijk Afrika. Tot 1986 pakte deze politiek voor het apartheidsregiem bepaald niet negatief uit. Zo spanden de V.S. zich in, een lening van 1,1 miljard dollar voor Zuid-Afrika bij het IMF los te krijgen -- wat lukte. Bestaande beperkingen voor Amerikaanse bedrijven die in Zuid-Afrika wensten te opereren, werden opgeheven. Zo konden SADF en SAP gemakkelijker militair materieel uit de VS krijgen, zoals helicopters en lichte vliegtuigen. Ook nog hoogwaardiger Amerikaanse oorlogstechnologie kwam in deze periode in Zuid-Afrika terecht. Een voorbeeld: Stingeranti-vliegtuigraketten, die werden geleverd aan de Unita, de door Zuid-Afrika gesteunde opstandelingenbeweging in Angola. De Stingers kwamen langs deze weg ook beschikbaar voor het Zuidafrikaanse leger. In de loop van 1986 werd de mislukking van de politiek van "konstruktieve betrokkenheid" zonneklaar. Invloed op het apartheidsregiem ging er nauwelijks van uit. Als er al aanpassingen binnen de apartheidspolitiek plaatsvonden, bepaalden Botha c.s. de vorm en het tempo daarvan. Bovendien verdween, met het terugtrekken van de Amerikaanse bedrijven, het belangrijkste "klassieke" middel om de Zuidafrikaanse regering onder druk te zetten. Crocker begon dan ook te schuiven. Zo noemde hij het ANC "vrijheidsstrijders in de ware zin van het woord". Aan de andere kant bleven de V.S. geweld van de kant van het ANC veroordelen. Datzelfde gold zijn relaties met de Sovjet-Unie. Evenmin gaf de Amerikaanse regering enige inhoud aan de "bestraffende kant" van haar politiek. Zelfs niet toen, in mei en juni 1986, Zuid-Afrika een grote militaire aanval lanceerde op haar buurlanden Botswana, Zambia en Zimbabwe, landen waar kantoren en vluchtelingenkampen van het ANC gevestigd waren. Deze aanval werd door praktisch alle regeringen in de wereld scherp veroordeeld. Weliswaar kwam ook Reagan met afkeurende woorden, maar hij weigerde hoe dan ook sankties tegen Zuid-Afrika te treffen. Een meerderheid van het Amerikaanse Congres reageerde woedend op de Zuidafrikaanse aanval en de slappe reaktie van Reagan daarop. De voorbereiding voor een sanktie-wetgeving kwam nu in een beslissende fase. Harde ekonomische sankties, inklusief een investeringsstop en een invoerstop op kolen, uranium en staal zouden nu mogelijk moeten worden. Toch sprak de Amerikaanse regering in de Veiligheidsraad van de V.N. eens te meer (samen met Engeland) haar veto uit over sankties. Wel schoof ze wat meer op naar erkenning van het ANC. Shultz, minister van Buitenlandse Zaken, begon zich zelf meer met Zuid-Afrika bezig te
houden en te streven naar meer kontakten met het ANC. Een "dialoog" met de bevrijdingsbeweging zou worden overwogen. De Amerikaanse regering werden snel gedwongen, met nieuwe stappen te komen. In Zuid-Afrika volgden de gebeurtenissen elkaar in hoog tempo op: de noodtoestand, de perscensuur, de massale arrestaties (Zie hoofdstuk 2). De antiapartheidsakties in de V.S. namen toe in omvang en invloed. De nieuwe stappen van Reagan waren teleurstellend. Hij bleef sankties weigeren. Het meest konkreet was van zijn kant de aankondiging van een "zes-punten-programma". Dat hield in dat: er een tijdschema voor het afschaffen van de apartheid moest worden opgesteld; alle politieke gevangenen --waaronder Nelson Mandela-- moesten worden vrijgelaten; de bewegingen en organisaties van de zwarten, met name het ANC, moesten worden gelegaliseerd; een dialoog tussen de verschillende partijen zou moeten ontstaan, om tot een nieuwe inrichting van het politieke systeem te komen, en er géén sankties tegen Zuid-Afrika zouden worden getroffen. Dit programma viel noch bij het zwarte verzet van Zuid-Afrika noch bij het Amerikaanse Congres in goede aarde. De senaatskommissie voor Buitenlandse Zaken stemde wél voor ekonomische sankties. De Republikeinse senator Lugar kwam met voorstellen die veel verder gingen dan die van de eveneens Republikeinse president. Lugar wilde grenzen stellen aan nieuwe Amerikaanse investeringen in Zuid-Afrika en verdere Amerikaanse zaken-kontakten. Ondernemingen waarin de Zuidafrikaanse staat een meerderheid had, zouden niet langer naar de V.S. mogen exporteren. De Zuidafrikaanse regering noch Zuidafrikaanse bedrijven zouden nog gebruik mogen maken van Amerikaanse banken. De Zuidafrikaanse luchtvaartmaatschappij, SAA of SAL, zou niet meer op Amerika mogen vliegen. Bovendien zouden de paar sanktiemaatregelen, tegen de Krugerrands bijvoorbeeld, die eerder voor een beperkte duur genomen waren, moeten worden voortgezet. Het huis van Afgevaardigden en de Senaat namen deze voorstellen over. Er werd nog een invoerverbod op een aantal landbouwprodukten en op staal aan toegevoegd. Zoals al verwacht werd, sprak Reagan zijn veto over dit pakket voorstellen uit. Op 10 oktober '86 werd dat veto evenwel weer ongeldig, want twee-derde van de leden van beide kamers plaatste zich opnieuw achter het pakket. Daar kon een intensieve lobby vanuit het Witte Huis niets aan veranderen. Evenmin kon rechtstreekse bemoeienis van het Zuidafrikaanse regiem dat. Leden van de Senaat werden door Roelof "Pik" Botha, de Zuidafrikaanse minister van Buitenlandse Zaken, opgebeld en gevraagd tegen te stemmen. Deze intimidatiepoging had alleen maar een negatief effekt. Het totale Amerikaanse sanktie-pakket kwam er nu als volgt uit te zien: 1. een ban op nieuwe Amerikaanse investeringen in Zuid-Afrika en een ban op nieuwe bankleningen aan Zuid-Afrika (Wel zou nog geleend mogen worden voor onderwijs- en huisvestingsprojekten en voor humanitaire hulp. Ook zouden leningen mogen worden verleend die bedoeld waren voor herschikking van de Zuidafrikaanse buitenlandse schuld); 2. een verbod op de invoer van staal, kolen, uranium, agrarische
produkten en wapens uit Zuid-Afrika; 3. een verbod op de uitvoer van munitie en militaire voertuigen naar Zuid-Afrika; 4. het intrekken van de landingsrechten van de SAA en het staken van de luchtverbindingen tussen de V.S. en Zuid-Afrika; 5. het staken van de invoer van Zuidafrikaanse suiker, door het toekennen van het suiker-quotum van Zuid-Afrika aan de Filippijnen. Als deze maatregelen allemaal een feit zouden worden, zou de uitvoer van ZuidAfrika voor ongeveer 710 miljoen dollar worden getroffen. Kennelijk kwamen ze in het bijzonder bij de SAA hard aan. Dit bedrijf, dat jaarlijks bijna 100.000 passagiers en 7.500 ton vracht naar de V.S. vervoerde, begon meteen haar vluchtschema's aan te passen. Ze zette extra vluchten in naar Europese steden, met aansluitingen naar de V.S. via andere maatschappijen. Ook werden nieuwe routes gepland via buurlanden van Zuid-Afrika. De invoer van Zuid-Afrika uit de V.S. zou getroffen worden tot een totaal-bedrag van 1.210 miljoen dollar. Het zou hierbij vooral ruwe olie, benzine, munitie, computers en nukleaire technologie betreffen. Het sanktiepakket dat het Congres heeft aangenomen, mag zeker gezien worden als een overwinning van de Amerikaanse anti-apartheidsaktie. Het zijn de meest uitgebreide maatregelen tegen het apartheidsbewind, genomen vanuit een land met grote handelsbelangen. Niettemin moet het belang van deze maatregelen toch weer worden gerelativeerd. Om te beginnen heeft het pakket betrekking op slechts 18 % van de handel tussen de V.S. en Zuid-Afrika. Bovendien is tegelijkertijd een hele serie maatregelen genomen die tegen het Zuidafrikaanse verzet zijn gericht, en dan vooral tegen het ANC. Om te beginnen is op het ANC de zogeheten "Wet op de Registratie van Buitenlandse Agenten" ("Foreign Agents Registration Act") van toepassing verklaard. Binnen 180 dagen na aanvaarding van de sanktiewetten moest de Officier van Justitie aan het Congres rapporteren, of leden van het ANC danwel andere Zuidafrikanen Amerikaanse wetten hebben overtreden, of daarvan verdacht kunnen worden. Ook werd er geëist dat het ANC zou moeten stoppen met de "necklace"-verbrandingen -- de uitingen van "tegengeweld" waarbij het slachtoffer een brandende autoband om de nek krijgt. Deze methode is door ANC-president Tambo afgewezen (zie par. 2.4.), maar niettemin werd het ANC hiervoor dus gelijk maar verantwoordelijk gesteld. Verder kreeg de regering-Reagan van het Congres de bevoegdheid, uit te zoeken hoeveel invloed de Zuidafrikaanse kommunistische partij (SACP) binnen de verzetsorganisaties heeft. Dit alles kan gemakkelijk leiden tot een "jacht op de roden", door Amerikanen binnen het Zuidafrikaanse verzet te organiseren. De Amerikaanse inlichtingendienst CIA wordt daar alleen maar beter voor toegerust. De samenwerking tussen de spionage-afdeling van de CIA en de Zuidafrikaanse geheime dienst, de BOSS, ten aanzien van het ANC is intakt gelaten. Sterker, er is een uitzonderingsklausule opgenomen dat deze samenwerking geoorloofd is. Iets dat voordien in het geheim gebeurde, is nu officieel in orde bevonden. Deze veranderingen in de Amerikaanse wetgeving zijn het resultaat van
onderhandelingen tussen Republikeinse tegenstanders van de sankties en voorstanders daarvan. De konsekwentie is dat hoe dan ook de nadruk sterk is komen te liggen bij "kommunisme- bestrijding". Dit ondersteunt indirekt het apartheidsregiem weer. Deze uitkomst heeft binnen de Amerikaanse antiapartheids-beweging geleid tot verdeeldheid. Velen vrezen voor een isolement voor het ANC. 1.3.2. De buitenlandse investeringen: het geval van het Britse Gemenebest We gaven al even aan dat de Britse investeerders als groep het meest in ZuidAfrika hebben geinvesteerd. Traditioneel bestaan er vooral in het bankwezen en in de mijnbouwsektor hechte ekonomische banden met het Verenigd Koninkrijk. Lange tijd waren de grote Engelse banken, zoals Barclays en National Westminster, sterk betrokken bij de Zuidafrikaanse ekonomie, zowel via direkte investeringen als met leningen aan het apartheidsbewind. De regering-Thatcher heeft zich steeds sterk verzet tegen alle vormen van sankties. Ook zij geloofde dat de aanwezigheid van het westerse bedrijfsleven in Zuid-Afrika juist van groot belang was: opnieuw de "voorbeeldfunktie". Thatcher waardeerde de "hervormingen" van Botha en de zijnen positief. Sankties zouden derhalve ongepast zijn en er alleen toe leiden dat de Afrikaners zich meer in hun "Laager" zouden opsluiten. Bovendien konden sankties toch niet waterdicht zijn. Er is evenwel een omstandigheid die de zaak voor de Engelse regering nogal kompliceert: het bestaan van de "Commonwealth", het Gemenebest. Deze band van Engeland met haar voormalige koloniën omvat 49 landen. Daaronder zijn er met regeringen die heel wat meer animo vertonen voor sankties tegen ZuidAfrika. Vooral de regeringen van de frontlijnstaten Zambia en Zimbabwe gingen hierin v66r. In oktober 1985 kwam de kwestie van de sankties in het Gemenebest op scherp te staan. Toen legden, op een bijeenkomst in Nassau, op de Bahama's, de Afrikaanse lidstaten een pakket aan sanktiemaatregelen voor. Dat was altijd nog gematigd, maar toch verhinderde Britse tegenwerking dat het werd aangenomen. Wel kwam er een officieel dokument, de zogeheten Verklaring van Nassau. In die verklaring werd de Zuidafrikaanse regering opgeroepen om aan te geven dat het apartheidssysteem zou worden ontmanteld en daar konkrete maatregelen voor aan te kondigen. Ook zouden Nelson Mandela en alle andere politieke gevangenen moeten worden vrijgelaten en moest het ANC in Zuid-Afrika worden gelegaliseerd. De Verklaring riep verder op tot een dialoog tussen regering en verzet. Op deze punten moest binnen zes maanden vooruitgang zijn geboekt. Met het oog daarop zou de situatie in Zuid-Afrika moeten worden onderzocht door een "Groep van Belangrijke Personen" (EPG, wat stond voor "Eminent Persons Group"). Die EPG zou de dialoog op gang moeten brengen. Op basis van haar rapport zou het Gemenebest verder moeten besluiten over het al dan niet nemen van sankties. De volgende mogelijkheden werden in de Verklaring genoemd: verbreken van de luchtvaartverbindingen; verbod op het doen van nieuwe investeringen en het herinvesteren van winsten; verbod op de invoer van agrarische produkten uit
Zuid-Afrika; het beëindigen van overeenkomsten met Zuid-Afrika ter vermijding van dubbele belastingheffing (voor buitenlandse investeerders); het stoppen van alle overheidssteun aan bedrijven die willen investeren in of handel drijven met Zuid-Afrika; een verbod om overheidskontrakten af te sluiten met Zuidafrikaanse bedrijven die in meerderheid in handen zijn van de staat. De EPG ging in alle stilte aan het werk. De groep was breed samengesteld, en stond onder leiding van Malcolm Fraser, de vroegere premier van Australië, en de voormalige regerings- leider van Nigeria, generaal Olegesun Obasanjo. In zuidelijk Afrika oriënteerde de groep zich eveneens breed. De "Belangrijke Personen" hadden zowel gesprekken met Nelson Mandela als met P.W. Botha en zijn kabinet. Alle verwachtingen werden echter de bodem ingeslagen toen Zuid-Afrika in mei '86 haar buurlanden aanviel. Dat gebeurde nog tijdens de aanwezigheid van de EPG in zuidelijk Afrika. Mogelijkheden om met het Botha-regiem te onderhandelen, waren er toen niet meer. De groep beschouwde haar taak als afgedaan. Haar rapport was duidelijk. Op geen enkel punt viel vooruitgang te melden. Ze meende dat verdere maatregelen genomen moesten worden, sankties volgens de Verklaring van Nassau, wilde het mogelijk ergste bloedbad sinds de Tweede Wereldoorlog vermeden worden. Het rapport van de EPG zou worden besproken op het "mini-topoverleg" van augustus '86, waar een aantal regeringsleiders uit het Gemenebest bij elkaar zouden komen. De Engelse regering trok zich bij voorbaat echter niets aan van de mening van alle andere Gemenebest-regeringen en van het rapport van de EPG. Ze hield vast aan haar standpunt dat sankties geen nut zouden hebben. Gevolg was dat de Gemenebestspelen, die in dezelfde maand in het Schotse Edinburgh gehouden zouden worden, onder de dreiging kwamen van een boycot door de frontlijnstaten. Die dreiging werd een feit. De uiteindelijke boycot werd bovendien heel breed, en gesteund door 32 van de 49 Gemenebest-landen. Ook individuele regeringsleiders, zoals Mulroney van Canada, probeerden de koppige Thatcher te bewerken om op haar standpunt terug te komen. President Kenneth Kaunda van Zambia dreigde uit het Gemenebest te stappen. Zelfs in Thatchers eigen konservatieve partij gingen stemmen op die positiever stonden tegen sankties. Tenslotte schijnt zelfs de Engelse koningin, formeel hoofd van het Gemenebest, positie te hebben gekozen. De Londense Sunday Times meldde tenminste dat Koningin Elizabeth "verbolgen" zou zijn over de Gemenebestpolitiek van Thatcher en haar politiek ook meer algemeen "konfronterend en sociaal verdelend" ("confrontational and socially divisive") zou vinden. Dit bericht maakte grote indruk op het Engelse publiek. Vervolgens namen de overige 48 lidstaten van het Gemenebest het pakket sankties uit de Verklaring van Nassau over. Ze beloofden dat in nationale wetgeving om te zetten. Engeland nam alleen de vrijwillige sankties over op de reklame voor toerisme naar Zuid-Afrika en op nieuwe investeringen. Verder hield Thatcher vast aan eventuele gezamenlijke sankties van de EG-landen (waarover
straks meer). Ze stelde dat alleen die effekt konden hebben. Daar staan de feitelijke verhoudingen tegenover. Van alle Gemenebest-landen heeft alleen Engeland dermate belangrijke ekonomische banden met Zuid-Afrika, dat de regering daarvan sankties ook echt kan laten voelen. De regering-Thatcher werd in haar houding gestijfd door het Britse bedrijfsleven. Grote namen hieruit begonnen zelfs een kampagne tegen sankties. Aan dit British Industry Committee on South Africa (BICSA) deden onder meer Shell, Unilever, BP en Barclay's Bank mee. De aankondiging van Barclay's Bank om de meerderheid van haar belang in haar grote Zuidafrikaanse dochterbedrijf (26.000 werknemers !) te verkopen, kwam dan ook in deze kringen hard aan. In de Engelse pers werd dit "de grootste desinvesterings-klap voor Zuid-Afrika" en "een psychologische dreun" genoemd. De bank verkocht 40,4 % van de aandelen van haar Zuidafrikaanse dochter, waardoor haar belang daarin daalde tot 10 %. Voor deze verkoop voerde de top van Barclay's voornamelijk commerciële argumenten aan, maar ze gaf toe dat de naam van de bank geschaad werd door de stampij over haar aktiviteiten in Zuid-Afrika. Haar grote plannen om de Amerikaanse markt op te gaan, zouden daarmee in het gedrang kunnen komen. Hoe dat ook zij, erkend moest worden dat de aankondiging een overwinning voor de antiapartheidsbeweging inhield; meer dan tien jaar taai aktievoeren wierp z'n vruchten af. In die akties waren de universiteiten speerpunten van belang geweest. Eerstejaars-studenten moesten namelijk een bankrekening openen voor hun beurs. In 1971 had Barclay's nog een groot aandeel in deze studentenrekeningen maar dat was in '86 teruggelopen tot 17 %. Ook vele gemeentebesturen, waaronder konservatieve, besloten in de loop van de aktie hun rekeningen bij Barclay's op te zeggen. Andere Gemenebest-landen, ook westerse, kwamen hun belofte wel na. Zo verklaarde de Australische regering de sankties uit de Verklaring van Nassau over te nemen. Ze nam ook extra maatregelen, zoals het sluiten van de Zuidafrikaanse handelsmissie en het verminderen van het aantal konsulaire aktiviteiten. Voor het apartheidsregiem waren de druiven zuur: het beschuldigde Australië ervan dat dit land, als konkurrent op het gebied van de steenkoolproduktie, alleen aan zichzelf dacht. Het regiem kon tegen landen als Zambia en Zimbabwe effektiever tegen-maatregelen nemen. Zo moet Zambia 70 % van haar invoer en 40 % van haar uitvoer via Zuid-Afrika transporteren. ZuidAfrika vertraagde dit transport uit en naar beide landen vergaand, door op alle goederenwagons die de grens passeerden 125 % "borg" te eisen. In het voorjaar van '87 werd deze maatregel weer ongedaan gemaakt, maar de druk van ZuidAfrika op de frontlijnstaten blijft onvoorstelbaar groot. 1.3.3. De buitenlandse investeringen: het geval van de Europese Gemeenschap We gaan nu verder in op de politiek van de Europese Gemeenschap (EG). Omdat het bestaan van de EG door achtereenvolgende Nederlandse regeringen benut is om hun eigen verantwoordelijkheid voor een krachtige politiek tegenover het apartheidsregiem af te schuiven, staat de Nederlandse regeringspolitiek betrekkelijk centraal in deze paragraaf. Dit stuk sluit daarmee aan bij twee
gedeelten uit "Nederland investeert in apartheid", te weten par. 5.1., "Het regeringsbeleid", en par. 5.3., "De EG-Gedragskode". We gaven 't al aan: Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken hebben een traditie om voor strafmaatregelen tegen het apartheidsregiem te verwijzen naar het nivo van de EG. Als er al sankties tegen Zuid-Afrika nodig zouden zijn, zouden die op dat nivo getroffen moeten worden. Individuele landen, zeker kleinere zoals Nederland, zouden weinig of niets kunnen uitrichten, zo was en is hun redenering. Het probleem met de EG-politiek ten aanzien van Zuid-Afrika is echter het papieren karakter ervan. Zo heeft de EG-Gedragskode voor ondernemingen met vestigingen in het apartheidsland, die in 1977 tot stand kwam, weinig konkrete gevolgen gehad. Wellicht was dat ook niet de bedoeling. Zeker in het begin stond het behoud van de Westeuropese belangen in Zuid-Afrika voorop. Weliswaar is onder de Westeuropese bevolking de afkeer van de apartheid groot, maar de uitgebreide en intensieve handelsbelangen van in het bijzonder Engelse en Westduitse bedrijven gaven doorgaans de doorslag. Soms komt de besluitvorming van de EG wel degelijk sterk onder druk van de anti-apartheidskrachten. Dat was bijvoorbeeld het geval na de afkondiging van de (eerste) noodtoestand in Zuid-Afrika, op 21 juli 1985. De EG-ministers van Buitenlandse Zaken beraadden zich vervolgens over strafmaatregelen tegen het Botha-bewind. Die maatregelen vielen nogal mild uit. De ambassadeurs werden voor overleg teruggeroepen en besloten werd, een drietal ministers naar ZuidAfrika te zenden om de verontrusting van de Gemeenschap kenbaar te maken. Het bezoek van deze "troika" --de Luxemburger Poos, de Italiaan Andreotti en Van den Broek-- liep uit op een fiasko. Botha was niet onder de indruk van de bezorgdheid van de EG en de drie ministers waren niet gemachtigd om met sankties te dreigen. ANC, UDF, FOSATU en AZAPO weigerden de "trolka" te ontvangen; Tutu en Beyers-Naudé deden dat met tegenzin. Op 10 september '85 vergaderden de buitenlandministers van de EG over de resultaten van deze reis. Frankrijk en Denemarken waren voor sankties, maar West-Duitsland en vooral Groot-Brittannië bleven daar sterk tegen. Uiteindelijk werden ze 't eens over een pakket van "beperkende" en "positieve" maatregelen. Bij de beperkende maatregelen ging het om: een verbod op de uitvoer naar ZuidAfrika van in Europa gewonnen danwel ingevoerde olie (olie die van elders via Europa naar Zuid-Afrika wordt verscheept, valt hierbuiten); het beeïndigen van het stimuleren van overheidswege van "apartheids-bevestigende" kulturele en wetenschappelijke kontakten; een verbod op de uitvoer naar en invoer uit ZuidAfrika van wapens en para-militaire uitrusting; een verbod op militaire samenwerking; het beeïndigen van de uitwisseling van militaire attaché's; het staken van de uitvoer van computer-apparatuur naar leger en politie van ZuidAfrika, en een verbod op nieuwe samenwerking op nukleair gebied. Er zijn hiervan maar twee maatregelen op Nederland van toepassing: het uitvoerverbod op para-militaire goederen en dat op computer-apparatuur. Totnogtoe zijn deze twee niet omgezet in Nederlandse wetgeving. De overige maatregelen zijn of niet op ons land van toepassing, of er werd al eerder toe besloten.
Bij de aangekondigde "positieve maatregelen" betrof het financiële steun aan de frontlijnstaten, steun aan Zuidafrikaanse organisaties die zich op "nietgewelddadige wijze" tegen de apartheid verzetten, een voorlichtingsprogramma over Zuid-Afrika voor Europese burgers, en vooral aanscherping van de EGGedragskode. Wat dit laatste betreft was het in november '85 zover. Er vond een bijstelling van de Gedragskode plaats. Maar het grootste bezwaar tegen de kode bleef ook tegen de bijgestelde versie bestaan: er ontbraken verplichtingen in voor de betrokken bedrijven. Wel moesten die nu een voortgangsrapport publiceren over de invoering van de kode. Over de periode 1983-'84 had maar ongeveer twee-derde van de Europese bedrijven die aktief waren in Zuid-Afrika, zo'n rapport opgesteld. De EG konkludeerde daaruit dat er vooral bij het organiseren van de zwarten in vakbonden vooruitgang was geboekt. Waar een dergelijke vooruitgang niet bleek, zoals met betrekking tot "gelijke lonen voor gelijk werk" of "betere kansen voor zwarte werknemers", zou dat voornamelijk te wijten zijn aan faktoren waar de bedrijven geen grip op zouden hebben: de verslechterende ekonomische omstandigheden, de Zuidafrikaanse wetgeving. De naïeve konklusie was "men wil wel maar 't gaat niet". Hoe de toestand vaak werkelijk was, kwam aan het licht op hoorzittingen over de kode, georganiseerd door de socialistische fraktie in het Europese Parlement. Een voorbeeld. Het Duitse bedrijf Nord-Deutsche Affinerie bleek haar zwarte arbeiders in Zuid-Afrika op alle punten van de kode zeer slecht te behandelen. Het dwarsboomde vakbondsaktiviteiten, betaalde lonen die ver onder de normen lagen, liet arbeiders mishandelen en hield uiterst onveilige arbeidsomstandigheden in stand. Dit bedrijf weigerde op de hoorzitting aanwezig te zijn en gaf schriftelijk botweg te kennen dat er van de aanklacht van de Zuidafrikaanse vakbond MAWU niets waar was. Eens te meer bleek de EGGedragskode in de praktijk weinig meer dan een lege huls: niet bindend, inefficiënt, onkontroleerbaar en weinig omvattend. Niettemin bood ze de Europese investeerders nog altijd een legitimatie voor hun aktiviteiten in ZuidAfrika. In de loop van 1986 ging Nederland het roulerende voorzitterschap van de EG vervullen. Van den Broek beloofde nu de kwestie Zuid-Afrika hoog op de agenda te zetten. Inderdaad bevalen de EG-ministers van Buitenlandse Zaken enkele nieuwe sankties aan: een boycot van Zuidafrikaanse steenkool, van Krugerrands en een stop op de invoer van ijzer en staal. Denemarken en Nederland kondigden aan, (iets) verder te willen gaan en pleitten voor een groente- en fruitboycot. Op de daarop volgende Haagse EG-top (juni '86) veegden de Engelse en Westduitse regeringshoofden deze voorstellen echter met een grote zwaai van tafel. Thatcher wilde absoluut geen sankties, hoe beperkt ook. Ze wilde een nieuwe poging tot dialoog (een poging die de EPG van het Gemenebest ook net had ondernomen, met stranding als resultaat). Hoe dan ook, de Britse minister van Buitenlandse Zaken Howe werd op een missie naar Zuid-Afrika gestuurd. Hij moest bij P.W. Botha onder meer pleiten voor de vrijlating van
Nelson Mandela. Verder eindigde de Haagse top voor wat betreft Zuid-Afrika in verwarring. Lubbers meende dat besloten was tot "konditionele sankties": verdere sankties waren niet van tafel maar zouden, afhankelijk van Howe's resultaten, al dan niet worden afgekondigd. Thatcher ontkende dat dit automatisch zou gebeuren. Hoe dan ook, de missie van Howe werd een grote mislukking. Nelson Mandela en bisschop Tutu weigerden hem te ontvangen. Wel sprak hij met Samora Machel, Robert Mugabe en Kenneth Kaunda, de leiders van de frontlijnstaten. Zij gaven Howe keihard te kennen dat de tijd van praten voorbij was. Tenslotte ging Howe's reis ten onder in het rumoer rond de al besproken top en de Spelen van het Gemenebest. Bij de volgende topbijeenkomst, in september '86, zouden de EG-ministers nu toch echt moeten beslissen. Howe kon niet wijzen op hervormingen van de apartheid, dus het logische antwoord zou moeten zijn: sankties. Maar wie die werkelijk over een breed front verwachtte, was nog steeds te optimistisch. Om te beginnen haalde de uitleg van Lubbers het niet. Op deze top ontkenden de Westduitse, Engelse en Portugese regeringen dat er in Den Haag over een pakket maatregelen overeenstemming was bereikt. Een verbod op de invoer van steenkool stond in het "Haagse pakket" voorop. Dat zou zeker een maatregel zijn die Zuid-Afrika hard zou treffen, want van de totale kolen-uitvoer van de apartheidsstaat ging voor 2 miljard Rand, ofwel drie-vijfde, naar de EG-landen. Weer de helft hiervan werd naar West-Duitsland vervoerd. Niet toevallig werd het voorstel tot zo'n verbod getroffen door een veto van ....... West-Duitsland (en Portugal). Wel besloten de Europese ministers tot verboden op nieuwe investeringen en tot een invoerverbod op ijzer en staal en op Krugerrands. Maar "verboden" is voorlopig een groot woord. Immers, de EG besloot niet tot gemeenschappelijke wetgeving. Ieder land moest deze maatregelen zelf maar invoeren. De vrees van velen, dat dit zou leiden tot juridische haarkloverij en verdere vertraging, bleek terecht. Ook wat Nederland betreft. Na maandenlange onenigheid tussen de verschillende ministeries kondigde Van den Broek in juni 1987 aan dat deze wetgeving er nu snel zou komen.Intussen heeft hij in een brief aan de werkgevers-organisaties de Nederlandse bedrijven op het hart gedrukt, vrijwillig af te zien van nieuwe investeringen. We mogen hopen dat de aankondiging van Van den Broek niet wordt opgevat als een laatste kans voor nieuwe investeringen ! Uiteindelijk zijn de voorgestelde verboden op de invoer van ijzer en staal en van gouden munten eind '86 in de Nederlandse wetgeving opgenomen. (Zuid-Afrika heeft de aanmaak van nieuwe Krugerrands overigens stopgezet). Daarnaast is het verbod op nieuwe investeringen alweer vele maanden onderwerp van overleg tussen diverse ministeries. Justitie, Buitenlandse Zaken en Ekonomische Zaken kunnen het maar niet eens worden. Voorlopig lijkt het er op dat de Nederlandse regering --net als de Engelse-volstaat met een dringend verzoek aan het bedrijfsleven, vrijwillig af te zien van nieuwe investeringen. Over een boycot van landbouwprodukten, die ook door de EG-ministers werd besproken, is uit Den Haag sindsdien niets meer vernomen.
