januari 2003 KWR 03.010
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater. Startnotitie
januari 2003 KWR 03.010
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater. Startnotitie
© 2002 Kiwa N.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Kiwa N.V. Water Research Groningenhaven 7 Postbus 1072 3430 BB Nieuwegein Telefoon Fax Internet
030 60 69 511 030 60 61 165 www.kiwa.nl
Opdrachtgever Ministerie van VROM Projectnummer 30.5181.100
Colofon Titel Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater Projectnummer 30.5181.100 Projectmanager Ir. W.J.M.K. Senden (Kiwa Water Research) Kwaliteitsborgers prof. dr. ir. D. van der Kooij (Kiwa WR) dhr. W.R.F. Derwort (Kiwa C&K) Auteurs ir. F.I.H.M. Oesterholt (Kiwa WR) ing. W. Schalekamp (Kiwa C&K)
Dit rapport is niet openbaar en slechts verstrekt aan de opdrachtgevers van het adviesproject en de leden van de begeleidingscommissie . Eventuele verspreiding daarbuiten vindt alleen plaats door de opdrachtgever zelf.
Verantwoording Deze startnotitie is opgesteld door Kiwa Water Research in opdracht van het Ministerie van VROM, Directoraat Generaal Milieubeheer, Directie Bodem Water Landelijk Gebied. De startnotitie vormt de eerste stap in het traject naar een definitieve beoordelingsrichtlijn voor alternatieve technieken voor legionellapreventie in drinkwater en warm tapwater. Voor de begeleiding van dit traject heeft het Ministerie van VROM een begeleidingscommissie samengesteld die bestaat uit de volgende personen: Leden van de begeleidingscommissie: dhr. W. Reinhold (voorzitter) mw. J.F.M. Versteegh mw. C. van de Veerdonk mw. J. Hofman/dhr. I. Koenderman dhr. W. Scheffer dhr. T. Bieze dhr. B. den Hartog dhr. M. Engelenburg dhr. W. Plazier dhr. M. Hollemans dhr. H. Gijtenbeek dhr. D. van der Kooij dhr. F. Oesterholt (secretaris)
Min. van VROM RIVM VEWIN NEN UNETO-VNI Aqua Nederland TNO Voeding ProEconomy UVIDIS Grohe Van der Heuvel Watertechnologie Kiwa Water Research Kiwa Water Research
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -1januari 2003
Inhoud Verantwoording
1
Inhoud
2
1
Inleiding
3
2
Alternatieve technieken voor legionellapreventie
5
2.1
Resultaten vooronderzoek
5
2.2
Overzicht technieken
5
3
Bestaande wettelijke eisen, normen en richtlijnen
7
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3
Relevante publieksrechtelijke en privaatrechtelijke eisen Bestrijdingsmiddelenwet Waterleidingwet Privaatrechtelijke eisen
7 7 8 10
3.2
Relevante Normen en praktijkrichtlijnen
11
3.3
Relevante Europese richtlijnen
12
3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4
Beoordelingsmethoden in het buitenland Frankrijk Duitsland Engeland Vlaanderen
13 13 13 13 14
4
Certificatie van alternatieve technieken voor legionellapreventie
15
4.1
Begripsomschrijving Beoordelingsrichtlijn
15
4.2
Het beginsel van certificatie
15
4.3
Vormen van certificatie
16
4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3
Legionellapreventie en certificatie Attestatie van de behandelingstechnieken Procescertificaat voor inzet van een behandelingstechniek in een installatie Ketencertificatie gericht op de kwaliteit van het water aan het tappunt
18 18 18 19
4.5
Reikwijdte Beoordelingsrichtlijn
19
4.6
Accrediteerbaarheid
20
5
Conclusies en eerste afspraken met de begeleidingscommissie
21
5.1
Conclusies
21
5.2
Resultaten van de eerste bijeenkomst van de begeleidingscommissie
22
6
Referenties
24
I
Overzicht Reinigingsmiddelen met een ATA certificaat
25
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -2januari 2003
1 Inleiding In Nederland wordt als uitgangspunt voor het beheersen van de legionellaproblematiek in collectieve leidingwatersystemen het thermisch beheersconcept gehanteerd. Voor koudwatersystemen betekent dit dat de temperatuur van het water bij voorkeur niet verder opwarmt dan 20 °C. Voor warmwatersystemen moet ten minste een watertemperatuur van 60 °C op de tappunten worden nagestreefd. Wordt gedurende enige tijd op een bepaalde plaats in de warmwaterinstallatie niet aan die voorwaarde voldaan dan is het mogelijk om door periodieke temperatuurverhoging van het water (> 60 °C) alsnog een voldoende desinfectie te bereiken. In plaats van het thermisch beheersconcept is het toegestaan een alternatieve desinfectietechniek in te zetten, echter hierbij moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: - het effect moet vergelijkbaar zijn met dat van thermische desinfectie (gelijkwaardigheidsprincipe); - er mag geen sprake zijn van onaanvaardbare neveneffecten op de volksgezondheid en het milieu. Het ontbreekt op dit moment in Nederland aan een eenduidige procedure voor het beoordelen van alternatieve technieken voor legionellapreventie en als onderdeel van deze procedure ontbreekt het aan methoden voor het bepalen van de effecten en neveneffecten van deze technieken. De aanpak van de legionellaproblematiek in Nederland op basis van de “Tijdelijke Regeling Legionellapreventie in Leidingwater” (en op termijn op basis van het Waterleidingbesluit) noopt tot duidelijkheid op dit punt enerzijds omdat het thermisch beheersconcept niet in alle gevallen toegepast kan worden (bijv. koud water problematiek in ziekenhuizen), anderzijds omdat veel aanbieders van alternatieve technieken de markt (willen) betreden. Het doel van het Ministerie van VROM is dan ook om als uitvloeisel van de bestaande regelgeving met betrekking tot legionellapreventie in leidingwater met belanghebbende organisaties een beoordelingsrichtlijn te ontwikkelen voor alternatieve technieken voor legionellapreventie. In het traject naar het opstellen van een beoordelingsrichtlijn is vastgesteld dat er sprake is van een groot aantal onzekerheden en keuzemogelijkheden. Voor toepassing van een beoordelingsrichtlijn op termijn is het belangrijk dat er over deze onzekerheden en keuzemogelijkheden met belanghebbenden wordt gediscussieerd met als doel het bereiken van consensus over de uitgangspunten voor een dergelijke richtlijn. Op grond hiervan heeft het Ministerie van VROM besloten om een startnotitie te laten opstellen waarin de uitgangspunten zijn gedefinieerd voor het opstellen van een beoordelingsrichtlijn. Uitgaande van deze startnotitie kan in een vervolgproject op een efficiënte wijze en met goedkeuring van de betrokken marktpartijen worden gestart met het opstellen van een concept-beoordelingsrichtlijn.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -3januari 2003
Bij het opstellen van deze notitie is er van uitgegaan dat de beoordelingsrichtlijn betrekking zal hebben op alternatieve technieken voor legionellapreventie die worden ingezet voor de desinfectie van leidingwater in collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten anders dan het distributienet van het waterleidingbedrijf.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -4januari 2003
2 Alternatieve technieken voor legionellapreventie 2.1 Resultaten vooronderzoek Bij brief van 1 februari 2001 is door de Minister van VROM het Kiwa-rapport “Alternatieve technieken voor Legionella-preventie: kenmerken en beoordeling” aangeboden aan de Tweede Kamer [1]. In deze literatuurstudie, die in opdracht van het Ministerie van VROM is uitgevoerd, is een overzicht gegeven van technieken die op de markt worden gebracht om de groei van legionellabacteriën in collectieve leidingwatersystemen te voorkomen. De technieken zijn op basis van beschikbare gegevens (aangeleverd door fabrikanten en importeurs, uit wetenschappelijke literatuur en ervaringsgegevens) beoordeeld op criteria die verband houden met effectiviteit, neveneffecten, toepassingsgebied, onderhoud en beheer, kosten en de toelating op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet. Een van de conclusies van het rapport is dat het op dit moment onmogelijk is om de verschillende technieken met elkaar te vergelijken, aangezien het ontbreekt aan een eenduidige beoordelingsmethode voor het bepalen van de effecten en neveneffecten van preventietechnieken. Als onderdeel van een dergelijke beoordelingsmethodiek is er behoefte aan duidelijke randvoorwaarden t.a.v. de effectiviteit en de invloed op de waterkwaliteit.
