Naar een gezond Brabant Strategienota integraal gezondheidsbeleid
Deze nota is een product van de Alliantie Gezond Brabant November 2011
Colofon Begeleidingscommissie • D e heer dr. H.A.M. Backx: directeur GGD Hart voor Brabant en raadslid Provinciale Raad Gezondheid • D e heer drs. E. van Dijk: bestuurlijke functies bij SER Brabant, Brabant Water, Brabants Landschap, PSW en raadslid Provinciale Raad Gezondheid • D e heer prof. dr. H.F.L. Garretsen: hoogleraar gezondheidszorgbeleid Universiteit van Tilburg, voorzitter Tranzo en raadslid Provinciale Raad Gezondheid • De heer drs. R.E.H.M. Dumont: senior beleidsmedewerker gezondheid Provincie Noord-Brabant • De heer dr. H.W.A. Jans: arts Maatschappij en Gezondheid / chemicus en medisch milieukundige Schrijfgroep • M evrouw mr. E.F.M. van den Heuvel, MPH, beleidsadviseur GGD Hart voor Brabant • M evrouw drs. R.J. Nijdam, milieugezondheidskundige, Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD’en Brabant/Zeeland • M evrouw M.L.J. van Santvoort MSc.N., beleidsadviseur Provinciale Raad Gezondheid • M evrouw M.A.R. Timmers, MSc., beleidsadviseur Provinciale Raad Gezondheid • M evrouw dr. M.J.H. Paes, MSM, directeur Provinciale Raad Gezondheid Redactie • Mevrouw M.A.R. Timmers, MSc., beleidsadviseur Provinciale Raad Gezondheid • Mevrouw dr. M.J.H. Paes, MSM, directeur Provinciale Raad Gezondheid Alliantie Gezond Brabant Deze notitie is een product van de ‘Alliantie Gezond Brabant’. De Alliantie Gezond Brabant is een samenwerkingsverband van de Brabantse GGD’en, de Provinciale Raad Gezondheid en Tranzo, wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn (Tilburg University). Door bundeling van expertise en netwerken kunnen deze instituten effectiever en efficiënter (samen)werken aan gezondheid in Brabant en gezondheidsbeleid maatschappelijk en bestuurlijk agenderen. www.alliantiegezondbrabant.nl
De Provinciale Raad Gezondheid wordt gefinancierd door de provincie Noord-Brabant
NAAR EEN GEZOND BRABANT
3
4
NAAR EEN GEZOND BRABANT
inhoudsopgave
Samenvatting...................................................................................................................................................................................................... 7 1. Gezondheid en provincie: waar draait het om?......................................................................................... 9 2. Gezondheid is een dynamisch begrip ................................................................................................................. 13 3. Gezondheid en … ............................................................................................................................................................................ 19 … ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling ................................................................................... 21 … land- en tuinbouw .................................................................................................................................................................. 25 … voedsel .................................................................................................................................................................................................. 29 … milieu en ecologie .................................................................................................................................................................. 33 … klimaat en energie ................................................................................................................................................................. 37 … natuur, landschap, recreatie en toerisme .............................................................................................. 41 … infrastructuur, mobiliteit en openbaar vervoer ............................................................................. 45 … regionale economie en werkgelegenheid .............................................................................................. 49 … zorginnovatie . ............................................................................................................................................................................... 51 … jeugdzorg ............................................................................................................................................................................................ 55 … leefbaarheid en sociale cohesie .......................................................................................................................... 57 … onderwijs, educatie en participatie ................................................................................................................ 61 … sport .......................................................................................................................................................................................................... 67 … culturele infrastructuur en Brabants erfgoed ................................................................................... 69 … openbare orde, rampenbestrijding en veiligheid ........................................................................ 71 4. Hoe verder met gezondheid in de Provincie Noord-Brabant? .......................................... 75 Relevante literatuur ............................................................................................................................................................................. 80 Lijst van afkortingen ............................................................................................................................................................................ 84 Bijlage 1 Gezondheidsprofiel Noord-Brabant . .................................................................................................. 85
5
6
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Samenvatting Met deze strategienota integraal gezondheidsbeleid bieden wij de provincie Noord-Brabant een handreiking om gezondheid de komende vier jaren op te nemen in haar beleid. In de nota is het begrip gezondheid gedefinieerd en is informatie opgenomen over de gezondheidssituatie in Noord-Brabant. De GGD’en in Noord-Brabant beschikken over veel gezondheidsinformatie die ten behoeve van deze nota op provinciaal niveau is samengebracht. Op hoofdlijnen is een analyse gemaakt van (toekomstige) bedreigingen en kansen voor de gezondheid in NoordBrabant in relatie tot de kerntaken van de provincie, waarin aansprekende cijfers en voorbeelden zijn opgenomen; de analyse is ingedeeld op basis van enkele (clusters van) belangrijke provinciale beleidsportefeuilles. Aan de hand van voorbeelden wordt geschetst hoe gezondheid een rol kan spelen in elkaar versterkend beleid van provincie, regio en gemeenten en hoe dat er in de praktijk uit kan zien. Deze notitie bevat hoofdlijnen voor een strategisch gezondheidsbeleid dat ondersteunend is aan wettelijke provinciale taken en aan de provinciale rol als gebiedsautoriteit. In het laatste hoofdstuk vindt u aanbevelingen hoe de provincie in deze bestuursperiode een eerste stap kan zetten om het realiseren van gezondheid via andere beleidsterreinen tot een vanzelfsprekendheid te maken; een vanzelfsprekendheid die er nu nog niet is. Deze nota bevat géén uitvoeringsprogramma, stappenplan of criterialijst en ook geen beleidsvergezicht, maar is een handreiking aan de provincie om een proces in gang te zetten hoe te komen tot een praktische invulling van integraal gezondheidsbeleid. Wij hebben dat proces in drie aanbevelingen samengevat, te weten: •.formuleer een brede definitie van gezondheid als basis voor het provinciale beleid; • bescherm en bevorder de gezondheid van Brabanders; •.maak gezondheid onderdeel van alle domeinen in de provinciale organisatie. Gezondheid krijgt een plek in het beleid van de provincie en de daarbij horende consequenties worden opgepakt. Maatregelen op de diverse beleidsterreinen hebben vaak op meerdere fronten tegelijk invloed. Met andere woorden: de aanpak van meer dan één vraagstuk is er bij gebaat. Deze nota, alsook de aanbevelingen, zijn een eerste en verkennende proeve voor een integraal provinciaal gezondheidsbeleid. Wij gaan graag in gesprek met de provincie en de provinciale commissies over deze bijdrage en hopen deze in de komende jaren samen met de provincie verder te ontwikkelen, te verfijnen en te verbeteren. De Provinciale Raad Gezondheid en de GGD’en van Noord-Brabant willen hiermee een bijdrage leveren aan het verder opbouwen van een gezond, krachtig en innovatief Noord-Brabant dat zijn doorwerking heeft naar de regio’s.
7
8
NAAR EEN GEZOND BRABANT
1. Gezondheid en provincie: waar draait het om? De Q-koorts en de Moerdijkbrand hebben Noord-Brabant geconfronteerd met de onverbrekelijke verbinding tussen ontwikkelingen in de economische sector, de landbouwsector, het ruimtelijke ordeningsbeleid en de gezondheid van Brabanders. Gezondheid was tijdens de afgelopen provinciale verkiezingen meer dan ooit een belangrijk verkiezingsitem. Gezondheid is dan ook een onmiskenbaar onderdeel geworden van het nieuwe collegeakkoord. Maar wat doet een provincie aan het onderwerp gezondheid? De Wet Publieke Gezondheid regelt onder andere de organisatie van de openbare gezondheidszorg en de bestrijding van infectieziekten. In het kader van deze wet stelt het Rijk elke vier jaar een rijksnota Gezondheidsbeleid op waarin de prioriteiten voor collectieve preventie worden vastgesteld. Deze landelijke nota dient als leidraad voor de vierjaarlijkse lokale gemeentelijke gezondheidsnota’s. Het doel van dit beleid is om een gezonde fysieke en sociale omgeving voor burgers te creëren en een gezonde leefstijl te stimuleren. De GGD’en zijn gemeenten behulpzaam bij de beleidsvoorbereiding met de vele gezondheidsinformatie waarover zij beschikken. Deze presenteren zij aan de gemeenten in de vorm van regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (rVTV). Tevens hebben de GGD’en op tal van terreinen een uitvoerende taak op lokaal niveau.
Aandachtspunten in de landelijke nota gezondheidsbeleid van VWS ‘Gezondheid dichtbij’ Onlangs heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de landelijke nota gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichterbij’ gepubliceerd. Centraal in deze nota staat het beroep op eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van burgers ten aanzien van gezondheid. Dit geldt ook voor het maken van keuzes met betrekking tot een gezonde leefstijl. Een ander speerpunt uit deze nota is de extra aandacht voor en het stimuleren van bewegen op buurtniveau. Daarnaast zijn er vier specifieke gezondheidsvraagstukken waar het kabinet aandacht voor vraagt: 1) d e gezondheidsrisico’s in de omgeving zoals straling, binnenmilieu, Q-koorts, ziekte van Lyme, antimicrobiële resistentie (MRSA); 2) d e perinatale sterfte, in Nederland is deze hoger dan in andere Europese landen; 3) d e toename chronische ziekten, zoals diabetes, coronaire hartziekte en beroerte, alsook toename meerdere chronische ziekten per persoon; 4) d e psychische aandoeningen zoals depressie, dementie, angststoornissen, suïcide en verslavingsproblemen.
9
Er is geen wettelijke taak weggelegd voor de provincie op het gebied van de openbare gezondheidszorg. De provincie heeft wel wettelijke taken op het terrein van onder andere milieu, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer. Met het instrumentarium dat de provincie op deze terreinen ter beschikking heeft, kan de provincie beleid voeren dat mede gericht is op gezondheidsbevordering en op vermindering van gezondheidsrisico’s. Bovendien kan de provincie als gebiedsautoriteit ook onderwerpen agenderen en verbinden zonder dat ze een expliciete wettelijke taak heeft en zo gezondheid proactief opnemen in provinciale ontwikkelingen. Bij eventuele toekomstige uitbraken van zoönosen of bij calamiteiten zoals in Moerdijk kan de provincie als modern middenbestuur van een dierrijke én bedrijvenrijke regio een signalerende, agenderende en verbindende rol vervullen. Maar hoe doet de provincie Noord-Brabant dat? Hoe houdt de Provincie NoordBrabant in haar milieubeleid, haar ruimtelijke ordeningsbeleid, haar landbouwbeleid, haar verkeersbeleid en haar economisch beleid rekening met het terugdringen van schadelijke effecten op de gezondheid van mensen en hoe initieert en stimuleert de provincie een gezonde en duurzame leef- en werkomgeving in Noord-Brabant? Voor de samenleving zijn gezonde burgers een cruciaal sociaal en economisch kapitaal. Hoe bundelt en benut de Provincie de aanwezige kennis over gezondheid en hoe ontwikkelt de provincie die kennis verder in het kader van de Agenda van Brabant? En omgekeerd: hoe draagt gezondheid bij aan de realisatie van de ambitie van Noord-Brabant om bij de Europese top van de kennis- en innovatieregio’s te horen?
Speerpunten Agenda van Brabant:
10
• ruimtelijke ontwikkeling en inrichting; • vitaal platteland en natuur; • milieu, energie en klimaat; • bereikbaarheid van de regio; • regionaal economisch beleid; • culturele infrastructuur en monumentenzorg; • kwaliteit van openbaar bestuur.
Met deze strategienota integraal gezondheidsbeleid bieden wij de provincie Noord-Brabant een handreiking om gezondheid de komende vier jaren op te nemen in haar beleid. De nota kent de volgende opbouw.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
• .Afbakening van het begrip gezondheid en de gezondheidssituatie in Noord-Brabant. • Een analyse van (toekomstige) bedreigingen en kansen voor de gezondheid in Noord-Brabant in relatie tot de kerntaken van de provincie, met aansprekende cijfers en voorbeelden; de analyse volgt de indeling van enkele (clusters van) belangrijke provinciale beleidsportefeuilles. Aan de hand van voorbeelden schetsen wij hoe gezondheid een rol kan spelen in elkaar versterkend beleid van provincie, regio en gemeenten en hoe dat er in de praktijk uit kan zien. • Aanbevelingen hoe de provincie een eerste stap kan zetten om integraal gezondheidsbeleid op te nemen in de plannen voor provinciale ontwikkelingen. Deze notitie bevat hoofdlijnen voor een strategisch gezondheidsbeleid en is ondersteunend aan wettelijke provinciale taken en de provinciale rol als gebiedsautoriteit. De GGD’en in Noord-Brabant beschikken over veel gezondheidsinformatie die ten behoeve van deze nota op provinciaal niveau is samengebracht. Deze vindt u verspreid in de hoofdstukken en in het bijgevoegde gezondheidsprofiel in bijlage 1. Deze informatie is te benutten bij het uitwerken van beleid op de andere domeinen. Voor de leesbaarheid zijn geen literatuurverwijzingen in de tekst opgenomen, wel is een overzicht van de geraadpleegde literatuur bijgevoegd. Deze nota is een eerste en verkennende proeve van de Provinciale Raad Gezondheid en de GGD’en van Noord-Brabant voor een provinciaal integraal gezondheidsbeleid. Wij willen hiermee een bijdrage leveren aan het verder opbouwen van een gezond, krachtig en innovatief Noord-Brabant dat zijn doorwerking heeft naar de regio’s. We gaan graag in gesprek met de provincie en de verschillende provinciale commissies over deze bijdrage en hopen deze in de komende jaren te verfijnen, te verbeteren en te laten aansluiten op vernieuwde inzichten en ontwikkelingen in onze provincie.
11
NAAR EEN GEZOND BRABANT
2. G ezondheid is een dynamisch begrip Gezondheid is een voorwaarde om te leven, te werken, te spelen en lief te hebben. Gezondheid is een van de fundamentele rechten van de mens. Burgers geven in onderzoeken altijd aan dat gezondheid belangrijk is in hun leven. Gezondheid staat niet op zichzelf, maar wordt direct en indirect beïnvloed door veel verschillende factoren (zie figuur 1). De afgelopen jaren heeft het denken over het begrip gezondheid zich meer of minder kritisch bewogen rond de oude definitie van de WHO: een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welbevinden en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken. In het licht van zowel wetenschappelijke als maatschappelijke ontwikkelingen is er een groeiende behoefte aan een meer dynamische kijk op gezondheid. Gezondheid is geen absoluut begrip en is bijvoorbeeld voor mensen met een chronische ziekte of een beperking anders. Ook zij kunnen zich gezond voelen. Gezond zijn betekent zich kunnen aanpassen aan verstoringen, veerkracht hebben, een balans weten te handhaven of te hervinden. Gezondheid is een complex adaptief systeem. Gezondheid is niet statisch, maar verandert; het staat in contact met omgevingsfactoren. Zowel de mens als de natuur zijn co-producenten van gezondheid. Deze meer dynamische invulling kan intersectoraal gezondheidsbeleid beter ondersteunen. Zo spreken de humane en veterinaire gezondheidszorg naar aanleiding van de bestrijding van zoönosen over ‘One Health’ en benadrukken zij het belang van een gezamenlijke aanpak.
Biologische factoren erfelijkheid geslacht
Omgeving fysiek sociaal
Gezondheid overgewicht
Leefstijl houding kennis gedrag
Figuur 1: Het model van Lalonde
13 (Zorg)voorzieningen toegankelijkheid
In de denkbeelden over het begrip ‘gezondheid’ onderscheiden we een drietal benaderingen. Allereerst is er de medische benadering. Hier gaat het bij gezondheid om het individu en staat voornamelijk in relatie tot de pathologie. Deze medische benadering is al jarenlang het meest dominant aanwezig in onze samenleving. Ten tweede is er de leefstijlbenadering. Deze benadering accentueert wat mensen zelf kunnen doen om gezond te blijven (bijvoorbeeld stoppen met roken, meer bewegen, gezonde voeding, etc.). Het gaat hierbij niet alleen om de gediagnosticeerde pathologie, maar ook om de gezondheidsbeleving van mensen. GGD’en hebben op dit terrein een belangrijke motiverende en activerende rol. Evenals het welzijnswerk, de sportsector en patiënten- en zelfhulporganisaties. Ten slotte is er de sociale omgevingsbenadering, die focust op het totale systeem waarin een mens zich beweegt. Dit houdt in dat ook de sociale, economische en fysieke omgeving - naast preventie en zorg - een rol spelen bij gezondheid. Bij sociale omgeving gaat het bijvoorbeeld om de arbeidssituatie, sociale cohesie in de wijk en de bevolkingssamenstelling in een buurt. De rol van de economische factoren is overduidelijk te zien in de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, maar ook in de consequenties van financieeleconomisch beleid. De fysieke omgeving omvat aspecten als kenmerken van de woningen en woonomgeving, zoals groen en openbare ruimte, milieu en verkeersveiligheid. In het model van Lalonde is plaats voor zowel de medische (zorg), leefstijl als de omgevingsbenadering. Zo heeft de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek de relaties rond gezondheid vanuit hun perspectief inzichtelijk gemaakt (zie figuur 2). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de gezondheidszorg, het natuurbeheer, de doelgroepen en de bestuurlijke organisatie, zoals de provincie. NATUURLIJKE OMGEVING
etcetera
Relaties
Gemeente Provincie Rijksoverheid Private besturen (ondernemers)
Bruikbaarheid
Agrarisch groen
Aansprakelijkheid
Buitenstedelijk groen
BESTUURLIJKE ORGANISATIE Bruikbaarheid
Aansprakelijkheid
Binnenstedelijk groen
s
ie lat Re
Relati e
s
GEBRUIKERSGROEPEN GEZONDHEIDSWINST
Ontwikkeling kind Pers. ontwikkeling volwassene (zingeving) gezondheidsrisico’s
Conditionering
Bewegen Sociale contacten
meetbaarheid
intelligente combinaties effecten
Herstel van stress en vermoeidheid
Ouderen Allochtonen Zieken Kinderen
Verwachtngen/ bewustwording
14
Omgeving (trends, sociale, economische, politieke dynamiek
Gezondheid afwezigheid ziekten en lichamelijk, psychische en sociaal welbevinden
Figuur 2: Conceptueel kader ‘gezondheidswinst met behulp van natuur’ van de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek
NAAR EEN GEZOND BRABANT
GEZONDHEID IN NOORD-BRABANT
De levensverwachting stijgt. In Brabant ligt de gemiddelde levensverwachting voor mannen op 78 en voor vrouwen op 82 jaar (zie figuren 3 en 4). De hogere levensverwachting leidt ertoe dat het aandeel ouderen in Brabant de komende jaren toeneemt (zie figuur 5). Daarmee ook een stijging van ouderdomsziekten als diabetes en dementie. Juist deze ziekten gaan gepaard met een hoge zorg- en ziektelast. Dit betekent niet dat alle ouderen en chronisch zieken niet meer participeren in de samenleving. Juist deze groepen verrichten nog veel mantelzorg en vrijwilligerswerk. Participeren en gezondheid beïnvloeden elkaar: gezonde mensen zijn beter in staat te participeren en door te participeren is de kans op gezondheid groter. 90 80 70
77,5 77,8 78,1
82,1 82,1 82,4
60
Regio West-Brabant Regio Hart voor Brabant
50
Regio Brabant Zuidoost
40 30 20 10 0
Mannen
Vrouwen
Figuur 3: Levensverwachting bij geboorte in jaren
90 80 70 60 50
Regio West-Brabant 62,2 63,4 65,4
61,9 62,9 66,6
Regio Hart voor Brabant Regio Brabant Zuidoost
40 30 20 10 0
Mannen
Vrouwen
Figuur 4: Levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij geboorte in jaren
15
100 90 80
Onderwerpen
70
Percentage 0-14 jaar, prognose Percentage 15-29 jaar, prognose Percentage 30-54 jaar, prognose Percentage 55-64 jaar, prognose Percentage 65-74 jaar, prognose Percentage 74 jaar en ouder, prognose
60 50 40 30 20 10 0
2005
2010
2015
2020
2025
2030
Figuur 5: Prognose bevolkingssamenstelling provincie Noord-Brabant Een ander belangrijk aspect dat in de provincie Noord-Brabant gaat spelen is de krimp. De komende jaren krijgt zeker 30 procent van alle Brabantse gemeenten te maken met krimp. Na 2025 loopt dit op tot 75 procent. Vooral in de landelijke gebieden dalen de bevolkingsaantallen. Krimp brengt echter ook gezondheidsrisico’s met zich mee. Krimp betekent vergrijzing en daarmee een toename van zorgbehoeften; krimp betekent ontgroening en daarmee een tekort aan arbeidskrachten in bijvoorbeeld de zorg. Krimp zorgt voor leegstand van woningen in wijken. Hierdoor krijg je stilstaand water in de waterleidingen. Dit kan zorgen voor extra risico op de ontwikkeling en verspreiding van de legionella bacterie. Daarnaast neemt door de vergrijzing de hoeveelheid medicatie in rioolwater toe. Doordat er minder inwoners in de wijk zijn, wordt dit rioolwater ook minder verdund. In het beleid met betrekking tot de krimp kan landelijk, regionaal en lokaal beleid samen optrekken wat betreft arbeidsmarkt, huisvesting, leefbaarheid, mobiliteit, economische ontwikkeling, wijkinrichting en toegankelijkheid van zorg.
