Onderwijs- en examenregeling 2009-2010 Bacheloropleiding [Opleidingsnaam/namen invullen] CROHO-nummer [CROHO opleidingscode(s) invullen] [Vul hierboven alle officiële opleidingsnamen en alle CROHO-nummers in als in artikel 1.2 wordt aangegeven dat de OER geldt voor een groep van opleidingen]
De Onderwijs- en examenregeling van de opleiding is onderdeel van het Studentenstatuut van de Hogeschool van Amsterdam
Het instellingsspecifieke deel is vastgesteld door het college van bestuur op 14 mei 2009. en is beoordeeld door de medezeggenschapsraad op ………..2009.
Het opleidingsspecifieke deel is vastgesteld op [datum invullen] door de voorzitter van het domein [naam domein invullen] en is beoordeeld door de deelraad op [datum invullen] na advies van de opleidingscommissie dat is uitgebracht op [datum invullen].
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Algemeen
3
Hoofdstuk 2
Vooropleiding en vrijstellingen
5
Hoofdstuk 3
Onderwijsprogramma
8
Hoofdstuk 4
Examens en getuigschriften
10
Hoofdstuk 5
Toetsen en beoordelen
13
Hoofdstuk 6
Studieloopbaanbegeleiding en studieadvies
19
Hoofdstuk 7
Examencommissie
23
Hoofdstuk 8
Beroep
25
Hoofdstuk 9
Slot- en invoeringsbepalingen
26
Bijlage A
Competenties van de opleiding
27
Bijlage
Examenprogramma's van de opleiding
separaat
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 1
Algemeen
artikel 1.1
Begripsbepalingen
3
[De hieronder opgenomen begripsbepalingen moeten ongewijzigd worden overgenomen. Het is niet toegestaan eigen begrippen toe te voegen]. In de regeling wordt verstaan onder: • afstudeerrichting: een specialisatie binnen de opleiding; • beoordeling: de vaststelling in welke mate de student heeft voldaan aan de eisen die voor een bepaalde toets zijn geformuleerd; • bestuursreglement: reglement als bedoeld in artikel 10.3b en artikel 10.8a WHW; • college van beroep voor de examens: college als bedoeld in artikel 7.60 WHW; • college van bestuur: het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 10.8, lid 2 WHW; • competentie: een integraal geheel van beroepskennis, -houding en -vaardigheden die een persoon nodig heeft om binnen relevante beroepscontexten adequaat te kunnen functioneren; • deelraad: raad als bedoeld in artikel 10.25 WHW; • domein: organisatorische eenheid waarbinnen door de instelling onderwijs wordt aangeboden; • domeinvoorzitter: leidinggevende van het domein waartoe de opleiding behoort; • EVC: erkennen van verworven competenties: het waarderen van kennis en vaardigheden die buiten het onderwijs zijn opgedaan d.m.v. een assessment op basis van een portfolio, met als doel de kandidaat een verkorte, op maat gesneden HBO-opleiding te bieden; • examen: de verzameling toetsen van de desbetreffende fase; • examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW; • examinator: intern of extern persoon die door de examencommissie is belast met het afnemen van één of meer toetsen; • extraneus: degene die als extraneus als bedoeld in artikel 7.32 en 7.36 WHW is ingeschreven bij de instelling; • instelling: Hogeschool van Amsterdam; • instituut: onderdeel van een domein waarbinnen een opleiding of opleidingen worden aangeboden; • instituutsdirectie: leidinggevende(n) van een instituut; • medezeggenschapsraad: raad als bedoeld in artikel 10.17 WHW; • minor: een samenhangend keuzeprogramma van 30 studiepunten, dat gevolgd wordt in de post-propedeutische fase; • onderwijseenheid: onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 WHW, die in samenhang met andere onderwijseenheden het onderwijsprogramma van de opleiding vormt en die gekenmerkt wordt door een waardering van de studielast in hele studiepunten; • opleiding: bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, lid 2a WHW; • opleidingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 10.3c WHW; • post-propedeuse: de fase van de opleiding direct volgend op de propedeuse; • praktische oefening / project: een onderwijseenheid waarin de nadruk ligt op kenmerkende beroepssituaties, als bedoeld in artikel 7.13, lid 2d WHW; • programma: het samenhangend geheel van onderwijseenheden verzorgd door de opleiding; • propedeuse: propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in artikel 7.8 WHW; • student: degene die als student als bedoeld in artikel 7.32 WHW is ingeschreven bij de instelling; • studentendecaan: degene die door het college van bestuur is benoemd om de student, de domeinvoorzitter, de instituutsdirectie en de examencommissie te informeren en adviseren over studentenzaken, voor de student te bemiddelen en de student te begeleiden bij problemen van persoonlijke aard; • studentenstatuut: statuut als bedoeld in artikel 7.59 WHW; • studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar en, indien men zich inschrijft per 1 februari, het het tijdvak dat aanvangt op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
•
• •
•
4
studieloopbaanbegeleider: degene die namens de opleiding is aangewezen om de student te begeleiden in zijn studie-, keuze- en planningsprocessen, gericht op een effectieve studievoortgang c.q. competentieontwikkeling; studiepunt: eenheid voor berekening van de studielast als bedoeld in artikel 7.4 WHW; toets: een onderzoek naar kennis, inzicht, vaardigheden en/of houding als bedoeld in artikel 7.10 WHW, waarvan de uitkomst in een beoordeling worden uitgedrukt en die op zichzelf dan wel samen met andere toetsen de afsluiting vormt van een onderwijseenheid; WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
artikel 1.2
Reikwijdte van de regeling
1.
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding [Officiële opleidingsnaam invullen; noem alle opleidingsnamen indien de OER betrekking heeft op verschillende verwante opleidingen (verschillende CROHO-nummers)], verder te noemen: de opleiding.
2.
Deze regeling is van toepassing op de studenten die staan ingeschreven bij de opleiding, en op de personen die verzoeken om toegelaten te worden tot de opleiding.
artikel 1.3
Vaststelling en looptijd van de regeling
1.
Deze regeling kent instellingsspecifieke bepalingen en opleidingsspecifieke bepalingen.
2.
De instellingsspecifieke bepalingen worden vastgesteld door het college van bestuur, na instemming van de medezeggenschapsraad, voor zover dit is vereist.
3.
De opleidingsspecifieke bepalingen worden jaarlijks vóór de aanvang van het studiejaar vastgesteld door de domeinvoorzitter of - als toepassing is gegeven aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement – de instituutsdirectie, na advies van de opleidingscommissie en na instemming van de deelraad, voor zover dit is vereist.
4.
De opleidingscommissie beoordeelt jaarlijks de opleidingsspecifieke bepalingen en brengt daarover advies uit aan de domeinvoorzitter of - als toepassing is gegeven aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement - de instituutsdirectie. De opleidingscommissie zendt een afschrift van dit advies aan de deelraad.
5.
De regeling geldt voor de duur van een studiejaar. Gedurende het studiejaar kan de regeling niet worden gewijzigd, tenzij dit als gevolg van overmacht noodzakelijk is en studenten daar niet onevenredig door worden benadeeld. Een tussentijdse wijziging behoeft de voorafgaande instemming van de domeinvoorzitter; de bepalingen in dit artikel zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 2
Vooropleiding en vrijstellingen
artikel 2.1
Vooropleidingseisen
5
1.
[Eisen ten aanzien van het vakkenpakket kunnen alleen worden gesteld indien er een wettelijke basis is in de vorm van een Ministeriële Regeling. De toevoeging mits... vervalt indien aan het vakkenpakket geen nadere eisen gesteld zijn] De volgende diploma's van middelbaar beroepsonderwijs (MBO), hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO) en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO) geven rechtstreeks toegang tot de opleiding: a. diploma MBO niveau 4; b. diploma HAVO profiel natuur en techniek [mits ... in vakkenpakket]; c. diploma HAVO profiel natuur en gezondheid [mits ... in vakkenpakket]; d. diploma HAVO profiel economie en maatschappij [mits ... in vakkenpakket]; e. diploma HAVO profiel cultuur en maatschappij [mits ... in vakkenpakket]; f. diploma VWO profiel natuur en techniek [mits ... in vakkenpakket]; g. diploma VWO profiel natuur en gezondheid [mits ... in vakkenpakket]; h. diploma VWO profiel economie en maatschappij [mits ... in vakkenpakket]; i. diploma VWO profiel cultuur en maatschappij [mits ... in vakkenpakket].
2.
[Aanvullende eisen kunnen gesteld worden indien er een wettelijke basis is in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur. Anders tekst van dit lid vervangen door Niet van toepassing] De uitoefening van het beroep waarop de opleiding voorbereidt en/of de organisatie en de inrichting van het onderwijs stellen zodanige specifieke eisen ten aanzien van kennis, vaardigheden of eigenschappen van de student, dat overeenkomstig artikel 7.26 WHW als aanvullende eis wordt gesteld om toegelaten te kunnen worden tot de opleiding [aanvullende eis invullen].
3.