2.2 Overzicht technieken De volgende technieken voor alternatieve legionellapreventie zijn tijdens de Kiwa-studie geïnventariseerd: - dosering van natriumhypochloriet; - dosering van monochlooramine; - dosering van chloordioxide; - dosering van waterstofperoxide; - dosering van ozon (niet in Kiwa studie); - anodische oxidatie of electrolyse; - koper/zilver-ionisatie; - UV-desinfectie; - ultrafiltratie; - pasteurisatie; - elektrische pulsen. Bij de eerste zeven technieken uit de lijst worden stoffen aan het water toegevoegd waardoor rekening moet worden gehouden met een verandering van de waterkwaliteit. In de eerste vijf gevallen gebeurt dat door directe dosering van een desinfectiemiddel. Bij anodische oxidatie/elektrolyse worden onder invloed van een elektrisch potentiaal verschil de
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -5januari 2003
desinfectiemiddelen ter plaatse bereid uit zouten die van nature in het water voorkomen (bijvoorbeeld actief chloor uit chloride). Ook bij koper/zilverionisatie worden er geen desinfectiemiddelen direct aan het water toegevoegd. In dit geval worden onder invloed van een elektrisch potentiaal verschil koper en zilver uit de elektroden geïoniseerd en in de waterfase gebracht. Door het toevoegen van stoffen aan het water hebben deze technieken een desinfecterende werking tot in de nageschakelde installatie (restwerking). De overige technieken uit de lijst worden gekenmerkt door een lokale desinfectie. Bij de praktische toepassing van de technieken moet rekening worden gehouden met de volgende aspecten: - Het is denkbaar dat technieken gecombineerd worden toegepast. In sommige gevallen kan een techniek met een lokale werking toch invloed hebben op de opbouw en samenstelling van een biofilm in de nageschakelde installatie, waardoor de combinatie met een techniek waarbij een desinfectiemiddel wordt gedoseerd gunstig uitpakt. Een voorbeeld is de toepassing van ultrafiltratie op het binnenkomende water in een installatie gevolgd door een dosering van een desinfectant. Als gevolg van de invloed van ultrafiltratie op de samenstelling en opbouw van de biofilm zou, ten opzichte van de situatie zonder ultrafiltratie, met een lagere dosis desinfectant kunnen worden volstaan. - Veel leveranciers beperken zich niet tot het leveren en installeren van een alternatieve techniek (als black box) maar bieden hun klant een totaal beheersconcept aan. Dit betekent vaak dat niet alleen het onderhoud en beheer van de alternatieve techniek wordt verzorgd door de leverancier, maar soms ook dat (een deel van) het beheer van de leidingwaterinstallatie wordt overgenomen. Verder is de vraag relevant of een techniek wordt toegepast voor desinfectie of reiniging (éénmalige desinfectie) van de installatie. In het eerste geval is er sprake van continue of discontinue dosering van desinfecterende stoffen aan het water waarbij de installatie in gebruik blijft en water blijft leveren aan de tappunten. In het tweede geval wordt de installatie uit gebruik genomen, met behulp van desinfectiemiddelen gereinigd, zorgvuldig gespoeld en vervolgens weer vrijgegeven voor gebruik. In feite kan alleen in het eerste geval daadwerkelijk worden gesproken van een beheersmaatregel (in dit verband geldt een uitzondering voor situaties waarbij een systeem periodiek in gebruik is).
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -6januari 2003
3 Bestaande wettelijke eisen, normen en richtlijnen 3.1 Relevante publieksrechtelijke en privaatrechtelijke eisen 3.1.1 Bestrijdingsmiddelenwet Stoffen die worden gebruikt voor desinfectie van leidingwater worden aangemerkt als bestrijdingsmiddelen in de zin van de Bestrijdingsmiddelenwet [2]. Consequentie van deze wet is dat geen enkel middel wordt toegestaan voor de bestrijding van Legionella. Voor toelating moet een volledig dossier worden opgesteld waarin een product beoordeeld is op de aspecten werkzaamheid, risico voor de gebruiker, risico voor de volksgezondheid en risico’s voor het milieu. Toelating op basis van een dergelijk dossier geschiedt door het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB). Het CTB is een zelfstandig, volledig onafhankelijk opererend bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het nemen van beslissingen over de toelating van bestrijdingsmiddelen. Het College, dat uit onafhankelijke deskundigen bestaat, wordt ondersteund door een Collegesecretariaat, dat beslissingen wetenschappelijk en administratief voorbereidt. Door de betrokken ministeries (LNV, VWS, SZW en VROM) wordt slechts voorzien in algemene kaders en toezicht op het College. De Keuringsdienst van Waren houdt toezicht op de Bestrijdingsmiddelenwet. De implementatie van de Europese Biocidenrichtlijn 98/8/EG (zie paragraaf 3.3) houdt in dat de Bestrijdingsmiddelenwet in Nederland moet worden aangepast. Een voorstel voor wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet is op 18 april 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd. Men heeft er voor gekozen om de Bestrijdingsmiddelenwet gefaseerd te wijzigen via Koninklijke Besluiten. Het eerste Koninklijke Besluit is in december 2002 in voorbereiding en zal begin 2003 gereed zijn. Een belangrijk punt van discussie binnen de Europese wetgeving is hoe moet worden omgegaan met bestrijdingsmiddelen die in situ worden bereid. Begin 2003 is deze discussie nog niet afgerond. Er moet wel rekening worden gehouden met een verschil in benadering van in situ technieken waarbij de actieve stof al aanwezig is (bijv. koper/zilver-ionisatie) en in situ technieken waarbij dat niet het geval is (bijv. ozon, anodische oxidatie). Dit verschil is gebaseerd op het feit dat in het eerste geval de actieve stof wel actief op de markt wordt aangeboden en in het tweede geval niet. Volgens de woordelijke tekst van de Europese Biocidenrichtlijn valt een bestrijdingsmiddel onder de richtlijn als het commercieel op de markt wordt aangeboden. Op dit moment zijn er door het CTB geen bestrijdingsmiddelen toegelaten voor desinfectie van leidingwater. Er is wel enkele middelen toegelaten voor de reiniging van leidingwatersystemen (Herlisil, 11525 N en Uniprodes), maar deze middelen mogen niet terecht komen in het leidingwater. Dit
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -7januari 2003