16
De druk op de leefomgeving in Noord-Brabant is dus groot door de bevolkingsdichtheid. Maar ook de dierdichtheid (zie tabel 1), de bedrijvendichtheid en de hierbij horende verkeersdrukte zorgen voor extra druk op de leefomgeving. Al deze aspecten werken in op de gezondheid van mensen. Brabant is een provincie met enkele grotere en middelgrote steden, veel kleine kernen en een zogenaamd verstedelijkt platteland. De sociaaleconomische status van de Brabanders is van invloed op gezondheid. Laagopgeleiden leven 6 tot 7 jaar korter dan hoogopgeleiden. De periode waarin zij zich gezond voelen is zelfs 20 jaar korter. Vaak is er sprake van een clustering van negatieve factoren. Er is niet alleen sprake van een ongezonde leefstijl(en) maar ook van ongezonde arbeidsomstandigheden, ongezonde woonomgeving, etc. Het gebruik van voorzieningen laat verschillen
NAAR EEN GEZOND BRABANT
zien. Omgevingsfactoren kunnen tot een grotere ziektelast leiden bij kwetsbare groepen, zoals kinderen, ouderen, chronisch zieken en zwangere vrouwen. Ook is het belangrijk onder ogen te zien dat de schade door milieufactoren onevenredig over de bevolking verdeeld is. Vooral voor bewoners van achterstandswijken in de grote steden treedt een cumulatie van milieu- en gezondheidsproblemen op, die de sociaaleconomische gezondheidsverschillen verder laat toenemen.
Tabel 1: Verhouding dieren ten opzichte van mensen
Aantal mensen/dieren in Nederland en Noord-Brabant (peildatum 1 april 2009)
Verhouding dieren/mensen in Nederland en Noord-Brabant (Peildatum 1 april 2009)
Nederland
Noord-Brabant
Nederland
Inwoners Rundvee Schapen Geiten Varkens Kippen
16.485.787 3.967.599 1.116.609 374.184 12.186.453 96.859.484
2.434.560 659.414 79.534 134.627 5.474.060 25.917.994
- 0,24 0,08 0,02 0,74 5,88
Noord-Brabant 0,27 0,03 0,06 2,25 10,65
Integraal gezondheidsbeleid is sector overstijgend Zoals geschetst, wordt onze gezondheid beïnvloed door verschillende factoren. Veel van deze factoren zijn niet direct vanuit gezondheidsbeleid te beïnvloeden, maar vereisen maatregelen op andere beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening, economie of milieu. De geschiedenis leert ons dat dit succesvol kan zijn zoals in de 19e eeuw door de aanleg van riolering, in de 20e eeuw door de arbeidsgezondheidswetgeving en recent het terugdringen van verkeersdoden door infrastructurele en verkeersmaatregelen. Andersom kan gezondheid een bijdrage leveren aan de doelstellingen van andere beleidssectoren: gezonde kinderen kunnen beter leren en gezonde burgers kunnen langer blijven werken of kunnen anderszins meedoen in de maatschappij.
Voor de nota hanteren de we devolgende definitie van integraal gezondheidsbeleid: Integraal gezondheidsbeleid is beleid waarbij de belangrijkste relevante sectoren binnen en buiten het volksgezondheidsdomein samenwerken aan het aspect gezondheid, waarbij het gemeenschappelijke doel is het bevorderen of beschermen van de gezondheid (definitie RIVM).
17
Wat betekent integraal gezondheidsbeleid voor de Provincie Noord-Brabant? Als provinciale overheid liggen er taken op ruimtelijk, economisch en cultureel gebied. Ook de regionale bereikbaarheid en voorzieningen ten aanzien van het openbaar vervoer behoren tot de kerntaken van de provincie. Concreet betekenen de Agenda van Brabant en het bestuursakkoord voor de provincie dat ze borg staat voor een doeltreffende, goed geordende, ontsloten, gezonde, aantrekkelijke en diverse leefomgeving. Een leefomgeving beïnvloedt de rol die mensen zelf spelen ten aanzien van hun gezondheid, aldus het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de landelijke nota gezondheidsbeleid 2011 ‘Gezondheid dichtbij’: “De overheid schrijft mensen niet voor wat ze wel of niet mogen, mensen maken zelf keuzes. Die keuzes worden gemaakt in een omgeving waarin de gezonde keuze gemakkelijk moet zijn”. Aan die gezonde leefomgeving dragen diverse sectoren bij. Samenwerking met gemeenten, waterschappen, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld scholen, bedrijven, sportverenigingen) voor het verbeteren van die gezonde leefomgeving is noodzakelijk, omdat de verschillende taken en verantwoordelijkheden elkaar in de diverse vraagstukken raken. De provincie kan daarbij ondersteuning bieden bij het zoeken naar, vinden van en aangaan van slimme verbindingen. In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op de provinciale taken.
18
NAAR EEN GEZOND BRABANT
3. Gezondheid en … Door gezondheid in een vroeg stadium op te nemen in nieuwe beleidsontwikkelingen kan de provincie slimme verbindingen naar andere beleidssectoren leggen. Maar ook vice versa: door slimme verbindingen tussen sectoren te leggen kan gezondheid in een vroeg stadium meegenomen worden in nieuwe beleidsontwikkelingen. Dit heeft een preventieve werking waardoor er gezondheidswinst kan worden geboekt voor de Brabantse burgers. Echter tot op heden is het vaak zo dat gezondheid pas om de hoek komt kijken als er zich problemen voordoen of, erger nog, als zich een ramp voltrekt. In dit hoofdstuk beschrijven we bij verschillende beleidssectoren wat de relatie is met gezondheid. Hierbij geldt dat er in alle gevallen naar gezondheid gekeken kan worden vanuit enerzijds een handhavende visie (gezondheidsbescherming) en anderzijds vanuit een stimulerende visie (gezondheidsbevordering). Bij elke beleidssector geven we enkele concrete voorbeelden van initiatieven hoe men op de een of andere manier iets met het thema gezondheid heeft gedaan. Deze voorbeelden zijn inspiratiebronnen voor hoe er gewerkt kan worden aan een integraal gezondheidsbeleid.
19
20
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling De provincie speelt een belangrijke rol bij de verdeling van ruimte in Brabant. Waar wonen en werken mensen? Waar wordt er gebouwd? En waar krijgt de natuur de ruimte? Dat staat allemaal in de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Daarin geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt bij de verdeling en het gebruik van ruimte in Brabant en hoe zij haar doelen wil bereiken. De provinciale belangen en ruimtelijke keuzes moeten bijdragen aan het vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant. Daarnaast signaleert de provincie Noord-Brabant in de Agenda van Brabant structurele milieu- en veiligheidsproblemen. Deze problemen hebben een relatie met gezondheid zoals luchtverontreiniging en externe veiligheidsrisico’s van goederenvervoer, onvoldoende klimaatbestendigheid vanuit natuur, landbouw, kwaliteit van het oppervlaktewater in relatie tot resistente bacteriën en achteruitgang van de ruimtelijke kwaliteit van de Brabants mozaïek. DE RELATIE MET GEZONDHEID
De inrichting van de fysieke omgeving heeft zowel een direct effect op de gezondheid als een indirect effect. Directe effecten treden op bij blootstelling aan chemische, fysische en biologische factoren, via de bodem, het water, de lucht, het klimaat en de ons omringende organismen en via risico’s die mensen lopen door ongelukken of rampen. Indirecte effecten treden op via stress veroorzaakt door bijvoorbeeld omgevingsgeluid en in positieve zin door de aanwezigheid van groen, stilte of water. Indirecte effecten treden ook op doordat de inrichting van de fysieke leefomgeving de leefstijl of het sociale welbevinden beïnvloedt, bijvoorbeeld via openbare ruimten waar mensen elkaar kunnen ontmoeten .
Voorbeeld: Programma Atlas Leefomgeving Het kabinet heeft in 2008 ingestemd met de realisatie van de Atlas Leefomgeving. Dit is een website waarmee eindgebruikers milieu- en gezondheidsinformatie over hun leefomgeving op kunnen vragen door middel van het invoeren van een postcode. De Atlas Leefomgeving presenteert beschikbare overheidsinformatie begrijpelijk en vergelijkbaar voor burgers en professionals met behulp van innovatieve informatie- en communicatietechnologie. De provincie Noord-Brabant neemt deel aan dit project. De Atlas bevindt zich momenteel in de Uitwerkingsfase (2009-2011). In het najaar van 2011 wordt een eerste release van de Atlas Leefomgeving opgeleverd, met informatie over drie thema’s (lucht, geluid en groen) en een beperkt aantal dataleveranciers. Tijdens de uitrol vindt de verdere ontwikkeling van het ICT-systeem (tweede en derde release) plaats. Ook wordt dan gekeken naar uitbreiding met nieuwe thema’s en deelnemers.
21
INSTRUMENTEN
22
In het beleid en maatschappelijk debat komt steeds meer aandacht voor gezondheidseffecten, gerelateerd aan omgevings- en milieueffecten. De belangen van de provincie en de keuzes die zij maken op het gebied van ruimte moeten ten gunste komen aan het vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant. Gelijktijdig met het opstellen van de Structuurvisie ruimtelijke ordening is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Het doel hiervan is om het milieubelang een volwaardige plek te geven in de besluitvorming over activiteiten die belangrijke gevolgen op het milieu kunnen hebben. Gezondheid heeft in de MER lange tijd niet meer omvat dan toetsing aan de wettelijke grens- en richtwaarden voor milieuaspecten als luchtkwaliteit, geluid, geur, waterkwaliteit, externe veiligheid, etc. Gezondheidseffecten houden echter niet op bij de wettelijke grenswaarden. Diverse, heel verschillende methoden zijn beschikbaar voor het inzichtelijk maken van gezondheidseffecten bij ruimtelijke planvorming. De Health Impact Assessment (HIA) – of in het Nederlands ‘Gezondheidseffectschatting’ (GES) – is een combinatie van methoden, procedures en instrumenten om een beleidsvoorstel, programma of project te beoordelen op de mogelijke effecten voor de gezondheid. Daarnaast kan met de GES beoordeeld worden welk deel van een populatie de meeste kans heeft om gezondheidseffecten te krijgen. De GES bevat flexibele methoden die zowel geschikt zijn voor het onderzoeken of beoordelen van brede beleidsdoelstellingen van een overheid, als van zeer concrete voornemens in een wijk. De methoden zijn ook voor de provincie toepasbaar om bij besluitvorming de mogelijke positieve én negatieve gezondheidseffecten zo goed mogelijk mee te laten wegen. De GES kan de besluitvorming op de volgende wijze ondersteunen. • Het maakt beleidsmakers bewust van de relatie tussen gezondheid en de fysieke, sociale en economische omgeving. • Het ondersteunt beleidsmakers bij het herkennen en beoordelen van mogelijke gezondheidseffecten en het optimaliseren van hun beslissingen. • Het kan diegenen op wie het beleid betrekking heeft laten bijdragen aan het besluitvormingsproces. Diverse instanties (ministerie van I&M, Ministerie van VWS, GGD en VNG) hebben consensus over de wijze waarop de GES gebruikt en geïnterpreteerd kan worden. In Noord-Brabant zijn enkele grote infrastructurele projecten aan te wijzen waarin de noodzaak om gezondheid in een vroeg stadium mee te wegen duidelijk aanwezig is. Een voorbeeld daarvan is de gebiedsgerichte aanpak voor de Zuidoostvleugel van Brabantstad.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld: De gebiedsgerichte aanpak voor de Zuidoostvleugel van Brabantstad Het gebiedsgerichte meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) van de Zuidoostvleugel kent vijf majeure gebiedsopgaven: 1) d e A2-zone: een hoogdynamische zone met nadruk op kennisindustrie en bereikbaarheid; 2) h et Nieuwe Woud: het gebied tussen Son en Best waar verstedelijking wordt gecombineerd met een groene recreatieve ontwikkeling; 3) h et Middengebied tussen Eindhoven en Helmond met nadruk op natuur en duurzaamheid; 4) d e Noordoost Corridor met de N279-ontwikkelingsas en de nieuwe oost-westverbinding, die qua ruimtelijk economische ontwikkeling complementair zijn aan de A2-zone; 5) d e grenscorridor N69. Bij deze ontwikkelingen is het belangrijk om te onderzoeken of de nieuwe wegen leiden tot verstoring van de leefbaarheid op het Brabantse platteland en de aantasting van het groene ‘Middengebied’ ten oosten van Eindhoven. Hoe groot de eventuele hinder van de wegen voor bevolking en natuur wordt, dient met één van de instrumenten uit de GES te worden onderzocht, bijvoorbeeld met de Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu. De GGD voert hierover gesprekken met de provincie. Het is belangrijk hierbij structurele afspraken te maken om ook specifiek gezondheid als criterium/toetsingskader te borgen. Daarnaast ligt er in het MIRT-programma een bijzondere opgave voor het stedelijk gebied. Het gaat dan onder meer om het verbeteren van de stations en stationsomgevingen van Eindhoven en Helmond en het verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid per spoor van Eindhoven Airport. Ook bij deze ontwikkeling speelt de gezondheid in de nabije leefomgeving een belangrijke rol.
Gemeenten pakken in samenwerking met de GGD’en op dit terrein de ontwikkeling van wijkinrichtingen op. Op dezelfde manier kan de provincie kijken naar gebiedsontwikkeling en landschapinrichting. Ook kan de provincie naar deze gemeentelijke voorbeelden kijken om te bepalen welke instrumenten zij bij gebiedsontwikkeling en landschapinrichting kunnen benutten.
23
24
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Land- en tuinbouw Recent heeft Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant een advies over een ‘versnellingsagenda voor de Brabantse veehouderij’ ontvangen van de Commissie Van Doorn die zich, vanuit de context van de gehele agrofoodsector, heeft gebogen over verduurzamingsperspectieven van de veehouderij in NoordBrabant. De Commissie concludeert dat hierbij het welzijn van de dieren en de gezondheid van de consument centraal moeten staan. Wij onderstrepen deze aandacht voor het gezondheidsaspect. Een eerste stap is het terugdringen van het (preventief) antibioticagebruik in de veehouderij. Daarnaast wil de Commissie dat er vanaf 2020 alleen nog maar duurzaam vlees in de winkels ligt. In de discussies over de toekomst van de landbouw en intensieve veeteelt in de provincie Noord-Brabant zeggen velen dat volksgezondheid belangrijk is. Toch is gezondheid binnen de agro- en voedingssector tot nu toe vaak een vergeten factor. Een pijnlijke consequentie hiervan was de uitbraak van Q-koorts in Oost-Brabant, recent de aanwezigheid van dioxine in het veevoer in Duitsland evenals de EHEC-crisis. Deze confrontaties doordringen ons ervan dat gezondheid een belangrijke rol dient te spelen in de keuzes die in de landbouw en vooral in de (intensieve) veehouderij worden gemaakt. De relatie gezondheid en (intensieve) veehouderij omvat vele aspecten, zo heeft de Q-koorts ons geleerd. In een onlangs door de Provinciale Raad Gezondheid uitgevoerde verkennende studie naar de relatie tussen volksgezondheid en (intensieve) veehouderij en in een informatieblad van de GGD zijn de belangrijkste gezondheidsrisico’s op een rij gezet. Hieronder worden enkele risico’s geschetst. Geurhinder staat ook in relatie tot land- en tuinbouw. Dit aspect wordt besproken in de paragraaf milieu. ZOÖNOSEN
Mensen die direct contact met dieren hebben, lopen een verhoogd risico op zoönosen. Dit zijn veehouders, personeel op veehouderijen, maar bijvoorbeeld ook bezoekers van kinderboerderijen en zorgboerderijen. Daarnaast lopen omwonenden van veehouderijen een verhoogd risico op het besmet raken met sommige zoönosen. In het in 2010 afgeronde onderzoeksprogramma Emerging Zoonoses (EMZOO) worden als meest dreigende zoönosen genoemd: Vogelgriep, Toxoplasmose, Japanse encephalities virus (varkens), Campylobacter (kippen), Rundertuberculose, ‘Gekkekoeienziekte’, Q-koorts (schapen en geiten) en Anaplasma phagocytophila (teken). ANTIBIOTICARESISTENTE BACTERIËN
Antibiotica zijn nodig bij de bestrijding van bacteriële infecties bij mens en dier. Als bacteriën resistent worden tegen antibiotica is dat een bedreiging voor zowel
25
de humane als de dierlijke gezondheid. De laatste decennia is er een toename van resistentie van bacteriën, terwijl er bijna geen nieuwe middelen meer worden ontwikkeld. De resistentie betekent niet dat mensen vaker ziek worden door de bacteriën, maar wel dat – als ze ziek worden – de behandeling moeilijker kan zijn. Hierdoor vormt antibioticaresistentie vooral een bedreiging voor personen met een lagere weerstand in bijvoorbeeld verpleeg- en ziekenhuizen. Voorbeelden van deze bacteriën: vee gerelateerde Methicilline Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL). ANTIBIOTICARESISTENTE GENEN
In de bodem van weilanden waar dierlijke mest is gebruikt, bevinden zich grotere hoeveelheden resistentiegenen. Antibiotica zit ook in mest, grond en grondwater. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of er problemen zijn te verwachten voor de volksgezondheid, diergezondheid en het milieu. FIJNSTOF EN AMMONIAK
Naast verkeer en industrie levert de landbouw een belangrijke bijdrage aan de emissie van fijnstof in Nederland. Fijnstof is een complex mengsel van deeltjes die in de lucht zweven, van uiteenlopende omvang en grootte en met een diversiteit aan chemische samenstelling. De bijdrage van landbouw, verkeer en industrie aan de emissie van fijnstof bedraagt respectievelijk voor PM10 (deeltjes met een aerodynamische diameter kleiner kan 10 micrometer) 21%, 44% en 17% en voor PM2,5 is dat 7%, 67% en 10%. De pluimveesector en de varkenssector zijn voor bijna 80% verantwoordelijk voor het aandeel aan de emissie van fijnstof uit de landbouw. Het stof van de landbouw is voor het grootste gedeelte afkomstig uit stallen, van mest, huidschilfers en veren, diervoer en strooisel (ruim 95%) en bestaat vooral uit organisch materiaal. Bronnen buiten de stallen die een bijdrage aan fijnstof kunnen leveren, zijn opslag van landbouwproducten, transportbewegingen (voer, vee, mest), grondbewerking, uitrijden van mest, hooien van gras, etc. In de paragraaf over milieu en ecologie komen we terug op fijnstof.
26
LANDBOUW EN GEZONDHEIDSBEVORDERING
Bij alle bedreigingen voor de volksgezondheid wordt de aandacht voor de helende werking die uitgaat van het contact tussen mens en dier en van het contact met een groene (landbouw)omgeving onder- gesneeuwd. Hiervan hebben we in Noord-Brabant vele voorbeelden. Een bijzonder voorbeeld van een gezonde omgeving is de zorgboerderij. Zorgboerderijen zijn agrarische bedrijven waar mensen met een zorgvraag terecht kunnen voor dagbesteding, een begeleide werkplek, behandeling of een woonplek. Zorgboerderijen en multifunctionele bedrijven dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit van leven van een grote diversiteit aan doelgroepen, inclusief die van de boeren. Uit onderzoek onder de doelgroep jeugd blijkt dat bij 80% van de geplaatste cliënten de effecten heel
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld: IRAS-onderzoek Recent is het IRAS-onderzoek naar de relatie tussen blootstelling afkomstig van veehouderijbedrijven aan diverse stoffen en mogelijke gezondheidsklachten afgerond. De onderzoekers constateren dat wonen nabij intensieve veehouderij tot effecten op de luchtwegen kan leiden. De omwonenden zijn potentieel blootgesteld aan endotoxinen en micro-organismen. Bij omwonenden wordt minder astma geconstateerd, maar astmapatiënten hebben wel meer last van luchtweginfecties als ze in de buurt van veehouderijbedrijven wonen. Astma komt wel vaker voor in de buurt van nertsenfokkerijen. Ook constateren de onderzoekers dat geitenbedrijven en pluimveebedrijven geassocieerd worden met meer longontsteking. Daarnaast ziet men dat kinderen in de directe nabijheid van veehouderijen vaker last van eczeem hebben. Het onderzoek levert een eerste, belangrijke verkennende bijdrage op aan de nog ontbrekende kennis over de gezondheidsrisico’s van de aanwezigheid van intensieve veehouderij in de lokale leefomgeving. Het onderzoek geeft een beeld van de niveaus van blootstelling aan fijnstof, endotoxinen en micro-organismen in de lokale omgeving van veehouderijen en de mogelijke gezondheidsproblemen, die als gevolg daarvan kunnen optreden en al of niet zijn gemeld en/of geregistreerd worden bij huisartsen.
positief zijn. Voorbeelden zijn: probleemgedrag vermindert (bij de start heeft 90% contact met de politie en aan het einde nog maar 10%), het geeft jongeren betere handvatten om met problemen om te gaan en hun zelfvertrouwen neemt toe. Deze resultaten sluiten aan bij het onderzoek van Elings die wetenschappelijk onderzoek naar de meerwaarde van zorgboerderijen beschrijft. Het gaat om zinvolle werkzaamheden in een sociale gemeenschap en een niet-medische sfeer en omgeving. De groene omgeving van de boerderij biedt rust en ruimte. Het is een prikkelarme omgeving en zo een tegenhanger van de stad waar veel deelnemers wonen. Voor een deel van de deelnemers is het buiten zijn en het beleven van de natuur belangrijk. Ook zijn er bewezen positieve effecten van zorgboerderijen voor kinderen met autisme spectrum stoornis (ASS), voor mensen met een psychiatrische achtergrond en voor ouderen.
