Natuurgebied Veluwe "Recreatiepark de Wildzoom"
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding
3
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 2.1 Ligging en begrenzing plangebied 2.2 Huidig gebruik 2.3 Planbeschrijving 2.4 Ruimtelijke inpassing 2.5 Verkeerskundige inpassing
4 4 4 4 5 5
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Provinciaal beleidskader 3.2 Gemeentelijk beleidskader 3.3 Conclusie
6 6 7 8
Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten 4.1 Milieuzonering 4.2 Geluidshinder 4.3 Luchtkwaliteit 4.4 Externe veiligheid 4.5 Bodem 4.6 Water 4.7 Ecologie - Soortenbescherming 4.8 Ecologie – Gebiedsbescherming 4.9 Cultuurhistorie en archeologie
9 9 10 10 10 11 11 12 12 13
Hoofdstuk 5 Juridische opzet 5.1 Algemeen 5.2 Hoofdopzet
14 14 14
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Algemeen 6.2 Economische uitvoerbaarheid 6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
16 16 16 16
Hoofdstuk 1
Inleiding
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de locatie van het perceel Wildzoom 16 te Ede. Op dit perceel is het recreatiepark ‘de Wildzoom’ gevestigd. Het park ligt ten noordoosten van de wijk Kernhem (de bebouwde kom van Ede). Tevens ligt het park aan de westkant van het Edese Bos. Op een afstand van ongeveer vierhonderd meter ligt het recreatiepark Bospark Ede. De betreffende percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Ede, sectie I, nummer 1792. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van de bouw van tien nieuwe recreatiewoningen. In verband hiermee moet de planologische begrenzing van het recreatiepark De Wildzoom vergroot worden. De vergroting van het recreatiepark is in strijd met het provinciale Groeien Krimpbeleid. Gelet op de voorgeschiedenis zijn de provincie en de gemeente van mening dat een afwijking van het genoemde groei- en krimpbeleid gerechtvaardigd is. Want in 2000 heeft de gemeente de partiële herziening van het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe ‘Bezemronde’ in procedure gebracht. In dit plan is de begrenzing van het recreatiepark 8 meter in westelijke richting uitgebreid. Deze wijziging vond zijn oorsprong in een foutieve inventarisatie ten tijde van het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe 1994. Eind 2000 hebben de ambtelijke diensten van de provincie Gelderland en de VROM-inspectie verklaard geen bezwaar te hebben tegen het toepassen van een vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO. In 2004 is deze verklaring nogmaals met een jaar verlengd. Door diverse oorzaken is echter nog altijd geen bouwvergunning en vrijstelling verleend. Het voorgestelde initiatief wijkt niet af van de eerste bouwaanvraag uit 1996. Dit bouwplan is destijds ingetrokken omdat de aanvraagster, in overleg met de gemeente, geïnteresseerd was geraakt in een mogelijke functieverandering van het terrein van ‘verblijfsrecreatie’ naar ‘wonen’. De ambtelijke dienst van de provincie heeft echter destijds negatief geadviseerd over dat plan. Om die reden is het plan niet doorgezet. Toen dit plan niet doorging heeft de aanvraagster besloten om opnieuw de planologische procedure te doorlopen voor het vergroten van haar recreatieterrein om de bouw van tien recreatiewoningen mogelijk te maken. Vervolgens is onder gebruikmaking van de eerder genoemde verklaring van de provincie een vrijstelling verleend onder de oude WRO (ex artikel 19, lid 2). Eind september heeft het college destijds de bouwvergunning gelet op formele gronden ingetrokken en gelijktijdig een nieuwe bouwvergunning op een aangepaste bouwaanvraag afgegeven. Op 13 juli 2005 heeft de rechtbank Arnhem de vergunning, althans de beslissing op bezwaar, op formele gronden vernietigt. De aanvraagster heeft naar dit tijdsverloop nog steeds het plan om de vergroting van het recreatiepark te realiseren. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste vergroting. Het recreatiepark de Wildzoom (en het perceel Wildzoom 16) is gelegen in het Natuurgebied Veluwe en heeft de bestemming ‘ verblijfsrecreatie’ en de bestemming ‘Multifunctioneel bos’. Volgens het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe: herziening recreatieterreinen is ter plaatse maximaal 1025 m toegestaan. De beoogde vergroting van het recreatiepark valt binnen de bestemming ‘Multifunctioneel bos’. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om de betreffende gronden voor verblijfrecreatieve doeleinden te gebruiken. Daarom is een herziening van het geldende bestemmingsplan nodig. Dit bestemmingsplan voorziet in een omzetting van de gronden van ‘multifunctioneel bos’ naar de bestemming ‘verblijfsrecreatie’. Tevens voorziet het voorliggend bestemmingsplan in de wijziging van de tabel met de toegestane maten zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe: herziening recreatieterrein.
