BRL 2355 1996-11-01
Nationale Beoordelingsrichtlijn Aanvaard door de Harmonische Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit
voor het KOMO productcertificaat voor wegenverf
Klik hier voor het wijzigingsblad bij deze BRL
BRL2355 19 9 6 - 11 - 0 1
Nationale
Beoordelingsrichtlijn Aanvaard door de Harmonisatie Bouwkwaliteit
C-ommissie Bouwvan
de Stichting
aoorhet KOMO productcertifcaataoor
wegenrerf
o20Oî Copyright, Kiwa N.V. Nieîs uit deze uitgave mag verveelvoudigdenlof openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie" microfilm of op welke andere wiize dan ook, zonder vooralgaandeschrilîeliike toestemming van de uitgever. Onverminderdde aanvaardingvan de Beoordelingsrichtliin door de HarmonisatieCommissieBouw van de Stichting Bouwkwaliteít als NationaleBeoordelingsrichtlijn berusten alle rechten bii Kiwa. Het gebruik van deze door derden, Beoordelingsrichtliin voor welk doel dan ook, is uitsluitendîoegestaan nadat een schriftelijkeovereenkomstmet Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld. Elndendverklaring Deze beoordelingsrichtlijnis door de dirscîeur Certificaîie en Keuringen van Kiwa bindend verklaard per f 1 n o v e m b e r1 9 9 6 Erkenning G..ccrdit€'d dry d. //t/ÉN\ v€? &c..dridr. lÌ:.wturd
\r/
ivc
Kiwa N.V Certificatieen Keuringen Sir Winston Churchill-laan273 Postbus 70 2280 AB Rijswijk Telefoon O7O- 41 444 OQ Telefax O7O- 41 444 20 lnternet www.kiwa.nl
VOORWOORD KIWA
ALGEMENE INFORMATIE Deze Nationale Beoordelingsrichtlijnis opgestelddoor het College van Deskundigen partijen op het gebied van Wegmarkeringenvan Ki'tra, waarin belanghebbende wegenverf zij n vertegenwoordigd.
Deze Nationale Beoordelingsrichtlqn zal door Kiwa worden gehanteerdin samenhang met het Kiwa-Reglement voor Productcertificatie. In dit reglement is de door Kiwa gehanteerdewerkwijze vastgelegdbij de uitvoering van het onderzoek ter verkrijging van het certificaat, alsmedede externecontrole. Over de aan te houden College van Deskundigen. controlefrequentieadviseerthet bovengenoemde
Deze beoordelingsrichflijnvervangtBRL-K235/01 d.d. 1991-03-01. Bestaandecertificaathoudersmoeten binnen 3 maandenna datum van bindendverklaring van deze beoordelingsrichtlijnvoldoen aan de hierin gesteldeeisen.
@tgg6 Copyright, Kiwatll.V. of 0p wdke andere wiizedanook,zonder microfilm vandruk,fototopie, wordmdoormiddel enlofopgrbailgemaakl Nietsuit dezelitgavomaguorre0houdigd Commissie EouwvandeStichting doordeHarm0nisati8 vandeBeoordelingsdchtlin vandeuitgever. deaanvaarding roorafgaande schriftelfike toestemming 0nveminderd allsrechten bijKiwa. Beoordetrngsrichlliin berusten E0uwkwaÍteit alsNationalo
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-1141 il\ryEGF..NVF.RÍ.rl
INIIOUD INLEIDING 1.1 Onderwerp 1.2 Toepassingsgebied
J
6 6 6 6
DEFINITIES . . . 2.1 Wegmarkering . 2.2 Niet-reflecterendewegenverf 2.3 Reflecterendewegenverf PROCEDURE VOOR HET VERKRIJGEN EN BEHOUDEN VAN EEN PRO-
DUCTCERTIFICAAT 3.1 Algemeen 3.2 Procedureter verkrijgingvanproductcertificaat . 3.3 Externebeoordelingna afgiftevan hetproductcertificaat
I
7 8 9 9 9 L4
EISENTE STELLENAAN HET PRODUCT 4.1 Algemeen 4.2 Technische-eisen 4.3 Prestatie-eisen(Materialenin het proefrak)
16 16 16 16 16
Eisen met betrekking tot de "Fingerprint" 5.1 Dichtheid 5.2 Gehalteaan vluchtige bestanddelen 5.3 Bindmiddelgehalte 5.4 Titaandioxydegehalte. . . 5.5 Infrarood analysevan het bindmiddel en de anorganischebestanddelenvan
17
wegenverf
EISENTE STELLENAAN HET KWALITEITSSYSTEEM
18
6.1 Algemeen 6.2 Internekwaliteitsbewaking 6.3 Proceduresenwerkinstructies...
18 18 18
..'.'. ....'.
7.2 Merking
19 19 19
LIJST VAN VERMELDE DOCUMENTEN
2A
PRODUCTCERTIFICAAT 7.1 Informatieoverdracht
BijlageI BijlageII
Beproevingsmethoden BlancoIKB-schema
NationaleBRL 2355 d.d. 199611-01 IrwEGf'.NVf,'.Bf'rl
1
INLEIDING
l.L
Onderwerp De in deze beoordelingsrichtlijnopgenomeneisenworden door certificatie-instellingen,die hiervoor geaccrediteerdzijn door de Raad voor Accreditatie, gehanteerdbij de behandeling van een aanvraag,c.q. de instandhoudingvan een certificaat. De af te geven kwaliteitsverklaringenworden aangeduidals KOMO-productcertificaat. Naast de eisen, die in dezebeoordelingsrichtlijnzijn vastgelegd,stellen de certificatieinstellingen aanwllende eisen, in de zin van algemeneprocedure-eisenvan certificatie, zoals vastgelegdin het certificatie reglementvan de betreffendeinstelling.
1..2
Toepassingsgebied als wegmarkeringsmateriaal De productenzijn geschiktvoor toepassing
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 'TwEGENVERFn
DEFIMTIES
2.1
Wegmarkering Onder wegmarkering wordt verstaande in en op de verharding van de weg aangebrachte verkeerstekens.
2.2
Niet-reflecterende wegenverf Onder niet reflecterendewegenverfwordt verstaanwegenverfdie voldoet aan de hierna te noemeneisen om te kunnenworden gebruikt als markering op de verharding. Opmerking: Niet reflecterendewegenverfwordt in de praktijk ook wel wegenverf genoemd.
2.3
Reflecterendewegenverf Onder reflecterendewegenverfwordt verstaaneen mengselvan wegenverfen glasparelsin eenmassaverhoudingvan 2:1.
NationaleBRL 2355 d.d. 199G11-01 trWEGENVERFtr
3
PROCEDURE VOOR IIET VERKRIJGEN EN BEIIOUDEN VAN EEN PRODUCTCERTIIIICAAT
3.L
Algemeen Bij elk product kan slechtséén productcertificaatafgegevenworden. Éénmaalper 3 jaar, en/of eerderindien daarvoorvoldoendebelangstellingbestaat,wordt een proefuak aangelegd.Voor deelnamedient men vóór 1 februari van het jaar waarin het proefuak wordt georganiseerdbij de certificatie-instellingschriftelijk een aanvraagin te dienen. Voor het verkrijgen van een productcertificaat moet aangetoondworden dat het product 'Eisen te stellenaan het product' gesteldeeisen. voldoet aan alle in hoofdstuk4 Voor het behouden van een productcertificaat moet aangetoondworden dat het product 'Eisenmet betrekkingtot de "Fingerprint"' voldoet aande in 4.1, 4.2 enhoofdstuk5 gesteldeeisen en dat het kwaliteitssysteemvan het bedrijf voldoet aan de in hoofdstuk 6 'Eisen te stellen aan het kwaliteitssysteem'gesteldeeisen. Het productcertificaatis zesjaar geldig. De praktijkproeven op de weg geven inzicht in de verwerkbaarheiden het effect van gecomvan het bineerdeinvloedenvan klimaat, ondergronden verkeer op de eigenschappen product. De beoordelingenop de weg worden in opdrachtvan de certificatie-instellingdoor instelling uitgevoerd. een door de Raad voor Accreditatiehiervoor geaccrediteerde
3.2
Procedure ter verkrijging van productcertificaat
3.2.L
Aanvraag De aanvragervan een productcertificaatgeeft aanvoor welke soort wegenverfhij een productcertificaatwenst. Bij zijn aanvraagdient hij de volgendegegevenste verstrekken: de productnaamen/of code, de productspecificatiesen de productinformatiebladenin het Nederlands.De productinformatiebladendienenminimaal informatie te bevattenover de relatie tussennatte laagdikfeen droge laagdikte.Eveneensdient hij met behulp van analyseresultatenaan te tonen dat het product voldoet aan de eisen, die gesteldworden in 4.1 en dienenafkomstig te zljn van een hiervoor door de Raad voor 4.2. De analyseresultaten Accreditatie geaccrediteerdlaboratoriumen mogenniet ouder zijn dan 6 maandenop het moment van aanleverenvan de monstersvoor het proefvak. Daarna wordt het product, wanneerhet witte (reflecterende)wegenverfbetreft, op de weg in het proefuak beproefd.
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 ''WEGEI\MERFU
3.2.2
Onderzoek Gecontroleerdwordt of het te beoordelenproduct, dat aangebrachtis in een proefuak overeenkomstigS.2van Bijlage I, aan de eisenvoldoet die vermeld staanin 4.3 'Prestatieeisen (Materialen in het proefuak)'. Onder toezichtvan de certificatie-instellingwordt uit het op het proefuak aangeleverdeproduct referentiemateriaalgenomenwaarvanwordt gecontroleerd of het voldoet aan 4.1 en 4.2. En ten behoevevan verificatie worden, van het referentiemateriaal,de in hoofdstuk5 vermeldeeigenschappen bepaald(fingerprint).
3.2.3
Beoordelingvan het kwaliteitssysteem van de aanwager De certificatie-instellingtoetstvoor de verlening van het productcertificaatof het kwatiteitssysteemvan de aanvragerin overeenstemmingis met hoofdstuk 6 'Eisen te stellen aan het kwaliteitssysteem'.
3.2.4
Het productcertificaat In het productcertificaatwordt aangegevendat het product voldoet aan de eisenvan hoofdstuk 4 'Eisen te stellenaan het product'.
