MUP 2006 Locaal Milieu-uitvoeringsprogramma
Gemeente Papendrecht
Inhoud
blz.
Inleiding
3
1. 2.
3 3
Visie gemeente Papendrecht Opzet Milieu-uitvoeringsprogramma 2005
Hoofdstukken 1.
Ontwikkelingen op het gebied van Milieu
4
1.1 1.2 1.3 1.4
Landelijk beleid Provinciaal beleid Regionaal beleid (de Drechtsteden) Lokaal beleid
4 4 4 4
2.
Taken gemeente
6
3.
Milieuwetgeving en handhaving
7
3.1 3.2 3.3
Vergunningverlening en handhaving Professionalisering Handhaving Vergunningbeoordeling en publicatieplicht
7 7 8
4.
Externe Veiligheid
9
4.1
Project Risico Inventarisatie
9
5.
Actief Bodembeheer
10
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Bodembeleid Bodeminformatiesysteem Bodemonderzoek Bodemsanering en monitoren Loketfunctie Ondergrondse tanks Het Bouwstoffenbesluit
10 10 10 11 11 11 11
6.
Lucht
12
6.1
Luchtkwaliteit
12
7
Geluid
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Europese richtlijn omgevingslawaai Zonebeheer Industrielawaai Sanering Verkeerslawaai Wet geluidhinder Verkeersmilieukaart Overige projecten
8.
Groen- en Waterbeheer
14
8.1 8.2 8.3 8.4
Groenvoorzieningen Baggerplan Gemeentelijk Rioleringsplan Stedelijk Waterplan
14 14 14 14
9.
Afvalbeheer
15
9.1 9.2 9.3
Huishoudelijk afval Afval bij bedrijven Afval op straat
15 15 15
10.
Milieuzorg
16
10.1 10.2 10.3
Gemeentelijk Interne Milieuzorg (GIM) Toxisch stoffenbeleid Externe Milieuzorg
16 16 16
13 13 13 13 13 13
11.
De Drechtsteden
17
11.1 11.2 11.3 11.4 11.5
Programma 2005 Groene Contramal Milieumonitoring Drechtsteden Natuur en MilieuEducatie (NME) ISV-bodemmodule
17 17 17 17 17
MUP Papendrecht 2006
2
Inleiding Voor u ligt het Milieu-uitvoeringsprogramma voor 2006 opgesteld door de afdeling Ontwikkeling, onderdeel Milieu. De afdeling Ontwikkeling is een onderdeel van de sector Ruimtelijke Ordening en Beheer, dat zich richt op het inrichten en beheren van de stedelijke ruimte, op de volkshuisvesting, bouw- en woningtoezicht, milieu, verkeer en vervoer, economische zaken en grondzaken. Het opstellen van een Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) is een verplichting ter bescherming van het milieu, die voortvloeit uit artikel 4.20 van de Wet milieubeheer en moet worden vastgesteld door de Raad. Onderhavig programma beschrijft de taken die de gemeente Papendrecht gaat uitvoeren in het jaar 2006. Het programma bevat een overzicht van de te verrichten activiteiten die bij wettelijk voorschrift opgedragen zijn aan het gemeentebestuur. Tevens bevat het programma een overzicht van de niet wettelijke taken die door de gemeente, al dan niet in (sub) regionaal verband, worden uitgevoerd.
1. Visie Gemeente Papendrecht Papendrecht is een gemeente met een prettig en veilig leef-, woon- en leefklimaat waarin ruim 30.000 inwoners in een evenwichtige bevolkingssamenstelling samenleven. Een dynamische gemeente met veel bedrijvigheid en bijbehorende werkgelegenheid, waar tegelijkertijd aandacht is voor een goed milieu en voldoende culturele en recreatieve voorzieningen. Papendrecht doet dat niet alleen: als onderdeel van een veel groter stedelijk gebied -de Drechtsteden, de zuidvleugel van de Randstad- zoekt de gemeente op allerlei terreinen samenwerking met de omliggende gemeenten om te komen tot een verbetering van het voorzieningenniveau en een samenhangende aanpak van knelpunten en gewenste ontwikkelingen in de gehele regio. Een veilige en gezonde leefomgeving vraagt om sturing door middel van vergunningverlening en om controle en handhaving van de milieuwetgeving. Een goede samenwerking tussen de Milieudienst Zuid-Holland Zuid en de brandweer is hierin zeer belangrijk, er moet gekeken worden naar de risico’s die relevant zijn voor onze gemeente. Uitgangspunt hierbij is dat deze risico’s (uiteindelijk) tot een minimum/aanvaardbaar niveau gebracht zullen worden. Naast veiligheid zullen ook geluidsaspecten, bodem- en luchtkwaliteit de nodige aandacht krijgen. De inbedding van deze aspecten zal voornamelijk plaats vinden in bestemmingsplannen en in de structuurvisie. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie op het gebied van milieuzorg, voor een goed en schoon leefmilieu is op verantwoorde manier omgaan met afval en afvalstromen van groot belang. Afvalscheiding wordt bevorderd, onder meer door (ondergrondse) milieuparken en het verbeteren van de faciliteiten van het afvalbrengstation. Ook op een verantwoorde manier omgaan met energie is van belang voor een goed leefmilieu.