27 Voorbeeld: Jeugdzorgboerderij De Locatie in Vlijmen Jeugdzorgboerderij De Locatie in Vlijmen is een plaats waar jongeren, door medeverantwoordelijke te zijn voor hun leef-, woon- en werkomgeving, op een natuurlijke manier leren verantwoordelijkheid te dragen voor zichzelf en hun omgeving. De Locatie biedt dagopvang en er kunnen jongeren (tijdelijk) wonen. Er zijn op De Locatie de nodige buitenactiviteiten (boerderij, tuin, dieren, minicamping en buitensportactiviteiten). Er is samenwerking met een zeefdrukatelier. Verder zal het Kampeleren (kamperen en leren) uitgebouwd worden waarbij ouders en kinderen op een andere manier met elkaar leren omgaan door met elkaar primitief te kamperen.
Op dit moment ondervinden zorgboerderijen – en andere kleinschalige vernieuwende zorginitiatieven – de gevolgen van de kortingsmaatregelen, die PGB (Persoons Gebonden Budget) treft. Veel zorgboerderijen maken gebruik van de PGB. Een belangrijke zorginnovatie, mogelijk gemaakt vanuit de landbouw, dreigt hiermee onmogelijk te worden. We besteden hier tevens aandacht aan in de paragraaf over zorginnovatie. We pleiten ervoor de aanbevelingen van de Commissie Van Doorn actief uit te werken. Graag willen we vanuit het Brabants Kennisnetwerk Zoönosen een bijdrage leveren bij deze uitwerking. We zien hierbij voor het Kennisnetwerk een adviserende rol weggelegd in het bevorderen van de dialoog met alle betrokkenen en een schakel te zijn tussen de humane en veterinaire volksgezondheid. Hierbij zien we voor het Kennisnetwerk ook een adviserende taak op het gebied van de gecoördineerde ketenaanpak.
28
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Voedsel In het onlangs verschenen essay ‘Over EHEC en buurtmoestuinen’ besteedt de Provinciale Raad Gezondheid aandacht aan de relatie gezondheid en de voedselketen. Beschreven is hoe voedsel onze gezondheid kan bedreigen én bevorderen. Kort samengevat zijn de gezondheidsproblemen door voedsel tweeledig. Enerzijds is er de aard en hoeveelheid van het voedsel dat we consumeren: te zoet, zout, vet en eenzijdig. Tegenwoordig eten steeds meer mensen gefrituurd eten, suiker en fastfood. Door de toename van het gebruik van fastfood krijgen jongeren later vaak lichamelijke problemen zoals obesitas, diabetes type 2 en een verhoogd risico op hartfalen. De grote inname van suikers, zouten en transvetten verhoogt het cholesterol en is een aanslag op de lever. Bij een gezond voedingspatroon zullen Nederlanders gemiddeld twee jaar langer leven dan nu het geval is. Tabel 2: Overgewicht en ernstig overgewicht in Noord-Brabant Leeftijd Overgewicht (inclusief obesitas) Ernstig overgewicht (obesitas)
2-11 12-18 19-64 2-11 12-18 19-64 65+
Regio West-Brabant
Regio Hart voor Brabant
Regio Brabant Zuidoost
12% 13% 49% 2% 2% 12% 16%
10% 11% 46% 2% 1% 11% 17%
11% 10% 45% 2% 1% 11% 15%
Anderzijds is algemeen bekend dat obesitas als een belangrijke gezondheidsbedreiging moet worden gezien. Tabel 2 laat zien dat bijna de helft van de Brabantse volwassenen lijdt aan overgewicht en circa 11% aan ernstig overgewicht. Obesitas kan leiden tot meer kans op diabetes, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Met hoge maatschappelijke kosten als gevolg. Tegelijkertijd is ook ondervoeding een groeiend probleem in onze moderne samenleving. Voornamelijk ouderen in zieken- en verzorgingshuizen lijden hieraan, door een gebrek aan tijd van verpleegkundigen en ander personeel, maar vooral door een beperkt budget voor voedsel in de gezondheidszorg. Een andere groep die aan ondervoeding lijdt zijn bewoners van sociaal zwakke buurten in grote steden. De groep armen in Nederland die alleen goedkoop voedsel ter beschikking heeft, is bekend. In 2010 leefde 6,2% van de Nederlanders onder de armoedegrens. In 2008 was dat 5,5%. Het gaat om 971.000 personen, ofwel 453.000 huishoudens. De meeste
29
armoede in Nederland heerst onder eenoudergezinnen, bijstandontvangers en Poolse en Russische immigranten. Veel arme mensen geven volgens de onderzoekers van het Centraal Planbureau aan dat ze vaak betalingsachterstanden hebben en regelmatig geen warme maaltijd of nieuwe kleren kunnen aanschaffen . Een ander teken aan de wand is de groei van de voedselbanken in alle grote steden. In Nederland zijn er dat op dit moment 122. Eens per week of om de week verstrekken ze samen aan ongeveer twintigduizend huishoudens een voedselpakket . Voorbeeld: Een Mooie Maaltijd in Brabant Dit project richt zich op een structurele verbetering van de maaltijden in zorginstellingen met gebruik van streekgebonden en/of biologische producten. Daarbij wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de ambiance waarin de maaltijden genoten worden. In het afgelopen jaar hebben de deelnemende zorginstellingen ruim een half miljoen euro besteed aan biologische en/of streekproducten. De Week van de Smaak was hierbij een hoogtepunt. Men verwacht dat de einddoelstelling van het project – een omzet van één miljoen euro per jaar – gehaald zal worden. Het project heeft een duur van drie jaar.
Voorbeeld: Reinier van Arkel groep wint Well-Being Award 2011
30
De Reinier van Arkel groep heeft de Well-Being Award 2011 gewonnen. De Reinier van Arkel groep is met het project ‘Visie op voeding’ vanaf 2010 druk bezig met het ontwikkelen en implementeren van een nieuwe visie op eten, drinken & welzijn. Binnen deze visie wil de Reinier van Arkel groep bereiken dat cliënten dagelijks geluk vinden in het samen beleven, bereiden en genieten van eten en drinken. Uitgegaan wordt van een persoonlijke benadering van de cliënt in zijn/haar woonomgeving. Eten en drinken zijn voor cliënten niet te scheiden van zorgverlening, behandeling, activiteitenbegeleiding en verdere service. Zij sluiten op elkaar aan, gaan met elkaar samen en beïnvloeden elkaar wederzijds. De Well-Being Award is een tweejarige prijs die in 2011 voor het eerst uitgereikt wordt aan die GGZ-instelling die het beste aan well-being voor hun cliënten doet en aandacht besteedt aan de samenwerking tussen zorg, de medische en de facilitaire dienstverlening.
Naast gezondheidsproblemen die samenhangen met aard en hoeveelheid van het te consumeren voedsel is er aan de andere kant de bedreiging van besmetting van voedsel met ziekteverwekkende micro-organismen, zoals recent nog eens te zien is geweest in Duitsland met de EHEC. Epidemioloog Bonneux van het NIDI (Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut) zegt dat “de nieuwe EHEC-variant resistent is tegen acht klassen antibiotica. Dit is alleen te verklaren vanuit evolutiedruk. Hij moet ontstaan zijn in een antibioticumrijk milieu”. Voedselregels en veiligheidsinstituten kunnen niet voorkomen dat rampen ons kunnen blijven overkomen. De kern van de zaak is dat onze voedselvoorziening is onderworpen aan een geglobaliseerd economisch regime. Niemand ontsnapt
NAAR EEN GEZOND BRABANT
hieraan, noch de biologische landbouw, noch de reguliere. Een mogelijke oplossing ligt in de sfeer van schaalverkleining en verkorten van de ketens in combinatie met beter overheidstoezicht . De dilemma’s rond de voedselkwaliteit worden breed gedragen. De verantwoordelijkheid van alle spelers in de voedselketen worden veelvuldig genoemd: boeren, retailers, overheid en consumenten. Er is kennis over voedselbesmettingen voorhanden die niet gebruikt wordt. Hier ligt een taak voor de overheid en de sector om de ogen niet te sluiten. Om het huidige grootschalige gebruik van antibiotica in de dierhouderij te verminderen, ligt er niet alleen een verantwoordelijkheid bij de veehouder zelf als ondernemer van een industrieel georganiseerd bedrijf, maar ook bij de overheid en de consument. De overheid zal hierbij het voortouw moeten nemen en het gebruik van antibiotica in de veeteelt strikt moeten gaan reguleren en controleren. De burger als consument speelt hierbij eveneens een belangrijke rol. Zonder een gedragsverandering van de consument zal er weinig of niets veranderen. De consument staat voor de keuze voor goedkoop eten dat vaak ongezond is of duurzaam eten dat over het algemeen gezond is. De overheid en de sector zullen de dialoog met de burger moeten voeren, zodat de burger zijn rol als consument kritisch gaat beschouwen.
Voorbeeld: Aanjagen Expertisecentrum voor Voeding, Afweer en Allergie (EVAA) Fhealinc werkt aan een gezonde voedselproductie. Fhealinc staat voor Food & Health Innovation Challenge en is een innovatieproject van vijf organisaties: het Jeroen Bosch Ziekenhuis, Hogeschool HAS Den Bosch, de Avans Hogeschool, ZLTO en de gemeente ’sHertogenbosch. De ambitie van Fhealinc is om een kennis- en innovatiecentrum op het snijvlak van voeding en gezondheid te creëren, waarvan zowel de initiatiefnemers, de inwoners van ’s-Hertogenbosch, als het bedrijfsleven gaan profiteren. Het centrale doel is de ontwikkeling van nieuwe producten op het grensvlak van voeding en gezondheid. Daarbij gaat het om thema’s als leefstijl en overgewicht, voeding en afweersysteem, voedselallergieën, voeding voor oncologiepatiënten en de MRSA-bacterie. Een van de projecten is EVAA: ‘Aanjagen Expertisecentrum voor Voeding, Afweer en Allergie’. Hiermee leggen de Fhealinc-partners gezamenlijk het fundament voor productontwikkeling en wetenschappelijk ondersteunde topklinische patiëntenzorg op het grensvlak van voeding, afweer en allergie. In de Westerse samenleving neemt het aantal en de ernst van voedselallergieën snel toe; een verdubbeling in de laatste 25 jaar.
Een goede voedselkwaliteit is de verantwoordelijkheid van de land- en tuinbouwsector, maar het is ook afhankelijk van de gebiedsinrichting, het milieu en de ecologie, etc. Voedsel is van belang voor alle mensen. Voedsel is verbindend. Zoals de Commissie Van Doorn aangeeft gaat het erom een veilige voedselketen te creëren.
31
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Milieu en ecologie Met de centrale ambitie in het Provinciaal Milieuplan (PMP) – ‘een gezonde, schone en veilige leefomgeving’ – stemmen wij van harte in. De geïntegreerde planvorming via strategische kaders als het Provinciale verkeers- en vervoersplan (PVVP), de Structuurvisie (SV), het Natuur- en Landbouwoffensief (NLO), het Provinciale Waterplan (PWP) en de nieuwe Energieagenda is een basis om aan deze ambitie te werken. Hier vertoont zich echter direct een manco. De provincie heeft geen strategisch kader voor gezondheid. In het eerste hoofdstuk van het PMP verwoordt de provincie nadrukkelijk het besef van het belang van gezondheid in relatie tot milieu en wordt kort ingegaan op deze relatie. In de uitwerking van het milieubeleidsplan zien we de in het begin geformuleerde gezondheidsambitie niet terug. De maatregelen en oplossingen die uitgewerkt worden betreffen deelproblemen. De oplossingen zijn instrumenteel en vooral gericht op beheersing en monitoring. Deze keuzen zouden ingebed moeten zijn in systeemdenken waarbij gebruik wordt gemaakt van kennis, afkomstig uit uiteenlopende vakgebieden. De provincies werken in interprovinciaal verband al sinds 1990 samen aan de uitvoering van het milieubeleid. Sinds 2005 gebeurt dit onder de titel PRogramma IPO Strategische Milieu Agenda (PRISMA). De inhoudelijke doelen liggen vast in de Meerjarenagenda Interprovinciaal Overleg 2008-2011. Voor het beleidsveld milieu zijn doelen voor tien prioritaire thema’s benoemd. Een integraal project met betrekking tot milieu is ‘Ruimte voor klimaat; adaptatie en mitigatie’. De sectorale beleidsthema’s zijn geluid, luchtkwaliteit, biodiversiteit, bodemkwaliteit, informeren burgers (risicokaarten, gezondheidskaarten), (leren voor) duurzame ontwikkeling, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), organisatie uitvoering vergunningverlening en handhaving en ten slotte het Europees milieubeleid. Het realiseren van de ambities uit de Meerjarenagenda is een verantwoordelijkheid van alle provincies. Deze samenwerking wordt geoperationaliseerd in de interprovinciale projecten. De interprovinciale milieuprojecten worden jaarlijks gebundeld in het PRISMA-programma. Milieu-invloeden veroorzaken, afhankelijk van welke milieufactoren worden meegenomen, 2 tot ruim 14% van het verlies aan gezonde levensjaren in Nederland. Belangrijke milieufactoren zijn daarbij fijnstof in lucht, geluid, UV-straling en radon in binnenlucht. De belangrijkste gezondheidseffecten van milieuverontreiniging zijn een toename en verergering van klachten van astma, chronische bronchitis, hart- en vaatziekten, verhoogde bloeddruk, ernstige hinder en gevoelens van onveiligheid en vervreemding, zich ongezond voelen en bezorgd zijn.
33
RISICOGROEPEN
Het is belangrijk onder ogen te zien dat de schade door milieufactoren onevenredig over de bevolking verdeeld is. Dit zagen we ook in de paragraaf over ruimtelijke ordening en gebiedsinrichting. Vooral voor bewoners van achterstandswijken in de grote steden treedt een cumulatie van milieu- en gezondheidsproblemen op, die de sociaaleconomische gezondheidsverschillen verder laat toenemen. Verder kunnen ongunstige omgevingsfactoren tot een grotere ziektelast leiden bij kwetsbare groepen, zoals ouderen, chronisch zieken en zwangere vrouwen. Ook kinderen vormen een speciale risicogroep binnen de bevolking. De laatste jaren is er veel belangstelling ontstaan voor de gezondheid van kinderen en de relatie daarvan met het milieu. Uit onderzoek blijkt steeds duidelijker dat kinderen kwetsbaarder zijn voor de inwerking van chemische stoffen dan volwassenen. Enerzijds heeft dit te maken met het feit dat nog niet alle orgaansystemen op een zelfde niveau ontwikkeld zijn als bij volwassenen. Denk bijvoorbeeld aan het zich nog ontwikkelende zenuwstelsel en het immuunsysteem. Anderzijds blijkt dat het metabolisme van kinderen nog niet volgroeid is. Zo nemen kinderen via het maagdarmkanaal meer metalen op dan volwassenen. Verder kan men stellen dat kinderen door hun specifieke gedrag, zoals kruipen en hand-mondcontact tijdens spelen, ook meer kans hebben blootgesteld te worden aan lichaamsvreemde stoffen. BELEVING VAN DE OMGEVING
De samenleving stelt de laatste jaren in toenemende mate vragen over milieurisico’s waarvan de gezondheidseffecten nog onvoldoende bekend zijn. Denk aan zendmasten, mobiele telefoons, intensieve veehouderij, nanotechnologie, windmolens, schaliegas, hormoonontregelende stoffen (oestrogenen) en genetisch gemodificeerde organismen. De perceptie van bewoners ten aanzien van het gezondheidsrisico speelt hierbij een belangrijke rol. Burgers hebben behoefte aan informatie over de kwaliteit van het milieu in hun leefomgeving . LUCHTKWALITEIT
34
In Brabant is sprake van een slechtere luchtkwaliteit bij knelpunten zoals veehouderijbedrijven en drukke verkeerswegen in bevolkt gebied. Ook de gemiddelde fijnstofconcentratie in de buitenlucht is hoger dan in de rest van Nederland. Naast bronnen uit het buitenland zijn lokale bronnen het wegverkeer en de landbouw. Fijnstof, ozon en NOx zijn stoffen die bepalend zijn voor de luchtkwaliteit. Deze stoffen hebben invloed op gezondheid. Het kan leiden tot hoesten, irritatie van ogen, verergering bestaande luchtwegklachten maar ook tot hart- en vaatziekten. Door langdurige blootstelling aan luchtverontreiniging met fijnstof is de gemiddelde levensverwachting in Nederland ongeveer één jaar korter dan wanneer er geen fijnstof in de lucht aanwezig zou zijn. Met het oog op de gezondheid wordt het effect van langdurige blootstelling van groter belang geacht dan dat van kortdurende blootstelling.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
GELUID
Geluidbelasting is een hardnekkig en groeiend milieuprobleem, ook in Brabant. Geluidbelasting op woningen door verkeer is ook in Brabant actueel, bijvoorbeeld de petitie snelweg A50. Ook de ontwikkeling van Eindhoven Airport zorgt in de regio rondom Eindhoven voor geluidsoverlast. Langdurige hoge geluidbelasting kan leiden tot ernstige hinder, slaapverstoring en een verminderd prestatievermogen. In Brabant en Zeeland ligt het percentage ernstig geluidgehinderden door milieubronnen op 22 tot 24%. De belangrijkste bron van geluidshinder is in alle Brabantse regio’s de bromfiets (8-11%). Daarnaast geeft ook het lokale wegverkeer (<50 km/uur) ernstige geluidhinder (7-8%). In de regio Hart voor Brabant valt verder het percentage ernstig gehinderden door vliegverkeer op (7%), vooral ten opzichte van de andere regio’s (1-4%). Blootstelling aan geluid kan via lichamelijke stressreacties ook leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. GEUR
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico’s met zich mee. Rondom industrie, composteringsbedrijven maar ook rond intensieve veehouderij treedt vaak geurhinder op. In Brabant veroorzaken vooral veehouderijen extra geurbelasting vanwege bijvoorbeeld de dierenverblijven, mestbassins, mestverwerking en opslag van voer. Geur heeft als direct effect hinder. Daarnaast hangt blootstelling aan geur samen met lichamelijke klachten en verstoring van activiteiten. In Brabant en Zeeland ondervindt 7 tot 9% van de bevolking ernstige geurhinder. Bewoners van individuele gemeenten kunnen echter veel meer geurhinder ondervinden met uitschieters naar gemeente Mill & St. Hubert met 22% en gemeente Moerdijk met 27%. Hoe hinderlijk mensen een geur vinden hangt ondermeer af van de aangenaamheid, de duur, frequentie en intensiteit van de geur. WATER
In oppervlaktewater en slib in veeteeltrijk gebied komen hoge percentages bacteriën voor die resistent zijn tegen een of meerdere antibiotica. Er zijn aanwijzingen dat ten minste een deel van de bacteriën afkomstig is uit mest van nabijgelegen veeteeltbedrijven. Dit komt doordat de mest van dieren die met groeihormonen en veterinaire medicijnen (waaronder antibiotica) zijn behandeld, afspoelt naar het oppervlaktewater. Een andere oorzaak kan zijn dat gedeeltelijk gezuiverd of ongezuiverd afvalwater in oppervlaktewater wordt geloosd, bijvoorbeeld door ziekenhuizen waar mensen zijn behandeld met antibiotica. Meer onderzoek naar de mate waarin antibioticumresistente bacteriën in oppervlaktewater voorkomen is nodig om te kunnen inschatten in hoeverre mensen via het milieu worden blootgesteld aan deze bacteriën en op termijn zelf een gezondheidsrisico lopen of door overdracht van resistente bacteriën voor mensen met verminderde weerstand.
35
Als mensen met verontreinigd oppervlaktewater in aanraking komen, zoals tijdens recreatie, kunnen zij worden blootgesteld aan bacteriën die resistent zijn tegen een of meerdere antibiotica. Dit brengt mogelijk volksgezondheidrisico’s met zich mee omdat deze antibiotica belangrijk kunnen zijn om infecties te behandelen. De risico’s kunnen zich op twee manieren manifesteren. Mensen die aan antibioticaresistente bacteriën worden blootgesteld, kunnen zelf het risico lopen ziek te worden van deze – moeilijker te bestrijden – bacteriën. Daarnaast is het mogelijk dat mensen zelf niet ziek worden van de resistente bacteriën maar ze overdragen aan mensen met verminderde weerstand, zoals ziekenhuispatiënten. Deze categorie mensen kan hier vervolgens wel ziek van worden. Naast het oppervlaktewater kan ook zwemwater gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Hieraan besteden we aandacht in de paragraaf recreatie. Een andere actuele discussie in Brabant betreft het risico op vervuiling van drinkwaterbronnen door het uitvoeren van proefboringen naar schaliegas. Op weg naar het schaliegas op vier kilometer diepte, worden in de eerste 600 meter van de bodem kleilagen doorboord waartussen drinkwater zit. Veilige boortechnieken zijn nodig om vervuiling van het drinkwater door lekkages te voorkomen.
Voorbeeld: Taskforce Biodiversiteit
36
De Taskforce Biodiversiteit bestaat uit bestuurlijke vertegenwoordigers van gemeenten, waterschappen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties in Noord-Brabant. Doel van de Taskforce Biodiversiteit is overheden, bedrijven en burgers te stimuleren een bijdrage te leveren aan het behoud en de versterking van biodiversiteit. Taskforce Biodiversiteit is een mooi voorbeeld hoe biodiversiteit op regionaal niveau kan worden gestimuleerd en ondersteund. Dit wordt o.a. gedaan door een initiërende en sturende rol te vervullen bij de uitvoering van het NME-arrangement ‘Brabantse Parels van Biodiversiteit’. De Taskforce ziet het thema gezondheid en omgeving als een extra kans om de ecologische kwaliteit van Brabant bij een groter publiek voor het voetlicht te brengen. Vanuit de integrale en gebiedsgerichte benadering binnen het provinciaal beleid bestaat er een direct verband tussen gezondheid en aspecten zoals gebiedsidentiteit en landschapsbeleving, milieukwaliteit, consumptie en productie van voedsel en groene grondstoffen. Hierbij wordt samengewerkt met o.a. de Provinciale Raad Gezondheid. Ook de relatie met gezonde voeding speelt een rol.