Hoofdstuk 2
Planbeschrijving
2.1 Ligging en begrenzing plangebied Het recreatiepark de Wildzoom bevindt zich in het Natuurgebied Veluwe van de gemeente Ede. Het park ligt ten noordoosten van de wijk Kernhem (de bebouwde kom van Ede). Tevens ligt het park aan de westkant van het Edese Bos. Op een afstand van ongeveer vierhonderd meter ligt het recreatiepark Bospark Ede.
Ligging perceel (bron: Google)
2.2 Huidig gebruik Het recreatiepark ‘De Lindehof’ is gelegen in het plangebied van het Natuurgebied de Veluwe. Het plangebied heeft de bestemming ‘Verblijfsrecreatie’. De gronden waarop de beoogde uitbreiding dient plaats te vinden hebben de bestemming ‘Multifunctioneel bos’. Ten aanzien van de bestemming verblijfsrecreatie is er in 2008 een bestemmingsplan herziening recreatieterreinen vastgesteld. Volgens de bijbehorende voorschriften mag er op het recreatiepark 50 m² aan centrale voorzieningen gerealiseerd worden. De begrenzing van het huidig recreatiepark is echter niet toegesneden om dit aantal te kunnen verwezenlijken.
2.3 Planbeschrijving Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in het aanpassen van de planologische begrenzing van het Recreatiepark de Lindehof zodat de toegestane bouw van negentien recreatiewoningen op het perceel Wildzoom 16 mogelijk gemaakt kan worden. 2.4 Landschappelijke inpassing Camping 'De Wildzoom' is gelegen in het boslandschap, net buiten de bebouwde kom aan de noordzijde van Ede stad. Het campingcomplex is gelegen in een waardevolle bosrand en bestaat in de huidige situatie uit acht woningen. De woning van de eigen(a)ar(esse) en zeven vakantiewoningen. Door de eigena(a)r(esse) is een verzoek ingediend om het aantal vakantiewoningen uit te breiden met tien nieuwe woningen. Gelet op een te kleine begrenzing van het recreatiecomplex in het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe kunnen deze niet gerealiseerd worden. Deze zouden in de bestaande bos(rand) moeten worden ingepast. Naar aanleiding van bovenstaande is een veldonderzoek gedaan om te bezien of de inpassing van tien woningen in het bestaande en waardevolle bos haalbaar is en tevens of dit vanuit ecologisch oogpunt geoorloofd is. Het genoemde veldonderzoek (uitgevoerd door een landschapsontwerper en een ecoloog) heeft uitgewezen dat er geen essentiële onderdelen van het bestaande bos kunnen verdwijnen. Gezien de waarde van het bos, zowel landschappelijk als ecologisch, is dit niet geoorloofd. Tijdens het veldonderzoek is nagegaan wat de mogelijkheden zijn als de uitbreiding van het recreatieterrein planologisch vergroot wordt. Er is geconstateerd dat het bestaande bos een aantal open plekke bevat die in principe ruimte kunnen bieden aan extra vakantiewoningen zonder dat hiervoor veel bomen hoeven te worden gekapt. Er blijken vijf plekken te zijn waar die na de vergroting van het recreatieterrein benut kunnen worden voor de bouw van de recreatiewoningen. In onderstaande schets is globaal aangegeven hoe de open plekken in het bestaande bos gelegen zijn (de lichtgroene, genummerde vlekken).