2. Opzet Milieu-Uitvoerings Programma Het voorliggende programma is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 worden voor milieu de landelijke, provinciale, regionale en lokale ontwikkelingen benoemd. In hoofdstuk 2 wordt een overzicht gegeven van de wettelijke en niet-wettelijke taken van de gemeente. In de hierna volgende hoofdstukken worden deze taken toegelicht.
MUP Papendrecht 2006
3
Hoofdstuk 1
Ontwikkeling op het gebied van milieu
1.1 Landelijk beleid Het is een algemene trend vanuit de landelijke overheid om te decentraliseren. Dat betekent dat ook verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van milieu lager worden neergelegd. Het rijk probeert de externe integratie vorm te geven door milieuaspecten in de ruimtelijke ordening te integreren. Nieuwe wetgeving die de komende tijd geïmplementeerd zal worden geven de gemeenten meer beslissingvrijheid over milieunormen en het eventueel gemotiveerd afwijken van vastgestelde milieunormen. Daarnaast hebben Enschede en Volendam de discussie over de plaats van externe veiligheid in de ruimtelijke ordening losgemaakt. De trend wordt zichtbaar dat de landelijke overheid ook hier probeert de verantwoordelijkheid en de daarmee gepaard gaande financiële consequenties bij gemeenten te leggen. Dit specifieke milieuveld is volop in beweging. Naast de recent verschenen Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en een circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de verwachting dat er binnenkort meer regelgeving op het gebied van externe veiligheid van kracht gaat worden dat voor Papendrecht van belang is. De visie van de overheid dat gemeenten zich meer richten op het samen met locale partners uitvoeren van projecten gericht op duurzame ontwikkelingen komt mede tot uiting op het gebied van handhaving. Een intensieve samenwerking met andere regionale handhavende instanties speelt een belangrijke rol voor onze gemeente. In 1999 heeft Papendrecht de regionale bestuursovereenkomst milieuhandhaving ZuidHolland ondertekend. Ambtelijk wordt deelgenomen in het regionale handhavingoverleg (DMC), waarin ook partners als de milieupolitie, rijkswaterstaat, provincie Zuid-Holland, officier van justitie en de milieudienst deelnemen. In het Nationaal Milieubeleidsplan 3 (NMP3) zijn voor `bodem´ twee doelstellingen opgenomen. De eerste doelstelling is dat in 2023 de Nederlandse bodem zoveel mogelijk schoon is en dat aanwezige verontreinigingen beheersbaar zijn. Om dit in 2023 te bereiken, is een tweede doelstelling opgenomen, namelijk dat de totale bodemkwaliteit van Nederland in 2005 bekend moet zijn, het zogenaamde Landsdekkend Beeld 2005 (LDB 2005). Volgend op het Landsdekkend Beeld 2005 stellen de Drechtsteden Hendrik Ido Ambacht, Alblasserdam, Sliedrecht, Zwijndrecht en Papendrecht een gezamenlijke bodemkwaliteitskaart met bijbehorend bodembeheersplan op. Landelijk is het accent bij het bodembeleid in 2004 verlegd. Het gaat niet langer uitsluitend om bodembescherming maar vooral ook om duurzaam gebruik van de bodem. Voor de gemeente betekent dit dat de bodemgesteldheid een belangrijk criterium wordt bij de beoordeling van ruimtelijke plannen. 1.2 Provinciaal beleid In oktober 2000 is het ‘Beleidsplan Milieu en Water 2000-2005 (BMW) vastgesteld. Het beleidsplan Milieu en Water formuleert het provinciale milieu- en waterbeleid voor de periode 2000–2005. Het beleidsplan richt zich op het voorkomen van nieuwe milieuproblemen door beter in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, met als doel een duurzame en veilige leefomgeving. De realisatie van de beleidsdoeleinden wordt samen met andere partners, waaronder de gemeenten, uitgevoerd. In de uitvoering krijgt het beleidsplan weerslag in diverse projecten, die of regionaal (o.a. milieukansenkaart, ISV-programma) of gemeentelijk (duurzame revitalisering Oosteind) verder uitgewerkt worden. In 2001 heeft de provincie gekozen voor een gebiedsgerichte benadering. Voor elk gebied is door het college van Gedeputeerde Staten een werkprogramma opgesteld, waarin wordt aangegeven welke onderwerpen de provincie belangrijk vindt om samen met de regio op te pakken. In het werkprogramma 2003-2007 zijn Meerjareninvesteringsafspraken Drechtsteden en de Merwedezone speerpunten die ook van belang zijn voor onze gemeente. 1.3 Regionaal beleid (de Drechtsteden) Het gemeentelijke milieubeleid wordt steeds meer verweven met het regionale beleid. Het regionale beleid wordt opgesteld door het Drechtstedenbestuur. In het Drechtstedenorgaan participeren zeven gemeenten en de provincie in diverse commissies, waarin geadviseerd wordt aan de bestuurders op het gebied van regionaal beleid. Milieu participeert ambtelijk in thema- en projectgroepen en bestuurlijk in de commissie Fysiek. Vanuit dit overleg worden regionale projecten geïnitieerd die gericht zijn op het verbeteren van de leefomgevingkwaliteit en het leefmilieu. Externe integratie in andere regionale overlegstructuren speelt ook een belangrijke rol. 1.4 Lokaal beleid Om het gemeentelijke beleid actueel te houden moeten de landelijke en provinciale trends worden gevolgd. Er zal gestreefd worden het landelijke en provinciale beleid zo goed mogelijk te vertalen naar een MUP Papendrecht 2006