3.3
Externe beoordeling na afgifte van het productcertificaat Het kwaliteitssysteemvan de producentzal door de certificatie-instellingworden beoordeeld. Deze beoordelingomvat de beoordelingof voldaanwordt aan de in hoofdstuk6 'Eisen te stellen aan het kwaliteitssysteem'vermeldeeisenen ten minste aan de aspectendie vermeld zijn in het reglementvan de certificatie-instelling. Over de aan te houdencontrolefrequentieadviseerthet College van Deskundigenvan de certifi catie-instelling. Bij de inwerkingtredingvan dezebeoordelingsrichtlijnis de frequentievan de controle van het kwaliteitssysteemvande producentvastgesteldop 2 controlebezoeken perjaar. Ten minste eenmaalper jaar wordt door de certificatie-instellinggecontroleerdof het product conform de fingerprint van het referentiemateriaalgeproduceerd,respectievelúk geleverdwordt. Het product dient dan eveneenste voldoen aan alle gesteldeeisen van 4.1 en 4.2 en hoofdsnrk5. Het product wordt alleenbij certificaatverleningen eventuele herverleningbeproefdop de gesteldeeisen in 4.3.
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 ''WEGET{VERFII
EISEN TE STELLEN AAI\ IIET PRODUCT 4.1
Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisenopgenomenwaaraanwegenverfmoet voldoen. De eisenvoor wegenverfzijn conform de StandaardRAW Bepalingen1995.
4.2
Technische-eÍsen
4.2.r
Niet-refl ecterende wegenverf
4.2.1.L
Opslagstabiliteit (Velvorming en uitzakken) Eis: Wegenverf mag noch bij aflevering, noch na opslag gedurendezes maandenna aflevering velvorming of gelatinering vertonen, of storend zijn ontmengd" De bepalingdient plaatste vindenvolgens2.t van Bijlage I" De eis voor opslagstabiliteitis vervuld als: - minstenstwee van de drie belastemonstersgeen irreversibelevelvorming vertonen. - het gemiddeldevan de mate van uitzakkenvan drie belastemonstersten hoogste6 is.
4.2.1.2
Viscositeit Eis: De viscositeit van wegenverfmoet bij aflevering 100 + 10 Krebs Units (K.U.) bedragen. Wegenverf moet met de spuit goed verwerkbaarzijn en mag daartoeworden verdund. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 90 van de StandaardRAW Bepalingen1995.
4.2.1.3
Dekking Eis: Wegenverf moet kunnenworden aangebrachtin éen dekkendelaag; de contrastratiovan een laag onverdunde wegenverf aangebrachtmet een uitstrijkraampje met een opening van 300 frm moet ten minste 0,98 bedragen.De contrastratiowordt berekendals het quotiènt van de gemiddelde luminantiefactor gemetenop zwarte ondergrond (És) en de gemiddelde luminantiefactor gemetenop witte ondergrond(B*). De berekeningis als volgt:
Contr astr atio=k
Pr
RAW proef 91 van de Standaard De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig 1995. Bepalingen
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 ''WEGENVERFU
4.2.1.4
t0
Droogtijd
Eis: De droogtijd van onverdundewegenverfmag ten hoogste30 minuten bedragen. Bij waterafdunbareverven wordt een luchtverplaatsingin de ruimte van 0,5 tot 2 m/s toegepast. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 92 van de StandaardRAW Bepalingen1995.
4.2.1.5
Kleefeigenschappen
Eis: Onverdundewegenverfmag na het verstrijken van de droogtijd, van 30 minuten, bij aanrakingniet kleverig zijn. Bij waterafdunbareverven wordt een luchtverplaatsingin de ruimte van 0,5 tot 2 m/s toegepast. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 93 van de StandaardRAW Bepalingen1995.
4.2.1.6
Doorslaan van wegenverf op bitumineuze ondergrond
Eis: Onverdunde wegenverf mag op een bitumineuze ondergrond slechts in geringe mate doorslaan.De luminantiefactor(O van het product, gemetenop de bitumineuzeondergrond moet ten minste 90 % bedragenvan de luminantiefactor(B) van het product gemetenop een neutraleondergrond.De luminantiefactor(B) = ff / 100). De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 94 van de StandaardRAW Bepalingen1995.
4.2,1.7
Slijtvastheid
Eis: De afslijting van onverdundewegenverfmag ten hoogste75 mg bedragen. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 98 van de StandaardRAW Bepalingen1995.
Nationale BRL 2355 d.d. 199Éll-01 IIIryEGENTTERFII
4.2"1.8
Stroefheid
Eis: (S.R.T.)vanwegenverfmoetten minste55 bedragen. Het stroefheidsgetal proef 99 van de Standaard De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig RAW Bepalingen 1995. 4.2.1,9
Kleur
4.2.1.9.1 Kleur (witte wegenverf) Eis: De luminantiefactor(É) van witte wegenverfmoet ten minste 0,80 bedragen,terwul het kleurpunt binnen het kleurvlak in het ClE-kleurendiagram(CommissionInternationalede I'Eclairage) moet liggen met de hoekpunten:
kleur
as hoekpunten
wit
x:
0,355 0,305 0,285 0,335
y:
0,355 0,305 0,325 0,375
proef 95 van de Standaard RAW De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig tr995. Bepalingen 4.2.1.9.2 Kleur (gelewegenverf; Eis: De luminantiefactor(0) van gele wegenverfmoet ten minste 0,45 bedragen,terwijl het kleurpunt binnen het kleurvlak in het ClE-kleurendiagram moet liggen met de hoekpunten:
kleur
as hoekpunten
geel
x:
0,494 0,545 0,465 0,427
y:
0,427 0,455 0,535 0,483
proef 95 van de Standaard RAW De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig 1995. Bepalingen
l1
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-0r ''WEGEIIVERF''
4.2.2
Glasparels
4.2.2.1
Brekingsindex van glasparels
t2
Eis: De brekingsindexvan glasparelsmoet ten minste 1,50 bedragen. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 100 van de StandaardRAW Bepalingen1995. De monsternamedient plaatste vinden overeenkomstig2.2van Bijlage I.
4.2.2.2
Microscopisch onderzoek van glasparels
Eis: Ten minste 80 % van het aantalglasparelsmoet bestaanuit heldere, doorschijnende,gave bollen zonder insluitsels.Het te gebruikencontrastmengsel dient een brekingsindexte hebbendat minimaal 0,005 verschilt. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 101 van de StandaardRAW Bepalingen1995.
4.2.2.3
Korrelverdeling
Eis: De korrelverdeling vanglasparels moetvoldoenaande volgendeeisen: op zeef
glasparels
glasparels
soort A
soort B
massapercentage
massapercentage
7t0 p.m 500pm
0 0
355pm 0- 10 180pm 30 - 80 90 pm 95 - 100
0- 10 30- 80 95 - 100
De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstigproef 6.0 van de StandaardRAW Bepalingen1995.
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 UlryEGEIsvERFO
4.2.2.4
13
Waterafstotendheidglasparels Eis: De glasparelsdienenwaterafstotend te zijn. Zlj zljn lvaterafstotend als ten hoogste20 % (r/m) van de parelszinlt. proef 102van de Standaard De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig RAW 1995. Bepalingen
4.2.3
VerdunnÍngsmiddel
4.2.3.1
Verlaging viscositeitvan wegmverf Eis: aanwegenverfmoetde viscositeitmet ten Toevoegingvarr5 % (rn/m)verdunningsmiddel minste10K"U. verlagen. RAW proef90 van de Standaard De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig 1995. Bepalingen
4.2.3.2
Beii,nvloeding droogtijd, kleverigheidm doorslaan Eis: dat de mag,indienhet met wegenverfis gemengd,niet veroorzaken, Verdunningsmiddel wegenverfniet voldoetaande eisenten aanzienvandroogtijd(art. 4.2.t.4), kleefeigenondergrond(art. (art. 4.2.t .5) en doorslaan van wegenverfop bitumineuze schappen 4.2.1.6). artikelen. de genoemde De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig
4.2.4
Milieu-eisen Eis: Het producten de verdunningmogenniet gekenmerktzijn met eensymboolandersdan het Stoffen(WMS). Het producten de de Wet Milieugevaarlijke vlamsymboolovereenkomstig verdunningmogenniet gekenmerktwordendoor zinnendie betrekkinghebbenop (verdacht) afwijkingen. teratogene erlof anderegenetische mutagene, carcinogene, Controledientvisueelplaatste vinden.
Nationale BRL 2355 d.d. 199G11-01 ulvEG[..NyFFÍ."
4,3
Prestatie-eisen Materialen in het proefvak)
4.3.r
Algemeen Deze eisen gelden alleenvoor witte (reflecterende)wegenverf.
De proefstrepenworden gedurendeeen periode van 6 maandengerekendvanaf de aanleg van het proefuak regelmatig beoordeeldop dagzichtbaarheid,nachtzichtbaarheid(reflecteervermogen), stroeftreiden slijtvastheid. De eerstebeoordeling vindt plaats na minimaal 72 uur en maximaal 14 dagenna aanbrengen en vervolgens3 maandenen 6 maandenna aanbrengen.Daarbij moetenalle eensoortige mefingenbij voorkeur op één dag worden uitgevoerd. De beoordelingvan de proefstrepenvindt plaatszonderdat ze van te voren zijn gereinigd. De meting (beoordeling)mag niet plaatsvindenop eenproefuak waaropna een regenbui geen verkeer is geweestdaar onder deze omstandigheden door vuilaanhechtingzowel de kleur (met name de luminantiefactor(B)) als de retroreflectienadelig worden bei'nvloed.
De productenmoetenbij elke beoordelingaan alle eisenvoldoen om het productcertifrcaatte verkrijgen en te behouden.
4.3.2
Prestatie-eisen
4.3.2.1
Dagzichtbaarheid
Eis: In verbandmet de dagzichtbaarheid van een witte markering moet de luminantiefactor(p) ten minste 0,40 bedragen,terwijl het kleurpunt binnen het kleurvlak in het ClE-kleurendiagram moet liggen met de hoekpunten:
as
hoekpunten
x : 0,355 0,305 0,285 0,335 y : 0,355 0,305 0,325 0,375 De bepalingdientplaatste vindenovereenkomstig 3.3.1 van BijlageI. De benodigdheden zijn vermeldbij proef95A van de Standaard RAW Bepalingen 1995.