betekent dat het middel alleen mag worden toegepast in een afgesloten deel van de installatie dat na reiniging wordt schoongespoeld. 3.1.2 Waterleidingwet • Waterleidingbesluit Het Waterleidingbesluit [3] bevat kwaliteitseisen voor leidingwater. Naast de waterbedrijven in Nederland gelden deze kwaliteitseisen ook voor eigenaren van collectieve leidingwatersystemen. In geval van toepassing van de in hoofdstuk 2 genoemde technieken voor legionellapreventie zijn bijvoorbeeld de volgende kwaliteitseisen van belang: - nevenproducten van chemische desinfectie zoals bromaat, trihalomethanen en gehalogeneerde koolwaterstoffen; - koper (voor technieken waarbij het kopergehalte wordt beïnvloed); - hardheid (voor technieken waarbij de hardheid wordt gecorrigeerd of beïnvloed); - zuurgraad (voor technieken waarbij de zuurgraad wordt gecorrigeerd of beïnvloed); - chloride (voor technieken waarbij het chloridegehalte wordt beïnvloed); - geur, kleur en smaak (met name bij chemische desinfectie). Het Waterleidingbesluit stelt verder dat “de eigenaar (van een collectieve watervoorziening) er zorg voor draagt dat de materialen en chemicaliën, die gebruikt worden bij de winning, de bereiding, de behandeling, de opslag, het transport of de distributie van leidingwater en de wijze waarop deze worden toegepast er niet toe leiden dat deze materialen en chemicaliën a) in een hogere concentratie in het leidingwater achterblijven dan voor het gebruik van die materialen of chemicaliën noodzakelijk is, en b) nadelig gevolgen hebben voor de volksgezondheid.” Aan het laatste aspect wordt voldaan indien: - Er voor die materialen en chemicaliën een door de Minister van VROM erkende kwaliteitsverklaring of een daaraan gelijkwaardig document is afgegeven (ATA -keur). Bovendien moeten deze materialen en chemicaliën overeenkomstig de kwaliteitsverklaring worden gebruikt. - Of er is op een andere wijze ten genoegen van de Minister aangetoond dat aan de gestelde eisen wordt voldaan. Binnen de Nederlandse watersector wordt al jarenlang op vrijwillige basis een beoordelingssysteem gehanteerd, het Attest Toxicologische Aspecten (ATA). Dit Attest houdt in dat de materialen en chemicaliën waarop het van toepassing is, geen stoffen afgeven aan het drinkwater in concentraties die schadelijk zijn voor de gezondheid. De waterleidingbedrijven in Nederland eisen dat de producten die zij afnemen en gebruiken in de drinkwaterbereiding en distributie voorzien zijn van een ATA -keur. De producenten hebben er dus belang bij dat hun producten geattesteerd zijn. Kiwa Certificatie en Keuringen regelt de uitgifte van ATA’s en onderhoud en controleert de attesten. In bijlage 1 is
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -8januari 2003
een overzicht opgenomen van chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor desinfectie van leidingwatersystemen en waarvoor een ATA is afgegeven. Het ATA-systeem werkt op zichzelf goed, hoewel het geen wettelijke basis heeft. Beperkingen zitten in het feit dat de ATA’s vrijwel uitsluitend betrekking hebben op kunststof materialen en dat bij de beoordeling van die materialen alleen wordt gekeken naar toxicologische aspecten. Uitbreiding naar andere materialen en chemicaliën en wettelijk verankering van de ATA liggen voor de hand, mede ingegeven door de EU Drinking Water Directive 1998. In deze richtlijn worden de lidstaten immers verplicht (in artikel 10) te garanderen dat alle materialen en chemicaliën die met drinkwater in aanmerking komen de kwaliteit ervan niet beïnvloeden. In Nederland is deze verplichting opgenomen in de Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit. In Nederland wordt op dit moment gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw ATA -systeem (OAS). Dit systeem moet een nog betere garantie bieden voor de kwaliteit en de veiligheid van het drinkwater, waarbij naast toxicologische aspecten ook wordt gekeken naar microbiologische en organoleptische aspecten. •
Ministeriële Regeling Legionella-preventie in leidingwater [4] (tot 15 oktober 2002) en Besluit tot Wijziging van het Waterleidingbesluit in verband met de preventie van Legionella in leidingwater [5]. In een aantal situaties, die hier niet nader zijn gedefinieerd, zijn eigenaren van collectieve leidingsystemen verplicht tot het uitvoeren van een risicoanalyse en het opstellen van een beheersplan voor legionellapreventie. Het voornemen om een alternatieve techniek voor legionellapreventie toe te passen, ontslaat de eigenaar niet van dez e verplichting. Een risicoanalyse en beheersplan moeten er toe leiden dat de eigenaar zoveel mogelijk zeker kan stellen dat op alle tappunten waarbij relevante hoeveelheden inadembare aërosolen kunnen vrijkomen de concentratie legionellabacteriën de waarde van 100 kve/l niet overschrijdt (50 kve/l in Ministeriële Regeling). In de richtlijnen ten behoeve van het uitvoeren van een risicoanalyse m.b.t. legionellapreventie staat in beide documenten onder de titel “preventie aan tappunten” dat in het geval er één of meer tappunten aanwezig zijn waarbij relevante hoeveelheden inadembare aërosolen kunnen vrijkomen, er gekozen kan worden voor het toepassen van een behandelingstechniek in de toevoer naar het betreffende tappunt. De eis die hieraan wordt gesteld is dat (op verzoek van de inspecteur) “wordt aangetoond dat deze techniek effectief is en geen onaanvaardbare neveneffecten heeft op de volksgezondheid of het milieu”. In de Nota van Toelichting bij het Besluit staat verder vermeld dat er “bij het aanbieden van het rapport “Alternatieve technieken voor Legionellapreventie” aan de Tweede Kamer een voorkeur is uitgesproken voor thermisch beheer boven andere beheersmethoden. In de brief is verder aangegeven dat indien thermisch beheer in een specifieke situatie onmogelijk is, vanuit milieuoogpunt een voorkeur bestaat voor technieken waarbij geen stoffen aan het water worden
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. -9januari 2003
toegevoegd (anodische oxidatie, ultrafiltratie, UV-desinfectie en pasteurisatie) boven technieken waarbij dat wel het geval is (toepassing van koperzilverionisatie, dan wel toevoeging van natriumhypochloriet, chloordioxide, monochlooramine of waterstofperoxide)”. •
Regeling Materialen en Chemicaliën Leidingwatervoorziening [13]. Deze regeling, die naar verwachting 1 januari 2003 in werking treedt, stelt nadere regels aan het gebruik van materialen en chemicaliën bij de leidingwatervoorziening en de wijze waarop deze worden toegepast. Hiermee wordt artikel 10 van de Europese Drinkwaterrichtlijn omgezet in nationaal recht. Onder chemicaliën zoals bedoeld in deze regeling wordt niet verstaan biociden als bedoeld in de Biocidenrichtlijn 98/8/EC van de EU. Biociden vallen in Nederland onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en vereisen een toelating door het CTB. Met het oog op toepassing van alternatieve technieken voor legionellapreventie geldt deze regeling wel voor de daarbij toegepaste materialen en chemicaliën (zijnde geen biociden) die als hulpstoffen worden toegepast. Met het oog op bescherming van de volksgezondheid worden eisen gesteld aan de afgifte van stoffen door materialen en chemicaliën die worden gebruikt bij de leidingwatervoorziening. In de regeling is aangegeven op welke wijze de materialen en chemicaliën alsmede de stoffen waaruit deze zijn samengesteld, dan wel die worden gebruikt in het productieproces moeten worden onderzocht en beoordeeld op mogelijke nadelige gevolgen. De regeling stelt verder regels voor de afgifte van een erkende kwaliteitsverklaring door een certificeringsinstelling en regels voor de erkenning van een kwaliteitsverklaring. Het gebruik van een kwaliteitsverklaring is overigens niet verplicht. Ook anderszins kan worden aangetoond dat voldaan wordt aan de regeling, bijvoorbeeld uit onderzoek door of onder verantwoordelijkheid van een producent of gebruiker, waarbij uiteraard wordt voldaan aan de hiervoor gestelde eisen. Bij de opzet van een kwaliteitsverklaring gaat de regeling uit van de in Nederland reeds toegepaste ATA -productcertificatie (zie tekst onder Waterleidingbesluit). Hiermee anticipeert de regeling op ontwikkelingen op Europees niveau waarbij wordt gewerkt aan de opzet van een geharmoniseerd European Acceptance Scheme (EAS) voor materialen die worden toegepast bij de drinkwatervoorziening. De verwachting is dat dit systeem in hoge mate overeen zal stemmen met het Nederlandse systeem.