Aspecten binnen het domein milieu en ecologie kunnen twee kanten op gaan. Enerzijds kunnen er in de leefomgeving schadelijke invloeden zijn die de gezondheid kunnen bedreigen en waar handhaving noodzakelijk is. Anderzijds kan de leefomgeving gezondheidsbevorderend zijn mits er goed mee wordt omgegaan.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Klimaat en energie Het klimaat verandert. Schommelingen hebben voor een deel een natuurlijke oorzaak. Door de industrialisatie die 150 jaar geleden begon, is menselijk handelen een sterk bepalende factor geworden. Vooral de uitstoot van broeikasgassen heeft invloed op het klimaat. De provincie richt zich op de vermindering van broeikasemissies en stimuleert het gebruik van duurzame energie en energie-efficiency. Het doel hiervan is om verdere en ongewenst sterke veranderingen in het klimaat te beperken. Zo levert zij haar bijdrage aan de klimaatdoelstellingen. Het provinciale beleid is te vinden in de Energieagenda 2010-2020. Daarnaast ontwikkelt de provincie beleid voor aanpassing aan klimaatveranderingen die nu al zichtbaar zijn. Dit wordt ook wel adaptatie genoemd. De toename van broeikasemissies in de atmosfeer heeft tot gevolg dat de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt. Ook in Nederland wordt het warmer. Bovendien veranderen de neerslaghoeveelheden, het waterpeil in rivieren en beken en stijgt de zeespiegel. Klimaatverandering heeft dus haar consequenties; in opdracht van de provincie wordt onderzoek verricht naar effecten van klimaatverandering en aanpassingsmogelijkheden. Specifieke aandacht voor gezondheid ontbreekt echter. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de gezondheid van de inwoners van Brabant? Warmere zomers, met een verhoogde kans op hittegolven en periodes van zomersmog leiden tot meer ziekte en voortijdige sterfte onder kwetsbare bevolkingsgroepen als ouderen, chronisch zieken en zuigelingen. De afgelopen jaren blijkt dat steden steeds warmer worden. Hittestress ontstaat tijdens perioden met extreem hoge temperaturen met als gevolg een verhoogde kans op overlijden aan hart- en vaatziekten, het krijgen van allergieën en ziekten aan de luchtwegen en uitdroging (Kuypers e.a., 2008). Stedelijke gebieden vormen door de vele stedelijke activiteiten als het ware eilanden van warmte (het Urban Heat Island-effect). De temperatuur in het centrum van sommige steden kan overdag tot wel 6 graden Celsius hoger zijn dan erbuiten (zie figuur 6). Ook ‘s nachts is het effect van hittestress meetbaar. De gemiddelde nachttemperatuur in de stad kan wel ongeveer 10 graden hoger liggen met als gevolg dat stadsbewoners slechter slapen, de arbeidsproductiviteit afneemt en de luchtkwaliteit verslechtert. Dit komt enerzijds door klimaatsveranderingen, maar wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er in een stad meer gebouwen staan die zonnestraling opvangen en die warmte vasthouden. Ook verkeer en bedrijvigheid zorgen voor meer warmte.
37
F
C
0
0
92
33
32
31
30
85 Rural
Suburban Commercial Downtown Urban Park Residential Residential
Suburban Residential
Rural Farmland
Figuur 6: Temperatuurverdeling in de namiddag rondom steden (NRCAN, 2007).
Door de klimaatverandering stijgt de gemiddelde temperatuur en zullen naar verwachting steeds vaker hittegolven voorkomen. In de zomer van 2003 en 2006 zijn in Europa tienduizenden mensen gestorven als gevolg van een hittegolf (zie figuur 7). Voor heel Nederland neemt de sterfte tijdens hittegolven met zo’n 12 procent toe. In Nederland zijn gedurende de langdurige warme periode in juli 2006 duizend mensen meer overleden dan in een gemiddelde julimaand.
38
Type natuurramp
Land
1
Aardbeving (Yogyakarta)
Indonesië
Aantal doden 5.778
2
Storm ( Typhoon Durian)
Filippijnen
1.399
3
Extreme temperatuur (Hittegolf)
Frankrijk
1.388
4
Modderstromen (Aardverschuiving)
Fillippijnen
1.126
5
Extreme temperatuur (Hittegolf)
Nederland
1.000
6
Extreme temperatuur (Hittegolf)
België
940
7
Storm (Typhoon Billes)
China P. Republic
820
8
Vloedgolf (Tsunami)
Indonesië
802
9
Extreme temperatuur (Vorstperiode)
Oekraïne
801
10
Overstroming
Ethiopië
498
Figuur 7: Top-10 van Natuurrampen in 2006 naar aantal doden Tevens neemt de groei- en bloeitijd van planten en bomen toe met als gevolg een langer pollenseizoen en toename van allergieën en hooikoorts. Ook de overlast van de eikenprocessierups zal door de hogere temperaturen waarschijnlijk toenemen.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld: De aanwezigheid van groen Groen is een reële oplossing voor het tegengaan van hitte in de steden. Uit onderzoek van TNO is gebleken dat bomen, water en andere bestrating de effectiefste hittebeperkende maatregelen zijn in termen van een verlaging in de luchttemperatuur, en dan vooral als het gaat om het verlagen van de luchttemperatuur lokaal en overdag. De aanwezigheid van groen werkt comfortverhogend. Het effect van bomen en planten zit hem voornamelijk in het temperen van extreme temperaturen doordat bomen en planten warmte opnemen en afgeven en daarmee zorgen voor koeling. Het verlaagt de nachttemperatuur door uitwaseming, waarbij het groen koel water uit de grond naar de lucht uitwasemt waardoor de temperatuur daalt. Het type boom of plant is minder relevant. Het gaat er vooral om dat er voldoende bomen en planten zijn om daadwerkelijk het microklimaat positief te beïnvloeden. Het ontbreekt echter aan voldoende informatie om de consequenties van de toenemende verharding op het microklimaat te becijferen. Andere veelbelovende maatregelen liggen in het aanpassen van het gedrag (ramen overdag dicht, ’s avonds open, aanpassen van medicatie, dragen van luchtige kleding, voldoende drinken, neerlaten van de zonwering, etc.).
In Brabant lopen diverse ontwikkelingen gericht op een biobased economy met innovaties die onder andere duurzame energie nastreven. Voorbeelden als energie winnen uit afval, dierlijke mest via vergistingsinstallaties als lokale energiebron, windenergie en zonne-energie bieden hiervoor kansen. Gezondheidsrisico’s die hierbij aandacht vragen zijn verspreiding van resistente bacteriën en virussen via mest, antibioticaresten in afvalwater, geluidoverlast, geurhinder, slagschaduw en onzekerheden over toe te passen technieken bij gaswinning.
39
40
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Natuur, landschap, recreatie en toerisme Naast de gezondheidsbedreigingen vanuit de omgeving, zijn er ook veel kansen voor gezondheid te benoemen. Het blijkt dat er wel degelijk bewijs is dat de natuur een positieve bijdrage levert aan het sociale, geestelijke en lichamelijke welbevinden van zowel volwassenen als kinderen. In het essay ‘Van buiten word je beter’ wordt de wetenschappelijke kennis van de relatie tussen natuur en de gezondheid op een rijtje gezet. Dit essay bevestigt wat iedereen al wist: natuur is gezond, maar het laat ook zien dat onze kennis over het hoe en waarom van de heilzame werking van de natuur nog beperkt is. In 2004 is door de Gezondheidsraad en Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) de stand van de wetenschap verkend op het gebied van natuur en gezondheid. Enerzijds is gekeken naar de mogelijkheid van een rechtstreeks positief verband tussen natuur en gezondheid. Anderzijds is voor een vijftal werkingsmechanismen de specifieke stand van wetenschap verkend, namelijk stimuleren tot bewegen, herstel van stress en aandacht vermoeidheid, vergemakkelijken van sociale contacten, bevorderen van de ontwikkeling van kinderen, bevorderen van persoonlijke ontwikkeling en zingeving bij volwassenen. De onderzoekers vonden de resultaten van de studies die er op dat moment waren, eerste aanwijzingen voor een positief verband tussen natuur en gezondheid. In navolging van het Gezondheidsraadadvies in 2004 hebben de onderzoekers van Alterra en Nivel in het vitamine G-onderzoeksproject, dat is uitgevoerd in de jaren 2005-2009, onder andere gekeken naar drie van de vijf werkingsmechanismen, namelijk het herstel van stress en aandacht vermoeidheid, het stimuleren van bewegen en het bevorderen van sociale contacten. De hoeveelheid groen in de woonomgeving van mensen is positief geassocieerd met de ervaren gezondheid van de burgers. De positieve relatie tussen groen en ervaren gezondheid is zowel in stedelijke gebieden als in plattelandsgebieden gevonden. Bovendien voelen mensen in een groenere leefomgeving zich gezonder. De sterkte van de relatie bleek groot. Wat betreft het type groen blijkt dat zowel agrarisch groen als stedelijk groen positief gerelateerd zijn aan de ervaren gezondheid. Als er wordt gekeken naar ziekten dan was de relatie het sterkst voor angststoornissen en depressie. De kans op een depressie is 1,33 keer zo hoog in woonomgevingen met weinig groen dan in woonomgevingen met veel groen. Er zijn inmiddels meer studies binnen Europa verschenen die de positieve relatie van groen in de leefomgeving beschrijven (deze studies zijn opgenomen in de literatuurlijst).
41
Voorbeeld: BioWalking – groen, gezond en gezellig In de provincie Noord-Brabant is in het voorjaar van 2010 een uniek samenwerkingsverband gestart: het NME-arrangement ‘Brabantse Parels van Biodiversiteit’. BioWalking is één van die Brabantse parels rondom biodiversiteit en de beleving daarvan. Een BioWalking is een wandeling in de natuur die wordt aangeboden aan een groep mensen met gezondheidsklachten voor wie bewegen en natuurbeleving een genezende werking heeft. De provincie Noord-Brabant wil het wandelen in de natuur stimuleren. De gedachte is dat wandelen gezond is, dat natuur gezond is en dat een gezonde natuur belangrijk is. In opdracht van de provincie worden praktische pilots opgestart om te kijken of op lokaal niveau (aangepaste) wandelroutes kunnen worden aangeboden aan mensen die misschien niet zo gemakkelijk wandelen, maar het wel nodig hebben. Partners in deze BioWalkings zijn de Provincie Noord -Brabant en de Provinciale Raad Gezondheid. Op dit moment vinden er twee pilots BioWalking plaats met gezondheidsinstellingen, namelijk bij de Reinier van Arkelgroep en bij Ziekenhuis Bernhoven. Kenmerken van een BioWalking zijn: maximaal 5 km, een half tot één uur wandelen, aangeboden in samenwerking met een gezondheidsinstelling, inhoud gevarieerd: natuur, landschap, cultuurhistorie/archeologie, activiteiten gevarieerd en afgestemd op de doelgroep, aangeboden met en zonder gids, vanuit een vast beginpunt en de combinatie met gezonde voeding is een pre.
Er wordt al lang onderzoek gedaan naar de positieve effecten van de natuur op gezondheid van mensen in ziekenhuizen. Bij de bouw van nieuwe ziekenhuizen wordt steeds meer aandacht besteed aan de zogenoemde ‘healing environment’.
Voorbeeld: Healing environment
42
Het Jeroen Bosch Ziekenhuis: een ‘healing environment’ voor patiënten, een prettige omgeving voor bezoekers, medewerkers en medisch specialisten. In 2007 werd gestart met dit grote project in Den Bosch. EGM Architecten ontwierp een flexibel concept waarin de inhoud van de zorg en architectuur met elkaar werden verbonden. Er werden verschillende bouwdelen ontworpen die door een boulevard aan elkaar verbonden waren. Deze boulevard loopt als een rode draad door het ziekenhuis en leidt de wandelaar langs vele binnentuinen en een uitzicht op natuurgebieden en de stad. Het gebouw is zo gepositioneerd dat je vanuit alle ramen uitzicht hebt op de natuur.
Zorginstellingen benutten meer en meer de mogelijkheden van de helende effecten van groen door nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan. Een voorbeeld daarvan is de samenwerking tussen de GGZ-Oost-Brabant en een MBO-opleiding.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld: Natural Recovery Natural Recovery is een samenwerkingsproject tussen GGZ Oost-Brabant en Helicon voor het inzetten van groen als natuurlijke remedie voor herstel en re-integratie. Het is voor cliënten met een psychische aandoening, professionele begeleiders in de zorg, MBO studenten die werken op het grensvlak tussen groen, dier en natuur enerzijds en zorgverlening, begeleiding en herstel in de gezondheidszorg. De cliënten krijgen een kans om kennis te maken met de verschillende facetten van het groendomein en de mogelijkheid wordt hen aangeboden om in het kader van hun herstel een groenopleiding te volgen die is afgestemd op de herstelfase waarin zij zich bevinden .
RECREATIE EN TOERISME
De relatie gezondheid met recreatie en toerisme ligt in het verlengde van de positieve bijdrage van de natuur én cultuur op het lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden. De sector werd tijdens de Q-koorts in negatieve zin getroffen. Het aantal dagtoeristen en bezoekers aan campings daalde in die periode. In de uitgave van het Vrijetijdshuis Brabant van juni 2011 breekt de sector een lans om Brabant vanuit economische motieven beter op de kaart te zetten. Er zou eenzelfde krant te maken zijn vanuit gezondheidsmotieven. Het fietsroutenetwerk, het wandelroutenetwerk, de groenoplaadpunten, sportevenementen en zwemmen zijn allen basisvoorwaarden om bewegen mogelijk en aangenaam te maken. In het zomerseizoen kan, vooral bij aanhoudende warmte, een aantal micro-organismen in zwemwater een risico vormen voor waterrecreanten. Dit geldt vooral voor de ongechloreerde zwemwaterplassen. Veel voorkomende micro-organismen zijn cyanobacteriën (blauwalg), cercariën (veroorzaker zwemmersjeuk) en Pseudomonas aeruginosa. Cyanobacteriën produceren giftige stoffen die maag-darmklachten en huidirritaties kunnen veroorzaken. Zwemmersjeuk is een ontstekingsreactie van de huid (lijkend op muggenbultjes) door binnengedrongen parasieten. Pseudomonas kan vooral oorontsteking (otitis externa) bij zwemmers veroorzaken. Het Bureau Gezondheid, Milieu en Veiligheid (Bureau GMV) verzoekt huisartsen om melding te maken bij het Bureau GMV als zij het vermoeden hebben van aan zwemwater gerelateerde gezondheidsklachten bij patiënten. Bij aan zwemwater gerelateerde gezondheidsrisico’s adviseert Bureau GMV de Provincie Noord-Brabant om beheersmaatregelen in de betreffende plas te treffen, zoals het plaatsen van een waarschuwingsbord of – in het uiterste geval – een zwemverbod. Op deze manier kunnen meer ziektegevallen worden voorkomen. Een voorbeeld hoe er naar burgers gecommuniceerd kan worden over de kwaliteit van zwemwater is het al dan niet toekennen van een provinciale vignet “Veilig & Schoon”.
43
Voorbeeld: Vignet Veilig & Schoon Alle ingerichte zwemplassen waar voorzieningen voor recreanten aanwezig zijn, hebben het provinciale vignet “Veilig & Schoon” 2011. Dit betekent dat deze zwemplassen in 2010 aan alle eisen uit de wet hebben voldaan. Als aan een zwemplas geen vignet is toegekend, wil dat niet zeggen dat daar niet veilig kan worden gezwommen. Het gaat dan om een zwemplas zonder voorzieningen. Het vignet is alleen van toepassing voor ingerichte zwemplassen waar voorzieningen aanwezig zijn en waar ook toezicht wordt gehouden. Elke ingerichte zwemplas is wettelijk verplicht een aantal veiligheidsmaatregelen te treffen om de veiligheid van de gasten zo goed mogelijk te waarborgen. Uiteraard is het zwemmen in open water altijd voor risico van de zwemmer.
Uit bovenstaande blijkt dat je de domeinen natuur, landschap, recreatie en toerisme veelal op een positieve manier kunt insteken om gezondheid te bevorderen. Hier liggen volop kansen, zoals de voorbeelden in deze paragraaf ons ook laten zien. Daarnaast biedt de recreatiesector ook werkgelegenheid.
44
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… I nfrastructuur, mobiliteit en openbaar vervoer Het is goed wonen en werken in Brabant. En dat moet zo blijven. Het verkeer op de wegen moet – ondanks de nog immer groeiende verkeersstromen – vlot doorstromen en het mag niet te lang duren om steden in of uit te gaan. Ook moeten dorpen op het platteland niet afgezonderd zijn van de rest van de provincie. Het geheel van infrastructuur kan worden gezien als de slagaders van de economie. De provincie heeft daarom de bereikbaarheid van steden, economische centra en bedrijventerreinen en de mobiliteit van burgers van Brabant hoog in het vaandel. WEGEN
Door de drukke verkeersstromen is het bereikbaar houden van Brabant een behoorlijke uitdaging. Meer asfalt behoort tot het maatregelenpakket. Maar in hoeverre is dat in een dichtbevolkte regio als de onze een oplossing? Daarnaast neemt de druk om de luchtkwaliteit te verbeteren, de klimaatsverandering tegen te gaan en de afhankelijkheid van olie te beperken snel toe. Het verduurzamen van onze vervoersmiddelen levert een flinke bijdrage aan verbetering van de luchtkwaliteit. Er zijn veel mogelijkheden om verkeersemissies te verminderen: betere motortechnologie, roetfilters en katalysatoren. Ook het gebruik van alternatieve transportbrandstoffen levert een aanzienlijke bijdrage. Daarnaast is vermindering van de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van transport cruciaal. Zo is het vervoer via de weg voornamelijk verantwoordelijk voor de stijging van de CO2-emissie. In de afweging tussen het aanleggen van nieuwe autowegen in de provincie en het bevorderen van het openbaar vervoer is gezondheid een belangrijk argument. Openbaar vervoer (trein en bus) veroorzaakt per saldo minder uitstoot en zet aan tot meer bewegen. Maar ook bereikbaarheid van zorgvoorzieningen via het wegennetwerk is een belangrijk issue. Het is in geval van nood van groot belang snel bij een ziekenhuis of huisartsenpost te kunnen komen. Dit geldt ook voor spoedeisende ambulancezorg. Er zijn streefnormen opgesteld voor de tijd waarbinnen de ambulance ter plaatse moet zijn na ontvangst van een melding (responstijd / aanrijtijd). Ook voor de Brandweer gelden normen voor aanrijtijden, deze normen variëren per gemeente op grond van de gevaarstelling en het aantal inwoners van een verzorgingsgebied. OPENBAAR VERVOER
Het openbaar vervoerbeleid is een belangrijke taak van het provinciaal bestuur. De nadruk in het beleid ligt op het samenwerken en het faciliteren van de maatschappelijke behoefte aan vervoer. Om ervoor te zorgen dat bus en trein een
45
aantrekkelijk alternatief vormen voor de auto, neemt de provincie passende maatregelen, zoals zorgen voor goede aansluitingen tussen bus- en treintijden, toegankelijke haltes, busbanen, overstaplocaties en transferia. De provincie heeft geen wettelijke opdracht of verplichting voor het spoor. Toch zet de provincie zich samen met partners in om ook voor de langere termijn per spoor bereikbaar en ontsloten te zijn, met een balans tussen personenvervoer, goederenvervoer en leefomgeving. GOEDERENVERVOER
Globalisering en groei van de wereldhandel zijn goed voor de economie. Ze zorgen echter ook voor een forse toename van het goederenvervoer: over weg, water, spoor en door buisleidingen. In Brabant is goederenvervoer ook een factor die van belang is. Als de huidige groeitrend doorzet, kent Brabant in 2025 een verdubbeling van het goederenvervoer. Deze groei is bevorderlijk voor de economie, maar minder positief voor de bereikbaarheid, het leefklimaat en het milieu en dus de volksgezondheid. Bij dit thema komt ook het vervoer van gevaarlijke stoffen kijken. Giftige en zeer giftige vloeistoffen worden in sterk wisselende hoeveelheden langs bijna alle daarvoor in aanmerking komende spoorlijnen in Nederland getransporteerd. Gevaarlijke gassen concentreren zich sterk op bepaalde routes. Kenmerkend is dat er vooral ’s avonds en ’s nachts gereden wordt. Rangeerterreinen verdienen bijzondere aandacht. Ook via ons wegennetwerk worden gevaarlijke stoffen, zoals LPG en benzine, vervoerd. Externe veiligheidsaspecten treden hierbij specifiek op. De provincie en de (regionale) brandweer hebben de beschikking over actuele informatie over de aard en omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen via spoor en wegennetwerk. FIETSEN
46
Fietsen heeft vele voordelen: het is gezond, goedkoop, snel op korte afstanden, duurzaam, en goed voor het milieu en de leefbaarheid. Meer fietsers zorgen voor een betere leefomgeving en voor een snellere doorstroming op de weg waardoor vooral de (binnen)steden minder verstopt raken met gemotoriseerd verkeer en dus beter bereikbaar worden. De provincie wil in 2020 de fietsprovincie van het land worden. Door het fietsgebruik te stimuleren (met nadruk op het gebruik bij afstanden tot 7,5 km) wil de provincie een duurzaam, goedkoop, snel en gezond alternatief bieden voor het vervoer per auto. De provincie wil een sterkere fietscultuur in Brabant stimuleren door kwalitatief goede fietspaden, fietsvriendelijke binnensteden en voldoende, goedkope en veilige fietsstallingen. Hier horen ook de fietssnelwegen bij. Het stimuleren van meer bewegen door te fietsen levert tevens een positieve bijdrage aan de gezondheid van burgers. Een mooi voorbeeld over het stimuleren van fietsen dat op meerdere vraagstukken insteekt zoals de vergrijzing, goed bereikbare recreatieve voorzieningen, ruimte voor duurzame energie en het stimuleren beweging - is het project ‘Groene oplaadpunten’.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld: Groene oplaadpunten De elektrische fiets is in opkomst. Het aandeel elektrische fietsen is in de eerste helft van 2010 goed voor maar liefst 15% van het totaal aantal verkochte fietsen. Mede door de vergrijzing wordt verwacht dat dit aandeel de komende jaren blijft stijgen. Door het realiseren van een netwerk van oplaadpunten bij daghorecaondernemers langs het fietsroutenetwerk door de gehele provincie beoogt Routebureau Brabant het elektrisch fietsen te stimuleren. De oplaadpunten hebben een duurzaam en groen karakter doordat het een koppeling met een zonnepaneel is. Door het project Groene oplaadpunten worden dus de faciliteiten voor de elektrische fietser verbeterd. Inmiddels zijn reeds 100 oplaadpunten geïnstalleerd op verschillende locaties aan of nabij het fietsroutenetwerk in Brabant.