[Dit lid geldt alleen indien in lid 1 ergens eisen aan het vakkenpakket gesteld zijn. Anders tekst van dit lid vervangen door Niet van toepassing] De bezitter van een diploma HAVO of VWO die niet voldoet aan de vooropleidingseis met betrekking tot het vak [Vak(ken) invullen] zoals genoemd in lid 1, heeft toch toegang tot de opleiding indien betrokkene blijkens een onderzoek voldoet aan inhoudelijk gelijkwaardige eisen. Aan deze eisen moet zijn voldaan vóór aanvang van het eerste jaar van inschrijving.
4.
De bezitter van de graad Bachelor, van de graad Master of van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseisen genoemd in het eerste lid, [het laatste tekstdeel vervalt indien in lid 1 nergens eisen aan het vakkenpakket gesteld zijn]waarbij betrokkene wel ten genoege van de examencommissie moet aantonen te beschikken over de kennis en vaardigheden die besloten liggen in de eisen ten aanzien van de vakkenpakketten, conform artikel 7.28 WHW.
artikel 2.2
Buitenlandse vooropleiding
1.
Wanneer een persoon met een buitenlandse vooropleiding toelating tot de opleiding vraagt, stelt de afdeling diplomawaardering van de Hogeschool van Amsterdam vast met welke Nederlandse vooropleiding de buitenlandse vooropleiding gelijkwaardig gesteld kan worden.
2.
De persoon bedoeld in het vorige lid is toelaatbaar, indien de buitenlandse vooropleiding ten minste gelijkwaardig is aan een Nederlandse vooropleiding die toegang tot de opleiding zou geven en deze persoon tevens in een toets blijk geeft van een zodanig niveau van schriftelijke en mondelinge beheersing van de taal waarin het onderwijs gegeven wordt, dat hij in staat geacht kan worden het onderwijs goed te volgen en de te verstrekken opdrachten uit te voeren.
3.
Voor onderwijs gegeven in het Nederlands wordt voldoende beheersing van de taal door een persoon met buitenlandse vooropleiding aangetoond door: a. of: het behalen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2) programma 2
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
b. c.
4.
6
of: het behalen van het certificaat van de afdeling Studentenzaken van de Hogeschool van Amsterdam. of: het behalen van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal: Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs ( PTHO) of Profiel Academische Taalvaardigheid (PAT)
Voor onderwijs gegeven in het Engels wordt voldoende beheersing van de taal door een persoon met buitenlandse vooropleiding aangetoond door het afleggen van het IELTSexamen (International English Language Testing System), waarvoor ten minste het cijfer 6 [desgewenst een hogere minimale score invullen] moet zijn behaald.
artikel 2.3
Toelatingsonderzoek
1.
Personen van éénentwintig jaar en ouder die niet voldoen aan de in artikel 2.1 genoemde vooropleidingseisen kunnen overeenkomstig artikel 7.29 WHW na het afleggen van een toelatingsonderzoek bij de examencommissie worden vrijgesteld van de vooropleidingseis.
2.
Deelname aan het toelatingsonderzoek is alleen mogelijk als de leeftijd van 21 jaar zal zijn bereikt op het moment dat de betrokken persoon aanvangt met zijn eerste jaar van inschrijving bij de opleiding.
3.
De domeinvoorzitter of - als toepassing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement - de instituutsdirectie kan in individuele gevallen besluiten ontheffing te verlenen van de leeftijdsgrens van 21 jaar: a. indien de persoon in het bezit is van een buitenlands diploma dat in eigen land toegang geeft tot het hoger onderwijs; b. of: indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overlegd.
4.
Het toelatingsonderzoek heeft ten doel vast te stellen of de kandidaat blijk geeft van geschiktheid voor het onderwijs van de opleiding en van voldoende beheersing van de taal waarin het onderwijs gegeven wordt, om dat onderwijs met vrucht te kunnen volgen.
5.
In het toelatingsonderzoek moeten de volgende onderdelen met een voldoende worden afgesloten op HAVO-5 of vergelijkbaar niveau: [bij de onderdelen moet in ieder geval een taaltoets op HAVO-5 niveau zitten voor de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd] a. [Onderdeel invullen]; b. [Onderdeel invullen]; c. .... [Vul in de volgende volzin de taaltoets in en laat van de verdere onderdelen alleen die onderdelen staan die ook voorkomen in het lijstje a,b,c,.. hierboven] De toetsen [Nederlandse, Engelse, Franse] taal, aardrijkskunde, biologie, economie, geschiedenis, gezondheidszorg en welzijn, maatschappijleer, natuurkunde, pedagogiek, rekentoets PABO, scheikunde, techniek (onderbouw en begrepen) en wiskunde worden afgenomen door de afdeling Studentenzaken van de Hogeschool van Amsterdam. Een certificaat voor een vak op HAVO- of VWO-niveau geeft vrijstelling voor het afleggen van het betreffende vak als onderdeel van het toelatingsonderzoek.
6.
Een kandidaat is geslaagd voor het toelatingsonderzoek indien hij heeft voldaan aan alle in het vorige lid gestelde eisen. De examencommissie verstrekt aan de kandidaat die is geslaagd voor het toelatingsonderzoek, een schriftelijke verklaring ter bevestiging van de toelaatbaarheid. Deze verklaring heeft een geldigheidsduur van 24 maanden gerekend vanaf de datum van ondertekening.
7.
In afwijking van lid 5 kan een kandidaat met voldoende relevante werkervaring verzoeken het toelatingsonderzoek af te nemen in de vorm van een assessment in het kader van een EVC-procedure uitgevoerd door een erkend en gecertificeerd EVC Centrum. In dit geval is de kandidaat geslaagd voor het toelatingsonderzoek bij een positieve uitslag op het assessment, voor het overige is lid 6 onverkort van toepassing. De uitslag omvat nu tevens een advies aan de examencommissie van de betreffende opleiding over mogelijk te verlenen vrijstellingen, zoals bedoeld in artikel 2.4 lid 3. Alvorens over de vrijstellingen te besluiten wint de examencommissie advies in bij het EVC Centrum van de Hogeschool van Amsterdam over de uitgevoerde EVC-procedure.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
artikel 2.4
7
Vrijstelling van het afleggen van toetsen
1.
[Vermeld in dit lid in ieder geval alle 'collectieve' vrijstellingsregelingen die voortkomen uit een overeenkomst of convenant, daarbij inbegrepen vrijstellingsregelingen voor studenten met bepaalde MBO-vooropleidingen. Als verschillende regelingen bestaan voor verschillende vooropleidingen en/of voor verschillende toeleverende scholen, maak dan verschillende opsommingen en zet er steeds duidelijk bij op welk diploma en welke school de opsomming betrekking heeft. Als geen 'collectieve' vrijstellingsregelingen bestaan, tekst vervangen door Niet van toepassing] Studenten met het diploma [Soort diploma invullen en zo nodig toevoegen van welke toeleverende school] zijn vrijgesteld van het afleggen van de toetsen van de volgende onderwijseenheden genoemd in de bijlage met de samenstelling van propedeutische en post-propedeutische fase: a. [Onderwijseenheid invullen] (... studiepunten); b. [Onderwijseenheid invullen] (... studiepunten); c. ....
2.
De student die een diploma heeft behaald zoals genoemd in het vorige lid en in aanmerking wil komen voor de genoemde vrijstellingen, dient hiertoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie. Bij het verzoek moet het diploma worden overgelegd evenals verdere bewijsstukken om aan te tonen dat reeds is voldaan aan de vereisten voor de onderwijseenheden waarvoor vrijstelling wordt gevraagd. [Is het eerste lid Niet van toepassing, dan geldt dit ook voor dit lid]
3.
Vrijstellingen als resultaat van een EVC-procedure worden uitsluitend verstrekt als de EVC-procedure is uitgevoerd of erkend door het EVC Centrum van de Hogeschool van Amsterdam. Het resultaat van een EVC-procedure is een (schriftelijk) advies aan de examencommissie van de betreffende opleiding. De examencommissie neemt vervolgens een beslissing en informeert de kandidaat daarover schriftelijk. Tegen de beslissing van de examencommissie kan beroep worden aangetekend.
4.
De student die op andere gronden meent in aanmerking te komen voor vrijstelling van het afleggen van een toets, dan wel voor – in voldoende mate afgeronde - onderdelen daarvan, dient daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie. De student kan zijn verzoek motiveren met de uitslag van vergelijkbare toetsen die hij elders in het hoger onderwijs met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel met bewijzen van verworven competenties opgedaan binnen of buiten het hoger onderwijs.
5.
De examencommissie beoordeelt aan de hand van de overgelegde bewijsstukken of de student reeds voldoet aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende onderwijseenheid. De examencommissie kan ook verlangen dat de student zijn competentieniveau ter zake in een integrale toetsing aantoont.
6.
De examencommissie kent een verzoek voor een vrijstelling toe, indien de student aantoonbaar reeds voldoet aan de vereisten gesteld voor de desbetreffende onderwijseenheid dan wel voor – in voldoende mate afgeronde - onderdelen daarvan. De examencommissie informeert de student schriftelijk over haar beslissing binnen vier weken gerekend vanaf de datum waarop het verzoek is ontvangen.
7.