Dat laatste is in tegenstelling tot ontwikkelingen in sommige EG-landen. De Ierse regering, bijvoorbeeld, stelde wel een invoerverbod voor Zuidafrikaans fruit in. Dit naar aanleiding van een 17 maanden lange staking in een supermarkt, tegen de verkoop van zulk fruit. Boycot-beleid van een individuele lidstaat is dus wel degelijk mogelijk, eventueel in samenwerking met "derde" landen. Denemarken gaat samen met de andere Skandinavische landen aanmerkelijk verder dan Nederland, en heeft eveneens Zuidafrikaans fruit in de ban gedaan. De Deense regering heeft, nog in 1986, ook een kolen-boykot afgekondigd. Het beleid van haar Skandinavische kollega's geeft de mogelijke richting aan. Zo besloot Noorwegen in november '86 tot een totale boykot van Zuid-Afrika en Namibië. De Zweedse regering kondigde in februari '87 aan, een totale handelsboykot tegen Zuid-Afrika in te zullen stellen. Hiertegen steekt het "beleid" van Van den Broek nog immer schril af. Hij heeft intussen aan de kamerkommissie voor Buitenlandse Zaken laten weten dat hij het, na zijn inspanningen voor een gemeenschappelijke kolenboykot, wel voor gezien houdt: "Het boek der sankties wordt gesloten". Van den Broek blijkt er niets voor te voelen, de EG nog langer met het "vergaande" Nederlandse standpunt te "vermoeien". Hij blijft bovendien weigeren om, konform de Ieren en de Denen, zelfstandig sanktiemaatregelen tegen Zuid-Afrika te treffen. Kenmerkend mag genoemd worden dat Nederland zich in juni '87 voor het tweede achtereenvolgende jaar in de ILO (Internationale ArbeidsOrganisatie) onthield van stemming over de aanbevelingen van de kommissie over apartheid. De FNV heeft hierover een boze brief naar Buitenlandse Zaken gestuurd. Als enige positieve punt valt over het laatste halfjaar te melden dat begin 1987 de financiele steunoperatie richting frontlijnstaten op gang is gekomen. Hiertoe had Van den Broek zich al min of meer verbonden in februari '86, toen in Lusaka een konferentie van de EG en deze staten plaatsvond. Ook voor het overige toont het Nederlandse regeringsbeleid een weifelachtig en weinig progressief karakter. We doelen vooral op de gang van zaken in de kwestie Klaas de Jonge/Heléne Passtoors. De Jonge en Passtoors werden in juni 1985 gearresteerd op basis van sektie 29 van de Zuidafrikaanse Binnenlandse Veiligheidswet. Kort daarna wist De Jonge de veiligheidspolitie in het kader van het onderzoek naar zijn "illegale aktiviteiten" mee te tronen naar het gebouw van de Nederlandse ambassade in Pretoria. Hij vluchtte dit gebouw binnen en werd daar onmiddellijk weer door de politie uitgesleept -- een grove schending van het diplomatieke gebruik. Van den Broek eiste dat De Jonge werd teruggebracht. Na een week stelde Van den Broek zowaar een ultimatum, en Zuid-Afrika gaf toe: De Jonge werd teruggebracht. Sindsdien verblijft hij in een kantoor van de ambassade. Rond zijn situatie is een patstelling ontstaan. Nederland kan hem niet uit de ambassade halen, want zodra hij een voet over de drempel zet, wordt hij gearresteerd. Ondanks langdurige, geheimzinnige onderhandelingen heeft Van den Broek geen overeenstemming met Botha c.s. kunnen bereiken over het vertrek van De Jonge. Met enige regelmaat weet Klaas de Jonge tot de Nederlandse pers door te dringen, met naar Nederland gesmokkelde dagboeken en kassettebandjes of met andere opvallende akties. Zo hing hij in januari '87 een
zelfgemaakt affiche voor zijn raam om het ANC te feliciteren met zijn 75-ste verjaardag. Dergelijke akties plegen de woede van Onze Minister op te wekken. Heléne Passtoors werd na negen maanden eenzame opsluiting veroordeeld tot twaalf jaar gevangenis wegens hoogverraad. Van den Broek heeft --nadat Passtoors liet weten als Belgisch staatsburger behandeld te willen wordengeweigerd zich voor haar in te spannen. VOETNOTEN (1) Financial Mail, 9-5-1986; (2) Frost and Sullivan Political Risk Forecasting Agency; (3) bron: VN-handelsstatistieken. De cijfers zijn exklusief goud; (4) Renee Spierings, "Ekonomische sankties tegen Zuid-Afrika", in Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, 10/3, mei 1987, blz. 54-55; (5) Independent, 27-11-1986; (6) bron: Department of Commerce U.S., w.o. mededelingen James Kelly, deputy assistant director; (7) Financial Times, 22-10-1986. HOOFDSTUK 2 DE APARTHEID IN DE PRAKTIJK. 2.1. De blanke minderheid Het blanke regiem beweert van tijd tot tijd dat men afwil van het apartheidssysteem en dat hervormingen nodig zijn, maar dat men daarbij vast wil houden aan het eigen tempo. Suggesties en spekulaties in deze richting zijn er vooral wanneer de sanktie-dreiging akuut wordt. Zoals in augustus 1985, toen Reagan door het Amerikaanse Congres zwaar onder druk werd gezet. P.W. Botha weigerde op dat moment echter hervormingen aan te kondigen. Gevolg was onder meer een vrije val van de koers van de Rand. Op 31 januari '86 sprak Botha, bij de opening van het parlementaire jaar, wel over hervormingen. Inmiddels gold de noodtoestand al ruim een half jaar en verkeerde het land in een permanente staat van onrust. De druk uit Gemenebest en EG om "positieve stappen" te laten zien, nam toe. Botha erkende bij deze gelegenheid onder meer het falen van het systeem van de "thuislanden". Dat zwarten in de steden leven, moest worden geaccepteerd. Zijn belangrijkste uitspraak was dat de gehate pasjeswetten zouden worden afgeschaft. Verder wilde de leider van het minderheidsregiem een "Nationale Veiligheidsraad" om met de zwarte leiders te onderhandelen. Maar de mogelijkheid van zwarte ministers of van een zwarte president, een mogelijkheid die minister van Buitenlandse Zaken Pik Botha in een moment van onbedachtzaamheid had geopperd, bleef uitgesloten. 2.2. De "thuislanden" en de migrantenarbeid Praktische konsekwenties had Botha's toegeven dat de "thuislanden"-politiek zou hebben "gefaald" (alsof die ooit had kunnen "slagen"), voorlopig niet. Pretoria wenste vast te houden aan de voorgenomen "onafhankelijkheid" van het
"thuisland" KwaNdebele, op 11 december '86 -- het vijfde "thuisland" dat "onafhankelijk" zou moeten worden. De bevolking van de desbetreffende gebieden bleek niets voor de plannen van het regiem te voelen. Vooral niet voor het plan om de plaats Moutse bij het nieuwe "thuisland" in te delen en daar de ekonomische spil van te laten worden. De bewoners van Moutse hoorden nl. eerst bij het "thuisland" Lebowa en hadden niets van doen met de Ndebele's. Dit plan was dus zelfs in tegenspraak met de apartheids-ideeën, waarin iedere stam een eigen gebied zou moeten hebben. Dit "beleid" leidde tot hevig geweld. "Vigilantes" die achter Shosana, de beoogde premier van KwaNdebele, stonden, kwamen in botsing met de massa van de bevolking. De problemen verscherpten toen jongeren uit het "oude" KwaNdebele zich tegen de zogenaamde onafhankelijkheid gingen verzetten. In augustus werd de leider van de vigilantes bij een aanslag (geclaimd door het ANC) gedood. Daarna ebden hun akties weg en groeide het verzet tegen de "onafhankelijkheid" verder. Toen in december bovendien Shosana --niet gewelddadig-- stierf, besloot Pretoria de onafhankelijkheids-verklaring uit te stellen. Intussen waren al wel 150 doden gevallen in de konfrontaties tussen voor- en tegenstanders daarvan. Ondertussen was het regiem-Botha op andere fronten doorgegaan met het versterken van de "thuislanden"-struktuur. Hun leiders kregen ook de verantwoordelijkheid voor de openbare orde. Ze kregen de beschikking over een soort hulppolitie, de "instant cops", bestaand uit jonge zwarten die een stoomkursus voor dit doel volgden. Ook de "wijkraden" ("town councils") konden over deze politie beschikken. In oktober '86 kwamen de eerste 1.000 van deze hulpagenten van de opleiding af; dat moeten er 6.000 worden. Het is bedoeling dat de politiemacht met hen erbij wordt vergroot van 66.000 man in 1986 naar 86.000 in 1994. In de ontwikkeling van de "thuislanden" wordt een duistere rol gespeeld door Chief Buthelezi. Hij is, naast leider van de Inkatha-beweging, ook premier van het "thuisland" KwaZulu. Buthulezi wordt door de meeste zwarten in Zuid-Afrika gezien als een kollaborateur. Hij presenteert zich echter naar het buitenland toe als "het alternatief voor het ANC". Daarmee is hij voor konservatieve kringen in bijvoorbeeld de V.S. zeer bruikbaar. Buthelezi kwam eind '86 weer eens aan dit beeld tegemoet door een nieuw verkiezingssysteem te presenteren voor KwaZulu en Natal -- die in zijn visie één geheel zouden moeten vormen. Dit systeem zou voor de rest van Zuid-Afrika een voorbeeld moeten worden. Het gaat uit van een volksvertegenwoordiging met twee kamers. Een van de twee zou volgens het "one man, one vote" systeem verkozen moeten worden. De andere kamer zou moeten worden opgebouwd uit vaste aantallen zetels voor vijf bevolkingsgroepen: Engelssprekenden, Afrikaners, zwarten, Aziaten en een niet onder de vorige in te delen groep. Elk van deze groepen zou een veto krijgen over zaken die hen direkt aangaan. In feite gaat ook dit voorstel nog steeds uit van de kern van de apartheidsideeën. De racistische wetgeving en de repressie
Hoe gering de bereidheid tot veranderingen in het apartheidssysteem bij Botha c.s. ook is, toch was de aankondiging dat de pasjeswetten zouden worden afgeschaft, een opvallende stap. Het pasje is één van de meest zichtbare en tegelijk meest gehate symbolen van het hele systeem. Op 1 juli '86 volgde de bekendmaking van de Wet op de Afschaffing van de Toestroombeheersing ("Abolition of Influx Control Act"). Door het intrekken hiervan hebben de zwarte Zuidafrikanen geen toestemming of vrijstelling meer nodig om in stedelijke gebieden te mogen wonen of werken. Het pasje is vervangen door een "identiteitsdokument", dat beschikbaar is voor iedere Zuidafrikaanse staatsburger. Hier zit echter een forse adder onder 't gras. De inwoners van de "thuislanden" en iedereen die hiertoe is "veroordeeld" --zo'n 9 miljoen mensen in totaal-- bezaten dat staatsburgerschap niet. Weliswaar zouden er, volgens minister van Binnenlandse Zaken Stoffel Botha, maatregelen getroffen zijn waardoor ruim 1,7 miljoen mensen hun staatsburgerschap weer herkregen. Dit houdt echter nog altijd in dat voor 7 miljoen zwarten de afschaffing van de "influx control" helemaal niets te betekenen heeft. Bij dit alles is ook het huisvestingsbeleid van de minderheidsregering geen spat veranderd. De "Group Areas Act" bleef gelden -- en daarmee ook de toestand dat de zwarten wonen in overvolle wijken, terwijl in blanke wijken leegstand optreedt. Wel ontstond er nu formeel de mogelijkheid voor nogal wat zwarten om zich vrij te vestigen, maar praktisch was er geen ruimte. De overbevolking van de zwarte wijken bij de grote steden werd nog erger. Illegale bewoning nam toe, een reden voor het regiem om tot gedwongen verplaatsing over te gaan. Ook op andere terreinen bleken de fraaie kreten over "hervormingen" niets dan schijn. Schrijnend wordt dat elke dag duidelijk in het onderwijs. Nog steeds mogen zwarten geen onderwijsnivo bereiken waardoor ze aanspraak zouden kunnen maken op de posities van blanken. Dit mindere "Bantu"-onderwijs is dan ook niet ondergebracht bij het Ministerie van Onderwijs maar bij het "Native Affairs Department". Het regiem heeft herhaaldelijk verklaard dat over het punt van gescheiden onderwijs niet te onderhandelen is. Het was dan ook begrijpelijk dat de zwarte scholieren zo lang mogelijk doorgingen met hun akties. In de loop van 1986 werd de situatie echter voor hen onhoudbaar. Grote groepen dreigden geen examen te kunnen doen of 2.3. van onderwijs te worden uitgesloten. Dan zou ieder perspektief voor hen verdwijnen. Op 28 december 1985 hielden 160 betrokken organisaties een grote konferentie. Besloten werd, de schoolboycot een maand later te beeïndigen. Dat dan wel onder een aantal voorwaarden: het opheffen van de "banning" van de scholierenvakbond, het vrijlaten van gearresteerde scholieren, het terugtrekken van het leger uit de zwarte woonwijken. Het regiem gaf niet toe aan deze voorwaarden. Toch keerden veel jongeren, vaak onder militaire dreiging, vanaf 28 januari terug naar school. Dat was niet voor lang. Half juli kwamen, na de schoolvakanties, nieuwe protesten op gang. Het Ministerie van Onderwijs eiste nl. dat alle scholieren zich moesten laten registreren en identiteitskaarten bij zich moesten dragen. Ook werd het NECC (National Education Crisis Committee), een
in maart '86 opgerichte organisatie waarin scholieren-, ouders- en lerarenakties samenwerkten, door het regiem aangepakt. Leiders ervan werden gearresteerd, hoewel zij zich uitspraken tegen een schoolboycot. Wel wilden ze "volksonderwijs" opzetten: alternatief onderwijs zonder racistische vooroordelen. Maar ook deze plannen waren het regiem een doorn in het oog. Ongeveer 300.000 scholieren lieten zich niet registreren en verbrandden hun identiteitskaarten. Het NECC volhardde in haar pogingen: ze richtte een organisatie voor het volksonderwijs op en schreef lesmateriaal. Prompt verbood het Ministerie van Onderwijs dit materiaal, en opnieuw werden leiders van de organisatie gearresteerd. Onder druk van de repressie besloot de massa van de scholieren, het "Bantu"onderwijs weer te gaan volgen. De spanning blijft echter ook in het Zuidafrikaanse onderwijs levensgroot aanwezig. Geen wonder. Het staatsgeweld tegen de zwarte bevolking is ook op de scholen "gewoon" geworden. Sinds de laatste hervatting van het onderwijs zijn de veiligheidstroepen permanent aanwezig op elke middelbare school in de "townships", aldus wordt in augustus '86 gemeld (1). Leerlingen en ooggetuigen spreken van dagelijkse mis- handeling. "De politie staat niet toe dat de kinderen tijdens de lessen de lokalen verlaten. In elke pauze racen de meer dan 1.000 leerlingen van de Phelellang-school naar het centrale toiletgebouw. Als de bel gaat voor het einde van de pauze, jaagt de politie de leerlingen met zwepen weer de lokalen in", zo wordt de situatie in één van de scholen van Soweto beschreven. 2.4. Het geweld Het is de moeite waard, iets langer stil te staan bij wat telkens in de berichten over Zuid-Afrika naar voren komt: het voortdurend oplaaiende, toenemende geweld. Inderdaad is er een spiraal van geweld en tegen-geweld ontstaan waarvan het einde nog niet in zicht is. Op zichzelf heeft het apartheidssysteem een gewelddadig karakter. Al voor de periode van onrust eiste het dagelijks slachtoffers. Het meest treurige voorbeeld is wellicht het sterven van minimaal 50.000 zuigelingen per jaar in de "thuislanden". Vanaf 1984 is bovendien de rechtstreekse repressie van de kant van de Zuidafrikaanse staat enorm toegenomen. In de drie jaar vanaf februari '84 vielen er alleen al officieel meer dan 1.400 doden. Getuigenverklaringen tonen aan dat het leeuwendeel hiervan volstrekt onschuldig is. Onder de slachtoffers waren spelende kinderen. Zelfs zuigelingen werden vanuit de gevechtsvoertuigen, de Casspirs, beschoten. Dokter John Stephenson, werkend in het Baragwanath- ziekenhuis van Soweto, zegt: "Per dag krijgen we gemiddeld 150 mensen binnen. Ik schat dat daarvan 60 tot 70 het slachtoffer zijn van het politiegeweld". Op de vraag of het soort geweld tijdens de tweede noodtoestand is veranderd, antwoordt hij bevestigend: "Verwondingen veroorzaakt door sjamboks, hagelschotwonden en kogelwonden, we hebben ze in de loop der maanden allemaal te behandelen gekregen. Begin vorig jaar kregen we veel "periferale" verwondingen binnen, dat wil zeggen verwondingen aan armen, benen en hoofd. Nu krijgen we mensen binnen met wonden bij de centrale organen, zoals het hart. Het is duidelijk dat er nu wordt geschoten om te doden. Uit het type wonden waarmee we werden gekonfronteerd tijdens de eerste
noodtoestand bleek duidelijk dat ze waren toegebracht uit sadisme en boosaardigheid, ze dienden om de mensen te intimideren. Zo kreeg ik eens zes schoolkinderen te behandelen. De kinderen waren kort door de politie ondervraagd en daarna mishandeld. Volgens één van de slachtoffers zei een agent tegen hem: "Ons gaan jou vlerke aflaal" -- we zullen je vleugeltjes eraf halen. De kinderen moesten hun armen omhoog houden, waarna een sergeant hen in de oksels schoot. De gevolgen zijn verschrikkelijk. De slachtoffers kunnen hun ledematen verliezen als het schot de slagader heeft geraakt of geheel verlamd raken als de zenuwen beschadigd zijn" (2). Alles bij elkaar moet het aantal mishandelingen door politie, leger en gevangenispersoneel in de tienduizenden lopen. Zo berichtte de Sowetan van 11 december 1986 dat er tegen de politie van het "thuisland" Lebowa van juni 1985 tot juni '86 enige duizenden klachten waren ingediend wegens mishandeling. Deze klachten werden alle geseponeerd: in Lebowa werd een 36 wet van kracht, waarbij de politie met terugwerkende kracht onschendbaarheid werd verleend voor elke overtreding van de wet die ze "in goed vertrouwen" had gepleegd. Intussen zijn zulke "onschendbaarheidsklausules" in heel Zuid-Afrika gaan gelden. Ze hebben de remmen bij politie en leger, voorzover nog aanwezig, verder losgegooid. Leger en politie hebben trouwens geen monopolie op het staatsgeweld. Een deel ervan wordt uitgevoerd door "vigilantes" of knokploegen. Zij werken meestal in het verborgene, maar vaak ook in de volle openbaarheid. Leger en politie kijken dan toe en komen pas in aktie als de vigilantes in de problemen komen. Doelwit van deze knokploegen zijn allereerst de aktivisten en bijeenkomsten van het UDF, maar ook bewoners van "illegale" nederzettingen. Zo werden 30.000 mensen uit Crossroads verjaagd door zogenaamde "witdoeke"; er vielen daarbij 30 doden. De Inkatha-beweging van Buthelezi ontpopt zich meer en meer als vigilanteorganisatie. Inkatha traint haar jongeren om als "Impi", krijger, op te treden tegen rivaliserende groepen, vooral tegen het UDF. Dit is de laatste jaren uitgemond in regelrechte moordaanslagen. Uit een onderzoek van dr. Michael Sutcliffe van de Universiteit van Natal bleek dat er in 1986 in Natal 358 "onrust-incidenten" werden gerapporteerd. In 258 gevallen was de agressor bekend; in 34 % daarvan ging het om Inkatha's. De veiligheidspolitie was voor 15 % van de incidenten verantwoordelijk, evenals "de jeugd". Sutcliffe schreef verder 10 % toe aan "knokploegen" en 5 % aan bij het UDF aangesloten organisaties. Botsingen tussen groepen zwarte Zuidafrikanen worden nogal eens verklaard uit stammen- of tribale tegenstellingen. Die verklaring klopt niet. Bij nadere beschouwing blijkt dat in de grote meerderheid van de gevallen het tribale aspekt geen rol speelt. De aanvallen van de Inkatha-beweging zijn vooral gericht op "stamgenoten" met een andere politieke opstelling. Hetzelfde geldt voor de vigilante-groepen in KwaNdebele. Daar waar wel de ene tribale groep tegenover de andere staat, spelen andere faktoren ook mee. Een duidelijk voorbeeld daarvan vormen de gewelddadigheden die in december '85 plaatsvonden tussen Pondo's en
Zulu's, in de omgeving van Durban. In ditgebied waren de' grote krottenwijken van "illegalen" enorm gegroeid: tussen 1979 en '85 van 500.000 naar 1,3 miljoen inwoners. De kans op huisvesting was daardoor miniem, evenals de kans op werk. Konflikten over de verdeling van deze uiterst schaarse zaken lagen voor de hand. In de bloedige konfrontaties die metterdaad optraden (en 100 doden kostten), identificeerde men zich met het oude stamverband. Een ander voorbeeld is het optreden van de Sotho's in de mijnen. Inwoners van Lesotho worden door de mijn-direkties gerekruteerd om als groep, onder leiding van een traditionele "chief', te werken -- en, indien dat nodig wordt gevonden, op te treden tegen aktieve mede-arbeiders. Deze Sotho-mijnwerkers verstoren vakbondsvergaderingen en lokken gevechten uit bij stakingen. Het etiket "stammentwist" is in dit soort gevallen zeer misleidend. Uit nieuwsberichten en uit cijfers als die van Sutcliffe blijkt dat er ook "tegengeweld" bestaat. Zo zijn de "necklace"-verbrandingen uitgebreid te zien geweest op de westerse TV-schermen. Hoe afschuwelijk deze beelden ook zijn, toch blijft het nodig om de verhoudingen in het oog te houden. Bisschop Tutu gaf dit op 22 maart '87 scherp aan, toen hij voor de Zuidafrikaanse radio zei: "Het ANC heeft in de periode van 1976 tot 1984 80 doden veroorzaakt. De veiligheidstroepen zijn verantwoordelijk voor 2.000 doden. Wie is nu de grote geweldpleger 2". Sinds 1984 is de strategie van het ANC erop gericht, het door Botha ingestelde bestuur van de "townships" te laten instorten en daar een alternatief tegenover te zetten van straat- en wijkkomitees, opgebouwd vanuit de basis. Veel leden van de "township"-besturen gaven gehoor aan de oproep van ANC en UDF om af te treden. Anderen bleven echter zitten. Zij kwamen steeds duidelijker aan de kant van het apartheidsregiem te staan, bijvoorbeeld door zich in te spannen om de huur- en konsumenten-boykot te breken. Onder deze "town-councillors" vielen de eerste slachtoffers van het verzet in de wijken. Een nog belangrijker aanleiding voor gewelddadig optreden van de, vaak jeugdige, zwarte verzetsmensen ligt in het optreden van politie-spionnen. Leger en politie zijn permanent aanwezig in de zwarte "townships". Ze rekruteren tientallen spionnen onder degenen die zij hebben gearresteerd in het kader van de noodtoestand. Sommige arrestanten bezwijken als ze voor de keus worden gesteld tussen aan de ene kant mishandeling en maanden onschuldig in de gevangenis zitten en aan de andere kant vrijheid en geld voor informaties over het verzet. Verder worden spionnen geworven uit de families van de "councillors" en onder jeugdige politiemensen uit andere "townships". Een "Times"-verslaggever sprak onlangs met vier van dergelijke "undercover"-agenten. Een citaat: "Eén van hen, Daniël, zegt: "We werken in paren en houden elkaar in de gaten. Als de "comrades" in aktie komen, gaan we mee. Als met groepen gewapende "comrades" zijn, schieten we ook. Maar de volgende dag.....". Daniël maakt een gebaar met zijn wijsvinger langs zijn keel" (3).
Het zal duidelijk zijn, dat deze politie-spionnen voor de "comrades" van het verzet een direkt levensgevaar vormen. Zo valt het te verklaren dat de spionnen, als ze door de mand vallen, op hun beurt genadeloos worden behandeld. Slechts bij uitzondering krijgt het slachtoffer de kans zich te verdedigen, bijvoorbeeld voor een "volksrechtbank". Er zullen dus waarschijnlijk ook onschuldigen zijn gedood. ANC-leider Oliver Tambo heeft de "necklace"-methode afgewezen, maar begrip uitgesproken voor de achterliggende motieven en emoties. In de westerse pers heeft het feit weinig aandacht gekregen dat een andere vorm van onderling zwart geweld in de "townships" in omvang sterk is afgenomen. We bedoelen het optreden van de "tsotsi's", groepen met messen bewapende jongeren die de andere bewoners beroofden. Het ontstaan van deze bendes werd, behalve door ekonomische uitzichtloosheid, gestimuleerd door het ontbreken van een politiek en moreel perspektief. Het oplaaiende verzet geeft jongeren zo'n perspektief. Daarbij treden de volksrechtbanken vaak effektief op tegen diefstal, mishandeling en verkrachting. Ook in de ziekenhuizen is het afnemen van het "tsotsi-geweld" te konstateren. De al eerder aangehaalde dr. Stephenson vertelde dat de slachtoffers van het politiegeweld er de plaats hebben ingenomen van die van de straatbendes. 2.5. Het verzet van het ANC Overal waar het verzet van de Zuidafrikaanse bevolking tegen de apartheid zichtbaar is, duikt de naam van het African National Congress of zijn zwartgroen-gele vlag op. Het is duidelijk dat het ANC steeds meer in Zuid-Afrika zelf aanwezig is. Meer en meer Zuidafrikanen identificeren zich met het ANC. Het UDF baseert zich op het Handvest van de Vrijheid, het programma van het ANC. De grootste vakbond binnen de vakbondsfederatie COSATU, de National Union of Mineworkers (NUM), heeft zich op haar laatste kongres vierkant achter het Handvest opgesteld. De gewapende arm van het ANC, Umkhonto We Sizwe (Speer van de Natie), bestond in 1986 25 jaar. Het aantal leden van Umkhonto wordt geschat op 10.000; 2.000 daarvan zouden zich in Zuid-Afrika zelf bevinden. De anderen verblijven in opvangcentra in de frontlijnstaten. Hun militaire opleiding vindt vooral in Angola plaats. De groepen in Zuid-Afrika zelf blijven ondergedoken en treden af en toe op als "quick response units" ("eenheden voor een snel antwoord"). In 1985 pleegde Umkhonto 185 aanslagen, in het eerste halfjaar van '86 124. Het ANC pleegt voornamelijk aanslagen op gebouwen, installaties en militaire doelen. In de grensstreken die door de regering tot militaire zones zijn verklaard, worden mijnen gelegd om het Zuidafrikaanse leger in haar bewegingen te beperken en om de routes in en uit het land te beschermen. Er wordt zoveel mogelijk getracht slachtoffers te vermijden. De laatste jaren wordt echter ook het gewapende leger-personeel tot de Umkhonto-doelen gerekend. Ook verklaart het ANC sinds eind '85 dat niet langer voorkomen kan worden dat ook burgers tot de slachtoffers gaan behoren; dat ook omdat blanke Zuidafrikanen steeds meer militaire taken op zich nemen. Dit geldt vooral voor de boeren in de grensstreek. Hun boerderijen worden bewaakt met wachttorens en machinegeweren; iedere "verdachte beweging" wordt over de radio aan het leger
doorgegeven. Nog steeds vallen bij de meeste aanslagen geen doden of gewonden. Wel werd er begin '86 een bomaanslag gepleegd in een druk winkelcentrum in Durban, waarbij zes doden vielen. Deze aanslag wordt algemeen gezien als een fout van één van de Umkhonto-eenheden. Het feit dat de mijnen in de grensstreek enige malen burger-slachtoffers hebben veroorzaakt, wordt in ANC-kringen gezien als een niet meer te vermijden risiko. In de loop van 1987 wordt in de berichten op de ANC-zender Radio Freedom steeds meer gesproken over het vormen van "verdedigingseenheden". Deze groepen zouden de straat- en wijkkomitees moeten beschermen; ze zouden in de toekomst wellicht ook aanvallen op het militaire apparaat van het apartheidsregiem kunnen plegen. Ondanks de aanwezigheid van het ANC binnen Zuid-Afrika en zijn populariteit onder de zwarte bevolking is de organisatie er nog altijd verboden. Dat neemt niet weg dat het ANC door velen, ook onder de blanken, gezien wordt als een noodzakelijk bestanddeel van een toekomstig ZuidAfrika. Dat blijkt uit de vele delegaties die met de ANC-leiding in Lusaka hebben overlegd. Het meest spektakulaire bezoek vond plaats eind '85, toen een aantal blanke topmensen uit het Zuidafrikaanse bedrijfsleven het ANC bezocht. Door P.W. Botha werden zij prompt voor landverraders uitgemaakt. Het ANC heeft een bewuste strategie om een zo breed mogelijke oppositie tegen het regiem van Botha te vormen. Achtereenvolgens sprak de ANC-leiding met blanke parlementsleden van de Progressive Federal Party (PFP), de liberale oppositiepartij, met blanke kerkleiders uit de traditionele hoek, met de blanke studentenunie uit Natal en --opvallend genoeg-- ook met de leider van het "thuisland" KwaNgwane, Enos Mabuza. Bij de laatste gelegenheid verklaarde het ANC te hopen dat de "thuisland"-hoofden het kamp van Botha zouden verlaten. Op zijn beurt zei Mabuza, te zullen aftreden als het ANC dat vroeg. Verder is er uitgebreid overlegd met de organisatie van zwarte ondernemers (NAFCOC) zowel als met de COSATU, de federatie van onafhankelijke, op de zwarte arbeid(st)ers gerichte vakbonden. Opmerkelijk: beide organisaties zeiden erg tevreden over het overleg te zijn, terwijl hun ideeën over het toekomstige Zuid-Afrika niet erg parallel zullen lopen. Het ANC richt zich, zo blijkt uit al deze kontakten, op de vorming van een zeer breed front dat is gericht op de afschaffing van de apartheid. De gezamenlijke inzet daarbij is het verwerven van algemeen kiesrecht op basis van evenredige vertegenwoordiging en het afschaffen van alle diskriminerende wetsbepalingen. Het ANC legt nu niet vast hoe de "maatschappij van na de apartheid" eruit moet komen te zien. Dat moet later, als in Zuid-Afrika de mogelijkheid bestaat tot open diskussie en demokratische besluitvorming, ingevuld worden. In februari 1987 bereikte het ANC internationaal een doorbraak. President Tambo werd toen officieel in Washington ontvangen door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Shultz. De heren waren het over weinig punten eens, maar deze ontvangst betekende wel een soort erkenning van het belang van het ANC voor de toekomst van Zuid-Afrika. In maart '87 volgde een lang gesprek tussen Oliver Tambo en bisschop Tutu. Tutu drong er bij de ANC-leiding op aan, geweld
te vermijden teneinde tot onderhandelingen te komen. Tambo herhaalde de voorwaarden die het ANC stelt aan onderhandelingen, te weten: -- onvoorwaardelijke vrijlating van Nelson Mandela en andere politieke gevangenen; opheffing van het verbod op het ANC, op andere politieke organisaties en op allerlei politieke aktiviteiten; -- terugkeer van de politieke ballingen; -- terugtrekking van het leger uit de zwarte "townships". Politiek gesproken is de positie van het ANC buiten Zuid-Afrika sterk. De organisatie wordt nu algemeen gezien als een essentieel bestanddeel voor de toekomst van Zuid-Afrika. In het land zelf geniet het ANC grote populariteit onder de zwarte bevolking, bezit zij een uitgebreid ondergronds netwerk en neemt de kracht van haar gewapende arm toe. 2.6. Het regiem verandert niet Onlogisch is deze ontwikkeling naar een sterker en hechter verzet bepaald niet. Immers, de zogenaamde hervormingen van Botha zijn in de praktijk een wassen neus gebleken. Het regiem toonde de afgelopen twee jaar haar ware, uiterst grimmige gezicht. Twee keer werd de noodtoestand uitgeroepen. De eerste keer liep van 20 juli 1985 tot 7 maart '86. De tweede noodtoestand werd op 12 juni '86 uitgeroepen en deze duurt nog steeds voort. Tijdens deze noodtoestanden laaide het geweld hoog op. De onrust werd telkens door politie en leger keihard onderdrukt. Officiële cijfers zijn vaak onbetrouwbaar, maar geven wel een indruk van de omvang van de gebeurtenissen. Welnu, in de periode van de eerste noodtoestand stierven volgens deze cijfers 792 mensen een gewelddadige dood, de helft door optreden van de politie. Twintig mensen stierven terwijl ze in verzekerde bewaring waren gesteld. Tijdens de eerste noodtoestand werden 11.500 mensen vastgehouden zonder vorm van proces. Daaronder waren 2.000 kinderen onder de 16 jaar. Verder werden nog eens 25.000 mensen vastgehouden op beschuldiging van openbare geweldpleging. Slechts een heel klein deel van hen is ooit veroordeeld; de meeste aanklachten zijn vervallen verklaard. Na het opheffen van de noodtoestand werden wel mensen vrijgelaten, maar dit gold niet de meeste politieke en vakbondsleiders. 74 van de 140 vastgezette leiders van het UDF kwamen vrij; de meesten verklaarden in de gevangenis te zijn gemarteld. Kort na het eind van de noodtoestand verklaarde het Hooggerechtshof dat een aantal "banning-orders" niet geldig waren wegens juridische fouten. Een gevolg hiervan was dat ook de "banning" van Winnie Mandela verviel. Voor het regiem was de eerste noodtoestand een falikante mislukking. Het doel, "rust en orde", werd niet bereikt. In juni 1986 greep het bewind de door UDF en COSATU aangekondigde akties ter herdenking van de moordpartij in Soweto aan om de noodtoestand opnieuw uit te roepen. Dat gebeurde op 12 juni. Desondanks deden tienduizenden mee aan de akties rond 16 juni.