UITBREIDING EINDHOVEN AIRPORT
Eindhoven Airport mag groeien. Tot 2015 met jaarlijks 10.000 extra vliegtuigbewegingen, daarna mogelijk met 15.000 vliegbewegingen extra. Hierdoor verdubbelt naar verwachting het gebied met een hoge geluidsbelasting en zal het aantal ernstig geluidgehinderde mensen toenemen. Dat geldt voornamelijk voor inwoners van de regio Eindhoven, Best, Son en Breugel, Veldhoven en Eersel. In deze gemeenten staan bovendien enkele nieuwbouwprojecten gepland aan de rand van of binnen de zone waar geluidsoverlast van vliegverkeer te verwachten is. Zoals reeds in de paragraaf ‘milieu en ecologie’ is vermeld, kan langdurige hoge geluidbelasting leiden tot ernstige hinder, slaapverstoring en een verminderd prestatievermogen. Verder kan blootstelling aan geluid via lichamelijke stressreacties leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. De doorgroei van Eindhoven Airport zal ook resulteren in een hogere belasting van het milieu. Dit heeft nadelige effecten voor de gezondheid van burgers door de slechtere luchtkwaliteit.
Voorbeeld: Belevingsmonitor omwonenden Eindhoven Airport In deze periode van groei van Eindhoven Airport moet de luchthaven kunnen aantonen dat er voldoende is gedaan aan hinderbeperking en verduurzaming. Monitoring van geluidsbelasting en geluidshinder bij omwonenden is daarom van belang om de gezondheidsrisico’s in kaart te brengen. Bureau GMV en GGD Brabant-Zuidoost zijn daarom voornemens in samenwerking met het RIVM, de SRE Milieudienst en de betrokken gemeenten (Eindhoven, Best, Son en Breugel, Veldhoven, Eersel, Oirschot en St. Oedenrode) een belevingsmonitor in te zetten. Hierbij wordt de beleving van de leefomgeving in relatie tot de luchthaven getoetst.
47
Het is van belang de reizende burgers als uitgangspunt te nemen bij de domeinen infrastructuur, mobiliteit en openbaar vervoer. Stedelingen, dorpelingen en bedrijven hebben allen verschillende behoeften qua infrastructuur. Hoe kom je daaraan tegemoet? Dat kan alleen door de reiziger centraal te stellen en dus niet de infrastructuur zelf (wegen, fietspaden, busbanen, verkeersdrempel, etc.). Mensen kiezen vaak voor het gemakkelijkste, veiligste, snelste en meest voor de hand liggende vervoersmiddel als ze ergens naartoe willen gaan. Door in een vroeg stadium van infrastructuurplannen (maar ook plannen met betrekking tot ruimtelijke ordening, gebiedsontwikkeling en milieu) na te denken over het keuzeproces van mensen, kun je in de plannen een stimulans inbouwen om burgers gezondere of milieuvriendelijkere keuzes te laten maken.
48
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Regionale economie en werkgelegenheid Trekker van de economie in Brabant is de industrie. De provincie stimuleert sectoren die zich richten op groei, innovatie en verduurzaming. Het beleid richt zich daarbij op ontwikkeling van topregio’s zoals Brainport Eindhoven. De industrie, handel, zorg en zakelijke dienstverlening zijn belangrijk pijlers voor de werkgelegenheid. Hierbij is een goede bereikbaarheid van steden en (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen belangrijk, zoals in de vorige paragraaf is uiteengezet. Inkomen, opleiding en arbeid bepalen de sociaaleconomische situatie van iemand en deze situatie is direct gelieerd aan de gezondheid van mensen. Opleiding is de meest bepalende factor, maar hangt uiteraard samen met de beide andere factoren. Het verschil in levensverwachting bij geboorte tussen laag- en hoogopgeleide mannen en vrouwen is 7,3 respectievelijk 6,4 jaar (zie figuur 8). De verschillen in levensverwachting naar opleidingsniveau lijken de afgelopen jaren niet kleiner te zijn geworden . 90
lagere school
85
lbo, mavo, vmbo
80
havo, vwo, mbo
75 70
74,1 76,5 78,5 81,4
78,9 82,6 84,9 85,3
hbo en wo
65 60
Mannen
Vrouwen
Figuur 8: Levensverwachting in jaren voor mannen en vrouwen naar opleidingsniveau
Arbeid kan zowel positief als negatief de geestelijke en lichamelijke gezondheid beïnvloeden. Arbeidsomstandigheden schaden de gezondheid als er een disbalans ontstaat tussen de eisen die het werk aan iemand stelt (belasting) en wat iemand in het werk aan kan (de belastbaarheid). Dit kan dan leiden tot gezondheidsproblemen en tot uitval uit het werk wegens verzuim en arbeidsongeschiktheid. Ook kunnen werkgerelateerde gezondheidsproblemen leiden tot het verlies aan arbeidsproductiviteit, verlies van werk of niet kunnen vinden van nieuw werk.
49
Gezondheidsbedreigende factoren in arbeidsomstandigheden zijn op hoofdlijnen onder te verdelen in fysiek belastende, fysisch-chemisch belastende en psychosociaal belastende factoren. In Nederland vindt maar een klein deel van de werknemers het werk een gezondheidsrisico. Daarnaast is men over het algemeen tevreden over de arbeidsomstandigheden. Daarmee scoort Nederland respectievelijk onder en boven het gemiddelde in Europa. Nederland staat echter aan kop in Europa wat betreft de grote omvang van de werkdruk en het percentage werknemers dat wel eens met geweld te maken heeft gehad. Ook is het percentage werknemers dat met pesterijen en intimidaties te maken krijgt in Nederland hoog in vergelijking met andere EU-landen. Op dit moment bestaat het aantal niet-werkenden in Brabant voor bijna de helft uit laagopgeleiden. De economische ontwikkeling zal in combinatie met de vergrijzing van de bevolking leiden tot krapte op de arbeidsmarkt. Daar liggen kansen voor laagopgeleiden, maar alleen als we in staat zijn de hardnekkige problemen die met een lage opleiding gepaard gaan, aan te pakken. In de Arbeidsmarktverkenning 20152020 adviseert de Sociaal Economische Raad Brabant de betrokken partijen een aantal maatregelen te nemen: • bedrijven en instellingen moeten investeren in het vitaal houden van personeel en extra aandacht besteden aan laagopgeleiden; • onderwijsinstellingen moeten het voortijdig schoolverlaten indammen; • gemeenten moeten zich inspannen voor laaggeschoolden met een uitkering en ervoor zorgen dat zwakke groepen naar vermogen op de arbeidsmarkt worden ingezet; • de provincie moet stimulerende arrangementen ontwikkelen, die ertoe bijdragen dat 45-plussers en laagopgeleiden aan de bak komen.
50
Door economische ontwikkelingen en de toenemende vergrijzing zijn laagopgeleide mensen op afzienbare termijn hard nodig. Voor een bijdrage aan een innovatief Brabant hebben zij een opleiding nodig, voor een zorgzaam Brabant zijn zij nodig om te werken in de zorg, en ook als mantelzorger of vrijwilliger kunnen zij anderen ondersteunen en de zorg ontlasten. Het gaat er niet om dat iedereen hoog wordt opgeleid, maar wel voldoende wordt geschoold voor de arbeidsmarkt. Via gezond werk, een hoger inkomen en participatie verbetert ook de kans op een betere gezondheid. Een punt van zorg hierbij is de lage arbeidsparticipatie van mensen met een ziekte of beperking en de recent aangekondigde ‘Wet Werken naar Vermogen’. Deze wet legt de verantwoordelijkheid voor arbeidsintegratie van mensen die nu nog onder de bijstand (WWB), de sociale werkvoorziening (WSW) en de Wajong (jonggehandicapten) vallen bij de gemeenten. De zorg rond deze nieuwe regeling betreft met name de sterke beperking van de reïntegratiemiddelen die de gemeenten ter beschikking zullen staan.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Zorginnovatie In lijn met de ‘Agenda van Brabant’ wordt in de uitwerking van het provinciale bestuursakkoord ‘Tien voor Brabant’ veel aandacht besteed aan nieuwe verbindingen. In het bijzonder tussen het benutten van nieuwe economische kansen en het vinden van slimme oplossingen voor maatschappelijke opgaven. Als één van de kansrijke gebieden is de zorgeconomie aangeduid, waar de provincie de komende jaren ontwikkelingen wil stimuleren en faciliteren. De zorgeconomie is één van de sterkst groeiende sectoren in de Brabantse economie. Het is een economische motor voor de provincie, mede doordat het niet afhankelijk is van de economische conjunctuur en doordat de zorgvragen de komende jaren toenemen. Tevens is het een kansrijke sector, omdat medische technologie en farmaceutische industrie sterk – met de daarbij behorende hoogwaardige arbeidsplaatsen – vertegenwoordigd zijn in onze provincie. Daarnaast is zorgeconomie een belangrijke bron van innovatie. Vergrijzing, commercialisering, vermaatschappelijking van de zorg en de groeiende belangstelling voor gezondheid en wellness maken het urgent om dit groeipotentieel nu te benutten. Life science en high tech systems zijn tevens een speerpunt in nationaal en in regionaal economisch beleid, zoals het nationale innovatiebeleid, de regionale economische agenda’s in diverse Brabantse regio’s en de digitale stedenagenda. ICT EN TECHNOLOGIE
Door middel van projecten en pilots is de provincie afgelopen jaren al actief betrokken geweest bij de ontwikkelingen op dit gebied. Het project ‘Slimme zorg’, gericht op het verbinden van zorg en ICT, heeft bijvoorbeeld al veel nieuwe dynamiek losgemaakt. Het heeft min of meer als aanjager gediend voor initiatieven op het snijvlak van gezondheidszorg, leefbaarheid, technologie en economie. Andere actuele projecten zijn het programma Innovatieve Acties Brabant (thema vergrijzing) en (diabetes, dementie, COPD), ‘Op de bres voor de zorg’, Innovation for Welfare en de pilot Fasilis (BOM). Relevante vraag is nu hoe deze verschillende initiatieven kunnen worden opgeschaald naar een geclusterde Brabantse aanpak Zorgeconomie.
51
Voorbeeld: Living Lab Met het project ‘Living Lab’ maken gemeente Eindhoven, provincie Noord-Brabant en samenwerkende partijen binnen Brainport Health Innovation dat mogelijk. In het Living Lab testen Eindhovenaren technologische toepassingen die de kwaliteit van hun leven verbeteren, thuis en in hun woonomgeving. Het gaat om diensten waarvan potentiële gebruikers aangeven dat die nuttig kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan een beeldspraakverbinding waarmee ouderen en zieken eenvoudig contact hebben met hun dokter en mantelzorgers of een alarmknop die meteen politie of hulpdiensten inschakelt in geval van nood. Een ander voorbeeld is ‘thuis bewegen’: deelnemers doen via de televisie mee met een groepsprogramma, maar krijgen gelijktijdig individuele fysio- en fitnessinstructie met hulp van ICT voorzieningen. Centraal bij al deze ontwikkelingen staat de menselijke maat: de behoeften van gebruikers.
SOCIALE INNOVATIE
Zorginnovatie omvat technologische én sociale innovatie. Beiden versterken elkaar. Zorginnovatie betreft vernieuwende zorgconcepten waar de cliënt, de kwaliteit van zorg, de kwaliteit van arbeid en vaak ook leefbaarheid centraal staan. Vaak ontstaan dergelijke vernieuwende ideeën bij burgers en beroepskrachten. Daar zit innovatiekracht. Het persoonsgebonden budget (PGB) is de laatste jaren veelvuldig de basis geweest voor een groot aantal vernieuwende zorgconcepten. Het is niet voor niets dat het aantal PGB -houders zo sterk is gegroeid de laatste jaren. Nu de regeling rondom het PGB vergaand wordt uitgekleed, is de vraag of die innovatiekracht door burgers blijft bestaan. Het PGB is natuurlijk niet voor niets ontstaan. Het zou er niet zijn gekomen als destijds iedereen tevreden was geweest over het werk van de zorginstellingen. Het PGB geeft mensen de vrijheid om de zorg te kiezen die op hun wensen aansluit. Het was een stap in de emancipatie van de zorgbehoevende.
52
Het PGB is ook gebruikt om te komen tot vernieuwende voorzieningen, met name kleinschalige zorg. Bekende voorbeelden zijn de zorgboerderijen en de ouderinitiatieven ten behoeve van mensen met een verstandelijke beperking. Andere voorbeelden zijn de zorgcoöperatieve initiatieven in een aantal kleine kernen in met name Zuidoost-Brabant, veel kleinschalige thuiszorgorganisaties en kleinschalige dementiezorg. Het PGB is een belangrijke motor om voor ondernemerschap in zorg en leefbaarheid.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld: Zorg door en voor het dorp Elsendorp Een sprekend voorbeeld van een vernieuwend zorgconcept is de kleinschalige en dorpsgerichte zorgaanpak in het Brabantse dorp Elsendorp (gemeente Gemert-Bakel). Dit dorp had door gebrek aan voorzieningen te maken met een leegloop. Zo moesten ouderen bijvoorbeeld voor zorg naar naburige plaatsen. In de strijd tegen de leegloop hebben de Elsendorpers zelf het initiatief genomen. Ze hebben zich ondernemend opgesteld en zijn het ‘gewoon’ gaan doen. Er is in samenwerking met een professionele thuiszorgaanbieder een zorgteam voor het dorp samengesteld, waarbij onder andere oud-verpleegkundigen en -verzorgenden die in het dorp wonen, hun vak weer oppakken. Dit nabije en kleinschalige zorgteam levert flexibele en persoonlijke zorg aan huis tegen relatief lage kosten. Een belangrijk aspect in zorg door en voor het dorp is de steun van het sociale netwerk op buurt- of wijkniveau voor kwetsbare groepen. De aanpak laat zien dat er een sluitend systeem kan worden gemaakt waarin informele en professionele zorg nauw met elkaar samenwerken en waarin bewoners elkaar ook aanspreken op onderlinge hulp. Uit onderzoek blijkt dat deze aanpak de sociale cohesie en leefbaarheid in het dorp vergroot en dat zowel de cliënten als het zorgpersoneel tevreden zijn over deze vorm van zorg.
Zoals beschreven in de paragraaf ‘Leefbaarheid en sociale cohesie’, zijn leefbare dorpen en wijken voor de provincie Noord-Brabant speerpunten van beleid. Bovenstaand voorbeeld sluit goed bij deze visie aan. Dit zorgconcept is echter volledig gebaseerd op PGB’s. En dat geldt ook voor vele andere kleinschalige zorgconcepten, zoals zorgboerderijen. Het is twijfelachtig of dergelijke vernieuwende concepten – en de innovatiekracht die hieruit voortkomt – kunnen blijven bestaan als de PGB regeling wordt uitgekleed. Ook is de vraag of nieuwe initiatieven op het terrein van zorg en leefbaarheid nog van de grond zullen komen. Ook de middelen van gemeenten en woningcorporaties staan onder druk, waarbij het nog ongewis is of minder gemeentelijke middelen een rem zetten op innovatie of deze juist zullen aanjagen. De noodzaak om te komen tot vernieuwing rond zorg, gezondheid en leefbaarheid wordt alleen maar sterker. Ook een betere aansluiting van zorg op preventie en eerstelijnszorg op wijkniveau wordt steeds wenselijker.
53
54
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Jeugdzorg De jeugd heeft de toekomst. Door nu in jongeren te investeren, zorgen we ervoor dat ook een nieuwe generatie mee kan komen op de arbeidsmarkt en zo Brabant draaiende kan houden. De provincie is er veel aan gelegen dat jongeren een diploma halen en met de juiste bagage de maatschappij in stappen. Gelukkig lukt de meeste jongeren dit op eigen kracht, maar er is ook een groep die zonder extra hulp en begeleiding buiten de boot dreigt te vallen. Voor die groep is er jeugdzorg. De provincie is hier nu nog verantwoordelijk voor. Deze verantwoordelijkheid wordt echter – naar verwachting in 2015 – overgeheveld naar de gemeenten. Het is bekend dat vele maatschappelijk invloeden een impact hebben op de zorgsector in het algemeen, en dus ook op de zorg voor jeugdigen en gezinnen. Nu het kabinet heeft besloten om de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg over te dragen aan de gemeenten, dient zich de kans aan om het echt anders te doen. Geen ander moment is zo kansrijk als het gaat om het bewerkstelligen van échte verbetering en het benutten van innovatiekracht. Maar er zijn ook zorgen: steeds opnieuw zoeken we manieren om het bestaande systeem te verbeteren. Het stelsel is aan vereenvoudiging toe, inhoudelijke vraagstukken kunnen niet met organisatorische oplossingen beantwoord worden. De landelijke, provinciale en gemeentelijke overheid staan samen met maatschappelijk betrokkenen voor de opgave om de balans tussen organisatie en inhoud te herstellen. Een stelselherziening is dus geen garantie voor een verbeterslag in de jeugdzorg. De gewenste omslag daadwerkelijk in de praktijk zijn weerslag te laten krijgen, lijkt nu de grootste uitdaging. Met name burgers en professionals hebben de afgelopen decennia een te kleine betrokkenheid gehad bij de stelselwijzigingen. Hun inbreng met inspirerende ideeën moet weer versterkt en benut worden. Kort samengevat zien we in de zorg de volgende paradigmawisselingen ontstaan. • Van productie denken naar relatiegoederen. • Van risicobeheersing naar oplossingsgericht. • Van focus op ziekte en zorg naar focus op gezondheid, welzijn en gedrag. • Van sturen op efficiëntie en productiviteit naar sturen op effectiviteit en resultaat. • Van institutioneel naar menselijke maat. • Van regie bij professionals naar regie bij cliënten. • Van keten en lineair denken naar continuüm en co-creatie. Wat betekent deze brede ontwikkeling naar meer eigen verantwoordelijkheid en uitgaan van krachten die er al zijn, voor het versterken van de gemeenschap rondom kinderen en gezinnen, de zogenaamde pedagogische civil society?
55
Een verantwoordelijke samenleving is niet zomaar maakbaar, verantwoordelijke mensen zijn niet maakbaar. Dit kunnen overheden niet aan hun burgers ‘opleggen’. De overheid kan faciliteren en stimuleren; mensen willen wel verantwoordelijk zijn, maar de kans moet wel geboden worden. Gemeenten hebben een centrale rol in het versterken van de (pedagogische) civil society: een samenleving waarin we samen zorgen voor het creëren van een veilige en leerzame opvoed- en opgroeiomgeving voor de jeugd. De uitdaging is om relaties met gemeenschappen opnieuw vorm te geven. Niet het formele circuit is daarbij leidend, maar het informele. Vrijwilligersorganisaties, organisaties voor jeugdzorg en -welzijn en vrijwilligerscentrales zijn voorbeelden van maatschappelijke organisaties die kunnen bijdragen aan een actieve pedagogisch betrokken, verantwoordelijke samenleving in buurt of wijk. Belangrijk is dat overheden en professionele organisaties de ontwikkeling naar meer eigen verantwoordelijkheid op een verantwoorde manier faciliteren en daarmee bijdragen aan het versterken van de eigen kracht van inwoners. Juist dat laatste vraagt een andere manier van handelen en denken zowel van bestuurders, beleidsmakers als professionals.
