2 juni 2009 Vlaams Welzijnsbeleid 1999-2009 Frank Cuyt Algemeen directeur Dames en Heren genodigden, Namens de leden van de Raad van Bestuur van het Vlaams Welzijnsverbond heet ik u van harte welkom. 10 jaar geleden, op 15 juni 1999, werd in Elewijt onze vereniging opgericht door afgevaardigden van het VVJG, VMSI en VIW. Deze organisaties hadden ieder hun plaats verworven op hun domein van welzijn en gezondheid. Voortaan traden we op als een nieuw collectief van organisaties, werkgevers, van vrijwilligers en professionelen, bestuurders en verantwoordelijken die zich scharen achter één doel: “De ontwikkeling van kwalitatieve hoogstaande en waardengedreven welzijnsvoorzieningen in Vlaanderen en Brussel.” Eén vereniging om met grotere slagkracht de ledenorganisaties te dienen. Door samen te werken over grenzen van sectoren wilden wij blijk geven van wat wij zelf prediken onder ons motto: SAMEN WERKEN AAN WELZIJN. Tevens blijven wij via sectorale autonomie werk maken van de eigenheid van ieder domein. De stichters van het Vlaams Welzijnsverbond waren vooruitziende geesten die ervoor gezorgd hebben dat de drie welzijnsverbonden die destijds in versplinterde orde optraden, fusioneerden om - de leden beter te dienen, - meer efficiënt te werken en - een vooruitstrevend welzijnsbeleid te promoten. Wie terugblikt op de voorbije jaren zal vaststellen dat deze beslissing zeer verantwoord was. Ik kijk samen met u even in achteruitkijkspiegel. Het Vlaams welzijnslandschap was en is nog steeds erg verkokerd. Voor een optimale hulp- en dienstverlening is echter een integrale aanpak nodig. Dat dit geen vanzelfsprekendheid is blijkt uit het megabeleidsproces integrale jeugdhulp. Het volstaat niet een decreet goed te keuren om een verandering neer te zetten. Zes sectoren laten samenwerken in een sectorale context, met versnipperde organisaties en verschillende overheidsagentschappen blijft een moeizaam proces.
Afhaken is echter geen optie. Collega’s laat ons samen verder werken aan de drie kernopdrachten van het decreet: - een brede toegang, - één nieuwe toegangspoort en - efficiënte crisisnetwerken. Een goede toegangspoort moet er komen. Daarom vragen we aan onze collega’s van de comités bijzondere jeugdzorg mee te blijven werken aan een optimalisatie van de bestaande structuren.
Een tweede klemtoon in de voorbije jaren lag ongetwijfeld op netwerken en samenwerking. Netwerken in de twee betekenissen: Als een individueel sociaal netwerk rond de welzijnscliënt én als een samengaan van organisaties. Performante voorzieningen kiezen vandaag voor een geïntegreerd en integraal antwoord op zorgvragen van cliënten. We stellen de laatste jaren vast dat de hulpvraag van de cliënt welzijnswerkers doet kiezen voor een flexibele werking én een intersectorale samenwerking. De overheid zal dit proces faciliteren. In geen geval verwachten we dat de overheid optreedt als initiatiefnemer of bemiddelaar. Maar dit houdt ook in dat we onze leden oproepen om zelf het heft in handen te nemen. En ook als koepel werkten wij de voorbije 10 jaar steeds meer samen met collega-koepels, gebruikersvertegenwoordigers, vakbonden en overheid. Samen werd veel mogelijk. Veel werd mogelijk door de permanente kwaliteitsverbetering op de werkvloer. Het Verbond ondersteunde de sector die in de ban was van kwaliteitszorg. Nu de hype voorbij is, kijken we tevreden terug op wat werd gerealiseerd en willen we de klemtoon leggen op zelfevaluatie door voorzieningen. Zij moeten daarbij ondersteund worden door een toezichthoudende overheidsinspectie die hen stimuleert om blijvend werk te maken van kwaliteitsverbetering. Vaak moeten directies van voorzieningen zich echter behelpen met een verouderde wetgeving. Grote delen van de wetgeving van de welzijnssector, stammen uit de jaren 70 en zijn niet meer aangepast aan de huidige visies. De voorbije 10 jaar zochten we naar een flexibilisering van de bestaande en de creatie van nieuwe werkvormen en projecten om een vraaggestuurde zorg mogelijk te maken. Een echte zorg-op-maat realiseren met de bestaande regels lijkt onmogelijk. Een teveel aan nieuwe regels ontwikkelen is echter geen optie. Overregulering moeten we vervangen door een rechtvaardige, kostendekkende en persoonsgebonden subsidiëring van ondersteuningsfuncties afgestemd op de graad van zorgbehoefte. We kijken in de sector van personen met een handicap daarom met belangstelling uit naar de resultaten van het lopende experiment PGB (persoonsgebonden budget). Dames en heren, Veel werd mogelijk in de voorbije 10 jaren. Het welzijnsbudget bedroeg 2 miljard euro in 2000 en 3,3 miljard euro in 2009. Een groei met 65% terwijl het totale Vlaamse budget steeg met 54%. Met deze belangrijke budgettaire ruimte werd: -
uitbreiding mogelijk, het statuut van de welzijnswerker verbeterd en werd de subsidiëring van de voorzieningen aangepast!
