Natura 2000 gebied Duinen Vlieland Bouwsteen begrazing en duinbeheer Definitief Eindrapport 26 mei 2011
LOGO DIENST LANDELIJK GEBIED
2
Inhoud 1.
2.
3.
4.
Inleiding ........................................................................................................................................... 5 1.1
Aanleiding ................................................................................................................................ 5
1.2
Leeswijzer ................................................................................................................................ 6
1.3
Verantwoording....................................................................................................................... 6
Evaluatie bestaande begrazing ........................................................................................................ 7 2.1
Doelen van begrazing .............................................................................................................. 7
2.2
Effecten van begrazing in de Vallei van het Veen ................................................................... 8
2.3
Plannen voor begrazing oostelijk van Pad van Dertig: LIFE project ...................................... 14
Verschillende perspectieven op het beheer van het duingebied ................................................. 15 3.1
Weergave uitkomsten interviews ......................................................................................... 15
3.2
Op weg naar een gezamenlijk perspectief ............................................................................ 16
Mogelijkheden beheer duingebied oostelijk Pad van Dertig ........................................................ 17 4.1
Doelstelling ............................................................................................................................ 17
4.2
Oorzaken van vergrassing en verbossing .............................................................................. 17
4.3
Verschillende typen maatregelen ......................................................................................... 18
4.3.1
Verstuiving ......................................................................................................................... 18
4.3.2
Mechanische maatregelen: plaggen, chopperen en maaien ............................................ 19
4.3.3
“Natuurramp” nabootsen: branden .................................................................................. 21
4.3.4
Inzet van planteneters: begrazing ..................................................................................... 21
4.4 5
Vergelijking maatregelen duingebied Oostelijk Pad van Dertig ............................................ 25
Advies duinbeheer Vlieland........................................................................................................... 27 5.1
Samenvatting mogelijke maatregelen................................................................................... 27
5.2
Advies duingebied oostelijk van Pad van Dertig ................................................................... 28
5.3
Advies Vallei van het Veen .................................................................................................... 29
5.4
Advies vervolgproces ............................................................................................................. 29
3
4
1. Inleiding 1.1
Aanleiding
In het kader van “Life project herstel duinen Nederlandse kust” zijn er de afgelopen jaren diverse werkzaamheden uitgevoerd op Vlieland. Zo was Staatsbosbeheer voornemens om in 2010 de begrazing op het eiland uit te breiden met het gebied oostelijk van het Pad van Dertig. Daaraan voorafgaand zijn plagwerkzaamheden uitgevoerd. In de zomer 2010 werd gestart met de uitvoering van voorbereidingen voor de begrazing, zoals het plaatsen van afrastering. De inrichtingsmaatregelen leverden op het eiland veel discussie op. Gemeente Vlieland en Staatsbosbeheer spraken een rustperiode af. De werkzaamheden werden niet verder uitgevoerd en er werden geen grote grazers ingezet. Najaar 2010 spraken gemeente Vlieland en Staatsbosbeheer af dat de verdere discussie onderdeel van het proces voor het beheerplan Natura 2000 zou worden. Er werd een blanco situatie als vertrekpunt afgesproken. Dat wil zeggen dat ondanks het geplaatste raster alle oplossingsrichtingen bespreekbaar zijn. Opstelling van het beheerplan Natura 2000 is in handen van de Dienst Landelijk Gebied (DLG), regio Noord. DLG heeft twee onafhankelijke mensen1 buiten de kring van direct betrokkenen opdracht gegeven om de analyse en besluitvorming over eventuele begrazing op Vlieland te begeleiden. Deze notitie is bedoeld als een stap naar meer inzicht en een gedeelde oplossing.
Afb. 1: Topografie van het oostelijk deel van Vlieland. De blauwe lijn omsluit het sinds 1993 begraasde gebied (Vallei van het Veen). De rode lijn geeft globaal de door Staatsbosbeheer beoogde uitbreiding aan zoals die in 2010 is omrasterd (Duingebied oostelijk van Pad van Dertig).
1
Gertjan Elzinga (Elzinga en Oterdoom Procesmanagement) en Chris Braat (Stichting FREE)
5
1.2
Leeswijzer
Het duingebied met de eventuele begrazing is in deze notitie vanuit verschillende perspectieven belicht: Evaluatie bestaande begrazing duingebied Vlieland (hoofdstuk 2): Dit hoofdstuk beperkt zich tot feiten: wat is er vastgelegd in beleid (doelen en maatregelen), wat is er uitgevoerd?, wat waren de gemeten effecten? Communicatie en proces tot nu toe (hoofdstuk 3) Dit hoofdstuk beschrijft het proces en de rol en functie van het duingebied tot nu toe vanuit het perspectief van eilander bewoners, de gemeente Vlieland en Staatsbosbeheer. Alternatieven m.b.t. duinbeheer op Vlieland (hoofdstuk 4) Dit hoofdstuk beschrijft mogelijke maatregelen met betrekking tot duinbeheer op Vlieland, mede op grond van praktijkervaring elders. Advies duinbeheer Vlieland (hoofdstuk 5) Op grond van gesprekken en discussie in de projectgroep Natura 2000, de klankbordgroep Natura 2000 en de publieke informatieavond op Vlieland in april 2011 is een advies voor vervolgstappen opgesteld. Daarbij wordt ingegaan op de visie op langere termijn, de maatregelen en de communicatie. Dit advies en de verdere uitwerking daar van wordt onderdeel van het beheerplan Natura 2000.
1.3
Verantwoording
Deze bouwsteen begrazing en duinbeheer N2000 gebied Duinen Vlieland is opgesteld namens Dienst Landelijk Gebied (Piet op ’t Hof en Gabriël Vriens) in samenwerking met de gemeente Vlieland (Tom van Mourik) en Staatsbosbeheer (Herman Brink) . De schrijvers van deze bouwsteen zijn Chris Braat (Free Nature) en Gertjan Elzinga (Elzinga & Oterdoom Procesmanagement). Ten behoeve van deze bouwsteen heeft afstemming plaatsgevonden met de projectgroep N2000 Duinen van Vlieland, de klankbordgroep N2000 Duinen van Vlieland. Een belangrijk moment in de communicatie was de druk bezochte openbare informatieavond op 18 april 2011 waarin de uitkomsten van de bouwsteen zijn gepresenteerd. Onder leiding van wethouder Tom van Mourik van de gemeente Vlieland is samen met de eilander bevolking die avond van gedachten gewisseld over de begrazing op Vlieland. Het eindadvies in hoofdstuk 5 is mede opgesteld op basis van de uitkomsten van deze informatieavond.
6
2. Evaluatie bestaande begrazing Waarom zou je duingebieden op Vlieland begrazen? Welk doel wordt daar mee beoogd? Deze vraag wordt beantwoord in paragraaf 2.1. Werkt begrazing voor het halen van deze doelen? Een eerste stap is een analyse van het bestaande begrazingsgebied in de Vallei van het Veen in paragraaf 2.2. Paragraaf 2.3 beschrijft wat er is gedaan aan planvorming en communicatie voor de beoogde uitbreiding van de begrazing met het gebied oostelijk van het Pad van Dertig.
2.1
Doelen van begrazing
In het beheerplan Rijksgronden (1999) en in het Uitwerkingsplan Vlieland van Staatsbosbeheer (2001-2011) heeft het gebied oostelijk van het Pad van Dertig als voornaamste doelstelling open duin met plaatselijke droge en natte heide en loofbos. In de samenvatting van het Beheerplan Rijksgronden staat: “Buiten de bossen is gekozen voor een open duingebied waarin actieve stuifduinen, buntgrasduin, grazige en ruige vegetaties, heide en struikgewas elkaar afwisselen. In de laaggelegen natte delen komen plaatselijk natte heidevegetaties voor.” In het Definitieve Aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000 gebied Duinen van Vlieland is de doelstelling voor open duinen meer in detail uitgewerkt naar verschillende habitattypen (zie bijlage 1). Voor de habitattypen ‘kalkarme grijze duinen’, ‘duinbossen (droog en vochtig)’ en ‘kalkarme vochtige duinvalleien’ geldt een opgave tot verbetering van de kwaliteit en uitbreiding van de oppervlakte. Die opgave kan in principe gestalte krijgen in het gebied oostelijk van het Pad van Dertig. De omvang en plek van de verbeterings- en uitbreidingopgave is nog niet benoemd.