Onder deze tweede noodtoestand werden vergaande maatregelen tegen de pers afgekondigd. Journalisten mochten niet meer in de zwarte "townships" komen en het werd hen verboden te schrijven over akties van politie en leger. Alleen het Buro voor Informatie van de regering verstrekte nog "nieuws". Namen van personen in hechtenis mochten niet worden gepubliceerd, filmploegen werden tegengehouden, kranten in beslag genomen en buitenlandse korrespondenten uitgewezen. Ondanks de toch al grote belemmeringen voor de pers, werden deze in december '86 verder aangescherpt. De censuur werd verscherpt. Over "subversieve" en anti-regeringsaktiviteiten mocht niet meer worden geschreven zonder dat funktionarissen van het regiem daarmee akkoord gingen. De verslaggeving van rechtzittingen werd aan banden gelegd. Journalisten moesten berichten over de telex eerst ter goedkeuring voorleggen aan het Buro voor Informatie, een procedure waarbij het begrip "subversieve mededeling" zeer ruim werd geïnterpreteerd. Elke mededeling werd hiertoe gerekend die zou kunnen aanzetten tot aktiviteiten tegen het regiem, zoals boykots, stakingen en wegblijfakties. Na het uitroepen van de tweede noodtoestand waren al direkt 3.000 mensen vastgezet. Hieronder waren weer tal van politieke aktivisten en vakbondsleiders. Volgens de Community Research Group zaten er op 25 juli '86 maar liefst 8.000 mensen vast, waaronder 643 politieke en 255 vakbondsaktivisten.Ook werden de kantoren van de National Union of Mineworkers (NUM), de COSATU en het UDF doorzocht. Een groot deel van de UDF-aktivisten besloot nu, ondergronds te gaan werken. De veiligheidstroepen kregen vrijwel onbeperkte macht en konden mensen voor 180 dagen zonder vorm van proces detineren. In de week na het uitroepen van de noodtoestand vielen meteen al 42 doden. Toch was er een klein lichtpuntje. Het was tenminste opvallend dat er dat er vanuit de rechterlijke macht uitspraken tegen de noodtoestand werden gedaan. Het opperste gerechtshof verklaarde een aantal punten uit de noodtoestand-bepalingen ongeldig, voornamelijk op juridisch-technische gronden. Dit werd bijvoorbeeld gedaan met het aan politiekommissarissen verschafte recht om personen te arresteren ter bescherming van de openbare veiligheid. Gevolg van deze rechterlijke uitspraak was dat er een reeks aanvragen kwam voor de vrijlating van gevangenen. Het regiem bemoeilijkte vrijlating vervolgens weer door de aanhoudings-grond te veranderen. Niettemin leidt het streven van de blanke minderheid om met zo min mogelijk koncessies te "overleven", via de verscherping van de censuur en het uitroepen van de noodtoestand tot "uiterst griezelige politieke ontwikkelingen", zoals de blanke oppositiepartij PFP het uitdrukte. De PFPreaktie duidde vooral op het volgende. Naast de, toch al ondemokratische, formele staatsstruktuur bestaat in Zuid-Afrika een "schaduwstruktuur". Dit NSMS (National Security Management System, Nationaal Veiligheids-Beheerssysteem) is uitgebreid en wijdvertakt. Het is een netwerk dat nooit in de openbaarheid komt, een getrapt systeem van kommissies op elk nivo van het landsbestuur. Landelijk is er de SSC (State Security Council, Staatsveiligheidsraad), voorgezeten door Botha, waarin de belangrijkste ministers zitten. Daaronder
opereert het "Working Committee" van de SSC, dat de belangrijkste aktiviteiten van de "officiële" departementen koördineert. Op regionaal vlak bestaan er negen JMC's (Joint Management Centres, Verenigde Beheerscentra). De grenzen daarvan moeten samenvallen met de "ekonomische ontwikkelingsgebieden" van Zuid-Afrika. Daaronder zijn 60 sub-JMC's en tenslotte 448 mini-JMC's, op het nivo van de lokale autoriteiten. Op al deze nivo's --zoveel is wel duidelijk-- zijn het leger en de inlichtingendiensten uitgebreid vertegenwoordigd. De bedoeling van het hele systeem is om een snel en passend antwoord te vinden op "veiligheidsproblemen". De plannen hiervoor worden door de JMC's opgesteld en uitgevoerd door de normale staatsorganen. Een voorbeeld van hoe deze schaduwstrukturen werken, waren de maatregelen die de JMC van Kaapstad nam ten aanzien van de bewonersorganisaties in Atlantis, een "kleurlingen"wijk bij Kaapstad. Het JMC vond dat deze organisaties een "veiligheidsprobleem" vormden; ze zouden een "revolutionair klimaat" scheppen. Het JMC probeerde deze organisaties de wind uit de zeilen te nemen, door voedselpakketten uit te delen, een voetbaltoernooi te organiseren, etcetera, alles met veel aandacht voor het "goed overkomen" in de pers. De plaatselijke (rechtse) politici werd de eer van dit alles gegund. De figuren in de struktuur die rond de JMC's is opgetrokken, zullen alles als een veiligheidsprobleem zien -- van onderwijsmogelijkheden tot huurboykots. Het gevolg zal zijn dat de schaduwstruktuur zich met elk probleem kan bezighouden, en dat bij de "oplossing" daarvan telkens weer de inmenging van politie en inlichtingendiensten op de loer ligt. VOETNOTEN (1) Weekly Mail, 29-8-1986; (2) Amandla, april 1987; (3) The Times, 15-3-1987. HOOFDSTUK 3 DE VAKBEWEGING IN ZUIDAFRIKA: GROEI NAAR MEER EENHEID 3.1. Inleiding Het bestaan van de onafhankelijke, op de zwarte arbeid(st)ers georiënteerde vakbonden van Zuid-Afrika is hard. De dagelijkse omstandigheden waaronder zij moeten opereren, zijn uitermate moeilijk. In "Nederland investeert in apartheid" hebben we daar reeds een boekje over opengedaan. Gekonstateerd moet worden dat de organisatiegraad van de zwarte arbeid(st)ers de laatste tien jaar sterk is toegenomen, maar toch niet hoger is dan 8 % (Zie voor meer cijfers "Nederland investeert in apartheid", blz. 65). Impulsen voor een toename van de organisatiegraad, tegen de verdrukking in, zijn er natuurlijk te over. Voorop staan de slechte ekonomische en sociale omstandigheden van de massa van de zwarte arbeid(st)ers. De inflatie zorgt voor uitholling van hun besteedbaar inkomen. Loonsverhoging vormt dan ook een belangrijk onderdeel van het eisenpakket van de bonden. Door haar groeiende kracht kan de onafhankelijke vakbeweging van de kant van de ondernemers en het regiem niet langer genegeerd worden. Opvallend was bijvoorbeeld dat de organisatie van ondernemers in de mijnindustrie de NUM in
1982 nog bijstond. Ook voorstellen van de regering, zoals die welke voortvloeiden uit de voorstellen van Wiehahn, hebben ertoe geleid dat de onafhankelijke bonden aan het overleg binnen de bedrijven mee gingen doen. Per saldo lijkt dit in een versterking van hun positie te resulteren. 3.2. Naar grotere samenwerking Al eerder was een streven naar meer onderlinge samenwerking van onafhankelijke vakbonden zichtbaar geworden. Met name de oprichting van de FOSATU (Federation of South African Trade Unions), in 1979, getuigde daarvan in het recente verleden. FOSATU is een federatie van bedrijfstakbonden. Een jaar daarna werd CUSA (Council of Unions in South Africa) opgericht. Aanvankelijk was ook de NUM hierbij aangesloten. Daarnaast bleven zogenaamde algemene bonden bestaan, bonden die arbeiders uit verschillende bedrijfstakken organiseerden, naast bonden die in een enkele bedrijfstak of regio opereerden (Zie uitgebreider "Nederland investeert in apartheid", blz. 55 en volgende). Al deze organisaties stonden open voor alle bevolkingsgroepen, maar het merendeel van de leden is zwart. In de tachtiger jaren bleef het streven naar grotere eenheid aanwezig. Dat bleek uit het overleg dat sinds 1981 gevoerd werd tussen verschillende federaties, afzonderlijke bonden en algemene bonden. Ook de federatie van bonden die zich nadrukkelijk baseerde op de "Black Consciousness", AZACTU (Azanian Confederation of Trade Unions), was hierbij betrokken. Het overleg vergde veel tijd. Op diverse punten liepen de meningen uiteen. Een hoofdpunt was de kwestie, of de bond "geregistreerd" zou moeten zijn, iets wat nodig was om binnen de overlegstrukturen in de bedrijven erkend te kunnen worden. Tegelijk betekende het dat het apartheidsapparaat inzicht zou moeten krijgen in onder meer de bondsfinanciën. In 1985 werd dit laatste van alle bonden geëist, geregistreerd of niet, waarmee een konfliktpunt verdween. Andere probleem-punten waren de samenwerking met andere organisaties in de anti-apartheidsstrijd; het organisatieprincipe, dat wil zeggen per bedrijfstak of meer algemeen, en het "zwart exklusivisme" ten aanzien van de leiding: zou die niet voor blanken open mogen staan ? Herhaaldelijk schoven de strijdbare opstelling en de akties van de mensen in de bedrijven deze punten echter naar achteren. 3.3. De oprichting van COSATU Wellicht de belangrijkste ontwikkeling van de laatste jaren op vakbondsterrein in Zuid-Afrika is de oprichting geweest van COSATU, de Confederation of South African Trade Unions. Dat gebeurde op 2 december 1985. COSATU is een federatie van 34 vakbonden met, momenteel, rond 750.000 leden. Het is daarmee veruit de grootste onafhankelijke bundeling van vakbondsmacht die Zuid-Afrika gekend heeft. Voorzitter werd Eliyah Barayi, afkomstig uit de NUM; secretarisgeneraal werd Jay Naidoo, van de Sweet, Food and Allied Workers Union (SFAWU). Bij de oprichting van COSATU sloten zich de volgende "soorten" bonden hierbij aan: -- de zogeheten "eenheidsbonden". Zij waren sinds 1981 betrokken bij
het overleg over samenwerking en benadrukten het principe "één bond per bedrijfstak". Het ging hierbij om de negen bonden die bij FOSATU aangesloten waren, de NUM, de GWU, de Food & Canning Workers' Union (FCWU), de Commercial Catering and Allied Workers' Union, en de Cape Town Municipal Workers' Union; -- de elf bonden die zich bij het UDF (United Democratic Front) hadden aangesloten en dus nauwere samenwerking met andere anti-apartheidsorganisaties voorstonden. Hieronder waren de SAAWU (South African Allied Workers Union) en de General and Allied Workers' Union. In maart '84 waren deze bonden nog uit het overleg gestapt, met name omdat ze zich niet konden verenigen met een bedrijfstak-gerichte organisatie; -- alle bonden die hoorden bij de federatie van bonden uit Natal (de NFW, National Federation of Workers), die op haar beurt ook weer lid was van het UDF. De grootte van de aangesloten bonden loopt ver uiteen. Sommigen hebben niet meer dan 2.000 leden, terwijl de NUM in december '85 reeds meer dan 100.000 leden telde. Het programma van de COSATU legt de nadruk op de volgende principes: -- een industriële basis per vakbond, met andere woorden het streven is gericht op één bond per bedrijfstak; -- het lidmaatschap staat open voor iedereen, de basis is dus non-raciaal; -- een demokratische struktuur, vertaald in de eis "arbeiderskontrole"; -- vertegenwoordiging naar grootte, afhankelijk van het aantal betalende leden; -- samenwerking op nationaal nivo. Barayi sprak op de oprichtingsbijeenkomst over de politieke rol van de federatie. Daarbij beperkte hij zich uitdrukkelijk niet tot "industriële aktie". Hij pleitte ook voor de nationalisatie van onder meer de mijnen en alle buitenlandse bedrijven. In februari '86 werd dit laatste echter gerelativeerd door het bestuur van COSATU, het Centrale Uitvoerende Comitee. Er kwam geen uitspraak om alle buitenlandse bedrijven te nationaliseren; zij zouden zich wel moeten aanpassen aan de eisen van de federatie. Wel sprak het bestuur zich uit voor sankties en een investeringsstop om het Botha-regiem ten val te brengen. De prioriteit van COSATU zou komen te liggen bij de opbouw van de bonden binnen de bedrijven en uitvoering van het beginsel "één bond per bedrijfstak". Dit leidde er bijvoorbeeld toe dat in de voedingsindustrie de FCWU en de SFAWU met elkaar gingen samenwerken, teneinde tot één bond te komen. Akties op de werkvloer voor betere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden krijgen de meeste aandacht van COSATU, maar worden niet losgemaakt van de algemene strijd tegen de apartheid. Zo werden er akties gevoerd tegen de nieuwe wetten waarbij de pasjes werden vervangen door "identiteitsdokumenten", zonder verdere veranderingen. Niettemin houdt COSATU enige afstand van het UDF. De federatie benadrukt haar
onafhankelijkheid, hoewel een aantal bonden binnen COSATU ook lid is van het UDF. COSATU onderstreept de noodzaak van "gedisciplineerde allianties" met het UDF, maar benadrukt tegelijk dat werknemersbelangen niet altijd en automatisch samenvallen met de belangen van een brede(re) beweging. COSATU heeft ook rechtstreeks kontakt gehad met de leiding van het ANC. Op 4 en 5 maart '87 ontmoetten Jay Naidoo, Oliver Tambo en John Nkadimeng van SACTU (South African Congress of Trade Unions) elkaar. Het ANC en SACTU onderstreepten bij die gelegenheid het recht op een onafhankelijke vakorganisatie. Ze stelden, COSATU te zien als een belangrijke stap voorwaarts in de gezamenlijke strijd tegen de apartheid. Geen verschil van mening bestond over de eisen van COSATU, gericht op de afbraak van apartheid en de ekonomische emancipatie van de werknemers. COSATU wil uiteraard dat Nelson Mandela wordt vrijgelaten en dat het ANC binnen Zuid-Afrika weer legaal kan opereren, maar ook hier houdt de federatie vast aan "gedisciplineerde allianties". COSATU nam in haar programma ook een aantal uitspraken op over het belang van de strijd van de Zuidafrikaanse vrouwen. De federatie verklaarde zich tegen alle uitbuiting en diskriminatie van vrouwen, tegen ongelijke behandeling van vrouwen op het werk, elders in de maatschappij en in de vakbondsfederatie zelf. De grootste groep werkende zwarte vrouwen wordt in Zuid-Afrika gevormd door het huishoudelijk personeel. Geschat wordt dat er tussen de 700.000 en 1 miljoen dienstbodes zijn, ruim de helft van de geregistreerde vrouwelijke beroepsbevolking (Overigens zijn evenmin precieze cijfers te geven over de grote aantallen landarbeidsters en vrouwen die in de, informele sektor werken). Sinds 1981 hadden de dienstbodes een eigen vakbond, de SADWA (South African Domestic Workers' Association). Die telde ongeveer 5.000 leden. Op 30 november '86, evenwel, verbonden vijf regionale organisaties tot de SADWU en steeg het ledental tot ongeveer 50.000. Deze SADWU sloot zich aan bij de COSATU. Het huishoudelijk personeel valt in Zuid-Afrika onder geen enkele arbeidswet. Er zijn dus ook geen wettelijke regelingen voor het minimumloon, uitkeringen bij ziekte en dergelijke, de werktijden en de arbeidsomstandigheden. Geen wonder dat de SADWU een 8-urige werkdag (gedurende 6 dagen) eist, evenals een minimumloon van 200 Rand (nu doorgaans 40 tot 80 Rand), een werkloosheidsen ziekteverzekering en zwangerschapsverlof. Behalve deze vrouwen probeert COSATU nog een groep te bereiken die traditioneel slecht georganiseerd is, namelijk de landarbeiders. Hun positie is eveneens zeer slecht. Ook voor hen geldt geen arbeidswetgeving. Daarom werden er aanzetten gepleegd om een Farmworkers' Union te vormen. Vanzelfsprekend was de reaktie van de blanke, meestal Afrikaanse, boeren en hun organisatie, de SAAU (South African Agricultural Union) uiterst afwijzend. De opstelling van COSATU heeft --het zal weinig verbazing wekken-- deze federatie in aanvaring gebracht met Buthelezi en zijn Inkatha-beweging. Buthelezi zocht, toen de eerste botsingen tussen aanhangers van COSATU en Inkatka zich aandienden, naar een antwoord. Zijn probleem was niet in de laatste plaats dat COSATU en de bij haar aangesloten bonden veel goed geschoolde bestuurders
hebben, met het nodige aanzien onder de zwarte arbeid(st)ers. Ze konden ook wijzen op konkrete verbeteringen die ze hadden helpen afdwingen. Uiteindelijk koos Buthelezi voor een goed geregisseerde truuk. In Noord-Natal verwierpen Inkatha's de eisen van COSATU en eisten een nieuwe federatie. COSATU zou "te politiek" zijn. Inderdaad richtte Buthulezi op (nota bene) 1 mei '86 een eigen vakbondsfederatie op, de UWUSA (United Workers' Union of South Africa). UWUSA verklaarde zich onomwonden tegen sankties en desinvesteringen. Ze zocht direkt ondersteuning in het buitenland. Hoewel op het oprichtingskongres van UWUSA 60.000 zwarten aanwezig waren, beperkt haar aanhang in de bedrijven zich voornamelijk tot het middenkader. De konfrontatie tussen UWUSA en COSATU wordt steeds harder. UWUSA treedt herhaaldelijk op als stakingsbreker. Bij een staking van de NUM, bijvoorbeeld, werden de "onderkruipers" van UWUSA en Inkatha met bussen uit andere streken aangevoerd. Zelf is UWUSA bij geen enkele stakingsaktie betrokken geweest. Geen wonder ook, met voormalige zakenlieden en managers in de leiding. 3.4. Akties en stakingen Het aantal arbeidskonflikten in Zuid-Afrika gaat gelijk-op met de groei van de onafhankelijke vakbeweging. De meest recente, officiële ( ! ) cijfers van het Ministerie van Arbeid spreken van 496 stakingen in 1985, tegen 389 in '84. In 1985 zouden daarbij 239.816 stakers betrokken zijn geweest (Vergelijk de cijfers uit de voorafgaande jaren, in "Nederland investeert in apartheid", blz. 65). Alleen al in januari 1986 gingen 185.000 werkdagen verloren door stakingen. Over het eerste kwartaal van '86 groeide dit aan tot een half miljoen dagen. We gaven in de inleiding van dit hoofdstuk al aan dat looneisen, vanwege de hoge inflatie, een grote rol spelen. Zo ook bij deze stakingen. Daarnaast spelen politieke motieven vaak hun rol. Belangrijke gebeurtenissen hebben de zwarte massa's tot staking bewogen: het uitroepen van de noodtoestand en de viering van de eerste mei. Hetzelfde geldt voor herdenkingen, zoals de herdenking van de bloedbaden van Sharpeville (21 maart) en Soweto (16 juni). Vooral de NUM komt herhaaldelijk in het nieuws. De mijnwerkersbond moet opboksen tegen vijf machtige koncerns: Anglo American, Gencor, Consolidated Gold Fields, JCI en de Randmines. Aanvankelijk moest de NUM vooral een gevecht leveren voor erkenning door de mijndirekties, hoewel ze al snel meer dan 30 % van de mijnwerkers organiseerde. Niet zelden proberen de mijndirekties stakingen te breken door uitsluitingen. In maart '86 overkwam dit 11.000 mijnwerkers van Randmines die aan een "sit-in" hadden meegedaan. De zwarte mijnwerkers verdienen minder dan een kwart van het loon van van de blanken voor hun loodzware en gevaarlijke werk. In de laatste 40 jaar vallen er ieder jaar weer rond 600 doden in de Zuidafrikaanse mijnen -- momenteel absoluut en percentueel het hoogste ter wereld. Bij het ter perse gaan van dit boekje is een grootscheepse en bikkelharde konfrontatie aan de gang tussen de mijnkoncerns en honderdduizenden stakende zwarte mijnwerkers, geleid door de NUM. Direkte doelen zijn een loonsverhoging van 30 % en een vermindering van de onveiligheid in de goudmijnen.
Op 1 mei 1986 vonden de totnogtoe grootste stakingen en wegblijf-akties plaats uit de Zuidafrikaanse geschiedenis. COSATU schatte de deelname hieraan onder de zwarte arbeiders , afhankelijk van de regio, op 70 tot 100 %. Vervolgens werd op 12 juni '86 massaal het werk neergelegd tegen het uitroepen van de noodtoestand, ook al omdat tal van vakbondsleiders waren opgepakt. Alleen al in Johannesburg en omgeving staakten toen rond de 2 miljoen mensen. Tragisch hoogtepunt in de arbeidersakties waren de stakingen uit protest tegen de dood van 177 arbeiders in de Kinross-goudmijn, onderdeel van het Gencorkoncern, in september '86. NUM en COSATU verklaarden 1 oktober tot een dag van nationale rouw en riepen de arbeiders op tot werkonderbrekingen. 250.000 mijnwerkers gaven hieraan gehoor; in het hele land bleven rond 600.000 mensen van hun werk weg. Deze mijnramp vestigde de aandacht eens te meer op de onveiligheid in de Zuidafrikaanse mijnen. Het is duidelijk dat de bundeling van vakbondsmacht in COSATU ten goede komt aan de gerichtheid en effektiviteit van de akties van de Zuidafrikaanse zwarte arbeiders. COSATU was tot oktober '86 betrokken bij ongeveer 128 stakingen, die een half miljoen stakingsdagen opleverden. Van de COSATU-bonden was de MAWU (Metal and Allied Workers' Union) betrokken bij het grootste aantal stakingen, nl. 20. 3.5. De onvolmaakte eenheid: CUSA, AZACTU en TUCSA Ondanks haar betekenis, verenigt COSATU niet alle bonden die zich op zwarten richten. AZACTU bleef buiten de fusie, evenals CUSA. Deze twee federaties fuseerden vervolgens op 22 oktober '86 en vormden zo de nieuwe federatie CUSA/AZACTU (NACTU). De laatste federatie vertoont veel overeenkomsten met COSATU. Ook zij is voorstanders van sankties tegen het regiem, ook zij kiest voor politieke akties en ook zij staat voor een demokratische struktuur waarbij de aangesloten bonden een eigen politiek kunnen voeren. Het grootste verschil met COSATU is het accent dat gelegd wordt op het "zwart bewustzijn". NACTU wil in haar leiding uitsluitend zwarten hebben en benadrukt het "leiderschap van de zwarte werkende klasse". Overigens besloot NACTU niet mee te doen aan de aktiedag die COSATIJ op 14 juli 1987 uitriep. Voorzitter van NACTU is James Mndameni. Hij stelde dat de nieuwe federatie 248.000 betalende en in totaal 420.000 geregistreerde leden had. Die cijfers lijken aan de hoge kant, want CUSA en AZACTU had afzonderlijk ieder rond de 100.000 leden. TUCSA, de door blanken overheerste federatie (zie "Nederland investeert in apartheid", blz. 63-64), kwam onder druk van de geschetste ontwikkelingen naar meer eenheid steeds meer in de problemen. In 1986 moest haar jaarlijkse konferentie worden uitgesteld omdat het aantal gedelegeerden te gering was. In juli '84 beweerde de TUCSA-leiding nog, 340.000 leden achter zich te weten, maar in september '86 was dat gedaald tot 275.000. Het was dan ook geen wonder dat deze "vijfde kolonne" zichzelf besloot op te heffen. Op 2 december vond deze opheffing, op een speciale konferentie, plaats.