4
lokaal beleid. In het collegeprogramma 2002-2006 is voor milieu de visie opgenomen om te zorgen voor een schone en hygiënische leefomgeving en dient er doorlopend aandacht te zijn voor de vermindering van de belasting voor het milieu. Het collegeprogramma richt zich op stimuleren van duurzaam bouwen, duurzame energie, gescheiden afval en op het verbeteren van de kwaliteit leefomgeving. Het integraal inbedden van het milieubeleid in andere beleidsvelden is belangrijk, zoals in de structuurvisie wordt weergegeven. Structuurvisie: De gemeente streeft naar een integraal ruimtelijk beleid dat wordt vormgegeven in een op te stellen structuurvisie. De structuurvisie is een beschrijving van de ontwikkeling die voor de gemeente het meest gewenst is en heeft een kaderstellend karakter. Doel van de structuurvisie is een door de gemeenteraad vastgesteld beleidskader op gemeentelijk niveau waarin richtinggevende uitspraken worden gedaan over de ruimtelijke, economische en sociale ontwikkeling op hoofdlijnen van Papendrecht. Maatschappelijk draagvlak is zeer belangrijk bij een dergelijke visie. De gemeente streeft naar een plezierig woonklimaat voor iedereen en naar een duidelijke groene uitstraling. Om dit te bevorderen, moet een blijvend breed en divers woningaanbod worden gecreëerd met bijzondere aandacht voor ruimtelijkeen milieukwaliteit. Hierbij past een herkenbaar aanbod van park- en/of natuurvoorzieningen in Papendrecht. Ook zal er aandacht zijn voor de kwaliteit van de ruimte, waarbij intensief en meervoudig grondgebruik tot de mogelijkheden kan behoren en waar doorlopend aandacht is voor vermindering van belasting voor het milieu. Milieu-Uitvoeringsprogramma en Milieu-JaarVerslag: De Wet milieubeheer bepaalt dat de gemeente jaarlijks een milieuprogramma en een milieujaarverslag moet vaststellen. Het programma bevat tenminste een overzicht van de activiteiten die de gemeente als gevolg van wettelijke voorschriften moet uitvoeren. Door de samenwerking op milieugebied in de Regio Zuid-Holland Zuid, via de Milieudienst Zuid-Holland Zuid (MZHZ), zijn diverse taken op handhaving- en bodemgebied in de regio afgestemd. Milieumonitor: Jaarlijks wordt in regionaal verband getoetst of milieudoelstellingen op diverse terreinen gehaald zijn. Overige lokale trends: Bij het verlenen van milieuvergunningen wordt de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven steeds belangrijker. In de milieuvergunning kan dit tot uitdrukking komen in een vergunning op hoofdzaken, waarbij doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften worden opgenomen; Professionalisering van de milieuhandhaving is een kerntaak binnen het lokale milieubeleid. Ook hier wordt steeds meer ingespeeld op de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven; Recentelijk zijn een aantal RO-procedures gestrand op milieuaspecten (lucht en geluid). Hiermee geven gerechtelijke instanties duidelijk aan dat een goede motivatie van de milieuaspecten in het kader van RO-procedures noodzakelijk is om een besluit instant te houden; In de provincie Zuid-Holland zijn afspraken gemaakt in het kader van het project DECOR: Duurzaam Economisch Ruimtegebruik. Dit betekent onder andere het duurzaam herstructureren/revitaliseren van bedrijventerreinen. Belangrijk punt hierbij is het duurzaam beheren van bedrijventerreinen in de vorm van bedrijventerreinmanagement; Rampenbestrijding en externe veiligheid krijgen landelijk steeds meer aandacht, te denken valt aan BEVI, Ketenstudie, Risicokaart en de veiligheidsregio. Ook lokaal zal dit steeds meer aandacht vragen van externe veiligheid deskundigen en rampenbestrijdingsdiensten; Recent heeft het ministerie van VROM een circulaire Onderhoudsbaggerspecie uitgebracht (6 juli 2005). VROM roept de betrokken decentrale overheden op om waar dat mogelijk is in gezamenlijk overleg, actief te zoeken naar mogelijkheden en locaties om onderhoudsbaggerspecie toe te passen, waarbij het huidige beleid met betrekking tot stand-still en instemming van de perceeleigenaar uiteraard van toepassing blijft; Communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven is belangrijk om draagvlak, bewustwording en gedragsverandering te realiseren. Dit richt zich op alle doelgroepen van het gemeentelijke milieubeleid, inclusief de eigen gemeentelijke organisatie. Recent is wetgeving n.a.v. het verdrag van Aarhus van kracht geworden waarbij van de gemeente een actieve communicatie over milieubeleid en -doelen wordt verwacht. Hiervoor zijn het MUP, het MJV en de monitor goede handvatten; Het adviseren van het gemeentebestuur op het terrein van de geluidhinder krijgt steeds meer een regionaal karakter. Voor voorstellen en advisering zal indien de situatie het toelaat gebruik worden gemaakt van de meer algemene, regionale adviezen van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid.