De landschappelijke inpassing bevat de volgende elementen: - Zoveel mogelijk bestaande bomen (voornamelijk eiken) moeten worden gehandhaafd. De huisjes moeten zoveel mogelijk binnen de contouren van bestaande open plekken worden gerealiseerd. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met het wortelpakket van de bomen. Dat houdt in dat de fundatie van de huisjes niet zodanig dicht op de bomen wordt uitgegraven dat ze dood gaan. Indien er toch één of enkele bomen moeten worden verwijderd, dient hiervoor een omgevingsvergunning (de oude kapvergunning) te worden aangevraagd; - Voor ieder te verwijderen boom geldt een herplantplicht; - Om de privacy tussen de nieuwe en bestaande huisjes te vergroten, wordt geadviseerd om groepen onderbeplanting aan te brengen tussen de huisjes. Deze kunnen bestaan uit hulst, taxus, vuilboom en hazelaar. 2.5 Verkeerskundige inpassing Het parkeren zal volledig op eigen terrein plaats moeten vinden. Gezien de beschikbare ruimte zal dat geen probleem zijn. Daarnaast is de weg ‘de Wildzoom’ op basis van de milieuwetgeving een aantal jaren geleden afgesloten voor verkeer. De officiële regelgeving (tijden en/of welke voertuigen zijn uitgesloten) rondom deze afsluiting is echter onduidelijk. Vaststaat echter wel dat verkeerskundig de uitbreiding plaats gaat vinden.
Hoofdstuk 3
Beleidskader
3.1 Provinciaal beleid 3.1.1 Ecologische hoofdstructuur Volgens de herbegrenzing van de EHS die in 2009 door de provincie is vastgesteld ligt het recreatiepark in de Ecologische Hoofdstructuur ‘Natuur’. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
In een quick-scan natuurwetgeving is onderbouwd dat de planologische uitbreiding van het recreatiepark niet leidt tot een aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied. In die zin past de ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de EHS. 3.1.2 Groei- en Krimpbeleid Het Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) is het grootste aaneengesloten bos- en natuurgebied van Nederland. Voor een (betere) bescherming en instandhouding van het areaal bos en natuur op het CVN worden in het op 7 december 2004 door Provinciale Staten van Gelderland vastgestelde reconstructieplan Veluwe zogenaamde groei- en krimpgebieden voor verblijfsrecreatie aangegeven. Dit is de uitvoering van het zogenaamde ‘groei- en krimpbeleid’ zoals geformuleerd in het rapport ‘Veluwe 2010, een kwaliteitsimpuls’. Dit beleid heeft tot doel het versterken van de recreatiesector en het versterken van de natuurkwaliteiten door gerichte groei van bepaalde recreatieterreinen in de groeigebieden en doelgerichte krimp in andere gebieden. Kort gezegd betekent dit beleid dat enerzijds groei (ontwikkelingsmogelijkheden) voor recreatiebedrijven wordt toegestaan op vanuit natuuroverwegingen minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn. Daarbij moeten de groei en de krimp elkaar in evenwicht houden. De groeigebieden zijn in het Reconstructieplan zijn globaal aangegeven in de vorm van zoekgebieden gelegen in de omgeving van Lunteren-Wekerom en in de omgeving van Otterlo. Binnen de zoekgebieden zullen de exacte groeigebieden worden gedefinieerd. Deze zoekgebieden zijn inmiddels uitgewerkt in clustervisies en deze zijn vastgelegd in het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe: herziening recreatieterreinen. In deze gebieden is onder voorwaarden uitbreiding en herstructurering van verblijfsrecreatie mogelijk.
In de krimpgebieden wordt het primaat gegeven aan de ontwikkeling van natuur en landschap ten opzichte van verblijfsrecreatie. Het beleid voor dit gebied is dan in beginsel gekrompen gaat worden. Groei en Krimp Wildzoom De toetsing van het Groei- en Krimpbeleid leidt ten eerste tot de vraag of het recreatiepark de Wildzoom in een van de groeigebieden ligt. Deze groeigebieden zijn uitgewerkt in clustervisies. In het geval van de Wildzoom is de clustervisie Lunteren-Wekerom van belang. In onderstaand figuur is een deel van het groeigebied (ook wel een recreatiecluster genoemd) Lunteren-Wekerom weergegeven.
