Naar een win-win situatie in het ouderenbeleid een visie van de Seniorenraad Boxtel maart 2011
Bijlagen
Seniorenraad Boxtel 2011
1
Inhoud: Voorwoord bijlagen:
pagina:
2
Bijlage 1: Voorbeelden van integratieprocessen anno 2011
pagina:
3
Bijlage 2: Zorgen doe je samen: PRVMZ
pagina:
9
Bijlage 3: Welzijnsbeleid KBO Boxtel
pagina: 10
Bijlage 4: Afstemming vraag en aanbod
pagina: 11
Bijlage 5: Vormen van preventie
pagina : 14
Bijlage 6: Sociale duurzaamheid en solidariteit
pagina: 15
Bijlage 7: Verantwoording Bronnen
pagina: 19
Voorwoord: In de navolgende bijlagen worden een aantal ontwikkelingen geschetst die anno 2011 plaats vinden in Nederland. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de uitgangspunten in het ouderenbeleid van de seniorenraad Boxtel. Zij zijn ontdekt tijdens de beeldvorming over een goed ouderenbeleid. Voor de geïnteresseerde lezer geven zij inzicht in de huidige praktijk in Nederland en kunnen zij een bron van mogelijkheden vormen om met bestaande onmogelijkheden om te gaan.
Seniorenraad Boxtel 2011
2
Bijlage 1 Voorbeelden van integratieprocessen in Nederland anno 2011
A. Het integreren van registratie- en indicatiesystemen Ouderen krijgen te maken met een complex indicatiesysteem dat zeer belastend is voor chronisch zieken en zeer kostenverhogend werkt. Er is steeds meer nadruk op één cliënt met één zorgplan, i.p.v. meerdere plannen. Eén integraal plan en vervolgens een integrale uitvoering en integrale evaluatie. Dit vraagt om regie en zorgcoördinatie. Via één indicatiedossier kunnen gegevens, die meerdere organisaties vragen, uitgewisseld worden. Wijzigingen in wet- en regelgeving zijn hiervoor in de maak. In maart 2011 is het de vraag of het elektronisch patiëntendossier(EPD) er komt, gezien de grote bezwaren in de Eerste Kamer en de zorgen over bescherming van de privacy. Senator Dupuis wil in eerste instantie een regionaal of lokaal patiëntendossier, waarmee huisartsen, apothekers en (streek)ziekenhuizen vooralsnog alleen de medicatiegegevens kunnen uitwissen. Een grote Senaatsmeerderheid ziet zo’n kleinschalig systeem zitten. Minister Schippers gaat op zoek naar een ‘oplossing’. In de dagelijkse praktijk is het EPD al ‘in de lucht’. Van de helft van de Nederlanders kunnen al gegevens worden uitgewisseld. Indicatieprocessen in Nederland staan onder druk. Enerzijds is er de roep om indicaties weer in handen te leggen van de huisartsen en/of verpleegkundigen. Anderzijds wordt er geroepen om één centrale indicering gezien het gevaar van een ontploffende AWBZ (als zorgvragers hun recht op ‘zorg op recept’ mogen claimen), ongelijkheid in behandeling van patiënten en het creëren van grote verschillen per regio en per aanbieder. Voor zelfsturende ouderen is ‘zelfindicering’ ook een optie. Laat mensen via profielen zelf digitaal de indicatie doen. Zorg voor steekproefsgewijze toetsing achteraf. In Nederland bepaalt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op welke zorg iemand recht heeft. Het CIZ bevindt zich in een omwentelingsproces en richt zich steeds meer op integraal indiceren, kostenbeheersing en stroomlijning indicatieprocessen in zorg en sociale zekerheid (website www.regelhulp.nl, routeplanner die denkt vanuit de cliënt ). Het CIZ kent een Standaard Indicatie Protocol SIP voor 25 standaard medische handelingen (steunkous, stoma’s wisselen) die achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd worden. In de toekomst zullen veel indicaties zonder tussenkomst van het CIZ verlengd worden als de omstandigheden van de cliënt niet gewijzigd zijn.
Seniorenraad Boxtel 2011
3
Daarnaast werkte het CIZ mee aan het project ‘Gezamenlijke beoordeling’, waarbij op locatie met meerdere partijen een totaalbeeld van de problematiek van de cliënt werd geschetst op grond waarvan een maatwerkpakket van voorzieningen kon worden aangeboden via één contactpersoon. Per 1 januari 2011 vallen de Wmo-activiteiten niet langer onder het CIZ. Deze vallen onder de zelfstandige stichting ‘de MO-zaak’ (kwam voort uit de afdeling Maatschappelijke Ondersteuning van CIZ). Het CIZ en de MO-zaak hebben een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waardoor indicatieaanvragen van mensen die zowel op de Wmo als de AWBZ een beroep doen, samen afgehandeld worden. De MOzaak is marktleider op het gebied van Wmo-indicaties en Wmo-advisering voor gemeenten.
B.
Integreren van het financieringsstelsel.
- Er zijn allerlei initiatieven waarbij een gezamenlijke ‘pot’ gemaakt wordt van gelden uit de Wmo, AWBZ en de Zorgverzekeraar. In Kerkrade is een innovatiefonds waarin gemeente, zorginstellingen en de welzijnsorganisatie geld stoppen om nieuwe ideeën uit te werken. - Er worden ‘mandjesprijzen’ ingesteld voor zorghandelingen die gebundeld zijn in één zorgeenheid.