Indien een vrijstelling wordt toegekend, ontvangt de student een door de examencommissie ondertekend bewijs van vrijstelling. Een kopie van dit bewijs wordt door de examencommissie afgegeven aan de studievoortgangsadministratie van de opleiding.
8.
In de studievoortgangsadministratie geldt de ondertekeningsdatum van het vrijstellingsbewijs als de datum waarop de onderwijseenheid is behaald. Vrijstellingen worden in het resultatenoverzicht van de student getoond met de omschrijving ‘vrijstelling’. Een onderwijseenheid waarvoor de student vrijstelling heeft gekregen, telt niet mee in eventuele middelingen tot een eindcijfer waarbij de onderwijseenheid is betrokken.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 3
Onderwijsprogramma
artikel 3.1
Doelstelling van de opleiding
8
Met de opleiding wordt beoogd de student zodanige kennis, houding en vaardigheden bij te brengen op het terrein van [Vakgebied invullen] dat hij bij afstuderen in staat is tot de professionele uitvoering van taken op dat gebied en in aanmerking komt voor een eventuele voortgezette opleiding. Na voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over de competenties op HBO-niveau zoals vermeld in Bijlage A.
artikel 3.2
Inrichting van de opleiding
[Kies de situatie die van toepassing op deze regeling; raadpleeg eerst de handleiding] [Alternatief 1] De opleiding is [kies alternatief] voltijds [of] deeltijds [of] duaal ingericht en wordt verzorgd door [Naam domein invullen] gevestigd te [Vestigingsplaats invullen]. [Alternatief 2] De opleiding wordt verzorgd in de volgende varianten: a. [Naam opleidingsvariant invullen], met [kies alternatief] voltijdse [of] deeltijdse [of] duale inrichting en verzorgd door [Naam domein eenheid invullen] gevestigd te [Vestigingsplaats invullen]; b. [Naam opleidingsvariant invullen], met [kies alternatief] voltijdse [of] deeltijdse [of] duale inrichting en verzorgd door [Naam domein invullen] gevestigd te [Vestigingsplaats invullen]; c. ....
artikel 3.3
Algemene bepalingen over het onderwijsprogramma
1.
Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands [vervang zo nodig Nederlands door Engels of door de taal waarin het onderwijs gegeven wordt], tenzij: a. het onderwijs betreft dat gegeven wordt door een anderstalige gastdocent; b. de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs c.q. van een onderwijseenheid, dan wel de herkomst van de studenten noodzaakt een andere taal te gebruiken, overeenkomstig een door het college van bestuur vastgestelde gedragscode.
2.
De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten behoren tot de propedeutische fase en 180 studiepunten behoren tot de post-propedeutische fase. Binnen de post-propedeutische fase programma 2005-08 en later worden 30 studiepunten besteed aan een minor.
3.
[NB: het gaat hier om afstudeerrichtingen van de opleiding en dus niet om eventuele opleidingsvarianten zoals bedoeld in artikel 3.2] [Alternatief 1] De opleiding kent geen afstudeerrichtingen. [Alternatief 2] De opleiding kent de volgende afstudeerrichtingen: a. [Afstudeerrichting invullen]; b. [Afstudeerrichting invullen]; c. ...
4.
[Lid is alleen van toepassing indien de regeling (mede) betrekking heeft op een duale inrichting. Anders tekst vervangen door Niet van toepassing] Voor studenten van de duale opleiding worden de perioden waarin werkzaamheden in de beroepspraktijk worden verricht, aangemerkt als een onderwijseenheid. Aan deze werkzaamheden worden de volgende eisen gesteld: a. de tijdsduur van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt [omvang in maanden of weken invullen]; b. de studielast van de perioden in de beroepspraktijk bedraagt [omvang in studiepunten invullen] studiepunten;
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
c.
9
een zodanige inrichting van elke periode dat de student in staat wordt gesteld de competenties te ontwikkelen tot het niveau dat voor die periode is genoemd in de overeenkomst tussen instelling, student en bedrijf.
5.
[Lid is alleen van toepassing indien de regeling (mede) betrekking heeft op een deeltijdse inrichting én tevens werkzaamheden van deeltijd-studenten worden aangemerkt als onderwijseenheid. Anders tekst vervangen door Niet van toepassing]] Voor studenten van de deeltijdse opleiding wordt het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van de opleiding aangemerkt als een onderwijseenheid. Aan deze werkzaamheden worden de volgende eisen gesteld: a. [Eis gesteld aan de werkzaamheden invullen]; b. [Eis gesteld aan de werkzaamheden invullen]; c. ...
6.
De domeinvoorzitter biedt aan studenten met een functiebeperking een onderwijsomgeving aan die zo veel als mogelijk gelijkwaardig is aan die van studenten zonder functiebeperking en die gelijkwaardige kansen op studiesucces biedt. De domeinvoorzitter kan advies inwinnen bij de studentendecaan alvorens te beslissen.
artikel 3.4
Samenstelling van de propedeutische fase
1.
De propedeutische fase heeft drie doelstellingen: a. oriëntatie; b. verwijzing; c. selectie.
2.
De propedeutische fase van de opleiding omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in een aparte bijlage, met de daarbij vermelde studielast (totaal 60 studiepunten).
artikel 3.5
Samenstelling van de post-propedeutische fase
De post-propedeutische fase van de opleiding omvat de onderwijseenheden zoals beschreven in een aparte bijlage, met de daarbij vermelde studielast (totaal 180 studiepunten).
artikel 3.6
Minor
1.
Een minor heeft een omvang van 30 studiepunten en maakt deel uit van de postpropedeutische fase.
2.
De minor die een student volgt, is gerelateerd aan de persoonlijke ambities van de student en heeft een overtuigende relatie met de eindcompetenties van de opleiding. De minor heeft geen overlap met het niet-minor gedeelte van de opleiding die de student volgt.
3.
De examencommissie van de opleiding (c.q. opleidingen) die de minor heeft (hebben) ontwikkeld, is (zijn) verantwoordelijk voor de inhoud van de minor en draagt er zorg voor dat de minor ten minste voldoet aan de eisen gesteld in het volgende lid.
4.
Op de voor alle studenten toegankelijke website http://minoren.hva.nl wordt jaarlijks vastgelegd: a. welke minoren binnen de instelling worden aangeboden; b. welke procedure wordt gehanteerd voor het inschrijven op een minor; c. welke toelatingseisen op elke minor van toepassing zijn; d. welk domein verantwoordelijk is voor de inhoud van de minor; e. uit welke onderdelen elke minor bestaat, met inbegrip van het aantal studiepunten en de wijze van toetsing en herkansing van elk onderdeel.
5.
De toelating van een student tot een minor behoeft de goedkeuring van de examencommissie van de opleiding die de student volgt. De examencommissie kan ervoor kiezen een lijst te publiceren van minoren die studenten mogen volgen zonder persoonlijk toestemming te hoeven vragen.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 4
Examens en getuigschriften
artikel 4.1
De examens van de opleiding
10
[Indien volgens het CROHO de opleiding geen propedeutisch examen kent, de tekst bij punt (a) vervangen door Niet van toepassing] In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de post-propedeutische fase.
artikel 4.2
Behalen van de examens
1.
Het propedeutisch examen c.q. het afsluitend examen is behaald, indien de onderwijseenheden van de desbetreffende fase alle met goed gevolg zijn afgelegd, dan wel daarvoor vrijstelling is verkregen.
2.
Het afsluitend examen kan niet eerder worden behaald dan nadat het propedeutisch examen is behaald, dan wel vrijstelling is verleend voor het afleggen daarvan.
3.
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de examencommissie heeft onderzocht of de student aan alle voor het desbetreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan.
4.
Het college van bestuur verleent de graad Bachelor of [afgesproken aanduiding van de graad invullen], indien het afsluitend examen is behaald.
5.
De examencommissie reikt een getuigschrift uit aan de student die het examen heeft behaald en ook verder voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 4.4.
6.
In afwijking van het vorige lid reikt de examencommissie géén propedeutisch getuigschrift uit aan de student die het propedeutisch examen heeft behaald doordat hij voor alle onderwijseenheden van het propedeutisch examen vrijstelling heeft verkregen.
artikel 4.3
Getuigschriften
1.
Het college van bestuur stelt het model van de getuigschriften en de hierna genoemde bijlagen vast na overleg met de domeinvoorzitter. In ieder geval wordt vermeld: a. de naam van de opleiding en de nominale studielast in studiepunten, zoals vermeld in het register als bedoeld in artikel 6.13 WHW (het CROHO-register); b. welke onderwijseenheden het examen omvatte; c. in voorkomende gevallen welke minor is behaald; d. in voorkomende gevallen welke bevoegdheid aan het getuigschrift is verbonden; e. welke graad door het college van bestuur is verleend; f. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel de toets nieuwe opleiding met goed gevolg heeft ondergaan.
2.
De onderwijseenheden van het examen en de behaalde minor worden benoemd op een bijlage, waarbij tevens per onderwijseenheid de omvang in studiepunten en de behaalde beoordeling worden vermeld.
3.