3.1.3 Privaatrechtelijke eisen Vanuit privaatrechtelijk oogpunt loopt de eigenaar van een collectief leidingwatersysteem aan tegen de aansluitvoorwaarden van het waterleidingbedrijf. De waterleidingbedrijven vinden waterbehandeling na de watermeter in algemene zin overbodig en risicovol. Voor wat betreft legionellapreventie blijft het thermisch beheersconcept voor het waterleidingbedrijf eerste keus. Indien er toch wordt besloten om een alternatieve techniek toe te passen, zal het waterleidingbedrijf de eigenaar voorwaarden stellen gericht op de volgende aspecten:
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 10 januari 2003
-
de toepassing van een gecertificeerde techniek (op het moment dat er een beoordelingsrichtlijn beschikbaar is); verandering van de waterkwaliteit binnen de normen uit het Waterleidingbesluit; toelating van de gebruikte materialen en chemicaliën op basis van ATA certificaten en in het geval van bestrijdingsmiddelen toelating door het CtB.
In het geval er chemicaliën worden toegepast bij de alternatieve techniek stelt het waterleidingbedrijf een onderbroken levering verplicht. Verder heeft de eigenaar te maken met de rechtstreekse aansprakelijkheid die hij of zij heeft op het moment dat een gebruiker hinderlijke gevolgen ondervindt van toepassing van een alternatieve techniek. 3.2 Relevante Normen en praktijkrichtlijnen •
•
• •
NEN 1006 [6]Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties Op grond van de Woningwet is, via het Bouwbesluit en de Regeling Aansluitvoorwaarden Bouwbesluit, NEN 1006 van toepassing verklaard op leidingwaterinstallaties die deel uitmaken van een gebouw. Gemeenten zijn in dit geval de toezichthoudende instanties. De NEN 1006 is in 2002 aangepast aan het nieuwe Waterleidingbesluit van 2001. Naar verwachting zal deze nieuwe NEN-norm in januari 2003 in het nieuwe Bouwbesluit worden opgenomen. De norm geeft de eisen waaraan een leidingwaterinstallatie moet voldoen uit het oogpunt van volksgezondheid, veiligheid en doelmatigheid. Over waterbehandeling zegt de nieuwe NEN 1006 dat: “Behandeld leidingwater bestemd of mede bestemd om te drinken mag geen bezwaar voor de volksgezondheid opleveren. Dit water moet voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn genoemd in de Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit”. NEN-EN 13443-2 Apparatuur voor het conditioneren van drinkwater binnen gebouwen – Mechanische filters – Deel 2: deeltjesgrootte van 1 micrometer tot minder dan 80 micrometer – Eisen voor prestaties, veiligheid en beproevingen. NEN-EN XXXX Omgekeerde osmose (norm in ontwikkeling) NEN-EN XXXX Onderhoud en beheer van conditioneringsapparatuur (norm in ontwikkeling) NEN-EN XXXX Apparatuur voor het conditioneren van drinkwater binnen gebouwen – UV – Eisen voor prestaties, veiligheid en beproevingen (norm in ontwikkeling)
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 11 januari 2003
3.3 Relevante Europese richtlijnen European Drinking Water Directive 98/83/EC [7] In Nederland zijn de richtlijnen uit de European Drinking Water Directive grotendeels opgenomen in de wetgeving, o.a. Waterleidingwet, Waterleidingbesluit en NEN 1006. Artikel 10 van deze richtlijn bepaalt dat de lidstaten alle maatregelen treffen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de stoffen of in nieuwe installaties toegepaste materialen, die gebruikt worden bij de bereiding of distributie van voor menselijke consumptie bestemd water, en de door dergelijke stoffen of materialen veroorzaakte verontreinigingen, niet in een hogere concentratie in het water achterblijven dan voor het gebruik van die stoffen of materialen noodzakelijk is en dat zij er direct noch indirect toe leiden dat afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de volksgezondheid waarin de richtlijn voorziet. Met de Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening is dit artikel omgezet in nationale wetgeving. European Biocidal Products Directive 98/8/EC [12] Desinfectiemiddelen voor leidingwater vallen ook onder deze “Biocidenrichtlijn”. De richtlijn regelt drie zaken: - de toelating en registratie en het op de markt brengen van biociden met het oog op gebruik in de lidstaten van de EU; - de wederzijdse erkenning van een toelating en registratie binnen de EU; - de vaststelling van positieve lijsten van werkzame stoffen die in biociden mogen worden gebruikt binnen de EU. Het betreft de volgende lijsten: • Bijlage I. Werkzame stoffen met op EU-niveau overeengekomen eisen voor opneming in Biociden; • Bijlage IA. Werkzame stoffen met op EU-niveau overeengekomen eisen voor opneming in Biociden met een gering risico; • Bijlage IB. Basisstoffen met op EU-niveau overeengekomen eisen voor opneming in Biociden. De vier departementen VWS, VROM, LNV en SZW zijn verantwoordelijk voor de Biocidenrichtlijn. Het Ministerie van VWS is coördinerend ministerie voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot biociden. Het CTB is uitvoerend orgaan. Zolang een werkzame stof nog niet is opgenomen in Bijlage I, IA of IB van de Biocidenrichtlijn, geldt de nationale regelgeving. In Nederland is dat de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 met de daarbij behorende regelgeving, zoals de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 en het Besluit milieutoelatingseisen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen. Deze blijven van toepassing totdat de werkzame stof op een van de bijlagen is geplaatst of uiterlijk tot en met 14 mei 2010. Zodra de werkzame stof op Bijlage I, IA of IB is geplaatst, dient een aanvraag te worden ingediend volgens de vereisten van de Biocidenrichtlijn, in het land waarin men een toelating of registratie wenst te verkrijgen. De dossiervereisten voor chemische stoffen staan in de bijlagen IIA (basisgegevens voor werkzame stoffen), IIB (basisgegevens voor biociden), IIIA (aanvullende gegevens voor werkzame stoffen) en IIIB
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 12 januari 2003