Het begrip “wachtlijsten” werd een hefboom voor een uitbreidingsbeleid in alle welzijnssectoren. Een voorbeeld daarvan was de beslissing van de Vlaamse regering in 2003 om in een periode van 5 jaar ruim 8000 plaatsen in de sector handicap te scheppen met 22 miljoen per jaar. Deze optie was gebaseerd op de toenmalige provinciale wachtlijstcijfers. Andere sectoren volgden dit voorbeeld. ‘Wachten’ werd een werkwoord voor de sector en de politiek. De mediabelangstelling en publieke verontwaardiging deed de rest. 2
De voorbije 10 jaar werden twee tripartiete sociale akkoorden bereikt tussen werknemers/werkgevers en de Vlaamse overheid nl. in 2000 en 2005. Samen met Verso als Vlaamse koepel van de non-profit werkgevers zaten we mee aan de tafel. De lonen van de werknemers werden geharmoniseerd, de eindejaarspremie verhoogd, een tweede pensioenpeiler ontstond en loopbaanonderbreking werd aangemoedigd! Na meer dan 20 jaar kregen eindelijk de werknemers met een zogenaamd nepstatuut uitzicht op een volwaardige baan. De arbeidsvermindering vanaf 45-50-55 werd ingevoerd. Vakbonden en werkgevers raakten het eindelijk eens over een wettelijke regeling voor de slapende nachtdienst. Arbeiders kregen een bediendenstatuut. Maar ook voor de subsidiëring van de voorzieningen werden belangrijke stappen voorwaarts gezet. Het voortdurend pleidooi van het Verbond voor een kostendekkende en tijdige subsidiëring kende resultaat. -
Enveloppes werden aangepast met anciënniteitparameters. Werkingsmiddelen in de bijzondere jeugdzorg werden substantieel verhoogd in 2004 en 2007. Voorschotten in de gehandicaptenzorg werden verhoogd tot 95 % en saldi worden sneller betaald.
We slaagden erin de overheid te verplichten 24 maanden na het betrokken jaar haar facturen te doen betalen. Niet alle financiële zorgen zijn hiermee van de baan. -
Meer dan de helft van het gebouwenpark is verouderd en wacht op grote aanpassingswerken of vervanging. Het aandeel van de personeelskost blijft hoog en bedraagt meer dan 80% van de totale inkomsten van een doorsnee welzijnsvoorziening. Steeds meer nieuwe vereisten van de overheden kosten zakken vol geld zonder dat daar subsidies tegenover staan.