Als bijlage bij het getuigschrift van het afsluitend examen wordt tevens een in het Engels gesteld diploma supplement uitgereikt.
4.
De student die in het buitenland wil gaan studeren en in verband daarmee een beursaanvraag wil indienen, ontvangt op zijn verzoek een bijlage zoals bedoeld in lid 2 maar nu met alle opgenomen beoordelingen uitgedrukt in een cijfer.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
artikel 4.4
11
Afgifte getuigschriften
1.
De student die een getuigschrift wenst te ontvangen, dient hiertoe ten minste vier weken voor de eerstvolgende uitreikingsdatum een verzoek in bij de examencommissie. Voor het vaststellen van de uitslag kan de examencommissie slechts rekening houden met de resultaten die zijn behaald uiterlijk één week voor de datum waarop de uitslag wordt vastgesteld.
2.
Voor zover uit de administratie van de instelling niet blijkt dat de student heeft voldaan aan onderstaande vereisten, overlegt de student bij zijn verzoek de volgende stukken: a. een bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 7.33 WHW, voor het studiejaar waarin het getuigschrift wordt uitgereikt; b. bewijzen van de met goed gevolg afgelegde onderwijseenheden van het onderwijsprogramma dan wel bewijzen van vrijstellingen daarvoor en bewijzen van inschrijving voor de studiejaren waarin deze onderwijseenheden zijn behaald; c. de overige bewijsstukken die bij of krachtens de wet zijn vereist.
3.
Voor de slaagdatum op het getuigschrift wordt in de regel de datum aangehouden waarop de examencommissie heeft vastgesteld dat de student het examen heeft behaald.
artikel 4.5
Ondertekening getuigschriften
1.
Het getuigschrift wordt ondertekend: a. door de voorzitter van de examencommissie of door zijn plaatsvervanger, alsmede door de domeinvoorzitter of – als toepassing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement – de instituutsdirectie namens het college van bestuur; b. door de student.
2.
De bijlagen bij het getuigschrift genoemd in artikel 4.3 worden ondertekend door de voorzitter van de examencommissie of door zijn plaatsvervanger.
artikel 4.6
Data van de uitslag en uitreiking getuigschriften
1.
Aan het begin van elk studiejaar stelt de examencommissie de data vast waarop de uitslag als bedoeld in artikel 4.2 wordt vastgesteld, waarbij rekening gehouden wordt met onderstaande bepalingen in lid 3 en 4.
2.
Aan het begin van elk studiejaar stelt de domeinvoorzitter de data vast waarop de getuigschriften als bedoeld in artikel 4.3 in een openbare bijeenkomst worden uitgereikt.
3.
Het vaststellen van de uitslag van het propedeutisch examen vindt éénmaal per jaar 1 plaats, aan het einde van het studiejaar na verwerking van de resultaten van de laatste herkansingen. Op verzoek van de student kan de uitslag ook tussentijds in de loop van het stdiejaar vastgesteld worden.
4.
Het vaststellen van de uitslag van het afsluitend examen vindt in de regel éénmaal per maand plaats.
5.
Het getuigschrift en de bijlagen genoemd in artikel 4.3 zijn beschikbaar voor de student binnen vier weken na het vaststellen van de uitslag.
artikel 4.7 1.
Cum laude-regeling
Het propedeutisch examen wordt behaald met het predicaat 'cum laude' (excellent), indien voldaan is aan alle hierna genoemde voorwaarden: c. de volgende onderwijseenheid(-heden) [Naam onderwijseenheid(-heden) invullen] is(zijn) excellent afgesloten; d. [Extra voorwaarden invullen indien deze worden gesteld].
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
2.
Het afsluitend examen wordt behaald met het predicaat 'cum laude' (excellent), indien voldaan is aan alle hierna genoemde voorwaarden: e. de volgende onderwijseenheid(-heden) [Naam onderwijseenheid(-heden) invullen] is(zijn) excellent afgesloten f. [Extra voorwaarden invullen indien deze worden gesteld].
3.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid onder (Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.) wordt onder 'excellent' verstaan [Omschrijving excellentie invullen; voorwaarde is dat excellentie in zijn algemeenheid individueel herkenbaar en beoordeelbaar is].
4.
Onderwijseenheden waarvoor de student een vrijstelling heeft verkregen, blijven buiten beschouwing voor het beoordelen van de vraag of de student het examen met het predicaat 'cum laude' heeft behaald.
5.
Het beoordelen van de toekenning van het predicaat 'cum laude' vindt plaats door de examencommissie, die zich daarbij kan laten adviseren door één of meer examinatoren van de opleiding, waaronder externe deskundigen.
artikel 4.8
12
Verklaringen
De student die de instelling verlaat en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 4.2 kan worden uitgereikt, ontvangt op zijn verzoek een door de examencommissie afgegeven verklaring waarin wordt vermeld welke gedeelten van het propedeutisch respectievelijk afsluitend examen van de opleiding met goed gevolg zijn afgelegd.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 5
Toetsen en beoordelen
artikel 5.1
Vorm van de toetsen
13
1.
[Alternatief 1, bruikbaar indien de toetsvorm is opgenomen in de bijlagen met de examenprogramma's] De onderwijseenheden van het onderwijsprogramma worden getoetst op de wijze zoals aangegeven in de bijlage met de samenstelling van de propedeutische en postpropedeutische fase.
1.
[Alternatief 2] De onderwijseenheden van het onderwijsprogramma worden getoetst door middel van schriftelijke tentamens [of vervang schriftelijke tentamens door de toetsvorm die het meeste voorkomt], met uitzondering van de volgende onderwijseenheden die op de daarbij aangegeven wijze worden getoetst: a. [Onderwijseenheid invullen]: mondeling tentamen / werkstuk / anders n.l. [toetsvorm invullen] b. [Onderwijseenheid invullen]: mondeling tentamen / werkstuk / anders n.l. [toetsvorm invullen] c. ....
2.
Een toetsing die door een groep van studenten gezamenlijk dient te worden uitgevoerd, wordt zodanig ingericht dat deze voor elke betrokken student tot een individuele beoordeling leidt, naast een eventuele groepsbeoordeling. Daarbij wordt in ieder geval gewaarborgd dat geen beoordeling wordt toegekend aan de student die zich onvoldoende heeft ingezet bij de uitvoering van deze toets. In de formulering van de opdracht wordt aangegeven hoe hieraan concreet invulling is gegeven.
3.
Van een toets die bij herhaling in hetzelfde studiejaar wordt aangeboden, moeten alle gelegenheden in dat studiejaar de vorm hebben zoals aangegeven in het eerste lid.
4.
Van de bepaling in het vorige lid kan worden afgeweken in geval van overmacht of indien het om organisatorische en/of onderwijskundige redenen niet mogelijk is een herkansing aan te bieden met dezelfde vorm als de eerste gelegenheid in het betreffende studiejaar. In dat geval mag de herkansing een andere vorm hebben dan aangegeven in het eerste lid, maar moet wel zijn voldaan aan de eisen van gelijkwaardigheid zoals bedoeld in artikel 5.4. Behalve ingeval van overmacht dient een situatie zoals beschreven in de vorige volzin aan het begin van het studiejaar te worden bekend gemaakt en betreft de volgende onderwijseenheden: a. [Onderwijseenheid invullen]; b. [Onderwijseenheid invullen]; c. ....
5.
Een student met een functiebeperking kan aan de examencommissie verzoeken gelegenheid te krijgen de toetsen op een zo veel mogelijk aan zijn individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint advies in bij de studentendecaan alvorens te beslissen.
6.
Een student die valt onder de door het college van bestuur vastgestelde Topsportregeling van de Hogeschool van Amsterdam, kan de examencommissie verzoeken om een aangepaste inroostering van de toetsen, waarbij zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de individuele mogelijkheden van de student. De examencommissie wint advies in bij de studentendecaan alvorens te beslissen.
artikel 5.2 1.
Volgorde van de toetsen
[Alternatief 1: geen eisen aan de volgorde. In dit geval de tekst van de leden 2 en 3 vervangen door Niet van toepassing] De toetsen van de onderwijseenheden van het propedeutisch examen en van het afsluitend examen kunnen binnen de desbetreffende fase in een willekeurige volgorde worden afgelegd.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
14
1.
[Alternatief 2: wel eisen aan de volgorde] De toetsen van de onderwijseenheden van het propedeutisch examen en van het afsluitend examen kunnen binnen de desbetreffende fase in een willekeurige volgorde worden afgelegd, met uitzondering van de bepalingen in de volgende leden van dit artikel.
2.
[Het hier bepaalde moet onderwijskundig gemotiveerd kunnen worden. Daarnaast mag de studeerbaarheid niet worden geschaad door het hier bepaalde] Aan de toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de toetsen van de daarbij aangegeven onderwijseenheden zijn behaald: a. [Onderwijseenheid invullen] na het behalen van [Onderwijseenheid invullen]; b. [Onderwijseenheid invullen] na het behalen van [Onderwijseenheid invullen]; c. ....
3.