HOOFDSTUK 4 NEDERLAND TEGEN APARTHEID 4.1. Inleiding Uit het slot van hoofdstuk 1 kwam het beeld naar voren, dat de huidige Nederlandse regering zich --zacht gezegd-- niet bijster inspant om een einde te maken aan het apartheidssysteem in Zuid-Afrika. Een juist beeld, dat wel, maar niet het beeld voor "geheel Nederland". Immers, al meer dan 25 jaar wordt in ons land tegen de apartheid stelling genomen en aktie georganiseerd. Deze traditie wordt met name voortgezet door drie van de vier organisaties die voor dit boekje verantwoordelijk zijn: de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN), het Komitee Zuidelijk Afrika (KZA) en de Werkgroep Kairos. Daarnaast wordt ook vanuit de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) nogal wat gedaan aan de ondersteuning van het Zuidafrikaanse verzet en het dichterbij brengen van effektieve sankties tegen het apartheidsregiem. Op de aktiviteiten die deze vier organisaties de afgelopen twee jaar --na het verschijnen van "Nederland investeert in apartheid"-- op dit front ondernamen, gaan we in dit hoofdstuk in. Daarmee ontstaat een beknopt beeld van wat Nederlandwel tegen apartheid doet. Bij de eerste drie organisaties is het, waar we hun aktiviteiten op een rij zetten, eigenlijk overbodig om daaraan toe te voegen: "tegen apartheid". Bij de akties van de vakbeweging en, sterker wellicht, van gemeentebesturen, spreekt dat minder vanzelf. Toch laten de laatste twee paragrafen van dit Deel 1 zien, dat ook hier het draagvlak voor dergelijke akties zich verbreedt en dat kansen om "iets te doen tegen apartheid" in deze verbanden meer en meer worden aangegrepen. Hopelijk worden door dit hoofdstuk degenen die nog niet in deze akties waren betrokken, gestimuleerd om ook "zoiets" te doen en wellicht worden degenen die al wel aktief waren, op aansprekende nieuwe ideëen gebracht. 4.2. Aktiviteiten van de AABN Toen in de zomer van 1985 in Zuid-Afrika de noodtoestand werd afgekondigd, reageerde de Anti-Apartheids Beweging Nederland (AABN) onmiddellijk met het organiseren van een groot aantal protest-bijeenkomsten. In maart 1986 belegde de AABN een seminar over dienstplicht in ZuidAfrika voor Nederlandse jongens, samen met onder anderen het Komitee van Zuidafrikaanse Dienstweigeraars in Nederland (COSAWR). Momenteel wordt, in samenwerking met de Socialistische Fraktie in het Europese Parlement, gewerkt aan een brochure over de deelname van tienduizenden jongens met een Europese nationaliteit aan het Zuidafrikaanse repressieapparaat. Voorts verleende de AABN diverse malen medewerking aan publikaties over de aktiviteiten van Philips in Zuid-Afrika, in Vrij Nederland, Amandla, etcetera. In 1985 werd de aktie "Apart, we zijn het zat" (Jongeren tegen apartheid) gevoerd. In de loop van '86 bracht de AABN geheel vernieuwd lesmateriaal over ZuidAfrika voor het basis- en middelbaar onderwijs uit. In juni 1986 werd, samen met het KZA en een aantal andere organisaties, een grootscheepse herdenking van het bloedbad van Soweto in 1976 georganiseerd. Sinds de gevangenneming van Klaas de Jonge en Helene Passtoors is de AABN nauw betrokken bij het voor hen opgerichte Steunkomitee. Allerhande
ondersteuning wordt verleend, zoals bij de samenstelling van het rapport van dit Steunkomitee. Sinds de zomer van 1986 voert de AABN een kampagne voor politieke en financiële steun voor het African National Congress. De bedoeling van deze kampagne is, een landelijk netwerk van solidariteit met het ANC tot stand te brengen. In tientallen plaatsen van ons land heeft dit initiatief geresulteerd in de oprichting van brede samenwerkingsverbanden en ANC-steunkomitees. Geldinzamelingen voor het ANC hebben, mede hierdoor, in 1987 reeds meer dan 1 miljoen gulden opgeleverd ! 4.3. Aktiviteiten van het KZA In het voorjaar van 1985 werd de Krugerrand-aktie met sukses afgesloten. Alle grote banken staakten de verkoop van deze Zuidafrikaanse gouden munt. Aan de aktie, die werd gekoördineerd door het Komitee Zuidelijk Afrika (KZA), deden vele landelijk organisaties --waaronder de Dienstenbond FNV en Betaald Antwoord-- aktief mee, evenals ongeveer 200 plaatselijke groepen. In september 1985 startte het KZA de aktie "Pluk geen vruchten van apartheid", gericht tegen de handel in Zuidafrikaans fruit. Aan de aktie doen onder meer de FNV, de Dienstenbond CNV, het KonsumentenKontakt, vele politieke partijen en een aantal kerkelijke organisaties mee. Ongeveer een jaar na de start bleken alle grote supermarktketens, vele detailhandelaren en enkele groothandelaren met de handel in deze apartheidsprodukten te zijn gestopt. Omdat evenwel nogal wat fruitimporteurs, groentehandelaren en marktkooplieden niet genoeg hebben gekregen van deze lukratieve handel, loopt de aktie door. Begin '86 werd de in de VS opgezette kampagne tegen de aktiviteiten van de Kon/Shell Groep in Zuid-Afrika en Namibië in Nederland op poten gezet. Onder de leus "Shell smeer 'm uit Zuid-Afrika" koördineren het KZA, de Werkgroep Kairos, de NOVIB en Pax Christi Nederland deze aktie. Deelnemers hieraan zijn zo'n 250 plaatselijke groepen, de progressieve politieke partijen, kerkelijke organisaties, organisaties van buitenlanders in Nederland, jongerenorganisaties, het IKV en, behalve de Industriebond FNV, een aantal vakbonden. De aktie legt minder dan in de VS en Engeland (zie hoofdstuk 1) de nadruk op de boykotkant. Aktiemiddelen zijn hier: het verspreiden van informatie; oproepen aan organisaties en individuen om te protesteren en om geen Shell-produkten (benzine, stookolie, kolen) meer te gebruiken; het organiseren van picketlines bij het hoofdkantoor, andere vestigingen en tankstations van Shell; het benaderen van institutionele en individuele beleggers met het verzoek om hun aandelen Shell van de hand te doen. Voorts heeft het KZA de afgelopen tijd aktie gevoerd tegen de banden van de KLM met Zuid-Afrika, samen met Kairos voor een kolenboykot en, samen met Kairos en het Shipping Research Bureau, voor versterking van het olie-embargo tegen Zuid-Afrika. (Dit Bureau is in 1980 opgericht door KZA en Kairos. De informatie hiervan trekt internationaal zeer de aandacht). Tenslotte zijn de akties voortgezet op het gebied van de kulturele en sport-boykot van Zuid-Afrika en voor politieke en materiële steun aan het ANC, de Namibische bevrijdingsbeweging SWAPO en de frontlijnstaten.
4.4. Aktiviteiten van de Werkgroep Kairos De Werkgroep Kairos heeft zich steeds ingezet voor grotere pressie op (blank) Zuid-Afrika. Centraal stond daarin de rol van de Kon/Shell in ZuidAfrika. Nog steeds is de aandacht op de aktiviteiten van dit koncern gericht (zie hiervóór, bij het KZA). Niettemin zijn er diverse aktiviteiten bijgekomen. In 1986 heeft Kairos, samen met elf kerkelijke organisaties, de kampagne "Steunt uw geld apartheid ?" opgezet. Centraal stond: stopzetting van Nederlandse investeringen; beëindiging van het toerisme; een verbod op de invoer van Zuidafrikaanse produkten, zoals fruit. Deze kampagne heeft reeds veel losgemaakt in de Nederlandse kerken. Kairos voedt de diskussie rond de kerkelijke beleggingen. Zo hebben zowel de Hervormde als de Gereformeerde Kerken uitgesproken dat beleggingen in bedrijven met belangen in Zuid-Afrika in principe ongewenst zijn. Beide kerken worstelen evenwel met de uitvoering van deze besluiten. Enkele andere kerken, zoals de Lutherse Kerk en de Remonstrantse Broederschap, hebben wel hun "besmette" aandelen verkocht. Daar staat tegenover dat de kerkelijke pensioenfondsen nog weinig bereidheid vertonen, datzelfde te doen. Dit geldt ook voor het PGGM, waarbij zeer veel kerkelijke en welzijnsinstellingen zijn aangesloten. De druk op deze pensioenfondsen is echter sterk toegenomen. Zoals al opgemerkt, voeren Kairos en KZA samen aktie voor een boykot van Zuidafrikaanse steenkool. In Nederland hebben veel kolencentrales en gemeenten inmiddels verklaard, deze steenkool niet meer te zullen verstoken. Inmiddels richt de aandacht zich nu vooral op de EG. Kairos is nauw betrokken bij aktiviteiten om de illegale verwerking van Namibisch uranium bij de Urenco-fabriek in Almelo te stoppen. De VNRaad voor Namibië bereidt momenteel een proces voor tegen Urenco. Tenslotte probeert de Werkgroep Kairos vakbonden, ondernemingsraden en individuele werknemers --met wisselend sukses-- te betrekken bij akties voor verbreking van banden met Zuid-Afrika. 4.5. De vakbeweging in aktie tegen apartheid Zoals in hoofdstuk 3 al bleek, voltrekken de ontwikkelingen in de Zuidafrikaanse vakbeweging zich in een heel hoog tempo. Centraal daarin staan de oprichting van COSATU en de vorming van de NACTU-federatie door CUSA en AZACTU. Beide nieuwe organisaties hebben besloten om zich niet aan te sluiten bij een van de drie "vakbondsinternationales": het IVVV (Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen, waarbij de FNV is aangesloten), het WVV (Wereldverbond van Vakverenigingen) en het WVA (Wereldverbond van de Arbeid). CUSA was weliswaar lid van het IVVV, maar gaf dit lidmaatschap op bij de vorming van NACTU. Hiermee is de situatie ontstaan, dat geen van deze drie "koepels" in Zuid-Afrika bovengronds opererende vakcentrales als lid hebben. Daar staat tegenover dat een groot aantal van de bonden van COSATU en NACTU zijn aangesloten bij de Internationale Beroepssekretariaten van het IVVV. De FNV hanteert in deze situatie de beleidslijn dat in beginsel alle onafhankelijke vakbonden die aktief zijn in de strijd voor een niet-raciale vakbeweging, voor steun door de FNV en haar bonden
in aanmerking komen. De kanalisatie en koördinatie van die steun verloopt merendeels via het IVVV. In oktober '86 vond in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka een belangrijke konferentie plaats, georganiseerd door het IVVV. Hoofddoelen waren de aanscherping van het beleid, de versterking van de kontakten met de Zuidafrikaanse vakbeweging en het manifesteren van solidariteit met de vakbondsstrijd in Zuid-Afrika. De konferentie benadrukte dat genomen sankties dwingend moeten worden opgelegd; evenzo dat een officieel systeem van toezicht op de naleving daarvan in het leven moet worden geroepen. Besloten werd om op alle mogelijke manieren druk uit te oefenen op multinationale ondernemingen die in de "thuislanden" investeren. Ook zou de kampagne versterkt moeten worden voor het terugtrekken van investeringen van pensioenfondsen uit ondernemingen met aandelen in Zuidafrikaanse bedrijven. Hernieuwde aandacht kreeg in Lusaka de steun aan de frontlijnstaten. Benadrukt werd de noodzaak om te komen tot uitgebreide ondersteuning en kompenserende aktiviteiten voor deze landen. Wekelijks demonstreerden FNV'ers in het najaar van 1986 bij de Zuidafrikaanse ambassade in Den Haag. Vanuit de FNV en het EVV (Europees Verbond van Vakverenigingen) werd druk uitgeoefend op de nationale overheden en de EG om te komen tot een verdergaand sanktiebeleid. De FNV en de bij haar aangesloten bonden hebben de afgelopen jaren landelijk, plaatselijk en binnen bedrijven hun akties en kampagnes voortgezet om het sanktie -en boykotbeleid aan te scherpen en om de ondersteuning van de Zuidafrikaanse vakbeweging te versterken. Lichte vooruitgang werd geboekt waar het gaat om aktieve deelname van bedrijfsledengroepen en ondernemingsraden aan deze en soortgelijke aktiviteiten. De werkgroep Internationale Zaken van de COR (Centrale Ondernemingsraad) van Unilever is en blijft een positieve uitschieter. Toch krijgt die nu, naar het zich laat aanzien, elders navolging. De werkgroep bij het Shelllaboratorium in Amsterdam zet zijn aktiviteiten voort, onder meer via het blad van de bedrijfsledengroep (waarvan ten behoeve van hoofdstuk 5 dankbaar gebruik is gemaakt, eindred.). f In een groot aantal bedrijven staat het punt "Ons bedrijf en Zuid-Afrika" regelmatig op de agenda van de ondernemingsraad of de bedrijfsledengroep. Zo vroeg de OR van de KLM de direktie om tekst en uitleg inzake de voortzetting van de vluchten op Zuid-Afrika. Ook op OR-scholingskursussen is dit punt regelmatig terug te vinden. De Industriebond FNV intervenieerde bij de Philips-top in Eindhoven toen 55 werknemers bij Philips-dochter Glassworks in Port Elizabeth, ZuidAfrika, werden ontslagen. En met sukses. In juni 1986 voerde de FNV een kaartenaktie, waarmee de Nederlandse overheid werd verzocht om eindelijk over te gaan tot effektieve sanktiemaatregelen. Enige tienduizenden vakbondsleden gaven gehoor aan de oproep en stuurden de kaart in. Het solidariteitsfonds van de FNV, "Wij en Zij", startte een kampagne ter ondersteuning van de hulp aan de onafhankelijke zwarte vakbeweging. Dat de kontakten met Zuidafrikaanse vakbonden zijn geintensiveerd, kwam onder meer
tot uiting in langdurige stages van Zuidafrikaanse kaderleden in ons land. Zo bezochten in '85 delegaties van de Commercial & Catering Workers' Union of South Africa (CCAWUSA) Nederland, in '86 gevolgd door een delegatie van de Transport and General Workers' Union (TGWU). FNV-bonden onderschreven het Shell-"schaduwrapport". Anders dan de Amerikaanse vakbeweging, zijn de Europese vakcentrales niet overgegaan tot oproepen voor een konsumentenboykot van Shell-produkten. Het accent ligt bij het uitoefenen van druk in de richting van desinvesteringen en sanktiemaatregelen. Veel van deze en andere aktiviteiten zijn ondernomen samen met de antiapartheidsorganisaties in Nederland; dit boek is een voorbeeld van deze samenwerking. 4.6. Gemeenten tegen apartheid 4.6.1. Inleiding Uit hoofdstuk 1 bleek al, dat een beroep op de Nederlandse overheid om over te gaan tot scherpere, meer omvattende sankties tegen het apartheidsregiem, bij de huidige politieke verhoudingen weinig perspektief lijkt te bieden. We moeten daaraan toevoegen: "op de landelijke overheid". Want nogal wat gemeentebesturen in ons land hebben niet langer gezwegen en afgewacht, maar zijn zelf op anti-apartheidsgebied aktief geworden. Over dit gemeentelijke nivo gaat deze paragraaf. Steeds meer progressieve raadsfrakties plaatsen maatregelen tegen ZuidAfrika op de agenda en proberen, een meerderheid hiervoor te krijgen. Op plaatselijk nivo staan het CDA en zelfs de VVD vaker verdergaande maatregelen tegen het apartheidsregiem voor dan landelijk. Dit maakt in veel gevallen een brede ondersteuning van een anti-apartheidsmotie mogelijk. Naar aanleiding van deze groei in gemeentelijke aktiviteiten heeft het KZA in maart '86 de brochure "Gemeenten tegen apartheid" uitgegeven. Hierin worden allerlei mogelijkheden aangegeven voor een anti-apartheidsbeleid op kultureel, sport-, ekonomisch en voorlichtingsterrein. Inmiddels zijn ruim tien gemeenten overgegaan tot een sporten/of kulturele boykot van Zuid-Afrika. Dit is een zinnige bijdrage aan de isolering van het apartheidsregiem. Zuid-Afrika betaalt vaak enorme bedragen om artiesten of sportlieden naar dat land toe te halen. Behalve het bieden van vermaak voor de blanke bevolking, is het doel hiervan ook om Zuid-Afrika te laten vóórkomen als een normaal en geaccepteerd lid van de westerse wereld. Boykots moeten dit beeld helpen doorbreken. Behalve dat er maatregelen op het gebied van sport en kultuur tot stand zijn gekomen, zijn er in tientallen gemeenten straatnamenkommissies opgericht teneinde, meestal in nieuwe wijken, straten naar Zuidafrikaanse verzetstrijd(st)ers te vernoemen. Ook worden scholen benaderd om meer informatie over de apartheid in Zuid-Afrika in lesprogramma's op te nemen; projekten van ANC en Swapo worden financieel gesteund; in advertenties en artikelen in de lokale pers wordt veelal de tekst van de aangenomen motie geplaatst, gekombineerd met een oproep aan bevolking en bedrijfsleven om "alles na te laten wat het
apartheidsregiem in de kaart speelt". Onlangs vond de gemeente Den Haag het tijd om deze aktiviteiten te bundelen. Ze organiseert in oktober '87 de eerste gemeentelijke anti-apartheidskonferentie van ons land. De bedoeling is dan een netwerk op te richten van gemeenten die bij deze strijd betrokken zijn. Kortom, een skala van aktiemogelijkheden dient zich op dit nivo aan. Vooral op ekonomisch terrein kunnen gemeenten hun eigen bijdrage leveren aan de strijd tegen de apartheid. Ze zijn zelf "grootverbruikers" en opdrachtgevers aan bedrijven, geven soms grond in erfpacht uit en verstrekken vergunningen aan bedrijven die zich willen vestigen. Deze positie kan een gemeentebestuur gebruiken, bijvoorbeeld door van een bedrijf te verlangen dat het geen zaken doet met Zuid-Afrika. Toen het KZA in augustus 1984 een landelijke aktie startte tegen de verkoop van de Krugerrand, namen talrijke gemeenteraden moties aan van deze strekking. Ze oefenden druk uit op banken om de verkoop stop te zetten, soms onder de dreiging, rekeningen op te zeggen als de bank in kwestie niet aan dit verzoek voldeed. Deze gemeentelijke akties droegen flink bij aan het sukses van de aktie. 4.6.2. Gemeentelijke boykot van Zuidafrikaanse produkten Bij de boykotaktie "Pluk geen vruchten van apartheid", in 1985-'86, zijn gemeenten ook aangesproken als "grootverbruikers" van fruit en wijn. Inmiddels zijn er in 38 Nederlandse gemeenten moties aangenomen die zich uitspreken tegen het gebruik van Zuidafrikaanse produkten. Fruit en wijn uit Zuid-Afrika worden geweerd bij de gemeentelijke diensten en instellingen van onder meer Amsterdam, Den Haag, Arnhem, Culemborg, Leeuwarden, Leiden, Waddinxveen, Zandvoort en Zutphen. Veelal worden plaatselijke zieken-, bejaarden- en verzorgingshuizen van gemeentewege opgeroepen, mogelijk gebruik van Zuidafrikaans fruit te beëindigen. Ook de plaatselijke middenstand wordt steeds vaker verzocht, deze boykot te ondersteunen. Sommige gemeenten laten het bij zo'n oproep, anderen zijn aktiever. De gemeente Schagen, bijvoorbeeld, heeft in april 1986 een boykot van Zuidafrikaanse produkten afgekondigd. Drie maanden daarna signaleerde een gemeenteraadslid bij een groentewinkel Zuidafrikaans fruit. Dat werd echter verkocht alsof het uit Israël afkomstig was. Hierover werden vragen gesteld in de raad van Schagen. De burgemeester besloot de politie in te schakelen. De aanklacht luidde: "Misleiding van het kopend publiek". Aangezien de betrokken middenstander zei, niet te weten dat het om Zuidafrikaans fruit ging en het de eerste keer was, besloot de Officier van Justitie niet te vervolgen maar te volstaan met een waarschuwing. Gemeenten kunnen uiteraard middenstand en handel niet dwingen, de verkoop van Zuidafrikaanse produkten te staken. Het voorbeeld van Schagen laat echter zien dat er, als oproepen hiertoe worden genegeerd, toch wel het een en ander te bedenken valt om datzelfde te bereiken. 4.6.3. Gemeentelijke boykot van bedrijven Amsterdam komt de eer toe, de eerste Nederlandse stad te zijn die de boykot van Zuidafrikaanse produkten heeft gekoppeld aan de bedrijven die deze produkten verkopen. Op aandrang van de AABN en het KZA stelden B&W van de
hoofdstad een veelomvattende nota op. Ze kondigden daarin de volgende ekonomische maatregelen aan: "De gemeente zal zo min mogelijk zaken doen met, dan wel produkten kopen bij bedrijven die Zuidafrikaanse produkten verkopen. De gemeente zal zich richten tot een aantal van de grootste Nederlandse bedrijven waar Amsterdam kontakt mee heeft en die relaties met Zuid-Afrika onderhouden. In deze kontakten zal de gemeente er op aandringen dat de ekonomische relaties met Zuid-Afrika worden beëindigd, dat wordt afgezien van nieuwe investeringen in Zuid-Afrika en dat de bestaande investeringen in ZuidAfrika worden teruggetrokken. De gemeente zal zich in het bijzonder richten op die bedrijven die, ondanks de huidige situatie in Zuid-Afrika, doorgaan met nieuwe investeringen en hen meedelen dat, wanneer de engagementen met Zuid-Afrika toch worden uitgebreid en beroepen als deze tevergeefs blijken, de gemeente in de toekomst geen aankopen meer bij dergelijke bedrijven zal kunnen verrichten". Ook Arnhem is één van de gemeenten die ekonomische maatregelen tegen de apartheid heeft genomen. Dat zal weinig geïnteresseerden zijn ontgaan. Op 8 november 1986 zei de CDA-fraktie in de Arnhemse gemeenteraad haar medewerking aan het Kollege van B&W op. Enkele dagen eerder had een linkse meerderheid in de raad een anti-apartheidsmotie aangenomen. Daarin werd onder meer bepaald dat bedrijven en instellingen die ekonomische banden met ZuidAfrika zouden blijven onderhouden, eventueel geen gemeentelijke opdrachten meer zouden krijgen. Deze motie deed zoveel stof opwaaien, dat 't leek of in Arnhem de revolutie was uitgebroken. Dat in Amsterdam een paar maanden daarvoor een motie met soortgelijke strekking was aangenomen, nota bene gesteund door CDA en VVD, was geheel uit het zicht verdwenen. Arnhem is vaak in de pers gekomen met haar anti-apartheidsmotie, maar dan voornamelijk vanwege het hoog opgelopen konflikt tussen PvdA en CDA. In andere gemeenten is het veel soepeler gegaan. De gemeente Ooststellingwerf, bijvoorbeeld, nam eind '86 de volgende motie aan: ....... overwegende dat het apartheidsregiem in Zuid-Afrika wordt veroordeeld; van mening zijnde dat met het doen van een dergelijke uitspraak niet kan worden volstaan, doch dat ook daadwerkelijk iets zal moeten gebeuren; legt op grond daarvan de volgende beleidslijn vast: zolang het bestaande apartheidsregiem in Zuid-Afrika bestaat, verbreekt de gemeente als konsument, voor geheel nieuwe aanschaffingen de handelsbetrekkingen met die bedrijven die direkte handelsrelaties met ZuidAfrika hebben. Aan vestiging van dergelijke bedrijven binnen de gemeente wordt geen medewerking verleend. Dit betekent dat bij vestigingsaanvragen de gemeente uitsluitend datgene doet dat op grond van de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur noodzakelijk is". 4.6.4. Politiek en juridisch tegenweer Politieke en juridische tegenakties tegen voortvarend gemeentelijk antiapartheidsbeleid bleven niet uit. Vooral de eventuele maatregelen tegen bedrijven zorgden voor nogal wat beroering in ondernemers- en aanverwante kringen. Het VNO (Verbond van Nederlandse Ondernemingen) dreigde, bij monde van haar voorzitter Van Lede, al gauw met een "tegenboykot" van
gemeenten die geen opdrachten meer zouden verlenen aan bedrijven die banden met Zuid-Afrika onderhouden. Bovendien nam het VNO juridische stappen: het legde de befaamde passage in de Arnhemse motie voor vernietiging voor bij de regering. Totnogtoe heeft deze hier geen besluit over genomen. Minister van Justitie Korthals Altes antwoordde in januari '87 op kamervragen van de VVD, dat de regering inzake de gemeentelijke boykot-akties nog geen standpunt heeft ingenomen. Ze onderzocht "de wenselijkheid en de mogelijkheid" om wat dit aangaat richtlijnen op te stellen, aldus Korthals Altes. Sommige lokale politici lopen op dit onderzoek vooruit en beweren dat een boykot van bedrijven niet mag. Ze verwijzen dan met graagte naar een ander besluit van de Arnhemse raad dat inmiddels wel getroffen is door vernietiging, nl. dat om voortaan bedrijven te boykotten die betrokken zijn bij aanleg en bouw van de Woensdrecht-basis om deze geschikt te maken voor kruisraketten. Het kabinet-Lubbers gebruikte artikel 1 van de Grondwet als argument voor vernietiging. Dit non-diskriminatie-artikel is pas in 1981 opgenomen en luidt: "Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Diskriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan". Volgens de regering verdraagt uitsluiting van bedrijven op politieke overwegingen zich niet met dit artikel: "De gemeente Arnhem zal aldus geen acht mogen slaan op een voor een goede uitvoering van de opdracht niet relevante omstandigheid als deelname aan een door het gemeentebestuur onwelvallig geacht project". Het vernietigingsbesluit met betrekking tot "Woensdrecht" kan dan ook voor de anti-apartheidsstrijd een probleem worden. De uitspraak biedt aangrijpingspunten om op dit gebied eveneens politieke onwil te verbergen achter (pseudo-)juridische argumenten (1). Het zou wel tamelijk van de gekke zijn, als uitgerekend dit grondwetsartikel ook tegen de antiapartheidsstrijd zou worden gebruikt ! Maar ook dan hebben, waar de politieke wil met enige kreativiteit gekombineerd wordt, gemeenten toch nog voldoende mogelijkheden om bedrijven te boykotten die banden hebben met Zuid-Afrika. Er kan bijvoorbeeld ook een wellicht vereist zakelijk argument van gemeentewege gevonden worden. Ook kan men, in plaats van een "boykot", spreken van een "vooorkeursbeleid" ten opzichte van bedrijven zonder banden met Zuid-Afrika. Evenzo kan er stilzwijgend worden geboykot. Maar dat heeft een aantal nadelen, vooral dat er geen politieke stellingname naar buiten komt. Dit laat zien dat de diskussie over het boykotten van bedrijven die relaties met Zuid-Afrika onderhouden, bovenal op politiek nivo gevoerd moet (blijven) worden. Dat blijkt niet steeds eenvoudig. Enkele gemeentebesturen aarzelen en dreigen terug te krabbelen. Ze willen aangenomen boykotmoties liever niet uitvoeren en staan niet te springen om op dit punt konfrontaties met bedrijven aan te gaan. Gelukkig zijn er óók die niet bang zijn hun nek uit te steken. Zoals de noordelijke gemeenten Ooststellingwerf. Weststellingwerf en Emmen. Die weigerden in de zomer van '87 een aanbieding van personal
computers van Olivetti vanwege de vestigingen van dit Italiaanse bedrijf in ZuidAfrika. 4.6.5. Gemeentelijke akties tegen Shell In het kader van de (internationale) kampagne tegen de rol van Shell in ZuidAfrika en Namibië, hebben 37 Nederlandse gemeenten totnogtoe een motie aangenomen waarin Shell verzocht wordt alle banden met het apartheidsregiem te verbreken. Groningen, Haarlem, Wageningen, Diemen, Finsterwolde, Hoogezand-Sappemeer, Goes, Born, Smallingerland en Leeuwarden, allen behoren ze tot de gemeenten die van mening zijn dat Shell medeverantwoordelijk is voor het voortduren van de apartheid. Sommige gemeenten beperkten zich niet tot een oproep, maar besloten er daadwerkelijk konsekwenties aan te verbinden. Zo heeft Emmen de gemeentelijke diensten opdracht gegeven, geen Shell-benzine meer te tanken. Waddinxveen heeft de gemeente-leverancier gevraagd, voortaan geen Shell-produkten meer af te geven en over te gaan op een ander merk. Ooststellingwerf besloot helemaal geen Shell-produkten meer aan te schaffen, zoang dit koncern nog aktiviteiten in Zuid-Afrika ontplooit. De Shell-top is boos over al deze aktiviteiten en steekt dat niet onder stoelen of banken. Ze stuurde verschillende gemeenten een brief, waarin ze hen verweet, met hun akties verwarring te scheppen over het Nederlandse beleid ten aanzien van Zuid-Afrika en de besluitvorming van regering en parlement te doorkruisen. Nu is er op regeringsnivo nauwelijks sprake van enig anti-apartheidsbeleid, dus dat doorkruisen lijkt moeilijk. Zolang er op korte termijn geen nieuwe sankties tegen Zuid-Afrika te verwachten zijn, kunnen gemeenten juist een belangrijke aanvullende rol spelen en doorgaan met het nemen van eigen initiatieven. Zoals bijvoorbeeld de gemeente Leiden heeft gedaan. Zij nam onlangs het initiatief tot het organiseren van een debat tussen 42 gemeenten en Shell, teneinde eens te meer duidelijk te maken dat het koncern alle banden met het apartheidsregiem moet verbreken. VOETNOOT (1) De jurist T. Holterman schreef in een reaktie (Het Vrije Volk, 11-2-1987) dat de vernietiging van de Woensdrecht-motie in allereerste instantie een politieke beslissing was. Bij de parlementaire diskussie over de grondwetsherziening en artikel 1 daarvan, in 1981, waren VVD en CDA volgens Holterman bang dat er helemaal niet meer gediskrimineerd zou mogen worden, bijvoorbeeld op politieke gezindheid. De regering antwoordde daar toen op, "dat de bepaling dat diskriminatie wegens politieke gezindheid niet is toegestaan ( ......... ) niet zonder meer betekent, dat bij benoemingen in openbare dienst geen rekening gehouden mag worden met iemands politieke opvattingen en handelingen". In zo'n geval mag dus tot niet-benoeming worden overgegaan en dat zou volgens artikel 1 geen diskriminatie opleveren. Holterman geeft hiermee aan dat artikel 1 niet absoluut is, noch als zodanig is bedoeld. Het betekent immers, zo stelt hij, "dat je bij de toepassing van artikel 1 GW ruimte overlaat voor politieke interpretatie. De regering heeft wegens haar politieke kleur in de
Arnhemse kwestie niet van die ruimte gebruik willen maken, maar daarmee is het vernietigingsbesluit wel een politieke beslissing gebleven". Manifestatie van de Mijnwerkersbond NUM DEEL 2 ZAKENPARTNERS IN APARTHEID In dit deel geven we eerst een overzicht van de aktiviteiten van Nederlandse bedrijven in Zuid-Afrika. Het gaat medio 1987 om 16 ondernemingen die hun (of, zoals in het geval van Shell en Unilever, een) hoofdzetel in Nederland hebben en in Zuid-Afrika nog steeds investeringen hebben. In paragraaf 5.1. zijn hun belangen opgesomd. Daarnaast zijn er talrijke ondernemers die vanuit ons land handels- en licentierelaties met Zuid-Afrika onderhouden. Deze relaties zijn te vinden in par. 5.2. De teksten die we over de betrokken bedrijven konden opstellen op basis van openbare bronnen, hebben we aan de direkties voorgelegd met het verzoek om kommentaar. De meeste bedrijven reageerden op dit verzoek binnen een maand. Waar dat aan de orde was, hebben we die reakties ook verwerkt (Zie "brief van ..... bij de bronnen). Een aantal direkties volhardde in stilzwijgen. Dit deel is vollediger dan deel 2 van onze publikatie "Nederland investeert in apartheid", dankzij een veel uitgebreidere inventarisatie van Zuidafrikaanse bedrijven in Nederland. Dit is mogelijk geworden door een onderzoek van de stichting OSACI. Als inleiding op deze inventarisatie zijn bovendien paragrafen opgenomen over de buitenlandse expansie van het Zuidafrikaanse bedrijfsleven en over de aard van deze belangen. Terugtrekkingen Sinds de 2e druk van "Nederland investeert in apartheid" (september 1985) is er op dit front heel wat gebeurd. Zes Nederlandse bedrijven hebben zich geheel uit Zuid-Afrika teruggetrokken. Het zijn: Hagemeyer, Van Heugten, Holland International, de Hollandse Beton Groep, Nutricia en de SHV. De Nederlands-Britse filmmaatschappij Cinema International BV stootte haar 31 Metro-bioskopen in Zuid-Afrika af (Deze zijn overgenomen door de Zuidafrikaanse onderneming New Century Entertainment Group). Verder is naderhand gebleken dat de Anker Kolen Maatschappij zich al vóór 1985 uit ZuidAfrika had teruggetrokken. Voor twee van deze bedrijven liggen de belangrijkste redenen voor vertrek in de protesten in Nederland tegen hun investeringen in Zuid-Afrika. Holland International stopte in het najaar van 1985 met de verkoop van toeristische reizen naar Zuid-Afrika, nadat de Anti-Apartheids Beweging Nederland akties tegen deze aktiviteiten had aangekondigd. Later werden ook de vijf kantoren van het bedrijf in Zuid-Afrika gesloten. De Steenkolen HandelsVereniging (SHV) verkocht haar belangen in Zuid-Afrika, nadat drie vestigingen van haar dochterbedrijf de MAKRO in vlammen waren opgegaan. Deze brandstichting werd geclaimd door de aktiegroep RARA (Revolutionaire Anti-Racistische Axsie). De overige MAKRO-vestigingen konden niet langer verzekerd worden,
liet het bedrijf weten, waardoor het gedwongen werd om Zuid-Afrika te verlaten. De MAKRO-branden en het daarop volgende vertrek van de SHV uit Zuid-Afrika hebben in Nederland een uitvoerige diskussie losgemaakt over het aktievoeren tegen ondernemingen met belangen in Zuid-Afrika. De meningen liepen uiteen van "terreur" tot "heel wat effektiever dan de anti-apartheids-beweging". De uitgevers van dit boek wijzen brandstichting als middel om bedrijven te dwingen om Zuid-Afrika de rug toe te keren, volstrekt af. Er zijn andere, betere middelen waarmee hetzelfde bereikt kan worden: zie het vertrek van Holland International. Ook zal dit soort harde akties lang niet altijd tot het beoogde terugtrekken leiden. Ook Shell-pompstations zijn herhaaldelijk vernield, maar Shell zal eerder tot desinvestering overgaan ten gevolge van een konsumentenboykot dan uit angst voor brandstichting. Nog veel belangrijker is dat akties als die van RARA hun doel voorbij schieten. Het gaat niet om het vertrek van een of twee bedrijven, maar om een algehele ekonomische boykot. Die moet --samen met het verzet van het ANC, het UDF, COSATU en andere organisaties in Zuid-Afrika-- het apartheidsregiem dwingen tot overdracht van de macht aan een demokratisch gekozen regering. Brandstichtingen en dergelijke zullen eerder tot vermindering dan tot vergroting van de steun onder de bevolking voor zo'n boykot leiden ! Naast de bedrijven die zich helemaal uit Zuid-Afrika hebben teruggetrokken, zijn er een aantal die hun investeringen hebben afgestoten maar nog wel een handelsof licentierelatie met Zuid-Afrika hebben: Akzo, de ABN, de Amro en Van Leeuwen Buizen. Gegevens over deze verbindingen zijn dan ook in het tweede deel van hoofdstuk 5 opgenomen. Daarnaast zijn er organisaties die als "dienstverleners" voor Zuidafrikaanse investeerders in Nederland opereren: trustmaatschappijen, accountants, notarissen, en dergelijke. Deze "kollaborateurs" worden in hoofdstuk 6 opgesomd. Van de lijst van bedrijven met handels- en licentierelaties met Zuid-Afrika die in "Nederland investeert in apartheid" was opgenomen, zijn de volgende bedrijven verwijderd: Jean Berger, Bergkelder, Bolnes, Bulthuis, Caves Hubert, DAF Trucks, DeBussy Ellerman, Forbo, Kromhout, H.M. Snijder, Vinke & Co., Voskamp Agroprojecten, en Wijnkopershuis Westerink & Van Leeuwen. De meeste van deze bedrijven hebben hun relatie met Zuid-Afrika in of na 1985 beëindigd. Een enkel bedrijf werd in onze vorige publikatie ten onrechte vermeld. HOOFDSTUK 5 NEDERLANDSE BEDRIJVEN IN ZUID-AFRIKA 5.1. Investeringen ABN Het beleggingsfonds Goldmines heeft in de loop van 1985 al haar belangen in Zuid-Afrika van de hand gedaan en heeft tevens een andere naam gekregen, nl. National Resources Fund (1). Daarmee zijn alle investeringen van de Algemene Bank Nederland (ABN) in Zuid-Afrika beëindigd (2). Zie verder onder "Handelsen licentierelaties". BRONNEN: (1) brief ABN aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland,
2-12-1986; (2) brief ABN aan de AABN, 9-4-1987. Akzo Akzo zelf heeft in Zuid-Afrika geen produktie-lokatie of verkooporganisatie meer (1). Zie verder onder "Handels- en licentierelaties". BRON: (1) brief van Akzo aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 17-3-1987. Amro De Amro-bank heeft geen aktiviteiten met een investeringskarakter meer in ZuidAfrika. Zie verder onder "Handels- en licentierelaties". Van Berkel's Patent In 1985 verkreeg de Nederlandse Participatie Maatschappij een belang in Maatschappij Van Berkel's Patent NV (1). BRON: (1) Het Financieele Dagblad, 22-10-1985. Bols Bols beweert, naar aanleiding van een aktie van de Solidariteitsgroep NieuwVennep op de aandeelhoudersvergadering, geen "produktie- of verkoopbedrijf met Afrikaanse werknemers" in Zuid-Afrika te hebben (1). Officiële bronnen vermelden evenwel anders (2). BRONNEN: (1) brief van Bols, 18-6-1986; (2) Who Owns Whom 1986. Grasso In oktober 1985 mengde Grasso's Koninklijke Machinefabrieken NV zich in het Financieele Dagblad in de diskussie rond de EG-Gedragskode. Allereerst werd meegedeeld dat de grootste vestiging van Grasso buiten Nederland zich in ZuidAfrika bevindt. Deze vestiging droeg 10 % van de koncern-omzet bij; in 1987 zal dat ca. 5 % worden (1). Vervolgens valt een interview te lezen met ir. van Lammeren, voorzitter van de Raad van Bestuur. Zijn eerste argument klinkt vertrouwd: "Wij hebben niets te maken met politie- of militaire zaken. Wij zijn strikt bezig in de voedselvoorziening en die zal altijd moeten blijven bestaan, welk systeem er ook is". Van Lammeren vervolgt onder meer met: "Als technologisch belangrijke bedrijven weg zouden gaan uit Zuid-Afrika, zal dat op korte termijn de positie van het regiem waarschijnlijk verzwakken, maar op lange termijn betekent het denk ik een stimulans om de eigen elektronika-industrie tot ontwikkeling te brengen" (2). Onze reaktie hierop: er zal niet alleen gedesinvesteerd moeten worden, maar ook zullen licentiekontrakten en dergelijke verbroken respektievelijk niet aangegaan moeten worden. Tenslotte wijst Van Lammeren erop dat konkurrerende ondernemingen uit andere landen in het gat zouden springen dat Grasso bij een eventueel vertrek achterlaat (2). Dit wordt steeds onwaarschijnlijker nu tal van ondernemingen, de Amerikaanse voorop, zich terugtrekken uit Zuid-Afrika en/of hun handels- en licentierelaties verbreken. Begin 1986 kondigde de FNV aan, met Grasso in diskussie te zullen treden over terugtrekken uit Zuid-Afrika (3).