In de voorbije 10 jaar was de sector kinderopvang de groeisector bij uitstek. Met een werkzaamheidsgraad van 90% in de leeftijdsgroep van 25 jaar tot 34 jaar en een stijgend geboortecijfer van 60.000 naar 65.000 kinderen per jaar nam de druk op de sector toe. Reeds in 2000 krijgt de erkende en gesubsidieerde sector (na vijf jaar uitbreidingsstop) ruimte voor groei. Naast een verhoging van de lonen komen er extra jobs o.a. voor een betere bezetting van kinderverzorgsters, een logistiek medewerker en een directiefunctie. Vanaf 1 april 2003 krijgen onthaalouders een begin van sociaal statuut. In de periode 99 - 2009 -
worden overheidscampagnes opgezet voor bedrijfscrèches en voor zelfstandige minicrèches. Krijgen zelfstandige initiatiefnemers sinds 2000 van de Vlaamse overheid een subsidie per plaats. Ontstaat de dienstencheques voor kinderopvang Wordt de buitenschoolse opvang voor kinderen tot 12 jaar fiscaal aftrekbaar, en Worden sociale tarieven mogelijk in zelfstandige kinderopvang
Deze sterke groei werd echter niet gekoppeld aan één globaal beleidsplan en concept over kinderopvang. Enkele evenwichtige politieke akkoorden zorgden voor belangrijke extra budgetten zonder echter een globale en gedragen beleidsvisie . 3
Opmerkelijke evoluties zijn: 1. De jeugdzorg krijgt zijn “globaal plan” 2. De versterkte positie van de gebruikers en hun vertegenwoordigers met als voorbeeld een heus decreet dat de rechtspositie van kinderen in de jeugdhulp regelt. 3. De opvoedingsondersteuning met preventieve steun aan gezinnen via samenwerkingsverbanden en de zogenaamde opvoedingswinkels 4. De aangepaste regels en een betere subsidie voor organisaties voor de 100 000 vrijwilligers in welzijn en gezondheid 5. De commerciële initiatieven krijgen volop steun van de Vlaamse overheid. Inderdaad, het voorbije decennium brak de commercialisering in welzijn door. Zelfstandige initiatieven werden door de overheid gepromoot om het schaarse aanbod in de ouderenzorg en de kinderopvang op te lossen. In beide sectoren staat het aandeel van de zelfstandige sector voor een derde van het aanbod. Met wisselend succes ontstaan bedrijfscrèches en minicrèches echter met andere kwaliteitsnormen dan deze die worden toegepast in de erkende en gesubsidieerde sector. Ideologische debatten ontstaan en het Verbond pleit -
voor een regulering van de markt door de overheid; voor dezelfde kwaliteitseisen en voor één globale programmatie.
Samenwerking en overleg moeten initiatieven dichter bij elkaar brengen en commercialisering mag nooit leiden naar een selectieve toegankelijkheid.
Last but not least wil ik besluiten met de toegenomen aandacht voor zingeving. Zingeving behoort zo vanzelfsprekend tot de zorg voor mensen, dat de tijd ons al te vaak ontbreekt om er nog over te spreken. Door de sterke band tussen welzijnswerk en zingeving wordt er misschien nog te gemakkelijk vanuit gegaan dat welzijnszorg vanuit haar eigen aard zinvol, en om die reden dan ook ‘goed’ is. Men sust zich dan met de gedachte dat werken in welzijn sowieso een ‘ethisch’ beroep is, en verleent zichzelf een alibi om geen verdere ethische vragen te stellen. Als men van een dergelijke evidentie uitgaat, gaat men voorbij aan de werkelijke ethische spanningsvelden waarin de welzijnswerkers zich bevinden. Om het algemeen te stellen: als welzijnswerker opereer je in een spanningsveld tussen een ten volle lichamelijke, menselijke nabijheid en een respectvolle afstand en schroom voor kinderen en mensen die vanuit hun hulpeloosheid hun grenzen nauwelijks kunnen aangeven. Dat vereist van de welzijnswerker een bijzondere gave om in dit spanningsveld telkens weer het juiste evenwicht te vinden in elke concrete situatie en voor elke concrete cliënt. Een basiswaarde zoals respect voor de cliënt/kind als persoon veronderstelt al zulke evenwichtsoefening. Dat de gevoeligheid voor dit spanningsveld stilaan aan het verdwijnen is, illustreert ook hoe samenleving en media geen falen toelaten en, wanneer er iets misloopt, meteen of overhaast de hulpverlener of de voorziening met de vinger wijzen.
4
Argwaan en beperkt vertrouwen vallen ons dan ten beurt. Als Verbond pleiten wij in het kader van onze ethische adviezen voor begrip zodat de nodige professionele ruimte behouden blijft om op een respectvolle manier onze verantwoordelijkheid waar te blijven maken. Dames en Heren, Ik had u ook nog kunnen vertellen over - de zorgverzekering - de inspanningen voor preventie - beter bestuurlijk beleid - over de impact van Europa op welzijn - de professionalisering van het management - en het dreigende tekort aan handen voor de zorg Omwille van het tijdsbestek van de viering hebt u dit nog te goed. Ik besluit: Actuele geschiedschrijving is een gewaagde discipline. Je weet immers niet of de evoluties en gebeurtenissen die je beschrijft de geschiedenis echt zullen kleuren. Wat ik wel weet!!! Samen schreven we een boeiend verhaal met en voor mensen! ***** Mag ik u nu uitnodigen te kijken naar een filmimpressie over de werking van onze vereniging. Ik dank u.
5