Zoals bovenstaand figuur laat zien ligt het recreatiepark de Wildzoom precies op de begrenzing van het recreatiecluster en het aangrenzende krimpgebied. Zodoende kan het recreatiepark volgens het groei- en krimpbeleid onder voorwaarden groeien omdat het in een groeigebied (of een recreatiecluster) ligt. Voorwaarden Groei en Krimp De voorwaarden waaronder een recreatiepark in een groeigebied kan uitbreiden zijn in het kort de volgende: 1. Recreatieparken kunnen hun groei realiseren in zogenoemde ‘groeitenders’, waarbij de krimp verdeeld wordt over de gevraagde groei; 2. De groei is uitsluitend toegestaan voor bedrijven die de recreatie-eenheden bedrijfsmatig exploiteren; 3. De groei dient gepaard te gaan met een kwaliteitsverbetering van het betreffende bedrijf; 4. De groei dient te stroken met de ontwikkelingsvisie voor de betreffende recreatiecluster; 5. Recreatieterreinen, waar permanente bewoning plaatsvindt, worden uitgesloten van groei. De beoogde groei van het recreatiepark de Wildzoom kan niet aan bovenstaande voorwaarden voldoen. Momenteel wordt in de bestaande situatie de recreatie-eenheden niet bedrijfsmatig geëxploiteerd en worden verschillende eenheden gebruikt voor permanente bewoning. Daarnaast staat er geen groei tegen over de geplande uitbreiding en is er geen specifieke kwaliteitsplan opgesteld voor de uitbreiding zoals dat veelal gepaard gaat met de uitbreiding van recreatieparken in het CVN. Tot slot verzet de geplande uitbreiding van het recreatiepark zich tegen de ontwikkelingsvisie die is opgesteld voor het recreatiecluster Lunteren-Wekerom.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de beoogde uitbreiding van het recreatiepark de Wildzoom niet past binnen het Groei- en Krimpbeleid van de provincie Gelderland. Toch zijn er gelet op de geschiedenis en de specifieke situatie redenen om medewerking te verlenen aan het onderhavig initiatief. Deze zullen hieronder toegelicht worden. Maatwerk Groei en Krimp (Wildzoom) Een reden is het feit dat voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Natuurgebied de Veluwe’ er een uitgebreide inventarisatie van het gebied heeft plaatsgevonden. Het perceel Wildzoom 16 is echter niet goed geïnventariseerd, waardoor de begrenzing van het terrein niet goed op de plankaart is overgenomen. Gevolg is dat de planologische situatie niet geheel overeenstemt met de werkelijke situatie zoals die al tientallen jaren bestaat en ook in de in het verleden verleende kampeervergunningen is vastgelegd. Concreet gaat het om een strook van circa acht meter breed ten westen van het terrein langs de spoorlijn Ede – Amersfoort. In een ambtelijk overleg heeft de provincie aangegeven ook deel te hebben aan het vaststellen van een onjuiste planologische begrenzing van het recreatiepark. Daarbij was tevens van belang dat het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe: herziening recreatieterreinen ook het planologisch recht vastlegde op de bouw van 19 recreatiewoningen. Deze verhoging van het maximale aantal recreatiewoning is echter wel altijd gekoppeld aan de aanpassing van de planologische begrenzing van het recreatiepark. Daarnaast is het genoemde overleg ook vastgesteld dat de provincie en de gemeente Ede beiden een aandeel hebben gehad in de vele procedures (en het daarmee samenhangende tijdsverloop) die gestrand zijn. Om nu het geldend beleid van Groei en Krimp tegen te werpen aan de initiatiefnemer stuit op bezwaren van bestuurlijke behoorlijkheid. Daarnaast is het van belang dat de procedures die enige malen zijn ingezet om de planologische begrenzing van het recreatiepark te vergroten en het aantal recreatiewoonverblijven te verhogen al voor de vaststelling van het Groei- en Krimpbeleid waren begonnen. Dit is mede een reden om voor de voorgestane vergroting van het recreatiepark maatwerk toe te passen en in afwijking van het Groeien Krimpbeleid in te stemmen met de vergroting van het recreatiepark. Gelet op het voorgaande dient de vergroting van het recreatiepark wel binnen de begrenzing te blijven van hetgeen maximaal enkele malen eerder in planologische procedures is gebracht. Concreet betekent dit dat het recreatiepark bestemmingsplantechnisch met een strook van circa acht meter breed ten westen van het terrein langs de spoorlijn Ede – Amersfoort wordt uitgebreid ten behoeve van een bestemming ‘verblijfsrecreatie’. 3.1.3 Provinciale Verordening Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. De regels in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale Structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen. De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. Thema’s De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn: • verstedelijking • wonen • detailhandel • recreatiewoningen/ -parken • glastuinbouw • waterwingebied • ecologische hoofdstructuur