MUP Papendrecht 2006
5
Hoofdstuk 2
Taken gemeente
Een groot aantal activiteiten welke door de gemeente uitgevoerd worden op het milieugebied, zijn wettelijke taken. Hieronder volgt een overzicht van de van toepassing zijnde wetten en de daaruit voortvloeiende gemeentelijke taken. Wettelijke taken: - Wet milieubeheer, onder andere vergunningverlening en handhaving, het vaststellen van een gemeentelijk rioleringsplan, het opstellen van een milieu-uitvoeringsprogramma en jaarverslag, het verwijderen en scheiden van huishoudelijk afval. - Wet Bodembescherming, het melden van ernstige gevallen van bodemverontreiniging (of een vermoeden hiervan) aan het bevoegd gezag, de Provincie Zuid-Holland. De gemeente is zelf bevoegd gezag in geval er sprake is van een niet ernstig geval van bodemverontreiniging. - Woningwet, het beoordelen van de bodemkwaliteit voorafgaande aan het afgeven van een bouwvergunning. - Het Bouwstoffenbesluit, de gemeente is bevoegd gezag voor de vergunningverlening en handhaving en kan tevens opdrachtgever / uitvoerder zijn van werken waarbij het bouwstoffenbesluit van toepassing is. - Het Besluit Ondergrondse Opslag Tanks (BOOT), de gemeente is bevoegd gezag voor de handhaving van bepalingen van het BOOT. - Wet op de Ruimtelijke Ordening, de gemeente dient haar bestemmingsplannen eens in de 10 jaar te herzien en haar besluiten te voorzien van een goede motivatie ten aanzien van milieuaspecten. - Wet geluidhinder, zonebeheer industrielawaai, sanering verkeerslawaai. Vanaf maart 2006 treedt de nieuwe Wet geluidhinder in werking, verzoek hogere grenswaarde. - Besluit luchtkwaliteit 2005, de gemeente moet in 2010 voldoen aan de in het besluit opgenomen normen. - Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), de gemeente moet in het kader van (milieu)vergunning verlening en RO-procedures rekening houden met risico’s van gevaarlijke stoffen bij bedrijven. - Verdrag van Aarhus, de gemeente is verplicht verzoeken van openbaarheid van (milieu)informatie in te willigen (gemotiveerd mag worden afgeweken voor risico’s gevaarlijke stoffen). Daarnaast dient de gemeente actief over haar beleid te communiceren.
Naast de wettelijke taken wordt door de gemeente ook uitvoering gegeven aan niet-wettelijke taken: Binnen de gemeentelijke organisatie: - Interne Milieuzorg (GIM), - Externe Milieuzorg. In (sub) regionaal verband: - Natuur- en Milieu Educatie (NME), - Landsdekkend Beeld 2005 (LDB 2005), - Ambtelijke Project- en Themagroepen, - Bestuurlijke Commissie Fysiek, - Milieumonitoring Drechtsteden, - Groene contramal. MUP Papendrecht 2006
6
Hoofdstuk 3
Milieuwetgeving en handhaving
Naleving van de wet- en regelgeving staat hoog genoteerd bij het Ministerie van VROM. Grote en kleine rampen hebben aangetoond dat handhaving van de wet- en regelgeving niet onderkend mag worden. Door handhaving bewijst de overheid zijn geloofwaardigheid en wordt de daad bij het woord gevoegd. 3.1 Professionalisering Handhaving De MZHZ is op 21 november 2002 van start gegaan met het project professionalisering van de milieuhandhaving. In het daarvoor opgestelde “Plan van aanpak kwaliteit toezicht” is ervoor gekozen om per fase van het model adequate handhavingproces van het LCCM (tegenwoordig LOM, Landelijk Overleg Milieuwethandhaving) een werkgroep op te richten bestaande uit vertegenwoordigers van de MZHZ en gemeenten. De werkzaamheden van de werkgroepen hebben tot een groot aantal verbeterpunten geleid. Het eindrapport Project Professionalisering Handhaving is op 23 mei 2005 vastgesteld door het college. Het eindrapport geeft een overzicht van de verbeterpunten, die nodig zijn om aan de vastgestelde kwaliteitscriteria voor (goede) handhaving te voldoen. De MZHZ zal de verbeteringen realiseren binnen het bestaande budgettair kader. Een aantal verbeterpunten is door de MZHZ al uitgevoerd, zoals de scheiding tussen vergunningverlening en handhaving op persoonsniveau en het opstellen en vaststellen van interne mandaatregeling. Andere verbeterpunten zijn nagenoeg afgerond of worden op korte termijn opgepakt. Door het vaststellen van het eindrapport Project Professionalisering Handhaving kan er gehandhaafd worden volgens de Naleefstrategie, dit betekent cconsequent handhaven wat noodzakelijk is voor algemene rechtszekerheid en rechtsgelijkheid en voorkomt dat bij bedrijven meerdere hercontroles nodig zijn om het naleefgedrag op orde te krijgen. Consequent optreden vergroot de geloofwaardigheid van onze gemeente, wat positief zal bijdragen aan het overtuigen van de bedrijven om de milieuregels na te leven en een positieve houding in te nemen ten opzichte van het milieu. De naleving van de milieuregels kan ook minder traditioneel worden bevorderd door naast de controles een goede voorlichting over deze regels te geven. Dit kan vooral een rol spelen bij kleine bedrijven, bedrijven uit een hoge milieucategorie weten heel goed wat de regels zijn. Hiervoor is door de MZHZ een voorlichtingsstrategie opgesteld. 