C. Integreren van de samenwerking tussen ouderen, mantel-zorgers en hulpverleners (zowel professionals als vrijwilligers) onderling en tussen en binnen hun organisaties. 1.Samenwerking binnen de eerste lijn (horizontale integratie) Er is veel te winnen met een goede samenwerking tussen huisartsen, apothekers en/of verzorgenden. Denk o.a. aan wijkgerichte zorg (zie visie seniorenraad 2011) of medicijngebruik. Ouderen gebruiken vaak veel verschillende medicijnen en lopen daardoor risico’s. Omdat ouderen steeds vaker in kleinschalige voorzieningen in de wijk wonen is de geneesmiddelenvoorziening een zwak punt door gebrek aan scholing van het personeel op het gebied van geneesmiddelen. Ook in de thuiszorg is de situatie zorgwekkend. Verzorgen apothekersassistenten de medicijnverstrekking in het ziekenhuis dan worden fouten drastisch verminderd. Dit laat zien dat deskundigheid en beroepshouding de zorg aanzienlijk verbeteren. Beroepsverenigingen van verpleegkundigen en verzorgenden bundelen hun krachten. Zij werken al samen aan deskundigheidsbevordering, projecten, publicaties en evenementen voor verpleegkundigen, verzorgenden en helpenden. De volgende stap is het integreren van hun activiteiten. Seniorenraad Boxtel 2011 4
2. Samenwerking tussen eerste en tweede lijn (verticale integratie) Er is zowel sprake van integratie als verdere specialisatie. Klinieken gaan zich steeds meer specialiseren en krijgen een regionaal monopolie op hun specialisme. Daarnaast krijgen ziekenhuizen in de toekomst een kleiner takenpakket dan nu. De eerste lijn gaat veel meer zorg overnemen van specialisten en ziekenhuizen. Denk aan kleine ingrepen, het maken van hartfilmpjes, het monitoren van chronisch zieken en de nazorg na ziekenhuisopname. Huisartsen worden daarbij ondersteund door de specialist (consulterend) en hun eigen team met daarin bijvoorbeeld: praktijkondersteuners, doktersassistentes, consulenten verslavingszorg, psychologen of speciaal opgeleide verpleegkundigen; de nurse practitioners. Veel ziekenhuizen hebben transferverpleegkundigen. Deze regelen de zorg voor de patiënten die met ontslag gaan. Het is anno 2011 mogelijk je als huisarts te specialiseren in de gezondheidszorg voor ouderen. De huisartsenpraktijk is een belangrijke bron om te komen tot integrale zorg. Denk hierbij aan ziekenhuiszorg, specialistische geriatrische zorg en integratie van preventie en curatieve interventies. Huisartsen hebben een belangrijke signaleringsfunctie en kunnen een goede rol vervullen bij preventie. Pogingen om de kloof tussen eerste en tweede lijn in Nederland te overbruggen vallen onder anderhalvelijnszorg. Enkele opties zijn: • Openen van een buitenpoli met direct toegankelijke specialisten. • Specialisten houden spreekuur in een gezondheidscentrum. • Aanvullen van een medisch team in de wijk met een specialist ouderengeneeskunde. • Zorggroep heeft eigen oogarts, internist of longarts in dienst. Huisartsen kunnen aan hen diagnostische en therapeutische vragen stellen. • On line verbinding tussen gezondheidscentrum en ziekenhuis voor info en adviezen. • Verpleeghuis opent een geriatrische wijkpost voor eerstelijnszorg aan oudere patiënten met complexe gezondheidsproblemen. • Werken met kaderhuisartsen die adviezen geven over COPD en over diabetes. Zij nemen de functie van longarts en internist over.
3. Samenwerking en verbinding tussen informele zorg en professionele zorg. Er bestaat een noodzaak tot integraal samenwerken tussen ouderen-, mantelzorgersen vrijwilligersorganisaties, professionele organisaties en overheden. In deze samenwerking komen de ervaringskennis van cliënten en familie samen met de theoretische en praktische kennis van professionals. Het vraagt een omslag in het denken om deze samenwerking als gelijkwaardig te zien en niet vóór en óver ouderen te beslissen. De klacht van vrijwilligers is vaak dat organisaties hen niet zien staan. Zij zijn goed om activiteiten te doen maar verder moeten zij zich vooral nergens mee bemoeien. Seniorenraad Boxtel 2011
5
4. Samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties. Ouderen krijgen vaak met veel verschillende hulpverleningsinstanties en vrijwilligersorganisaties te maken. Dit is niet altijd in het belang van ouderen. Gezien de (verwachte) schaarste aan vrijwilligers, is het ook in het belang van vrijwilligersorganisaties hun activiteiten op elkaar af te stemmen en te stroomlijnen.
5. Samenwerking tussen sectoren. Samen met Vilans en Aedes-Actis voert MOVISIE een stimuleringsprogramma uit om Wonen, Welzijn en Zorg met elkaar te verbinden. Als partijen elkaar sneller weten te vinden, leidt dit tot meer kwaliteit en een betere kostenbeheersing. Er is een stimuleringsprogramma W+W+Z=Maak het samen en een handreiking: ‘Werk maken van regie’. In de samenwerking tussen sectoren is de rol van de wethouder of het college vaak doorslaggevend.