Natíonale BRL 2355 d.d" 1996-lf-01 N\ryEGNNVERtrIII
4.3.2.2
15
Nachtzichtbaarheid (reflecteervermogen)
Eis : De nachtzichtbaarheidvan de proefstrepen van reflecterende wegenverf moet ten minste 80 mcd/lx.m2 bedragen.De bepalingdient plaatste vinden overeenkomstig3.3.2van Bijlage L De benodigdhedenen de wijze van dking van de apparatuurzijn vermeld bij proef 107 van de StandaardRAV/ Bepalingen1995"
4.3.2.3
Stroefheid
Eis: Het stroefheidsgetalmoet bij elke beoordeling ten minste 50 bedragen. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstig3.3.3 van Bijlage L De benodigdhedenen de uitvoering zijn beschrevenin proef 76 van de StandaardRAW Bepalingen 1995"
4.3.2.4
Slijtvastheid
Eis: Het wegoppervlakmoet op de plaatswaar de afslijting en/of de onthechtinghet sterkst is bij de laatste beoordeling (na 6 maanden)gemiddeld voor ten minste 80 % nog met markeringsmateriaalbedekt zijn. Dit wordt bepaaldovereenkomstig3.3.4 van Bijlage I.
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 UWEGEIIWERFN
5
16
Eisenmet betrekkingtot de "Fingerprint" Een fingerprint bestaatuit het vastleggenvan kenmerkenen lR-spectravan het materiaal en dient er voor om het geleverdeproduct te kunnenverifiéren met het referentiemateriaaldat bij witte (refleeterende)wegenverfop de weg in het proefuak bewezenheeft aan de eisente voldoen.
5.1
Dichtheid Eis: De dichtheid (p.) van een monsterwegenverfis als overeensternmend met de fingerprint te beoordelenals de dichtheidvan het monsterniet meer dan 30 kg/m3 afwijkt ten opzichtevan de gevondenwaardebij de bepalingvan de fingerprint. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstig2.3van Bijlage I.
5.2
Gehalte aan vluchtige bestanddelen Eis: Het gehalte aan vluchtige bestanddelenvan een monster wegenverf,is als overeenstemmend met de fingerprint te beoordelenindien het gehaltevan het monster niet meer dan 5% relatief, ten hoogsteechter + 2,0 % (m/m) afwijkt ten opzichtevan de gevondenwaardebij de bepaling van de fingerprint. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstig2.4van Bijlage I.
5.3
Bindmiddelgehalte Eis: Het bindmiddelgehalte, berekendvan de vaste bestanddelenvan een monster wegenverf, mag niet meer dan L l0 % van het massapercentage van het referentiemateriaalafwijken, met een maximum van2,O % van de totale massa. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstig2.5 van Bijlage I.
5.4
Titaandioxydegehalte Eis: Het titaandioxydegehalte van een monsterwegenverf,berekendop de anorganische bestanddelen,mag niet meer dan + IO % van het massapercentage van het referentiemateriaal afrvijken, met een maximum van 2,0 % van de totale massa. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstig2.6van Bijlage I.
NationaleBRL 2355 d.d" 1996-11{l ilWEGEI{VERFT
5.5
lnfrarood analyse van het bindmiddel en de anorganischebestanddelen van wegenverf Eis: De IR spectravan het bindmiddel en de anorganischebestanddelenvan wegenverf mogen geen vreemdepieken te bevatten,afwijkend van de spectravan het referentiemateriaal. Zowel het bindmiddel als de anorganischebestanddelenvan een monster wegenverf met betrekking tot de samenstellingwordt als overeenkomstighet referentiemateriaalbeschouwd wanneer de betreffende spectra van het monster en het referentiemateriaal zodaníg geinterpreteerd kunnen worden dat het monster en het referentiemateriaaldezelfdegrondstoffen in bevatten. dezelfdemassaverhoudingen Indien er eenduidige afuijkingen worden gecorstateerdtussen de spectra dient dit te worden vermeld in het rneetrapport. De bepaling dient plaatste vinden overeenkomstig2"'lvan Bijlage [.
Nationale BRL 2355 d.d. 199611-01 UWEGENVERFU
6
BISENTE STELLENAAN IIET KWALITEITSSYSTEEM
6.1
Algemeen
l8
In dit hoofdstuk zijn de eisenopgenomentwaaraanhet kwaliteitssysteemvan de producent moet voldoen, alsmedede wijze waarop het kwaliteitssysteemdoor de certificatie-instelling wordt beoordeeld.
6.2
f nterne kwaliteitsbewaking De producentdient te beschikkenover een door hem toegepastschemavan interne kwaliteitsbewaking(IKB-schema). Een lKB-schema is een beschrijvingvan de tot het kwaliteitssysteembehorendekeuringen alsmedede frequentieen volgorde daarvan.De eisenbetreffendehet interne kwaliteitssysteem zijn: -
een ingangscontroleop de grondstoffen;
-
een controle tijdens de productie;
-
een eindcontroleop het product;
-
een controle op het intern transporten de opslag (temperatuuropslag < 40 "C);
-
een controle op laboratorium-en meetapparatuur;
-
een controle op doseer-en mengapparatuur.
In dit lKB-schemadient bij ieder van dezehoofdgroepenaantoonbaarper materiaalte zijn vastgelegd: -
welke aspectendoor de producentworden gecontroleerd;
-
volgens welke methodendie controlesplaatsvinden;
-
hoe vaak deze controlesworden uitgevoerd;.
-
hoe de controleresultatenworden geregistreerden bewaard,
Een blanco lKB-formulier is opgenomenin Bijlage II.
6.3
Procedures en werkinstructies De producentdient te kunnenoverleggen: -
-
een procedurevoor: a.
de behandelingvan afgekeurdeen te repareren(half)-producten;
b
de behandelingvan klachtenover geleverdeproductenen/ofdiensten;
de gehanteerdewerkinstructiesen controleformulieren.
NationaleBRL 2355 al.al.199G11-0f trwEGf.NVF.PÌ'tr
L9
7
PRODUCTCERTIFICAAT
7.L
Informatieoverdracht De inhoud van het nroductcertificaatmoet ten minste bestaanuit: *
Datum van afgifte en geldigheidsduurdanwelbeèindigingsdatum.
*
Technischespecificatievan het markeringsmateriaal: - productcodeof receptuur(in codering)van het product.
*
Gegevensmet betrekking tot de verwerking: - applicatieovereenkomstigde productinformatiebladenvan de producent.
7.2
Merking De productenworden gemerll met het KOMO-keurmerk. De uitvoering van dit merk is als volgt: -
Een geel zegel met zwarte opdruk "KOMO" of KOMO-beeldmerk en de tekst: "Wegenverf" met daarbij het nummer van het productcertificaat,
danwel -
"KOMO" met het nurrìmervan het productcertificaatop de productiesticker.
Plaatsvan het merk is respectievelijkvoor: Wegenverf:
op elke bus of container
Verdunner:
op elke bus
Glasparels:
op elke zak
Overige verplichte aanduidingenop elke verpakking: -
producenten productieplaats(alleenbij wegenverfen verdunner);
-
productcode of receptuur (in codering) van het product;
-
chargenummer
-
fabricagedatum (aar en maand indien het chargenummerhier geen uitsluitsel over aangeeft)
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-f141 "WEGFNVF..FF"
8
20
LIJST VAN VERMELDE DOCT]MENTEN Nummer
D1
Titel
1995
StandaardRAW Bepalingen1995, Stichting Centrum voor Regelgevingen Onderzoekin Grond-, Water-, en Wegenbouw en de Verkeerstechniek:
BIJLAGE
I
BEPROEVINGSMETHODEN
WEGENVERF
Bijlage I
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-0I ''WEGENTVERFI'
INIIOUD INLEIDING BEPROEVTNGSMETHODEN TEN BEHOEVEVAN DE PRODUCT-EISEN, . . . .,
4
2.1 Opslagstabiliteit(velvorming en uitzakken)
4
2.2 Monsternamevan glasparels. . .
7
2.3Dichtheid
......
7 8
2.4 Gehalteaan vluchtige bestanddelen 2.5Bindmiddelgehalte
......
10
2.6Titaandioxidegehalte
......
lL
......
13
2.7 Infrarood analysevan het bindmiddel en de anorganischebestanddelenvan wegenverf 2.8 Scheidingvan Bindmiddel en onoplosbaardeel d.m.v. centrifugeren
16
BEPROEVINGSMETHODEN VOORDE PRESTATIE-EISEN
T9
3.1 Eisendie gesteldwordenaaneenproefuak
19
3.2 Aanbrengen van wegenverfin het proefuak
20
3.3 Metingenaanhetproefuak
22
Bijtage 1
NationaleBRL 2355 d.al.1996-11-01 [wEGF..lVVF.Iltrrl
1
INLEIDING die in het kader van de Deze bijlage bevat de beschrijvingvan de beproevingsmethoden certificering van wegenverfworden gebruikt. ten behoevevan de product-eisen' Hoofdstuk 2bevat beproevingsmethoden Hoofdstuk 3 bevat de beproevingsmethodenvoor de prestatie-eisen.
De beproevingenmoetenworden uitgevoerdmet gekalibreerdeapparatuur"
BijlageI
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-114f UWEGENVERFU
2
BEPROEYINGSMETHODENTEN BEHOBVE VAN DE PRODUCT.EISEN
2.1
Opslagstabiliteit (velvorming en uitzakken) Beproevingsmethode: Ter beoordelingvan de opslagstabiliteitworden monsterswegenverfin totaal 30 dagenin een droogstoofbij (40 t 5) "C bewaard.Met een interval van 7 dagenworden de monsters op een stampvolumemetermet 25.000 slagenbelast. De monstersworden beoordeeldop velvorming en op uitzakken.