BRONNEN: (1) brief van ir. L.M. Hamaker, Raad van Bestuur Grasso, aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 18-3-1987; (2) Het Financieele Dagblad, 17-10-1985; (3) Amandla, februari 1986. Hunter Douglas In juni 1986 wordt gemeld dat Hunter Douglas een tweejarig huurkontrakt afsluit voor kantoorruimte in de plaats Randburg (1). Hunter Douglas verstrekte licenties voor de produktie van aluminium panelen aan de Zuidafrikaanse ondernemingen Kool Aluminum en Aluman (2). BRONNEN: (1) Financial Mail, 27-6-1986; (2) Financial Mail, 28-2-1986 IHC Op een ingewikkelde manier, onder meer via IHC Caland, Forasol en Foramer, heeft de holdingmaatschappij IHC Inter een minderheidsbelang in de boorplatforms Nymphea en Actinia. Deze platforms zijn voor enkele jaren verhuurd aan de Zuidafrikaanse staats-oliemaatschappij SOEKOR. Ze zijn werkzaam in Mosselbaai (1). In 1985 werd gemeld dat in Mosselbaai exploiteerbare hoeveelheden gas aangeboord waren. Vanwege de sanktie-dreiging zou het apartheidsregiem zo snel mogelijk tot exploitatie daarvan willen overgaan (2). Een jaar later bleek IHC Caland haar belang in Forasol en Foramer van 33 naar 20 % te willen terugbrengen, vanwege de wereldwijde problemen in de oliewinning (3). BRONNEN: (1) Financial Mail, 6-7-1984; (2) Financial Mail, 11-10-1985; (3) De Volkskrant, 9-9-1986; brief met bijlage aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 16-3-1987. Internatio Müller Internatio Müller NV produceert in Zuid-Afrika voornamelijk plastic draad en chemische produkten. Verder houdt het bedrijf zich er bezig met de import van machines. Onder Internatio Müller (ZA) vallen in totaal rond 250 mensen. Wat betreft de resultaten wordt er in Zuid-Afrika al een aantal jaren quitte gespeeld. J.G. Doeksen, lid van Internatio's Raad van Bestuur, merkte hierover op: "We kijken daar de kat uit de boom. We hebben ervoor gezorgd dat het financiële risiko minimaal is. Er gaat geen geld heen, maar er komt ook niets uit" (1). Dat lijkt in tegenspraak met een mededeling aan de pers, enkele dagen eerder, van zijn president-direkteur J.A.P. Montijn: "Het zal duidelijk zijn dat onze werkmaatschappij in Zuid-Afrika een uiterst moeilijke tijd doormaakt" (2). Nog in '85 ontsloeg Internatio, naar haar zeggen "vanwege de verslechterde ekonomische situatie", 20 arbeiders van haar Zuidafrikaanse produktiebedrijf, Reef Plastics & Chemicals (3). BRONNEN:
(1) Het Financieele Dagblad, 4-9-1985; (2) persbericht Internatio, 2-9-1985; (3) brief van Internatio Müller (ZA) aan de Nederlandse Ambassade in Zuid-Afrika, 12-2-1986. Isdale Holdings Isdale Holdings is sinds 7 augustus 1984 gevestigd in Amsterdam. De vier direkteuren wonen in Nederland en Zwitserland. Volgens de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde stukken houdt Isdale zich bezig met het beheren van vermogens, financieren van ondernemingen en andere financieringen (1). In Zuid-Afrika is het bedrijf eigenaar van G & D Sable Holdings (2), een beleggingsmaatschappij in onroerend goed. In 1982 waren de aandelen in handen van de direkteuren, J. Nash en G.J. Perrins. De kontrole lag sinds '81 bij International Investment Consultants en Isdale Holdings. G & D Sable bezit onder meer een hotel in Johannesburg en twee hotels in Pretoria. Men heeft een belang van 100 % in Prestige Building & Office Cleaners (3). Verder heeft G & D Sable een belang van 50 % in het Gardens Hotel te Kaapstad en bestaat er een leaseovereenkomst met Protea Hotel (4). In 1984 werd een kantoorblok van 12 verdiepingen in Johannesburg gekocht (5). In 1986 schijnt G & D Sable het minder goed te doen, vanwege leegstand in de Zuidafrikaanse flats. Desondanks wordt melding gemaakt van een gezonde financiële struktuur (6). Merkwaardig is in berichten van de laatste jaren dat de Nederlandse holdingmaatschappij, Isdale Holdings, niet meer als aandeelhouder vermeld wordt (7). BRONNEN: (1) uittreksel Kamer van Koophandel, 1987; (2) Who Owns Whom, South Africa, 1986; (3) Financial Mail, 1-1-1982; (4) Financial Mail, 21-1-1983; (5) Financial Mail, 20-1-1984; (6) Financial Mail, 25-7-1984; (7) Financial Mail, 21-1-1983, 13-1-1984 en 25-7-1984. KLM In oktober 1986 besloot het Amerikaanse Congres tot een luchtvaartboycot van Zuid-Afrika. Onmiddellijk daarna begon de KLM in Zuidafrikaanse kranten advertenties te plaatsen, waarin het vliegen met de KLM en via Schiphol warm werd aanbevolen. In bijvoorbeeld het blad "Business Day" viel te lezen: "Als u naar de VS of Canada reist is uw beste vertrekpunt Schiphol, o.a. omdat er vanuit Zuid-Afrika geen direkte vluchten op Noord-Amerika meer zijn en omdat Schiphol een van de beste vliegvelden ter wereld is" (1). Deze passages zijn naderhand op initiatief van de hoofddirektie van de KLM uit de advertenties verwijderd (2). Ook in 1986 verstrekte de KLM een prijs van twee tickets voor de "miss-verkiezingen" van het Zuidafrikaanse blad "Rapport" (3). Daarvoor was er al veel mis geweest met de Zuid-Afrika-politiek van de KLM. Zo werd er in het KLM-boekje "Zaken doen in zeventig landen" uit 1985 over Zuid-Afrika gemeld: "Een heerlijk klimaat en omgeven door blijde mensen die grappig Nederlands met
u spreken ( ..... ) Er is grote vreugde en blijdschap, maar met grote stijl en waardigheid ( .... ) Kiest de Zuidafrikaan jou, wees dan maar dankbaar want ze hebben goud in de grond" (4). Dit boekje is inmiddels uit de roulatie genomen (2). In hetzelfde jaar adverteerde de KLM met goedkope reizen in het blad "Nederlandse Post" (5). Binnen en buiten het bedrijf ontstond kommotie over dit soort zaken. Twee leden van de Ondernemingsraad van de KLM riepen hun kollega's op, om een deel van de jaarlijkse opslag op de winstuitkering af te staan aan de Zuidafrikaanse vakbeweging (6). Een aantal personeelsleden van de KLM, kabine- zowel als baliepersoneel, ging weigeren om op Zuid-Afrika te vliegen of reizen naar ZuidAfrika te behandelen (7). Hier werd soms scherp op gereageerd. Een KLMwerknemer die in '86 weigerde om Zuidafrikaanse goederen en passagiers af te handelen, werd uiteindelijk niet ontslagen maar wel naar een andere afdeling overgeplaatst (8). Eind 1985 maakte de KLM bekend, de promotie voor vluchten naar Zuid-Afrika voor onbepaalde tijd te willen beeïndigen (9). Voor reizen vanuit Zuid-Afrika wordt evenwel nog steeds promotie gemaakt. Midden '86 werd bekend dat de KLM meewerkte aan snoepreisjes naar Engeland voor medewerkers van Zuidafrikaanse reisburo's. De KLM-leiding zei dit te zien als een perspektiefvolle, kommerciële aangelegenheid (10). De KLM blijkt er zelfs niet voor terug te schrikken om de Zuidafrikaanse veiligheidspolitie ter wille te zijn, als deze dat wenst. In een interview met Allan Boesak, de bekende Zuidafrikaanse antiapartheidsaktivist, citeert deze een Zuidafrikaanse KLM-employé, die tegen hem zei: "Doctor Boesak, iemand van de veiligheidspolitie heeft ons om uw reisprogramma gevraagd en we hebben het gegeven". Volgens Boesak ging het hier slechts om een poging tot intimidatie van de kant van de veiligheidsdienst, maar toch ...... de KLM had er kennelijk geen moeite mee, de gevraagde informatie te verstrekken (11). In januari 1987 kwam de kwestie Zuid-Afrika opnieuw tussen de KLM-OR en de direktie aan de orde. De KLM blijft op Zuid-Afrika vliegen. Het voornaamste argument van de direktie daarvoor is, dat ze het vervoersbeleid van de KLM niet wil laten bepalen door de politieke aanvaardbaarheid van een land en zijn regering (2). Dat is een duidelijk ander standpunt dan luchtvaartmaatschappijen zoals SAS en PanAm innemen. Bovendien gaat het niet zomaar om "een land met een onaanvaardbaar regiem" maar om Zuid-Afrika, waartegen de VS een luchtvaartboycot heeft uitgevaardigd , een boycot die --zoals we zagen-- door de KLM wordt doorbroken. De KLM-direktie stelt dat over sankties tegen ZuidAfrika zeer verschillend gedacht wordt (2). Men lijkt te wachten op het moment waarop de allerlaatste tegenstander van sankties --de KLM zelf ?-- "om" zal zijn. In februari 1987 is de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV) een aktie gestart om de KLM-top toch ertoe te brengen, haar vluchten op Zuid-Afrika te staken (12). BRONNEN: (1) Business Day, 5-11-1986;
(2) brief van de KLM aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 1-4-1987; (3) NRC-Handelsblad, 12-8-1986; (4) Lambert Fokkema, Zaken doen in zeventig landen, Sijthoff, 1985; (5) Nederlandse Post, november 1985; (6) FNV-Magazine/Onderweg, 26-10-1985; (7) Amandla, april 1986; (8) SA Report, 27-3-1987; (9) NRC-Handelsblad, 12-8-1986; (10) De Volkskrant, 14-1-1987; (11) Vrij Nederland, 2-5-1987; (12) Kworum, februari 1987. Van Leer De Koninklijke Emballage Industrie Van Leer BV is nog steeds zeer aktief in Zuid-Afrika. Begin 1985 ging Van Leer een fusie aan met het Zuidafrikaanse papier- en verpakkingskoncern Nampak. Tesamen richtten ze een nieuw bedrijf op, Amalgamated Plastics Industries. Daarin werden de bestaande aktiviteiten van Van Leer op het gebied van flexibele verpakkingen ondergebracht (1). Ook in '85 werden nieuwe vatenfabrieken in Vanderbijlpark geopend; daarheen verhuisde men de produktie uit Springs (2). Een jaar later verkocht Van Leer South Africa haar bouwmaterialen-divisie aan het Zuidafrikaanse bedrijf Kwikot. Daardoor verminderde het personeelsbestand van Van Leer in Zuid-Afrika, dat in 1982 ruim 1.800 bedroeg, tot 1.550 (3). Aan het eind van '86 werd melding gemaakt van een fusie van Van Leer en het Zuidafrikaanse bedrijf Sun Packaging (Sunpak), waarin de bestaande belangen van deze bedrijven op het gebied van schuimverpakkings-materialen werden ondergebracht. In het kader daarvan sloot Van Leer in oktober '86 haar produktievestiging in Springs. Het personeelsbestand in Zuid-Afrika liep nu tot ongeveer 1.400 terug. De apparatuur van deze fabriek ging naar Sun Packaging International (SPI), dat deze naar het buitenland wilde verkopen. SPI wilde ook "joint ventures" opzetten in Zuid-Oost-Azië, Latijns-Amerika en Azië (4). Onlangs nam lokaal Zuidafrikaans management de belangen van Van Leer in Sunpak over. Wel blijft Sunpak een licentie van Van Leer houden (5) In september 1985 schreef G.H. Honing, distriktsbestuurder van de Industriebond FNV, een brief aan Van Leer over haar aanwezigheid in Zuid-Afrika. In januari '86 kreeg Honing antwoord van de Raad van Bestuur van het koncern. Deze voerde aan dat men de werknemers in Zuid-Afrika niet in de steek wilde laten. En ook dat geld dat bij een eventuele verkoop van de Zuidafrikaanse belangen vrij zou komen, toch niet het land uit zou kunnen en zou blijven staan bij Zuidafrikaanse banken. Men wees erop dat men ook landen met "linkse" regeringen niet verlaat. Men memoreerde dat prof. Wiehahn, de "hervormer" van de Zuidafrikaanse arbeidswetgeving uit de zeventiger jaren, kommisaris bij Van Leer South Africa is. Tenslotte stelde men, zich in Zuid-Afrika op "kernaktiviteiten" te willen terugtrekken. In een bijlage bij de brief ging J.E.
Andriessen, voorzitter van de Raad van Bestuur (en binnenkort voorzitter van de werkgeversorganisatie NCW), uitgebreid in op de passages over Van Leer in onze uitgave "Nederland investeert in apartheid" (3). In zijn antwoord nodigde Honing Van Leer onder meer uit, zich aan te sluiten bij de groep Zuidafrikaanse zakenlieden die een diskussie met het ANC aanging (76. Uit die brief is niet zomaar af te leiden wat Andriessen vervolgens weer aan NRCHandelsblad berichtte: "Bij FNV-bestuurders hebben wij veel waardering ontmoet voor ons sociaal beleid en begrip voor onze positie in Zuid-Afrika" (7). Eerder was Oscar van Leer, toen nog lid van de Raad van Commissarissen, reeds met het argument gekomen dat verkoop van de Zuidafrikaanse belangen van "zijn" koncern alleen maar het apartheidsregiem ten goede zou komen. Bovendien zou bij zo'n vertrek ook de Bernard van Leer Stichting haar onderwijs-projekten in Zuid-Afrika moeten staken. En verder: "Als wij die verpakkingen niet maken, maakt iemand anders ze". Volgens 0. van Leer was men al in Zuid-Afrika voordat de apartheid bestond. En: "Als ik geen fabriek (in Zuid-Afrika) had gehad, had ik nooit de dialoog tussen een groot aantal industrieën, de zwarte werknemersbonden en de blanke werknemersbonden (zijn meestal fout--O.v.L.) tot stand kunnen brengen" (8). BRONNEN: (1) Business Day, 14-2-1985; brief van J.E. Andriessen, Raad van Bestuur Van Leer aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 17-3-1987; (2) The Citizen, 8-1-1986; brief ad (1); (3) brief van Van Leer, 15-1-1986; (4) Financial Mail, 6-12-1986; brief ad (1); (5) The Citizen, 5-5-1987; (6) brief G.H. Honing, 4-2-1986; (7) NRC-Handelsblad, 16-4-1986; (8) NRC-Handelsblad, 8-9-1984. Van Leeuwen Buizen Van Leeuwen Buizen heeft geen investeringen in Zuid-Afrika meer; zie verder onder "Handels- en licentierelaties". Nationale Nederlanden Nationale Nederlanden heeft in 1986 haar belang in het Zuidafrikaanse bedrijf Sage Life Ltd. verkocht (1). Langs een andere weg heeft deze Nederlandse verzekeraar nog wel belangen in Zuid-Afrika, ni. via haar 51,5 %-dochterbedrijf Nederlandse Reassurantie Groep NV. In deze NRG heeft overigens ook een ander Nederlands verzekeringskoncern, AMEV, een belang. De NRG is, via een minderheidsbelang van 18 % in de Hollandia Holding Pty Ltd., betrokken bij twee Zuidafrikaanse werkmaatschappijen, nl. de Hollandia Life Reassurance Company Ltd. en de Hollandia Reinsurance Company Ltd. (2). BRONNEN: (1) brief Nationale Nederlanden aan de Anti-Apartheids Beweging
Nederland, 21-4-1987; (2) brief Nederlandse Reassurantie Groep aan Anti-Apartheids Beweging Nederland, 8-5-1987. Nedlloyd Vroeg in 1986 opende de Koninklijke Nedlloyd Groep BV een nieuwe lijndienst tussen Zuid-Afrika en het Carai*bisch gebied, genaamd Caribex. Vier schepen van Nedlloyd zouden daarop worden ingezet (1). Eind 1985 adverteerde het concern in de "Nederlandse Post" (2). Het blijft dat ook doen in de Zuidafrikaanse "Financial Mail" en in de vakpers daar (3). De Zuidafrikaanse rederij Safmarine gebruikt de Conference SAECS --een samenwerkingsverband tussen lijnvaartrederijen-- om schepen uit Zuid-Afrika via Rotterdam naar de VS te zenden, en omgekeerd (4). Nedlloyd is één van de 9 leden-rederijen van SAECS, maar beweert: "Wat Safmarine doet staat buiten onze jurisdiktie" (3). De gezamenlijke rederij van Safmarine en Nedlloyd, Safocean, wordt opgeheven. Safocean onderhield een lijndienst tussen Zuid-Afrika en Australië. De reden voor de opheffing is dat de Australische regering een invoerverbod voor Zuidafrikaanse produkten heeft afgekondigd (5). In "Nederland investeert in apartheid" vermeldden we Radio Holland nog afzonderlijk. Dit is evenwel een bedrijf waarvan Nedlloyd de grootste aandeelhouder is (3). BRONNEN: (1) South African Digest, 31-1-1986; (2) Nederlandse Post, november 1985; (3) brief aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 17-3-1987; (4) Financial Mail, 26-4-1985; (5) De Volkskrant, 19-3-1987. Nijverdal-Ten Cate Het Zuidafrikaanse bedrijf Mooi River Textiles Ltd. is volgens de Raad van Bestuur van de Koninklijke Textielfabrieken Nijverdal-Ten Cate voor dit koncern geen "dochter", maar "een participatie in een beursfonds", een participatie van overigens 69 % aan het eind van 1986 (1). Aan het begin van '86 maakte Nijverdal bekend, haar belang in Mooi River te hebben teruggebracht van 75-naar 70 %. Volgens G.A. Reudink, voorzitter van de Raad van Bestuur, vond deze vermindering plaats "onder druk van de publieke opinie" (2). Een jaar eerder was deze vermindering van de Zuidafrikaanse belangen al aangekondigd, maar toen heette die nog te zullen gebeuren "om puur ekonomische redenen" (3). Hoe men het ook keert of wendt, het afstoot-proces gaat uiterst langzaam. Nog steeds is 69 % een duidelijk meerderheidsbelang, al schrijft de Raad van Bestuur dat "het streven is verdere vermindering te realiseren" (1). We zijn benieuwd. Mooi River Textiles had over 1985 een omzet van f 32 miljoen. Het bedrijf levert onder meer aan de grote Zuidafrikaanse warenhuisketen Pep Stores (4). Vanaf 1985 rapporteert Mooi River (eindelijk) in het kader van de EGGedragskode (5). Het bedrijf bleek begin '86 1.205 werknemers in dienst te hebben, waarvan 1.072 zwarten. 93 % van deze zwarte werknemers was lid van de National Union of Textile Workers (6).