Afb. 2: Duingebied aan de zuidwestkant van het Kooispleklid (januari 2011). Helm overheerst de begroeiing, op de voorgrond Struikheide.
7
2.2
Effecten van begrazing in de Vallei van het Veen
Vanaf 1993 grazen in de Vallei van het Veen (westelijk van Pad van Dertig, tot voorbij Pad van Twintig, grenzend aan de Oude Kooi) Schotse Hooglandrunderen en Soayschapen . Doel van deze begrazing was en is: Bosontwikkeling (‘verbossing’) een halt toe te roepen; Meer structuurvariatie (open plekken) in de eenvormige begroeiing van hoge grassen; Het gebied geschikter te maken voor konijnen, die op hun beurt bijdragen aan het open en kort houden van delen van het gebied. Van 1993 tot 2003 leefden er gemiddeld 9 Schotse Hooglanders en 25 Soayschapen in het begrazingsgebied van 220 hectare. Dat betekende een begrazingsdruk van 0,07 Groot Vee Eenheid2 per hectare. De feitelijke begrazingsdruk in het gebied verschilt van plek tot plek, want de dieren gebruiken sommige delen van het gebied intensiever dan andere. Na de eerste effectmeting in 2000 is de begrazingsdruk in 2004 verdubbeld naar 0,14 GVE per hectare (ongeveer 1 GVE per 7 hectare), nog steeds lager dan in veel andere natuurgebieden. De begrazingsdruk op zichzelf zegt weinig. De begrazingsdruk moet gerelateerd worden aan de voedselrijkdom van een gebied. De kalkarme en grotendeels vrij droge duinen op Vlieland zijn van nature veel voedselarmer dan landbouwgrond en ook veel voedselarmer dan natuurgebieden als kwelders en uiterwaarden. Uitgangspunt voor de begrazing is dat de grazers niet worden bijgevoerd, omdat bijvoeren extra nutriënten in het gebied zou brengen. Een begrazingsdruk van 0,07 GVE/ha is zeer laag. Een begrazingsdruk van 0,14 GVE/ha (ongeveer 1 GVE per 7 hectare) komt overeen met de druk die op grond van ervaringskennis past bij een dergelijk duingebied als je jaarrond wilt begrazen zonder bij te hoeven voeren. De groep Hooglanders bestaat uit ossen, soms aangevuld met ‘droge koeien’ . Bij deze samenstelling van de groep hoeven er geen kalveren te worden geoormerkt (wettelijk verplicht) en dat scheelt werkt (kudde vangen). Voornaamste reden voor deze samenstelling van de groep Hooglanders was dat publiek niet geconfronteerd wordt met stieren of met koeien met kalveren. Ossen en droge koeien gebruiken minder energie dan reproducerende en zogende runderen. Ook gebruiken ze het gebied minder intensief, omdat er minder sociale interactie is. Er is weinig drinkgelegenheid in het begraasde gebied. Het gebruik van het gebied door de dieren wordt daardoor sterk gestuurd door het beschikbare water, ook omdat er weinig sociale dynamiek is. Eén van de drinkpoelen ligt naast het fietspad (afb. 8). Omdat de dieren hier vaak verblijven, komen de Hooglanders en fietsers elkaar vaak tegen. Op zichzelf geen probleem, maar niet alle recreanten waarderen zo’n ontmoeting. In 1993, 2000/2001 en 2010 zijn de effecten van de begrazing onderzocht en gedocumenteerd in rapportages. De broedvogels zijn elk jaar geïnventariseerd.
2
Een volwassen rund geldt in de gangbare landbouw als 1 Groot Vee Eenheid (GVE). Een volwassen schaap wordt als 0,25 GVE gerekend. Met deze getallen is de begrazingsdruk berekend. Er is geen rekening gehouden met het feit dat ‘geharde’ rassen als Schotse Hooglanders en Soayschapen een ander voedingspatroon hebben dan landbouwhuisdieren.
8
Er loopt op dit moment een landelijk onderzoek van Stichting Bargerveen naar de effecten van begrazing in duingebieden. Van dat onderzoek maakt de Vallei van het Veen onderdeel uit. Voorlopige uitkomsten voor de Vallei van het Veen zijn beschikbaar gesteld door Staatsbosbeheer en de onderzoekers. In dit onderzoek worden de effecten van begrazing op o.a. broedvogels tussen wel en niet begraasde gebieden in beeld gebracht, mede in relatie tot uitgangssituatie en begrazingsintensiteit. De gemeten effecten in de Vallei van het Veen komen neer op het volgende: Structuur en hoogte van grassen en kruiden: De hoogte van de begroeiing neemt af door de begrazing, vooral sinds de verhoging van de begrazingsdruk in 2004. Hoe hoger de begrazingsdruk, hoe groter het effect. De variatie in structuur van de begroeiing is toegenomen. Er zijn grote verschillen tussen de diverse proefvlakken binnen het gebied. Plekken waar de dieren vaak grazen hebben een veel kortere begroeiing, plekken waar de dieren zelden komen laten minder effect zien. Soortensamenstelling van de begroeiing o De extensieve begrazing heeft in de natte Cranberryvalleien geen invloed op de vegetatieontwikkeling gehad. Veranderingen in waterhuishouding (valleien zijn natter geworden) zijn waarschijnlijk van grotere invloed dan de begrazing. o Sinds de invoering van de begrazing is de vergrassing van de drogere duinen met helm, duinriet en zandzegge afgenomen. Dit effect is versterkt na verdubbeling van begrazingsdruk in 2004. Overige grassen en kruiden hebben hiervan geprofiteerd. o Tussen 2000 en 2010 zijn de begraasde Kraaiheidevegetaties gevarieerder geworden qua soortensamenstelling, dit i.t.t. de onbegraasde varianten. Bosontwikkeling: Begrazing onderdrukt de groei van bomen, doordat knoppen en jonge twijgen van opgroeiende boompjes worden afgeknabbeld. Tegelijk neemt de kieming van nieuwe bomen plaatselijk toe, omdat door betreding open kiemplekken ontstaan in de voorheen gesloten grasmat. Konijnen Het is op grond van het uitgevoerde onderzoek niet aan te tonen dat konijnen baat hebben bij de begrazing. De konijnenpopulatie heeft te lijden van ziektes als myxomatose en RHD. Het negatieve effect van deze ziektes is groter dan het eventuele positieve effect van begrazing. Het komt voor dat de grote grazers konijnenholen intrappen. Het is niet te zeggen of dit ook een negatief effect heeft op de omvang van de konijnenpopulatie in het begraasde gebied. Vogels De broedvogels in het begraasde gebied zijn elk jaar geteld. Er zijn echter weinig gegevens beschikbaar van vóór de start van de begrazing (1993) en van goed vergelijkbare referentiegebieden. Er zijn dus wel gegevens, maar er kunnen moeilijk conclusies uit getrokken worden over de effecten van begrazing op broedvogels. Hopelijk is een goede analyse beter mogelijk op basis van de resultaten van het landelijk begrazingsonderzoek dat momenteel wordt uitgevoerd. Vooruitlopend daarop is getracht om in een voorlopige analyse een eerste beeld te schetsen van de aantalontwikkelingen in de Vallei van het Veen vergeleken met een nabij liggend onbegraasd gebied, de Kooisplek. Probleem is dat van de Kooisplek slechts drie tellingen beschikbaar zijn uit de periode 2001-2010, en dat er wel andere beheermaatregelen dan begrazing zijn uitgevoerd (plaggen, chopperen), waardoor het beeld vertroebeld wordt. Als we kijken naar de algemene struweelvogels, dan laten die in de Kooisplek wel en in de Vallei 9
van het Veen geen toenemende aantallen zien. De vooruitgang van struweelbroeders in het onbegraasde gebied is logisch gezien de voortschrijdende successie, die met begrazing juist wordt tegengegaan. Hier zouden dan onder andere de broedvogels van open duin van moeten profiteren, waaronder veel grondbroeders. In de voorlopige resultaten zien we een dergelijke positieve ontwikkeling als gevolg van begrazing nu niet terug. Sommige soorten grondbroeders nemen juist af, maar doen dat ook op landelijke schaal (bijv. Scholekster), waardoor een relatie met begrazing niet hard te maken is. Dat sommige grondbroeders het in de Kooisplek beter lijken te doen kan te maken hebben met het effect van de daar uitgevoerde plagmaatregelen. VvhV-begraasd
Bergeend
VvhV-begraasd
Scholekster
KP-onbegraasd KP-onbegraasd
30
Lineair (VvhVbegraasd)
60
25
50
20 40
15 30
10 20
5 0 2000
10
2002
VvhV-begraasd
2004
2006
2008
2010
0 2000
2002
2004
VvhV-begraasd
Graspieper
2006
2008
2010
2008
2010
Wulp
KP-onbegraasd
KP-onbegraasd
60
25
50
20
40
15
30
10
20 5
10 0 2000
2002
2004
2006
2008
2010
0 2000
2002
2004
2006
2012
Afb. 3: Aantalsontwikkeling van enkele grondbroedende vogelsoorten in de begraasde Vallei van het Veen (blauwe lijn, jaarlijks geteld) en het onbegraasde Kooisplek (roze stippen, alleen geteld in 2001, 2006 en 2009)
Conclusie Er zijn in de Vallei van het Veen veranderingen opgetreden die voor een belangrijk deel zijn toe te schrijven aan de begrazing, vooral na de verhoging van de begrazingsdruk. De dominantie van grassen is verminderd, de variatie in structuur en de soortenrijkdom aan kruiden zijn toegenomen. Hoewel er meer bomen kiemen, krijgen bomen niet de kans door te groeien. Deze veranderingen passen bij de gekozen doelen (Beheerplan Rijksgronden). De habitats in het begraasde gebied hebben momenteel niet de vanuit Natura 2000 gewenste kwaliteit en omvang, het gaat overwegend om zogeheten rompgemeenschappen waarin de meest kenmerkende soorten ontbreken. Goed ontwikkelde ‘grijze duinen’ zijn ook in het begraasde gebied schaars. De effecten van begrazing tot nog toe zijn niet zo overtuigend dat een uitbreiding van dezelfde vorm van begrazing als in Vallei van het Veen de meest voor de hand liggende maatregel is voor andere delen van de duinen van Vlieland. 10
Afb. 4 en 5 Uitgerasterde deelgebieden (zogenoemde exclosures) in de Vallei van het Veen tonen plaatselijk het effect van de begrazing: de niet-begraasde delen zijn sterk verruigd.