(aanvullende gegevens voor biociden) van de richtlijn. De beoordeling vindt plaats op de aspecten werkzaamheid, onaanvaardbare effecten doelorganismen, risico toepassen, risico volksgezondheid, risico milieu, analysemethoden en fysische en chemische eigenschappen met nadruk op risico’s bij gebruik, opslag en vervoer. De verwachting is dat de eerste stoffen medio 2005 op Bijlage I zullen zijn geplaatst. 3.4 Beoordelingsmethoden in het buitenland 3.4.1 Frankrijk In Frankrijk is geen eenduidige methodiek beschikbaar voor de beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie. Methoden worden toegelaten op basis van een beoordeling van geval tot geval waarbij de toelating dan plaatsvindt op basis van onderzoek van bestaande gegevens en/of ervaringen. Tot nog toe is een aantal desinfecteermiddelen toegestaan voor bepaalde toepassingen [8]. 3.4.2 Duitsland In Duitsland is geen methode beschikbaar voor de beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie. Op de Duitse markt worden verschillende technieken commercieel aangeboden, zoals thermische conditionering, desinfectie met chloor, UV-behandeling en toepassing van koper/zilver ionisatie [9]. 3.4.3 Engeland De “Health and Safety Executive” (HSE) in Engeland heeft in 2001 de publicatie uitgebracht: "Legionnaires disease: The control of legionella bacteria in water systems". Deze publicatie onderschrijft het gebruik van chloordioxide dosering en koper/zilver ionisatie systemen als alternatieven voor de conventionele beheersmaatregelen [10]. Onlangs heeft de Drinking Water Inspector overleg gevoerd met HSE, omdat de implementatie van de richtlijnen van HSE sterk gerelateerd is aan het toelatingsysteem vanuit de overheid. Elke chemische stof die aan drinkwater gedoseerd wordt als beheersmiddel voor Legionella moet goedgekeurd zijn door de Engelse Secretary of State, of onderdeel zijn van een Europese standaard voor drinkwaterchemicaliën. De beoordeling van een stof wordt uitgevoerd door DWI in opdracht va n de CCP (Committee on Products and Processes for Use in Public Water Supply) [10]. De CCP beoordeelt alleen de effecten van het doseren van een verbinding voor de waterkwaliteit en de volksgezondheid. Een beoordeling van de effectiviteit van een chemische techniek vindt niet plaats, zodat dit systeem overeenkomsten vertoont met de toelating van stoffen op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet in Nederland.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 13 januari 2003
Een overzicht van toegelaten stoffen in Engeland is te vinden op de internet site van DWI. Het gebruik van zilvernitraat in combinatie met waterstofperoxide is bijvoorbeeld niet toegestaan vanwege onbekende langetermijneffecten van zilver. Koper/zilver-ionisatie daarentegen is wel toegestaan in Engeland, omdat er vanuit gegaan wordt dat er geen of slechts een beperkte blootstelling van zilver via het drinkwater plaatsvindt [11]. Chloordioxide blijkt in alle watersamenstellingen toegepast te kunnen worden en het is toegestaan om dit in drinkwater te gebruiken. In de praktijk is gebleken dat bij het in gebruik nemen van chloordioxide systemen dit aanvankelijk een agressief effect kan hebben op koperen leidingen. Hierdoor kunnen gedurende langere tijd relatief hoge koperconcentraties in drinkwater voorkomen. DWI heeft onlangs rapporten ontvangen van de WHO met aanwijzingen dat mogelijk het verhogen van chloordioxide dosering haalbaar is. De regelgeving in Engeland hanteert momenteel 0,4 mg/l voor de totale concentratie chloordioxide/chloriet/chloraat. Volgens recente publicaties is chloriet niet zo schadelijk als aanvankelijk gedacht wordt. DWI suggereert dat concentraties in de nabije toekomst concentraties verhoogd kunnen worden tot 1,0 mg/l voor chloordioxide [10]. 3.4.4 Vlaanderen Voor het Vlaamse grondgebied geldt dat er tot op heden nog geen beoordelingsmethodiek is voor alternatieve technieken voor legionellapreventie. Er bestaat geen direct verbod op het gebruik van alternatieve desinfectiemethoden. Ze worden dus toegepast zonder specifieke controle door de overheid. Dit betekent in de praktijk dat de gebruiker moet handelen volgens de codes van goede praktijk en de best beschikbare technieken dient te gebruiken, van geval tot geval te beoordelen. Uiteraard zijn er wel wettelijke bepalingen ten aanzien van de toepassing van chemicaliën in leidingwater en de gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en het milieu [14].
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 14 januari 2003
4 Certificatie van alternatieve technieken voor legionellapreventie 4.1 Begripsomschrijving Beoordelingsrichtlijn Een beoordelingsrichtlijn (BRL) bevat de in een College van Deskundigen gemaakte afspraken over een bepaald onderwerp van certificatie. Dit betekent dat in een beoordelingsrichtlijn de volgende aspecten zijn opgenomen: - Alle eisen die door een certificatie-instelling moeten worden gehanteerd bij het toelatingsonderzoek en de controle. (Een beoordelingsrichtlijn vormt het toetsingskader om na te gaan of een product, proces of dienst voldoet aan de gestelde eisen.) - De eisen die gesteld worden aan het kwaliteitssysteem van de leveranciers. - De afspraken die in het College van Deskundigen zijn gemaakt over het niveau van de uitvoering van de certificatie. Voorbeelden van bestaande Beoordelingsrichtlijnen m.b.t. legionellapreventie zijn: - Kiwa BRL AV/01 “Legionella Veilig Beheerd Verklaard” - Kiwa BRL AV/02 “Opstellen van Risicoanalyses en beheersplannen conform de wettelijke regels voor legionellapreventie in collectieve leidingwaterinstallaties”. Alvorens invulling kan worden gegeven aan een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie moet eerst duidelijkheid ontstaan over de gewenste vorm van certificatie. 4.2 Het beginsel van certificatie Het begrip certificatie kan worden omschreven als “activiteiten op grond waarvan een derde partij (de certificatie-instelling) kenbaar maakt dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat duidelijk omschreven producten, processen of diensten van een (kwaliteitsverantwoordelijke) leverancier1 in overeenstemming zijn met een bepaalde norm, of met een ander eisenstellend document (beoordelingsrichtlijn).”