[Het hier bepaalde moet onderwijskundig gemotiveerd kunnen worden. Daarnaast mag de studeerbaarheid niet worden geschaad door het hier bepaalde] Aan de toetsen van de hierna genoemde onderwijseenheden kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de student eerst heeft deelgenomen aan de bijbehorende praktische oefeningen: a. [Onderwijseenheid invullen]; b. [Onderwijseenheid invullen]; c. .... 4. Ongeacht het bepaalde in de vorige leden kan een minor als bedoeld in artikel 3.6 pas worden gevolgd als het propedeutisch examen én tenminste 40 studiepunten zijn behaald.
artikel 5.3
Tijdvakken en frequentie van de toetsen
1.
Tot het afleggen van de toetsen van het propedeutisch examen wordt elk studiejaar ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, de eerste maal direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid.
2.
Tot het afleggen van de toetsen van het afsluitend examen wordt elke twaalf maanden ten minste tweemaal gelegenheid gegeven, waarvan eenmaal direct aansluitend op het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid.
3.
Bij het bepalen van de datum van de tweede toetsgelegenheid in een studiejaar c.q. periode van twaalf maanden, wordt rekening gehouden met de vereiste studeerbaarheid van het totale programma voor een student.
4.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt in een studiejaar slechts eenmaal gelegenheid gegeven voor het afleggen van de toets van een onderwijseenheid waarvan het onderwijs in dat studiejaar niet is gegeven, met dien verstande dat voor de toets van zo'n onderwijseenheid in totaal nog minimaal tweemaal gelegenheid wordt gegeven, te rekenen vanaf het eerste studiejaar waarin het onderwijs niet meer is gegeven.
5.
De tijdvakken waarin de toetsgelegenheden worden aangeboden, worden jaarlijks door de examencommissie vastgesteld en uiterlijk bij aanvang van het studiejaar schriftelijk bekend gemaakt.
6.
Een student die verhinderd is van een toetsgelegenheid gebruik te maken, is aangewezen op de volgende toetsgelegenheid. In bijzondere gevallen kan de examencommissie besluiten in een voor de student gunstige zin af te wijken van deze regel. De examencommissie wint zo nodig advies van deskundigen in alvorens te beslissen.
artikel 5.4
Gestelde eisen bij toetsen
1.
De examencommissie maakt voor elke toets afzonderlijk tijdig bekend welke eisen worden gesteld bij het afleggen van die toets, zodat de student zich zo goed mogelijk kan voorbereiden op het afleggen van de desbetreffende toets. De examencommissie vermeldt daarbij ook welke hulpmiddelen zijn toegestaan tijdens de toets en welke beoordelingsnormen zullen worden gehanteerd.
2.
Van een toets die bij herhaling wordt aangeboden, moet elke gelegenheid wat betreft inhoud, niveau en zwaarte gelijkwaardig zijn aan de voorafgaande gelegenheid.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
3.
15
Wanneer een student een onderwijseenheid niet heeft behaald in het studiejaar waarin hij het onderwijs in die onderwijseenheid heeft gevolgd en in het volgende studiejaar alsnog een toets in die onderwijseenheid wil afleggen, gelden ten aanzien van de gestelde eisen [alternatief 1] de eisen van het lopende studiejaar [of alternatief 2] de eisen van het studiejaar waarin de student het onderwijs heeft gevolgd.
artikel 5.5
Inschrijvingsprocedure voor toetsen
4.
Voor mondelinge toetsen en voor toetsen ter afsluiting van praktische oefeningen dient de student zich tijdig in te schrijven, op een nader door de examencommissie aan te geven wijze.
5.
[Alternatief 1] Voor andere toetsvormen dan genoemd in het eerste lid kan de student van een aangeboden toetsgelegenheid gebruik maken zonder voorafgaande inschrijving.
2.
[Alternatief 2] Voor andere toetsvormen dan genoemd in het eerste lid is de student verplicht zich te houden aan de volgende inschrijvingsprocedure: [Inschrijvingsprocedure invullen].
artikel 5.6
Praktische gang van zaken bij toetsen
1.
Bij toetsen dient de student zich te kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart.
2.
De student dient bij een toets de aanwijzingen van de examinator en/of surveillant op te volgen.
3.
Bij toetsen is het gebruik van andere hulpmiddelen dan schrijfgerei en het ter plaatse uitgedeelde blanco tentamenpapier uitsluitend toegestaan voor zover dat uitdrukkelijk is aangegeven in de toetsvereisten c.q. is vermeld in de uitgedeelde toetsopgave.
4.
Informatie- en communicatiemiddelen (zoals mobiele telefoons, draagbare computers, pda's enz.) dienen vóór de aanvang van een toets te worden uitgezet en te worden weggeborgen. Het gebruik van dergelijke hulpmiddelen is niet toegestaan bij een toets, tenzij toestemming voor gebruik is gegeven op de wijze zoals beschreven in het vorige lid.
5.
Tijdens het afnemen van de toets is het de student niet toegestaan zonder toestemming van de examinator c.q. de surveillant te communiceren met andere personen in of buiten het lokaal waar de toets wordt afgenomen.
6.
De examinator c.q. surveillant ziet toe op orde en rust bij het afnemen van een toets, zodat de studenten ongestoord en geconcentreerd kunnen werken aan de toetsopgave.
7.
De student ziet er op toe dat bij inlevering van zijn werk op de presentielijst wordt aangetekend dat hij werk heeft ingeleverd.
8.
Studenten die als gevolg van overmacht pas aankomen nadat het afnemen van de toets van start is gegaan, kunnen toestemming vragen alsnog verlaat aan de toets te beginnen indien zij niet meer dan 20 minuten te laat zijn. Het tijdstip waarop de toets eindigt wordt in dat geval niet gewijzigd.
9.
Nadat de toets van start is gegaan, is het gedurende de eerste 30 minuten studenten niet toegestaan het lokaal te verlaten waar de toets wordt afgenomen.
10. Aan studenten met een functiebeperking kan de examencommissie een verlenging van de standaardduur van de toetsing en/of het gebruik van hulpmiddelen toestaan, naast de bevoegdheid bepaald in artikel 5.1 voor studenten met een functiebeperking de toetsvorm nog verder aan te passen aan de mogelijkheden van de betrokken student. Aan buitenlandse studenten die een Nederlandstalige opleiding volgen, kan de examencommissie gedurende hun eerste en tweede jaar van inschrijving een verlenging van de standaardduur van de toetsing en/of het gebruik van hulpmiddelen toestaan.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
artikel 5.7
16
Mondelinge toetsen
1.
Mondeling wordt niet meer dan één student tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.
2.
Het afnemen van een mondelinge toets is openbaar. De examencommissie is bevoegd in bijzondere gevallen anders te bepalen, op eigen initiatief dan wel op verzoek van de student. Het besluit wordt in dat geval met redenen omkleed.
3.
De examencommissie besluit op verzoek van de student om: d. de mondelinge toets te laten plaatsvinden in aanwezigheid van twee examinatoren; e. en/of: de mondelinge toets vast te leggen op een audiovisueel medium, tenzij de examencommissie zwaarwegende redenen heeft om het verzoek af te wijzen.
artikel 5.8
Vaststelling van de beoordelingen
1.
De beoordeling van een toets geschiedt voor elke student afzonderlijk. De termijn voor de vaststelling van de beoordeling is in de regel tien werkdagen, nadat de schriftelijke toets is gemaakt.
2.
De examinator stelt de beoordeling van een toets vast. De beoordeling wordt op een zodanige datum vastgesteld dat voldaan kan worden aan de termijn genoemd in het eerste lid
3.
De examinator stelt de beoordeling van een mondelinge toets vast direct na het afnemen van die toets en verstrekt de student een schriftelijke verklaring met de uitslag.
artikel 5.9
Normering van de beoordelingen
1.
De beoordeling van een toets wordt uitgedrukt in één van de volgende kwalificaties:
2.
een cijfer op de schaal van 1 tot en met 10, voorzien van maximaal één decimaal, waarbij het cijfer 1 resp. 1.0 staat voor “zeer slecht”, het cijfer 2 voor “slecht”, het cijfer 3 voor “ruim onvoldoende/zeer onvoldoende”, het cijfer 4 voor “onvoldoende”, het cijfer 5 voor “net niet voldoende/matig/zwak”, het cijfer 6 voor “voldoende”, het cijfer 7 voor “ruim voldoende”, het cijfer 8 voor “goed”, het cijfer 9 voor “zeer goed” en het cijfer 10 voor “uitmuntend/uitstekend”. a. voldaan/voldoende of niet voldaan/onvoldoende; b. [Eigen kwalificatieschaal invullen] c. [Eigen kwalificatieschaal invullen] d. ...
3.
De eindbeoordeling van een minor wordt uitgedrukt in een geheel cijfer op de schaal van 1 tot en met 10, waarbij het cijfer 1 staat voor “zeer slecht”, het cijfer 2 voor “slecht”, het cijfer 3 voor “ruim onvoldoende/zeer onvoldoende”, het cijfer 4 voor “onvoldoende”, het cijfer 5 voor “net niet voldoende/matig/zwak”, het cijfer 6 voor “voldoende”, het cijfer 7 voor “ruim voldoende”, het cijfer 8 voor “goed”, het cijfer 9 voor “zeer goed” en het cijfer 10 voor “uitmuntend/uitstekend”.