Benodigdheden; * Droogstoof met luchtcirculatie,regelbaarop ten minste (40 + 5) 'C; * Stampvolumemetervolgens Engelsmannvoorzien van een draagplateauom de monsters op te zetten; *
Spatel; gewicht: (30 + 1) g, lengte: minstens200 mm, ca. (21,0 t 0,5) mm breed en 1,5 mm dik met rechthoekigeinde;
*
Balans(bovenweger),nauwkeurigheidf 0,1.g. Reagentiaen eebruiksmateriaal: Monsterpotten4-8stuks(breedhalsglazenpotten)@ ca.7 cm, h. ca. 11 cm met een daartoegeschiktschroefdeksel;
t<
Poetsdoek;
+
: 1:3 VA/). Oplosmiddel(mengselaceton:ethylacetaat
Aantal beoalingen: Van elke wegenverfworden drie monstersen een vierde als referentiemonstergetest. Uitvoerins: Een wegenverfwordt in vier monsterpottenvan ca. 250 nl gevuld. De vulhoogte moet in alle vier potten gelijk zijn en tot aan de ondersteschroefrandvan de monsterpotreiken. De rand en de schroefdraadmoetenmet oplosmiddelindien nodig zorgvuldig schoongemaakt worden. Vervolgensworden de potten luchtdicht geslotenen met cijfers 1 tot 4 gekenmerkt. Daarnaworden alle vier monsterstot op 0,1 g nauwkeuriggewogenen de nummers 1 tot 3 in de droogstoofbij (40 + 5) uC totaal 30 dagenbewaard. Het vierde monsterdient als referentiemonsteren wordt bij kamertemperatuurweggezet.Na telkens7 dagenworden de monsters1 tot 3 op een stampvolumemeter met 25.000 slagen belast. Daarna worden de monstersin de droogstoofteruggezet.Na 30 dagenis de opslag van de monstersonder warmtebelastingen stampenals versneldeproef beèindigd.
Biilage I
Nationale BRL 2355 d.d. 1,99G11-01 rwE(:tr.NVFIrÍ.rr
Nadat de opslagtijd bij warmte afgeslotenis worden alle 4 monsters opnieuw gewogen om gewichtsverliesvast te stellen. Het gewichtsverliesvan twee van de drie belastemonstersmag niet meer dan L,2% vanhet gewicht van het monsterbedragen.Anders moet de proef herhaaldworden. Het monster, waaryanhet gewichtsverliesmeer dan I,2 % (mlm) is, valt uit. Aansluitendaan het wegenworden de vier monsterpottenvoorzichtig geopendzonder te stoten ofte schuddenom de toestandvan de inhoud te onderzoeken.Een eventueelaanwezig vel op het oppervlak mag niet verwijderd worden. Ter beoordelingvan het gedeelte,dat tijdens de opslagtijd en bij het stampenuitgezakt is, wordt een spatel gebruikt. De spatelwordt als een slinger aan één uiteinde en zodanigboven het midden van de monsterpot gehoudendat de onderkant van de spatel zich ter hoogte van de rand van de pot bevindt. De spatellaat men vanaf dezehoogtevallen. Daarna wordt de spatelover de bodem bewogen. Hierbij wordt de weerstandvan het uitgezalte materiaalvoor alle vier monsters volgeru tabel 1 beschreven" In geval van velvorming wordt beoordeeldof de monstersdoor roeren gehomogeniseerd kunnen worden, of dat de velvorming irreversibel is.
Beoordeling: van de monsterswordt ieder monstervolgenstabel 1 ingedeeld Bij de toestandsbeschrijving van in mate van uitzakken. De mate van uitzakken, die tussende toestandsbeschrijvingen tabel 1 ligt, krijgt een tussenliggendcijfer. Ligt de beoordelingtussende mate van uitzakken van de belastemonstersmeer dan 2 eenhedenuit elkaar, dan moet de proef herhaald worden. Uit de gevondeneenhedenwordt een gemiddeldeberekenden op hele getallen afgerond aangegeven.
Biilage I
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-1141 IWEGF'.NVFRFil
TABEL 1 Matevanuitzakken
0
Toestandsbeschrijving van het monster
Er is een homogenesuspensie.Afuijking t.o.v. het originele monster is niet waarneembaar.
2.
Op de bodem van het monsterpotjewordt een duidelijk begrensd bodembezinkselvastgesteld. De spatellaat zich zondergrote weerstandover de bodem bewegen. Op de bodem wordt een bezinksel van uitgezah materiaal vastgesteld.De spatelvalt door zijn eigen gewicht tot op de bodem. De spatelkan met de brede kant over de bodem bewogenworden. Hierbij wordt een duidelijke weerstand vastgesteld.Een samenhangende hoeveelheidvan het bezinksel kan met de spatelnaar het oppervlakgehaaldworden. De spatelkomt bij vrije val niet tot op de bodem. Met de brede kant laat de spatelzich met moeite over de bodem bewegen. Een geringe weerstandis waarneembaarals de spatel met zijn smallekant oveî de bodembewogenwordt. Het monster kan door handmatigoproerenweer gehomogeniseerd worden. De spatelkan alleenonder krachtsinspanningmet de brede kant over de bodemgetrokkenworden. Er is een duidelijke weerstandwaarneembaarindien de spatel met de smalle kant over de bodembewogenwordt. Het monsterkan door krachtig handmatigoproerenweer gehomogeniseerd worden.
10
Er is een vast bezinlcel van uitgezaktebestanddelenaanwezig, dat zich met het vloeibaredeel door handmatigroeren niet meer laat homogeniseren,of het monster is gegeleerd.
Bijlage I
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-11-01
2.2
Monsternamevan glasparels
IWEGENVF.-BÍ.tr
Benodiedheden: parelsteker. Uitvoering: Een representatiefmonstervan ten minste 1,5 kg glasparelswordt met een daartoegeschikte buis (parelsteker)op de volgendewijze genomen: Bepaal het aantal te bemonsterenzakken (S):
W : totale gewicht van de te bemonsterenglasparels[kg]. S : afronden naar het eersthogere gehelegetal, bij 25 - 50 kg verpakkingenbedraagtS minimaal 3. Steek de bemonsteringsbuisin ieder van de S te bemonsterenzakkenover de gehelehoogte. Als het verpakkingenvan 1000 kg betreft wordt de buis S keer over de gehelehoogte van de verpakking gestoken. Een representatiefmonsterwordt verkregendoor de S deelmonsterste mengen.Met een 1/1 wordt het monsterverdeeldin het aantalmonstersnodig voor monsterverdeelapparaat het onderzoek.
2.3
Dichtheid Beproevinssmethode: Een geschiklepyknometervan 100 ml wordt met wegenverfgevuld. De massavan de wegenverfwordt bij (20 t 1) "C bepaald' Benodiedheden: oC, schaalverdeling0,2 oC; * Thermometer0 tot 50 * Balans (bovenweger)met een nauwkeurigheidvan t 0,01 g; * *
Metalen pyknometer 100 ml, bekervormig, dekselmet gaatje; Waterbad met thermostaat(20 t 1) "C.
Uitvoering: zowelvanbinnenals van buiten De pyknometerwordtmeteengeschiktoplosmiddel en drooggemaakt. zorgvuldigschoongemaakt
B[ilageI
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-114f IIIVEGENTITERFII
Zowel het monster verf als de pyknometerwordf op de bepalingstemperatuur van 'C (20 + l) gebracht. De lege pyknometerwordt met een nauwkeurigheidvan 0,01 g gewogen. De pyknometet wordt gevuld met verf waarbij er zorgwldig op gelet moet worden, dat de verf geen luchtbellenbevat. Vervolgenswordt de weer geslotenpyknometeraan de buitenkantgereinigd en op 0,01 g gewogen.Het terugwegendient snel te gebeurenom verdampenvan de vluchtige oplosmiddelente voorkomen. Berekenin$ De dichtheid d2g in kg/m3 wordt berekendvolgensde volgendeformule: d2o=
M2
:yl*1ooo V
lkg/ rlfl
waarin: M1 : massavan de lege pyknometer[g] M2 = massavan de met verf gevuldepyknometer[g] : vulvolume van de pyknometerin cm3bij 20 "C (ca. 100 cm3) V
2.4
Gehalte aan vluchtige bestanddelen Beproevinesmethode: Verdamping van bestanddelen bij (110 * 5) 'C. De vastebestanddelendienenals basisvoor de bepalingvan de asrest. Benodisdheden: x Koelkastof waterbad,max. 10 oC; *
2 erletwteyers250 of 300 ml van warmtebestendig glas met ingeslepenstop;
x *
Analytischebalans,nauwkeurigheidI 0,001 g met automatischenulpuntcorrectie; Droogstoof met luchtcirculatie,regelbaarop ten minste (110 t 5) "C;
x
Exsiccatormet droogmiddel,b.v. silicagel. Reagentia: Mengselethylacetaat p.a. en acetonp.a. 3:1.(V/V).
Uiwoerine: De bepaling moet in duplo worden uitgevoerd. Voorbereiding van het monster: Om oplosmiddelverliesbij het inwegenzo gering mogelijk te houden,moet het monster in een koelkastof waterbadop maximaal 10 'C gekoeldworden.