11
Afb. 6: Kandelaartrje (Saxifraga tridactyla) is één van de soorten die baat heeft bij de kort gegraasde, open plekken in de Vallei van het Veen.
Afb. 7: Vroege haver (Aira praecox) met op de achtergrond enkele van de Schotse Hooglanders
12
Afb. 8: De Hooglander ossen verblijven vaak in de omgeving van de drinkpoel langs het Pad van Twintig.
Afb. 9: Soayschapen in het bestaande begrazingsgebied. Op de voorgrond een mannetje Blauwe Kiekendief
13
2.3
Plannen voor begrazing oostelijk van Pad van Dertig: LIFE project
In 2005 heeft Staatsbosbeheer met steun van Wetterskip Fryslân, Bureau Beheer Landbouwgronden, Waddenvereniging en Stichting Duinbehoud een project voor Europese financiering ingediend voor herstel van duinen in de hele Nederlandse kustzone: “Restoration of dune habitats along the Dutch coast”. Dit project liep van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2010. Een uitgebreide beschrijving van doelen, habitats en maatregelen maakte deel uit van de aanvraag. Voor Vlieland werd een Europese bijdrage verkregen om grijze duinen en natte duinvalleien te herstellen door te plaggen, te chopperen en de begrazing uit te breiden. Het te begrazen gebied bleef vrij toegankelijk voor mensen, maar zou wel omrasterd moeten worden. Het voornemen om een groter gebied te begrazen maakte Staatsbosbeheer kenbaar op Vlieland toen de projectfinanciering was toegezegd vanuit Brussel. Voorafgaand aan de uitvoering hield Staatsbosbeheer een voorlichtingsavond, waar verteld werd hoe de uitbreiding van de begrazing er uit zou gaan zien. Er werd huis-aan-huis een flyer over het onderwerp verspreid. Staatsbosbeheer hield enkele speciale excursies over begrazing, waar betrekkelijk weinig mensen of af kwamen. Ondanks deze voorlichting kwam de inrichting van het nieuwe begrazingsgebied, met de plaatsing van de rasters, voor veel eilanders als een onaangename verrassing. Voor de uitbreiding van de begrazing maakte Staatsbosbeheer een plan, inclusief locatie en kwaliteit van het raster. Bij indiening van het LIFE project bleek voor de rasters een te laag bedrag te zijn begroot. Er was geen rekening gehouden met de aanwezigheid van de Soayschapen, waarvoor een raster met meer draden nodig is. Het plaatsen van het raster is uitgevoerd in opdracht van Staatsbosbeheer, waarbij een standaardproduct is geplaatst met op de meeste plaatsen eenvoudige overstapjes in plaats van meer praktische, maar duurdere klaphekjes.
Afb.10 en 11: Rasters leveren bezwaren op het eiland op, omdat ze de beleving van vrijheid verstoren. Links een doorgang in het Pad van Dertig,bedoeld voor (v.l.n.r.) fietsers, auto’s (werkverkeer) en ruiters. De toegangsregels (rechts) zijn duidelijk, maar komen op de bezoekers niet uitnodigend over.
14
3. Verschillende perspectieven op het beheer van het duingebied Om in kaart te brengen hoe betrokken mensen en organisaties denken over het beheer van het duingebied van Vlieland zijn in het kader van dit onderzoek de volgende interviews gehouden: Eilander bevolking, Dick Visser en Jan Roelof Witting Gemeente Vlieland, wethouder Tom van Mourik en Bianca Verheij Staatsbosbeheer, districtshoofd Herman Brink, Erik Saaltink, Els de Ruiter
3.1
Weergave uitkomsten interviews
Perspectief eilander bevolking Er is aversie tegen SBB. Deze weerstand is niet nieuw, die was er ook al in 1999; De “kerk-bijeenkomsten” ten behoeve van het Beheerplan Rijksgronden in 1999 werden als een positief kantelpunt gezien; Kooisplek heeft niet opgeleverd wat in BP was afgesproken; De afgelopen jaren is de aversie tegen SBB weer toegenomen op het eiland men komt SBB eigenlijk vooral tegen op twee thema’s: ‘Hobbyprojecten’ van ecologen die van vaste wal komen (Groningen) en ‘Cashen’ met erfpachtgronden; De irritatie over de rasters is overigens meer de bewuste druppel die de emmer deed overlopen Rasters worden gezien als een inperking van de eilander vrijheid; Daarbij komen de nieuwe rasters nu te dicht bij het dorp (verderop naar westen, westelijk van pad van dertig, heeft men er minder moeite mee); Het voelt alsof SBB wil zeggen: direct buiten het dorp (slagboom) zijn wij de baas en is het duingebied niet langer van jullie; Bij het LIFE project is niet goed gecommuniceerd, wel over chopperen, maar niet over begrazing; Ook afgelopen zomer, na het houden van 20 interviews heeft men het gevoel dat er onvoldoende is teruggekoppeld; Men heeft naast rasters ook moeite met grote koeien, die als bedreigend worden ervaren (oa. bij cranberryplukken); Daarnaast verkoopt Vlieland toeristisch het begrip vrijheid, daarin passen hekken niet; De overstapjes zijn heel ongelukkig en niet gebruiksvriendelijk; Er zouden eigenlijk jaarlijks informatieavonden moeten komen: de kerk in gaan met elkaar. Perspectief gemeente Vlieland: De beleving van de gemeente komt grotendeels overeen met die van eilanders; SBB permitteert zich een wijze van uitvoering die slecht valt bij de gemeente en de eilanders; Gemeenteraad heeft een motie aangenomen met betrekking tot gedrag SBB; Motie is aangehouden op verzoek College die toegezegde ermee aan de gang te gaan; College heeft raad beloofd dat het zijn best doet om enkele uitvoeringsmaatregelen (rasters) ongedaan te maken; Er is onduidelijkheid over doelen van begrazing, het werkt toch westelijk van pad van dertig ook onvoldoende, dus waarom nu uitbreiden? Er zijn twee vragen die eerst beantwoord moeten worden: (a) nut en noodzaak van begrazing en (b) zo ja hoe doe je dat dan? 15
Er is onvoldoende gekeken naar alternatieven voor begrazing met rasters: chopperen, plaggen, niet met schotse Hooglanders; De huidige gang van zaken rondom begrazing doet geen goed aan het N2000 proces; Cranberry velden op Vlieland zijn vrij toegankelijk. Nu met rasters voelt dat anders en bedreigend met Schotse Hooglanders; Toerisme is heel belangrijk op Vlieland en daar hoort ook vrij gebruik van duingebied bij. Er is ook enige wrevel over vraag: wie communiceert met de bevolking? Gemeente moet daarin niet worden gepasseerd door SBB; Opzetten van Beheersoverleggroep (BOG) is door vorige college's niet omarmd, maar door huidige college wel.