3.2 Vergunningverlening en handhaving De behandeling van aanvragen van milieuvergunningen, -meldingen en het uitvoeren van controles in het kader van de Wet milieubeheer is gemandateerd aan de Milieudienst Zuid-Holland Zuid. Een van de verbeterpunten uit het project professionalisering van de milieuhandhaving betreft het stellen van doelen en prioriteiten. Tot medio 2005 was de uitvoering van het toezicht op de milieuregelgeving in belangrijke mate gebaseerd op een kwantitatieve benadering. In het kader van de professionalisering van de milieuhandhaving is gekozen voor een meer kwalitatieve benadering, Hiertoe moet de gemeente als bevoegd gezag meetbare doelen formuleren op het gebied van toezicht en handhaving liefst in termen van naleefgedrag of milieuwinst. De doelstellingen moeten zijn gebaseerd op een analyse van objectieve gegevens betreffende het naleefgedrag van een bedrijf (probleemanalyse). Als toetscriterium gelden de thema’s gezondheid, veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid. Op basis van de probleemanalyse kunnen de juiste prioriteiten en doelstellingen worden gesteld met daaraan gekoppeld meetbare indicatoren zodat de realisatie van de doelstellingen kan worden gemeten en zonodig het uitvoeringsprogramma kan worden bijgesteld. De milieudienst stelt in samenspraak met de gemeente aan het begin van het jaar het definitieve controleprogramma op basis van de vastgestelde prioriteiten en doelstellingen op. Het programma omvat een jaarplanning voor de uit te voeren integrale periodieke controles bij bedrijven en instellingen in onze gemeente. De controlefrequenties zijn in principe als volgt: Categorie 1: Categorie 2: Categorie 3: Categorie 4:* Categorie 5: Categorie 6:
1x per 6 jaar 1x per 6 jaar 1x per 3 jaar 1x per jaar of 1x per 2 jaar minimaal 2x per jaar minimaal 2x per jaar
* Voor categorie 4 bedrijven wordt een bonus/malus systeem toegepast, d.w.z. bij het goed voldoen aan de verplichtingen uit de vergunning wordt de controle 1 maal per 2 jaar uitgevoerd. Na iedere controle wordt een controleverslag gemaakt, waarin de bevindingen van de toezichthouder van de milieudienst staan vermeld. In het controleverslag wordt bij het niet naleven van milieuregels ook de gekozen aanpak volgens de sanctiestrategie aangegeven. Er is een tweemaandelijks overleg tussen milieudienst en gemeente over het verloop van het controleprogramma, waardoor eventuele bijsturing of aanpassing mogelijk is. Ook de aanpak van lokale MUP Papendrecht 2006
7
milieuknelpunten komt in dit overleg aan de orde. Klachten worden meestal ad hoc afgehandeld, op iedere klacht wordt actie ondernomen zonodig met een controlebezoek. Het toepassen van bestuursdwang, het opleggen van een last onder dwangsom en beroepsprocedures worden door de milieudienst in overleg met de gemeente uitgevoerd. De milieudienst is op het moment van schrijven gemandateerd om namens B&W tot € 25.000,- een dwangsom op te leggen. De gemeente Papendrecht heeft een actueel inrichtingenbestand, alle inrichtingen zijn in principe voorzien van een toereikende vergunning, dan wel melding. In 2006 zal extra aandacht besteed worden aan de toereikendheid van de vergunningen van risicobedrijven in kader van externe veiligheid. Het inrichtingenbestand omvat 87 vergunningplichtige inrichtingen en 251 AMvB inrichtingen. Taken vergunningverlening: het verlenen van oprichting- en wijzigingsvergunningen (ex artikel 8.1 Wm), het verlenen van revisievergunningen (ex artikel 8.4 Wm), het ambtshalve wijzigingen van milieuvergunningen (ex artikel 8.22 en 8.23 Wm), het behandelen van meldingen (ex artikel 8.19 Wm). Taken handhaving: integrale periodieke controles (IPC), eenmalige controles als zijnde opleveringscontroles, de uit controles voortvloeiende sanctiemaatregelen, het behandelen van AMvB meldingen voor bedrijfsactiviteiten die op grond van artikel 8.40 Wm van de vergunningplicht zijn vrijgesteld, het behandelen van klachten, meldingen over en voorvallen bij bedrijven. Taken ontheffingverlening: ontheffingen voor de Routering Gevaarlijke Stoffen.
De werkbegroting van de MZHZ voor het jaar 2006 is als volgt: Tabel 3.1:
Vergunningverlening
Aantal vergunningen (beschikkingen op aanvraag) Aantal ambtsh.wijz. Wm 8.23 Aantal meldingen Wm 8.19 Aantal beschikkingen nadere eis
Tabel 3.2:
Prognose 2006 6 5 2 1
Begroot in euro’s excl. BTW 23.539, 9.965, 1.658, 1.658, -
Handhaving en Toezicht
Aantal Integraal Periodieke controles Aantal Her-controles Aantal AMvB meldingen Aantal klachten en voorvallen Aantal ontheffingen Route gevaarlijke Stoffen
Prognose 2006 91 36
Begroot in euro’s excl. BTW 56.697, 10.924, 7.748, 15.889, 1.108, -
3.3 Vergunningbeoordeling en publicatieplicht Naast de gemeente zijn er ook andere overheden die als bevoegd gezag milieu- of lozingsvergunningen mogen afgeven. Hierbij moet gedacht worden aan de provincie, rijkswaterstaat en het waterschap. Alle aanvragen en de daaropvolgende besluiten dienen ter inzage gelegd te worden. Bij relevante aanvragen kan de gemeente gevraagd en ongevraagd haar advies geven. Per jaar worden ongeveer 100 (ontwerp) beschikkingen ter inzage gelegd.