Bijlage I
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-11-0r ''WEGEI{VERF''
Bepaling gehaltevluchtige bestanddelen: Twee erlenmeyersworden met de bijbehorendestoppeniedet van een merk voorzien. Zowel de massavan de lege erlenmeyer(L) als die van de erlenmeyersamenmet de stop (LS) wordt bepaaldmet een nauwkeurigheidvan 0,001 g. verf. De erlenmeyersworden gevuld met ca. 2 g voorgekoeldeen gehomogeniseerde Daarna wordt de kolf met de stop geslotenen gewogenmet een nauwkeurigheidvan 0,001 g (massaM1)" Vervolgenswordt het verfrnonsterdoor bewegenvan de kolf gelijkmatig over de bodem verdeeld. Bij hoogviskeuzeof voor velvorming gevoeligeverven is het aan te bevelen, na het wegenvan het monster enigeml geschiktoplosmiddel(in de regel ethylacetaat:aceton: 3:1 [VM) toe te voegen,om een betereverdeling van het monster op de bodem van de kolf te bewerkstelligen. Daarna wordt de open erlenmeyermet filtreerpapierbedekt en ca. 16 uur (overnacht) weggezetbij kamertemperatuurom het oplosmiddel te laten verdampen. Vervolgens wordt de kolf met het monster in een droogstoof met een tenìperatuur van (110 + 5) "C geplaatsten minstens6 uur, echtertot constantgewicht, op deze temperatuur gehouden. Constantgewicht is bereikt wanneerhet verschil tussende voorlaatsteen de laatst bepaalde rnassaten hoogsteQ,l % van de laatstbepaaldemassabedraagt.Tussentwee bepalingenvan de massamoet ten minste gedurende30 minuten worden gedroogd. Daarna wordt de kolf tot kamertemperatuurafgekoeld,weer afgeslotenmet de stop en gewogenmet een nauwkeurigheidvan 0,001 g (massaM2). Het in de kolf achtergeblevenrestant (vaste stofgehaltevan de verf) dient als uitgangsmateriaalvoor de bepalingvan de asrest. Berekening: Bij verf wordt het gehalte aan vluchtige bestanddelenberekend volgens: y"= (tntt-t'tz)..1oo? (n/n) (ML-LS) waarin: vluchtige bestanddelenin 0,01 % (rnlm) VB : wlgewicht verf [g] + massavan de lege erlenmeyermet stop [g] Ml : M2 : : L
gewicht vaste stof [g] + massavan de lege erlenmeyermet stop [g] rnassavan de lege erlenmeyer [g] (nodig voor bepaling asrest)
LS :
massavan de lege erlenmeyermet stop [g]
Aantal bepalingen: Indien de resultaten van de afzonderlijke bepalingenmeer dan 0,6 To(m/m) uit elkaar liggen moet de bepaling herhaaldworden. De afzonderlijkebepalingenmoetengemiddeldworden en het gehalteaan vluchtige bestanddelenwordt op 0,1 % (n/m) afgerondaangegeven.
BiilageI
2.5
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-1141 "WEGENVERtrU
10
Bindmiddelgehalte Beoroevingsmethode: De vaste bestanddelenvan het monstervan een te onderzoekenwegenverfworden bij 450"C verast en het gewichtsverlieswordt bepaald. De asrestdient als uitgangsmateriaal voor de bepalingvan het Titaandioxidegehalte. Benodiedheden: x 2 Erlenmeyers250 of 300 ml van warmtebestendigglas met ingeslepenstop; * Analytischebalansmet een nauwkeurigheidvan 0,001 g met automatische nulpuntcorrectie; * * *
Elektrischemoffeloven, regelbaarop ten minste (450 t 25) 'C; Kroezentang; Exsiccatormet droogmiddel,b.v. silicagel.
Uitvoering: De bepalingmoet in duplo worden uitgevoerd. Uitgangsmateriaalvoor het verassenvan wegenverfzijn de vastebestanddelendie bij de bepalingvan het gehalteaan vluchtige bestanddelen verkregenzijn. De erlenmeyer(zonderstop) met de vastebestanddelen van het monsterwordt op 0,001 g gewogen(massaM3) en aansluitendin een moffelovengeplaatst.De moffeloven wordt langzaamop een temperatuurvan (450 X 25) "C gebracht. De kolf blijft minimaal 2 uur op (450 t 25) 'C, echtertot constantgewicht in de oven. Constantgewicht is bereikt wanneerhet verschil tussende voorlaatsteen de laatst bepaalde massaten hoogste0,1 % van de laatstbepaaldemassabedraagt.Tussentwee bepalingenvan de massamoet ten minste gedurende30 minuten worden gedroogd. Daarbij moet er op gelet worden, dat er geen asdeeltjesverloren gaan. Na afkoelentot kamertemperatuurin een exsiccatorwordt de erlenmeyermet het asresiduop 0,001 g gewogen(massaM4). De asrestkrijgt de benamingvan 'anorganischebestanddelen'. De erlenmeyermet de asrestwordt in een exsiccatormet droogmiddelgeplaatsten voor de bepalingvan het Titaandioxidegehalte bewaard. Berekening: Bij verf wordt het bindmiddelgehaltein de vastebestanddelenvan het monsterberekend volgens
"r= Yl;:'#) waarin; BV : M3 : M4 : = L
(n/n) .1oo%
bindmiddelgehaltein 0,0L % (m/m) volgensverassingsmethode bepaald. gewicht uitgangsmateriaal vaste stof [g] + massavan de lege erlenmeyer [g] gewicht asrest[g] + massavan de lege erlenmeyer[g] massavan de lege erlenmeyer[g]
BÍjlage 1
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-114l "WEGEI{VERtr'tr
11
Aantal benalingen: Indien het resultaatvan de afzonderlijkebepalingenmeer dan 0,50 % (m/m) uit elkaar ligt, moet de bepaling herhaaldworden. De afzonderlijkeresultatenworden gemiddelden op 0J % (rn/m) afgerond.
2.6
Titaandioxidegehalte De as, verkregen door verassingbU (450 t 25) 'C (zíe 2.5), wordt opgelostmet behulp van geconcentreerdzwavelzuur(I{2SO4)en diammoniumsulfaat((NHJ2SO4).Door toevoegingvan waterstofperoxideontstaateen complex van Ti(IV) ionen wat geel kleurt. Het gehalteTitaan(IV)dioxide (TiO) kan fotometrischworden bepaald. Benodigdheden: * Analytische balans; *
Eleklrischeverwarmingsmantel;
+
Spectrofotometeren ijklijn waarbij de extinctiebij 400 nm uitgezetis tegen de concentratievan de titaandioxideoplossing [mg/l];
*
Cuvet 1 cm;
*
Rondbodemkolf800 ml, bekerglas600 ml, roerstaaf,trechter, glaskralen;
*
Maatkolf 500 ml en 100 ml:
*
Pipet 10 ml;
*
Papier filters. Reasentiaen verbruiksartikelen:
* *
Geconcentreerdzwavelzuurp.a.; Geconcentreerdfosforzuur p.a.;
*
Diammoniumsulfaatp.a.;
*
Waterstofperoxide3 %;
*
Gedestilleerdwater.
Uitvoering: Weeg 1 0,5 gram (a) as nauwkeurigaf in een rondbodemkolfvan 800 ml met lange hals. Voeg 8 gram diammoniumsulfaatp"a.,20 ml geconcentreerdzwavelzuurp.a. en een aantal glaskralentoe en kook dit mengselgedurende45 minuten in een elektrischeverwarmingsmantel. Koel af en breng de inhoud kwantitatief over in een bekerglas van 600 ml, dat reeds t 150 ml gedestilleerdwater bevat. Filtreer eventueleonoplosbareresten(SiQ etc.) af door een vouwfilter in een maatkolf van 500 ml. Was uit, vul aanmet gedestilleerdwater en homogeniseer. Pipetteervan de oplossing10 rnl (b) in een maatkolf van 100 ml. Voeg 5 ml geconcentreerd fosforzuur en 5 ml 3 %-íge watersto$eroxide oplossing toe. Vul aan met gedestilleerd water en homogeniseer. Meet de gekleurdeoplossingin een cuvet van 1 cm hoog met een spectrofotometerbij een
Bijlage I
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-11-01 XWEGENVERFII
t2
golflengte van 400 nm. Zoek bij de afgelezenwaardevoor de extinctie, de bijbehorende concentratie(c) van de oplossingop in de ijkgrafiek behorendebij het instrument. Gebruik als blanco een oplossingdie per 100 ml, 2 ml geconcentreerdzwavelzuur, 5 ml geconcentreerdfosforzuur, 5 ml 3%-ige waterstofoeroxideoplossingen 0,8 gram diammoniumsulfaat bevat. OpmerkingeB: a.
Ontsluiting van de asrest H2SO4in een Attentie: De asrestin de rondbodemkolfmoet met het geconcentreerde goed functionerendeafzuigkastontslotenworden.
b.
Storingenin de bepaling De bepaling van het massapercentage Titaandioxidewordt gestoorddoor de aanwezigheid van: Fluorionen, vanadium,chroom, wolfram en molybdeen.De storing door ijzer wordt door toevoeging van fosforzuur tegengegaan.
Berekening: Bij verf wordt het Titaandioxidegehalte berekendvolgens c*Í
z(Tio) =1-- 3 )+1oo waarin: a: ingewogenhoeveelheidas [g] gepipetteerdehoeveelheidoorspronkelijkeoplossing[ml] b c : concentratievan de gemetenoplossing,afgelezenuit de ijklijn [mg/l] = 50 f= verdunningsfactor Berekening en veryaardiging van de ijkcurve 0,017 g tot constantgewicht gegloeidTiO, p.a. wordt met 8 g (NHo)rSOoen 25 ml geconcentreerdHtSOoin een 250 ml bekerglasontsloten(kooksteentjesvan glas). De oplossingwordt kwantitatief in een 1 liter maatkolf overgebracht(standaardoplossing). Vijf 100 ml maatkolvenworden met cijfers gemerkt. In de eerstekolf wordt 5 ml, in de tweede 15 ml, in de derde 30 ml, in de vierde 50 ml en in de vijfde maatkolf 0 ril gepipetteerd. standaardoplossing Achtereenvolgenswordt aan ieder kolfie 10 ml geconcentreerdHrPOoen 10 ml van 1:L verdundegeconcentreerde HrSOotoegevoegd. Daarna wordt iedereoplossingafzonderlijk met 15 ml gedestilleerdwater verdund, gemengd en met l0 ml3%-ige waterstofueroxide nogmaalsgemengd. oC Na afkoelen tot 20 wordt tot 100 rnl aangevuld.De meting van de oplossingenwordt uitgevoerdzoals eerderomschreven,waarbij van de gemetenwaardende waardevan de oplossingzonder toevoegingvan de Tior-standaardoplossing afgetrokkenwordt. In een grafiek zet men de verkregengecorrigeerdewaardenuit (Y-as of as gecorrigeerde oplossingen)tegen de bekendehoeveelhedenTiO2 in de 100 ml meetoplossingen(X-as of
B[ilage I
NationaleBRL 2355 d.d. l99G[-01 IWEGEhIVEnÌ.tT
13
as hoeveelhedenTiO). Daarbij verkrijgt men de oplossingTiOrgehaltecurve.Dit is als men met voldoendemonochromatischlicht werkt een rechtelijn. De constanteK wordt of uit de ijkcurve of uit alle in aanmerkingkomendemeetwaarden berekendvolgens: ft=
extinctie(gecotr
.)