BRONNEN: (1) brief aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 18-3-1987; (2) Het Financieele Dagblad, 24-2-1986; (3) Het Financieele Dagblad, 26-41985; (4) Financial Mail, Supplement, 5-12-1986; (5) rapportage EG-Gedragskode, mei 1985; (6) rapportage EG-Gedragskode, januari 1986. Océ-van der Grinten Helios, het vroegere Zuidafrikaanse dochterbedrijf van Oce-van der Grinten, heeft haar werkzaamheden in 1985 beeïndigd. Océ heeft nu nog een werkmaatschappij in Zuid-Afrika, nl. Ozalid South Africa (Pty) Ltd. Hier werken 1.025 mensen, waarvan ruim 550 zwarten. Er bestaan erkennings-overeenkomsten met zwarte vakbonden. De raciale scheiding wat betreft het gebruik van kantines en toiletten is er opgeheven. Océ heeft de laatste 10 jaar geen nieuwe investeringen in ZuidAfrika gedaan (1). Er vinden dus slechts vervangings-investeringen plaats. BRON: (1) brief aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 18-3-1987. Pakhoed Pandair, de luchtvracht-dochter van Pakhoed, heeft wereldwijd 80 vestigingen, waarvan 15 in de VS. Onder Pandair USA en Pakhoed USA valt ook de Zuidafrikaanse vestiging van Pandair (1). BRON: (1) schema in Het Financieele Dagblad, 22-11-1984. Philips In 1986 werd de top van de NV Philips' Gloeilampenfabrieken, die altijd liefst het stilzwijgen bewaarde over de Zuidafrikaanse aktiviteiten van het koncern, toch enkele keren tot een diskussie daarover gedwongen. Dat leidde onder meer tot een instruktie aan de direkties van Nederlandse Philips-bedrijven waarin stond dat "Philips de opvatting is toegedaan dat door haar aanwezigheid in Zuid-Afrika en haar sociaal beleid een bijdrage wordt geleverd aan de opheffing van het apartheidssysteem" (1). Eerder had Wisse Dekker, de voormalige presidentdirekteur, evenwel al opgemerkt dat het "voorbeeld geven van Philips in ZuidAfrika" misschien een gepasseerd station is. Als de toestand erger wordt, zo stelde Dekker, kan het moment komen waarop Philips zich terugtrekt (2). Kennelijk achtten de Amerikaanse computer- en elektronika-koncerns dat moment in '86 inderdaad gekomen, want ze trokken zich en masse terug. Zo niet Philips. Dat blijkt ook wel uit de "wapenfeiten" die we aangaande het Nederlandse koncem in Zuid-Afrika noteerden na de publikatie van "Nederland investeert in apartheid". Die feiten volgen nu. Nog in 1984 werd bekend dat Philips overwoog om samen met Siemens en de Zuidafrikaanse ondernemingen STC en ATC deel te nemen in een konsortium voor de produktie en installatie van glasvezelkommunikatie-systemen in ZuidAfrika. Het konsortium zou een order kunnen krijgen van de Zuidafrikaanse PTT voor de aanleg van 10.000 kilometer glasvezelkabel (3). Van Aardenne, toen nog minister van Ekonomische Zaken, bevestigde dit bericht naar aanleiding van
vragen in de Tweede Kamer. Het zou echter niet gaan om de produktie van volledige systemen, maar om de levering van (konventionele en glasvezel)kabels. Philips zou daar slechts via haar dochter Aberdare Cables bij betrokken zijn (4). Aberdare is een flink bedrijf, met zelf in 1985 weer 9 dochterbedrijven in Zuid-Afrika (5). Iets eerder was al bekend geworden dat Aberdare via Philips toegang had tot geavanceerde glasvezel-technologie (6). Eerder was Aberdare glasvezel gaan invoeren van NKF (Waddinxveen) en van de Westduitse Philips-dochter Felten & Guillaume. Intussen begon het bedrijf met de opbouw van een eigen glasvezelproduktie (7). Glasvezelkabel is ook voor militaire doelen zeer bruikbaar: het materiaal is ongevoelig voor storingen, bestendig tegen de elektromagnetische pulsen die bij kernexplosies ontstaan, en het valt nauwelijks af te luisteren. Niet voor niets staat glasvezelkabel dan ook, onder Nr. 1519, op de Nederlandse Lijst van Strategische Goederen (8). Later ontkende Philips dat er vanuit Nederland glasvezelkabel of glasvezels aan Zuid-Afrika geleverd zouden worden (9). Het is inderdaad mogelijk dat de produktie daarvan nu in Zuid-Afrika zelf plaatsvindt. De eigendomsverhoudingen bij zowel NKF als bij Aberdare zijn sinds 1984 veranderd. Inmiddels is NKF nog voor slechts 20 % eigendom van Philips. In 1986 deelde NKF mee, niet langer het beleid van Aberdare te koördineren; Aberdare zou onder Philips vallen (10). Op haar beurt fuseerde Aberdare met Asea en Scottish Cables, inmiddels beiden in Zuidafrikaanse handen. Het nieuwe bedrijf heet Consolidated Cable Investments en exploiteert vijf kabelfabrieken (11). Van Tilburg, de hoogste man van Philips in Zuid-Afrika, verklaarde naar aanleiding van deze fusie met nadruk dat het hier niet om een desinvestering ging (12). Philips is de laatste drie jaar ook steeds aktiever geworden op de Zuidafrikaanse markt voor bewakings- en beveiligingsapparatuur. Niet zo vreemd, wellicht, gezien de toenemende onderdrukking door het apartheidsregiem en de angst van de rijke blanken. Met name de ELA-groep levert de specialistische apparatuur waarmee Philips hierop inspeelt: speciale schijnwerpers, explosiefdetektoren, systemen voor toegangskontrole, gesloten TV-circuits, geheel door computers bestuurde beveiligingssystemen. Een aantal van deze artikelen worden in ZuidAfrika ingevoerd (13). We komen hiermee al min of meer op het terrein van apparatuur die zowel civiel als militair toepasbaar is. Rond leveranties in dit "grijze gebied" is de afgelopen jaren veel diskussie geweest. Het gaat dan om produkten zoals buizen voor nachtzichtapparatuur, elektronische komponenten die ook aan militaire specifikaties voldoen, hard- en software voor het ontwikkelen van computers, etcetera. De meeste westerse landen hanteren een beperkte definitie van goederen die onder het VN-wapenembargo vallen, en dan is de uitvoer van dit soort zaken gewoonweg toegestaan. In Nederland, bijvoorbeeld, is deel III van de Lijst Strategische Goederen bijna geheel van het wapenembargo uitgesloten. Terwijl alle produkten op deze Lijst niet naar de landen van het Warschau-pakt uitgevoerd mogen worden, mag het merendeel van deze "grijze" produkten wel richting
Zuid-Afrika. De Amerikanen hebben deze problemen proberen te ondervangen door het opnemen van eindgebruikersbepalingen. Zo mag er niet geleverd worden aan de Zuidafrikaanse politie en aan het Zuidafrikaanse leger. Bovendien zijn deze klausules ook van kracht voor buitenlandse (waaronder Zuidafrikaanse) dochterbedrijven van Amerikaanse ondernemingen. Wat de Nederlandse regering betreft, die is nog (lang) niet zover. Dat bleek vooral in 1985, bij de geruchtmakende leveranties aan Zuid-Afrika vanuit de Hollandse Signaal Apparaten-industrie (HSA), een meerderheidsbelang van Philips. Volgens werknemers van HSA ging het hierbij om o.a. onderdelen van militaire datatransmissie-apparatuur, komponenten voor gevechtsvliegtuigen, elektronika voor luchtverkenningskamera's en radar voor helikopters. Helemaal nieuw was dit niet. Uit vroegere rapporten van de AABN was al bekend dat Zuidafrikaanse gevechtsvliegtuigen zijn uitgerust met apparatuur van de Franse Philips-dochter Oméra-Segid; evenzo dat TRT, een ander Frans Philips-bedrijf, soortgelijke leveranties pleegde. Nu bleek de Nederlandse "militaire tak" van het Eindhovense koncern hetzelfde te doen. Verder zou HSA, volgens werknemers daar, ook gegevensverwerkende apparatuur aan leger en politie in Zuid-Afrika leveren. De leveranties van HSA lopen deels via MEL Equipment Co (UK) en Graseby Investments (UK), Engelse Philips-dochters, en verder in Zuid-Afrika via EDAC, de belangrijke importeur van Philips' elektronische onderdelen, via Philips Data Systems (SA) en via Philips Telecommunications (Pty) Ltd. (14). Gekonfronteerd met al dit materiaal, viel minister Van den Broek terug op oude argumenten. En wel dat de desbetreffende onderdelen niet te kwalificeren zouden zijn als militaire goederen volgens de Lijst Strategische Goederen. Ook zou de levering via buitenlandse dochterbedrijven onder de verantwoordelijkheid van het betrokken land vallen (15). Beide argumenten gaan onder de Amerikaanse embargo-bepalingen niet langer op. Volgens het Nederlandse Ministerie van Ekonomische Zaken werd er helemaal geen materiaal van HSA naar Zuid-Afrika verscheept (16). En volgens Philips zelf zou haar Zuidafrikaanse telekommunikatie-dochter hooguit leveren aan de Zuidafrikaanse verkeerspolitie. Ook EDAC zou uitsluitend aan civiele afnemers leveren. Ten aanzien van de levering van in Nederlandse Philips-fabrieken geproduceerde elektronische komponenten (transistoren, chips), kwam Philips met een inmiddels belegen argument: die zouden wel in apparatuur van leger of politie van Zuid-Afrika gebruikt kunnen worden, maar daarover zou Philips geen kontrole hebben (17). Er zijn ook verder aanwijzingen voor Philips' bemoeienis met het Zuidafrikaanse onderdrukkings-apparaat. Zo voerde het Vredesburo Eindhoven in 1985 aktie tegen USFA, omdat deze Philips-dochter nachtkijkers en ontstekingen voor mijnen aan Zuid-Afrika zou leveren (18). Philips adverteerde ook in '86 nog immer in het blad van het Zuidafrikaanse leger met konsumentenelektronika als radioklokken en koffiezetapparaten (19). Philips adverteert mobiele radiosystemen ook nog immer regelmatig in Zuidafrikaanse bladen (20).
Ook in 1986 leek het Philips in Zuid-Afrika zeer voor de wind te gaan. In het midden van het jaar werd de bouw van een nieuw hoofdkantoor, á raison van f 7 miljoen, aangekondigd (21) -- wel wat anders dan desinvesteren ! Tal van nieuwe produkten werden op de Zuidafrikaanse markt geintroduceerd: Sophonet, een elektronisch netwerk tussen computers (22); nieuwe autoradio/telefoonapparatuur, samen met Siemens (23); automatische telmachines (24). Eind 1986 wordt de levering van militaire apparatuur door Philips aan ZuidAfrika opnieuw een "hot item". Dat gebeurt door toedoen van Bas Tummers, dan nog medewerker van de divisie "Industrial and Electronic Acoustic Products". Hij onthult dat Philips zogeheten VMF-bussen produceert, een systeem dat microprocessoren koppelt en dat bij het Zweedse Philips-bedrijf PEAB --een dochter van, jazeker, HSA-- geschikt kan worden gemaakt voor vluchtgeleide wapensystemen. Volgens een divisieverslag dat Tummers onder ogen kreeg, zou zo'n systeem ook aan Zuid-Afrika geleverd worden. Daartoe zijn dan ook enkele Zuidafrikanen in Eindhoven in opleiding. Tummers neemt ontslag bij Philips. In het artikel dat handelt over zijn ervaringen, wordt melding gemaakt van de ontwikkeling van het Philips 8100-systeem, een monitor die zeer geschikt zou zijn voor de beveiliging van militaire bases. Ook lekt uit dat Philips in Zuid-Afrika apparaten introduceert voor de bewaking van grote terreinen. En het koncem prijst nog meer militaire apparatuur in Zuidafrikaanse bladen aan (25). Eens te meer is het de vraag waarom Philips zo verwoed in Zuid-Afrika adverteert met dit soort apparatuur, als men niet aan leger en politie van het apartheidsbewind zou (willen) leveren. Vermelding verdient tenslotte nog een gebeurtenis uit 1986. In het midden van dat jaar brak een staking uit bij het Zuidafrikaanse Philipsbedrijf Associated Glass Works. De reden lag in het ontslag van 55 mensen die kort daarvoor hadden deelgenomen aan "stay-away"-akties. De betrokken bond, de Chemical Workers Industrial Union, benaderde de Industriebond FNV. Die protesteerde bij Philips in Eindhoven. Enkele maanden later werden de 55 ontslagen werknemers weer aangenomen; ze kregen hun loon doorbetaald. Niettemin blijven de arbeidsverhoudingen bij Associated Glass Work belabberd, aldus een woordvoerder van de bond MAWU (26). BRONNEN: (1) memo van F.C. Rauwenhoff aan direktieleden van Nederlandse Philips-bedrijven, 6-11-1986; (2) Amandla, november 1986; (3) Fibre and Telecommunications Newsletter, aug.1984; (4) Tielse Courant, 22 mei 1985; (5) rapportage EG-Gedragskode, juni 1985; (6) Business Day, 20 maart 1985; (7) OSACI, Philips en de NKF en hun relatie tot Zuid-Afrika, Amsterdam, oktober 1985; (8) OSACI, op. cit.; (9) brief van Philips aan OSACI, 22-4-1986; (10) brief van NKF aan OSACI, 1-3-1986;
(11) Financial Mail, 18-4-1986; (12) Business Day, 20-4-1985; (13) Amandla, november 1986; Preventie, april 1986; (14) De Volkskrant, 9-10-1985; (15) antwoord van minister Van den Broek op vragen uit de Tweede Kamer, 28-10-1985; (16) Haagse Courant, 5-10-1985; (17) Het Financieele Dagblad, 17-9-1985; (18) Eindhovens Dagblad, 28-9-1985; (19) Paratus, maart 1986; (20) o.a. in de Financial Mail, 18-10-1985; (21) NRC-Handelsblad, 9-7-1986; (22) Financial Mail, 31-1-1986; (23) Financial Mail, 16-5-1986; (24) Financial Mail, 15-11-1986; (25) Vrij Nederland, 15-11-1986; (26) Hans Hoffmann, "Je bent een brave hond als je niet blaft", FNV-Magazine, 8-11-1986. Koninklijke/Shell Groep De investeringen van de Koninklijke/Shell Groep in Zuid-Afrika bedragen momenteel ongeveer anderhalf miljard gulden. De jaaromzet van Shell South Africa, ongeveer f 4,2 miljard (1), is zo'n 2 % van de totale omzet van de Groep. Terwijl veel buitenlandse investeerders zich uit Zuid-Afrika terugtrekken, breidt Shell haar belangen daar juist uit. Zo kocht het oliekoncem onlangs vier Zuidafrikaanse bedrijven op. Daaronder was Valvoline, een dochterbedrijf van de Amerikaanse oliemaatschappij Ashland Oil (2). Voorts zou Shell de technologie kunnen leveren voor het zogeheten Mosselbaaiprojekt (3). Dit is een miljardenprojekt om gas voor de Zuidafrikaanse kust te winnen, het naar land te transporteren en daar om te zetten in olie, nu Mobil hiervan heeft afgezien (4). Ook voor de toekomstige exploitatie van het Kudugasveld voor de Namibische kust kan Shell in de race zijn. Shell startte haar zink-loodmijn bij het Zuidafrikaanse Pering in 1986 op. Voor deze investering van ruim f 67 miljoen moest de Raad van Bestuur van de Kon/Shell Groep haar goedkeuring geven. Een deskundige van Billiton Research te Arnhem werkte enkele maanden in Zuid-Afrika om het operationeel maken van de mijn te begeleiden. Hij nam onderzoekswerk mee terug naar Arnhem (5). Onderzoeksinstellingen van de Kon/Shell Groep in Nederland, Groot-Brittannië en de VS ontwikkelen trouwens veel technologische kennis die Shell exporteert naar Zuid-Afrika. Zo laat Shell vele elders ontwikkelde patenten in Zuid-Afrika registreren (6). Tussen 1979 en '82 voeren Shell-tankers rechtstreeks naar Zuid-Afrika om daar olie af te leveren. Tegenwoordig is Shell op meer bedekte wijze betrokken bij de schending van het olie-embargo tegen Zuid-Afrika. Zo blijkt uit onderzoek van het Shipping Research Bureau dat van januari 1979 tot oktober '86 56 scheepsladingen ruwe olie uit het oliestaatje Brunei in Zuid-Afrika terecht zijn gekomen (7). Aan begin en eind van deze belangrijke sluiproute staat een Shellonderneming. Toch houdt de direktie van de Kon/Shell Groep stug vol, niet
betrokken te zijn bij schendingen van het olie-embargo. President-direkteur Van Wachem beweert zelfs niet te weten waar Shell South Africa de olie vandaan haalt! (1). In 1986 heeft de Kon/Shell Groep toegegeven, dat ze voorziet in ongeveer 20 % van de brandstof-behoefte van het Zuidafrikaanse leger en de Zuidafrikaanse politie (8). Uit een reklamefolder die in dat jaar in Zuid-Afrika werd verspreid, blijkt eveneens de hechte samenwerking tussen Shell en het leger van Zuid-Afrika. Shell Sandfix, een middel om landmijnen op te sporen, wordt daarin aanbevolen door een Zuidafrikaanse militair (9). Shell betaalt verder haar Zuidafrikaanse werknemers die in dienst moeten, een aanvulling op hun wedde tot het normale loonnivo door. Zo betaalt het koncern de militairen, die zich bijvoorbeeld schuldig maken aan de gewelddadige onderdrukking in de zwarte "townships". Shell South Africa rapporteert ieder jaar in het kader van de EG-Gedragskode over haar "sociaal beleid". Een journalist van het FNV-Magazine sprak in het najaar van 1986 in Zuid-Afrika met Shell-werknemers. Zij noemden die rapportage een lachertje. Volgens hen werkt Shell wel degelijk mee aan kwalijke praktijken. Zo wordt de proefperiode van een aantal zwarte Shell-werknemers telkens opnieuw verlengd in plaats van hen een vaste aanstelling te geven. De huisvesting van zwarte werknemers laat vaak veel te wensen over (10). Al eerder had het sociale imago dat Shell zo graag ophoudt, een onherstelbare deuk gekregen. In februari '85 ontstond er een ernstig arbeidskonflikt in de Rietspruit-kolenmijn. Deze grote mijn is voor de helft eigendom van Shel en voor de helft van het Zuidafrikaanse koncern Barlow Rand. Het konflikt brak uit na een mijnongeval, waarbij Alpheus Makhaya en Abraham Nkosi om het leven kwamen. Hun kollega's wilden graag de gebedsdienst bijwonen, die de National Union of Mineworkers (NUM) te hunner nagedachtenis organiseerde. De toestemming die de mijn-direktie daarvoor had verleend, werd op het laatste moment ingetrokken. De mijnwerkers bezochten de dienst toch massaal, waarna de direktie twee "shop stewards" ontsloeg en twee ernstig berispte. De staking die daarop uitbrak, werd op 19 februari gebroken met traangas, rubber kogels en 130 ontslagen. (11). Tal van organisaties, waaronder de FNV en het IVVV, protesteerden tegen dit gewelddadige optreden bij Shell. De top van het koncern schoof de verantwoordelijkheid af naar Barlow Rand, dat het management over de mijn voerde. De ontslagen zijn --op een paar na-- niet ongedaan gemaakt. Thomas Nkadimeng heeft jarenlang op het hoofdkantoor van Shell South Africa gewerkt. Hij diende een rapport bij de direktie in, waaruit bleek dat de apartheid ook in de Shell-organisatie is geworteld. Hij konstateerde bijvoorbeeld, dat zwarte werknemers systematisch gepasseerd werden ten gunste van hun blanke kollega's. Shell South Africa ontsloeg Nkadimeng, nadat hij had geweigerd op politieke bijeenkomsten voor het bedrijf te spioneren (10). Vanaf januari 1986 loopt er een internationale kampagne tegen de steun die Shell aan het apartheidsregiem verleent. Vakbonden, anti-apartheidsorganisaties en kerkelijke groepen doen aan deze aktie mee. In
par. 4.3. kwamen we al te spreken over het Nederlandse deel van deze kampagne, gevoerd onder de leus "Shell smeer 'm uit Zuid-Afrika". De VS, Nederland en Engeland zijn nog steeds de belangrijkste aktie-landen waar Shel mee wordt gekonfronteerd, maar daarnaast is de kampagne waarlijk internationaal geworden. Er wordt aan deelgenomen door anti-apartheidsgroepen uit Noorwegen, Zweden, Denemarken, België, Ierland, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Deze unieke verbreding zit de Shell-top niet lekker. John Wilson, de topman van Shell South Africa, liet zich in augustus '86 in eigen kring ontvallen: "Shell wordt gekonfronteerd met een aanval van niet minder dan negen verschillende landen, en hun aantal neemt toe. Shell is de enige maatschappij die met een internationale kampagne tegen zich moet omgaan ( ..... ) Strategisch gezien had men geen beter of groter doel kunnen kiezen. En hoe groter je doel, des te meer effekt en publiciteit zal je kampagne waarschijnlijk krijgen" (12). Naar buiten toe zit er weinig verandering in de reakties van Shell. Haar topmensen beweren dat het oliekoncern in Zuid-Afrika moet blijven om het apartheidssysteem van binnenuit te veranderen. Daar staat tegenover dat P.W. Botha Shell in een boze brief liet weten, niet van enige raadgeving op dit gebied gediend te zijn (13). De Kon/Shell instrueert haar werknemers in alle landen waar ze werkt, hoe te antwoorden op pijnlijke vragen over de rol van het koncern in Zuid-Afrika (14). Achter de schermen blijkt Shell wel degelijk te zoeken naar een koper voor haar Zuidafrikaanse belangen (15). En president-direkteur Van Wachem heeft publiekelijk al aangegeven dat zijn onderneming niet tegen elke prijs in ZuidAfrika wil blijven (1). Als de internationale kampagne tegen Shell het koncern teveel schade toebrengt, zal het uit Zuid-Afrika vertrekken -- een aanmoediging om die kampagne verder uit te bouwen! BRONNEN: (1) "Van Wachem over Shell in Zuid-Afrika. Zuidafrikaans bedrijfsleven bereid tot steun bij onderhandelingen", in Shell Venster, maart 1986; (2) International Herald Tribune, 19-8-1986; (3) Financial Mail, Energy Survey, 20-6-1986; (4) The Star, 12-9-1986; (5) De Volkskrant, 25-11-1986; (6) "Need to Know", in De Toestand, uitg. BLG van de Industriebond FNV bij het Koninklijk Shell Laboratorium Amsterdam (KSLA), 29-11-1985; (7) Shipping Research Bureau, Shell, Marubeni, Rich. Crude Oil Deliveries to South Africa from Brunei (Jan. 1979-Oct. 1986), Amsterdam 1987; (8) interview F. Meurders met dhr. Steneker, woordvoerder Shell, VARA-radio "De Rode Draad", 2-7-1986; (9) "Oil product may save lives in land mine hit farming areas", Shell South Africa, 9-9-1986;
(10) Hans Hoffmann, "Je bent een brave hond als je niet blaft", FNV-Magazine, 8-11-1986; (11) Shell South Africa Social Report 1985-1986; Shell Schaduwrapport, Verslag van Sheli's aktiviteiten in Zuid-Afrika en Namibië, Komitee Zuidelijk Afrika/Werkgroep Kairos/Pax Christi, 1986; (12) Change from a Shell Perspective, Keynote Address by John R. Wilson, Senior Staff Conference, Shell South Africa, Cape Town, 4/5-8-1986; (13) Anthony Tyler, "Can you be sure of Shell ?", in Time Out, 14-1-1987; (14) "Brief Van Wachem over Zuid-Afrika," in Shell Venster, oktober 1986; (15) Anthony Sampson, "The Sampson Letter. Can they be sure of Shell ?", in Africa Analysis, 5-9-1986. Unilever Eind 1985 bezocht een Zuidafrikaanse vakbondsdelegatie ons land. Deze delegatie bevestigde de slechte reputatie van Unilever South Africa, die we al in "Nederland investeert in apartheid" vaststelden. In een gesprek met de Centrale Ondernemingsraad (COR) van Unilever Nederland vertelde Sam Buthelezi, bestuurder van de Chemical and Industrial Workers' Union en aktief bij de Unilever-vestiging in Durban: "Unilever is één van de meest konservatieve bedrijven in heel Zuid-Afrika. Naar buiten zegt het koncern de apartheid te veroordelen, maar de praktijk van alledag geeft een ander beeld. Want wat koop je voor een aardige behandeling van zwarte vakbonden, als Unilever tegelijkertijd alles in het werk stelt om de bond buiten het bedrijf te houden". In "zijn" bedrijf in Durban, waar onder meer Colgate-tandpasta gemaakt wordt, weigert Unilever met de zwarte vakbond te onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden van de zwarte produktie-arbeiders. De direktie vindt dat de vakbond eerst maar meer dan de helft van de werknemers moet organiseren; van de ongeveer 1.300 zijn er nu "slechts" 516 lid van de bond. Gevolg: de direktie stelt de arbeidsvoorwaarden éénzijdig vast. Unilever SA telt rond 7.000 personeelsleden, waarvan ruim 4.000 zwarten. Bij bijna alle 25 Zuidafrikaanse Unilever-bedrijven zijn zwarte vakbonden aktief, maar slechts bij 5 bedrijven worden ze door het bedrijf erkend. Unilever heeft overduidelijk een voorkeur voor de door het apartheidsregiem bedachte "werknemersraden" (1). Het blijkt dat het Nederlands-Engelse koncern, in ieder geval op dit punt, de EG-Gedragskode ongestraft aan zijn laars kan lappen. Ook in haar rapportage voor de Gedragskode maakt Unilever melding van haar uitgangspunt, dat minstens de helft bondslid moet zijn, wil de bond erkend kunnen worden. En dan moet er geen andere bond zijn, want Unilever zegt niet met een "veelheid van bonden" te maken te willen hebben (hoewel men daar in bijv. Nederland en Engeland toch al een tijdje aan gewend is). Vervolgens zwaait de rapportage veel lof toe aan de schijn-demokratische "liaison committees".
Unilever meldt dat in haar grootste vestiging, die in Durban, geen erkenningsovereenkomst van kracht is (2). In Nederland vroeg de COR in november '85, of Unilever af wilde zien van uitbreidingsinvesteringen in Zuid-Afrika (3). In dezelfde periode bezocht de president-direkteur van het koncern, sir Kenneth Durham, Zuid-Afrika. Hij verklaarde daar dat Unilever het land niet zou verlaten, en dat de vakbondsfederatie COSATU naïef was door vast te stellen dat desinvestering een van de weinige wegen was om veranderingen in de apartheid te bewerkstelligen. Durham pochte op de Zuidafrikaanse Unilever-organisatie. Volgens hem was het één van de meest efficiënte en best geleide onderdelen ter wereld van Unilever, belangrijk en, met zijn omzet van rond 2 miljard gulden, grootschalig. Durham bleek wel wat te zien in de "hervormingen" van het Botharegiem. Verlekkerd sprak hij over de "groeimarkt", gevormd door de meer dan 20 miljoen zwarten. Ook hij gebruikte, ter rechtvaardiging van de Zuidafrikaanse aktiviteiten van zijn koncern, het argument dat desinvesteringen het lot van de zwarten niet zouden verbeteren (4). In 1984/'85 rapporteerde het Zuidafrikaanse bedrijf TAC --verbonden met de enkele jaren eerder door Unilever overgenomen Amerikaanse onderneming National Starch-- voor het eerst afzonderlijk in het kader van de EG-Gedragskode. Er bleken bij TAC 134 mensen te werken, waaronder 75 zwarten. Ook hier onderhandelde de direktie voornamelijk met het "liaison committee", al werd wel gerapporteerd dat er tevens kontakten waren met de Chemical Workers' Union, waarvan de meeste werknemers lid zijn (5). In 1985 nam Unilever het grote Amerikaanse bedrijf Cheseborough Pond's over, waarmee ook haar belangen in Zuid-Afrika werden uitgebreid (6). In "Nederland investeert in apartheid" vermeldden we Naarden International nog afzonderlijk als investeerder in Zuid-Afrika. Dit bedrijf werd in 1986 overgenomen door Unilever. Het werd samengevoegd met PFF; samen opereren ze nu onder de naaam Quest International (7). BRONNEN: (1) Amandla, maart 1986; (2) rapportage EG-Gedragskode, 30-6-1985; (3) Zin (Industriebond FNV), 23-11-1985; (4) Business Day, 3-10-1985; (5) rapportage EG-Gedragskode, 30-6-1985; (6) Het Financieele Dagblad, 24-10-1985; (7) Het Financieele Dagblad, 22-71987. VRG Groep De VRG Groep voert besprekingen over de overdracht van haar Zuidafrikaanse dochter, VRG Africa (Pty) Ltd., aan een Zuidafrikaans bedrijf. VRG zou in de nieuwe kombinatie een belang van 40 % krijgen (1). BRON: (1) De Volkskrant, 4-7-1987. 5.2. Handels- en licentierelaties ABN
Zoals opgemerkt, heeft de Algemene Bank Nederland (ABN) al haar investeringen in Zuid-Afrika inmiddels gestaakt. Wel verstrekt de ABN nog steeds koi nd exortkredieten aan Nederlandse ondernemingen die naar Zuid-Afrika exporteren. Men stelt dat het hier om initiatieven van de betrokken ondernemingen gaat, waar men verder geen invloed op kan uitoefenen. Men verschuilt zich ook achter de Nederlandse staat, ofwel achter de Nederlandse Credietverzekeringsmaatschappij, die de exportkredieten zou verzekeren (1). In de langdurige diskussie met de Nederlandse banken is door onze komitees en door anderen altijd gesteld dat zij voor wat betreft hun relaties met Zuid-Afrika een eigen verantwoordelijkheid hebben. Dat geldt ook voor exportkredieten. In de overlegvergadering van 16 maart 1987 kwam de kwestie opnieuw ter sprake. Volgens de heer Hazelhoff, voorzitter van de Raad van Bestuur van de ABN, is er geen morele of juridische basis om exportfinancieringen die worden geïnitieerd door kliënten van de bank, niet te mogen verlenen. Een ander lid van de Raad van Bestuur, de heer Maljers, vond het middel "je terugtrekken uit Zuid-Afrika" niet geschikt, "als het doel is extra druk op de regering uit te oefenen om de apartheid af te schaffen" (2). De ABN Trust Co. verzorgt trustdiensten voor Zuidafrikaanse ondernemingen. Dat gebeurde in '85 met de registratie in Nederland van Tufftile BV, een dochterbedrijf van de Zuidafrikaanse onderneming Abercom (3). BRONNEN: (1) zie o.m. brief aan de Gemeente Arnhem, 6-11-1986; (2) verslag COR- en Overlegvergadering ABN-Bank d.d. 6 en 16-3-1987; (3) Kamer van Koophandel Amsterdam, Dossier Nr. 167197. Akzo Hoewel Akzo zelf in Zuid-Afrika ook geen verkooporganisatie meer bezit, is er wel sprake van enige export van goederen naar Zuid-Afrika (1). Het dochterbedrijf Organon bereidt de overdracht van haar verkooppunt in ZuidAfrika aan een derde voor (1). Tot voor kort rechtvaardigde Akzo de aanwezigheid van Organon in Zuid-Afrika onder meer met het argument dat het om produktie van medicijnen gaat en dat dit een humane aangelegenheid is (2). Akzo heeft in Zuid-Afrika een oktrooi-aanvraag lopen voor produktie van de aramidevezel (3). Volgens het koncern betreft het hier een maatregel ter bescherming van haar industriële eigendom in alle geindustrialiseerde landen, inklusief Zuid-Afrika. Akzo heeft niet het voornemen, in Zuid-Afrika te gaan produceren (1). Eind 1985 adverteerde het Akzo-bedrijf Endocil nog wel in de "Nederlandse Post" (4), een Zuidafrikaans blad dat deels in Nederland en deels in Zuid-Afrika wordt geschreven. Het is bestemd voor Nederlanders in Zuid-Afrika en kan moeilijk anders genoemd worden dan een propaganda-orgaan voor het apartheidsregiem. Het Westduitse dochterbedrijf Akzo Chemie GmbH heeft een licentie
verstrekt aan het Zuidafrikaanse bedrijf Chemical Services. Dit is een dochter van AE&CI. Chemical Services is ook de Zuidafrikaanse agent voor Akzo Chemie BV (Nederland) (5). Akzo verleende aan het Zuidafrikaanse bedrijf Tiger Oats een licentie voor de produktie van Zendium-tandpasta (6) BRONNEN: (1) brief van Akzo aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 17-3-1987; (2) De Zaanlander, 4-12-1986; (3) Het Financieele Dagblad, 3-10-1985; (4) Nederlandse Post, november 1985; (5) jaarverslag Chemical Services 1984; (6) jaarverslag Tiger Oats 1982. Amro De Amsterdam-Rotterdam-Bank (Amro) verstrekt exportkredieten aan Nederlandse ondernemingen die naar Zuid-Afrika exporteren (1), voorzover die kredieten door de Nederlandse overheid gegarandeerd worden (2). De Bedrijfsgroep Geld- en Effectenhandel van Dienstenbond FNV eiste begin 1986 dat de Amro zou stoppen met het verlenen van kortlopende kredieten in het handelsverkeer van en met Zuid-Afrika. Ook zouden, aldus de Bedrijfsgroep, langlopende leningen aan partikuliere Zuidafrikaanse bedrijven niet meer verstrekt moeten worden (3). Pierson Trust, een "kleindochter" van de Amro (want dochterbedrijf van Amro-Pierson), behartigt de belangen van de "brievenbusmaatschappij" Genbel Finance BV, op haar beurt een volle dochter van de Zuidafrikaanse mijngigant Gencor. In augustus 1986 deed Pierson mee aan een lening aan Genbel, die op de beurs van Frankfurt geplaatst werd (4). Pierson heeft inmiddels haar bemiddelingsrol bij Genbel neergelegd (2). De Amro maakt nog steeds deel uit van de voor Zuid-Afrika bedoelde "ontwikkelingsmaatschappij" EDESA. Onder de andere aandeelhouders treffen we de Anglo American Corporation (Zuid-Afrika), de Rupert Group Holdings (Luxemburg/Zuid-Afrika) en --wie schetst onze verbazing-- het Wereld Natuur Fonds (5). BRONNEN: (1) Het Financieele Dagblad, 6-9-1985; (2) brief Amro aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 4-5-1987; (3) brief Bedrijfsgroep Geld- en Effectenhandel van de Dienstenbond FNV aan de Raad van Bestuur van de Amro, 17-1-1986; (4) Die Tageszeitung, 5-9-1986; (5) Annual Reports EDESA. Jacob van den Berg Jacob van den Berg BV in Rotterdam importeert fruit uit Zuid-Afrika en heeft dat ook (op 11 december 1985) telefonisch bevestigd. Volgens veilingpapieren gaat het om pruimen, sinaasappelen, grapefruit en appelen (1).