D. Integreren van de samenwerking rondom doelgroepen 1. Het werken met ketenzorg, zorgpaden en zorgstraten. Voor bepaalde doelgroepen (o.a. mensen met dementie, COPD, Hartfalen, CVA, diabetes) zijn er zorgpaden ontwikkeld. Een goed zorgpad voor mensen met een heupfactuur leidde tot een vermindering van opnameduur van 15 naar 10 dagen. Een goed zorgpad voor mensen met acuut pijn op de borst leidde tot een diagnose binnen twee dagen i.p.v. 52 dagen. Er zijn zorgpaden zowel binnen het ziekenhuis (klinische paden) evenals voor patiënten binnen de eerste lijn (transmurale paden). Een kanttekening bij zorgpaden is op zijn plaats: deze kunnen ook ontaarden in zielloze wasstraten met gefixeerde tijdsnormen. Dit kan weer leiden tot een stopwatch en uurtje-factuurtje mentaliteit. Zorgpaden vragen om lerende organisaties en flexibele medewerkers. Naast zorgpaden bestaan er ook zorgstraten waarbij in ziekenhuizen ook de leefomgeving is aangepast aan de patiëntengroep. Bij ketenzorg worden er afhankelijk van de soort ziekte zorgverleners ingeschakeld. De ketenzorg voor mensen met COPD heeft naast het beoordelen van longfalen ook aandacht voor hartfalen, longkanker en onder- en overgewicht. Zo kunnen indien nodig bij de zorgverlening naast de longarts en huisarts, ook de diëtiste, verpleegkundige en fysiotherapeut ingeschakeld worden. Voor dementerenden in Brabant is er een aanzet gegeven om te komen tot één Integraal Dementie Centrum Brabant. Het is een initiatief van het Jeroen Bosch Ziekenhuis en Alzheimer Nederland, regio Den Bosch. Zij willen samenwerken met verzekeraars, gemeenten, zorginstellingen en bedrijven. Seniorenraad Boxtel 2011
6
2. Het integreren van palliatieve zorg en geriatrische zorg. De palliatieve zorg is een benadering die de kwaliteit van leven en/of sterven van patiënten en hun familie verbetert terwijl zij te maken hebben met problemen bij levensbedreigende ziekten. In de palliatieve zorg staat de patiënt (normen, waarden) en zijn familie centraal en niet langer de ziekte. Specifieke uitkomsten van deze zorg zijn: symptoombeheersing, fysiek comfort, verlichting van angst en depressie, spiritueel en psychisch welbevinden van patiënt en familie, tevredenheid over de zorg, begrijpbare informatie en communicatie, controle over behandelingsmogelijkheden, realiseren van wensen van de patiënt, continuïteit van zorg, praktische en sociale ondersteuning. Sterven wordt als een natuurlijk proces gezien. Er is aandacht voor rouwverwerking. Er is aandacht voor therapeutische hardnekkigheid, en ook worden de beperkingen van de medische technologie erkend. De palliatieve zorg heeft een multidisciplinaire en integrale aanpak die zich richt op de hele persoon en zijn netwerk. Als zodanig is het een goed voorbeeld voor het realiseren van integrale zorg hoewel ook daar sprake is van een versnippering van het aanbod. De geriatrie staat voor de medische uitdagingen van de toegenomen levensverwachting. Zij richt zich op de fysiologische, cognitieve en preventieprocessen bij het ouder worden. De interactie van meerdere chronische ziekten en meerdere medicijnen vormt een uitdaging voor de geriatrie. De inzichten die voortkomen uit de geriatrie kunnen weer toegepast worden in de palliatieve zorg. Voor een hoogwaardige samenhangende zorg voor de eindfase van ons leven is wederzijdse integratie van palliatieve zorg en geriatrische zorg noodzakelijk .
D.
Geografisch gebonden integrale samenwerking.
Bij buurtgerichte zorg is in de wijk of buurt sprake van één aanspreekpunt waardoor de continuïteit in de zorg het best gewaarborgd is. In deze aanpak werken huisarts, wijkverpleging en (huishoudelijke) zorg nauw samen. De wijkverplegende coördineert en organiseert de zorg en is tussenpersoon naar andere disciplines, denk aan o.a. huisarts, welzijnmedewerkers, familieleden en vrijwilligershulp. Er is een risicogroepgerelateerde aanpak van problemen: mensen met gezondheidsrisico’s en chronische aandoeningen zijn bekend en worden optimaal ondersteund en begeleid. Zij houden zoveel mogelijk zelf de regie. Zorgaanbieders monitoren het proces en de uitkomsten van de zorg. Er wordt niet onnodig gemedicaliseerd .
Seniorenraad Boxtel 2011
7
E.
Organisatorisch integreren van disciplines.
De professionals in het veld lopen niet alleen tegen problemen met samenwerken aan. Zij zijn gedesillusioneerd door de bureaucratie en de schotten en regels die dat met zich meebrengt. Hiervoor worden oplossingen gezocht. In Almere bijvoorbeeld zijn alle professionals in dienstverband bij dezelfde organisatie: de Zorggroep Almere. Er zijn gemakkelijke contacten tussen de verschillende disciplines en er wordt gewerkt met een geïntegreerde kleinschalige aanpak.
F.
Integratie traditionele- en telezorg: ‘slimme zorg’.
De zorg wordt steeds ‘slimmer’. Er bestaat internetinterventie bij: - online afspraak maken - e-conslult - www.alcoholdebaas.nl - telemonitoring (veiligheid, educatie, verpleegkundig –inname medicijnen- bij somatische aandoeningen als kanker, moeheid, diabetes, of mensen met dementie) - screen to screen contact - patiënten raadplegen dossier - nacontroles van behandeling - digitale preoperatieve screening. In Brabant starten Brabant Zorg, Brabant Wonen en Divers Welzijnsonderneming in ’s Hertogenbosch een project waarbij camera’s, sensoren en elektronische sloten gebruikt gaan worden om oudere mensen of dementerenden in de gaten te houden. Eind 2010 startte een pilot in ‘s-Hertogenbosch west. Het doel is mantelzorgers te ontlasten. Het project is onderdeel van ‘wonen zonder zorgen’ dat probeert d.m.v. technische snufjes mensen langer zelfstandig te laten wonen in de eigen woning. Zo komen in ’sHertogenbosch noord in vijftig woningen beeldschermen en alarmeringsapparatuur. Ouderen kunnen beeldbellen en instellingen kunnen contact nemen en kijken wat er aan hulp nodig is. De thuiszorgcentrale gaat in West werken in vijftien woningen met beeldtelefonie. Zo kan men bellen voor ondersteuning bij medicatie-inname. In Rosmalen zuid komt er een virtueel wijkplein waar mensen diensten kunnen aanbieden of oproepjes kunnen plaatsen. Een nieuwe ontwikkeling is het maken van Linked- in groepen voor chronisch zieken rond hun aandoening. Het UMC St.Radboud heeft een actieve groep op Linked-in voor iedereen die een band heeft met het UMC, met meer dan 800 leden.