waarin: a
2.7
:
hoeveelheidTiO, in 100 ml [mg]
Infrarood analysevan het bindmiddel en de anorganische bestanddelenvan wegenverf Beproevingsmethode: Van het geèxtraheerdebindmiddel wordt een film aangebrachtop een KBr tablet of venster" Van deze film wordt een IR spectrum gemaakt. De anorganischebestanddelenworden bij een temperatuur van (450 t 25) "C van de bindmiddelrestenontdaanaansluitendverpulverd en gemengdmet kaliumbromide of kaliumjodide. Van dit mengselwordt een tablet geperstwaarvaneen IR spectrumwordt gemaakt. Benodisdheden: * Dubbelstraals-of FT Infrarood spectrometer,voorzien van registratieapparatuur. Meetbereik van 4000400 cm-r met een optischoplossendvernogen van 5 cm-r over het gehelefrequentiegebied ; * *
Kaliumbromide tablet of cuvettenvenster; 'C; Droogstoof, regelbaarop ten minste (60 t 5)
*
Erlenmeyer;
x
Cuvethouder of tablethouder;
* *
Vijzel met stamper; Analytischebalans(0,001 g);
*
Porseleinenkroesje;
*
Exsiccator;
*
Tablettenpers+ volm;
*
Elektrischemoffeloven regelbaartot ten minste (450 t 25) "C. Reagentia en verbruiksartikelen:
* * * *
Kaliumbromidevoorspectroscopie; Geschikt oplosmiddelvoor reinigen cuvet; Dichloormethaan(methylchloride)voor reinigen en droogblazen; monsterflesje25 rnl luchtdicht afsluitbaar'
BÍjlage I
NatÍonaleBRL 2355 d.d,. l99Gll-01 IWEGÍ.NVF.RT,tr
t4
Uitvoerins: Bindmiddel Oplosmiddelhoudende wegenverf Voor het opnemen van een IR spectrum van het bindmiddel van een monster oplosmiddelhoudende wegenverfwordt gebruik gemaalr van de volgens2.8 van deze Bijlage door centrifugerenverkregenbindmiddeloplossing.Hiervoor wordt een cuvetvensterof KBr tablet gelijkmatig bestrekenmet dezebindmiddeloplossing.Er moeî tijdens het verdampen van het oplosmiddelworden gelet op de opbouwvan een zo gelijkmatig mogelijke homogene film. Er mogen geenblazenof open plekken optreden.Om er voor te zorgen dat het oplosmiddel geheel verdampt wordt de bestrekencuvet of KBr tablet gedurendeten minste 3 uur bewaart in een droogstoofbij een temperatuurvan (60 t 5) 'C. Daarnawordt de cuvet of tablet in de betreffendehouder geplaatsten wordt er een spectrum opgenomen. Waterafdunbare wegenverf Waterafdunbare wegenverf moet volledig watervrij worden gemaakt alvorens een spectrum kan worden opgenomen.Hiertoe weegt men circa 5 g wegenverfin een erlenmeyeren verdeelt de wegenverfgelijhnatig door zwenken.Na drogen bij kamertemperatuurwordt nog 18 uur nagedroogdin de droogstoofbU(60 t 5) .C. De gedroogdewegenverfwordt met circa 50 ml dichloormethaangemengden gedurende2 uur onder voortdurendschuddengeèxtraheerd.Na 1 - 2 uur bezinkenwordt de oplossing gefiltreerd. Het filtraat wordt tot circa 5 ml teruggebracht.Van dit filtraat wordt door druppelenop een KBr tablet of cuvetvensteren na verdampingvan het oplosmiddelin een droogstoof van (60 + 5) "C ( gedurendecirca 1 uur) een film vervaardigd" Daarnawordt de cuvet of tablet in de betreffendehouder geplaatsten wordt er een spectrum opgenomen. Opmerking: De laagdiktevan de film op het KBr tablet of venstermoet zodanig zijn dat bij een transmissievan 80 % de sterksteabsorptiebanden van het spectrumbinnen het bereik van 5 tot 15 7o úansrussieliggen. Er moet bovendienop worden toegeziendat er geenabsorptiebanden van het oplosmiddelzichtbaarworden. Indien dit het geval is, moet het drogen van de bindmiddelfilm worden voortgezet. Anorganische bestanddelen oplosmiddelhoudende. en waterafdunbare wegenverf Het door centrifugerenvolgens2.8 van dezeBijlage verkregenbezinkselwordt gedroogden kwantitatief overgebrachtin eenporseleinenschaalen met een spatelfijn gemaakt.Het monster moet minstens2 uur in een elektrischemoffelovenbij een temperatuurvan
Biilage I
NationaleBRL 2355 d.it. 196-11-01 trIryEGENVERF'I
l5
(450 t 25) "C worden ontdaanvan bindmiddelresten"Dit moet gebeurenonder voortduîendeafzuiging (zuurkast). Voor het afkoelen tot omgevingstemperatuur wordt het monster in een exsiccatorgeplaatst. Een deelmonster van deze asrestmag blj verhitting met zwavelzuur niet zwart kleuren. Het verpulverenvan de asrestkan plaatsvindenin een vdzel/mortier. Het verpulverde materiaalwordt kwantitatief overgebrachtin een luchtdicht afsluitbaarmonsterflesjezodanig dat een homogeenmengselontstaatdat representatiefis voor de wegenverf. Van het verpulverdemengselwordt een deelmonstervan 1,5 - 2,0 grarngenomen,met een spatelfijn gemalenen met een kleine hoeveelheidKBr of KJ in een vijzel/mortier fijngewreven. Daarna wordt met circa 200 mg KBr of KJ goed gemengden uiteindelijk een tablet geperst.Van dezetablet wordt een spectrumgemaalc. van het spectrumbinnen Bij een transmissievan 80 Vomoelende sterksteabsorptiebanden het bereik van 5 tot 15 % transmissieliggen. Indien dit niet het geval is, moet de benodigde hoeveelheidmonster empirischworden bepaalden moet van dit nieuwe monster wederom een spectrum worden gemaakt. Interpretatie van de spectra Binrfmiddel Het bindmiddel spectrumvan een monster wegenverfwordt als niet afwijkend van het referentiemateriaalbeschouwdindien de absorptiepiekenin het spectrumop dezelfde frequentie voorkomen en de relatieve intensiteit van de pieken gelijk is. Tolerantiesvoor afwijkingen in de plaatswaar de pieken verschijnenalsmedeafwijkingen in de intensiteit kunnen niet worden aangegeven. Bij de af- of aanwezigheidvan absorptiepiekenin het spectrumvergelekenmet dat van het referentiemateriaalkan er van worden uit gegaandat de beide productenniet overeenstemmen.Dit geldt ook \ryanneerde extinctieverhoudingvan 2 absorptiepiekenin het bindmiddel spectrum significant afivijkt van die van dezelfde banden in het spectrum van het referentiemateriaal. Anorganische bestanddelen Het spectrum van de anorganischebestanddelenvan een monster wegenverf wordt als niet afwijkend van het referentiemateriaalbeschouwdindien de absorptiepiekenin het spectrum op dezelfdefrequentievoorkomen. Bij het vergelijken van de spectramoet in acht worden genomendat de hardheidvan de in de anorganischebestanddelenvoorkomende mineralen verschillend is en dat bij het verpulveren de deeltjesdus niet allemaaltot dezelfdekorrelgroottekunnenworden teruggebracht. in het spectnrm. Deze korrelgrootte en aantallenhebbeninvloed op de absorptieintensiteiten
Bijlage I
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-1141 IIWEGENVERFX
t6
Desondankskunnen grote afwijkingen in samenstellingvan de anorganischebestanddelen worden aangetoond.Men kan dan de spectravergel|ken met standaardspectrauit de literatuur. Mochten er verschillenworden waargenomentussenhet IR spectrumvan het monster en dat worden veroorzaakt,dan kan de van het referentiemateriaaldie door interpretatieproblemen korrelverdeling worden bepaalden kan van elke zeeffractieeen spectrumworden gemaakt volgens hierbovenbeschrevenmethode.
2.8
Scheiding van Bindmiddel en onoplosbaar deel d.m.v. centrifugeren Beploevingsmethode: Een monster wegenverf wordt bij kamertemperatuurmet een geschikt oplosmiddel verdund. Het opgelostegedeelte(bindmiddel)en het onoplosbaregedeelte(anorganischebestanddelen) dienen als uitgangsmateriaalvoor de infraroodanalyse. Benodiedhedeni x Analytischebalans; *
Centrifuge met hoog toerental,met > 10.000g;
*
Centrifugebuisjesvan metaalof glas, minimaal 80 rnl inhoud;
x
Spatel;
*
Droogstoof met luchtcirculatie,regelbaarop ten minste (110 + 5) 'C;
*
Exsiccatormet droogmiddel,b.v. silicagel;
*
Rotatieverdampermet een geslepenkolf NS 29, inhoud 500 rnl. Reagentiaen verbruiksartikelen: De volgendeoplosmiddelenmoetengebruikt worden: voor wegenverfdie organischeoplosmiddelenbevatten: p.a. acetonp.a. 3:1 (V/V). Mengselethylacetaat voor waterafdunbarewegenverf: Isopropanol. Glasplaat
Aantai bepalingen: Indien de methodeook gebruikt wordt ter bepalingvan massapercentages bindmiddel en anorganischebestanddelenmoetentwee afzonderlijkebepalingenuitgevoerdworden. Uitvoering: Oplosmiddelhoudende wegenverf Deze procedureis voor de kwantitatievebepalingbeschreven.Wanneerdeze niet wordt gevraagdkan het kwantitatievedeel vervallen.