4.
Afrondingen om te komen tot de beoordeling op een geheel cijfer dan wel een cijfer voorzien van één decimaal geschieden volgens de normale rekenregels. Dat betekent dat decimalen vanaf 500... naar boven en decimalen lager dan 500... naar beneden worden afgerond.
5.
De student heeft voor een toets een voldoende resultaat behaald, indien het toegekende resultaat voldoet aan één van de volgende voorwaarden: a. bij een cijferschaal van 1 tot en met 10: het toegekende cijfer is 5.5 of hoger; b. de kwalificatie 'voldaan' of 'voldoende' is toegekend; c. [Voorwaarde bij eigen kwalificatieschaal invullen] d. [Voorwaarde bij eigen kwalificatieschaal invullen] e. ...
6.
Indien de student een reeds eerder afgelegde toets nogmaals aflegt, is de hoogst behaalde beoordeling bepalend voor de vraag of de student aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
artikel 5.10
17
Toekenning van studiepunten
1.
Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met een enkele toets, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien de student voor de bijbehorende toets een voldoende resultaat heeft behaald.
2.
Als een onderwijseenheid wordt afgesloten met twee of meer (deel)toetsen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend indien de student als beoordeling voor de onderwijseenheid een voldoende resultaat heeft ontvangen en tevens de resultaten behaald voor de deeltoetsen voldoen aan de daaraan gestelde eisen.
3.
Als de student voor een onderwijseenheid een vrijstelling heeft gekregen, is de onderwijseenheid behaald en worden de bijbehorende studiepunten toegekend.
4.
Een minor is behaald en de bijbehorende 30 studiepunten worden toegekend indien de student alle onderwijseenheden heeft behaald waaruit de minor is samengesteld.
5.
Als datum waarop de studiepunten zijn behaald, wordt geregistreerd de datum waarop de toets c.q. de laatste deeltoets is afgelegd die heeft geleid tot het behalen van de onderwijseenheid c.q. de minor.
artikel 5.11
Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen
1.
De beoordelingen die een student heeft behaald, worden opgenomen in een geautomatiseerd systeem van studievoortgangsregistratie. Op het gebruik van dit systeem is de Regeling Bescherming Persoonsgegevens van de instelling van toepassing.
2.
De beoordeling(en) die de student heeft behaald op de afgelegde toets(en), is beschikbaar uiterlijk vier weken na de toetsdatum.
3.
De student ontvangt van de behaalde beoordelingen een schriftelijk bewijsstuk, opgemaakt uit de studievoortgangsadministratie, volgens een model vastgesteld door het college van bestuur en ondertekend namens de examencommissie. Het bewijsstuk wordt aan de student op de instelling uitgereikt dan wel verstuurd naar het adres van de student zoals bekend in de studentenadministratie.
4.
Het bewijsstuk zoals bedoeld in het vorige lid, wordt ten minste opgemaakt en verstuurd na de verwerking in de studievoortgangsadministratie van de resultaten van elke toetsperiode die een onderwijsperiode afsluit. De student krijgt dan tevens de beschikking over een actueel overzicht van de door hem behaalde studiepunten.
artikel 5.12
Geldigheidsduur van studieresultaten
1.
[Alternatief 1: geen beperkingen aan de geldigheidsduur. In dit geval de tekst van de leden 2 en 3 vervangen door Niet van toepassing] De resultaten van met goed gevolg afgelegde onderwijseenheden en van verleende vrijstellingen zijn niet gebonden aan een beperkte geldigheidsduur, tenzij sprake is van een onderbroken studie, zulks ter beoordeling van de examencommissie.
1.
[Alternatief 2. wel beperkingen aan de geldigheidsduur. Let op: een beperkte geldigheidsduur moet gemotiveerd worden met onderwijskundige argumenten. De geldigheidsduur van onderwijseenheden van de post-propedeuse mag niet minder zijn dan 4 jaar] De resultaten van met goed gevolg afgelegde onderwijseenheden en van verleende vrijstellingen zijn niet gebonden aan een beperkte geldigheidsduur, behoudens het bepaalde in het volgende lid of indien sprake is van een onderbroken studie, zulks ter beoordeling van de examencommissie.
2.
De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde onderwijseenheden en van verleende vrijstellingen wordt voor de hierna genoemde onderwijseenheden beperkt tot genoemde termijn: a. [Naam onderwijseenheid, geldigheidsduur en motivatie invullen]; b. [Naam onderwijseenheid, geldigheidsduur en motivatie invullen];
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
c. 3.
18
....
De examencommissie heeft de bevoegdheid om de geldigheidsduur te verlengen.
artikel 5.13
Inzage van tentamens
1.
Gedurende vier weken na het bekendmaken van de uitslag van een schriftelijke toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeelde werk. Tevens wordt de student in de gelegenheid gesteld een kopie van het beoordeelde werk te maken.
2.
Gedurende de termijn genoemd in het eerste lid kan elke student van de opleiding kennis nemen van de vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
3.
Binnen de termijn genoemd in het eerste lid wordt het gemaakte werk door de examinator individueel of groepsgewijs met de student(en) besproken.
4.
De examencommissie kan bepalen, dat de inzage en de bespreking geschieden op een vaste plaats en op een vast tijdstip.
artikel 5.14
Bewaring van afgelegde toetsen
[De bewaartermijnen van 3 maanden in lid 1 en 2 mogen desgewenst gesteld worden op 6 of 12 maanden; in verband met accreditaties, is het van belang een representatieve selectie van het gemaakte werk en afstudeeropdrachten te bewaren voor de termijn van twee jaren. Het is de verantwoordelijkheid van de opleiding hier voor te zorgen] 1.
De afgelegde toetsen en de beoordelingsnormen worden bewaard gedurende een periode van drie maanden na de datum van dagtekening van het bewijsstuk met de behaalde beoordelingen bedoeld in artikel 5.10. Indien een student in beroep is gegaan tegen de uitslag van een toets en het beroep na deze termijn van drie maanden nog niet is afgewikkeld, worden de afgelegde toets en de beoordelingsnormen in ieder geval bewaard totdat het beroep is afgewikkeld.
2.
Van de afstudeeropdracht wordt één exemplaar opgenomen in het archief, ten minste voor een termijn van drie maanden na het vaststellen van de beoordeling.
3.
De examencommissie geeft de documenten bedoeld in de vorige leden op zodanige wijze in bewaring dat de authenticiteit van de documenten gedurende de bewaartermijn gewaarborgd is.
artikel 5.15
Fraude
1.
Indien een student zich schuldig maakt of heeft gemaakt aan frauduleuze praktijken bij een toets, ontvangt de student geen beoordeling van de toets. In de studievoortgangsadministratie wordt vastgelegd dat de student heeft deelgenomen aan de toets maar wegens fraude geen beoordeling heeft ontvangen.
2.
Als de fraude wordt bemerkt tijdens het afleggen van de toets, kan de examinator c.q. de surveillant de student van verdere deelname aan de toets uitsluiten.
3.
De examinator of de surveillant die de fraude heeft bemerkt, stelt de examencommissie daarvan ten spoedigste op de hoogte.
4.
De examencommissie is bevoegd aan de student die zich schuldig heeft gemaakt aan fraude, het recht te ontnemen één of meer nader aan te geven toetsen van de opleiding af te leggen voor een termijn van ten hoogste één jaar.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 6
Studieloopbaanbegeleiding en studieadvies
artikel 6.1
Studieloopbaanbegeleiding
19
1.
De domeinvoorzitter draagt zorg voor de studieloopbaanbegeleiding van elke student, mede ten behoeve van zijn oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
2.
De domeinvoorzitter besteedt bij de studieloopbaanbegeleiding bijzondere zorg aan de begeleiding van studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid dan wel studenten met een functiebeperking waarvan de deelname in het hoger onderwijs in belangrijke mate achterblijft bij de deelname van studenten die hier niet toe behoren.
3.
De student kan zich wenden tot zijn studieloopbaanbegeleider voor problemen die rechtstreeks samenhangen met de studie.
4.
De student kan zich wenden tot de studentendecaan voor problemen van persoonlijke aard, al dan niet rechtstreeks samenhangend met de studie.
artikel 6.2
Studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving
[Indien de opleiding voltijds en/of duaal en/of deeltijds is ingericht en daarvoor verschillende BAS regelingen gelden, moeten de bepalingen voor voltijd / duaal / deeltijd apart worden vermeld] 1.
Namens de domeinvoorzitter of – als toepassing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement – de instituutsdirectie brengt de examencommissie aan iedere student aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen de opleiding. De brief waarin de examencommissie het advies aan de student kenbaar maakt, mag niet later worden verstuurd dan 24 augustus, tenzij de afwijking van artikel 6.2 lid 7 van toepassing is. In dat geval wordt het studieadvies niet later verstuurd dan 1 februari.
2.
Het studieadvies heeft een bindend afwijzend karakter indien de student minder dan 40 studiepunten uit de propedeutische fase heeft behaald op het moment dat het advies wordt uitgebracht.
3.