Seniorenraad Boxtel 2011
8
Bijlage 2 Programma “Zorgen doe je samen” van de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg in Noord Brabant (PRVMZ): Het streven is om per kern of wijk een zorgteam te realiseren, bestaande uit vaste wijkverpleegkundigen, verzorgenden en hulpen (bij het huishouden). Het zorgteam neemt – in samenwerking met de huisartspraktijk(en)- de totale professionele thuiszorg voor haar rekening en richt zich hierbij op het hele familiesysteem: de oudere of andere persoon die zorg behoeft, de mantelzorger en overige leden van het persoonlijke netwerk. Het zorgteam is een basisvoorziening, heeft korte communicatielijnen en een eigen verantwoordelijkheid voor het signaleren, indiceren, inzetten en uitvoeren van de noodzakelijke zorg. De zorgteams werken samen met andere hulpverleners (huisartsen, specialisten, paramedici, etc.), met netwerken van informele steun als mantelzorgers, familiehelpers, vrijwilligersorganisaties en seniorenraden. Tevens staan zij in contact met andere dienstaanbieders zoals welzijnswerk, woningcorporaties, gemeenten en anderen. De wijkverpleegkundige nieuwe stijl is voor het zorgteam de primus inter paris naar en spil in de netwerken van informele en formele dienst- en zorgverleners…… De contacten en taken blijven niet beperkt tot zorg in enge zin, maar zorg staat in relatie tot wonen, welzijn, educatie en werk. De wijkverpleegkundige signaleert de gevolgen van sociaaleconomische omstandigheden (armoede), die van invloed zijn op de gezondheid. Het zorgteam heeft vanuit praktische zorg- en dienstenrelaties met mensen een directe band met kwetsbare mensen: het zorgteam kan een brug vormen naar noodzakelijke andere voorzieningen en tevens ondersteunend zijn bij de versterking van zelfwerkzaamheid. Er is een integraal zorgbudget beschikbaar per kern of wijk op basis van vast te stellen parameters. Uit dit zorgbudget wordt de professionele zorg geboden op basis van de indicaties van het zorgteam. Tevens wordt uit dit budget de noodzakelijke en gewenste ondersteuning geboden aan de informele zorg- en hulpsystemen. Het integrale zorgbudget wordt samengesteld van de beschikbare financieringsmogelijkheden van de AWBZ, zorgverzekering en Wmo. De zorgtoewijzing wordt getoetst door bevoegde organen zoals het CIZ: de zorguitvoering wordt getoetst in eerste instantie door de betrokken persoon en zijn netwerk zelf, door de betrokken hulpverleners in een professioneel beraad en in breder verband door een wijkraad en een Wmo-raad. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat deze toetsing plaatsvindt. Seniorenraad Boxtel 2011
9
Bijlage 3 Voorbeeld van zelfsturing: Welzijnsbeleid KBO afd. Boxtel De KBO in de gemeente Boxtel heeft een eigen welzijnsbeleid. Dit beleid wordt gesubsidieerd en ook door de ouderen zelf gefinancierd. Het wordt gekenmerkt door een groot kostenbewustzijn en geeft veel waar voor weinig geld. Hier geldt het principe van zelfwerkzaamheid en zelfsturing. Dit past prima in de Kanteling van het Wmo-beleid. De activiteiten van de KBO beslaan een breed spectrum. Zij spreken hun leden aan in zowel hun persoonlijk en sociaal functioneren als ook in hun materiële situatie. Daarnaast behartigen zij de belangen van hun leden van lokaal tot landelijk niveau. Op persoonlijk lichamelijk gebied zijn er: gezamenlijke maaltijden, kledingbeurzen, activiteiten om te bewegen (fietsen, wandelen, koersbal). Op emotioneel gebied is er huisbezoek bij treur- en jubelgelegenheden en ontmoetingen met oudere leden (80+). Daarnaast is er vroegsignalering van een ‘ niet pluis gevoel ‘ en eenzaamheidsproblemen. Op cognitief gebied zijn er vele culturele en educatieve activiteiten. Denk hierbij aan cursussen (foto, computer, schilderen, luisteren naar muziek, schrijfatelier en bestuurlijke vorming), kaarten, aan informatieve bijeenkomsten (NS, Fietsinformatiedag en ‘als ik er niet meer ben’) en aan de leesclub. Leden worden via de Website en ‘ONS’ (het nieuwe blad van de KBO Brabant) goed geïnformeerd. Op spiritueel niveau wordt er gewerkt aan identiteit en zingeving door het verzorgen van lezingen, retraites, eucharistievieringen, bedevaarten en het schrijven van het verhaal van je leven. Er is aandacht voor goede zorg rondom het levenseinde en leven vanuit mededogen. Op sociaal niveau worden er vele ontmoetingen tot stand gebracht. Denk hierbij aan jaarfeesten, jaarbijeenkomsten en ontmoetingsbijeenkomsten met nieuwe leden. Denk ook aan recreatieve activiteiten als biljarten, bridgen, handwerken, samen eten en kienen. Daarnaast worden er dagreizen en vakantiereizen georganiseerd. Op deze wijze worden de broodnodige netwerken van ouderen op een aangename wijze uitgebreid en versterkt. De cultuurparticipatie van ouderen wordt bevorderd door cultuurprogramma’s met kortingen. Denk aan schouwburgbezoek, filmbezoek en het seniorenorkest. Anno 2011 zijn ook de virtuele ontmoetingen van belang. De website van KBO Brabant is een virtuele ontmoetingsplek voor ouderen. Op materieel niveau is er sprake van belangenbehartiging (o.a. kortingen) en ondersteuning bij thuisadministratie, belasting en financiën. Ouderenadviseurs wijzen mensen de weg door regelingen en papieren Zij helpen hen bij het invullen van formulieren op het gebied van zorg en wonen en bij het aanvragen van vergoedingen. Via het Platform Wonen is de KBO belangenbehartiger bij zaken die de woning en woningomgeving betreffen. Vanuit de KBO Brabant wordt geijverd voor ‘meer woningen voor ouderen’. Daarnaast is er sprake van kwaliteitsbewaking. Zo is in 2010 via een benchmark onderzoek naar gemeentelijke Wmo loketten, het loket Weg Wijs in Boxtel getoetst. Op deze wijze wordt (mede) de kwaliteit van het lokale beleid bewaakt. Seniorenraad Boxtel 2011
10