Perspectief Staatsbosbeheer Begrazing van heide, stuifzanden en duinen is een inmiddels in veel gebieden toegepaste beheermaatregel; De ervaring in het waddengebied (Terschelling, Ameland) en ook op Vlieland met begrazing zijn in de ogen van beheerders positief; De duinen van Vlieland zijn geleidelijk aan bezig te verruigen en te verbossen, een ongewenste ontwikkeling; vanuit bovengenoemd beeld is er enkele jaren geleden vanuit de mogelijkheid een life-subsidie te verkrijgen, in het (landelijke) life-project uitbreiding vd begrazing op Vlieland opgenomen; Daar is op verschillende manieren en momenten over gecommuniceerd, maar dat is, gezien de reacties vorig jaar, niet goed gebeurd en bewoners zijn onvoldoende bereikt; Uit door SBB zelf gehouden interviews, die in zomer 2010 zijn gehouden, is gebleken dat de weerstand diep zit, en verder gaat dan alleen de begrazing; het heeft ook betrekking op de manier van overleg, communicatie en transparantie in het algemeen, sinds het beheerplan Rijksgronden is opgesteld; Dat trekt Staatsbosbeheer zich we aan en om daar in 2011 extra energie op te zetten is een tijdelijk communicatiemedewerkster aangetrokken; Staatsbosbeheer hoopt dat het proces rond de opstelling van het Natura2000-beheerplan helpt ook inhoudelijk de draad weer op te pakken; Staatsbosbeheer onderstreept nogmaals dit te doen vanuit een blanco situatie, en Staatsbosbeheer gaat niet aan tafel met een vooropgezet doel de begrazing koste wat kost door te zetten;
3.2
Op weg naar een gezamenlijk perspectief
De communicatie tussen alle partijen kan beter en daar zijn inmiddels de eerste aanzetten toe gegeven. De essentie daarbij is dat de noodzaak van duinbeheer op zich niet ter discussie staat, maar wel de wijze waarop. De discussie spitst zich dus toe op de maatregelen waarmee natuurdoelen kunnen worden gehaald. Communicatie is daarbij in dit geval niet het uitleggen van de door één partij gekozen maatregelen, maar het in overleg met elkaar kiezen van de meest passende maatregelen. Dit op basis van de criteria effectief, acceptabel en betaalbaar (zie hoofdstuk 5). Als bij het gezamenlijk kiezen van natuurmaatregelen, vervolgens ook voldoende rekening wordt gehouden met andere belangen, zoals recreatie en toerisme, ontstaat ook een gezamenlijk perspectief.
16
4. Mogelijkheden beheer duingebied oostelijk Pad van Dertig 4.1
Doelstelling
Wanneer de doelstellingen (Beheerplan Rijksgronden , Aanwijzingsbesluit Natura 2000) aangehouden worden, is het nodig om het duingebied oostelijk van het Pad van Dertig anders te beheren dan tot nog toe. Zonder bijsturen worden de doelen niet gehaald: het gebied zal verder dichtgroeien met grove grassen en met bomen en struiken. De effecten van stikstofdepositie en ‘veroudering’ (successie) moeten op de een of andere manier bijgestuurd worden om de doelstelling te realiseren. De doelstelling moet voor een ieder helder zijn voordat een goede discussie over maatregelen gevoerd kan worden. Als het ”waarom” niet duidelijk is, verdwaal je onvermijdelijk in de discussie over het “hoe”. Bij de uitwerking van dit advies is de doelstelling van Natura 2000 als uitgangspunt genomen. Vanuit die Natura 2000 doelstelling beschrijft dit hoofdstuk mogelijke maatregelen voor beheer in het duingebied oostelijk van het Pad van Dertig. Besluitvorming over maatregelen volgt later. Hoofdstuk 5 geeft daarvoor een advies. Behalve ecologische overwegingen (effectiviteit) spelen draagvlak (acceptabel) en kosten (betaalbaar) een belangrijke rol bij de besluitvorming. Dat is één van de redenen waarom deze bouwsteen is opgesteld.
4.2
Oorzaken van vergrassing en verbossing
De ontwikkeling van een hogere, dichtere begroeiing met een klein aantal soorten grassen en zeggen hangt voor een deel samen met de neerslag van stikstof. In de loop der jaren heeft stikstof zich opgehoopt in het strooisel en de bodem. Deze stikstof is in feite een vorm van onbedoelde kunstmest waar een klein aantal plantensoorten van profiteert. Op Vlieland zelf zijn nauwelijks bronnen van stikstof (zoals bijvoorbeeld landbouw). De stikstof komt voornamelijk van buiten het eiland, de zogenoemde ‘achtergronddepositie’. Deze achtergronddepositie is de afgelopen jaren gedaald en ligt op Vlieland lager dan in de rest van Nederland. De totale depositie op Vlieland ligt nu onder de kritische drempel voor grijze duinen. Omdat stikstof is opgehoopt in bodem en strooisel blijven de gevolgen ook bij een lage actuele depositie nog lange tijd merkbaar. Behalve stikstof uit de lucht heeft het veranderde gebruik van de duinen een rol gespeeld in de vergrassing. Tot de Tweede Wereldoorlog werden de duinen intensief gebruikt door bewoners van het eiland. Men oogstte er wat voorhanden was en er werd wat vee geweid (o.a. geiten). Die menselijke activiteiten leidden tot een duingebied met korte begroeiing en open, stuivend zand. Grassen en bomen kregen weinig voet aan de grond. Ook is de konijnenstand door ziektes veel lager dan enkele tientallen jaren geleden. Welk gewicht de diverse ontwikkelingen (stikstofdepositie, minder dynamiek en menselijk gebruik, minder konijnen) precies in de schaal leggen is punt van discussie onder duinecologen.
17
4.3
Verschillende typen maatregelen
Zonder maatregelen zal het duingebied verder vergrassen en zullen delen zich geleidelijk ontwikkelen tot (berken)bos. In de meest vergraste delen kunnen geen bomen kiemen en blijven de soortenarme begroeiingen van helm en zandzegge langdurig bestaan. Die ontwikkeling is niet in lijn met de gekozen doelen vanuit het oogpunt van natuurbeheer. Welke maatregelen zijn dan mogelijk? Aansluitend op de oorzaken van de vergrassing en verbossing zijn bij het verkennen van maatregelen twee vragen van belang: Welke maatregelen zijn mogelijk om de opgebouwde stikstofvoorraad sterk te verminderen en het duingebied qua voedingstoestand terug te brengen in een meer gewenste situatie? Welke maatregelen zijn mogelijk om de dynamiek te vergroten, waardoor grassen en bomen in hun ontwikkeling geremd worden? Een ander type onderscheid is dat tussen tijdelijke en structurele maatregelen: Maatregelen om strooisel af te voeren en om de ontwikkeling van de begroeiing als het ware terug te zetten naar een eerder stadium, terug naar de pionierfase. Structurele maatregelen over een langere periode om meer variatie in de begroeiing te krijgen Maatregelen die gericht zijn op het afvoeren van stikstof kunnen eenmalig zijn nu de depositie verlaagd is. Zulke eenmalige maatregelen zijn niet toereikend om de doelstelling voor het duingebied te realiseren, omdat het wegvallen van dynamiek (door wind, door mensen, door konijnen) óók oorzaak is voor de ontwikkeling van een duingebied zoals dat nu is. De mogelijke maatregelen zijn verdeeld in vier groepen: Toelaten van meer verstuiving (4.3.1) Mechanische maatregelen: plaggen, chopperen, maaien (4.3.2) Nabootsen van een natuurramp(je): branden (4.3.3) ‘Organische’ maatregelen: een vorm van begrazing (4.3.4) In paragraaf 4.4 zijn de voor- en nadelen van de diverse maatregelen op een rijtje gezet. Daarbij is gekeken naar de mate waarin de maatregel voor de N2000 doelen effectief is, de mate waarin de maatregel acceptabel is en de betaalbaarheid van de maatregel. De mate waarin de verschillende maatregelen acceptabel zijn, wordt in deze bouwsteen mede verkend op basis van reacties uit de klankbordgroep Natura 2000 en de bewonersavond op Vlieland.