[Alternatief 1: geen aanvullende eisen] Naast de minimumeis genoemd in het vorige lid gelden geen aanvullende eisen ten aanzien van de vraag welke onderwijseenheden van het propedeutisch examen behaald moeten zijn.
3.
[Alternatief 2: wel aanvullende eisen] Ook kan het advies een bindend afwijzend karakter hebben indien de student wel ten minste 40 studiepunten heeft behaald maar niet alle hierna genoemde onderwijseenheden van het propedeutisch examen heeft behaald. De examencommissie motiveert het besluit als op deze grond een bindend afwijzend studieadvies wordt gegeven. Dit betreft de volgende onderwijseenheden van het propedeutisch examen: [deze lijst mag maximaal 15 studiepunten tellen!] a. [Onderwijseenheid invullen] (... studiepunten); b. [Onderwijseenheid invullen] (... studiepunten); c. ....
4.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt het behaald hebben van ten minste 1120 studiebelastingsuren gelijk gesteld met het behaald hebben van ten minste 40 studiepunten.
5.
[Wanneer gekozen wordt voor het niet laten meetellen van vrijstellingspunten, moet de student in de gelegenheid worden gesteld in de vrijgevallen tijd andere onderwijseenheden te volgen, zodat het nominale programma excl. vrijstellingen ook voor deze student 60 stp. telt] Resultaten behaald door vrijstelling tellen [alternatief 1] wel [of alternatief 2] niet mee bij de vaststelling of het minimum van 40 studiepunten is behaald.
6.
Studenten die hun inschrijving bij de opleiding hebben beëindigd uiterlijk ingaande 1 maart, ontvangen aan het einde van het studiejaar geen studieadvies propedeuse en komen dus niet in aanmerking voor een bindend afwijzend studieadvies.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
7.
20
[Alleen van toepassing bij een februari-instroom. Anders tekst vervangen door Niet van toepassing] Studenten die zijn ingestroomd in de opleiding per 1 februari op grond van een speciaal voor die groep van studenten samengesteld programma, vallen eveneens onder de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid waarbij het woord “jaar” uit het eerste lid vervangen moet worden door de woorden “13 maanden” – deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het studiejaar bij de februari-instroom-. Het bepaalde in dit artikel geldt niet voor studenten die op een ander tijdstip dan op 1 september of op 1 februari instromen in de opleiding.
artikel 6.3
Bindend afwijzend studieadvies aan het einde van het tweede jaar van inschrijving
De examencommissie brengt een bindend afwijzend studieadvies uit indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving het propedeutisch examen niet heeft behaald. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin worden voor studenten als bedoeld in artikel 6.2, lid 7 de woorden in de vorige volzin “aan het einde van het tweede jaar van inschrijving” vervangen door de woorden “25 maanden na de inschrijving” – deze uitzondering ten opzichte van de reguliere instroom vindt plaats op grond van organisatorische redenen die worden veroorzaakt door een afwijkende opbouw van het studiejaar bij de februari-instroom-. Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in de eerste en tweede volzin kan geen bindend afwijzend studieadvies meer worden uitgebracht.
artikel 6.4
Verdere voorwaarden bindend afwijzend studieadvies
1.
Een bindend afwijzend studieadvies wordt niet uitgebracht wanneer de student gedurende het studiejaar niet tijdig ten minste éénmaal schriftelijk en op een redelijke termijn door de instelling is gewaarschuwd dat hij bij ongewijzigde omstandigheden een bindend afwijzend studieadvies zal kunnen ontvangen, alsmede wat de gevolgen daarvan zijn.
2.
De examencommissie besluit pas over het uitbrengen van een bindend afwijzend studieadvies nadat de betrokken studentendecaan om advies is gevraagd ten aanzien van mogelijke persoonlijke omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat wordt afgezien van het uitbrengen van een bindend afwijzend studieadvies aan de betrokken student.
3.
Als de examencommissie besluit af te zien van een bindend afwijzend studieadvies in gevallen zoals bedoeld in het vorige lid, dan is de examencommissie bevoegd om in plaats daarvan een niet-bindend advies uit te brengen aan de betrokken student.
4.
De studentendecaan brengt een advies als bedoeld in het tweede lid alleen uit indien de student de persoonlijke omstandigheden tijdig heeft gemeld bij de studentendecaan. Een melding wordt in dit verband aangemerkt als tijdig wanneer de student de omstandigheden meldt zodra deze zich voordoen dan wel zeer spoedig daarna. Een student die verzuimt de persoonlijke omstandigheden te melden bij de studentendecaan, kan zich later bij het ontvangen van een bindend afwijzend studieadvies niet meer beroepen op die omstandigheden, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die de melding hebben belet.
5.
Afhankelijk van de aard van de persoonlijke omstandigheden kan de studentendecaan de examencommissie verzoeken de informatie verstrekt in het kader van het advies als bedoeld in het tweede lid vertrouwelijk te behandelen.
6.
Ongeacht het bepaalde in de vorige leden stelt de examencommissie - alvorens tot een bindend afwijzend studieadvies over te gaan - de student in de gelegenheid om door of namens de examencommissie te worden gehoord.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
artikel 6.5 1.
21
Gevolgen bindend afwijzend studieadvies
De student die een bindend afwijzend studieadvies heeft ontvangen, kan niet meer aan de instelling voor dezelfde opleiding als student worden ingeschreven.
[In lid 2 moet worden aangegeven of het BAS ook geldt voor eventuele opleidingsvarianten. Indien geen opleidingsvarianten bestaan, tekst van lid 2 vervangen door Niet van toepassing] 2.
[Alternatief 1] De bepaling in het eerste lid geldt voor alle opleidingsvarianten genoemd in .artikel 3.2
2.
[Alternatief 2] De bepaling in het eerste lid geldt uitsluitend voor de opleidingsvariant waarbij de student was ingeschreven.
[In lid 3 moet bij een gemeenschappelijke propedeuse worden aangegeven in hoeverre het BAS ook geldt voor de andere opleidingen; bij de uitwerking zal het verschil maken of de propedeuses voor 100% gemeenschappelijk zijn of voor een lager percentage. Indien geen gemeenschappelijke propedeuse bestaat, tekst van lid 3 vervangen door Niet van toepassing] 3.
De bepaling in het eerste lid geldt tevens voor de volgende opleiding(en) waarmee de opleiding waarbij de student was ingeschreven, een gemeenschappelijke propedeuse heeft: a. [Naam opleiding invullen]; b. [Naam opleiding invullen]; c. ...
4.
De student die een bindend afwijzend studieadvies heeft ontvangen en zich op een later tijdstip weer wil inschrijven bij dezelfde opleiding of bij een andere opleiding waarop het ontvangen bindend afwijzend studieadvies van toepassing is, dient daartoe een verzoek in bij de examencommissie. De examencommissie besluit alleen positief op dat verzoek indien betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de opleiding alsnog met goed gevolg zal kunnen afronden.
artikel 6.6
Doorstroom van propedeutische fase naar post-propedeutische fase
1.
Aan het einde van het eerste studiejaar stelt de examencommissie vast welke studenten kunnen doorstromen van de propedeutische fase naar de post-propedeutische fase. De volgende categorieën studenten zijn toelaatbaar: a. studenten die het propedeutisch examen hebben behaald; b. studenten die ten minste 40 studiepunten hebben behaald in de propedeutische fase en niet om andere redenen een bindend afwijzend studieadvies hebben gekregen.
2.
De student die 40 of meer maar minder dan 50 studiepunten van de propedeutische fase heeft behaald, dient in overleg met de studieloopbaanbegeleider een studieplan op te stellen primair gericht op het inlopen van de achterstand in de propedeuse. In dit studieplan wordt vastgelegd tot welke onderwijseenheden van de post-propedeutische fase de student toegang heeft.
3.
De student die 50 of meer maar minder dan 60 studiepunten van de propedeutische fase heeft behaald, dient eerst te overleggen met de studieloopbaanbegeleider maar heeft daarna rechtstreeks toegang tot alle onderwijseenheden van de post-propedeutische fase.
4.
Bij de uitwerking van de beide vorige leden wordt er rekening mee gehouden dat het de student niet is toegestaan deel te nemen aan een onderwijseenheid uit de post-propedeutische fase die een rechtstreekse voortzetting vormt van een onderwijseenheid uit de propedeuse die hij nog niet heeft behaald. Ook wordt rekening gehouden met de bepalingen van artikel 5.2 over de volgorde waarin toetsen kunnen worden afgelegd
5.
Aan het volgen van onderwijs uit zowel de propedeutische fase als de post-propedeutische fase kan de student geen rechten ontlenen ten aanzien van de wijze van inroostering. Het is dus mogelijk dat dergelijke onderwijsactiviteiten gelijktijdig gegeven worden.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
artikel 6.7
22
Verwijzing in de post-propedeutische fase
[indien de opleiding geen afstudeerrichtingen kent, tekst van dit artikel vervangen door Niet van toepassing. 1.
[Alternatief 1. Indien dit alternatief van toepassing is, de tekst van lid 2 en 3 vervangen door Niet van toepassing] Studenten van de opleiding hebben toegang tot alle afstudeerrichtingen beschreven in artikel 3.3.