56
Behalve inhoudelijk, vraagt de transitie van de Jeugdzorg ook (complexe) financiële en positionele veranderingen. Deze complexe expeditie kan slagen als de betrokken instellingen, organisaties, overheden, financiers de durf hebben om eigen posities en financieringswijzen op te geven. Echt vermaatschappelijken van de jeugdzorg betekent: deïnstitutionaliseren. Opnieuw organiseren van de zorg en niet ingekapseld zitten in bestaande organisatiestructuren en financieringsvormen. Dat betekent dat iedereen bereid moet zijn om posities los te laten. Grootschalige innovaties treden pas op, als bestaande posities en hekelpunten in het zorgsysteem bediscussieerd worden en als verantwoordelijken op het cruciale punt van innovatie ter verantwoording worden geroepen. Echte innovatie daagt het systeem uit en stelt daarmee bestaande regels, procedures, organisaties en belangen ter discussie. Gemeenten zullen actief moeten gaan zoeken naar nieuwe allianties en taakverdelingen tussen cliënten, zorginstellingen, overheden en zorgverzekeraars. Daarnaast kunnen nieuwe manieren van verantwoording en financieren het innovatief vermogen in de zorg verder vergroten. Dit proces begint, maar houdt niet op bij goede wil. Het vraagt om (politieke) lef om eigen posities op te geven om zo tot duurzame veranderingen te komen.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Leefbaarheid en sociale cohesie De provincie Noord-Brabant vindt het belangrijk dat mensen zich goed voelen in hun omgeving. Dit vraagt om een goede sociale infrastructuur, waarbij iedereen kan meedoen aan de samenleving. Mensen voelen zich veilig, senioren en gehandicapten kunnen zelfstandig blijven wonen, bewoners kunnen elkaar ontmoeten, er zijn mogelijkheden voor ontwikkeling van persoonlijke talenten en voldoende activiteiten om een goede invulling te geven aan vrije tijd. Voor een kwalitatief goede woon- en leefomgeving spelen in ieder geval vier factoren een rol. • Leefbaarheid gaat altijd over mensen. Dat betekent dat de bewoners het vertrekpunt van beleid moeten zijn, maar zij moeten ook de primaire dragers van de kwaliteit van het dorp of de wijk zijn. Deze nieuwe rollen en verantwoordelijkheden van bewoners moeten de komende decennia hun beslag krijgen. • Leefbaarheid is te gecompliceerd voor standaardoplossingen. Kwaliteit heeft geen standaard. Het gaat bij leefbaarheid altijd om samenhangende vraagstukken, waarbij meerdere partijen een rol spelen. Daarbij zijn er ook altijd tegengestelde belangen van direct betrokkenen. In het zoeken naar oplossingen voor daadwerkelijke problemen moet er zowel aandacht zijn voor het proces (wie betrek je wanneer en op welke wijze?) als het resultaat. • Er moeten voldoende voorzieningen aanwezig zijn. Bereikbaarheid en mobiliteit spelen hierin altijd een rol, met bijzondere aandacht voor kwetsbare en vooral niet-mobiele groepen. Daarbij speelt, vooral in Brabant, de beperkte afstand tussen stad en platteland een voorname rol. Het bijzondere van NoordBrabant is dat de stad voor de dorpsbewoner nooit ver weg is en de ruimte nooit ver voor de stadsbewoner. • Wonen gaat ook over de woonomgeving: trots kunnen zijn op de plek waar je woont. In de nabije toekomst neemt de aandacht voor ontwikkelingen in de publieke ruimte en het buitengebied alleen maar toe. Bewoners gaan hier nieuwe en andere eisen aan stellen. Leefbaarheid en sociale cohesie hebben een relatie met gezondheid. Daar gaan wij in het kader van deze notitie nader op in. Er zijn drie mechanismen waarlangs sociale relaties gezondheid kunnen beïnvloeden. 1. Via het gedrag van mensen. Via sociale steun of informatie die je uit je netwerk kunt halen, of via de normen die in je netwerk gelden met betrekking tot gezondheid, kunnen sociale netwerken gezondheid gerelateerd gedrag beïnvloeden. Daarnaast kan sociale druk worden uitgeoefend om afwijkend gedrag (bijvoorbeeld in de vorm van ongezond gedrag) aan te passen aan de groep. Het
57
Voorbeeld: Zorgcoöperatie Hoogeloon finalist Brabantse Dorpenderby De Brabantse Dorpenderby is een wedstrijdprogramma op initiatief van de Provincie Noord-Brabant waarin dorpen strijden voor het beste idee voor de verbetering van de leefomgeving in het eigen dorp en hoe bewoners daar zelf aan bij kunnen dragen. De ideeën gaan over saamhorigheid, natuur en milieu, sport, cultuur, bedrijvigheid of toerisme. Maar ook over recreëren, wonen, spelen, werken en zorgen. Zorgcoöperatie Hoogeloon was in 2009 een van de 10 finalisten van de Brabantse Dorpenderby. Op initiatief van Hoogeloonse burgers is in 2005 een coöperatieve vereniging opgericht die tot doel heeft ouderen en mensen met een beperking in staat te stellen langer in Hoogeloon te blijven wonen. Wie zorg nodig heeft is namelijk al snel aangewezen op voorzieningen en instellingen in grotere gemeenten buiten het dorp. De coöperatie biedt onder andere dagbesteding voor ouderen, een eetpunt voor ouderen, persoonlijke verzorging aan huis en een spreekuur voor zorgvragen. Het nieuwste project is de realisatie van kleinschalig wonen voor mensen met dementie. ‘Zorg voor elkaar’ is de slogan waar het dorp Hoogeloon voor gaat. Ruim 225 leden telt de zorgcoöperatie, ongeveer 40 vrijwilligers en inmiddels ook 5 parttime medewerkers in loondienst. Zorgcoöperatie Hoogeloon ervoer de finaleplaats van de Brabantse Dorpenderby als een erkenning voor haar inzet en succes. Het hele dorp heeft een pluim op de hoed verdiend.
58
n etwerk kan zowel een positieve als negatieve invloed hebben op gedrag en dus op gezondheid. Netwerken kunnen de verspreiding van gezondheidsinformatie bevorderen of het overnemen van gezonde normen vergroten, maar andersom kan ook: de verspreiding van gezondheidsinformatie belemmeren of onjuiste informatie verspreiden en ongezonde normen overnemen van anderen. 2. S ociale netwerken kunnen gezondheid beïnvloeden via psychologische processen. Sociale relaties kunnen de cognitieve en emotionele gemoedstoestand beïnvloeden, bijvoorbeeld door betekenis te geven aan iemands leven en op die manier een goede gezondheid bevorderen. .Ook beïnvloedt sociale steun emoties, humeur en ervaren welzijn. 3. Sociale netwerken kunnen een direct effect uitoefenen op gezondheidseffecten via de fysiologische routes, vaak via stress. Sociale relaties vormen een buffer tegen potentiële schadelijke gezondheidsgevolgen van psychosociale stress. De gezondheid speelt op haar beurt weer een rol bij het wel of niet (kunnen) aangaan of onderhouden van sociale relaties. Afname van sociale relaties als gevolg van gezondheidsproblemen kan op haar beurt leiden tot eenzaamheid, die vervolgens weer kan leiden tot depressie. In Noord-Brabant zijn vele zelfhulpgroepen waarin cliënten elkaar kunnen ontmoeten om verhalen te delen. Dergelijke groepen kunnen zorgen voor nieuwe en/of aanvullende sociale contacten voor cliënten en hun partners.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld: Steunpunten zelfhulp In Eindhoven bestaat reeds vele jaren een florerend steunpunt voor zelfhulpgroepen, Stichting Zelfhulp Netwerk Zuidoost-Brabant. Ook in andere regio’s ontwikkelen zich dit soort steunpunten (Roosendaal, Breda, Tilburg en ’s-Hertogenbosch). Hun visie is dat mensen zelf verantwoordelijkheid dragen voor hun leven en voor hun gezondheid, zij moeten voor zover mogelijk zelf hun problemen proberen op te lossen. Op het gebied van gezondheid kan hulp van lotgenoten, vrijwilligers, mantelzorgers en reguliere hulpverleners ingeroepen worden. Zelfhulpgroepen, oftewel contacten met lotgenoten, kunnen het probleemoplossend vermogen van mensen vergroten en dragen bij aan empowerment van haar deelnemers. Ervaringsdeskundigheid moet beschikbaar komen en goed worden overgedragen. Rond elk steunpunt zijn tussen de 20 tot 80 zelfhulpgroepen actief. De kracht van steunpunten is dat zij dichtbij de groepen en andere relevante partijen actief zijn en dat kunnen blijven. Zij ondersteunen mensen die een nieuwe groep willen oprichten; zij regelen ruimte om bij elkaar te komen, zij bieden de mogelijkheid om te leren hoe je een groep begeleidt, ze zijn behulpzaam in het verspreiden van informatie, etc. Vele praktische taken die onmisbaar zijn voor een startende zelfhulpgroep. Daarnaast spelen de steunpunten een belangrijke rol in de contacten van de zelfhulpgroepen met de professionele instellingen.
De rol van kwetsbare mensen die meer en meer deel uitmaken van de samenleving in dorpen en wijken vraagt specifiek aandacht. Niet alleen vanuit een zorgperspectief, maar ook vanuit participatie oogpunt. Kwetsbare mensen hebben kwaliteiten en hebben op basis van hun ervaringsdeskundigheid een eigen bijdrage aan leefbaarheid en sociale cohesie in buurten en wijken.
59
60
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Onderwijs, educatie en participatie Preventie en gedragsverandering qua leefstijl is moeilijk en de verantwoordelijkheid voor gezondheid ligt bij de burgers zelf, aldus het ministerie van VWS. Gemeenten, scholen en GGD’en spelen een belangrijke rol bij educatie over gezondheid. De rol van de provincie is hierin minimaal, maar er liggen vele raakvlakken naar beleidsterreinen als werkgelegenheid, leefbaarheid, voedsel, etc. De provincie zou door middel van ondersteunend beleid de gemeenten kunnen stimuleren gezondheid op een integrale manier te benaderen. Gezamenlijk kan er voor worden gezocht dat de omgeving de gezonde keuze van burgers vergemakkelijkt. Dit betekent een andere visie op gezondheid, namelijk dat gezondheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid is om mee te kunnen doen in de samenleving. In deze paragraaf nemen we deze visie als uitgangspunt in relatie tot onderwijs, educatie en participatie. Uit onderzoek is bekend dat een ongunstig binnenklimaat een slechte invloed heeft op het leerproces en de gezondheid van de leerlingen en leerkrachten. Gezondheidsklachten die daarbij ontstaan zijn oogirritatie, luchtwegklachten, hoofdpijn, verminderde concentratie en vermoeidheid. Het voorbeeld van het Frisse Scholenproject laat zien dat je in een vroegtijdig stadium bij (ver)bouwplannen van scholen rekening kunt houden met het creëren van een gezonde schoolomgeving.
Voorbeeld: Het Frisse Scholenproject Het Frisse Scholenproject is een samenwerkingsverband tussen de provincie Noord-Brabant, Bureau GMV en het Astmafonds. Het project is uitgevoerd binnen het provinciale bestuursprogramma ‘Vertrouwen in Brabant’, programmalijn Schoon Brabant in 2009 tot 2012. Het Frisse Scholenproject in Brabant omvat vier pijlers: 1) een gezond binnenklimaat op scholen; 2) een duurzame ver- of gebouwde school; 3) een onderwijsleertraject die de elementen duurzaam en gezond bevat; 4) een ‘vergroende’ buitenruimte. Er zijn in de provincie Noord-Brabant vijf basisscholen gezond, duurzaam en veilig ge- of verbouwd met een groene buitenruimte en een aangepast onderwijsleerpakket. Het kan daarbij zowel gaan om renovatie als nieuwbouw. De kennis en ervaringen die bij de voorbeeldscholen zijn opgedaan staan beschreven in handreiking, lespakketten, informatiebrochure en website.
61
Naast een gezonde schoolomgeving is het ook van belang kennis over gezondheid over te brengen. Gezondheid is hierbij een breed begrip. Veel GGD’en en gemeenten zijn op scholen projecten gestart zoals de Gezonde en Veilige School methode, het educatieve programma Familie Lekkerbek in Balans, het alcoholmatigingsproject ‘Think before you drink’, etc. In deze paragraaf richten we ons niet op deze educatieve elementen, maar op elementen die een link hebben met de provinciale taken en verantwoordelijkheden. Zo zijn er educatieve elementen met betrekking tot de relatie tussen natuur en gezondheid, zoals boomplantdagen, vakken gerelateerd aan gezond en groen in het onderwijs, projecten om de kennis en bewustwording van biodiversiteit te stimuleren. Dit zijn belangrijke elementen ten behoeve van de bewustwording van mensen over de positieve effecten van de natuur op de gezondheid. Het is een uitdaging om via dergelijke elementen de participatie van moeilijk bereikbare groepen zoals jongeren, ouderen en allochtonen te vergroten. Er is onderzoek gedaan naar de lange termijn effecten van natuur- en milieueducatie op scholen door Veldwerk Nederland en de Universiteit Utrecht. Natuur- en milieueducatie (NME) op basisscholen heeft een significant positief effect op latere houding en gedrag en (in mindere mate) op kennis. Dat wil zeggen dat oudleerlingen die op de basisschool meer natuur- en milieueducatie hebben gehad meer kennis en een positievere houding en gedrag hebben ten aanzien van natuur en milieu dan oud-leerlingen die vroeger minder natuur- en milieueducatie hebben gehad. Een voorbeeld van een educatief programma in relatie tot natuur en biodiversiteit is ‘Het Bewaarde Land’. Voorbeeld: Het Bewaarde Land
62
Het Bewaarde Land in Noord-Brabant is een natuurbelevingsproject voor leerlingen van groep 5 en 6 van het basisonderwijs. Het doel van het project is bij leerlingen een ontwikkeling op gang te brengen naar zorg, respect en liefde voor de natuur. Het project is er op gericht dat leerlingen zich meer gaan thuis voelen in de natuur, er een persoonlijke band mee krijgen en er daardoor zorgvuldiger mee omgaan. De klassen verblijven, in achtereenvolgende weken, drie keer een hele dag in de natuur. In kleine groepjes doen de leerlingen activiteiten om de natuur te beleven en er vertrouwd mee te raken. Op school worden aan de hand van een werkboek activiteiten ter voorbereiding en ter verwerking gedaan. Een evaluatierapport van het Bewaarde Land in Noord-Brabant laat zien dat kinderen na afloop van het programma in vergelijking met controlegroepen een significante toename in zowel kennis, houding als respectvol gedrag ten opzichte van de natuur vertonen. Er was meer oog voor de natuur rond de school, een zorgzamer gedrag wat betreft kleine beestjes in de klas en op het schoolplein, en leerlingen namen hun ouders in het weekend mee naar het bos. Zo worden de leerlingen zichtbaar steeds minder bang voor bijvoorbeeld kleine beestjes, maar ook voor stilte en alleen zijn. Verder vinden ze de natuur minder vies en zijn ze meer alert op wat er te zien en te horen is. De leerlingen zien steeds meer de schoonheid van de natuur en vinden buiten allerlei mooie dingen. Deze bevindingen worden ook aangetoond door een Alterra rapport waar de effecten van het Bewaarde Land zijn onderzocht.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Als er over natuur en gezondheid wordt gesproken, dan komt al snel het thema voeding naar voren. Dit komt omdat voeding essentieel is in onze samenleving en dat misschien daardoor verbindingen kunnen worden gemaakt. Een voorbeeld van een educatief project waar het thema voeding wordt geïntegreerd is de ‘educatieve en eetbare tuin’. Hierbij is het doel om middelbare scholieren bewust te maken van de keuzes over voeding en hoe dit in relatie staat tot biodiversiteit.
Voorbeeld: De educatieve en eetbare tuin Ook dit lesprogramma is gemaakt in het kader van ‘NME-arrangement Brabantse Parels van Biodiversiteit’. In diverse gemeenten in Brabant worden biodiverse en eetbare tuinen volgens de principes van permacultuur ontworpen, aangelegd en onderhouden door studenten van groenopleidingen. Dat gebeurt op het eigen schoolterrein, of in de directe omgeving van de school in de wijk. Het woord permacultuur is een samengesteld begrip van de woorden permanente agricultuur en permanente cultuur. Het doel van permacultuur is samenwerking tussen de mens en haar omliggende natuur gericht op een lange termijn overleving van beide. Met permacultuur kun je een lekkere eetbare tuin ontwerpen die niet alleen mooi, maar ook nuttig is. Jongeren in het middelbaar onderwijs worden zich aan de hand van het concrete thema ‘voeding’ bewust van de wijze waarop zij in hun dagelijkse leven betrokken zijn bij biodiversiteit. Op basis daarvan zijn zij in staat weloverwogen keuzes te maken.
LAAGGELETTERDHEID EN GEZONDHEIDSVAARDIGHEDEN
In Nederland zijn ten minste anderhalf miljoen mensen laaggeletterd. De meeste daarvan (1 miljoen) zijn autochtoon. Het gaat bij hen om twee groepen: 250.000 mensen die nagenoeg analfabeet zijn en niet kunnen lezen en 750.000 ‘functioneel’ analfabeten, die dit vermogen wél bezitten maar niettemin problemen hebben met lezen en schrijven (en rekenen). Laaggeletterdheid komt voor bij jong en oud, werkend en niet-werkend, man en vrouw. Laaggeletterden beheersen onvoldoende basisvaardigheden om zelfstandig te functioneren in het dagelijks leven, op het werk en bij de opvoeding van de kinderen. Ook speelt dit bij de toegankelijkheid van gezondheid en zorg. Laaggeletterdheid is een bron van sociale, culturele en politieke uitsluiting. De huidige samenleving waar kennis en leren een essentiële rol spelen stelt namelijk steeds hogere eisen aan onze vaardigheden om informatie te verwerken. Laaggeletterden worden dagelijks geconfronteerd met het niet kunnen lezen en schrijven. Denk bijvoorbeeld aan het invullen van een aanvraagformulier huursubsidie, het lezen van een bijsluiter van een medicijn, het kopen van een treinkaartje bij de automaat, het invullen van een werkbriefje, het lezen van de krant
63
of informatiemateriaal of het voorlezen van een boek aan kinderen. Zo zijn er heel veel voorbeelden te noemen, die voor de meeste mensen normaal zijn, maar voor velen een dagelijks terugkerende frustratie. Er rust een groot taboe op laaggeletterdheid. Het gevolg van dit taboe is, dat deze mensen minder participeren in de samenleving en vaker in een isolement raken in zowel hun sociale leven als op het werk. Daarnaast hebben ze minder kansen om een economische bijdrage te leveren aan de maatschappij. Ook de drempel naar volwasseneneducatie is voor veel laaggeletterden erg hoog vanwege het grote taboe. Laaggeletterdheid is een complex van sociaaleconomische en culturele factoren. Ook drie individuele factoren zijn daarbij van belang: beroep, inkomen en opleiding. Deze laatste levert de sterkste verklaring op. Hoogopgeleide mensen leven langer én meer jaren in goede gezondheid. Verder kenmerkt een laaggeletterde zich vaak door het wonen in een achterstandswijk, het hebben van een gevaarlijk beroep, het beschikken over weinig geld, het bezitten van minder vaardigheden en het leven in sociaal isolement. Dit uit zich vaak in een minder gezonde leefwijze: roken, te weinig bewegen en een ongezond voedingspatroon. Onder andere door deze aspecten hebben laaggeletterden meer kans op ziekte. Daarnaast maken zij vaker en langduriger gebruik van zorg, omdat zelfmanagement en het volgen van adviezen van artsen soms erg ingewikkeld kunnen zijn.
Voorbeeld: Regiogemeenten West-Brabant en Kellebeek College - project ‘Gewoon Doen!’
64
In mei 2008 is het project ‘Gewoon Doen!’ officieel gestart. Het betreft een regionaal samenwerkingsproject van het Kellebeek College en zes gemeenten in West Brabant. Doel van het project was de gezamenlijke aanpak van laaggeletterdheid bij volwassen inwoners van de regio. Deze regio telde op dat moment circa 26.000 volwassen laaggeletterden. De zes betrokken gemeenten hebben in samenwerking met het Kellebeek College een gezamenlijk Plan van Aanpak Laaggeletterdheid opgesteld. Bij de uitvoering van dit plan zijn zoveel mogelijk andere partijen betrokken: bibliotheken, bedrijven, basisscholen, buurthuizen, vrijwilligerscentrales, woningcorporaties, maatschappelijke instanties en hulporganisaties, etc. Omdat de unieke samenwerking steeds meer zijn vruchten begon af te werpen, wordt het project voortgezet. Dit keer gaan ze verder in een groter verband: 13 gemeenten uit West Brabant (Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, EttenLeur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert). Begin september van dit jaar heeft in de week van de alfabetisering de (door)startbijeenkomst van het project plaatsgevonden.
Communicatie-uitingen zijn vaak weinig toegankelijk door onnodig moeilijk taalgebruik, denk aan schriftelijke documenten, maar ook aan de bewegwijzering in gebouwen, de leesbaarheid van websites en teksten op borden. De bejegening van laaggeletterden speelt een grote rol bij communicatie, denk bijvoorbeeld
NAAR EEN GEZOND BRABANT
aan de omgang bij loketten. De klassieke manier van gezondheidsbevordering – het geven van voorlichting – werkt niet bij hen. Wat wél werkt is: de wijk in, de huisarts erbij betrekken en de omgeving meenemen; ofwel een integraal gezondheidsbeleid. Gezondheidsvaardigheden zijn de kennis en vaardigheden die mensen nodig hebben om gezond te kunnen leven, controle en invloed op het eigen bestaan en op de eigen gezondheid. Die vaardigheden bestaan uit kunnen lezen en schrijven, maar ook uit informatie kunnen zoeken en vragen durven stellen. Het gaat om basiskennis over gezondheid en competenties in de rollen van patiënt, consument en burger. Door het herkennen van laaggeletterdheid en het aanpassen van de communicatie bieden instellingen informatie en dienstverlening die toegankelijk, begrijpelijk en bruikbaar is, ook voor laaggeletterden! Dit geldt voor alle domeinen. Dus ook de provincie.