BRON: (1) veilingbrieven, koelcel Jacob van den Berg; de laatste is van 2 maart 1987. Bols Stellenbosch Farmers' Winery is licentiehouder van Bols en voert de merknaam "Bols" op de Zuidafrikaanse markt. Over de aktiviteiten van Stellenbosch heeft Bols geen zeggenschap (1). De vraag blijft waarom Stellenbosch licentiehouder van Bols mag blijven en met gebruik van de naam "Bols" advertentieteksten kan lanceren als: "Bols Brandy, de brandewijn waar Zuid-Afrika zich mee thuis voelt" ...... (2). Ook in advertenties in de Zuidafrikaanse pers duikt de naam Bols bijna wekelijks op (3). BRONNEN: (1) brief Bols aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 16-3-1987; (2) Nederlandse Post, november 1985; (3) zie diverse nummers van de Financial Mail. Braitman & Woudenberg Dit Amsterdamse verhuurbedrijf voor kampeerbussen onderhoudt in Zuid-Afrika kontakt met F.J. de Wilde (1). Het bedrijf geeft hierop als kommentaar: "Indien het verhuren van een kampeerbus uit Zuid-Afrika, op vakantie in Europa, valt onder "investeren in apartheid", en indien een Nederlander die in Zuid-Afrika tracht zijn medeburgers wegwijs te maken, om hun zaakjes bij voorbaat geregeld te hebben, ook valt onder "investeren in apartheid", dan kloppen voornoemde feiten" (2). Het gesignaleerde valt niet onder "investeren", maar wel onder handelsrelaties; daarom is het hier opgenomen. BRONNEN: (1) Nederlandse Post, november 1985; (2) brief van Braitman & Woudenberg aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 25-3-1987. Jan van den Brink Deze firma te Rotterdam importeert fruit uit Zuid-Afrika. Volgens diverse veilingbrieven gaat het om druiven, pruimen, appelen en peren (1). BRON: (1) veilingbrieven, koelcel-Marconistraat; de laatste is van 2 maart 1987. Citronas Citronas BV te Rotterdam importeert meloenen uit Zuid-Afrika (1). Op een verzoek om nadere informatie wilde men eind 1985 niet reageren. BRON: (1) veilingbrieven, koelcel Boezen, 2-4-1984. Conimex Conimex te Baarn exporteert naar Zuid-Afrika en is daar vertegenwoordigd door Prima Vera Trading Company (1). BRON:
(1) Nederlandse Post, november 1985. DSM Stamicarbon, een dochtermaatschappij van DSM, verstrekte licenties aan diverse Zuidafrikaanse bedrijven, onder meer aan Fedmis (1). DSM erkent de juistheid van deze feiten, maar wil er met nadruk op wijzen dat het overgrote deel van door Stamicarbon verstrekte licenties niet rechtstreeks door haar wordt verleend. Ze worden in het algemeen verleend door internationaal opererende contractors, waarover Stamicaron geen zeggenschap heeft of niet bij wordt betrokken (2). Een reden, lijkt ons, om voortaan in de licentiekontrakten met zulke "contractors" bepalingen op te nemen die het dóórspelen van licenties naar Zuid-Afrika onmogelijk maken. BRONNEN: (1) European Chemical News, 31-3-1980 en 15-11-1982; (2) brief Raad van Bestuur DSM aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 23-3-1987. Fergusson Wild Nederland Fergusson Wild Nederland importeert delfstoffen uit Zuid-Afrika, van daaruit uitgevoerd door het Engelse bedrijf Central Asbestos Co. Ltd. Central Asbestos is een dochter van de Zuidafrikaanse onderneming Griqualand Exploration & Finance Co. Ltd. (1) BRON: (1) ABC Nederland 1985; Who Owns Whom UK/Ireland 1978f79. Florigo Industrie Florigo Industrie BV verkoopt apparatuur voor het maken van frites ("frituurlijnen") aan Zuid-Afrika (1). BRON: (1) Woerdense Courant, 29-12-1982. Fortis Coatings Fortis Coatings BV, gevestigd in Den Dolder, importeert Zuidafrikaanse verven en lakken; de Zuidafrikaanse exporteur is Fergussons Paints (Pty.) Ltd. (1). BRON: (1) ABC Nederland 1985. Gist Brocades Gist Brocades BV te Delft wordt in Zuid-Afrika vertegenwoordigd door Chemical Services (1). BRON: (1) Jaarverslag Chemical Services 1984; Gordinne Gordinne & Cie., laboratorium te Rozenburg, test Zuidafrikaanse steenkool (1). BRON: (1) Het Vrije Volk, 24-12-1986. Hagé International Hagé International BV in Barendrecht importeert fruit en uien uit Zuid-Afrika. De streng gereformeerde direkteur van het bedrijf, J.L. van den Heuvel, ziet daar
niets kwaads in. In een interview zei hij dat "de zwarten het nergens beter hebben dan in Zuid-Afrika" (1). Tijdens akties van het KZA tegen de import uit Zuid-Afrika, in het voorjaar van 1986, werd bij Hagé met vorkheftrucks op de demonstranten ingereden. BRON: (1) NRC-Handelsblad, 28-8-1985. Heineken Amstel Bier verstrekte een licentie aan de Zuidafrikaanse bierbrouwer South African Breweries. SA Breweries adverteert regelmatig voor Amstel Bier in Zuidafrikaanse bladen. Amstel is een merk van Heineken (1). BRON: (1) brief aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 25-3-1987. Heybroek Heybroek BV te Amsterdam importeert delfstoffen uit Zuid-Afrika. Exporteur van daaruit is de Engelhard Minerals & Chemicals Division, uit Edison, VS. Dit bedrijf is voor 29 % eigendom van de op de Bermuda's gevestigde investeringsmaatschappij Minorco, die op haar beurt in handen is van de Zuidafrikaanse koncems Anglo American Corp. en De Beers (1). BRONNEN: (1) ABC Nederland 1985; jaarverslag Minorco (Bermuda) 1984. Heyligers Orgelbouw Heyligers Orgelbouw BV te Ermelo exporteert orgels naar Zuid-Afrika (1). BRON: (1) ABC Nederland 1985. Holee Het merk Holec wordt in Zuid-Afrika gevoerd door Northern Engineering Industries Africa Ltd. (1). Northern Engineering voert een deel van het assortiment van Holec (2). BRONNEN: (1) Investor's Handbook South Africa, 1986; (2) brief aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 1-4-1987. Internationale Fruit Mij. De BV Internationale Fruit Mij. te Rotterdam importeert fruit uit Zuid-Afrika. Volgens diverse veilingbrieven gaat het om sinaasappelen en grapefruit (1). BRON: (1) veilingbrieven, koelcel Internat. Fruit Mij; veilingbrieven uit 1985 zijn in ons bezit. Op verzoeken om kommentaar werd nooit gereageerd. Kaufmann Kaufmann's Handel-Maatschappij, NV, gevestigd te Rotterdam, importeert huiden en vellen uit Zuid-Afrika. Het bedrijf betrekt deze van de African HideTrading Corp. te Port Elisabeth (1). BRON:
(1) ABC Nederland, 1985. KEMA KEMA-Keur te Arnhem heeft voor GEC (South Africa) een elektrisch schakelpaneel gekeurd en getest (1). BRON: (1) Jaarverslag Reunert Ltd.-SA 1985. Van Leeuwen Buizen Van Leeuwen Buizen te Zwijndrecht verkocht haar bedrijven in Zuid-Afrika aan lokaal management en ging met de nieuwe leiding een management-kontrakt aan (1). BRON: (1) De Zaanlander, 4-12-1986. Meinhardt P.W. Meinhardt, groothandel te Den Haag, importeert uit Zuid-Afrika; exporteur daar is de International Philatelic Service te Johannesburg (1) BRON: (1) ABC Nederland, 1985. Moret & Limperg Het accountantskantoor Moret & Limperg te Amsterdam werkt samen met AMSA, wat weer een onderdeel is van het Zuidafrikaanse accountantsburo Arthur Young & Co. (1). De reden voor deze samenwerking is, aldus het bedrijf, dat het deel uitmaakt van de wereldwijde federatie Arthur Young International, waarbij ook genoemd Zuidafrikaans bedrijf is aangesloten (2). BRONNEN: (1) Het Financieele Dagblad, 6-6-1985 en 24-9-1985; Who Owns Whom South Africa, 1986; (2) brief aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 25-3-1987. Poortershaven De Fa. Poortershaven te Rotterdam importeert delfstoffen uit Zuid-Afrika, die het betrekt van Delta Manganese uit Nelspruit (1). BRON: (1) ABC Nederland, 1985. Ritmeester J.H. Ritmeester BV te Utrecht importeert produkten uit Zuid-Afrika, die daar geëxporteerd worden door J. Bibby Science Products Ltd., gevestigd te Stone, Engeland, maar via haar moederbedrijf J. Bibby & Sons een dochter van het Zuidafrikaanse koncem Barlow Rand (1). BRONNEN: (1) ABC Nederland, 1985; Who Owns Whom UK/Ireland 1985. Schemkes H.C. Schemkes Import-Export BV te Heelsum importeert vlees en vis uit ZuidAfrika, van daaruit geëxporteerd door Spekenam uit Belville (1). BRON: (1) ABC Nederland, 1985.
Soho-Disposables Soho-Disposables BV, gevestigd te Purmerend, importeert produkten uit ZuidAfrika. Die betrekt het bedrijf van Henry Cooke Ltd te Beetham/Milthorne, Engeland, een dochter van J. Bibby & Sons die op haar beurt een dochter is van het Zuidafrikaanse koncern Barlow Rand (1). BRONNEN: (1) ABC Nederland, 1985; Who Owns Whom UK/Ireland 1985. De Spar De internationale Spar is een organisatie, waarin een groot aantal onafhankelijke groothandelsbedrijven en zelfstandige detaillisten zijn verenigd. Alle in deze organisatie deelnemende landen zijn volledig autonoom en van enige kapitaalsverbinding of winsttransfer is geen sprake. Momenteel wordt in 19 landen door genoemde bedrijven in het vrijwillig filiaalbedrijf Spar samengewerkt. De groot- en detailhandelsorganisatie in ZuidAfrika trad in 1963 tot de Spar toe (1). Een aantal Spar-winkels in Zuid-Afrika werden in 1985 getroffen door een konsumentenboycot. De Spar-supermarkt in Durban was doelwit van een bomaanslag (2). BRONNEN: (1) brief Internationale SPAR Centrale BV aan de Anti-Apartheids Beweging Nederland, 30-3-1987; (2) Het Financieele Dagblad, 21-10-1985, en Financial Mail, 25-4-1985. Temati Verkoopmaatschappij van Technische Materialen voor Isolatiebescherming Temati BV, gevestigd te Beverwijk, importeert materialen uit Zuid-Afrika, via het Britse bedrijf Cape Insulation Ltd. (1). BRONNEN: (1) ABC Nederland, 1985; Who Owns Whom UK/Ireland 1985. Traffic Management Systems Traffic Management Systems BV, gevestigd in Haarlem, importeert apparatuur uit Zuid-Afrika; als exporteur treedt daar op Electromatic uit Pietermaritzburg (1). BRON: (1) ABC Nederland, 1985. Unity Chartering & Shipping (UCS) Deze Rotterdamse rederij verzorgde in de afgelopen jaren vier illegale transporten van explosieven en houwitsers naar ZuidAfrika. Op 4 mei 1987 besloot de rechter-kommissaris tot een gerechtelijk vooronderzoek tegen UCS. Dit vanwege de verdenking van overtreding van het Sanktiebesluit Wapenvervoer Zuid-Afrika uit 1981. De direkteur van UCS zou tot zijn daden gekomen zijn, omdat hij "op zwart zaad" zat (1). BRON: (1) NRC-Handelsblad, 4-5-1987. Velleman & Tas
Velleman & Tas te Rotterdam importeert fruit uit Zuid-Afrika. Volgens diverse veilingbrieven gaat het om appelen, druiven, peren, avocado's en meloenen (1). Op 11 december '85 deelde Velleman in een telefonische reaktie mee dat het om een "ekonomische kwestie" zou gaan. BRON: (1) veilingbrieven, koelcel Veltas, allen uit 1985. Warmink Warmink BV te Almelo exporteert Nederlandse, toeristische artikelen naar ZuidAfrika en is daar vertegenwoordigd door het Zuidafrikaanse bedrijf Vink. Voor haar dochterbedrijf WUBA geldt hetzelfde (1). BRON: (1) Nederlandse Post, juli 1985. W.C.M.H. W.C.M.H. (Mr. Dr. R. Wetzlar Chemische en Metallurgische Handelmij. BV) te Maarssen importeert Zuidafrikaanse produkten; als exporteur treedt daar op Emcor Ltd. te Johannesburg (1). BRON: (1) ABC Nederland, 1985. De Winter en Konijn De Winter en Konijn BV te Amsterdam importeert Zuidafrikaans fruit. Als exporteurs treden op: Langeberg Coop. Ltd. te Kaapstad; de Oilseeds Control Board te Pretoria, en de South African Dried Fruit Coop. Ltd. te Wellington, Zuid-Afrika (1). BRON: (1) ABC Nederland, 1985. HOOFDSTUK 6 ZUIDAFRIKAANSE BEDRIJVEN IN NEDERLAND 6.1. Inleiding Al langere tijd zijn de aktiviteiten van buitenlandse bedrijven in Zuid-Afrika onderwerp van studie binnen de internationale anti-apartheidsbeweging. Ook het voorgaande hoofdstuk getuigt hiervan. Daarentegen is er totnogtoe weinig aandacht besteed aan het doen en laten van het Zuidafrikaanse bedrijfsleven in het buitenland. De aktiviteiten van Zuidafrikaanse bedrijven in bijvoorbeeld Nederland zijn nog niet eerder kritisch gevolgd. Een recente studie, verricht door de Stichting OSACI in opdracht van de Werkgroep Kairos (1), heft dit laatste manko op. Hierin worden de Zuidafrikaanse investeringen in Nederland onderzocht; het gaat om direkte investeringen, dat wil zeggen deelnemingen in het aandelenkapitaal van ondernemingen. In dit hoofdstuk komen de voornaamste gegevens uit deze OSACI-studie aan bod. In paragraaf 6.2. wordt in 't kort algemeen ingegaan op de ontwikkeling van de buitenlandse investeringen van het Zuidafrikaanse bedrijfsleven. In par. 6.3. worden omvang en aard van de Zuidafrikaanse investeringen in Nederland verkend. Het "waarom" van deze belangen komt daar aan de orde. Ook richten we de schijnwerpers op de medewerking
--"kollaboratie" lijkt in dit verband een passender woord-- van Nederlandse banken, accountants, advokaten, notarissen en belastingadviseurs aan deze investeerders. Par. 6.4. geeft tenslotte een gedetailleerd overzicht van de Zuidafrikaanse zakelijke belangen in Nederland. 6.2. De buitenlandse investeringen van het Zuidafrikaanse bedrijfsleven De buitenlandse expansie van het Zuidafrikaanse mijnbouw- en industriekapitaal heeft zich vooral in de jaren zeventig en tachtig voltrokken. Toch is het verschijnsel al ouder. De Zuidafrikaanse Rembrandt-tabaksgroep (Caballero, Peter Stuyvesant, Pall MalI) bouwt al sinds de jaren vijftig aan een internationaal imperium (2). Een technologisch geavanceerd bedrijf als Boart International, onderdeel van de Zuidafrikaanse Anglo-groep, zette in 1960 een fabriek in Engeland op poten 100 voor de produktie van (mijn)bouwapparatuur (3). We zullen zien dat deze bedrijven ook vaste grond onder de voeten hebben gekregen in Nederland. De meer recente groei van de buitenlandse belangen van het Zuidafrikaanse bedrijfsleven wordt grotendeels gedragen door de Anglo American Corporation. Deze grootste mijnbouw- en industrie-onderneming van Zuid-Afrika investeert dan vooral in Noord-Amerika en Europa. Sinds het eind van de jaren zeventig volgen andere Zuidafrikaanse ondernemers. Voor velen onder hen is dit het eerste buitenlandse avontuur (3). De beschikbare cijfers spreken duidelijke taal. In 1972 bedroegen de buitenlandse investeringen van Zuid-Afrika voor het eerst meer dan 1 miljard Rand (toen 4,36 miljard gulden). In 1984 waren deze investeringen aangegroeid tot 12,93 miljard Rand (f 28,24 miljard): in Rands gemeten bijna het dertienvoudige (4). Uit gegevens van de Zuidafrikaanse Reserve Bank blijkt dat per 1984 in Afrika ruim f 13 miljard geinvesteerd was, tegen f 8,5 miljard in Noord- en Zuid-Amerika en ruim f 6 miljard in de EG (5). Gemiddeld ging in de periode 1970-'84 ruim éénderde van de Zuidafrikaanse buitenlandse investeringen naar de EG. Het merendeel hiervan kwam waarschijnlijk in Groot-Brittannië terecht. In 1985 hadden 69 van de 100 grootste Zuidafrikaanse industriële ondernemingen investeringen in het buitenland gedaan (6). De meest gewilde landen hiervoor waren achtereenvolgens Groot-Brittannië, Zimbabwe, de Verenigde Staten en Botswana; Nederland kwam op de zesde plaats. Grote buitenlandse belangen hebben Zuidafrikaanse mijnbouwondernemingen als Anglo American Corporation of South Africa en het daarmee verbonden De Beers, General Mining Union Corporation, Anglo-American Gold Investment Company, Gold Fields of South Africa en Johannesburg Consolidated Investments. Het gaat dan vooral om investeringen in Zimbabwe, Australië, Groot-Brittannië, Botswana, Brazilië, Ierland en Zambia. In Liberia, Luxemburg, Nederland en de Nederlandse Antillen hebben zij een reeks "brievenbusmaatschappijen". In deze opsomming ontbreekt nog Minorco, de gezamenlijke onderneming van Anglo American Corporation en De Beers. Minorco heeft zeer grote belangen (ter waarde van 1.915 miljoen dollar, ofwel f
6,6 miljard), die voor 80 % in Noord-Amerika en Europa zijn gelokaliseerd. Deze laatste zijn grotendeels ondergebracht bij Minorco (Bermuda) (7). In 1981 was Minorco, naar omzet gerekend, zelfs de grootste individuele buitenlandse investeerder in de Verenigde Staten (8). De Anglo-groep is zonder twijfel het meest internationaal vertakte koncern dat vanuit Zuid-Afrika opereert. Het koncern kontroleert 600 bedrijven met in totaal 800.000 werkne(e)m(st)ers. Het domineert wereldwijd de diamantindustrie. De groepsbelangen strekken zich uit over Noord-Amerika, Europa, Afrika, Australië en Zuid-Amerika, en betreffen voornamelijk de mijnbouw of daarmee verbonden aktiviteiten. Binnen de Anglo-groep is Boart International het sterkst geïntemationaliseerde bedrijf. Deze producent van diamantboren heeft dochters over de hele wereld en behaalt 70 % van haar winst buiten Zuid-Afrika (9). Naast de Anglo-groep is er nog een reeks van Zuidafrikaanse ondernemingen met belangen in het buitenland. Na Anglo zijn de grootste buitenlandse investeerders: -- de Rembrandt-groep, het drank- en tabakskoncern van de Zuidafrikaanse families Rupert en Hertzog, -- Old Mutual en SANLAM, de twee grootste verzekeringskoncerns van Zuid-Afrika. Samen beheersen deze drie giganten 42 van de 100 grootste industriële ondernemingen in Zuid-Afrika (10). Vooral via deze ondernemingen zijn zij in het buitenland vertegenwoordigd. De Rembrandt-groep oefent via een groot minderheidsbelang (van 31 % (11), dat overigens 44 % van de stemrechten vertegenwoordigt (12)) de kontrole uit over Rothmans International. Dit is een groot tabakskoncern met de hoofdzetel in Engeland, maar sterk internationaal opererend. Per 31 maart '86 bedroeg het netto-vermogen van Rothmans bijna 1 miljard pond, ofwel f 3,8 miljard (13). Daarnaast beheerst de Rembrandt-groep --door kontrole over zeven Zuidafrikaanse bedrijven-- nog een tiental investeringen buiten Zuid-Afrika. Old Mutual, het grootste verzekeringskoncern van Zuid-Afrika, beheerst het Zuidafrikaanse Barlow Rand. Deze onderneming bezat in september '85 op haar beurt weer ruim een miljard Rand (f 1,4 miljard) aan vermogen in GrootBrittannië, de V.S. en Europa (14). Daarnaast tekent Old Mutual, via beheersing van drie andere Zuidafrikaanse ondernemingen, voor nog ongeveer 30 buitenlandse investeringen. SANLAM, het tweede verzekeringskoncern van ZuidAfrika, heeft zo'n 60 buitenlandse investeringen, via kontrole over een 15-tal Zuidafrikaanse ondernemingen. Onder die 15 is Gencor, het op één na grootste mijnbouwbedrijf van Zuid-Afrika. 6.3. Zuidafrikaanse investeringen in Nederland: een verkenning 6.3.1. Aard en omvang van de Zuidafrikaanse investeringen Nederland biedt momenteel onderdak aan 61 Zuidafrikaanse bedrijfsvestigingen. Ze behoren aan 12 moedermaatschappijen, te weten: de Anglo-groep, Fralex,
Hosken Consolidated Investments, Micor Holdings, Brian N. Mutch, Old Mutual, de Rembrandt-groep, SANLAM, SATOUR, Standard Bank Investment Corporation en Donald Gordon, de Trade & Industry-groep, en Waicor. Paragraaf 6.4. geeft straks gedetailleerde informatie over deze belangen; nu gaan we in op de totale omvang en de aard van deze investeringen en op het aantrekkelijke van Nederland voor de betrokken ondernemers. Opvallend is allereerst, dat niet minder dan 46 van deze 61 Zuidafrikaanse vestigingen in Nederland vallen in de kategorie "houdster- en financieringsmaatschappijen". Zulke maatschappijen hebben een brievenbuskarakter en maar één doelstelling: het ontwijken van belasting. Ze hebben geen werknemers in dienst. Slechts 15 van de Zuidafrikaanse vestigingen plegen werkelijk produktie- en handelsaktiviteiten. Het betreft de volgende produkten: verf; tabak; industriële weegmachines; reizen; diamantbewerkingsgereedschappen, boor-, zaag- en slijpmachines; diamantboren; isolatieprodukten en -werken; dichten van industriële lekken in (petro)chemie en elektriciteitscentrales. Hier waren in 1985 ruim 2.000 mensen werkzaam, van wie het leeuwendeel in de Nederlandse vestigingen van Rothmans International (tabak). Eind 1984 hadden de Zuidafrikaanse direkte investeringen in Nederland, gerekend naar het aandelenkapitaal dat ermee gemoeid was, een omvang van 258 miljoen gulden (15). Op dat moment bedroeg de totale voorraad aan buitenlandse investeringen in ons land f 58,3 miljard (16). Hoewel deze twee cijfers niet helemaal vergelijkbaar zijn, geven ze wel aan dat het Zuidafrikaanse kapitaal in Nederland niet omvangrijk is ten opzichte van dat uit andere landen. Hetzelfde geldt ten opzichte van het totaal van de direkte investeringen van het Zuidafrikaanse bedrijfsleven in het buitenland. Van dit totaal bevond zich in '84 0,9 % in Nederland. Toch is het belang van ons land voor Zuidafrikaanse ondernemers groter dan bovenstaande cijfers suggereren. De balansen uit 1985 van 19 Zuidafrikaanse vestigingen in Nederland vermelden een totaal vermogen van f 5,45 miljard. Tellen we hierbij de Engelse investeringen op die waren ondergebracht bij een (toen nog) Nederlands filiaal van de Anglo-groep (17), dan komen we wat dit aangaat uit op een bedrag van f 7,6 miljard. Dit betekent dat in '85 toch zo'n 20 % van de buitenlandse investeringen uit Zuid-Afrika in Nederland ondergebracht is geweest. In 1986 is het Zuidafrikaanse vermogen in Nederland evenwel drastisch ingekrompen, tot ongeveer f 2,5 miljard. Dat kwam omdat de Anglo-groep, vanwege veranderingen in het Nederlandse belastingstelsel, grote Amerikaanse en Engelse investeringen overhevelde van ons land naar Luxemburg en de Nederlandse Antillen. 6.3.2. Nederland als belastingparadijs Multinationale ondernemingen, met dochterbedrijven verspreid over de wereld, proberen zo min mogelijk belasting te betalen over de miljarden guldens die tussen de koncern-delen heen en weer stromen. Zo ook de Zuidafrikaanse koncerns die internationaal zijn gaan opereren. Nederland is voor veel multinationals niets meer of minder dan een belastingparadijs. En opnieuw geldt
dat ook voor de grote Zuidafrikaanse ondernemers. Ons land biedt hen paradijselijke faciliteiten: een uniek netwerk van zogeheten bilaterale belastingverdragen ter vermijding van dubbele belastingheffing (ook met ZuidAfrika !!), de deelnemingsvrijstelling en de zogenaamde "tax rulings" (18). Zo kunnen multinationals via houdstermaatschappijen of "holdings" in Nederland heel wat belasting besparen. We zullen nu in 't kort aangeven hoe dat in z'n werk gaat. Het Nederlandse netwerk van bilaterale belastingverdragen zorgt ervoor dat dividenden die van een dochtermaatschappij in land A via een Nederlandse "holding" naar de moedermaatschappij in land B gesluisd worden, in veel gevallen lager belast worden dan dividenden die rechtstreeks van A naar B gaan. Bij "doorvoer" via Nederland wordt tussen 0 en 15 % belasting geheven in land A en nog eens een dergelijk percentage bij vertrek uit Nederland. Percentages van 5 en 10 komen echter het meest voor. Een dividendstroom van A rechtstreeks naar B wordt normaal gesproken in land A met ongeveer 25 % belast. Via Nederland kan dus flink wat worden bespaard ! Dividenden die vanuit ons land naar de Nederlandse Antillen werden overgemaakt, hadden tot voor kort zelfs met een 0-tarief te maken terwijl daarover op de Antillen slechts 3 % hoefde te worden betaald. Deze zogeheten Antillenroute is per 31 december 1985 wat minder voordelig geworden, want Nederland heft nu 7,5 % in plaats van 0 %. Landen als Luxemburg en Zwitserland bieden met het bovenstaande vergelijkbare belastingfaciliteiten aan internationaal opererende ondernemingen. Echter, Nederland is uniek voor wat betreft de deelnemingsvrijstelling. Deze houdt in dat een Nederlandse onderneming met een belang van meer dan 5 % in een andere (binnen- of buitenlandse) onderneming geen 42 % vennootschapsbelasting hoeft te betalen over de ontvangen dividenden. Andere landen werken met een verrekeningssysteem waarbij in het eigen land (A) alleen belasting wordt geheven voorzover dat nog niet in het buitenland (B) is gebeurd. Land A rekent dan een tarief dat gelijk is aan het verschil tussen de tarieven van land A en land B. Het Nederlandse 0-tarief is vooral gunstig ten opzichte van dat van land A, indien land B weinig belasting heft over uitgaande dividenden. Land A heft dan volgens het verrekeningssysteem een hoge aanvullende belasting. Het Nederlandse 0-tarief bespaart in dat geval veel belasting. Indien land B een hoog tarief toepast, dan heft land A een lage aanvullende belasting. In zo'n geval zijn de voordelen van de Nederlandse konstruktie ten opzichte van die van land A niet zo groot. Er zit aan de deelnemingsvrijstelling nog een andere kant, namelijk de verlieskompensatie. Als een buitenlandse dochter wordt gelikwideerd, mogen de hierbij gekreëerde verliezen worden afgetrokken van de winst van de Nederlandse houdstermaatschappij, en wel met terugwerkende kracht van drie jaar. Vooruit schuiven kan ook, en wel over een periode van acht jaar. Vooral de terugwerkende kracht van drie jaar is, internationaal bezien, uiterst gunstig (19). Door deze regeling is Nederland internationaal een "dumpplaats" van likwidatieverliezen geworden.