Bijlage 4 Afstemming vraag en aanbod • Ouderen en politiek In een onderzoek (Prof. Rene Schalk, bijzonder hoogleraar ouderenbeleid UvT) met de Seniorenbarometer onder 55-plussers, blijkt dat meer dan de helft zich helemaal niet of nauwelijks vertegenwoordigd voelt door de regering (2011). Zij zijn zeer ontevreden over integratie en immigratie, criminaliteitsbeleid, openbare veiligheid, sociale zekerheid en voorzieningen voor zorg en welzijn. In Brabant is er ook onvrede onder de bevolking over de megastallen. Er is meer aandacht nodig van het provinciebestuur voor de volksgezondheid. Ouderen vinden dat de regering vooral meer prioriteit moet geven aan betere ouderenzorg, bestrijding van criminaliteit, aanpakken van topinkomens en het verbeteren van normen en waarden. Om het komende vergrijzingsprobleem aan te pakken moet er vooral geïnvesteerd worden in meer personeel in de zorg, het verbeteren van de kwaliteit van de zorg het versterken van de thuiszorg en goed openbaar vervoer. Hoe kunnen wij voorkomen dat het aantal ongevallen door het toenemen van langzame autootjes, scootmobielen en snelle elektrische fietsen zal vertienvoudigen? • Organisatorisch gezien is het aanbod in de zorg niet afgestemd op de vraag. Ouderen krijgen te maken met meerdere instanties, zorgverleners, indicatiesystemen en financieringsstelsels. Zij moeten steeds weer hetzelfde verhaal vertellen, krijgen vaak tegenstrijdige adviezen en/of benaderingen en medicijnen die niet op elkaar zijn afgestemd. Er wordt meer gelet op acute medische symptomen en minder op omgevingsfactoren en chronische consequenties. • Algemene instellingen zijn niet goed afgestemd op ouderen. Ziekenhuizen bijvoorbeeld met hun specialistische blik zijn niet ingesteld op de complexe en meervoudige problematiek waar ouderen mee kampen. Samenwerking en afstemming ontbreken vaak. Ook de benadering van ouderen laat te wensen over. Een ziekenhuisopname is voor ouderen niet zonder risico. Denk aan doorliggen, infecties, delirium, ondervoeding, uitdroging, vallen. Afhankelijk van het type onderzoek zal 15 – 50% van de ouderen te maken krijgen met functieverliezen (ADL functies). Dit verlies vindt plaats ongeacht de reden tot opname en is veelal onomkeerbaar. De overheid heeft de provincie gevraagd plannen uit werken om de functie van een brede artsgeneralist in een ziekenhuis een beter fundament te geven. Een opleiding tot ziekenhuisarts wordt uitgewerkt. Het is de bedoeling dat deze een soort breed inzetbare zaalarts wordt. Vanuit de geriatrie pleit hoogleraar Marcel Olde Rikkert voor een nieuwe manier van werken van artsen. Hij stelt dat specialisten erop gericht zijn de beste behandeling van hun ziekte te leveren. Zij gaan daarmee voorbij aan het steeds gecompliceerdere Seniorenraad Boxtel 2011
11
ziektebeeld van (oudere) mensen. Bij ouderen moet je veel breder kijken dan naar het eigen specialisme. Soms is het slimmer om niet te opereren dan wel. Na een ingrijpende operatie kunnen de ouderen er wel een slechter aan toe zijn dan daarvoor. Zo’n medische ingreep kan heel verkeerd uitpakken. Denk aan verwardheid, angsten, moeilijk revalideren, medicijninname. Je moet kijken waar een patiënt het meest mee opschiet en naar wat bedreigender voor zijn kwaliteit van leven is. Dit vraagt om een cultuuromslag bij artsen. • Op individueel niveau is vraag en aanbod niet goed op elkaar afgestemd. Denk bijvoorbeeld aan de afstemming van het leefritme van de oudere en werkritme van de organisatie die hen helpt. Hoe is het om van ’s morgens 6.00 uur tot ’s middags 12.00 uur te moeten wachten totdat je gewassen en aangekleed bent? Ook aan de behoefte van ouderen, om vaste vertrouwde gezichten om zich heen te hebben wordt te weinig tegemoet gekomen. Hoe kun je een goede relatie opbouwen met al die wisselende contacten? Niet alleen wat er gedaan wordt is belangrijk, maar ook hoe geholpen wordt en vanuit welke houding en deskundigheid. In zorgcentra durven ouderen hun vraag vaak niet te stellen: “omdat de zuster het toch al zo druk heeft.”. Daarnaast voelen zij zich niet veilig wanneer zij in ‘ongeïnteresseerde of ondeskundige handen’ vallen. Het vastbinden van mensen past niet bij cliëntgerichte zorg. Niet fixeren kan zonder extra kosten. Het vraagt een cultuuromslag, een bestuur dat vastbinden verbiedt en de verandering actief ondersteunt. Personeel dient geschoold en ondersteund te worden met moderne vormen van zorg zonder vastbinden zoals de nieuwe Exbeltmethode. Het komt regelmatig voor dat patiënten met een gerechtvaardigde euthanasiewens niet door hun arts worden geholpen. Artsen ‘treuzelen’ of wijzen het verzoek af. Ouderen komen hierdoor in de kou te staan. Volgens emeritus hoogleraar en kankeronderzoeker Piet Borst moeten gedupeerde patiënten rechtstreeks kunnen aankloppen bij zogenoemde SCEN-artsen (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland). Ouderen die ‘lijden aan het leven’ en dood willen moeten ‘bedelen’ bij artsen om hulp en zelf tientallen pillen verzamelen zodat ze zelf hun leven kunnen beëindigen, met alle risico’s van dien. • Persoonsgebonden budget Door het persoonsgebonden budget (PGB) en eigen bijdragen houden ouderen de mogelijkheid tot zelfbeschikking. Het PGB was zo succesvol dat de minister de rem erop heeft gezet. Het PGB heeft ook nadelen voor mensen die niet zelf kunnen bijbetalen of hun zorg niet zelf kunnen regelen. Tussenpersonen en zorgmakelaars springen daarop in en zo ontstaat er een nieuwe laag managers en zorgbedrijven. Ook is het PGB fraudegevoelig en brengt het veel administratieve rompslomp met zich mee. Zorgverzekeraars Nederland willen fraudebeheersing realiseren d.m.v. preventie. indicatiestelling face tot face i.p.v. via formulieren regelt de toegang tot Seniorenraad Boxtel 2011
12