Voor voorliggend initiatief is het thema ‘recreatieparken’ van belang. In artikel 8.3 van de verordening is aangegeven dat op de Veluwe een uitbreiding van een recreatiepark kan worden toegestaan als deze uitbreiding zijn grondslag vindt in de ‘groei- en krimpbenadering’ zoals weergegeven in de streekplanuitwerking Groei en Krimp. Tevens is van belang dat artikel 8.5 van de verordening bepaalt dat een uitbreiding van een recreatiepark gepaard dient te gaan met een bedrijfsmatige exploitatie en deze eis dient tevens in het bestemmingsplan vastgelegd te worden. Gelet op hetgeen eerder beschreven is kan het voorliggend initiatief niet voldoen aan deze algemene regels. Zodoende is er een ontheffing nodig van de Verordening. Op dit moment wordt die ontheffing aangevraagd. 3.1.4 Conclusie De uitbreiding van het recreatiepark de Wildzoom past binnen het beleidskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het past niet binnen het Groei- en Krimpbeleid. Tevens verzet het bestemmingsplan zich tegen de algemene regels ten aanzien van recreatieparken in de Ruimtelijke Verordening. Voor deze strijdigheid wordt thans een ontheffing aangevraagd. 3.2 Gemeentelijk beleid Het recreatiepark de Wildzoom (en het perceel Wildzoom 16) is gelegen in het Natuurgebied Veluwe en heeft de bestemming ‘ verblijfsrecreatie’ en de bestemming ‘Multifunctioneel bos’. De beoogde vergroting van het recreatiepark valt binnen de bestemming ‘Multifunctioneel bos’. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om de betreffende gronden voor verblijfrecreatieve doeleinden te gebruiken. Volgens het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe: herziening recreatieterreinen is ter plaatse maximaal 1025 m aan oppervlakte voor verblijfsrecreatieve doeleinden toegestaan. Tevens mag volgens de tabel in de regels op het perceel maximaal negentien recreatiewoonverblijven gerealiseerd worden. Het initiatief tot vergroting van de planologische begrenzing van het recreatiepark voorziet in de mogelijkheid om de maximale toegestane recreatiewoonverblijven te realiseren. Conclusie Gezien het voorgaande past de beoogde vergroting van het recreatiepark niet binnen het bestemmingsplan en is er een herziening van het bestemmingsplan nodig. De redenen om hieraan medewerking te verlenen zijn beschreven onder het kopje ‘maatwerk Groei en Krimp (Wildzoom’ onder paragraaf 3.1.3.
Hoofdstuk 4
Onderzoeksresultaten
In deze toelichting wordt aandacht besteed aan alle relevante onderzoeksaspecten. Zo wordt ingegaan op milieuhygiënische aspecten, zoals bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en geur. Verder worden zaken als water, natuur en landschap, cultuurhistorie en archeologie behandeld. Bij behandeling van deze aspecten, wordt indien van toepassing, het wettelijke of het beleidskader aangegeven en worden de resultaten van de verrichte onderzoeken behandeld. 4.1 Milieuzonering 4.1.1 Wettelijk kader Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies. Het toevoegen van een milieugevoelige functie kan een negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsruimte van omliggende (agrarische)bedrijven. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft daarom de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” opgesteld voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven. In deze tabel zijn de dichtstbijzijnde woningen en bedrijven met bijbehorende afstanden volgens de afstandentabel van de VNG-handreiking weergegeven. 4.1.2 Situatie plangebied Het Recreatiepark de Wildzoom ligt in het natuurgebied Veluwe langs de spoorlijn Ede-Barneveld. In de omgeving liggen twee agrarische bedrijvigheden. Aan de Zonneoordlaan 9/9a ligt een bedrijf die 1178 legkippen heeft of 9 paarden (een zogenaamde of/of vergunning). De afstand is ongeveer 180 meter. Aan de Zonneoordlaan 4 is een agrarisch bedrijf gevestigd die onlangs (februari 2010) een vergunning heeft gekregen voor het houden van 348 schapen en 69 paarden. De afstand tot aan de bouwlocatie op de wilzoom 16 is minstens 215 meter. Geurhinder (individueel) De genoemde veehouderijen zijn klein van omvang en liggen op zodanig grote afstand (minimaal 180 meter) dat er geen geurhinder op zal treden. Geluid In de omgeving liggen geen inrichtingen die met hun activiteiten geluidhinder kunnen veroorzaken. Wel ligt het perceel Wildzoom 16 langs de spoorlijn. Onder de paragraaf geluidhinder zal hier nader op in gegaan worden. Risico
De Spoorwegwet (23 april 2003) geeft aan dat binnen een afstand van 11 meter vanuit de as van het spoor onder andere geen bouwwerken opgericht mogen worden. Deze afstand is in bovenstaand figuur weergeven De afstand van de te bouwen recreatiewoningen tot het spoor bedraagt minimaal 30 meter zodat aan de vereiste afstand wordt voldaan.