Een laatste voordeel dat Nederland ondernemers biedt, bestaat uit de zogeheten "tax rulings". Dat is een belastingregeling voor enkele jaren, waardoor het betrokken bedrijf van tevoren weet hoeveel belasting het de komende jaren moet betalen. In andere landen blijven bedrijven vaak lang in het onzekere over hun belastingaanslag. 105 Al het bovenstaande gaat niet alleen op voor dividenden. Het geldt ook voor uit het buitenland ontvangen vermogenswinsten op aandelen, bijvoorbeeld verworven door verkoop van een buitenlandse dochter. Ook betalingen van rente en royalties komen er gunstig vanaf in het Nederlandse stelsel van belastingverdragen. Normaal gesproken heffen landen een (bron)belasting op uitgaande betalingen aan rente en royalties. Nederland doet dit niet. Verder staan de Nederlandse belastingverdragen borg voor een verlaging van de bronbelasting op de rente en royalties die vanuit een bepaald land naar Nederland worden overgemaakt. Bij rente --voor royalties geldt een vergelijkbaar verhaal-- gaat dit als volgt: land A leent via een Nederlandse "tussenholding" aan land B. De rente gaat dan van B via Nederland naar A. Land B heft, op basis van een belastingverdrag met Nederland, een lagere rentebelasting dan gewoonlijk; in Nederland wordt zo'n belasting niet geheven bij doorbetaling aan land A. Het enige dat Nederland wel eist is dat er een renteverschil bestaat van 0,25 % tussen de inkomende en de uitgaande lening. Over deze 0,25 % (soms 0,125 %) wordt 42 % vennootschapsbelasting geheven. In ons land zijn 46 Zuidafrikaanse BV's bezig met dergelijke praktijken. Het is onmogelijk om uit openbare bronnen de totale belastingbesparing te berekenen die met deze BV's bereikt wordt. Wel mogen we veilig aannemen dat het om vele miljoenen gaat. Er bestaan verder aanduidingen, om welke bedragen het soms gaat. In dokumenten die zijn gevonden bij een inbraak in het Amsterdamse kantoor van de Anglo-groep maakten vertegenwoordigers van deze groep melding van de belastingbesparing die zij in 1983 via Nederland bereikten: $ 7,8 miljoen, ofwel f 22 miljoen. En er zijn méér feiten bekend geworden. Eén van de Nederlandse BV's van de Anglo-groep, Plain Holdings BV te Amsterdam, loodste een dag voordat de Antillenroute 7,5 % duurder werd, niet minder dan 2,25 miljard gulden Nederland uit. Dat betekende uiteraard een besparing van 7,5 % hiervan, dus f 168,75 miljoen. Anglo-BV Erabas te Amsterdam schoof in de periode 1983-'84 f 1,18 miljard naar de Antillen. Een andere BV uit de Anglo-gelederen, Boart Drilling International BV te Den Haag, sluisde in '84 f 14,2 miljoen aan dividenden vanuit Australië, de VS en Europa naar een Luxemburgse houdstermaatschappij (20). Zuidafrikaanse bedrijven krijgen zo dus miljoenen guldens in de schoot geworpen ! Weliswaar heeft de Anglo-groep eind '85 haar belangen in ons land gereduceerd en zal er momenteel minder belasting ontweken worden door 106
Zuidafrikaans kapitaal, maar we mogen aannemen dat het nog immer om miljoenen gaat. Ter illustratie kan dienen dat Consolidated Gold Fields, een Engelse tak van de Anglo-groep, op het moment meer dan een miljard gulden aan Zuidafrikaanse mijnbouwinvesteringen in een Nederlandse "holding" heeft ondergebracht (21) en dus vele miljoenen aan dividenden via Nederland zal leiden. Er is dringend behoefte aan een regeling die de Zuidafrikaanse ondernemingen uitsluit van de geschetste Nederlandse belastingvoordelen. Allereerst zal het Nederlands-Zuidafrikaanse verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing moeten worden beëindigd. Het aanpakken van de Zuidafrikaanse produktie- en handelsbedrijven in Nederland is niet eenvoudig. Het gaat om dochterbedrijven van Engelse en Amerikaanse dochters van Zuidafrikaanse ondernemingen. Zij zullen ongetwijfeld de verantwoordelijkheid voor hun Zuidafrikaanse origine afschuiven naar hun Engelse en Amerikaanse moedermaatschappijen. Toch hopen we dat de diskussie op gang komt over hoe deze uiteindelijk Zuidafrikaanse belangen aan te pakken zijn, een diskussie die onderbouwd kan worden met de gegevens die we hier presenteren. 6.3.3. Nederlandse "begeleiders" als kollaborateurs Een van de aantrekkelijkheden van ons land voor de Zuidafrikaanse investeerders is totnogtoe ook dat ze kunnen rekenen op de welwillende "begeleiding" van een legertje van Nederlandse banken (trustmaatschappijen), accountants, advokaten, notarissen en belastingadviseurs. We schreven 't al: het woord "kollaboratie" is hier op zijn plaats. Het ging hierbij om een of meer van de volgende hand- en spandiensten: aanmelden en oprichten van BV's; opstellen en aanpassen van statuten; bekleden van direkteurschappen; verrichten van administratieve en bankdiensten; verstrekken van belastingadviezen; het voeren van de boekhouding en het opstellen van jaarverslagen. Kijken we alleen nog maar naar de grootste en meest betrokken kollaborateurs, dan ging het in de afgelopen jaren --tot en met 1986-- om de volgende organisaties: -- trustmaatschappijen: ABN Trust Co. (Amsterdam, Rotterdam), Pierson Trust (Amsterdam, Den Haag), BV Maatschappij voor Executele en Trustzaken (Amsterdam, voorganger van Pierson Trust), Zonika BV (Den Haag), Itcon BV (Amsterdam, Rotterdam), Zarf Trust Corporation (Rotterdam), Intrabeheer BV (Amsterdam), BV Centraal Service Bureau (Amsterdam), Trustmij Rokin BV (Amsterdam), Trust International Management BV (Amsterdam), Nijhuis Beheer BV (Enschede), en Olde Heuvel Beheer BV (Enschede); accountantskantoren: Coopers & Lybrandt (Amsterdam), Ernst & Whinney (Amsterdam), Deloitte Haskins & Sells (Amsterdam), Klijnveld Kraaijenhof & Co. (Amsterdam) en Arthur Young Nederland (Amsterdam, Rijswijk); advokatenburo's en notariskantoren: Loef & Van der Ploeg (Amsterdam), Caron & Stevens (Amsterdam), Pons & Schroeder (Amsterdam), notaris Kronenberg (Den Haag) en notaris Lubbers (Amsterdam);
belastingadviseurs: Price Waterhouse Vooren (Amsterdam, Den Haag) en Loyens & Volkmaars (Rotterdam). Deze "dienstverleners" zullen zich moeten onthouden van dergelijke hand- en spandiensten voor Zuidafrikaanse ondernemingen. De eerste stap is wat dit aangaat gezet: Amro-dochter Pierson, Heldring & Pierson, tot voor kort de huisbankier van de Anglo-groep, heeft verklaard geen financieel--administratieve diensten meer te verlenen aan Zuidafrikaanse bedrijven (22). 6.4. Zuidafrikaanse investeringen in Nederland: een overzicht In dit overzicht presenteren we onze belangrijkste informatie over de 61 Zuidafrikaanse ondernemingen in Nederland (23). Ze zijn --alfabetisch-gerangschikt naar de 12 Zuidafrikaanse moedermaatschappijen waartoe ze behoren. Zoals zal blijken, zijn de Zuidafrikaanse investeringen in ons land meestal indirekt van aard. Tussen de Nederlandse dochter en de Zuidafrikaanse moeder zijn in de meeste gevallen een of meer schakels ingebouwd. Bij houdster- en financieringsmaatschappijen is de direkte moeder meestal in een belastingparadijs (Nederlandse Antillen, Panama, Jersey, Luxemburg, etcetera) te vinden, bij produktie- en handelsondernemingen zijn de direkte moeders meestal Engels of Amerikaans. Maar steeds geldt dat de uiteindelijke moeder Zuidafrikaans is. In de eigendomsketen tussen de Zuidafrikaanse moeder en de Nederlandse dochter komen ook minderheidsdeelnemingen voor. Toch kan in deze gevallen sprake zijn van een doorslaggevende invloed van de moeder. Deelnemingen tussen de 10 en 50 % kunnen wel degelijk overheersende invloed over een onderneming inhouden, namelijk wanneer er verder geen grote aandeelhouders zijn of wanneer deze minderheids-aandeelhouders preferente aandelen in hun bezit hebben. Het stemrecht binnen een onderneming kan zelfs vrij onafhankelijk van het aandelenbezit zijn verdeeld. In de lijst die we hier presenteren, zijn ook minderheids- en indirekte deelnemingen opgenomen. Meestal gaat het hier om overheersende belangen. Anglo American Corporation Dit grootste mijnbouw- en industriekoncern bestaat uit een netwerk van ondernemingen, deels buiten Zuid-Afrika. Die zijn veelal met elkaar verbonden via forse minderheidsdeelnemingen. In verband met de Nederlandse investeringen van de Anglo-groep zijn de belangen en verbindingen van betekenis zoals die in het schema op de volgende bladzijde zijn afgebeeld. De Anglo-groep is de grootste Zuidafrikaanse investeerder in Nederland. Haar aandelenkapitaal bedroeg eind 1985 f 193 miljoen, ofwel 76 % van het totaal van de Zuidafrikaanse investeerders hier, haar bedrijfsvermogen f 6,85 miljard, 90 % van het totaal van de Zuidafrikanen. Hieronder volgt de lijst van de Nederlandse belangen van deze groep. Acanthus BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van patenten van het produktieproces van een PVC-pijp; heeft een rol gespeeld in het ontduiken van Zambiaanse sankties tegen Zuid-Afrika. Dochter van het grootste private
Zuidafrikaanse chemiekoncern AE&CI. Aantal werknemers: 0. Alluvium Investments BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van een 50 %-belang in Ambay Services, een Canadese financieringsmaatschappij die exploratie van de Anglogroep in Canada ondersteunt. Alluvium is een dochter van Anglo American Corp. of South Africa (76 %), Amgold (Zuid-Afrika, 20 %) en Central Holdings (Luxemburg, 4 %), allen behorend tot de Anglo-groep. Aantal werknemers: 0. 47,1 %. t~H Boort International (ZR) 10 Longgear Co. (USR) De Anglo American Corporation of South Africa in beeld 110 Aminoil (Netherlands) Petroleum Co. Dit is een Nederlandse olie- en gasexploratiemaatschappij van Newmont Mining (USA), met belangen in het Nederlandse deel van de Noordzee; vestigingsplaats en aantal werknemers onbekend. Anfin BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van een 19 %-belang in de Belgische mijnbouwonderneming Sibeka, een dochter van het Belgische koncern Société Générale de Belgique. Anfin is een dochter van De Beers. aantal werknemers: 0. Anglo American Services (Netherlands) BV Houdstermaatschappij, met onbekende vestigingsplaats, van Zuidafrikaanse mijnbouwbelangen. Dochter van Anglo American Corp. of South Africa. Aantal werknemers: 0. Beleggings- en Exploitatiemaatschappij Lavender BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van patenten m.b.t. synthetische diamantbereiding. Hoort tot de Anglo-groep, is waarschijnlijk een dochter van De Beers (Zuid-Afrika). Aantal werknemers: 0. Blythe Colours BV Gevestigd in Maastricht, producent van verven, glazuren, kleurstoffen en edelmetaalprodukten. Volledige dochter van het Engelse chemie- en edelmetalenkoncern J. Matthey PLC. Aantal werknemers: 105. Boart Drilling International BV In Den Haag gevestigde houdstermaatschappij van 13 ondernemingen in Europa, de VS en Australië die diamantboren produceren of verhandelen. De maatschappij is een 100 %-dochter van Boart International (Zuid-Afrika). Aantal werknemers: 0. Boart Investments In Etten-Leur gevestigde houdstermaatschappij die onder Boart Drilling International BV (zie boven) valt. Aantal werknemers: 0. Cape Contracts Nederland BV Gevestigd in Dordrecht; uitvoerder van isolatiewerkzaamheden, o.a. rond 1984 bij de Amsterdamse NSM-werf. Het bedrijf is een dochter van Cape Contracts (Groot-Brittannië), dat weer deel uitmaakt van de Cape Industries groep. Aantal werknemers: 90.
Cape Boards Nederland BV Gevestigd in Den Bosch. Verkoop van isolatiewanden en -panelen en onbrandbare platen voor bouw en scheepsbouw. Maakt deel uit van het Engelse Cape Boards and Panels, dat eveneens deel uitmaakt van de Cape Industries groep. Aantal werknemers ligt tussen 5 en 9. Consolidated Gold Fields BV In Gouda gevestigde houdstermaatschappij van Zuidafrikaanse mijnbouwbelangen met een totale waarde van f 1.098 miljoen, waaronder een belang van 47,9 % in Gold Fields of South Africa. Is een dochter van het Engelse Consolidated Gold Fields. Aantal werknemers: 0. Cotiner BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van een investering in Pandrol Italia SpA. Cotiner is een dochter van Pandrol International (Groot-Brittannië), een onderneming die bevestigingsmateriaal voor spoorrails maakt. Aantal werknemers: 0. Diamant Boart International Holding BV Houdstermaatschappij, met onbekende vestigingsplaats, van investeringen in 11 ondernemingen in Europa, Argentinië en Iran die diamantgereedschappen produceren of verhandelen. Dochter van het Belgische Sibeka (zie Anfin BV); De Beers (Zuid-Afrika) heeft een 19 %-belang in Sibeka. Aantal werknemers: 0. Diamant Boart Nederland BV Importeur/groothandel voor diamantgereedschappen en boor-, zaag- en slijpmachines, gevestigd in Vianen. Valt onder Diamant Boart International Holding BV (zie boven). Aantal werknemers: 50. Erabas BV Houdstermaatschappij, in Amsterdam gevestigd, van een 100 %-belang in Zamanglo Industrial Corp. Ltd. (Zambia). Dochter van Minorco (Bermuda). Aantal werknemers: 0. Fibre Cement Technology BV Bossche houdstermaatschappij van patentrechten en know-how, nodig voor de produktie van non-asbest bouwmaterialen. Is een 50/50 joint-venture van de Engelse Cape Industries-groep en RIS Irrigation Systems (Nederland) BV. Aantal werknemers: 0. Gallic Holdings BV In Den Haag gevestigde houdstermaatschappij van Zuidafrikaanse of Amerikaanse belangen. Dochter van Anglo American Corp. of South Africa. Aantal werknemers: 0. G.G.F. Capital BV Eveneens in Gouda gevestigde financieringsmaatschappij en dochter van de Engelse Consolidated Gold Fields. Gaf in juli 1986 voor £ 46 miljoen aan obligaties uit. Aantal werknemers: 0. 112 Gold Fields Finance BV Houdstermaatschappij van investeringen in de Australische ijzerertsmijnbouw, gevestigd in Gouda. In maart '86 is een obligatielening van f 165 miljoen uitgegeven in Zwitserse franken. Gold Fields Finance BV is een dochter
van de Engelse mijnbouwonderneming Consolidated Gold Fields. Aantal werknemers: 0. Holdingmaatschappij Matron BV In Den Haag gevestigde houdstermaatschappij van een 25 %-belang in de Zwitserse Guyerzeller Zurmont Bank, die onderdeel is van de Britse Midland Bank. Matron maakt deel uit van de Anglo-groep. Aantal werknemers: 0. Interamic (Netherlands) BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van een investering in Semnan Corp., een financieringsmaatschappij op de Nederlandse Antillen. Interamie valt onder Central Mining Finance Ltd. (Groot-Brittannië), de "financieringspoot" van de mijnbouwaktiviteiten van Charter Consolidated PLC (Groot-Britannië). Aantal werknemers: 0. Klambon Europe BV In- en verkoopmaatschappij van koppelingen, fittingen en dergelijke, gevestigd in Enschede. Dochter van de Zuidafrikaanse Stonestreet & Hansen Group. Aantal werknemers: 0. Longyear Nederland BV In Etten-Leur gevestigde fabrikant (waaronder assemblage) van en handelaar in boor-, zaag- en snijapparatuur voor bouw, wegenbouw en grondexploratie. 100 %-dochter van Longyear Co. (USA), een toonaangevende onderneming op het gebied van exploratieboren. Aantal werknemers: 50. Nedspring Industries BV In Rotterdam gevestigde houdstermaatschappij van (naar alle waarschijnlijkheid) belangen in Zambia, Zimbabwe of Botswana. Dochter van Haggie, een Zuidafrikaanse producent van staaldraad. Nedspring is in Nederland ondergebracht bij Itcon BV (Amsterdam), van waaruit overigens ontkend wordt dat Nedspring Zuidafrikaans is. Aantal werknemers: 0. "Een investering in gasexploratie van Newmont Mining (USA)" Dit betreft een deelneming van 12 % in Blok P/6 in het Nederlandse deel van de Noordzee. De naam van de onderneming is onbekend. Plain Holdings BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van Zuidafrikaanse en Noordamerikaanse mijnbouwbelangen; dochter van Minorco (Bermuda). Aantal werknemers: 0. 113 Portadrill BV Houdstermaatschappij, met onbekende vestigingsplaats, vallend onder Anglo American Industrial Corp. (Zuid-Afrika). Aantal werknemers: 0. Rockhold BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij van investeringen in Frankrijk en Zambia. Rockhold is een dochter van Anglo American Corp. of South Africa. Aantal werknemers: 0. Fralex Fralex (Zuid-Afrika) is houdstermaatschappij voor de Zuidafrikaanse onderneming Fraser Alexander, met aktiviteiten in en verband houdend met de mijnbouw: gespecialiseerde dienstverlening in de mijnbouw; kolendagbouw; fabrikage van beton en graniet; beheer van onroerend goed. De Nederlandse dochter van Fralex is: Boskop Graniet International BV Houdster- en financieringsmaatschappij. Aantal werknemers: 0. Hosken Consolidated Investments
Hosken Consolidated Investments (HCI) is een Zuidafrikaanse investeringsmaatschappij met belangen in de verzekeringssektor, in de automatisering en in onroerend goed. HCI heeft een Nederlandse dochter: Viga Holdings BV Houdstermaatschappij van investeringen in Botswana, Zimbabwe, de VS en Groot-Brittannië. Gevestigd te Amsterdam. Aantal werknemers: 0. Micor Holdings Micor Holdings is een Zuidafrikaanse onderneming met belangen in verzekeringen, reizen, transport, leasing, importfinanciering en andere financiële en industriële aktiviteiten. Micor heeft een dochter in Nederland: Gateway International BV Houdstermaatschappij, gevestigd in Amsterdam, van (naar alle waarschijnlijkheid) investeringen in de VS. Aantal werknemers: 0. Brian N. Mutch Brian N. Mutch is direkteur van de Zuidafrikaanse bedrijven Trek Scale en Industrial Scale Holdings. In Groot-Brittannië heeft hij een bedrijf opgericht, BNM Investments, dat momenteel 88 % bezit van Jan Molenschot & Zn. BV Fabrikant van industriële weegmachines, gevestigd in Breda. Aantal werknemers ongeveer 200. Old Mutual Old Mutual (voluit South African Mutual Life Assurance Society) is de grootste verzekeringsmaatschappij van Zuid-Afrika. Voor inzicht in de Nederlandse belangen van Old Mutual is onderstaand schema van belang: 25% 86,5% Soi(B 1 100% 19,5% Liberty Life AssoPG Wood ciation of Africo (ZA) Industries (ZA) Het gaat dan om de volgende belangen in Nederland: Furmanite Continental BV In Roosendaal gevestigde onderneming die industriële lekken dicht in (petro)chemische installaties en elektriciteitscentrales. Dochter van het Engelse Furmanite International, dat onder J. Bibby & Sons (Groot-Brittannië) valt. Aantal werknemers: 13. Interwil (Holland) BV Houdster- en financieringsmaatschappij, gevestigd te Amsterdam en behorend tot PG Woods, een Zuidafrikaanse houtfabrikant. Aantal werknemers: 0. Lobar Investments Houdstermaatschappij, gevestigd te Amsterdam. Valt onder het Zuidafrikaanse expeditiebedrijf Freight Services, dat momenteel valt onder Safren (Zuid-Afrika), een door Old Mutual beheerste onderneming met belangen in het vervoer en de amusementsindustrie. Aantal werknemers: 0. Solaglas (Holland) BV
Houdster- en financieringsmaatschappij, gevestigd in Amsterdam. Ressorteert onder Solaglas International, een Zuidafrikaanse glasfabrikant. Aantal werknemers: 0. Solfam BV Houdster- en financieringsmaatschappij, eveneens gevestigd in Amsterdam en behorend tot Solaglas International. Solfam BV heeft investeringen in Australië, de VS en Groot-Brittannië. Aantal werknemers: 0. Weesperkarspel Exploitatiemaatschappij BV Houdster- en financieringsmaatschappij, gevestigd in Haarlem en behorend tot het Zuidafrikaanse agro-koncern Tiger Oats. Aantal werknemers: 0. Bekend is dat Tiger Oats in het verleden diverse BV's in Nederland heeft gehad: Donge Exploitatiemaatschappij BV, Nederlandse Tiger Oats BV en Comshipco BV. Alleen van Comshipco kan met zekerheid worden gezegd dat deze BV niet meer bestaat. Rembrandt-groep De Zuidafrikaanse Rembrandt-groep, het dranken- en tabakskoncern van de families Hertzog en Rupert, beheerst Rothmans International (Groot-Brittannië), een van de grootste sigarettenproducenten ter wereld. Bekendste merken: Caballero, Pall Mall, Peter Stuyvesant. Rothmans International heeft een aantal belangen in Nederland. De Rembrandt-groep is tevens grootaandeelhouder van Sage Holdings, een Zuidafrikaanse onderneming die aktief is in verzekeringen, onroerend goed en financiële dienstverlening. Sage heeft een dochter in Nederland. De Rembrandt-belangen in Nederland zijn: BV Tabaksfabriek J. Gruno Producent van shag-, pijp- en pruimtabak, gevestigd in Nijkerk. Valt onder het Engelse Rothmans International. Gruno heeft een geïntegreerde bedrijfsvoering en een gekombineerd produktie- en verkoopapparaat met BV Koninklijke Tabakfabriek J & AC van Rossem (zie hieronder). Aantal werknemers tussen 50 en 99. Sigarettenfabriek Ed. Laurens BV In Den Haag gevestigde sigarettenfabrikant, vallend onder Rothmans International. Aantal werknemers: 333. BV Koninklijke Tabakfabriek J & AC van Rossem In Nijkerk gevestigde producent van shag-, pijp- en pruimtabak, vallend onder Rothmans International. Zie bij Tabaksfabriek J. Gruno. Aantal werknemers: 1. Sage International BV In Amsterdam gevestigde houdster- en financieringsmaatschappij, behorende tot Sage Holdings (Zuid-Afrika). Sage International BV heeft investeringen in de VS op het gebied van financiële dienstverlening en onroerend goed. Aantal werknemers: 0. Schimmelpenninck Sigarenfabrieken BV Sigarenproducent te Wageningen, ressorterend onder Rothmans International. Aantal werknemers: 150. Turmac Tobacco Company BV Fabrikant van sigaretten, met een marktaandeel in Nederland van 24 %. Gevestigd te Amsterdam. Bekende merken: Caballero, Pall Mali, Peter Stuyvesant, Dunhill, Rothmans, Lexington. Turmac is een dochter van Rothmans International. Aantal werknemers: 1.226.
Sanlam Sanlam (of SA National Life Assurance Co.) is de tweede verzekeringsmaatschappij van Zuid-Afrika. Voor inzicht in het navolgende overzicht van Sanlam's Nederlandse belangen is het schema op de volgende bladzijde nuttig: Sanlam (ZA) 8, IFederale Volksbeleggings BPK (Z) >50 % 598 Aýý iberecom Group (Z Federale Mijn-1 5494% General Mining Union bou BPK (ZO) Corporation (ZA) 72,9% [ Kohler (ZO)I Drukpak Beheer BV Houdster- en financieringsmaatschappij, gevestigd in Amsterdam. Behoort tot Kohler, een Zuidafrikaanse fabrikant van verpakkingsmateriaal. Drukpak heeft een aantal investeringen in Zimbabwe. Aantal werknemers: 0. Farmarc Nederland BV Houdster- en financieringsmaatschappij, gevestigd te Amsterdam en behorend tot de Zuidafrikaanse Federale Volksbeleggings BPK (FedVolk). Aantal werknemers: 0. Farmarc is in ons land ondergebracht bij Trust International Management BV in Amsterdam; deze BV ontkent overigens dat Farmarc Zuidafrikaans is. Genbel Finance BV Financieringsmaatschappij, gevestigd te Amsterdam. Behoort tot de General Mining Union Corp., een grote Zuidafrikaanse mijnbouwonderneming. Genbel Finance BV heeft in jan. 1985 een lening van DM 100 miljoen op de Europese kapitaalmarkt opgenomen, ter financiering van aktiviteiten in de mijnbouw en de olie- en gaswinning. Macboer BV Houdstermaatschappij, gevestigd in Amsterdam, van drie ondernemingen in de VS, Australië en Frankrijk die industriële ventilatoren maken. Macboer is een dochter van de Abercom Group, een Zuidafrikaanse industriegroep die onder meer komponenten voor de auto-industrie en industriële ventilatoren produceert. Aantal werknemers: 0. | ! 1 Tufftile BV Houdster- en financieringsmaatschappij, eveneens gevestigd in Amsterdam en behorend bij de Abercom Group. Tufftile heeft investeringen in Noord-Amerika. Aantal werknemers: 0. SATOUR De South African Tourist Corporation (SATOUR) is een staatsondememing die het toerisme naar Zuid-Afrika probeert te bevorderen. SATOUR bezit Intertop Travel BV Kantoor te Amsterdam, dat zijn aktiviteiten richt op Nederland, België en Skandinavië. Aantal werknemers onbekend.
Standard Bank Investment Corporation en Donald Gordon Standard Bank Investment Corp. (Stanbic) is de tweede bank van Zuid-Afrika. Samen met de Zuidafrikaan Donald Gordon beheerst Stanbic de Zuidafrikaanse levensverzekeraar en onroerend goed-ontwikkelaar Liberty Life Association of Africa. Laatstgenoemde heeft dochters in Groot-Brittannië (Sun Life Assurance Society en Capital & Counties) die weer dochters in Nederland hebben. De lijst van, direkte (Tolux) en indirekte, belangen van Stanbic in Nederland ziet er als volgt uit: Artagen BV In Den Haag gevestigde houdster- en financieringsmaatschappij behorende tot Sun Life Assurance Society, die weer voor 25,8 % in Zuidafrikaanse handen is (waarvan Liberty Life ruim 20 %, enkele procenten in handen van General Mining & Union Corp.). Aantal werknemers: 0. Capital & Counties Property International NV In Amsterdam gevestigde financieringsmaatschappij, behorend tot Capital & Counties, een Engelse onroerend goed-ontwikkelaar die voor 91,4 % in handen van Transatlantic Insurance Holdings (Groot-Brittannië) is. Laatstgenoemde is voor 75 % van Liberty Life Association of Africa (ZuidAfrika) en voor 25 % van de Zuidafrikaanse mijnbouwonderneming General Mining Union Corporation. Aantal werknemers: 0. Entreprises Artagen BV, Artagen Nord BV en Regent BV Houdster- en financieringsmaatschappijen, met onbekende vestigingsplaats, vallend onder Sun Life Assurance Society (GrootBrittannië) (zie verder onder Artagen BV). Aantal werknemers: 0. Montrose Holdings BV In Amsterdam gevestigde houdstermaatschappij, behorend tot Liberty Life Association of Africa. Is momenteel op non-aktief gesteld, zal worden verkocht of gelikwideerd. Aantal werknemers: 0. Tolux BV In Den Haag gevestigde houdster- en financieringsmaatschappij, behorend tot Stanbic. Tolux heeft een investering in Zuid-Afrika, Hesperus Holdings. Aantal werknemers: 0. Trade & Industry Group De Zuidafrikaanse Trade & Industry Group is aktief in nationale en internationale handelsfinanciering, reizen, transport, verzekeringen, textiel, etcetera. Het koncern heeft dochters in onder meer de VS, Groot-Brittannië, België, en ook in Nederland: Fedship BV Houdster- en financieringsmaatschappij, gevestigd in Amsterdam. Aantal werknemers: 0. Waicor Waicor (Zuid-Afrika) beheerst de Zuidafrikaanse onderneming W&A Investment Corporation, met belangen in onder meer textiel, speelgoed, auto-accessoires, autoverkoop, banden, rubber, olie en gas. W&A heeft dochters in de VS (kleding), Groot-Brittannië (auto's), Zimbabwe (rubber) en Zambia (rubber). In Nederland bevinden zich twee brievenbusmaatschappijen: A.C. Marijnessen Holding BV Houdstermaatschappij, vallend onder de Zuidafrikaanse W&A-dochter Enyati Resources, met olie- en gasbelangen in de VS. Marijnessen is tegenwoordig
slapend, waarschijnlijk als gevolg van het terugbrengen van de Amerikaanse oliebelangen door Enyati. Aantal werknemers: 0. Beleggingsmaatschappij Almere BV Houdster- en financieringsmaatschappij, gevestigd in Amsterdam en behorend tot W&A Investment Corp. Aantal werknemers: 0. VOETNOTEN (1) deze studie werd uitgevoerd door Frank Hendriks en in april 1987 afgerond; (2) Voedingsbond FNV, Rupert Rothmans-rapport, Utrecht 1980; (3) D.E. Kaplan, "The Internationalization of South African Capital: South African Direct Foreign Investment in the Contemporary Period", in African Affairs, 82, nr. 329 (October 1983), blz. 120 465-494, hier: blz. 469; (4) Quarterly Bulletin of the South African Reserve Bank, March 1975 en March 1986. Tussen 1970 en 1984 is de Zuidafrikaanse Rand ten opzichte van de Nederlandse gulden sterk in waarde gedaald, (5) Ouarterly Bulletin of the South African Reserve Bank, March 1986; (6) berekening F. Hendriks op basis van: "Top 100" in Financial Mail, 23-5-1986; McGregor's Investor's Handbook (Purdey Publishing Co., 1986); jaarverslagen van Zuidafrikaanse ondernemingen: Kaplan, op. cit.; (7) Jaarverslag Minorco 1985, blz. 10-11; (8) Kaplan, op.cit., blz. 465; (9) Jaarverslag Anglo American Industrial Corporation 1985, blz. 17; (10) Financial Mail, 23-5-1986; (11) berekening F. Hendriks op basis van Jaarverslag Rothmans 1986, blz. 19; (12) circulaire Rothmans, 22-3-1984; (13) Jaarverslag Rothmans 1986, blz. 23; (14) Jaarverslag Barlow Rand 1985, blz. 20 en 48-49; (15) berekening F. Hendriks op basis van dossiers van de Nederlandse Kamers van Koophandel; (16) Jaarverslag De Nederlandsche Bank 1985, blz. 71; (17) dit filiaal, Erabas SA (branch office), is op 31-12-1985 geliquideerd. De investeringen in de Engelse ondernemingen Charter Consolidated en Consolidated Gold Fields zijn nu ondergebracht bij Erabas SA te Luxemburg; (18) E.J. van der Meer, "De Nederlandse fiscale tussenholding, een aantrekkelijk tussenstation", Het Financieele Dagblad, 16-8-1986; (19) Safe, januari 1985, blz. 43;
(20) gegevens uit dossiers van Nederlandse Kamers van Koophandel en zoals afgedrukt door de Aktiegroep Splijt Apartheid in "Miljardenroof van Anglo", Bijlage bij Bluf !, 3-7-1986; (21) Dossier Consolidated Gold Fields BV, Kamer van Koophandel Gouda; (22) De Volkskrant, 19-3-1987; (23) dit overzicht is samengesteld op basis van: McGregor's Investors' Handbook, 1986; Jaarverslagen van de genoemde Zuidafrikaanse, Engelse en Amerikaanse ondernemingen; Dossiers van de Nederlandse Kamers van Koophandel van de genoemde Nederlandse ondernemingen; Kaplan, op. cit.; "The South African Giants League", Financial Mail, 23-5-1986; Aktiegroep Splijt Apartheid, op. cit. 122 Een~« aatlNdrans erje hetsnsd pulkai va eeradineternaprhi in 195zinrlaisme ui-fikebrkn me4ud ia /Nderland. heeftj een heertsnd gunti beas igklimatoo tuiari aarthe hervo ine in #~ Zui-Afika Miister Van r kden hé br reikk0n ij odenprte W'r4kI.f987 erst in Zud-fia er h~et2 vade eihrdereresie. Legestr en c 'tglions q ari tgnteln,i ht r retoi Skandina~~~ ~ ~ ~~ vielne noo e eeid tate ging~ dé2~ <ý,ne vr osoki maatregelen~~2