het PGB beter en maakt steeds zwaarder controle overbodig. Vervolgens moet bij een vermoeden van fraude een intensiever begeleidings- of controletraject ingezet worden. Een betere informatie-uitwisseling tussen organisaties als het CIZ, zorgkantoor, de budgethouder en het College voor zorgverzekeringen (CVZ) is een ander belangrijk wapen tegen fraude met het PGB. • Het sociale netwerk als bron van informele zorg. In de praktijk blijkt dat de hulpverleners het sociale netwerk eerder mijden dan opzoeken. In de Wmo is de rol van de informele zorg een grote blinde vlek gebleven. Het is straks van doorslaggevend belang of er voor de oudsten nog een sociaal verband is. De sociale verbanden vormen het sociaal kapitaal van ouderen. Vraaggestuurd werken vraagt van hulpverleners en professionals dat zij hun gedrag daarop afstemmen. Niet zo zelfbewuste en zelfregisserende ouderen vertalen klachten vaak lichamelijk. Hulpverleners reageren daarop met het voorschrijven van medicijnen en ADL(Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) zorg. Ouderen gaan klagen, maken oneigenlijk gebruik van zorg, stellen zich afhankelijk op en leggen de verantwoordelijkheid bij de hulpverleners. Eenzaamheid en depressieve klachten komen bij deze ouderen vaak voor. Hulpverleners krijgen vervolgens de neiging de handjes te laten wapperen en eindigen vaak leeggezogen. •
Vraaggestuurd werken vraagt van hulpverleners een cultuuromslag. Zij dienen zich meer te richten op de kracht en kwetsbaarheid van de oudere en zijn familienetwerk en het bevorderen en ondersteunen van stabiele informele netwerken van kwetsbare burgers. Zij dienen ouderen en hun netwerk indien nodig te helpen bij hun zelfreflectie en zelfsturing. Inmiddels zijn er trainingen ontwikkeld voor professionals om te leren de zelfregie van cliënten te versterken (Vilans). De nieuwe professionele hulpverleners dienen ook bedacht te zijn op symptomatiseren en klaaggedrag. Zij dienen ook te beseffen dat er altijd ouderen blijven met vraagverlegenheid, zorgmijders, of ouderen voor wie zelfredzaamheid en eigen regie teveel gevraagd is. Voor hen is de aanpak van de presentietheorie meer geschikt. • De software in de zorg schiet tekort De software is expert-gericht en niet gericht op de gebruikers: dit zijn de zorgvragers en zorgverleners. Er is meer nodig dan alleen hoogwaardige software. Er moet ook aandacht zijn voor de sociale omgeving en de zorgsituaties, deze worden in softwareprogramma’s teveel geabstraheerd. Er bestaat een kloof tussen de beloften van programma’s en hun realisaties.
Seniorenraad Boxtel 2011
13
Bijlage 5 Vormen van preventie De geschiedenis leert dat preventie van bijvoorbeeld infectieziekten vanuit de medische beroepsgroepen werd aangejaagd en niet vanuit het parlement (tegenwoordig bij Q-koorts). Het volk wilde vroeger geen hygiëne tegen infectieziekten en nu wil het volk blijven roken. In Brabant is in 2011 de tweede fase ingegaan van 15 vernieuwende projecten in de strijd tegen diabetes, dementie en COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease, verzamelnaam voor longziekten zoals chronische bronchitis, astma en longemfyseem). Wij onderscheiden de volgende preventievormen: a.) Een gezonde leefstijl is de beste vorm van preventie. Ziek worden en een beroep moeten doen op de gezondheidszorg wordt steeds minder bepaald door het lot en steeds meer door ons gedrag en de keuzes die we maken. Roken, drinken, te vet eten, te weinig bewegen staan inmiddels bijna gelijk aan chronische bronchitis, ernstige hart- en vaatproblemen, longemfyseem, obesitas en diabetes (1.000.000 mensen in Nederland). Als middel tot preventie verdient het stimuleren van een gezonde leefstijl meer aandacht. In Schijndel roept de huisarts 60-plussers op voor het check-up spreekuur. In de Drentse Gemeente De Wijk screenen de huisarts en praktijkverpleegkundig 46-jarigen op latente aanwezigheid van diabetes, COPD en cardiovasculaire risico’s waaronder hoge bloeddruk. Ook vragen zij dóór op ongezonde leefstijlen. b.) Het voorkómen van verdere gezondheidsschade d.m.v. vroegsignalering en het monitoren van mensen met een chronische aandoening, bijvoorbeeld suikerziekte. Daarnaast zijn een actieve levensstijl, goede voeding en een goede voedingstoestand een voorspeller van een lagere ziektelast en hogere kwaliteit van leven. Gerichte interventies hierop blijken goede resultaten te geven. Deze zorg wordt vaak gegeven als integraal onderdeel van leefstijlinterventies of bij hart- of longrevalidatie programma’s. Zorg gericht op bewegen en activering werkt preventief en heeft een belangrijk positief effect op de kwaliteit van zorg en zorgkosten van mensen met dementie, CVA (Cerebro Vasculair Accident, zoals hersenbloeding of herseninfarct), artrose, herstel na operaties en bij de ziekte van Parkinson. Vroegsignalering en vroege hulp kunnen onnodige achteruitgang voorkomen bij mensen met dementie, eenzaamheid en diabetes. Extra preventieve aandacht voor patiënten met een verhoogd risico voor ziekenhuisopnamen door casemanagers van chronisch zieken, voorkomen onnodige opnames.
Seniorenraad Boxtel 2011
14
c.) Het voorkómen van voorspelbare problemen van ouderen en chronisch zieken. Geef mensen iets te doen, laat ze goed eten en drinken (i.v.m. ondervoeding) en laat ze bewegen. Dit wordt te weinig gedaan waardoor een deel van de zorgvraag zelf gecreëerd wordt. Heb ook oog voor mantelzorgers. Het Steunpunt Mantelzorg van DELTA Stichting Welzijn Boxtel startte begin maart met de mantelzorgcursus ‘Omgaan met dementie’ voor partners van dementerenden. De cursisten krijgen handvatten aangereikt om overbelasting te voorkomen en zijn weer in staat lichtpuntjes te zien. De cursus is ook een belangrijke bron van sociale steun. Dit voorkomt stress. Het is de bedoeling dat er ook een cursus komt voor kinderen van dementerenden. d.) Het voorkómen van probleemgedrag van zieken. In het programma ‘Zorg voor Beter’ is er een verbetertraject voor mensen met dementie ontwikkeld. Door angst, stress en verdriet kunnen dementerenden gaan slaan, schelden, schoppen of spugen. Door middel van een methodisch stappenplan en het bieden van structuur en een activerende dagindeling, aangenaam ingerichte ruimtes en het bieden van meer speelruimte (niet meteen ingrijpen) wordt het probleemgedrag minder. Ook overgewicht, alcoholgebruik en roken is een vorm van probleemgedrag bij ziekten. Zo blijven mensen met COPD bijvoorbeeld, vaak hardnekkig roken. Aan hen medische zorg verlenen lijkt dweilen met de kraan open. Artsen kunnen dit bespreekbaar maken, zichzelf scholen in motiverende gespreksvoering en het stimuleren van veranderingsbereidheid en proberen zo het probleemgedrag te wijzigen.