MUP Papendrecht 2006
8
Hoofdstuk 4
Externe veiligheid
4.1 Project Risico Inventarisatie De resultaten van project risico-inventarisatie zijn in 2005 afgerond. De risicobedrijven zijn inmiddels ingevoerd in het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS). De provincie zal de informatie gebruiken voor het invullen van de risicokaart Zuid Holland. De lijst risicobedrijven wordt door de MZHZ beheerd. Daarnaast is de milieudienst bezig met een project ‘Versterken Externe Veiligheidsbeleid’. Tussen 2006 en 2010 heeft de MZHZ een meerjarig budget vanuit VROM (programma financiering Externe Veiligheid) gefinancierd gekregen om Externe Veiligheid ook structureel te kunnen verbeteren. Hiervoor is een programma opgezet, waarin een groot aantal projecten (lopende over de periode 2006-2010) opgenomen is. Naast het inzichtelijk krijgen van de risico’s (voornamelijk risico’s rondom infrastructuur) beoogt het project de samenwerking tussen MZHZ, brandweer en gemeentelijke afdelingen Bouwtoezicht en Ruimtelijke Ordening, te bevorderen, zodat toekomstige risicoknelpunten zoveel mogelijk worden voorkomen. Mogelijk dat uit het project een vervolgproject volgt voor onze gemeente, denk hierbij aan knelpunten zoals de N3, de Betuweroute en de gastransportleidingen. Prestaties voor 2006: Inzicht in risico’s rondom bedrijven en infrastructuur, het op orde hebben van de vergunningen rondom deze bedrijven (aanpassingen aan nieuwe regelgeving), structurele inbedding van werkafspraken tussen de relevante partners (brandweer, RO-medewerkers), beheer van risicogegevens, opzetten plan voor risicocommunicatie en een regionale structuurvisie Externe Veiligheid. De kosten worden gedekt door een subsidie vanuit de rijksoverheid.
MUP Papendrecht 2006
9
Hoofdstuk 5
Actief Bodembeheer
5.1 Bodembeleid Algemene doelstelling van het bodembeleid is het realiseren en behouden van een duurzame bodemkwaliteit. In het NMP3 (Nationaal Milieubeleidsplan 3) is dit vertaald in twee doelstellingen: Landsdekkend Beeld 2005 (LDB 2005) Doelstelling 1: De Drechtsteden gemeenten hebben i.s.m. de milieudienst (coördinerende rol) en de provincie (trekker project) gezamenlijk invulling gegeven aan dit project met het opzetten van een bodemkwaliteitskaart op (sub) regionaal niveau. Samen met de provinciale gegevens van het buitengebied levert dit eind 2005 een werkvoorraad op. De activiteiten in 2006 omvatten het bijwonen van GAB-D vergaderingen (Gebiedsgericht Actief Bodembeheer-Drechtsteden) waarin naast het opstellen van een plan van aanpak voor het onderhouden van de (sub)regionale bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan een bodembeleid wordt opgesteld. De verwachte kosten voor dit project zijn opgenomen in de begroting 2006 van de MZHZ onder “Advisering lokaal en (sub)-regionaal beleid” en bedragen € 4.235,- . Doelstelling 2: Beheersbare bodemverontreinigingproblematiek Voor het bereiken van deze doelstelling kan met behulp van de bekende werkvoorraad uit het LDB 2005, afgestemd op herinrichting- en/of bouwplanning, een meerjarenprogramma worden opgesteld. Maatschappelijke stagnatie door bodemverontreiniging wordt hierdoor voorkomen. Het gebiedsgericht bodembeleid zal hier ook op worden afgestemd. Opm: Voor het uitvoerende deel van het actief bodembeheer (par. 5.2 tot 5.7) is in de gemeentebegroting € 26.790,- opgenomen. 5.2 Bodeminformatiesysteem De gemeente Papendrecht beschikt sinds 1999 over een bodeminformatiesysteem (BIS), waarin alle gegevens betreffende uitgevoerde bodemonderzoeken en ondergrondse tanks zijn opgeslagen. Tevens is een bodemkwaliteitskaart (BKK) beschikbaar waarin zones zijn opgenomen met gelijke bodemkwaliteit, hierdoor bestaat inzicht in de kwaliteit van de bodem van onze gemeente. Deze informatie kan onder meer gebruikt worden voor bouwprojecten en andere ruimtelijke ontwikkelingen. Doordat er een BKK is vastgesteld valt grondverzet van licht verontreinigde grond buiten werken en eventueel bodemonderzoek t.b.v. dit grondverzet niet onder de regelgeving van het Bouwstoffenbesluit maar onder de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (MVR). Het beleid hierop is vastgelegd in een grondstromenplan voor de gehele gemeente. Eind 2005 wordt een (sub)regionaal grondstromenplan opgesteld voor de Drechtstedengemeenten, volgend uit het project Landsdekkend Beeld 2005. Dit grondstromenplan maakt het mogelijk om vrijkomende licht verontreinigde grond toe te passen in een vergelijkbare bodemzone in een andere gemeente binnen de (sub) regio. In de begroting van 2006 van de MZHZ is een bedrag van € 638,- opgenomen ten behoeve van het up-todate houden van het systeem (invoer nieuwe rapporten). 