Conclusie Gelet op het voorgaande is er vanuit de milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan. 4.2 Geluidhinder 4.2.1 Wettelijk kader Krachtens de wet Geluidhinder is er langs iedere verkeersweg een geluidzone aangewezen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan in deze zone is akoestisch onderzoek verplicht. Dit geldt voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Als de gevelbelasting (door een grotere afstand of andere maatregelen) niet onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden is te houden, kunnen burgemeester en wethouders voor bepaalde situaties een hogere grenswaarde vaststellen. Voor een burgerwoning in het buitengebied is deze hogere grenswaarde maximaal 53 dB Lden. Voor Agrarische bedrijfswoningen geldt een grenswaarde van 58 dB Lden. 4.2.2 Situatie plangebied De bestemmingswijziging betreft geen toevoeging van geluidgevoelige bestemmingen. Conclusie Een akoestisch onderzoek ter berekening van de geluidsbelasting op het plan is niet nodig. 4.3 Luchtkwaliteit 4.3.1 Wettelijk kader Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Sinds 15 november 2007 is de Wet milieubeheer gewijzigd met een nieuw hoofdstuk over luchtkwaliteitseisen (Stb. 2007, 414). Hoofdstuk 5 (titel 2) gaat over luchtkwaliteit en is gericht op: • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren Hoofdstuk 5 (titel 2) van de Wet milieubeheer vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met het nieuwe hoofdstuk 5 en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt ‘niet in betekende mate’ bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. 4.3.2 Situatie plangebied Een woningbouwplan van maximaal 1500 woningen wordt beschouwd als NIBM. Het betreft 10 recreatiewoningen, te vergelijken met 10 woningen. De verkeersaantrekkende werking vanwege de uitbreiding zal gering zijn, en zeker niet vergelijkbaar zijn met een verslechtering van 3%. Ter plaatse worden ook de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet overschreden. De wijziging valt daarom onder het NIBM. Conclusie Onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
4.4 Externe veiligheid 4.4.1 Wettelijk kader Het wettelijk kader voor het aspect externe veiligheid wordt grotendeels bepaald door de "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004)", de "Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (2004)" en het "Besluit Externe Veiligheid inrichtingen" met bijbehorende "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (2004). In deze wetten en richtlijnen staat de verantwoording van het zogenaamde groepsrisico centraal. Het groepsrisico is afhankelijk van de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen en de bevolkingsdichtheid in de omgeving. Voor het bepalen van de mate van het gevaar en de routes van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn zogenaamde risicoatlassen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat beschikbaar. 4.4.2 Situatie plangebied Het plangebied ligt binnen het 100 meter brede invloedsgebied van de het spoorwegtraject ArnhemUtrecht waar (vooralsnog) transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De uitbreiding betreft 10 vakantiewoningen. Het aantal mensen wat wordt blootgesteld wordt, en dus het groepsrisico wordt door de wijziging verhoogd. Een nader onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s vanwege de (spoor)wegen om en nabij het plangebied dan ook noodzakelijk. 4.5 Bodem 4.5.1 Beleidskader In het geval van een bestemmingsherziening dient de betreffende bodem geschikt te zijn voor de nieuwe functie. Om na te gaan of dit het geval is kan de bodemkwaliteitskaart (BKK) van de gemeente Ede worden geraadpleegd en historisch onderzoek worden uitgevoerd. Beide instrumenten geven inzicht in de te verwachten bodemkwaliteit. Indien blijkt dat een locatie onverdacht is kan door de gemeente Ede vrijstelling worden verleend voor het uitvoeren van een uitgebreid bodemonderzoek. Aan deze vrijstellingsregeling zit wel een risico. De bodemkwaliteitskaart is namelijk een verwachtingswaardenkaart. Hierdoor bestaat de kans dat de bodemkwaliteit op de betreffende locatie van een slechtere kwaliteit is als op basis van de bodemkwaliteitskaart verondersteld mag worden. Als de aanvrager van de planherziening gebruik maakt van de vrijstellingsmogelijkheid, dan zijn kosten die hieruit mogelijk voortvloeien (bijvoorbeeld door stagnatie indien de grond toch verontreinigd blijkt) voor rekening van de aanvrager. 4.5.2 P.M.