4.3.1 Verstuiving Door grootschalige verstuiving ontstaat variatie in een duingebied. Delen worden uitgeblazen, soms tot op het grondwater. Andere delen raken overstoven met een dunne of dikkere laag vers zand. Op die manier ontstaat een grote variatie in habitats, van vochtig tot droog en van jong kaal zand tot oudere duinen. Voordat de duinen werden vastgelegd door aanplant van bossen en helm vond op Vlieland grootschalige verstuiving plaats, op een zodanige schaal dat de bewoners daar veel last van hadden. De duinen zijn nu grotendeels vastgelegd, inclusief de zeereep. Op kleine schaal vind nog steeds verstuiving plaats, ook in het duingebied oostelijk van het Pad van Dertig. Door plaggen en/of begrazen kunnen kleine stuifplekken ontstaan. Grootschalige verstuiving is niet te verwachten, tenzij 18
de zeereep weer zou gaan stuiven. Die situatie is in dit duingebied maatschappelijk niet wenselijk. Grootschalige verstuiving is mogelijk dus wel effectief (natuurdoel) en ook betaalbaar, maar niet acceptabel.
Afb 12: actieve stuifplek
4.3.2 Mechanische maatregelen: plaggen, chopperen en maaien Door de begroeiing te verwijderen wordt stikstof afgevoerd en wordt de begroeiing als het ware teruggezet naar een eerder ontwikkelingsstadium. Bij plaggen worden de begroeiing, de strooisellaag en de bovenste bodemlaag met plantenwortels verwijderd. Bij chopperen wordt die bovenste bodemlaag als het ware vermalen en wordt deze ook grotendeels afgevoerd. Bij maaien wordt alleen de begroeiing verwijderd en blijft een deel van het strooisel achter. Deze mechanische maatregelen kunnen bij een kleinschalige aanpak precies gelokaliseerd worden. Hoewel geplagde en gechopperde delen lange tijd kaal blijven is er op een gegeven moment wel vervolgbeheer nodig om te voorkomen dat de behandelde gebieden verbossen. Bomen en struiken (kruipwilg) kiemen gemakkelijk op kale grond en worden zonder beheer niet belemmerd in hun groei. Vervolgbeheer om de natuurdoelen voor Vlieland te behalen kan bestaan uit een vorm van begrazing of uit maaien. Tot nog toe is gericht plaatselijk gechopperd. Grootschaliger plaggen of chopperen vergt een reeks van jaren om een flink deel van het duingebied aan te pakken en is kostbaar en niet betaalbaar. De steilere duinhellingen in het gebied kunnen niet met deze mechanische maatregelen aangepakt worden, wat ten koste gaat van de effectiviteit om het natuurdoel te halen. Bovendien wordt het duingebied met deze werkwijze een lappendeken van recent behandelde delen, langer geleden behandelde delen en nog niet behandelde delen. Er ontstaat een landschapsbeeld van een in cultuur gebracht gebied. Dat is niet in lijn met het natuurlijke karakter van het duingebied.
19
Afb. 13: Geplagde vochtige duinvallei waar de successie opnieuw kan beginnen
Afb. 14: Zonder beheer kunnen geplagde delen snel begroeid raken met onder andere Kruipwilg (Salix repens)
20
4.3.3 “Natuurramp” nabootsen: branden Een andere maatregel kan gecontroleerd branden zijn. Begroeiing en strooisel verbranden, stikstof verdwijnt deels in de lucht en er ontstaat weer plaatselijk kale bodem. Na branden zullen bepaalde plantensoorten (vooral grassen, maar ook jonge heide) tijdelijk profiteren van de ontstane nieuwe situatie. Voedingsstoffen die gebonden waren in organisch materiaal komen beschikbaar voor opname door planten. Er zal na branden een (tijdelijk) vervolgbeheer van maaien of begrazen nodig zijn. Kleinschalig branden is naar verwachting onvoldoende effectief gezien het natuurdoel, waardoor een combinatie met begrazing nodig blijft. Grootschalig branden kan in theorie effectief zijn, maar het landschapsbeeld dat ontstaat, zal niet acceptabel zijn. Bovendien is grootschalig branden nadelig voor fauna en niet toegestaan volgens de Flora en Faunawet.
4.3.4 Inzet van planteneters: begrazing Waar planten groeien komen van nature dieren voor die van die planten leven: insecten, muizen, konijnen, hazen en grotere grazers. Zo kwamen oerrund, tarpan, wisent, edelhert, damhert en eland allemaal in historische tijden, tot in de Middeleeuwen, in Nederland voor. Ook in de kustgebieden hebben deze wilde grote grazers geleefd. Inmiddels zijn wilde grazers (zo goed als) uitgestorven. Hun ecologische rol is overgenomen door gedomesticeerde koeien en paarden, geïntroduceerde schapen en geiten (van origine afkomstig uit het Midden Oosten) en mensen met machines. Er zijn geen historische bronnen van wilde grote grazers op Vlieland. Konijnen zijn op Vlieland, net als elders in Nederland, ooit geïntroduceerd ten behoeve van de jacht.
Afb.15: Bij een hoge begrazingsdruk met schapen (hier Soayschapen en pony op Schiermonnikoog) blijft de grasmat kort. Geen verruiging en verbossing, ook geen bloei en zaadzetting van planten
21
Vragen bij begrazing Afhankelijk van de begrazingsdruk en het type grazer is inzet van grazers in het duinbeheer op Vlieland al dan niet effectief (natuurdoel), acceptabel en betaalbaar. Daarvoor is eerst een nadere beschouwing van de verschillende vormen van begrazing nodig. Grote grazers kunnen effect hebben om de doelstellingen te behalen. Hoe dat effect uitpakt is van een aantal factoren afhankelijk: Welke soort(en)grazers zet je in? Runderen eten anders dan paarden en paarden eten weer anders dan schapen en geiten (zie kader). Welke dichtheid aan grazers zet je in? Dat kan variëren van tijdelijke drukbegrazing (nu plaatselijk toegepast met geiten) tot extensieve begrazing, zoals nu in de Vallei van het Veen. Een hoge druk geeft snel effect om verruiging terug te dringen, maar is nadelig voor vooral de fauna, omdat de vegetatiestructuur verdwijnt; er ontstaat een biljartlaken Welke sociale structuur is er in de groep? Een groep ossen gebruikt en begraast een gebied anders begrazen dan een sociale groep met koeien, stieren en kalveren In welke periode grazen de dieren er? Jaarrond, zomer, winter: de effecten zullen anders zijn. In de zomer is er volop voedsel en zullen grazers struiken en oud dor gras ongemoeid laten. In de winter zijn ze eerder gedwongen om zich op dit voedsel te richten. Kader: verschillende typen planteneters Iedere soort planteneter heeft van nature zijn eigen niche. Evolutionair gezien een logische zaak. Soorten kunnen soms elkaars concurrent zijn als er weinig voedsel is. Vaker faciliteren ze elkaar juist. Dat gegeven is toe te passen in natuurbeheer door een bij de doelstelling passende combinatie van planteters te kiezen.
Afb. 16: Verschillende typen planteneters hebben elk hun eigen specialisatie.