5.3 Bodemonderzoek In milieuvergunningen en in AMvB's worden regels opgenomen ten behoeve van het voorkomen van bodemverontreiniging (preventie) en dient er in veel gevallen een nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd te worden wanneer het gaat om een nieuwe inrichting. Ook dient in het kader van een bouwvergunning de kwaliteit van de bodem bekend te zijn om risico’s als gevolg van bodemverontreiniging te voorkomen. Het beoordelen van bodemonderzoeken in het kader van bouwvergunningen en de Wet milieubeheer wordt uitgevoerd door de MZHZ. Ten behoeve van deze taak is in de MZHZ-begroting voor 2006 een bedrag van € 3213,- gereserveerd. De werkelijke kosten worden bepaald aan de hand van vastgestelde leges per te beoordelen bodemonderzoek. In een aantal gevallen zal de gemeente opdrachtgever zijn voor het uitvoeren van bodemonderzoek. Hierbij valt te denken aan verkoop van gemeentelijke percelen, aan bouwprojecten die in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd of aan grondverzet. Uit de resultaten van een onderzoek kan blijken dat er een nader bodemonderzoek en zelfs een sanering noodzakelijk is. De Milieudienst heeft hier een coördinerende en adviserende rol in. Voor 2006 zijn hiervoor geen financiële middelen gereserveerd, de kosten worden gedragen door het gemeentelijke project waar het onderzoek betrekking op heeft. Daarnaast kan het voorkomen dat de gemeente een stuk grond wil aankopen waarvoor een bodemonderzoek uitgevoerd is. De beoordeling hiervan, evenals het beantwoorden van andere ‘ad hoc’ vragen op bodemgebied, doet de milieudienst voor de gemeente. Hiervoor is een bedrag van € 2557,opgenomen in de MZHZ-begroting van 2006. MUP Papendrecht 2006
10
5.4 Bodemsanering en monitoren Op grond van de Wet bodembescherming is de provincie bevoegd gezag voor de gevallen van (mogelijk) ernstige bodemverontreiniging. De provincie kan indien noodzakelijk een onderzoek- en saneringsbevel geven. Voor gevallen van niet ernstige bodemverontreiniging is de gemeente bevoegd gezag. Als een verontreiniging niet volledig kan worden verwijderd moet er monitoren van (rest)verontreinigingen plaats vinden. Dit monitoren is een gemeentelijke taak. Locaties waar monitoren in 2006 plaatsvindt, zijn de Veerdam, depot Burgemeester Keijzerweg en voormalig vuilstort Nanegat. Het monitoren van de locatie Veerdam wordt betaald met provinciale monitoringsgelden, de twee andere locaties worden betaald uit het budget actief bodembeheer. 5.5 Loketfunctie Eén van de taken die de gemeente heeft, is het ondersteunen bij de verplichte informatievoorziening naar derden (burgers, makelaars, bedrijven en collega’s), de zogenaamde loketfunctie. Met behulp van het BIS (Bodem Informatie Systeem) wordt aan deze taak op efficiënte wijze invulling gegeven. Het beantwoorden van vragen van voornamelijk makelaars is sinds 1 april 2005 uitbesteed aan de MZHZ. De MZHZ maakt naast het BIS gebruik van de informatie uit het milieu-informatiesysteem Milis. De MZHZ berekent de kosten voor de informatieverstrekking meteen door aan de aanvrager. 5.6 Ondergrondse tanks Het Besluit Opslag Ondergrondse Tanks, kortweg BOOT, dat sinds maart 1993 van kracht is, is gebaseerd op zowel de Wet bodembescherming als op de Wet milieubeheer. Het BOOT geeft regels voor ondergrondse opslag van vloeibare brandstof en afgewerkte olie bij bedrijven en particulieren. Daartoe hoort ook het treffen van maatregelen om bodemverontreiniging door niet meer in gebruik zijnde tanks tegen te gaan. Lekkage van tanks is een van de bekende oorzaken van bodem- en grondwaterverontreiniging. De gemeente is bevoegd gezag waar het gaat om het handhaven van bepalingen van het BOOT. In de begroting 2006 van de MZHZ is voor de advisering in het kader van BOOT een bedrag van € 536,- opgenomen. Particuliere tanks In de gemeente Papendrecht heeft in 1982 een actie tankslag plaatsgevonden. Tijdens deze actie zijn alle bij de gemeente bekende eigenaren van particuliere tanks aangeschreven en gestimuleerd om hun niet meer in gebruik zijnde tank te saneren conform het BOOT. Bedrijfstanks Ondergrondse tanks bij bedrijven vallen, op enkele uitzonderingen na, ook onder het BOOT. Deze tanks worden gecontroleerd binnen het reguliere toezicht. Ditzelfde geld voor ondergrondse tanks bij bedrijven die niet onder het BOOT vallen maar onder een ander besluit waarbinnen de regels ten aanzien van de tank gelden. Indien bij de tank een bodemonderzoek is uitgevoerd of een jaarlijkse monitoring plaatsvindt, worden deze onderzoeken door de MZHZ beoordeeld. 5.7 Het Bouwstoffenbesluit Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is sinds 1 juli 1999 in werking. Het Bsb regelt het omgaan met bouwstoffen en stelt milieuhygiënische eisen aan en randvoorwaarden voor het hergebruik in werken van die bouwstoffen (waaronder grond). Het aanleggen van wegen, het ophogen van percelen, het oprichten van werken en het dempen van een sloot zijn activiteiten die vallen onder de werkingssfeer van het Bsb. Hergebruik van (licht) verontreinigde grond als bodem is onder het Bsb niet toegestaan. De grond dient bij hergebruik aan een aantal eisen te voldoen zoals terugneembaarheid, het toepassen van minimale hoeveelheden en het toepassen in een werk. Dit hergebruik dient door middel van een meldingsformulier gemeld te worden bij het bevoegd gezag, de gemeente. Naast het beoordelen van deze meldingen is de gemeente verantwoordelijk voor de handhaving van het besluit. Ook het aanleggen van (tijdelijke) depots valt onder het Bsb. Recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat het beleid op het aanleggen van tijdelijke depots niet afdoende is. Er kan bij verkeerd gebruik (misbruik) van een tijdelijk depot niet worden gehandhaafd. De gemeente neemt nu deel aan een projectgroep, waarin ook de MZHZ, DCMR en gemeente Rotterdam participeren, die als doel heeft een handhavingsbeleid te ontwikkelen voor tijdelijke depots. Daar de gemeente zelf vaak opdrachtgever van werken is waarbij het bouwstoffenbesluit van toepassing is, zijn de taken toetsen en handhaven gemandateerd aan de MZHZ. In 2006 zal, net als in 2005, veel aandacht worden besteed aan het handhaven. In de MZHZ-begroting 2006 is voor het toezicht en de toetsing een bedrag opgenomen van € 6212,-.