1
In de accreditatienormen wordt het begrip leverancier omschreven als de partij die verantwoordelijk is en moet kunnen verzekeren dat producten voldoen, en zullen blijven voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 15 januari 2003
Schematisch kan het begrip certificatie als volgt in beeld worden gebracht
Certificatie-instelling
overeenkomst
leverancier
informatie
gecertificeerd product/proces/dienst
afnemer
Bovenstaand schema is in beginsel van toepassing voor alle vormen van certificatie. Afhankelijk van het certificatieschema zullen daarbij verschillende marktpartij en in de rol van leverancier of afnemer participeren. Deze participatie van belanghebbenden is van essentieel belang bij de accrediteerbaarheid van het schema. Zie de betreffende paragraaf over accrediteerbaarheid. 4.3 Vormen van certificatie We kennen verschillende vormen van certificatie. Productcertificatie Van een onder productcertificaat geleverd product mag de afnemer verwachten dat het bij aflevering voldoet aan omschreven eisen. In een aantal gevallen wordt een productcertificaat pas afgegeven nadat een initieel onderzoek heeft plaatsgevonden naar toepasbaarheid van het product in de beoogde toepassingsomstandigheden. Daarbij vindt een toetsing plaats aan de in die omstandigheden te stellen prestatie-eisen. De kwaliteitsverklaring in dat geval wordt attest-met-productcertificaat genoemd. Een bijzondere vorm van productcertificatie is de zogenaamde aspectcertificatie, waarbij uitsluitend dat betreffende aspect van het product onderwerp is van het certificatie-onderzoek. Voorbeeld hiervan is het ATA systeem: de certificatie heeft betrekking op de toxiciteit van producten en materialen die in contact komen met drinkwater. Procescertificatie Van een onder procescertificaat uitgevoerd proces mag de afnemer verwachten dat het proces is uitgevoerd volgens de daaraan in een beoordelingsrichtlijn gestelde eisen. In het algemeen is aan het stelsel van procescertificatie een initieel onderzoek verbonden naar de prestatie-eisen die gesteld kunnen worden aan de output van het proces. Onder het begrip procescertificatie valt ook de certificatie van diensten.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 16 januari 2003
Attestatie Attestatie (ook wel certificatie van ontwerpen genoemd) houdt in het onderzoek naar de toepasbaarheid van een product of de output van een proces, door toetsing aan de in een beoordelingsrichtlijn vastgelegde prestatie-eisen. Bij ‘kale’ attestatie bestaat geen zekerheid dat de volgens het ontwerp vervaardigde producten of uitgevoerde processen daadwerkelijk aan de daaraan gestelde eisen voldoen. Die zekerheid kan alleen worden geboden door koppeling aan andere certificatieschema’s. Systeemcertificatie Systeemcertificatie houdt in dat het managementsysteem van een organisatie is getoetst aan de betreffende systeemeisen. De bekende voorbeelden hiervan zijn ISO 9001-certificaten, milieuzorgcertificaten, VCA-certificaten. Er zijn echter daarnaast ook voorbeelden van procesgerelateerde systeemcertificaten, waarbij bovendien afspraken zijn gemaakt over de uitvoeringsprocessen binnen bepaalde branches. Dergelijke vormen van systeemcertificatie kennen we veelal onder de benaming van een erkenningsregeling. Voorbeeld: erkenningsregeling kabellegbedrijven. Persoonscertificatie Van een gecertificeerde persoon mag zijn werkgever of opdrachtgever verwachten dat de betreffende persoon beschikt over de voor het uitoefenen van het vak vereiste kennis en vaardigheden, en dat deze door betrokkene op peil worden gehouden. Ketencertificatie Van ketencertificatie is sprake als een certificaat is samengesteld uit twee of meer van de hiervoor besproken vormen van certificatie. Tabel 1 Samenvatting van schema’s en de bijbehorende verklaringen van de certificatieinstelling. Certificatieschema Productcertificatie
Verklaring van certificatie-instelling het product wordt bij aflevering geacht te voldoen aan de in de beoordelingsrichtlijn gestelde eisen. Procescertificaat (voor het proces of de dienst wordt geacht te zijn uitgevoerd volgens de in processen en diensten) de beoordelingsrichtlijn gestelde eisen en het resultaat van de werkzaamheden wordt geacht te voldoen aan prestatie-eisen. Attestatie (certificatie van Het ontwerp van een samengesteld product of bouwdeel wordt, ontwerpen) onder voorwaarden, geacht te voldoen aan de prestatie-eisen voor een omschreven toepassingsgebied. NB: het certificaat van ontwerp (attest) verklaart niet dat de producten aan de specificatie voldoen, zoals bij productcertificatie Systeemcertificatie (kwaliteit, Het systeem en de toepassing ervan voldoen aan de gehanteerde milieuzorg, VCA, ARBO) norm. Persoonscertificatie Ketencertificatie
Kennis en vaardigheden van de persoon voldoen aan de gestelde vakbekwaamheidseisen. Combinatie van de verklaringen van twee of meer vormen van certificatie.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 17 januari 2003
4.4 Legionellapreventie en certificatie In algemene zin is het van belang dat vóórdat gestart wordt met het opstellen van een beoordelingsrichtlijn de volgende vragen worden beantwoord: • welke zekerheid moet certificatie gaan bieden? • wordt gekozen voor een privaatrechtelijk of publieksrechtelijk certificatieschema? • in hoeverre is het gewenst en mogelijk om de beoordelingsrichtlijn af te stemmen op reeds bestaande certificatieschema’s in het kader van het veilig beheer, zodat daarmee mogelijk een vorm van ketencertificatie kan worden ontwikkeld? Deze vragen kunnen voor een belangrijk deel worden beantwoord door op basis van de indeling in de paragraaf 4.2 een overzicht te maken van de verschillende mogelijkheden voor certificatie van alternatieve legionellapreventie. 4.4.1 Attestatie van de behandelingstechnieken Bij deze vorm vindt er een prestatie-onderzoek plaats op het prototype van de behandelingstechniek (of eventueel een behandelingsmethode die bestaat uit een combinatie van technieken of een totaal behandelingsconcept). Dit betekent dat de effectiviteit van de aangeboden techniek wordt beoordeeld door een onafhankelijke instantie. De aanbieder van de techniek is leverancier in de zin van een attestatieregeling (zie het overzicht van certificatieschema’s). De methode wordt door een onafhankelijke instantie getest in een gestandaardiseerde situatie (installatie, verontreiniging met Legionella , etc.) De verklaring van de certificatie-instelling zal omkleed zijn met een aantal ‘mitsen en maren’ waaraan in concrete situaties zal moeten worden voldaan om zekerheid te krijgen dat het water aan het tappunt Legionella-veilig zal zijn. De leverancier van de behandelingstechniek wordt attesthouder. 4.4.2 Procescertificaat voor inzet van een behandelingstechniek in een installatie Deze regeling spitst zich toe op het elimineren van Legionella door een alternatieve techniek voor legionellapreventie zodat na toepassing van de techniek de toelaatbare waarde voor Legionella niet wordt overschreden. De eigenaar van een collectieve installatie die een alternatieve techniek voor legionellapreventie wil toepassen zal zich vooraf op de hoogte moeten stellen of de betreffende techniek zich ook leent voor zijn installatie. Hiervoor zijn in de beoordelingsrichtlijn eisen opgenomen waaraan moet worden getoetst. Deze eisen, in feite alle ‘mitsen en maren’ met betrekking tot die techniek, zijn opgesteld door een onafhankelijk instituut op basis van initieel onderzoek. Ze kunnen betrekking hebben op een breed scala van aspecten zoals bijvoorbeeld beheer, onderhoud, materiaaleisen en techniekgerelateerde eisen. Het is hierbij denkbaar dat de in te zetten techniek op enigerlei wijze gekoppeld wordt aan een certificatieregeling “Legionella-veilig beheer”.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 18 januari 2003