65
66
NAAR EEN GEZOND BRABANT
… Sport De portefeuille sport valt onder de gedeputeerde die eveneens de portefeuille volksgezondheid heeft. Het thema gezondheid komt dan ook als vanzelfsprekend terug in de uitwerking van het sportbeleid. We gaan daarom in deze paragraaf hier slechts kort op in. Sport zorgt voor een gezonde, actieve en sociale bevolking, biedt op economisch, cultureel en ruimtelijk vlak nieuwe kansen (innovatieve producten, slimme combinaties) en betekent een kans voor Brabant om zich als regio nationaal en internationaal te profileren. Zo staat te lezen in het Sportplan Brabant 2016. De insteek in het sportplan is de topsport. De breedtesport is een taak van gemeenten. Kijkend vanuit een gezondheidsbril zijn topsport, breedtesport, recreatieve sport, wandelen en fietsen allemaal onderdeel van ‘sport en bewegen’. Sport en bewegen is voor alle groepen in de samenleving van belang: voor oud en jong, voor mensen met een beperking of handicap, voor mensen met een chronische ziekte, voor mensen met dementie en depressie. Tabel 3: Brabanders in beweging
Leeftijd
Regio
Regio
Regio
West-Brabant
Hart voor Brabant
Brabant-Zuidoost
Speelt minder dan 30 min per dag buiten
1-11
3%
3%
4%
Kijkt minstens 2 uur per dag tv
1-11
11%
9%
10%
67
Sport of beweegt minder dan 7 dagen in de week (min. 1 uur per dag)
12-18
78%
76%
76%
Voldoet niet aan de norm gezond be- wegen
19-64 65+
40% 38%
40% 37%
38% 35%
Topsport kan vele mensen motiveren tot beweging. Toch wordt ook wel gewezen op de negatieve aspecten van topsport: de vele blessures en de impact op het lichaam op de langere duur behoeven aandacht. In de afgelopen jaren is naast sport ‘bewegen’ een veel gebruikte term. Zo ook in de landelijke nota volksgezondheid ‘Gezondheid dichtbij: “Bewegen is goed voor zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid en hangt positief samen met de andere speerpunten. Ongezonde leefgewoonten komen namelijk vaak in combinatie voor: mensen die minder bewegen eten vaker ongezond, roken vaker en drinken vaker excessief alcohol. Bewegen leidt ook tot minder depressie, minder diabetes en minder overgewicht. Met de nadruk op bewegen leggen we ook een verbinding tussen het gezondheidsbeleid en de ambitie Vitaal Nederland als onderdeel van het Olympisch Plan 2028. Deze ambitie wordt door het kabinet omarmd en vraagt inspanningen van verschillende maatschappelijke sectoren. Ook leggen we een verbinding met de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid. Daarin is er aandacht voor een gezonde leefomgeving waarin de belemmeringen tot bewegen worden verkleind. Zo is er aandacht voor de verkeersveiligheid van jeugd en ouderen.”
Voorbeeld: Twitterspreekuur hardlopen en gezondheid
68
Social media zijn populair. Daarom organiseert Sportzorg.nl samen met sportmedisch adviescentrum het Twitterspreekuur. Het Twitterspreekuur heeft als thema: hardlopen en gezondheid. Hardlopen is een populaire sport in Nederland, die jaarlijks door ongeveer 1,4 miljoen Nederlanders wordt beoefend. Het is ook een sport die veel blessures veroorzaakt. Jaarlijks lopen hardlopers 390.000 blessures op, waarvan er 120.000 medisch behandeld worden. Hardlopen is daarmee na veldvoetbal de sport met het grootste aantal blessures. Via het Twitterspreekuur kunnen hardlopers vragen stellen over bijvoorbeeld vochtgebruik, diverse klachten / pijntjes die opspelen tijdens het hardlopen, het voorkomen van blessures, nut van een sportmedisch onderzoek, plotse hartdood en nog veel meer. De komende maanden zullen voor meerdere doelgroepen/sporten Twitterspreekuren worden georganiseerd. Via Sportzorg.nl zullen deze Twitterspreekuren worden aangekondigd. Houd daarom de website goed in de gaten om op de hoogte te blijven!
Bewegen heeft niet alleen raakvlakken met sport, maar eveneens met de portefeuilles natuur en recreatie, mobiliteit en openbaar vervoer en leefbaarheid en sociale cohesie. Sport en samen bewegen verbindt mensen.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
... Culturele infrastructuur en Brabants erfgoed Cultuur geeft identiteit en is van iedereen. In de huidige tijd van globalisering, waarin groepen mensen het gevoel van (gezamenlijke) identiteit dreigen te verliezen, kan cultuur een belangrijke rol spelen. Zo staat te lezen op de website van de provincie. Dat de provincie cultuur een belangrijk thema vindt, blijkt ook uit de intentie van Brabantstad, de samenwerking tussen Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg en de provincie, om zich kandidaat stellen voor Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. Daarnaast is er vanuit de provincie specifieke aandacht voor het eigen karakter van Brabant dat verbonden is aan de grote erfgoedcomplexen, die behoren tot de identiteitsdragers van Brabant. De provincie wil de grote erfgoedcomplexen behouden door deze een economisch duurzame herbestemming te geven. Welke link ligt hier naar gezondheid? In 2007 schreef de Provinciale Raad Gezondheid over de Brabantse cultuur van zorgen voor elkaar en noemde dit ‘Het geheim van Noord-Brabant’. Zij doelde hiermee op de schat aan ervaringen over zelfhulp, lotgenotencontact, mantelzorg (zie figuur 9), familiezorg en vrijwilligerszorg (zie figuur 10) in Noord-Brabant.
12%
Regio West-Brabant
10%
Regio Hart voor Brabant
8%
Regio Brabant-Zuidoost
6% 4%
69
2% 0%
8-11 jaar
12-18 jaar
19-64 jaar
65+ jaar
Figuur 9: Percentage inwoners in Noord-Brabant dat mantelzorg geeft
30%
Regio West-Brabant
25%
Regio Hart voor Brabant
20%
Regio Brabant-Zuidoost
15% 10% 5% 0%
19-64 jaar
65+ jaar
Figuur 10: Percentage inwoners in Noord-Brabant dat vrijwilligerswerk verricht
De Brabantse identiteit wordt mede gevormd door het zorgen voor zichzelf en elkaar. Iets om te koesteren. Mogelijk kunnen de herbestemmingen van de grote erfgoedcomplexen of andere cultuurhistorische gebouwen (zoals industriële complexen en kloosters) een bijdrage leveren aan het zorgaanbod en de cultuurbeleving. Hiervoor kunnen we ideeën putten uit de vroegere buitenplaatsen. Erfgoedcomplexen als gezonde buitenplaatsen, waar mensen op verhaal kunnen komen op een eigentijdse manier, ingevuld en bereikbaar voor iedereen.
Voorbeeld: Historische buitenplaatsen
70
Tussen 1600 en 1900 bouwden rijke stedelingen hun buitenplaatsen in het omringende landelijk buitengebied. Zo konden ze in de zomer ontkomen aan de ongezonde (epidemieën) en de door vervuilde grachten stinkende stad. In deze zelf gecreëerde buitenoases verstond men de kunst van het genieten en hield men zich bezig met literatuur, poëzie, muziek, planten en bloemen, tuinarchitectuur en beeldende kunst. Van de vermoedelijk 6000 buitenplaatsen resteert verspreid over het land nog slechts 10%. De provincie Noord-Brabant telt 39 landgoederen, waaronder Kasteel Heeswijk, Kasteel Croy en de Wouwse Plantage, die officieel zijn aangemerkt als historische buitenplaats. In 2012 worden er verschillende activiteiten georganiseerd om mensen te laten zien hoe interessant en mooi historische buitenplaatsen zijn.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
…Openbare orde, rampenbestrijding en veiligheid Bij rampen moeten overheden en hulpdiensten gecoördineerd optreden. In de voorbereiding op de rampenbestrijding is de provincie een belangrijke schakel tussen gemeenten en Rijk. Bovendien heeft de Commissaris van de Koningin specifieke bevoegdheden die bij incidenten kunnen worden ingezet. De verantwoordelijkheid voor rampenbestrijding ligt primair bij de gemeenten. Maar veiligheidsproblemen overstijgen vaak de gemeentelijke grenzen. Daarom beoordeelt de provincie gemeentelijke rampenplannen en rampenbestrijdingsplannen. Bij rampen of zware ongevallen heeft de Commissaris van de Koningin bovendien de taak om alle betrokken overheden te informeren, het overleg tussen lokale, regionale en rijksvertegenwoordigers te coördineren en ervoor te zorgen dat noodzakelijke bijstand van buiten de eigen regio wordt verleend. Risico’s bestaan er in alle soorten en maten. Een risico wordt getoond op de risicokaart als de gevolgen van een ramp zo groot zijn dat bij de bestrijding een bovenmatige inspanning van de hulpverleningsdiensten nodig is.
Voorbeeld: Risicokaart • Ongevallen met brandbare of explosieve stoffen in inrichtingen of tijdens het transport; • ongevallen met giftige stoffen in inrichtingen of tijdens het transport; • kernongevallen; • luchtvaartongevallen; • ongevallen op water; • verkeersongevallen op land; • ongevallen in een tunnel; • brand in een groot gebouw; • instorting van een groot gebouw; • paniek in een menigte; • verstoring van de openbare orde; • overstroming; • natuurbrand.
In de recent opnieuw vastgestelde regeling Provinciale Raad voor de Volksgezondheid is opgenomen, dat “in geval van buitengewone omstandigheden als bedoeld in de Noodwet geneeskundigen (is) de ambtelijk secretaris van het bureau gemachtigd (is) om namens de Raad adviezen uit te brengen aan de Commissaris van de Koningin in de provincie Noord-Brabant”.
71
Na de calamiteiten in Moerdijk begin 2011, kan er veel praktijkervaring worden omgezet in kennis. De provincie kan de rol van adequaat toezichthouder vervullen en dient toe te zien op een goede evaluatie van deze ramp. Hierna kan de provincie stimuleren en erop toezien dat rampenplannen en vergunningverlening indien nodig worden bijgesteld. Door het bij elkaar brengen van bedrijven in Moerdijk kan er kennis worden gebundeld op het gebied van veiligheid. De Moerdijkbrand viel onder een van de categorieën van een ramp. Bij zo’n ramp treden direct alle protocollen in werking. Toch is het niet altijd duidelijk wanneer iets vanuit gezondheidsperspectief een crisis of ramp wordt. Zo wordt momenteel algemeen gesproken over de ‘Q-koortscrisis’, die er in Noord-Brabant was. Ten tijde dat de crisis zich voordeed was het allerminst duidelijk dat het om een crisis ging en wie hierin te handelen had. Een van de aanbevelingen in het evaluatierapport over het beleid ten aanzien van de Q-koorts luidde dan ook:
72
“...onduidelijkheid over wie het initiatief diende te nemen bij de Q-koorts en daarmee wie de regie op zich kon nemen. Protocollen of een vaste taakverdeling voor de aanpak waren niet voorhanden. Om een zoönose in de kiem te smoren en regionaal aan te pakken, kan de provincie in samenwerking met de betrokken Brabantse actoren afspraken maken. • Hoe kunnen betrokken actoren een gezamenlijk beeld uitdragen naar de maatschappij en de media? • Hoe kunnen ze de krachten bundelen om meer invloed uit te oefenen en problemen te agenderen bij de Rijksoverheid? • Hoe kunnen ze kennisdeling en gegevensuitwisseling over ziektegevallen opzetten tussen de veterinaire en de humane sector? Dit verloopt in Noord-Brabant momenteel via het begin 2010 opgerichte Brabants Kennisnetwerk Zoönosen. • De GGD dient een blijvende rol te spelen in de informatieverspreiding. • Daarnaast kan de GGD monitoren of meer ziektegevallen optreden binnen één of meerdere regio’s. • Als laatste kan de provincie de betrokken actoren snel bij elkaar brengen voor de constructie van een plan van aanpak. Dit plan gaat in op de aanpak van de uitbraak van de nieuwe zoönose op regionaal niveau.” De provincie Noord-Brabant achtte het opstellen van een draaiboek niet zinvol. Toch is te overwegen of in een eventuele nieuwe ‘gezondheidscrisis’ bovenstaande punten niet in acht genomen zouden moeten worden.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
73
74
NAAR EEN GEZOND BRABANT
4. Hoe verder met gezondheid in de Provincie Noord-Brabant Provincies zijn als bevoegd gezag op diverse terreinen van de fysieke omgeving een belangrijke partij om zich op te werpen als hoeder van de gezondheid van de inwoners van Brabant. Niet als provincie alleen, maar samen met gemeenten, waterschappen, het bedrijfsleven en maatschappelijke partners kunnen zij risico’s en kansen signaleren, verbeteringen agenderen en stimuleren dat er mee aan de slag gegaan wordt op lokaal, regionaal en soms provinciaal niveau. Als gebiedsregisseur is de provincie bij uitstek de geschikte partij om anderen bij elkaar te brengen en als vliegwiel te fungeren om slimme verbindingen te creëren. Bij deze processen dient in een vroeg stadium de mening van de burger te worden betrokken. Ook dienen burgers in een vroeg stadium te worden geïnformeerd over gezondheidsrisico’s in hun omgeving. Hierdoor kunnen zij kritisch meedenken over een schone en gezonde leefomgeving. Subjectieve beleving van de burger dient vertaald te worden naar beleid en uitvoering op het gebied van gezondheid. In dit laatste hoofdstuk vindt u aanbevelingen hoe de provincie in deze bestuursperiode een eerste stap kan zetten om het realiseren van gezondheid via andere beleidsterreinen tot een vanzelfsprekendheid te maken; een vanzelfsprekendheid die er nu nog niet is. Deze nota bevat géén uitvoeringsprogramma, stappenplan of criterialijst en ook geen beleidsvergezicht, maar is een handreiking aan de provincie om een proces in gang te zetten hoe te komen tot een praktische invulling van integraal gezondheidsbeleid. Hoe geef je invulling aan het richten, verrichten en inrichten van een integraal provinciaal gezondheidsbeleid? Wij formuleren drie aanbevelingen over hoe de provincie dit proces kan aanpakken en wij illustreren die aanpak met een aantal aansprekende voorbeelden op basis van de analyses in het vorige hoofdstuk.
75
AANBEVELINGEN 1. Formuleer een brede definitie van gezondheid als basis voor het provinciale beleid Integraal gezondheidsbeleid is gebaseerd op een brede definitie van gezondheid en is daarmee richtinggevend. Gezond zijn betekent zich kunnen aanpassen aan verstoringen, veerkracht hebben, een balans weten te handhaven of te hervinden. Gezondheid is een complex adaptief systeem. Gezondheid is niet statisch, maar verandert; het staat in contact met omgevingsfactoren. Een integraal provinciaal gezondheidsbeleid is congruent en versterkend naar het beleid van de landelijke en lokale overheid. Naar voorbeeld van landen als Australië, Groot-Brittannië, Finland en Zweden moedigt de provincie alle beleidssectoren aan om publieke gezondheidsdoelen te bevorderen en biedt ondersteuning door een zichtbare en aanspreekbare entiteit, gezondheidsscreening en evaluatie.
Voorbeeld congruentie beleidsdomeinen
76
Zorg, toerisme en recreatie zijn onderdeel van de verbrede landbouw. Stimuleer zorgboerderijen, educatieboerderijen en boerderijen met een recreatiefunctie. Hiermee wordt enerzijds de werkgelegenheid gediend maar er zijn ook belangrijke gezondheidsaspecten. Door kwetsbare groepen mensen de kans te geven activiteiten te verrichten op een zorgboerderij, blijkt dit uit onderzoek zowel hun lichamelijke als geestelijke gezondheid te bevorderen. Anderzijds wordt er met het stimuleren van de verbrede landbouw, vooral aan de randen van de bewoonde omgeving, een impuls gegeven aan landbouwbedrijven die eigenlijk verplaatst moeten worden naar een minder bewoonde omgeving. Door op deze locaties multifunctionele landbouw te stimuleren, wordt bijgedragen aan een betere leefomgeving van de bewoonde omgeving. Doordat er minder intensieve veeteelt plaatsvindt op deze locaties, is er minder uitstoot van fijnstof en bij een mogelijke uitbraak van zoönosen zijn er minder risico’s voor de volksgezondheid. Op het gebied van regionaal economisch beleid draagt de multifunctionele landbouw bij aan een aantrekkelijke omgeving en geeft deze een impuls aan het toerisme.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Voorbeeld ‘Whole of government’-aanpak Krimp brengt gezondheidsrisico’s met zich mee. Krimp betekent vergrijzing en daarmee een toename van zorgbehoeften; krimp betekent ontgroening en daarmee een tekort aan arbeidskrachten in bijvoorbeeld de zorg. Krimp zorgt voor leegstand van woningen in wijken. Hierdoor krijg je stilstaand water in de waterleidingen. Dit kan zorgen voor extra risico op de ontwikkeling en verspreiding van de legionella bacterie. Daarnaast neemt door de vergrijzing de hoeveelheid medicatie in rioolwater toe. In het beleid met betrekking tot de krimp kan landelijk, regionaal en lokaal beleid samen optrekken wat betreft arbeidsmarkt, huisvesting, leefbaarheid, mobiliteit, economische ontwikkeling, wijkinrichting en toegankelijkheid van zorg.
2. Bescherm én bevorder de gezondheid van Brabanders Er is een onderscheid tussen de handhavingstaak van de provincie, die een topdown werking heeft en die past bij de taken, waarin de provincie een wettelijke verantwoordelijkheid heeft. Binnen die taken mag gezondheid niet vergeten worden. Aan de andere kant is de bottom-up strategie noodzakelijk om gezondheid te stimuleren en te bevorderen via de mogelijkheden die de provincie heeft om te agenderen, te stimuleren en partijen bij elkaar te brengen. Kennisuitwisseling en toegankelijk maken voor andere partijen is eveneens een belangrijke functie die de provincie kan uitoefenen.
Voorbeeld bescherming Maak het instrument HIA of GES toepasbaar binnen de MER als screeningsinstrument bij gebiedsontwikkeling in de provincie Noord-Brabant. Gezondheidseffectscreening is een hulpmiddel om op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur en milieu een integrale benadering te krijgen waarbij gezondheid leidend is.
Voorbeeld bevordering De situatie met betrekking tot de landbouw is in de provincie Noord-Brabant urgent. Stimuleer in afstemming met het ‘Verbond van Den Bosch’ over duurzame veehouderij via Fhealinc en het Brabants Kennisnetwerk Zoönosen de opzet van een regionaal kennisnetwerk, dat verschillende programma’s van toegepast onderzoek kan uitvoeren.
77
Voorbeeld kennisuitwisseling Een strategisch integraal gezondheidsbeleid is proactief en benut de al aanwezige kennis. Maak beleid op het beschikbaar stellen van de vele gebiedsinformatie waarover de provincie beschikt en combineer informatie van verschillende provinciale afdelingen met elkaar om inzicht te krijgen in gezondheidsbelasting voor bepaalde gebieden.
3.. Maak gezondheid onderdeel van alle domeinen in de provinciale organisatie Het doel van deze nota is het begrip gezondheid te verbreden naar alle portefeuilles en beleidsterreinen van de provincie en een integrale denkwijze en uitvoering te bevorderen. Gezondheid krijgt een plek in het beleid van de provincie en de daarbij horende consequenties worden opgepakt. Maatregelen op de diverse beleidsterreinen hebben vaak op meerdere fronten tegelijk invloed. Met andere woorden: de aanpak van meer dan één vraagstuk is erbij gebaat. Vanwege het complexe karakter van vraagstukken is het noodzakelijk dat één gedeputeerde als hoeder voor gezond beleid optreedt; dit is vastgelegd in de portefeuille volksgezondheid van de gedeputeerde cultuur en samenleving. Deze gedeputeerde kan ervoor zorgdragen dat het gezondheidsaspect niet vergeten wordt in alle grote projecten. Die aandacht kan als volgt ingericht worden.
78
• Prioriteer één of meer beleidsdomeinen, waarbinnen gezondheid uitgewerkt wordt op basis van deze nota. Houd bij de uitwerking de samenhang tussen domeinen in het oog alsook de beschermende en de gezondheidsbevorderende invulling. Stem de invulling af met gemeenten en GGD’en en op de landelijke taken (Whole of government). • Participeer ambtelijk vanuit het domein gezondheid binnen werkgroepen en clusters van andere beleidssectoren om de aandacht voor en kennis van gezondheid in te brengen, zoals bijvoorbeeld in de uitwerking van de door de Commissie Van Doorn voorgestelde stuurgroep. • Benut de expertise die aanwezig is in de Alliantie Gezond Brabant, die deze nota samengesteld heeft.
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Gemeentelijke gezondheidsmakelaar als voorbeeld In sommige gemeenten is geëxperimenteerd met een gezondheidsmakelaar. De gezondheidsmakelaar werkt tussen verschillende beleidssectoren en brengt aandacht voor en expertise over gezondheid in. De gezondheidsmakelaar is geen projectleider of eigenaar van projecten. De gezondheidsmakelaar kan via procesmanagement bij complexe problemen denkkracht en middelen bij elkaar brengen, het probleemoplossend vermogen van de betrokkenen vergroten, nieuwe verhoudingen en netwerken bouwen en draagvlak opbouwen.
Deze nota alsook deze aanbevelingen zijn een eerste en verkennende proeve voor een integraal provinciaal gezondheidsbeleid. We gaan graag in gesprek met de provincie over deze bijdrage en hopen deze in de komende jaren samen met de provincie verder te ontwikkelen, te verfijnen en te verbeteren. De Provinciale Raad Gezondheid en de GGD’en van Noord-Brabant willen hiermee een bijdrage leveren aan het verder opbouwen van een gezond, krachtig en innovatief NoordBrabant dat zijn doorwerking heeft naar de regio’s.