Bijlage I
Nationale BRL 2355 d.d" 1996-11-01 UVTEGENVERFT
L1
Voor de bepaling worden twee gemerktecentrifugebuisjesop 0,01 g nauwkelrriggewogen (massaL van de lege centrifugebuisjes). In elk centrifugebuisjewordt een monster wegenverfop 0,01 g nauwkeurigingewogen (massaMl). De ingewogenhoeveelheidbedraagtzoveel, dat ieder centrifugebuisjeniet meer dan circa 2 g bindmiddel bevat. Bij wegenverfmet ongeveer40 massa-%oplosmiddel en 40 massa-%anorganischebestanddelenmoet dan ca" 10 g wegenverfingewogenworden. De monstersin de buisjes worden ieder met 25 ml oplosmiddelverdund. Het oplosmiddelmoet volledig mengbaarzijn met de verf en het bindmiddel volledig oplossen. In de regel wordt een oplosmiddelmengsel Ethylacetaat/Aceton(3:1 V/V) gebruikt. Daarna wordt met een spatelhet bodembezinlselgoed opgeroerd.De spatelwordt met verf weer aan het monster toe te voegen. hetzelfdeoplosmiddelafgespoeldom aanhechtende Aansluitendwordt het monsterongeveer20 minuten gecentrifugeerdbij ten minste 10.000 g. Daarna wordt de vloeibarefase gedecanteerd,het bodembezinkselopnieuw met 25 ml oplosmiddel gemengd,met de spatelopgeroerden nog een keer gecentrifugeerd"De bovendrijvende oplossingwordt gedecanteerd.Het bodembezinkselwordt op dezemanier minstens drie maal met het oplosmiddelnagewassen.Aansluitendwordt een oplosmiddelgebruikt dat minder goede oplossendeeigenschappenheeft, maar wel zeer vluchtig is (in de regel aceton).Vervolgens worden de centrifugebuisjesmet het bodembezinksel5 minuten aan de lucht en daarnaongeveer2 uur in de oven bU (110 f 5) "C tot constantgewicht gedroogd. Dit is bereikt wanneerhet verschil tussende voorlaatsteen de laatstbepaaldemassaten hoogsteQ,L % van de laatstbepaaldemassabedraagt"Tussentwee bepalingenvan de massa moet ten minste gedurende30 minuten worden gedroogd. Na afkoeling in de exsiccatorworden de buisjesbij kamertemperatuurmet een nauwkeurigheidvan 0,01 g. gewogen(MassaM2). Waterafduubare wegenverf Waterafdunbarewegenverfwordt met Isopranolverdund en bij een relatief laag toerental (ca. 1000 g.) gecentrifugeerd.In acht moet worden genomendat bij hoge toerentallenook hoogmoleculairebindmiddelenneergeslagenkunnenworden. Verdere verwerking van de vloeibarefase (bindmiddell Oplosmiddelhoudende wegenverf oplossingenworden bij elkaar in een kolf van 500 ml gedaanen in de De gedecanteerde rotatievefdampertot zo mogelijk ongeveer20 ml ingedampt.De ongeveer2Ù%-ige bindmiddeloplossingwordt gebruikt voor het makenvan het IR-spectrum. Indien er tijdens het indampenvan de oplossingbindmiddel neerslaatmoet de oplossingmet oplosmiddel verdund worden.
Bijlage I
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 UWEGENVERF"
IE
Waterafdunbrire wegenYerf Bij waterafdunbarewegenverfis de vaste stof het uitgangsmateriaalvoor het IR spectrum. Derhalve kan bij een dergelijkeverf de vloeibarefasena het centrifugerenworden afgevoerd. Massapercentage anorganische bestanddelen De onoplosbarebestanddelenvan wegenverfworden beschouwdals zijnde de anorganische componentenen worden als volgt berekend: AZ=
-L O " O( M ^ - L \ lmassa_%l (i=)"r= M . - L i-' )
Waarin: AZ : massapercentage anorganischebestanddelen door centrifugerenverkregen [g] Mr = ingewogenhoeveelheidverse verf + centrifugebuisjetgl M2 : massagedroogdbodembezinksel+ centrifugebuisje[g] : massaleeg centrifugebuisje L Aantal bepalineen: Indien de individueleuitkomstenmeer dan 0,60 massa-%van elkaar verschillenmoet de bepaling worden herhaald. De uiteindelijke waardeis het rekenkundiggemiddeldevan de individuelebepalingen afgerondop 0, 1 massa.%.
B[ilage I
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-11-01 n\ITEGENTTERI!'l
3
BEPROEVINGSMETTIODEN VOOR DE PRESTATIE.EISEN
3.1
Eisen die gesteldworden aan een proefvak
t9
-
Het proefuak moet zijn gelegenin een vrijwel recht wegvak"
-
Er mogen zich bovendiengeen scherpebochten,over- of onderdoorgangenzo dicht voor het proefuak bevindendat dezehet tijdig zien van de daadwerkelijkewegversmalling tijdens werkzaamhedenaan het proefuak belemmeren.
-
Er mogen geen op- en afritten, in- en uitritten of sterke hellingen in het proefuak voorkomen terwijl ook geenknelpuntenzoalsbruggen, rotondesen dergelijke op zodanigekorte afstandna het proefuak mogenvoorkomen dat regelmatigfilevorming ter plaatse van het proefvak op kan treden.
-
De bezonningvan de proefstrepenmag niet door zich op, boven of naastde weg bevindendeobstakelsworden verhinderd. De situatieter plaatsemoet zodanig zijn dat risico's voor hef afzettenvan een der rijstroken mogelijk is zonder dat onaanvaardbare verkeer of voor de applicatie-of meetploegenontstaan.
-
Het soort wegdek (asfaltbeton)dient op het tijdstip van aanlegrepresentatiefte zijn voor het merendeelvan de wegenwaarop wegenverfin de praktijk zal worden toegepast.
-
-
Het wegdek dient verder in goedestaatte verkeren, dat wil ze8;geîer mogen slechts weinig of geen scheuren,barstenof grindnestenin het wegdek voorkomen en geen sterke deformaties(spoorvormingkleiner dan of gelijk aan 10 mm). Het proefuak gedeeltedient over het geheletraject visueel een gelijkmatig beeld te geven (dus geen duidelijk waarneembareverschillen tussen en birmen de dagproductie van de deklaag).
-
De wrijvingscoèfficièntvan de deklaagmoet ten minste 0,45 bedragen(meting bij 50 krn/uur).
-
De verkeersintensiteitter plaatsevan de rechter rijstrook moet ten minste overeenkomen met verkeersklasse3, zoalsbedoeldin de "StandaardRAW bepalingen1995 Dlr.
-
Het proefuak mag gedurendeten minste 2 jaar niet worden overlaagdof opgebroken; De ondergrondmoet ten minste 1 jaar oud zijn.
Bijlage I
3.2
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 il\ÀlE(]fi.NvF.Rfirl
20
Aanbrengen van rryegenverfin het proefvak Een door de certificatie-instellingaangesteldeapplicateurvan wegenverfbrengt met professioneleapparatuurmachinaalgetrokkenproefstrepenaan onder toezicht en verantwoordelijkheidvan de certificatie-instelling.Het proefuak dient te voldoen aan de eisengesteldin 3.1 van dezeBijlage. De certificatie-instellingorganiseertdat veiligheidsmiddelen(o.a. poederblussers)ter beschikkingstaantijdens de applicatie. De wegenverfdient te worden aangebrachtop een droog en schoonwegdek. Het wegdek wordt, afgezienvan de verwijdering van eventueelaanweziglos vuil, niet voorbehandeld. Ter controle op de aanwezigheidvan ongewenstvocht in de deklaagwordt een vel transparante kunststoffolievan circa 0,4 m x 0,4 m op het te behandelenwegdek gelegd en met plakbandvastgezet.Na 20 minuten mag op het naar het wegoppervlakgekeerdezijde van het folie geen condenszijn gevormd. Het aanbrengenvindt plaatsin de periode van 1 mei tot l juli. Bij een temperatuurvan het wegdeklager dan 10 "C of hoger dan 50 "C mag geen markering van reflecterendewegenverfworden aangebracht.De temperatuurvan het wegdek dient bovendienten minste 3 "C hoger dan het heersendedauwpuntte zijn. Daarnaastis de maximale toegestanerelatieveluchtvochtigheid80 %. Indien het materiaaltijdens de aanlegvan eenproefuakdoor regen wordt getroffen voordat de benodigdedroogtijd voor eenproduct is bereikt, wordt met het betrolken product een nieuw vak aangelegden worden de strependie voor het verstrijken van de droogtijd door de regen zijn getroffen buiten de beoordelinggelaten. Het aanbrengenvan de reflecterendewegenverfvindt plaatsonder toezicht van de certificatie-instelling of een door dit instituut aangewezeninstelling. Voor het aanbrengenvan de proefstrependient ruim voor het proefuak eenduidelijk waarschuwingslinformatiebord te worden geplaatstmet de tekst "PROEFSTREPEN". Iedereendie op de proeflokatieaanwezigis dient zich te houdenaan de aanwijzingenvan de wegbeheerdererVof de politie. Iedere producentlevert voor de wegproevenper product: x De productnaamerlof code, de productspecificaties en de productinformatiebladenin het Nederlands; * 4x5kgwegenverf; * 4 x 2,5 kg glasparelssoortA; x voldoendeverdunning. De producentgeeft aan hoeveelml verdunningsmiddelenbijrespectievelijk10, 15, 20 en 25 "C aan 1 kg wegenverf(inclusief glasparels)dient te worden toegevoegdom de verf op een zodanigeviscositeitte brengendat deze zonderproblemente verwerken is met een Hofmann H8 met Kamber of Hofmann spuitpistool,voorzien van een spuitnozzlevan het type 2 mm x 4 mm (vlakstraal),of gelijkwaardigeapparatuur.De viscositeitdient 70-90 KU te bedragen.