Situatie plangebied
4.6 Water 4.6.1 Algemeen In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw ondertekent. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de watertoets; de toets van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Het gemeentelijk beleid voor water staat beschreven in het Waterplan. Dit plan is een gezamenlijk product van Gemeente Ede, Waterschap Vallei & Eem, Provincie Gelderland en Waterleidingbedrijf Vitens. De belangrijkste uitgangspunten voor de omgang met water, die in het Waterplan worden beschreven zijn: - Vasthouden, bergen, afvoeren van regenwater; - Scheiden van vuil en schoon water; - Vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving. 4.6.2 Advies Waterschap Vallei & Eem De eventuele gevolgen van ruimtelijke plannen voor de waterhuishouding worden hieronder in beeld gebracht. Voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater van het onderhavige plangebied is het Waterschap Vallei en Eem verantwoordelijk. Het Waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het ruimtelijk initiatief.
4.7 Ecologie - Soortenbescherming 4.7.1 Wettelijk kader Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Na enige wetswijzigingen is de wet momenteel vooral gericht op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Indien plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. 4.7.2 P.M.
Situatie plangebied
4.8 Ecologie - Gebiedsbescherming 4.8.1. Wettelijk kader De natuurbeschermingswet biedt de minister de mogelijkheid gebieden aan te wijzen als beschermd natuurmonument. In of nabij deze beschermde natuurmonumenten is het, zonder vergunning van Gedeputeerde Staten, verboden handelingen te verrichten, te doen verrichten of te gedogen die schadelijk zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis van het natuurmonument, of voor planten en dieren in het natuurmonument. De Habitatrichtlijngebieden en de Vogelrichtlijngebieden zijn aangewezen als beschermde natuurmonumenten. Deze gebieden vormen gezamenlijk de Natura 2000 gebieden. Bij werkzaamheden in of nabij een Natura 2000-gebied dient getoetst te worden of er significante negatieve effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen. 4.8.2 P.M.
Situatie plangebied
4.9 Cultuurhistorie en archeologie 4.9.1. Wettelijk kader Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Malta. Daarmee werd op Europees niveau besloten het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, de archeologische waarden, beter te beschermen. Het Verdrag van Malta werd op 1 september 2007 geïmplementeerd met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg, een wijziging van de Monumentenwet 1988. Met deze wetswijziging heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Gemeenten zijn wettelijk verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij het bestemmen de in dat plan begrepen grond rekening te houden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De drie belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming (a), het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) (b) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe' (c). Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek naar eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van Malta zijn overgenomen in de gemeentelijke archeologische beleidsnota ‘Verleden, heden en toekomst, Archeologiebeleid in Ede’ (2003). 4.9.2. Situatie plangebied Bij de inventarisatie van bekende en te verwachten archeologische waarden in het onderhavige bestemmingsplangebied is gebruikt gemaakt van de (landelijke) Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem ARCHIS 2 en de archeologische beleidsadvieskaart van 1 de gemeente Ede. Te verwachten archeologische waarden Op figuur 1 is de archeologische verwachting van het gehele bestemmingsplangebied weergegeven.
1
Heunks, E., 2005: Actualisering archeologische verwachtingskaart gemeente Ede; van verwachtingskaart naar beleidsadvieskaart, RAAP-rapport 1130, RAAP Archeologisch Adviesbureau bv, Amsterdam (eindversie, februari 2005).
Deze verwachting hangt nauw samen met reliëf, landschappelijke en geomorfologische eigenschappen van het gebied, gesteldheid en intactheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. De locatie is gesitueerd in en landschap van gordeldekzanden met moderpodzolen. De archeologische verwachting op de gemeentelijke beleidsadvieskaart is hoog voor alle archeologische perioden. Bekende archeologische waarden In en in de directe omgeving van het plangebied (straal 250 meter) zijn geen archeologische monumenten bekend. Circa 150 meter ten oosten van het onderhavige bestemmingsplangebied zijn twee vindplaatsen bekend. Op figuur 1 is te zien waar deze vindplaatsen zich, in en om het plangebied, bevinden. Het betreft aardewerk en crematieresten uit de Vroege IJzertijd (nr 114) en aardewerkfragmenten en ijzerslag uit de Vroege Middeleeuwen (nr 107), die bij een veldkartering aan de Zonneoordlaan zijn aangetroffen. Direct ten westen van het onderhavige plangebied is een uitgebreid booronderzoek uitgevoerd in het plangebied Doesburg. Hierbij zijn diverse mesolithische vindplaatsen aangetroffen. In de directe omgeving van het onderhavige plangebied zijn hierbij geen vindplaatsen aangetroffen. Ten noorden van het onderhavige plangebied, aan de Zonneoordlaan, is eveneens een booronderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat een groot gedeelte van het destijds onderzochte terrein de bodem reeds diep omgezet is. Slechts een zeer klein gedeelte van de bodem is intact gebleken. Bodemverstoring De intactheid van de bodem is in de hierboven geschetste archeologische verwachtingswaarde niet meegewogen. Nader archeologisch (veld)onderzoek kan alleen uitwijzen of en in hoeverre de realisatie van eventuele bebouwing in het verleden eventueel aanwezige archeologische resten heeft verstoord.