79
Relevante literatuur Aalten M., O. Stenvers, W. van Pelt, M. Braks, B. Schimmer en M. Langelaar (2010). Staat van zoönosen 2009. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Alphen van T., B. Staatsen, E. van Balen en C. Vros (2007) Bouwstenen voor gezondheid en milieubeleid. Briefrapport id: 630789001. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Berg van den AE & Berg van den MM. (2001). Van buiten word je beter; een essay over de relatie tussen natuur en gezondheid. Alterra, Wageningen. Commissie-Van Doorn (2011). Al het vlees duurzaam. De doorbraak naar een gezonde, veilige en gewaardeerde veehouderij in 2020. ’s-Hertogenbosch. Cosijn J. (1992) Het gezonde steden project. Achtergronden en praktijk. Assen/ Maastricht. Elings M. (2011). Effecten van zorglandbouw. Wetenschappelijk onderzoek naar de meerwaarde van zorgboerderijen voor cliënten. Plant Research International, Wageningen UR. Gelder de GM en Koppen van CS. (2007). Evaluatierapport Het Bewaarde Land in Noord-Brabant. Universiteit Utrecht, Freudenthal Instituut voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen, groep Natuur- en Milieueducatie. Gezondheidsraad en Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO). (2004). Natuur en gezondheid: invloed van natuur op sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden. Den Haag.
80
Gezondheidsraad. (2010). Verslag internationale conferentie ‘Wat is gezondheid’. Den Haag. Publicatienummer. A10/04. Giessen, J. van der, A. van der Giessen en M. Brak, (2010) Emerging zoonoses: Early warning and surveillance in the Netherlands. Gezondheidsdienst voor Dieren, Universiteit Utrecht, Wageningen UR, RIVM-rapport 330214002. GGD Gezondheidsatlas (2011). www.ggdgezondheidsatlas.nl GGD Hart voor Brabant. (2011). Gezondheid telt! Regionaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Tilburg .
NAAR EEN GEZOND BRABANT
GGD Zuidoost-Brabant (2011). Op weg naar een gezonder Zuidoost-Brabant. Regionaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Helmond. Heederik DJJ en IJzermans CJ (red.) (2011). Mogelijke effecten van intensieve veehouderij op de gezondheid van omwonenden: onderzoek naar potentiële blootstelling en gezondheidsproblemen. IRAS Universiteit Utrecht, NIVEL, RIVM. Utrecht. Huber M, Knottnerus JA, Green L, et al. (2011) How should we define health? British Medical Journal, 343 (4163): 235-237. Kennis voor Klimaat. (2011). Hittestress in Rotterdam. Eindrapport. Gemeentewerken Rotterdam i.s.m. TNO, WUR, Alterra, Deltares, SBR en GGD Rotterdam. Kuypers V, de Vries B, Peeters R. (2008). Groen voor klimaat. Alterra, Wageningen. Leereveld D. (2011). Gezondheid en omgeving, op zoek naar een duurzame relatie. Verslag expertmeeting 26 april 2011. Provinciale Raad Gezondheid. ’s-Hertogenbosch. Leereveld D. (2011). Gezondheid en omgeving, op zoek naar een positieve relatie. Provinciale Raad Gezondheid. ’s-Hertogenbosch. Lucht van der F en Polder JJ. (2010). Van gezond naar beter. Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Bilthoven. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). (2007).Gezond zijn, gezond blijven. Een visie op gezondheid en preventie. Den Haag. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). (2011). Gezondheid dichtbij. Landelijke nota gezondheidsbeleid. Den Haag. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). (2008). Kamerbrief: Nationale aanpak Milieu en Gezondheid 2008-2012. Den Haag. Nijdam R, en S. Dam van S (2009) Informatieblad intensieve veehouderij en gezondheid, 2009. Bureau Gezondheid, Milieu en Veiligheid. GGD Hart voor Brabant. Tilburg. Olde Loohuis, A. en M. Langehaar (2010) Overspringende ziektes: One Health benadering verenigt humane en veterinaire geneeskunde. Medisch Contact nr. 25. 25 juni 2010; blz. 1180-1183.
81
Paes M. (2008). Wijkgezondheidswerk. Een studie naar 25 jaar wijkgericht werken aan gezondheid in Den Bosch-Oost. ’s-Hertogenbosch. Paes M. (2011). Jaarbericht 2011. Met essay ‘Over EHEC en buurtmoestuinen’. Provinciale Raad Gezondheid. ’s-Hertogenbosch. Paes M, Jans H en Santvoort van M. (2011). Gezondheid is geen wisselgeld. Provinciale Raad Gezondheid en Brabants Kennisnetwerk Zoönosen. ’s-Hertogenbosch. Paes, M. en R. Sohier (2010). It takes a village to raise a child, PRVMZ. ’s-Hertogenbosch. Penris M. en Broeder den L. (2004). Gezondheidseffectschatting. Integraal gezondheidsbeleid: theorie en toepassing. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Bilthoven. Post M. (2010). Q-koorts: Het waait je aan. Een evaluatie van de aanpak in Noord-Brabant. Provinciale Raad Gezondheid. ’s-Hertogenbosch. Provincie Noord-Brabant (2011). www.brabant.nl Provincie Noord-Brabant (2010). Agenda van Brabant. ’s-Hertogenbosch. Provincie Noord-Brabant (2010). Ontwerp provinciaal milieuplan 2011-2014. ’s-Hertogenbosch. Provincie Noord-Brabant (2011). Tien voor Brabant. Bestuursakkoord 2011-2015. ’s-Hertogenbosch.
82
Provincie Noord-Brabant (2011). Verslag gezondheidstafels 4 maart 2011. ’s-Hertogenbosch. Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg (2010). De Gezondheidsagenda voor de Toekomst. Jubileumboek PRVMZ. ’s-Hertogenbosch. Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg (2010). Een gezond milieu in Noord-Brabant. Advies over het (ontwerp) Provinciaal Milieuplan 2011-2014. ’s-Hertogenbosch. Regionaal Kompas Volksgezondheid (2011). www.regionaalkompas.nl
NAAR EEN GEZOND BRABANT
RMNO reeks. Raad voor het Landelijk Gebied (RLG), Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) en Raad voor Gezondheidsonderzoek (RGO). (2007). Natuur en Gezondheid. Handreikingen voor lokale bestuurders. Voorstudies en achtergronden nr. V11. Den Haag. RMNO reeks. RLG, RMNO en RGO. (2007). Gezondheid en natuur verbinden. Beleidsadvies over het inzetten van natuur voor gezondheid. Adviezen nr. A12. Den Haag. RMNO reeks. RLG, RMNO en RGO. (2007). Kennisagenda natuur en gezondheid in maatschappelijk perspectief. Adviezen nr. A13. Den Haag. Smits S en Nassau van H (2011). Jaarverslag 2010 Kenniscentrum Zelfhulp en Ervaringsdeskundigheid. Tilburg. Sohier R en Paes M. (2011). Advies transitie jeugdzorg. Provinciale Raad Gezondheid. ’s-Hertogenbosch Timmers M, Paes M, Penninx-Donkers H. (2010). Elsendorp: small village, great people. Procesevaluatie zorg door en voor het dorp Elsendorp 2009. PRVMZ. ’sHertogenbosch. Vervoort S, van den Bogaard J en Walda I. (2009). Rotterdam gezond groen, gewoon doen! Een literatuurstudie naar de wetenschappelijke relatie tussen groen, gezondheid en milieu en aanbevelingen voor een gezond Rotterdams groenbeleid. GGD Rotterdam-Rijnmond, Rotterdam. Waal van der ME, Berg van den AE, Koppen van CS. (2008). Terug naar het bos. Effecten van natuurbelevingsprogramma ‘Het Bewaarde Land’ op natuurbeleving, topervaringen en gezondheid van allochtone en autochtone kinderen. Alterra, Wageningen. ZET Brabant en PRVMZ (2010). Factsheet gezondheid toegankelijk, begrijpelijk en bruikbaar. Ook voor laaggeletterden. Tilburg / ’s-Hertogenbosch.
83
Lijst van afkortingen
84
Bureau GMV EHEC EMZOO ESBL EVAA GES GGD HvB HIA Iras MER Ministerie van I&M Ministerie van VWS MIRT MRO MRSA NIDI NLO NME PGB PMP PON PRISMA PVVP RIVM RMNO rVTV VNG VTV TU WHO ZLTO
= Bureau Gezondheid, Milieu en Veiligheid = Enterohaemorrhagic Escherichia coli = Emerging Zoönoses = Extended Spectrum Bèta-Lactamase = Expertisecentrum voor Voeding, Afweer en Allergie = Gezondheidseffectschatting = GGD Hart voor Brabant = Health Impact Assessment = Risk Assessment Sciences Utrecht = Milieu Effect Rapportage = Ministerie van Infrastructuur en Milieu = Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport = Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport = Maintenance, repair, and operations = Methicilline Resistente Staphylococcus Aureus bacterie = Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut = Natuur- en Landbouwoffensief = Natuur en Milieu Educatie = PersoonsGebonden Budget = Provinciaal Milieu Plan = Kennisinstituut op het sociaal-culturele domein = PRogramma IPO Strategische Milieu Agenda = Provinciale Verkeers- en Vervoersplan = Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu = Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek = Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning = Vereniging Nederlandse Gemeenten = VolksgezondheidsToekomst Verkenning = Technische Universiteit = World Health Organisation = Zuidelijke Land- en Tuinbouw organisatie
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Bijlage 1 Gezondheidsprofiel Noord-Brabant De cijfers in het gezondheidsprofiel komen uit de GGD Gezondheidsmonitor van West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost, tenzij anders is vermeld. Deze monitor bestaat uit vier deelmonitors: • 0 t/m 11 jaar (kinderen); • 12 t/m 18 jaar (jongeren); • 19 t/m 65 jaar (volwassenen); • 65 jaar en ouder (ouderen). Om de vier jaar verzamelt de GGD via een schriftelijke enquête informatie over de gezondheid van deze vier leeftijdgroepen. De laatst uitgevoerde monitors vonden plaats in 2009 voor volwassenen en ouderen, in 2008 voor kinderen en in 2007 voor jongeren. In het gezondheidsprofiel vindt u de meest recente cijfers terug. De cijfers over levensverwachting en sterfte, infectieziekten, vaccinatie en screening komen van een andere bron en periode dan de monitor, zie onderschrift. Sommige cijfers zijn niet uitgedrukt in percentages, maar in jaren (levensverwachting) en aantallen (sterfte en infectieziekten). De cijfers zijn niet getoetst op significantie. Dit betekent dat bij een verschil in percentages tussen de GGD’ en niet met zekerheid kan worden gezegd of het een werkelijk verschil is of dat het verschil op toeval berust. Er is geen vergelijking met Nederland gemaakt omdat de indicatoren niet altijd op het niveau van Nederland beschikbaar zijn. Als ze wel beschikbaar zijn, zijn ze niet altijd vergelijkbaar. Er wordt landelijk en regionaal wel gewerkt aan een betere vergelijkbaarheid waardoor in de toekomst vergelijkingen mogelijk zijn. De belangrijke bevindingen uit het gezondheidsprofiel staan in de tekst vermeld. Voor meer cijfers en achtergrondinformatie kunt u de websites http://www.ggdgezondheidsatlas.nl en http://www.regionaalkompas.nl raadplegen.
85
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
Levensverwachting en sterfte (2005 - 2008) 1 Levensverwachting (LV) in jaren LV mannen bij geboorte LV vrouwen bij geboorte Levensverwachting in goede ervaren gezondheid (LGEG) in jaren LGEG mannen bij geboorte LGEG vrouwen bij geboorte Sterfte (aantal per 10.000 inw. per jaar) Totale sterfte Sterfte kanker Sterfte hart- en vaatziekten
86
Lichamelijke gezondheid Kwaliteit van Leven Functioneel beperkt door problemen met lichamelijke gezondheid Sterk belemmerd in het dagelijks functioneren als gevolg van één of meerdere chronische aandoeningen Langdurige leefstijlgerelateerde aandoeningen, vastgesteld door arts Beroerte (afgelopen 12 maanden) Hartinfarct (afgelopen 12 maanden) Diabetes mellitus Kanker Artrose (gewrichtsslijtage)
77,5 82,1
77,8 82,1
62,2 61,9 74 23 22
63,4 62,9 73 22 22
78,1 82,4
65,4 66,6
71 22 21
Leeftijd 19-64 65+
%
%
%
16 30
18 30
18 30
19-64 65+
6 17
6 16
65+ 65+ 12-18 19-64 65+ 19-64 65+ 19-64 65+
6 6 0,4 3 17 2 7 8 29
5 5 0,5 3 16 2 8 7 29
7 16
6 5 0,3 3 15 1 7 7 27
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
Astma of bronchitis Astma of COPD Infectieziekten (2010) ² Aantal meldingen bewezen Q-koorts Aantal meldingen kinkhoest Aantal meldingen hepatitis B
0-11 12-18 19-64 65+
Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid minder dan goed
Leeftijd 0-11 12-18 19-64 65+
Psychische gezondheid Leeftijd Psychische gezondheid Autisme vastgesteld door arts 4-11 Voelt zich psychisch ongezond 12-18 19-64 65+ Heeft suïcide overwogen (afgelopen 12 maanden) 12-18 Heeft een suïcidepoging ondernomen (afgelopen 12 maanden) 12-18 Functioneel beperkt als gevolg van 19-64 emotionele problemen 65+ Psychiatrische aandoeningen Hoog risico op angststoornis of depressie 19-64 ³ 65+ ³
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
9 8 7 12 NB 236 60
8 7 7 11 139 372 77
% 4 14 11 29
% 5 14 11 31
7 7 6 11
NB NB NB
%
5 14 10 28
%
%
NB 15 15 20
NB 14 15 18
3 14 17 19
10
9
9
1 8 10 5 6
1 10 10 4 5
1 10 10
%
5 5
87
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
88
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
Overgewicht Overgewicht Overgewicht (inclusief obesitas) Ernstig overgewicht (obesitas) Leefstijl Voeding Niet dagelijks groente Niet dagelijks fruit Voldoet niet aan de norm (dagelijks ≥200g groente en 2 stuks fruit)
Leeftijd 2-11 12-18 19-64 ³ 2-11 12-18 19-64 ³ 65+
%
Leeftijd 1-11 12-18 1-11 12-18 19-64 65+
35 64 32 73 88 83
% 39 62 33 74 89 82
Bewegen Speelt minder dan 30 min/dag buiten Kijkt minstens 2 uur per dag tv Sport of beweegt minder dan 7 dagen in de week (min. 1 uur per dag) Voldoet niet aan de norm gezond bewegen Roken Rookt dagelijks Rookt Moeder rookte tijdens (een deel van) de zwangerschap
1-11 1-11
3 11
3 9
4 10
12-18 19-64 65+
78 40 38
76 40 37
76 38 35
12-18 ³ 19-64 ³ 65+
8 28 15
8 26 15
7 25 14
0-11
14
15
16
12 13 49 2 2 12 16
% 10 11 46 2 1 11 17
%
11 10 45 2 1 11 15
%
%
38 61 32 73 88 82
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
Alcohol Vindt 15 jaar of jonger verantwoorde leeftijd voor eerste glas alcohol Alcohol gedronken (laatste 4 weken) Drinkt meer dan 20 glazen alcohol per week Binge drinken (5 of meer glazen alcohol bij één gelegenheid in afgelopen 4 weken) Overmatige drinker (> 21 glazen/week, mannen of > 14 glazen/week, vrouwen) Voldoet niet aan norm verantwoord alcoholgebruik (mannen: max. 21 glazen/week, max. 5 glazen/drinkdag, max. 5 drinkdagen/week; vrouwen: max. 14 glazen/week, max. 3 glazen/ drinkdag, max. 5 drinkdagen/week) Voldoet niet aan de norm aanvaardbaar alcoholgebruik (mannen: max. 2 glazen/ dag; vrouwen: max. 1 glazen/dag) Drugs Softdrugs afgelopen 4 weken Seksueel risicogedrag Heeft weleens onveilig gevreeën Heeft een ongewenste seksuele ervaring gehad
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
8-11 12-18 ³
14 47
13 49
11 48
12-18
4
5
6
12-18 ³
31
34
34
19-64 65+
12 9
13 10
13 10
19-64 ³
33
33
36
19-64 12-18 19-64
NB
NB
67
12-18
14
13
14
12-18
7
7
7
3 2
4 2
4 3
89
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
90
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
Fysieke omgeving Leefomgeving Is ontevreden over eigen woning (rapportcijfer < 6) Is ontevreden over eigen woon- omgeving (rapportcijfer < 6) Mist een veilige speelplek in de buurt Buitenmilieu Wordt ernstig gehinderd door geluid Wordt ernstig gehinderd door geur Binnenmilieu Vocht/schimmel in de woning Ongunstige ventilatie woonkamer Is in de afgelopen 7 dagen in huis blootgesteld aan rook
Leeftijd
%
%
%
19-64 12-18 19-64 65+ 0-11 19-64 19-64 19-64 19-64 ³ 0-11 12-18
5 10 6 NB 19 23 9 26 60 14 34
5 9 7 4 17 24 9 23 56 16 35
8 9 9 NB 17
Sociale omgeving en veiligheid School Ervaart problemen in relaties met andere kinderen op school Voelt zicht niet prettig op school Vindt school niet leuk of vreselijk Is de afgelopen 3 maanden regelmatig gepest op school Voelt zich wel eens onveilig op school Gezin/ouders Gezin heeft problemen met echtscheiding of langdurig weggaan van gezinslid Relatief slechte relatie met ouders
Leeftijd
%
%
%
4-11 4-11 12-18
11 6 3
11 6 4
12 6 4
12-18 12-18
5 5
5 7
5 6
0-11 12-18
2 19
2 18
22 7
25 58 14 32
2 19
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
Sociale veiligheid Voelt zich overdag of ‘s avonds/ 12-18 ’s nachts wel eens onveilig 19-64 65+ Huiselijk geweld Afgelopen jaar slachtoffer geweest van 19-64 huiselijk geweld 65+ Ooit slachtoffer geweest van 19-64 huiselijk geweld 65+ ³ Eenzaamheid Is (zeer) ernstig eenzaam 19-64 ³ 65+ ³ Preventie Leeftijd Opvoedingsondersteuning Ouder ervaart vaak problemen bij opvoeding 0-11 - problemen bij luisteren, gehoorzamen 0-11 - problemen met houden van/stellen van grenzen, regels, afspraken 0-11 Hulp gezocht bij professionele hulpverlener(s) in laatste 12 maanden 0-11 Ouder heeft momenteel behoefte aan professionele ondersteuning bij de opvoeding 0-11 Ervaart in eigen gemeente onvoldoende opvoedondersteuning 0-11
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
31 20 22
29 22 19
29 21 19
0,9 0,3 8 3
1 0,3 7 3
0,9 0,3 8 3
7 7
7 7
7 8
%
%
2 25
2 22
2 19
16
18
16
17
19
19
NB
5
6
NB
3
%
NB
91
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
92
Preventie aanbod speerpunten Maakt gebruik van preventieactiviteiten (roken, alcohol diabetes en/of depressie) Heeft behoefte aan preventieactiviteiten (roken, alcohol diabetes en/of depressie) maar ontvangt deze niet Vaccinaties DKTP vaccinatie zuigelingen (2010) 4 Screening Opkomst screening baarmoederhalskanker (2009) 5 Zorg Huisartsenzorg Telefonische bereikbaarheid huisartsen voor afspraken maken onvoldoende (Mantel)zorg Ontvangt dagelijks mantelzorg Ontvangt momenteel professionele zorg Heeft in verband met gezondheid behoefte aan meer hulp Voorzieningen Heeft afgelopen jaar gebruik gemaakt van één of meer Wmo voorzieningen Heeft behoefte aan één of meer Wmo voorzieningen
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
19-64
NB
11
NB
19-64 0
NB 96
14 98
NB
30-60
68
68
66
%
%
19-64 65+ 65+
28 5 27
29 5 28
21
65+
NB
8
8
65+
34
29
29
65+
14
15
14
Leeftijd
97
%
5 25
NAAR EEN GEZOND BRABANT
Gezondheidsprofiel GGD West-Brabant, Hart voor Brabant en Brabant-Zuidoost
West Hart voor BrabantBrabant Brabant Zuidoost 2011 2011 2011
Participatie Leeftijd % % Opleidingsniveau Lage opleiding (ten hoogste lagere 19-64 6 5 school) 65+ 28 23 Werksituatie Verricht betaald werk 19-64 76 76 Participatie Geeft momenteel mantelzorg 8-11 4 4 12-18 11 9 19-64 11 10 65+ 8 9 Verricht vrijwilligerswerk 19-64 22 25 65+ 22 27 Financiële situatie Heeft inkomen beneden modaal 19-64 35 34 65+ 61 57 Inkomen bestaat alleen uit AOW 65+ 22 22 Heeft moeite met het rondkomen van 19-64 20 20 het inkomen 65+ 12 11
%
4 22
75
3 9 10 10 25 25
35 55 19 20 11
93 Bronnen: GGD gezondheidsmonitors Hart voor Brabant; www.GGDgezondheidsatlas.nl 1 Bron: CBS, cijfers bewerkt door het RIVM 2 Bron: Infectieziekten Registratie- en Informatiesystemen van de GGD’en in Zeeland en Noord-Brabant 3 IGZ indicator voor een bepaalde leeftijdsgroep 4 Bron: RIVM, Rijksvaccinatieprogramma 5 Bron: Stichting Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker NB= Niet Bekend
94
NAAR EEN GEZOND BRABANT
95
www.provincialeraadgezondheid.nl
www.alliantiegezondbrabant.nl