Bijlage 6 Sociale duurzaamheid en solidariteit Wat betreft solidariteit onderscheiden wij drie vormen:
A. Maatschappelijke solidariteit naar en van ouderen: 1. Maatschappelijk gezien is de solidariteit naar ouderen asymmetrisch: De positie van oudere medewerkers is in het geding. Verliezen zij hun baan dan komen zij meestal niet meer aan het werk en is het financiële vangnet afgekalfd. In 2011 gaan 55-plussers een voorkeursbehandeling krijgen bij het UVW. Inmiddels is al begonnen met netwerken voor 55-plussers. 2. Jonge gepensioneerden komen in een maatschappelijk vacuüm. Zij moeten op zoek naar structuur, sociale contacten, status, een bijdrage leveren aan de samenleving en mogelijkheid tot zelfverwerkelijking en vormgeven en ervaren van de eigen identiteit. Het ‘Zwitserleven gevoel’ gaat niet op voor veel ouderen. Zij krijgen vaak jarenlang te maken met depressieve klachten en verminderd welbevinden als zij het leven niet zelf kunnen vormgeven en sturen. Dit heeft weer grote gevolgen voor hun partners en dierbaren. Seniorenraad Boxtel 2011
15
3. De financiële positie van gepensioneerde ouderen is in het geding. Zij zijn van een eindloonregeling naar een middelloonregeling gegaan. Hierover hoor je niemand spreken, terwijl dit toch inleveren betekent. Voor vele gepensioneerden is hun inkomen ondanks stijgende prijzen, de afgelopen jaren niet geïndexeerd en er wordt zelfs gedreigd met verlaging van de pensioenen. Philips gepensioneerden moesten in 2011 uit de krant vernemen dat Philips voor het eerst in haar geschiedenis de pensioenen niet aan de inflatie wil aanpassen (koopkrachtdaling van 2%). De federatie van Philips-gepensioneerden beweert dat in het verleden 1,2 miljard euro uit de pensioenpot is gehaald toen er flinke overschotten waren. Zij verlangt dat dit geld gewoon teruggestort wordt. Het doet gepensioneerden pijn dat Philips niet van plan is om bij te springen. 4. Bezuinigingen treffen vooral ouderen met een laag inkomen onevenredig. Minder ouderen komen in aanmerking voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, daarnaast is de basispremie en eigen risico voor de Zorgverzekeringswet omhoog gegaan, de Zorgtoeslag is gedaald en worden er steeds vaker eigen bijdragen gevraagd. Vooral het stapeleffect van al deze maatregelen dient bewaakt te worden. De zorg staat onder druk door bezuinigingen en allerlei functies (zoals dagbesteding, begeleiding en revalidatie) worden vanuit de AWBZ overgeheveld naar de gemeenten of de Zorgverzekeringswet. Hierbij lopen vele ouderen de kans tussen de wal en het schip te belanden. 5. Veel ouderen lijden aan ondervoeding. In verzorgingshuizen en verpleeghuizen lijden 20% tot 25% van de bewoners aan onder-voeding, in ziekenhuizen 25 tot 40%. 6. geneesmiddelenonderzoek. Onderzoekers van nieuwe geneesmiddelen of behandelingen kijken bijna nooit naar ouderen- en ook te weinig naar vrouwen. 7. Veel ouderen zijn slachtoffer van mishandeling of ontspoorde zorg. Bij mishandeling gaat het om moedwil en opzet, bij ontsporing om onmacht, onkunde en overbelasting van de mantelzorger. Een op de twintig ouderen is ooit slachtoffer geweest van mishandeling (nog maar een topje van de ijsberg). Veel mensen durven uit schaamte of loyaliteit tegenover bijvoorbeeld hun kinderen niet naar de politie te stappen. Mishandeling vindt zowel thuis als in instituties plaats. Meestal is er sprake van een toenemende zorgafhankelijkheid als gevolg van chronische ziekten en vermindering van geestelijke vermogens. Dit vraagt specifieke deskundigheden van hulpverleners en mantelzorgers. Er zijn zes vormen van ouderenmishandeling te onderscheiden: Lichamelijke mishandeling. Slaan, schoppen, krabben, knijpen, aan de haren trekken, duwen, snijden, brandwonden maken, vastbinden, de mond afplakken of drogeren met medicijnen. Psychische mishandeling Schelden, dreigen pesten, intimideren, treiteren, vernederen, ondermijnen zelfgevoel, psychisch onder druk zetten. Seniorenraad Boxtel 2011
16
Verwaarlozing Niet voor voldoende voedsel of drinken op persoonlijke of huiselijk hygiëne zorgen, niet voldoende emotionele zorg, aandacht, liefde en respect bieden. Seksueel misbruik Seksuele handelingen verrichten met of in het bijzijn van de oudere die door de oudere niet worden gewenst. Financiële uitbuiting Geld stelen, waardevolle spullen meenemen, met een bankpas geld voor zichzelf pinnen, beloven rekeningen te betelen en dat niet doen of afpersen. Schending van de grondrechten De post lezen of achterhouden, opsluiten, bezoek of telefoon verbieden, iemand nooit alleen laten of iemand onnodig eigen beslissingen onthouden. 8. Solidariteit van ouderen naar de maatschappij. Ouderen leveren op grote schaal een bijdrage aan maatschappelijke doelen (Mentor 9%) of zijn sociaal actief zijn binnen de eigen omgeving. Zij doen veel vrijwilligerswerk en verlenen mantelzorg (30%). Slechts 24% van de ouderen stelt zich op als Recreant, houdt zich afzijdig of stelt zich afwachtend op en wil alleen maar genieten van een ontspannen oude dag. De 65-plussers die nog werken zijn even duur als een werkstudent maar meestal veel loyaler.