Runderen: Runderen kunnen door hun manier van grazen goed uit de voeten in verruigde gebieden. De dieren zijn niet erg kieskeurig en zijn in staat een ruigtevegetatie open te breken en (bij een wat 22
hogere begrazingsdruk) af te grazen. Runderen zorgen door middel van vertrapping van de vegetatie en de bodem voor dynamiek. Zeker bij een sociale kudde ontstaan open plekken (‘stierenkuilen’). Runderen grazen in een gevarieerd gebied vooral in de natte en vochtige delen en brengen beduidend minder tijd door in droge delen dan schapen of paarden. Runderen zijn echte grazers en hebben weinig invloed op struweel en bos. Hooguit worden er jonge scheuten aangevreten. Bij jaarrondbegrazing gebeurt dat eerder dan bij seizoensbegrazing. Paarden/ponies: Paarden zijn geschikt om in de winterperiode ruigte (vergrassers als Helm en Duinriet) op te eten. Behalve bovengrondse delen van planten eten paarden ook graag wortels en wortelstokken. Hiertoe trappen ze de zode open en graven de wortels uit. Dit zorgt in droge duinen voor kleinschalige open plekken en verstuiving. Tevens knagen paarden, vooral ’s winters, aan de bast van bomen en struiken, waardoor deze wegkwijnen. Ze zijn hierin selectief: de ene boomsoort wordt eerder aangevreten dan de andere. In tegenstelling tot andere grazers maken paarden vaak latrines: vaste plekken voor de ontlasting. Op deze plekken hopen zich nutriënten op die in andere terreindelen worden verwijderd, waardoor er een duidelijke verplaatsing van nutriënten binnen het terrein plaatsvindt. Aangezien het gebruik van ontwormingsmiddelen in natuurgebieden vermeden moet worden is het aan te bevelen om voor wormen minder gevoelige rassen te gebruiken (Exmoor, Konik). Schapen: Het graasgedrag van schapen is selectief waardoor vooral kruidachtige soorten uit een terrein kunnen verdwijnen. Planten worden tot kort bij de grond wegvreten en komen niet tot bloei en zaadzetting. Omdat schapen van origine niet inheems zijn (net als geiten) werken verdedigingsmechanismen die planten hebben tegen inheemse grazers niet bij schapen en geiten. Schapen zullen vooral graag in open droge duinen en op droogvallende oevers grazen. In hoge, sterk verruigde gebieden vinden ze weinig van hun gading. Daarbij is er een verschil tussen rassen. Soayschapen kunnen zelfstandig leven en kunnen met kwalitatief minder hoogwaardig voedsel toe dan andere rassen, zoals bijvoorbeeld Drentse heideschapen. Geiten: De geit is een alleseter en is bijzonder effectief in het opruimen van struweel. Het graasgedrag is echter selectief. Eerst zullen jonge grassen, kruiden en jonge uitlopers, bast en bloemknoppen van struweel worden genuttigd, daarna pas het oudere hout en dood gras. Het effect op verbossing en struweelvorming treedt dus pas op bij een hoge begrazingsdruk. Naast het graasgedrag maken geiten veel kleinschalige open plekjes en steilrandjes, vooral op duinrichels en duintoppen. Er is in Nederland vooral ervaring met tijdelijke (druk)begrazing door geiten. De effecten van geiten in een groot (duin)gebied en bij een lagere graasdruk zijn niet goed bekend. Herten: Damhert en Edelhert zijn inheemse planteneters. Anders dan runderen en paarden eten herten naast gras en kruiden ook boomtwijgen en schors. In gebieden waar herten leven (zoals de Amsterdamse Waterleiding Duinen) is een duidelijk effect op de begroeiing te zien: verbossing en vergrassing nemen daar af. Herten zijn wilde dieren die je niet kunt vangen en die alleen met hoge rasters in een gebied te houden zijn. Dat betekent dat bij introductie van herten deze dieren op het hele eiland kunnen komen en d.m.v. afschot beheerd moeten worden. Voor een natuurlijke populatie Edelherten is Vlieland te klein. Een zelfstandige populatie damherten zou wellicht mogelijk zijn. De consequenties zouden dan goed in beeld moeten worden gebracht.
23
Visies op begrazing Er zijn in Nederland talloze vormen van begrazing die een heel verschillend effect hebben. Daarbij lopen er vaak onuitgesproken verschillende doelen door elkaar: a) Herstel van het natuurlijke proces van grazen: grazers als onderdeel van een natuurlijk ecosysteem (dedomesticatie tot ‘wilde dieren’) b) Behalen van bepaalde natuurdoelen: grazers als beheermaatregel (wandelende maaimachines) c) Bestrijden van ongewenste soorten met drukbegrazing: grazers als bestrijdingsmiddel d) Geld verdienen met vlees, melk, wol of toerisme (schaapskudde): grazers als productiemiddel. De enige overeenkomst tussen deze vier ‘visies op grazers’ is dat het om grote plantenetende dieren gaat. Beheer en verzorging van die dieren vanuit de diverse visies verschilt evenveel als de spelregels van darten en voetballen, om maar wat te noemen. Vanuit Natura 2000 doelen gaat het om doel b: het behalen van bepaalde natuurdoelen: grazers als beheermaatregel. Grazers en rasters Het grootste bezwaar vanuit bewoners van het eiland is er tegen het raster dat voor begrazing is geplaatst. Het raster rond de Vallei van het Veen is weinig opvallend. Het nieuwe raster staat dicht bij het dorp en langs fietspaden. Zo’n raster doet afbreuk aan het gevoel van vrijheid van zowel bewoners als bezoekers. Begrazing zonder raster zou kunnen door introductie van damherten (zie kader boven), door inzet van een gehoede kudde of door toepassing van innovatieve technieken om grazers in een gebied te houden, bijvoorbeeld een ondergronds elektronisch raster. Ook voor een gehoede kudde zal een raster nodig zijn voor de overnachtings- en winterweide. Damherten brengen andere overwegingen mee (schade, afschot). Tijdelijke drukbegrazing of structurele maatregel voor langere periode Tijdelijke begrazing in hoge dichtheden kan effectief zijn om sterke vergrassing en verbossing terug te dringen. Hier zijn ervaringen mee op Schiermonnikoog, Terschelling en ook op Vlieland zelf. Als structurele maatregel is deze vorm van begrazing minder geschikt, omdat er een hele korte grasmat ontstaat zonder structuur, zonder bloemen en zonder insecten en andere fauna. Begrazing als structurele maatregel, voor een langere periode, is het best toe te passen met een minimum aan bijsturing, jaarrond in dichtheden die bijvoeren niet nodig maken. Zo zullen grazers zich vooral in de winter richten op de minder aantrekkelijke voedselbronnen als dor gras en boomtwijgen. Deze vorm van begrazing kan in de loop der jaren leiden tot een gevarieerd gebied met een afwisseling van kort gegraasde delen, ruigere delen, struweel en bos. Bij inzet van een mix van verschillende typen planteneters is het grootste effect te verwachten. Het is een zaak van een passende begrazingsdruk en enig geduld voordat de effecten tot uitdrukking komen. Sociale kuddes De meeste grazers zijn van nature kuddedieren die in sociale groepen leven. In de gewone landbouw en ook in veel begraasde natuurgebieden gebeurt dat niet. Er lopen bijvoorbeeld alleen ossen en droge koeien. Dat is praktisch (geen kalveren die je moet oormerken of veulens die je moet chippen) en men neemt aan dat dat veiliger is: geen stieren en geen koeien met kalveren. Die aanname over veiligheid voor publiek blijkt in de praktijk onjuist (zie onder). Een sociale kudde heeft een ander effect op een gebied dan een losse groep dieren. Door de sociale interactie komen de grazers in veel meer delen van het gebied. Ook ontstaan er bijvoorbeeld stierenkuilen door rivaliserende stieren. Dat zijn de kleinschalige stuifplekken die voor veel soorten zo belangrijk zijn.