Figuur 1: Archeologische beleidsadvieskaart. bron: RAAP februari 2005
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een directe mogelijkheid tot realisatie van de herinrichting van het recreatieterrein, onder meer door de bouw van nieuwe vakantiewoningen. Nieuwbouw kan mogelijk in het plangebied aanwezige archeologische waarden verstoren. Archeologisch vooronderzoek was om praktische redenen niet mogelijk. Daarom is aan de gronden met een hoge archeologische verwachting, een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ toegekend. De in het plangebied aanwezige archeologische (verwachtings)waarden worden beschermd met behulp van een medebestemming ‘Waarde-Archeologie’ met daaraan gekoppeld een vergunningstelsel. Beoogde ontwikkelingen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan of gelijk aan 250 m2 kunnen alleen doorgang vinden onder de voorwaarde van aanvullend archeologisch onderzoek. Dit archeologisch onderzoek moet voldoen aan de richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en aan door burgemeester en wethouders van de gemeente Ede gestelde voorwaarden.
Aanvullend archeologisch onderzoek is in deze gebieden niet noodzakelijk wanneer op basis van archeologisch onderzoek, of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente, is aangetoond dat archeologische (verwachtings)waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Dit geldt bijvoorbeeld indien aantoonbare technische maatregelen worden getroffen waardoor de archeologische (verwachtings)waarden in de bodem (in situ) kunnen worden behouden.
Hoofdstuk 5
Juridische opzet
5.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen. Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. 5.2
Hoofdopzet
5.2.1 Verbeelding Op de verbeelding zijn twee bestemmingen weergegeven. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de planregels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. 5.2.2 Planregels De hoofdstukken voor de planregels hebben de volgende indeling: - Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevat inleidende regels. In de inleidende regels worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd. - Hoofdstuk 2 (artikelen 3 tot en met 6) bevat de bestemmingsregels. In deze regels wordt de bestemming omschreven en worden de bouw- en gebruiksregels verwoord. - Hoofdstuk 3 (artikelen 7 tot 8) bevat de overige regels, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene gebruiksregels. - Hoofdstuk 4 (artikelen 9 en 10) bevat de overgangs- en slotregels. 5.2.3 Bestemmingen De regels vanuit het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe 1994 en de partiële herziening ‘recreatieterreinen’ zijn doorvertaald in voorliggend bestemmingsplan. Tevens zijn dezelfde flexibiliteitsbepalingen overgenomen.
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. Van ieder bestemmingsplan moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Daarnaast dient er voorafgaand aan een ruimtelijke procedures vooroverleg gevoerd te worden ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijk ordening (Bro). De resultaten van dat vooroverleg zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt. 6.2 Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient onderzoek plaats te vinden naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Het onderzoek naar de financiële uitvoerbaarheid dient zich vooral uit te strekken naar eventuele kosten in het kader van grondexploitatie en het daarmee samenhangende kostenverhaal. In het kader van artikel 6.2.1 van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient bezien te worden of de gewenste ontwikkeling een bouwplan is die valt onder de lijst van artikel 6.2.1 Bro. Het voorliggend bouwplan valt niet onder de genoemde lijst. Ten aanzien van de planschade is de verwachting gerechtvaardigd dat er geen schade optreedt. Dit vanwege het feit dat planologisch de bouw van negentien recreatiewoningen al reeds mogelijk was en er in de omgeving geen onroerende zaken liggen die mogelijkerwijs schade zouden kunnen leiden door voorliggend plan. 6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Gelet op de context van het plan (de lange voorgeschiedenis en de reacties van omwonenden in eerder procedures) heeft het college besloten om het bestemmingsplan Natuurgebied Veluwe ‘Recreatiepark de Wildzoom’ ter inzage te leggen en vooroverleg te voeren met de betreffende organisaties.