BiilageI
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 ''WEGET{VERtr'''
2l
productenbeschutwordentegende nadelige Bij het proefuakmoetende aangeboden invloedenvan het weer,zoalstegenhardewind en tegende volle zon. Bij het proefuak worden de aangebodenverven zoveelmogelijk zonder luchtinslaggemengd met de daarbij behorendeglasparelssoort A en wel 4 kg verf met 2 kg glasparels" Na het mengenvan de verf met de glasparelswordt de temperatuurgemeten.Daarna wordt de berekendehoeveelheidverdunningtoegevoegden wordt nogmaalsvoorzichtig gemengd. De verf wordt in de machinegeplaatstwaarnaeen streepop een strook hardboardof vergelijkbaar ander materiaalgespotenwordt" De druk van de ketel en spreidlucht alsmedede positie van het spuitpistool worden zodanig ingestelddat over de volle breedtevan de streepeen gelijlanatige laag verf aangebracht wordt. Dit wordt visueel beoordeeld,zonodig door met een dun staa{e een tot op het hardboard doorlopende dwarsvoeg in de streep te maken. Circa I meter ria het begin van het spuitenop het hardboardwordt op een folie gespoten. De plaats en rijrichting tijdens het instellenvan de laagdiktedienen overeente komen met plaats en richting van de proefstreep. Onmiddellijk nadat de wegenverfop de folie is gespotenwordt het gewicht bepaald. Wanneerhet gewicht afwijkt van het gewicht behorendbij een laagdiktevan 500 pm * 25 pm of - 50 pm en een vooraf bepaaldedichtheiddan dient door middel van variatie van de druk op de ketel, of door veranderenvan de rijsnelheid de laagdikte aangepastte worden. Daarna wordt de handelingbeschrevenonder dit punt herhaald. Zonder aan de machine iets te wijzigen worden op het proefuak in dwarsrichting strepen gespotenwaarbij erop gelet wordt dat circa I meter voor de kantlijn reedsbegonnenwordt met spuiten op strokenpapier. Op ca. 1,75 meter vanaf de kantlijn dient met behulp van een folie het gewicht van de gespotenwegenverfte worden bepaald. Van elk product worden op de rechterrijstrook3 proefstrepen,met een breedtevan 0,15 m en een natte laagdilce van maximaal 500 pm + 25 pm en minimaal - 50 pm loodrecht op de kantlijn aangebracht.Er wordt zolang gespotentot 3 strepen aangebrachtzijn met de juiste laagdilite. Per materiaal(3 proefstrepen)wordt vastgelegdin welke richting de strepenzijn aangebracht. Na applicatievan het monsterwordt de verf uit de machinegenomenen beoordeeldop ontmenging,door met een tempennesvast te stellenof zich op de bodem een slecht oproerbaarsedimentheeft gevormd. De monsternamezal door een medewerkervan een instelling op aselectewijze worden door de Raad voor Accreditatiehiervoor geaccrediteerde uitgevoerd. De machine (leidingen, ver$istool en dergelijke) wordt telkens voor de applicatie van een volgend product eerst gereinigdmet verdunningsmiddel(ethylacetaatof water bij waterafdunbareverven).
B[ilageI
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-11-01 fWEGEIIVERF''
3.3
Metingenaan het proefvak
3.3.1
Dagzichtbaarheid
22
Uitvoering: De dagzichtbaarheidvan de proefstrepenwordt bepaaldmet een tristimulusmeterof spectrocolorimetermet een 45" l0o geometrie,voorzien van standaardlichtbron D 65, 2" standardobserver. Van de proefstrepenwordt de X, Y en Z waardeof de x, y en Y waarde bepaaldzowel in het rechter rijspoor als tussende rijsporen. Van de op de 3 proefstrepen verkregenmeetwaardenworden voor de kleurcoórdinatenx en y en de helderheidY de gemiddeldenberekend. Van proefstreep1 wordt de dagzichtbaarheid bepaald,op ten minste 5 plaatsenin het rechterrijspooren op ten minste 5 plaatsentussende rijsporen. Indien van deze streepde gemiddeldehelderheid Y > 50 is dan geldt dit resultaatvoor het gehelevak; als Y < 45 is dan dient van alle strepende helderheidbepaaldte worden. Indien de helderheid > 45 is en ( 50 is dan eveneensde helderheidvan streep3 meten, als het verschil tussende gemiddeldehelderheidswaarden van streep 1 en 3 > 5 is, dan dient de helderheidvan alle strepengemetente worden. Ook als het verschil in helderheidvan het rijspoor en tussende rijsporen > 5 is dient de helderheidvan alle strepengemetente worden. De resultatenvan de gemetenproefstrepenworden gemiddelden dit geeft de uiteindelijke dagzichtbaarheidvan het materiaal.
3.3.2
Nachtzichtbaarheid(reflecteervermogen) Uitvoering: Van de proefstrepenwordt het reflecteervermogen op 10 plaatsenbepaaldin de rijrichting in het rechter rijspoor en op 10 plaatsentussende rijsporen, in mcdllx.m2, volgens de volgendeprocedure. Indien van streep 1 de gemiddeldenachtzichtbaarheid> 120 is getdt dit resultaatvoor het gehelevak; als de gemiddeldenachtzichtbaarheid< 100 is dan dient van alle strepende nachtzichtbaarheidgemetente worden. lndien van streep 1 de gemiddeldenachtzichtbaarheid groter dan 100 en kleiner dan 120 is eveneensstreep 3 meten. Als het verschil tussende gemiddeldenachtzichtbaarheidswaarden van streep 1 en 3 ) 10 bedraagtdient van alle strepende waardebepaaldte worden. Ook als het verschil in nachtzichtbaarheidvan het rijspoor en tussende rijsporen > 10 is dient van alle strepende waardegemetente worden. De resultatenvan de gemetenproefstrepenworden gemiddelden dit geeft het uiteindelijke reflecteervermogenvan het materiaal.
B[ilage I
Nationale BRL 2355 d.d. 1996-ll-01
3.3.3
Stroeftreid
II\JITEGENITERFII
23
Uitvoering: ten gevolgevan langsrijdendverkeer Bij grote invloedenvan wind of luchtverplaatsingen moet de apparatuur worden afgeschermd. Bepaal in eersteinstantiede gemiddeldeSRT-waardein de spuitrichtingvan streep 1. Indien deze > 65 is dan geldt dezewaardevoor het gehelevak" als de waarde < 55 is dient van alle strepende SRT-waardebepaaldte worden. Indien van streep I de gemiddeldeSRT-waarde> 55 en ( 65 is dient streep3 eveneens gemetente worden, als het verschil tussenstreep1 en 3 > 3 is dient van alle strepende SRT-waardebepaaldte worden. Ook als het verschil tussenrijspoor en tussende rijsporen > 3 is dient van alle strepende SRT-waardegemetente worden. Van de op deze wijze verkregenwaardenwordt het gemiddeldeberekend. Corrigeer het gemiddeldevan de 5 waarnemingenvoor de afwijkingen van de temperatuur oC volgens tabelT(76)2 van de StandaardRAW Bepalingen1995" ten opzichte van20
3.3.4
Slijtvastheid Uitvoerins: In het rechterrijspoorwordt na 3 en 6 maandeneen gedeeltevan de proefstrepenmet een lengte van ongeveer0,3 m en met als centrumde plaatswaar de afslijting en/of onthechting als sterkst is gefotografeerd.Bepaaldwordt het percentagemarkeringsmateriaaldat het wegoppervlaknog bedektdoor vergelijking met standaardfoto'sof door telling (meting met behulp van transparantmillimeterpapier.Van de uitkomstenafkomstig van drie metingen wordt het gemiddeldeberekend"
Bijlage II
NationaleBRL 2355 d.d. 1996-114r "WEGEÀIVERFT
24
BIJLAGE
II
BLANCO IKB-SCHEMA
Wegenverf
I
.r-l r{ (drú
É rd
3
J4IHJl O'n () É
(d
'r'l r-'{
l.{ E oJ (u ()lJ HV-n
.r{
Ul
l.|
rso
\HV-
ÉMm()
O'H OÉCJ .plJOb.t m-d !
É
o É
>c u)
0)É()ÎJ -r.1 .r{ +.} t{ +Jo Ud É F jblrd
o0)>(} O "-{ trc)É P{UlCJ P
H
+J Ul H
lJUO.rl O($-rlrJ
F 6 - t ()
I
É(n(01J rú-t O m O!'-{
U) N
ÉN(Úl
(, ttl É .r{
(,
..{ J4 b{ rs "re 3 ..{ (l)
o
3.q
o ()
d u
'-l
O
Y \o
€\ c\ _. ra la
R- t l; q rrl
la> sZ
6lFl
2? q)
èo
E
'-l
O C)
f4
.IJ .".t
tt
O
O..lJ-r1\ +JUrúrlG -,.{ -{
.LJ
rd rl
rÚ rú SdlroOrú V U É . - t r r O p 'i{{ JJ dOqlOOÉJJ-l gJ'r{)AEdgfd
u s
--l O r+Ot{0)
ÉÉu
ÉÉB
O Q{ tl-l UÌ -.{ lJ JJ
m5(l) c ) .'.1 pdo
.B t{ É rdlr
'-l J1 rúgt{ 3(U0 o -qo ut
lJ rd
o c n - . r u -r'{
l-{
-qlrO UOJJ ut UrOrl tnj10
u 0.rl)
* .-l olr{-{ É "-l
J1 'rì
(l) É 'O 'r{
t"{U|
O{
(I) .lJ
()îórr6€A>(6lr +rO$-{OO{J|{lrÉ dgO${hrd0)()d HF{ UÈrÈrn>>4
ÚÌ
tn
3
o"E
-'
rrl
()
.-l P
(o |{
ro ()
cft
.r{
rì CD
(IJ M
I
aq b4 H
(u -rl
tr
(lJ -1 re AJ ! q-l (I) r-{
o g
P
rl
o
ot
d
dl
Fll
url
JJ
p{l
(I)
ol zl Fll
o
r-l U H .lJ
.
o
\o o\ o\
U
AI ult
tl Hl
q-.r
6l: - tEr
a É E
H
ra> ecÉvll
(l)
=v
or q) B
frl
! (I)
3
0)
;> ùa
al
co oo !$
HH
l{ (1) 6
o () r-l o lr
.tJ
-
o
U
2l
Ftl
ol
r) ra
O è!
E{l fil
frll Él
ol Él
F{l
2l ol ul (r)l ol
el c9l zl *l d
.tl
Fll
tl Él
EI UI url Étl UI ol Él
Al
JI
Fll Èl
Él ol UI
UI pl
el o{l .l
(îl
zl HI
Él É11 al
at
zl Él
HI
zl Hl
Fll
HI HI
p{l
FI Fll =l ol
ol
ol
Erl Fll ol Él
Ell Él
EI ot ul .l
{'l
ol cl E{l zl ol UI I
;l
2l HI
EI ol MI E{l cl ol !41
xl sl zl Ftl
gt 8l
trl ;l
Frl
HI Frl UI
EI zl Ftl FI F!l UI dl Fll
ill ' lI F.l