24
Grazers en mensen Sommige mensen voelen zich ongemakkelijk in de nabijheid van runderen of paarden. Schotse Hooglanders zien er imponerend uit en boezemen sommige mensen vrees in. Paarden kunnen opdringerig gedrag gaan vertonen als ze op mensen gericht raken, bijvoorbeeld doordat ze gevoerd worden. Het ene ras is hier gevoeliger voor dan het andere. Het is van belang te beseffen dat in talloze natuurgebieden in Nederland grote grazers en mensen goed samen gaan, ook in gebieden met een recreatiedruk die vele malen hoger is dan in de duinen van Vlieland. Grazers zijn van nature niet geïnteresseerd in mensen. Punten die van belang zijn voor een harmonieus samengaan van grazers en publiek zijn: Inzet van een sociale kudde met dieren die aan publiek gewend zijn. Het sociale kuddeverband en de gewenning zorgen er voor dat de grazers niet nerveus reageren op mensen en zich niet met mensen bezig houden, maar met elkaar. Selectie in de kudde: dieren die op publiek gericht raken (bijvoorbeeld omdat ze gevoerd zijn) uit de kudde halen Welkom voor de mensen: goede voorzieningen om het gebied toegankelijk te maken Voorlichting aan het publiek: afstand houden, niet voeren, honden aan de lijn
4.4
Vergelijking maatregelen duingebied Oostelijk Pad van Dertig
Een palet aan maatregelen is de revue gepasseerd. In de onderstaande tabel zijn de voor- en nadelen van diverse maatregelen kort opgesomd. Er is een onderscheid te zien tussen maatregelen die plaatselijk toepasbaar zijn en die een snel effect hebben (plaggen, chopperen, maaien, drukbegrazing) en maatregelen die een gebiedsdekkend maar langzamer effect hebben. Maatregel Stimuleren verstuiving
Plaggen, chopperen
Maaien
Branden
Effectief Kleinschalig alleen in combinatie met begrazing. Grootschalig alleen als ook de zeereep kan stuiven (zandaanvoer). Variatie in habitats door werking van wind/zand. Alleen i.c.m. vervolgbeheer (grazen, maaien). Snel effect, veel stikstof en organisch materiaal afvoeren, in één klap terugzetten successie. Niet overal uitvoerbaar. Is niet overal toepasbaar (steile hellingen). Wel snel effect (minder verruiging) Alleen plaatselijk kleinschalig toepasbaar. Grootschalig branden nadelig voor fauna en niet toegestaan volgens F&F-wet. Kleinschalig: snel effect, weinig kosten
Acceptabel In dit deel van het duingebied niet op grote schaal toelaatbaar, wel kleinschalig plaatselijke stuifplekken (door plaggen, begrazen, betreding publiek) Kleinschalig wel, grootschalig niet, je krijgt scherpe grenzen en karakter van duin zal sterk veranderen (kunstmatig).
Betaalbaar Kleinschalig wel, grootschalige verstuiving stimuleren is kostbaar
ja
Effect tijdelijk, meer dan eens herhalen en daarmee kostbaar. Weinig kosten
Grootschalig niet Kleinschalig wel
25
Grootschalige toepassing erg kostbaar, afvoer van vrijkomend materiaal is lastig.
Maatregel Begrazen met Soayschapen in een raster
Begrazing met een schaapskudde Tijdelijke drukbegrazing met geiten
Jaarrondbegrazi ng met geiten
Inscharing runderen in de zomer Jaarrond begrazing met runderen
Begrazing met paarden (jaarrond of in winterseizoen) Introductie van damherten
Effectief Effectief in korte vegetaties bij een relatief hoge begrazingsdruk. In sterk verruigd duingebied alleen toepasbaar na inleidend beheer Vanwege het schapenras (moet te hoeden zijn) weinig effectief. Niet toepasbaar in sterk verruigd duingebied Ja, tijdelijk en plaatselijk effectief in vermindering van vergrassing en verbossing. Niet als structurele maatregel: weinig structuurvariatie, schade aan kwetsbare habitats en soorten Effectief in tegengaan verbossing bij voldoende hoge begrazingdruk. Weinig ervaring mee in Nederland. Houdt grazige delen kort en open. Weinig effect op verruigde en verboste delen.
Acceptabel Ja, mits rasters uit zicht en goede toegankelijkheid duingebied
Betaalbaar ja
Ja, weinig raster nodig (nachtweide/winterweide) en toeristisch aantrekkelijk
Matig: hoge investeringsen exploitatiekosten onvoldoende verdedigbaar vanuit natuurdoelen Matig: arbeidsintensief
Ja, na reeks van jaren bij lage druk die nodig is om jaarrond te kunnen begrazen zonder bijvoeren. Veel afwisseling in structuur, minder vergrassing. Remt verbossing, maar stopt het niet. Als bij runderen jaarrond, maar vooral ’s winters meer effect op remmen verbossing en meer kort gegraasde delen
Momenteel onvoldoende: raster nodig, angst voor grote grazers
Inheemse wilde dieren die zonder raster op het hele eiland zouden kunnen komen. Minder vergrassing en verbossing, meer structuur.
Ja, geiten passen ook bij historie Vlieland
Ja, past ook bij historie Vlieland. Voorwaarde: rasters uit zicht en goede toegankelijkheid duingebied Momenteel onvoldoende: raster nodig, angst voor grote grazers
Momenteel onvoldoende: raster nodig, paarden kunnen op publiek gericht raken en opdringerig worden Onbekend. Aantrekkelijk voor beleving?, Moeilijk stuurbaar, risico op overlast bewoond gebied, populatiebeheer vergt afschot
26
Ja
Afhankelijk van vraag: waar heen met de dieren in de winter? Bijvoeren in het duingebied niet gewenst. Ja
Ja
Ja
5
Advies duinbeheer Vlieland
5.1
Samenvatting mogelijke maatregelen
De afgelopen periode is duidelijker geworden welke vorm van duinbeheer past bij de doelen en bovendien acceptabel is op Vlieland. Niet alleen ecologische overwegingen zijn daarbij richtinggevend. Draagvlak bij de bewoners van Vlieland weegt net zo zwaar. Daarom is deze bouwsteen opgesteld onder begeleiding van de klankbordgroep Natura 2000 Vlieland en is er een goed bezochte informatieavond georganiseerd op 18 april 2011. Gekozen oplossingen moeten ook betaalbaar zijn. De uiteindelijke beheervorm zou aan de volgende criteria moeten voldoen: Effectief: de natuurdoelen worden gerealiseerd (dat mag even duren) Acceptabel: belanghebbenden kunnen zich er in vinden Betaalbaar: de kosten zijn financierbaar, hetzij uit overheids-, hetzij uit private middelen. De score op deze criteria is voor elk gebied anders. In dit geval heeft de score betrekking op het Duingebied oostelijk van Pad van Dertig op Vlieland. In de onderstaande tabel zijn de verschillende alternatieven voor dit gebied gescoord op de drie criteria. Maatregel in Duingebied oostelijk van Pad van Dertig
Effectief
Acceptabel
Betaalbaar
Kleinschalige verstuiving stimuleren
-
zie begrazing
+
Grootschalige verstuiving stimuleren
+
-
-
Kleinschalig plaggen/chopperen zonder vervolgbeheer
-
+
+
Grootschalig plaggen/chopperen zonder vervolgbeheer
+
-
-
Kleinschalig plaggen/chopperen met vervolgbeheer
+
zie begrazing
+
Kleinschalig branden zonder vervolgbeheer
-
+
+
Kleinschalig branden met vervolgbeheer
+
zie begrazing
+
Grootschalig branden zonder vervolgbeheer
-
-
+
Grootschalig branden met vervolgbeheer
+
-
+
Begrazing met soay schapen met raster
+
+ (raster uit zicht)
+
Begrazing met schaapskudde
-
+
- (exploitatie)
Begrazing met geiten in een raster
+
+ (raster uit zicht)
+
Roulerende begrazing met geiten in mobiele rasters
+
+
-?
Jaarrondbegrazing met runderen of paarden met raster
+
- (rasters, grote beesten)
+
Seizoensbegrazing met runderen of paarden met raster
-
- (rasters, grote beesten)
+
Jaarrondbegrazing met combinatie van runderen en/of paarden en/of soay schapen met raster
+
- (rasters, grote beesten)
+
Begrazing met runderen, paarden en soay schapen met raster
+
- (grote beesten)
+
Introductie damherten zonder raster
+
- (afschot?) - (opdringerig)
+
27
- (schade?)