B. Intergenerationele solidariteit De derde generatie (jonge ouderen) is zeer solidair door alle taken die zij voor de jongere generaties, hun (klein)-kinderen en de vierde generatie d.m.v. mantelzorg en vrijwilligerswerk verricht. Zij zijn de Januskop of sandwichgeneratie gezien hun tweezijdige solidariteit. Bij de jongere gehuwde mantelzorgers blijkt dat 70% van de mantelzorgers vrouw is, (30% is man) die de zorg voor een (schoon)ouder op zich neemt. Mannen nemen vaak de ondersteunende taken op zich: boodschappen doen, klussen, de administratie. Zij hebben een belangrijke rol om het hun vrouw mogelijk te maken de mantelzorg uit te voeren. Hij maakt thuis het eten klaar en doet de tuin als zij mantelzorg verleent aan (schoon)ouders. Dit wordt netwerkelasticiteit genoemd: ondersteuning van de mantelzorger door het netwerk dat mantelzorg mogelijk maakt. Het delen van de zorg vermindert de belasting voor de betrokkenen, mits er geen sprake van onenigheid of conflicten is. Er is meer onenigheid naarmate er meer taken door meer mensen moeten worden verdeeld, vooral bij broers en zussen. Via maatschappelijke stages die op scholen verplicht zijn, komen jong en oud met elkaar in contact. Dit kan leiden tot wederzijdse solidariteit. Tevens worden de stages gebruikt om het negatieve imago van de zorg weg te nemen en het werken in de zorg voor de toekomst aantrekkelijker te maken.
Seniorenraad Boxtel 2011
17
Via de bijeenkomsten in de wijk, of via internet kunnen jong en oud én ouderen onderling ‘vriendendiensten’ uitwisselen. Denk aan boodschappendiensten, klusjesmannen/vrouwen, maatjes en mentorprojecten volgens het principe uitwisseling van contacten en diensten. In Oosterhout is er een beursvloer waar ideëel en commercieel elkaar ontmoeten. Door te ruilen handelen zij in diensten, mensen, middelen, kennis en kunde. Dit alles tussen lokale bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid.
C. Intragenerationele solidariteit Ouderen zijn zeer solidair met elkaar. Zij kunnen elkaar echter ook pesten en het leven zuur maken. In instellingen voor ouderen blijkt ongeveer 20% gepest te worden (men verwacht dat dit een onderschatting is). Gepest worden blijkt voor het slachtoffer, samen te hangen met depressieve klachten, angst, kwaliteit van leven en eenzaamheid. Voor ouderen onderling is het van belang dat vitale en/of sociaal, materieel kansrijke ouderen solidair zijn naar kwetsbare ouderen die minder vitaal en/of kansrijk zijn. Kwetsbare ouderen kunnen op hun beurt solidariteit betonen door elkaar waar mogelijk te helpen (lamme en blinde) en in juiste mate een beroep te doen op steun of hulp. Indien nodig en mogelijk kunnen zij door een eigen bijdrage hulp betaalbaar houden. Welzijn dient dat sociaal verkeer te faciliteren dat aansluit bij de eigen tactieken van de burgers. Buren helpen elkaar vooral op het stoepje. Een goede schutting kenmerkt een goede buur. Buren willen niet allerlei mensen over de vloer, zij willen geen geroddel. Er zijn vier soorten contacten tussen burgers in de wijk: Mantelzorg, Burenhulp, Tactische verwantschap (informeel, verbinding via collectief doel wat leidt tot diepere sociale relaties zoals in zelfhulpgroepen) en Publieke vertrouwdheid. Hierbij is sprake van informele manieren van contact, bij de buurtwinkel, de bakker of copyshop. Hier hoor je dingen over wijkzaken en mensen. Mensen bepalen zelf hoe ze contact willen. Voor de maatschappelijke ondersteuning van mensen met intensieve zorg wordt gekeken naar het enorme potentieel zelfstandige 65-plussers. Tante Truus en Oom Jan zijn een serieuze optie voor ondersteunende- en zorgactiviteiten. Dit kan in betaald verband of als vrijwilliger.
Seniorenraad Boxtel 2011
18
Bijlage 7: Verantwoording bronnen Wij hebben niet de intentie een wetenschappelijke publicatie te produceren maar geprobeerd zicht te krijgen in wat er speelt in het ouderenbeleid. De volgende bronnen hebben ons geïnspireerd en we hebben er dankbaar gebruik van gemaakt: Dr.P.P.J.Houben, Levensloopbeleid: Interactief levensloopbeleid ontwerpen in de tweede levenshelft. Elsevier Maarssen 2002. Dr. Mariet Paes, Wijkgezondheidswerk. Een studie naar 25 jaar wijkgericht werken aan gezondheid in Den Bosch Oost. PRVMZ ’s Hertogenbosch 2008. Dr. Mariet Paes, Zorgen doe je samen. Een Brabants programma voor integrale zorg thuis. ’s Hertogenbosch, maart 2010. Prof. Kees Knipscheer: De uitdaging van de tweede adolescentie. Macula bv Nijmegen/Boskoop 2006. Cicero Symposium 31 maart 2010, lezingen: D. Prof. Dorly Deeg: Ouder worden, steeds meer gebreken. E. Prof. Luc Deliens: Palliatieve zorg en ouderenzorg: op weg naar geïntegreerde kaders. F. Prof. Rudi Westendorp: Achterlopende levensverwachting: zorg of zegen? G. Prof. Cees Hertogh: De Senectute: ethiek en kwetsbaarheid. H. Drs. Aafke de Groot: Ambulante geriatrie: zorg tegen wil en dank. I. Prof. Johan Legemaate: Mijn broeders hoeder? Juridische aspecten van bemoeizorg. Jubileumbijeenkomst Provinciale Raad voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg: PRVMZ, 5 maart 2010: Waarden in de zorg. De 14-daagse nieuwsbrief van Prof. Guus Schrijvers over innovaties in de zorg van het Julius Centrum – Huisartskunde, Utrecht. De nieuwsbrief die twee maal per week verschijnt van www.zorgwelzijn.nl – Platform voor Sociale professionals. Daarnaast alle publicaties in 2010 over Wonen Welzijn en Zorg van Ouderen in de lokale dagbladen. Factsheet II van Movisie Ouderenmishandeling en de Wmo; Factsheelt IV: Ontspoorde zorg, risico op ouderenmishandeling bij mantelzorg. Seniorenraad Boxtel 2011
19