4.4.3 Ketencertificatie gericht op de kwaliteit van het water aan het tappunt Waterleidingbedrijven leveren water van een bepaalde kwaliteit, dat ten minste voldoet aan de eisen van het waterleidingbesluit. Bij het leveringspunt gaat het eigenaarschap van het geleverde water over op de eigenaar van de collectieve installatie achter de watermeter. Die is er vervolgens verantwoordelijk voor dat de kwaliteit van het water aan het tappunt nog steeds voldoet aan bepaalde eisen. Dat behoeft echter niet in te houden dat het water dezelfde kwaliteit heeft als op het punt van levering door het waterleidingbedrijf. De eindgebruiker, degene die de kraan open draait, heeft er vanzelfsprekend belang bij dat hij er zeker van kan zijn dat het water uit de kraan Legionellaveilig is. Wanneer de eigenaar van de installatie, als leverancier van water aan de eindgebruiker, zeker wil stellen dat de kwaliteit van het water aan het tappunt aan bepaalde eisen voldoet, dan zal hij zijn kwaliteitsverantwoordelijkheid alleen kunnen waarmaken door een pakket aan maatregelen te treffen: • Zekerstelling van de effectiviteit van maatregelen tegen verontreiniging van het water (komt overeen met attestatie in paragraaf 4.3.2.); • Zekerstelling van de inzet van maatregelen tegen verontreiniging van het water (komt overeen met procescertificaat in paragraaf 4.3.1); • Zekerstelling van de kwaliteit van het water aan het tappunt: voldoen aan het Waterleidingbesluit. De zekerstelling van de waterkwaliteit op het punt van toelevering (direct achter de watermeter) is gewaarborgd op basis van het Waterleidingbesluit en de daaraan gekoppelde monitoring van het waterleidingbedrijf. Een certificatieregeling die gebaseerd is op de kwaliteit van het water aan het tappunt is de meest vergaande regeling. De regeling vereist dat de beheerder van de installatie alle noodzakelijke controles uitvoert ter bewaking van de kwaliteit van het water op de tappunten. Die controles hebben dan tevens betrekking op de inzet en de effectiviteit van de alternatieve technieken voor legionellapreventie. Gecertificeerd water aan het tappunt houdt dan tevens in dat de beheerder van de installatie niet alleen aandacht heeft voor Legionella , maar ook voor mogelijke andere verontreiniging van het water. 4.5 Reikwijdte Beoordelingsrichtlijn De reikwijdte van de op te stellen BRL zal afhankelijk zijn van de keuze voor het certificatieschema. Wanneer gekozen wordt voor waterkwaliteit, dan ligt het voor de hand dat er een BRL ontwikkeld wordt, waarin alle kwaliteitsaspecten worden opgenomen, al dan niet met verwijzing naar sub-BRL’s waarin de verschillende preventieve technieken voor legionellapreventie nader worden uitgewerkt.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 19 januari 2003
Wanneer gekozen wordt voor de certificatie van de behandeling van water, dan kunnen de verschillende technieken in afzonderlijke BRL’s worden uitgewerkt. Het lijkt voor de hand te liggen om dan ten minste te onderscheiden naar de hoofdgroepen van de verschillende technieken: chemische technieken en fysische technieken. Maar niet uit te sluiten valt een nadere verbijzondering naar de afzonderlijke technieken. Verder moet een keuze worden gemaakt tussen een privaat- of een publieksrechtelijke certificatie. Als door de opdrachtgever wordt gekozen voor een bepaalde ‘marktwerking’ dan komt dit het best tot uitdrukking in een privaatrechtelijke certificatie. 4.6 Accrediteerbaarheid Het lijkt zinvol om bij de ontwikkeling van nieuwe certificatieschema’s als uitgangspunt te hanteren dat deze moeten voldoen aan accreditatie-eisen. Accreditatie door de Raad voor Accreditatie (RvA) is een vorm van toezicht die moet zeker stellen dat certificatie-instellingen zich aan bepaalde spelregels houden. Accreditatie is gebaseerd op een serie internationale normen (EN 45000-serie). In het kader van deze startnotitie voert het te ver om diep op deze normen in te gaan. Enkele kernpunten zijn: Eisen aan de certificatie-instelling In de eerste plaats betreft dit de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van certificatie-instellingen. Hun manier van werken mag niet worden beïnvloed doordat een bij certificatie belang hebbende partij een overheersende invloed heeft. Daarnaast moeten de certificatie-instellingen voldoende zorgvuldigheid en deskundigheid kunnen aantonen bij de uitvoering door zich aan regels te houden bij alle facetten van de uitvoering. Dit heeft zowel betrekking op het opstellen van de eisen, de toetsing aan de eisen, de traceerbaarheid van onderzoekresultaten, de rapportage, de beslissing over certificaatverlening, de uitvoering van controles en de registratie van alle in het certificatieproces noodzakelijke stappen. Participatie van belanghebbende partijen Welke partijen bij de certificatie zijn betrokken, is afhankelijk van de keuze voor een certificatieschema. De certificaathouder is de partij die kwaliteitsverantwoordelijk is voor het geleverde (het geleverde product, het uitgevoerde proces, de geleverde dienst). In het eerder vermelde schematische beeld van het beginsel van certificatie kunnen de rol van de leverancier en de afnemer verschillend worden ingevuld, afhankelijk van de gekozen certificatievorm. Onderwerp
Certificatieschema
Behandelingstechniek Behandelingstechniek Waterkwaliteit
Procescertificatie Attestatie Ketencertificatie
Leverancier Certificaathouder Beheerder installatie Ontwerper Beheerder installatie
Afnemer Gebruiker Beheerder installatie Gebruiker
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 20 januari 2003
5 Conclusies en eerste afspraken met de begeleidingscommissie 5.1 Conclusies Op basis van de voorafgaande hoofdstukken kan het volgende worden geconcludeerd: - Het ontbreekt op dit moment in Nederland aan een eenduidige procedure voor het beoordelen van alternatieve technieken voor legionellapreventie en als onderdeel van deze procedure ontbreekt het aan methoden voor het bepalen van de effecten en neveneffecten van deze technieken. - Bij toepassing van alternatieve technieken waarbij desinfecterende stoffen worden gedoseerd aan het water moet een onderscheid worden gemaakt tussen continue of discontinue desinfectie waarbij de installatie in gebruik blijft en reiniging van een installatie waarbij de installatie tijdelijk uit gebruik wordt genomen en na reiniging zorgvuldig wordt gespoeld. - In de praktijk moet rekening worden gehouden met de toepassing van combinaties van alternatieve technieken en/of de toepassing van zogenaamde totaal beheersconcepten. - Er is in de ons omringende landen geen beoordelingssystematiek beschikbaar die als voorbeeld zou kunnen dienen voor de Nederlandse situatie. - Op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet is het toepassen van alternatieve technieken waarbij desinfectiemiddelen worden gedoseerd aan het water (direct of in situ) niet zonder meer toegestaan. De regelgeving maakt toelating van deze technieken lastig. - Op basis van het Waterleidingbesluit moet in een collectief leidingwatersysteem ook na toepassing van een alternatieve techniek voor legionellapreventie de waterkwaliteit voldoen aan de kwaliteitseisen in het Besluit. - Het effect van een alternatieve techniek voor legionellapreventie moet zodanig zijn dat op tappunten waarbij relevante hoeveelheden inadembare aërosolen kunnen vrijkomen de concentratie legionellabacteriën de waarde van 100 kve/l niet overschrijdt. - Het toepassen van een alternatieve techniek voor legionellapreventie ontslaat de eigenaar van een installatie niet van de verplichting tot het uitvoeren van een risicoanalyse en het opstellen van een beheersplan. - Een beoordelingsrichtlijn (BRL) bevat de in een College van Deskundigen gemaakte afspraken over een bepaald onderwerp van certificatie. Alvorens invulling kan worden gegeven aan een Beoordelingsrichtlijn moet eerst duidelijkheid bestaan over de gewenste vorm van certificatie. - Er zijn drie verschillende mogelijkheden geïnventariseerd voor de certificatie van alternatieve legionellapreventie: een procescertificaat voor de inzet van een techniek in een installatie, een attestatie van een behandelingstechniek en ketencertificatie gericht op de kwaliteit van het water aan het tappunt.