Advies Er bestaat op dit moment geen draagvlak op het eiland voor uitbreiding van de begrazing met runderen. Advies is om in de komende Beheerplanperiode van zes jaar niet te gaan begrazen met runderen in het Duingebied oostelijk van Pad van Dertig. Ook is duidelijk dat er op dit moment onvoldoende draagvlak op het eiland is voor de rasters zoals die er nu staan oostelijk van Pad van Dertig. De bestaande begrazing in de Vallei van het Veen laat positieve effecten zien en stuit op veel minder weerstanden. Deze begrazing kan in aangepaste vorm wel worden voortgezet. Oostelijk Pad van Dertig De rasters worden opgeruimd oostelijk van Pad van Dertig. Er komt een duidelijke uitleg over en dialoog met het eiland over de natuurdoelen en de te nemen maatregelen. De komende beheerplanperiode van 6 jaar wordt benut om een keuze te maken voor het uiteindelijke beheer van dit duingebied in samenspraak tussen Staatsbosbeheer, gemeente en eilander bevolking. Na 6 jaar wordt de definitieve vorm van beheer ingevoerd oostelijk van Pad van Dertig. Als er voldoende draagvlak blijkt te zijn, dan kan dit ook eerder. Gedurende de eerste beheerplan periode worden vooral de geplagde delen oostelijk van Pad van Dertig en de direct aangrenzende drogere duinen beheerd door begrazing met geiten. Staatsbosbeheer, gemeente en bewoners bepalen samen hoe deze begrazing met geiten vorm kan krijgen. Als er overeenstemming gevonden wordt voor plaatsing van een vast raster om een deel van het gebied, uit het zicht van de fietspaden, dan heeft deze mogelijkheid vanuit praktische overweging de voorkeur. In 2011 wordt daarom een veldbezoek gepland door Dienst Landelijk Gebied met de klankbordgroep Natura 2000 over mogelijke ligging en haalbaarheid van zo’n vast raster. De Cranberryvallei komt hoe dan ook niet binnen de begrazing. Indien er geen overeenstemming komt over plek van een vast raster, dan vindt de begrazing met geiten plaats binnen mobiele rasters. Vallei van het Veen Advies is om de komende zes jaar een effectiever begrazingsbeheer te gaan voeren in het duingebied Vallei van het Veen. De effectiviteit van de begrazing en het samengaan van grazers en recreanten kan worden verbeterd door: het inzetten van een sociale kudde runderen het verplaatsen van de drinkgelegenheid voor de dieren (niet pal naast het fietspad) het in de winter inscharen van enkele paarden die niet op publiek gericht zijn.
5.2
Advies duingebied oostelijk van Pad van Dertig
Het is in de huidige situatie niet verstandig om in de komende Beheerplanperiode van zes jaar te gaan begrazen met runderen in het Duingebied oostelijk van Pad van Dertig. Hiervoor is onvoldoende draagvlak. Vrijheid is de essentie van de beleving van het eiland en het gevoel van vrijheid mag niet in het geding komen. Het in 2010 geplaatste raster wordt geheel verwijderd. Een zorgvuldig proces waarbij eilanders, gemeente en Staatsbosbeheer met elkaar de mogelijkheden verder verkennen is essentieel om binnen zes jaar te komen tot een gedragen keuze voor een 28
effectief en betaalbaar beheer. Een passend beheer van het duingebied oostelijk van het Pad van Dertig zal naar verwachting bestaan uit een mix van maatregelen: mechanische maatregelen en begrazing met geiten. Plaatselijke maatregelen als plaggen, chopperen en tijdelijke (druk)begrazing met geiten zijn plaatselijk effectief en zulke maatregelen maken het duingebied geschikter voor een structureel beheer in de toekomst, welke vorm dat beheer ook krijgt. Zowel korte termijn maatregelen als het structurele beheer zijn onderwerpen die betrokkenen in overleg met elkaar moeten uitwerken. Anders dan tot nog toe ligt het initiatief niet alleen bij de terreinbeheerder, maar ook bij de gemeente en vertegenwoordigers van het eiland.
5.3
Advies Vallei van het Veen
De bestaande begrazing in de Vallei van het Veen heeft aantoonbare positieve effecten op de structuur en soortensamenstelling van de begroeiing. Toch is de begroeiing nog altijd vrij soortenarm. Er zijn mogelijkheden om de bestaande begrazing in de Vallei van het Veen anders vorm te geven, zodat er een groter positief effect ontstaat in relatie tot de Natura 2000 doelen. De begrazingsdruk (nu 1 GVE per 7 hectare) moet niet veel hoger worden, omdat anders het risico ontstaat dat er in de winter moet worden bijgevoerd, met alle nadelige effecten van dien (vertrapping, toevoer nutriënten). Het omvormen van de bestaande groep Hooglanders tot een sociale kudde zal tot meer effect leiden: uithoeken van het gebied zullen meer begraasd worden en er ontstaan meer stuifplekken. Ook kunnen mensen ervaren hoe zo’n sociale kudde op publiek reageert. Met een goede selectie in de kudde en voorlichting naar het publiek zijn hier geen problemen mee te verwachten. Het verdient aanbeveling om meerdere drinkplekken voor de dieren te maken en de huidige drinkplek langs het pad van Twintig wellicht te dichten, zodat mensen de mogelijkheid hebben door het gebied te fietsen zonder de grazers te ontmoeten. Verder zal het toevoegen van enkele paarden in de winter kunnen leiden tot een sterker terugdringen van de vergrassing en verbossing. Voortzetten van de monitoring is belangrijk om de effecten van deze aanpassingen in het beheer te meten.
5.4
Advies vervolgproces
In het kader van Natura 2000 kunnen de bovengenoemde punten als uitvoeringsmaatregel worden opgenomen ten behoeve van het duinbeheer. Voor het Duingebied oostelijk van Pad van Dertig wordt de hiervoor genoemde combinatie van maatregelen besproken in de in te stellen Beheers Overleggroep. Daarnaast is het van belang de komende zes jaar in ieder geval jaarlijks een publieksavond te organiseren waarin het thema begrazing aan bod komt in samenhang met bredere belangen.
29
Afb. 17: Hooglander ossen in het duingebied bij het Pad van Twintig, april 2011.
30
BIJLAGE: Instandhoudingsdoelen Natura 2000 (habitats) die kunnen voorkomen in het gebied Cranberryvallei en Kooispleklid H2130 *Grijze duinen Doel: Behoud oppervlakte en kwaliteit grijze duinen, kalkrijk (subtype A) en grijze duinen, heischraal (subtype C). Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit grijze duinen, kalkarm (subtype B). Het habitattype grijze duinen is momenteel nog over een aanzienlijke oppervlakte in grotendeels goede kwaliteit aanwezig. Lokaal zijn de begroeiingen van dit habitattype sterk vergrast. Alle subtypen van grijze duinen zijn in het gebied aanwezig. H2140 *Duinheiden met kraaihei Doel: Behoud oppervlakte en kwaliteit. Enige achteruitgang in oppervlakte van duinheiden met kraaihei, vochtig (subtype A) ten gunste van habitattype H2190 vochtige duinvalleien is toegestaan. Het habitattype duinheiden met kraaihei is met beide subtypen vochtig (subtype A) en droog (subtype B) over voldoende oppervlakte in het gebied aanwezig. Het habitattype levert vooral voor het droge subtype (H2140B) een aanzienlijke bijdrage aan het landelijke doel. H2150 *Duinheiden met struikhei Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit. Het habitattype heeft een goede kwaliteit. Omdat de landelijke staat van instandhouding gunstig is wordt behoud van oppervlakte en kwaliteit nagestreefd. H2170 Kruipwilgstruwelen Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit. Het habitattype kruipwilgstruwelen is momenteel in goede kwaliteit aanwezig, veelal in mozaïek met het habitattype H2190 vochtige duinvalleien. Omdat de landelijke staat van instandhouding gunstig is wordt behoud van oppervlakte en kwaliteit nagestreefd. H2180 Duinbossen Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit duinbossen, droog (subtype A) en duinbossen, vochtig (subtype B). Het habitattype duinbossen is aanwezig in de vorm van duinbossen, droog (subtype A) en vochtig (subtype B). Uitbreiding van de oppervlakte van deze twee subtypen wordt op verschillende Waddeneilanden nagestreefd ter verbetering van de landelijke spreiding van dit habitattype. Aangezien de kwaliteit van de duinbossen op Vlieland nog achter loopt ten opzichte van de andere Waddeneilanden is hier tevens een verbeteropgave voor de kwaliteit neergelegd. Beide subtypen betreffen vrij jonge bossen die nog volop in ontwikkeling zijn. H2190 Vochtige duinvalleien Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit vochtige duinvalleien, open water (subtype A) en vochtige duinvalleien, hoge moerasplanten (subtype D), uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B), uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige duinvalleien, ontkalkt (subtype C). Toelichting Het habitattype vochtige duinvalleien is momenteel in goede en matige kwaliteit aanwezig. Ten aanzien van het voorkomen van de vier subtypen is er verschil tussen de valleien in het westelijk deel van het eiland en het oostelijk deel van het eiland. In het westen komen vooral jongere valleien voor met begroeiingen van het habitattype vochtige duinvalleien, open water (subtype A), vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B) en vochtige duinvalleien, hoge moerasplanten (subtype D), terwijl in het oosten van het eiland vooral het habitattype vochtige duinvalleien, 31
ontkalkt (subtype C) aanwezig is. Het gebied levert een grote bijdrage aan het landelijke doel voor subtype vochtige duinvalleien, ontkalkt (subtype C).
32