1.
[Alternatief 2] De examencommissie kan beslissen dat een student in de postpropedeutische fase slechts toegang heeft tot één of enkele van de afstudeerrichtingen beschreven in artikel 3.3 van deze regeling.
2.
De examencommissie baseert haar beslissing op: a. de studieresultaten van de student: [Nadere eisen invullen] b. en/of in hoeverre het door de student gevolgde studieprogramma voldoende aansluit op de door de student gewenste afstudeerrichting: [Nadere eisen invullen].
3.
De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord alvorens tot een beslissing over te gaan. Bij de beslissing houdt de examencommissie rekening met de persoonlijke omstandigheden van de student.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 7
Examencommissie
artikel 7.1
Instelling en samenstelling examencommissie
23
1.
De domeinvoorzitter of - als toepassing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement – de instituutsdirectie stelt een examencommissie in ten behoeve van elke opleiding of groep van opleidingen.
2.
De examencommissie bestaat uit leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in die opleiding of opleidingen zijn belast. De commissie benoemt uit haar midden een voorzitter en één of meer plaatsvervangend voorzitters.
3.
De examencommissie bestaat uit ten minste drie leden. Als examinator kunnen slechts worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van buiten de instelling. Examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen.
4.
De domeinvoorzitter of – als toepassing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement – de instituutsdirectie benoemt, namens het college van bestuur, de leden van de examencommissie. De benoeming geschiedt voor een periode van twee jaar; de leden zijn terstond herbenoembaar.
5.
Het lidmaatschap van de examencommissie eindigt indien de betrokkene geen onderwijs meer verzorgt aan de opleiding of opleidingen waarop deze regeling betrekking heeft.
artikel 7.2
Taken en bevoegdheden examencommissie
1.
De examencommissie is in ieder geval belast met: a. het afnemen van de toetsen en het vaststellen van de uitslag ervan; b. de zorg voor de organisatie van de toetsen en voor de goede gang van zaken tijdens de toetsen; c. het afhandelen van aanvragen om toestemming voor het volgen van een minor; d. het vaststellen van de uitslag van de examens; e. het uitreiken van getuigschriften en verklaringen; f. het afhandelen van verzoekschriften; g. het afhandelen van een EVC-advies dat door een erkend en gecertificeerd EVC Centrum is uitgebracht als resultaat van een EVC-assessment; h. het treffen van minnelijke schikkingen naar aanleiding van verzoeken daartoe van het college van beroep voor de examens.
2.
De examencommissie is bevoegd om beschikkingen en incidentele regelingen te treffen die afwijken van het in deze regeling bepaalde: a. indien ten gevolge van bijzondere omstandigheden toepassing van deze regeling tot ernstige onbillijkheden of tot onzorgvuldige behandeling zou leiden; b. of indien de belangen van een student of een groep studenten ten gevolge van door de instelling gemaakte fouten geschaad dreigen te worden; c. of indien de examencommissie besluit een verzoek van een individuele student in te willigen. Een beschikking of regeling als hierboven bedoeld wordt terstond aan de betrokken student(en) bekend gemaakt.
3.
De examencommissie bepaalt in overleg met de domeinvoorzitter of - als toepassing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement - de instituutsdirectie de data en tijdstippen voor het afleggen van de toetsen en maakt deze bij voorkeur drie weken doch uiterlijk één week voor aanvang van de toetsperiode bekend binnen het domein dat de opleiding verzorgt.
4.
De examencommissie wijst in overleg met de domeinvoorzitter of - als toepassing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement - de instituutsdirectie examinatoren aan die belast zijn met het afnemen van de toetsen van de onderwijseenheden.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
24
5.
De voorzitter van de examencommissie of zijn plaatsvervanger is bevoegd zaken die de examencommissie aangaan en die naar zijn oordeel geen uitstel kunnen verdragen, in overleg met de domeinvoorzitter of - als toepasing gegeven is aan artikel 10, lid 2 van het bestuursreglement - de instituutsdirectie af te handelen. Hij legt hiervan op de eerstvolgende vergadering van de examencommissie verantwoording af aan de examencommissie.
6.
Tenzij in de WHW anders is bepaald neemt de examencommissie binnen een termijn van vier weken een besluit op een aan haar gericht verzoek. Op grond van zwaarwegende omstandigheden kan de examencommissie afwijken van deze termijn. In dit laatste geval wordt betrokkene hierover geïnformeerd.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 8
Beroep
artikel 8.1
Beroep bij het college van beroep voor de examens
25
1.
De student kan beroep aantekenen bij het college van beroep voor de examens tegen besluiten als bedoeld in artikel 7.61 WHW, waaronder een besluit: a. tegen de toekenning van een bindend afwijzend studieadvies als bedoeld in artikel 6.2 en artikel 6.3; b. tegen de weigering een student tot de opleiding toe te laten nadat eerder een bindend afwijzend studieadvies is toegekend; c. tot verwijzing in de postpropedeutische fase als bedoeld in artikel 6.7; d. van examencommissies en examinatoren; e. over de toelating tot de examens, niet zijnde een besluit van algemene strekking; f. inzake meldingen van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen, als bedoeld in artikel 7.9d WHW; g. inzake toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 2.1 lid Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. van deze regeling en in artikel 7.25 lid 4 WHW; h. inzake toelating tot de opleiding als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 van deze regeling en in artikel 7.28 lid 4 WHW; i. inzake de studievoortgangscontrole voor de tempobeurs, als bedoeld in artikel 7.9a WHW.
2.
De procedure die gevolgd moet worden bij het aantekenen van beroep als hierboven bedoeld, wordt beschreven in het hoofdstuk Rechtsbescherming van het Studentenstatuut.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Hoofdstuk 9
Slot- en invoeringsbepalingen
artikel 9.1
Onvoorziene gevallen
26
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de domeinvoorzitter.
artikel 9.2
Bekendmaking van de regeling
De domeinvoorzitter draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van nadere regels die door de examencommissie zijn opgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken.
artikel 9.3
Citeertitel, inwerkingtreding
Deze regeling vervangt de eerder voor de opleiding geldende Onderwijs- en examenregeling en kan worden aangehaald als Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opleidingsnaam/namen invullen] en treedt in werking op 1 september 2009.
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
Bijlage A
Competenties van de opleiding
[Lijst van competenties invoegen, zoals bedoeld in artikel 3.1]. Na voltooiing van de opleiding moet de student als beroepsbeoefenaar zelfstandig en met kritische instelling kunnen werken en beschikt de student over de volgende competenties op HBO-niveau: a. [Competentie invullen] b. [Competentie invullen] c. ...
27
Onderwijs- en examenregeling opleiding [Opl.naam/namen invullen] CROHO [nummer(s) invullen]
28
Bijlage (separaat) met examenprogramma's
[Verwijder na lezing deze bladzijde] In de bijlage moeten alle examenprogramma's beschreven worden waarin in het studiejaar 2009-10 onderwijs wordt verzorgd. Dit betreft: • examenprogramma propedeutische fase 2009-10 • examenprogramma post-propedeutische fase 2007-10 • examenprogramma post-propedeutische fase 2008-11 • examenprogramma post-propedeutische fase 2009-12 De bijlage moeten worden gemaakt in de vorm van rapportages (in Word-formaat) uit het studievolgsysteem Volg+ zodat geborgd is dat uiteindelijk geen discrepanties bestaan tussen de goedgekeurde OER en het studievolgsysteem. NB: de eis dat de bijlage is geproduceerd vanuit het studievolgsysteem Volg+ en de hierna beschreven procedure gelden niet voor de opleidingen van de locatie HES-Fraijlemaborg, omdat daar een ander studievolgsysteem wordt gebruikt. De procedure is als volgt: •
•
•
de opleiding levert tijdig de informatie over de examenprogramma's aan de applicatiebeheerder Volg+; de wijze waarop die informatie wordt aangeleverd is vrij en in onderling overleg te bepalen de applicatiebeheerder voert de examenprogramma's in Volg+ in, maakt daarvan de standaard rapportages in Word-formaat en legt deze ter goedkeuring voor aan de opleiding uiterlijk 31 augustus 2009 wordt de bijlage apart ter goedkeuring voorgelegd aan de domeinvoorzitter.
Let hierbij op het volgende: •
•
•
indien er verschillende examenprogramma's bestaan voor propedeuse of post-propedeuse (bijv. aparte programma's voor versnellers/MBO-instromers of voor afstudeerrichtingen of voor de opleidingsvarianten van artikel 3.2) dan zullen deze programma's in Volg+ apart worden vastgelegd en moet u deze ook apart opnemen in de bijlage die u ter goedkeuring instuurt indien u in artikel 5.1 hebt gekozen voor Alternatief 1 moet in de bijlage bij elke onderwijseenheid tevens de toetsvorm vermeld worden; bedenk dat dit gegeven niet aanwezig is in het overzicht dat vanuit Volg+ gegenereerd kan worden en dus daarna moet worden toegevoegd in de post-propedeuses 2005-08 en later moet een minor van 30 stp. zijn opgenomen.