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 21 januari 2003
5.2 Resultaten van de eerste bijeenkomst van de begeleidingscommissie Op 5 november 2002 is de begeleidingscommissie voor het eerst bij elkaar geweest om deze startnotitie in concept te bespreken. De inhoudelijke resultaten van dit overleg zijn in deze paragraaf samengevat. De begeleidingscommissie heeft in beginsel het volgende besloten: - Uitgaande van de drie mogelijkheden voor certificatie zoals geschetst in deze startnotitie, zal bij het opstellen van een beoordelingsrichtlijn worden uitgegaan van attestatie van de behandelingstechnieken. Dit certficatieschema richt zich op de leverancier (ontwerper) als certificaathouder. - Voor instellingen die volgens de ontwerp-AmvB een hoge prioriteit krijgen (instellingen volgens artikel II lid 1) , zal de attestatie van in te zetten alternatieve technieken voor legionellapreventie publieksrechtelijk worden geregeld (wettelijke plicht); voor de overige doelgroepen privaatrechtelijk. - Uitgangspunt is dat het certificatieschema zal worden ondergebracht bij de Raad van Accreditatie. Het Ministerie van VROM geeft verder aan dat het op voorhand niet is uit te sluiten dat er ruimte wordt geboden om desinfecterende stoffen aan water te doseren in het kader van de legionellapreventie in collectieve leidingwatersystemen. Ook het toestaan van de gedeeltelijke opvulling van de kopernorm is op voorhand niet uit te sluiten. Over beide zaken zal in het traject naar een beoordelingsrichtlijn meer duidelijkheid moeten ontstaan. Een logische vervolg op deze startnotitie is het kwantificeren van de beoordelingscriteria en het omschrijven van de testmethode. Afgesproken is dat het resultaat van deze vervolgstappen zal worden voorgelegd aan de leveranciers tijdens een workshop. Dit betekent dat de workshop die gepland stond voor het presenteren van deze startnotitie voorlopig wordt uitgesteld. In het vervolgtraject zullen onder andere de volgende vragen moeten worden beantwoord: 1) Welke criteria moeten worden gehanteerd voor de beoordeling van de vorming van nevenproducten bij continue of periodieke desinfectie? 2) Welke criteria moeten worden gehanteerd bij de beoordeling van milieueffecten van alternatieve technieken voor legionellapreventie? 3) Welke criteria moeten worden gehanteerd voor het beoordelen van de effectiviteit van een alternatieve techniek voor legionellapreventie? 4) Welke criteria moeten worden gehanteerd voor de effecten van chemicaliën op leidingmaterialen? 5) Welke methode (standaardisatie) moet worden toegepast voor het bepalen van de effectiviteit van een alternatieve techniek? 6) Gaan we uit van beoordeling in suspensietesten of proberen we meer de praktijk te benaderen met dynamische testen in leidingsystemen? 7) Doen we testen in een gestandaardiseerde testbank of doen we testen in de praktijk op basis van een nauw omschreven testprotocol?
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 22 januari 2003
8) Hoe moet rekening worden gehouden met het feit dat de effectiviteit van een techniek sterk afhankelijk is van de watersamenstelling en de aard van de installatie? 9) Hoe moet worden omgegaan met periodieke desinfectie in verhouding tot continue desinfectie m.b.t. blootstelling aan stoffen? 10) Hoe moet worden omgegaan met producten waarvoor in het Waterleidingbesluit nog geen norm bestaat (denk aan ozon, waterstofperoxide)? 11) Is alleen log-reductie in de waterfase een voldoende criterium of moet er ook aandacht zijn voor Legionella in de biofilm op de buiswand?
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 23 januari 2003
6 Referenties 1) Kiwa Water Research in opdracht van het Ministerie van VROM. Alternatieve technieken voor Legionella preventie: kenmerken en beoordeling. KOA 00.105. november 2000. 2) Bestrijdingsmiddelenwet 1962. 3) Ministerie van VROM. Waterleidingbesluit. Staatscourant nr. 31, Den Haag, 9 januari 2001 4) Ministerie van VROM. Tijdelijke Regeling Legionellapreventie in leidingwater. Staatscourant nr. 199, Den Haag , 13 oktober 2000. 5) Ministerie van VROM. Besluit tot wijziging van het Waterleidingbesluit in verband met de preventie van Legionella in leidingwater. Staatscourant nr. 154, Den Haag , 14 augustus 2002. 6) NEN 1006 (2002). Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI-2002). ICS 91.140.60. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. 7) European Commission. European Drinking Water Directive 98/83/EG. Quality of Water meant for human consumption. November 3, 1998. 8) Mondelinge informatie Frankrijk: Jean Baron (Crecep in Parijs) 9) Mondelinge informatie Duitsland: Ivo Wagner (Technologie Zentrum Wasser in Karlsruhe) 10) Mondelinge informatie Engeland: Tony Lloyd (Drinking Water Inspectorate) 11) URL: http://www.dwi.gov.uk/cpp/silver.htm 12) European Commission. European Biocidal Products Directive 98/8/EG. May 13, 1998. 13) Ministerie van VROM. Regeling materialen en chemicaliën leidingwatervoorziening . Nog niet gepubliceerd concept, november 2002. 14) Mondelinge informatie Vlaanderen: Walter Josson (WVC Vlaanderen)
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 24 januari 2003
I Overzicht Reinigingsmiddelen met een ATA certificaat
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 25 januari 2003
Certificaathouder
Handelsnaam product
Product
ATA-sec/BRLnummer
Certificaatnum mer extern
Ingangs-datum certificaat
Correspondentie-adres
t.b.v. cross-flow ATA-sec membraaninstallati es geen ATA-sec
K14629/01
01-01-00
Postbus 2290, 3430 DL NIEUWEGEIN
K21479/01
01-06-01
Postbus 30078, 1303 AB ALMERE
geen
ATA-sec
K22265/01
01-05-02
Burg. Stramanweg 105-III, 1101 AA AMSTERDAM
geen
ATA-sec
2089/2
01-09-91
Dieselstrasse 40, D-74211 LEINGARTEN, Duitsland
Productgroep: Reinigingsmiddelen Ecolab B.V.
P3-ultrasil 73
HG International Hagesan blauw b.v. Kon-Des Glyroxyl 125 en Milieutechnologie Glyroxyl 150 B.V. Sanit-Chemie Citro-Plus Reinigungsmittel und -geräte GmbH
R. Späne GmbH Produktion
CARELA BIO-DES
t.b.v. ATA-sec drinkwaterleidingen
R. Späne GmbH Produktion
CARELA BIO- PLUS
R. Späne GmbH Produktion
CARELA BIO- PLUS forte
Tevan B.V.
Aquaclean
t.b.v. ATA-sec drinkwaterreservoir s t.b.v. regeneratie ATA-sec van drinkwaterbronnen geen ATA-sec
Tevan B.V.
Tevan-Snelontkalker
geen
Tevan B.V.
Herli-Rapid-TW + FCM geen
Tevan B.V.
Herlisil
Tevan B.V.
Uniprodes
Uniprox B.V.
Care-Oxyl
Vertegenwoordiger: A. Kalsbeek-Assen B.V., Zadelmakerstraat 12, 9403 VE ASSEN K22065/01 01-02-02 Postfach 1128, D-79601 RHEINFELDEN, Duitsland K22066/01
01-02-02
Postfach 1128, D-79601 RHEINFELDEN, Duitsland
K22067/01
01-02-02
Postfach 1128, D-79601 RHEINFELDEN, Duitsland
K1006/02
01-06-01
Postbus 37, 4200 AA GORINCHEM
ATA-sec
K1016/02
01-06-01
Postbus 37, 4200 AA GORINCHEM
ATA-sec
K21233/01
15-03-01
Postbus 37, 4200 AA GORINCHEM
geen
ATA-sec
K21235/01
15-03-01
Postbus 37, 4200 AA GORINCHEM
geen
ATA-sec
K20243/01
01-06-00
Postbus 37, 4200 AA GORINCHEM
geen
ATA-sec
K20528/01
01-07-00
Communicatieweg 18, 3641 SE MIJDRECHT
Naar een richtlijn ter beoordeling van alternatieve technieken voor legionellapreventie © Kiwa N.V. - 26 januari 2003