MUP Papendrecht 2006
11
Tot voor kort was het niet mogelijk om baggerspecie toe te passen als bodem binnen de MVR. Recent heeft het ministerie van VROM een circulaire Onderhoudsbaggerspecie uitgebracht (6 juli 2005). De circulaire wijst op de wenselijkheid en mogelijkheid om actief te zoeken naar mogelijkheden en locaties om onderhoudsbaggerspecie toe te passen, waarbij het huidige beleid met betrekking tot stand-still en instemming van de perceeleigenaar uiteraard van toepassing blijft. Natte bagger mag toegepast worden als bodem, indien voldaan wordt aan het stand-still principe. In de praktijk is dit vooral een verruiming voor het toepassen van slib klasse 2 (licht verontreinigd). Hoofdstuk 6 Lucht 6.1 Luchtkwaliteit In 2005 is het nieuwe besluit luchtkwaliteit 2005 van kracht geworden. Hierin zijn de normen verwoord waaraan de luchtkwaliteit in 2010 moet voldoen. Om aan deze normen te kunnen voldoen, wordt door een aantal gemeenten in Nederland onderzoek verricht naar zowel de ‘huidige’ situatie als de situatie in 2010. Voor de bestaande huidige luchtkwaliteitsituatie wordt onderscheid gemaakt in grenswaardenoverschrijdingen en plandrempeloverschrijdingen. Grenswaardenoverschrijdingen zijn door autonome ontwikkelingen (maatregelen vanuit het rijk) in 2010 opgelost. Plandrempeloverschrijdingen dienen door middel van een pakket van maatregelen teruggebracht te worden. De betreffende gemeenten moeten ieder jaar rapporteren over de luchtkwaliteit in hun gemeente en bij plandrempeloverschrijdingen een plan van aanpak opstellen met maatregelen om deze overschrijding op te lossen. De resultaten van het onderzoek moeten worden meegenomen in RO-procedures. Omdat Papendrecht tot de agglomeratie Rotterdam/Dordrecht behoort en onder de invloedssfeer van verschillende rijkswegen ligt, is het College verplicht elk jaar te rapporteren over de luchtkwaliteit van het voorgaande jaar. Voor lokale wegen wordt gebruik gemaakt van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK), voor rijkswegen wordt informatie bij het Rijk ingewonnen. Naar aanleiding van de rapportage luchtkwaliteit 2004 heeft het college besloten tot het laten opstellen van een plan van aanpak luchtkwaliteit. In 2006 zal een begin gemaakt worden met het uitvoeren van de maatregelen. Prestatie voor 2006: Rapportage Luchtkwaliteit 2005, opstellen en uitvoeren plan van aanpak. Voor het opstellen van de rapportage luchtkwaliteit is een bedrag opgenomen van € 4.046,- in de begroting van de MZHZ, De kosten die vloeien uit het plan van aanpak zijn momenteel nog niet bekend.
MUP Papendrecht 2006
12
Hoofdstuk 7
Geluid
7.1 Europese richtlijn omgevingslawaai Het project “Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid” (MIG), is voortijdig beëindigd. Op 30 juni 2004 is de “Europese Richtlijn Omgevingslawaai” in werking getreden. Papendrecht maakt deel uit van de agglomeratie Rotterdam / Drechtsteden. De gemeente Papendrecht dient - net als de andere agglomeratiegemeenten - in juni 2007 over een geluidsbelastingkaart te beschikken en in 2008 dient het aan deze kaart gerelateerde actieplan te zijn vastgesteld. Hiervoor heeft VROM geld beschikbaar gesteld. De gemeente Papendrecht heeft de eerste 22.000 euro van de in totaal 88.000 euro al in 2004 ontvangen. Dit betekent voor Papendrecht dat de komende jaren invulling gegeven moet worden aan deze nieuwe wettelijke bepaling. In 2005 heeft de Milieudienst een plan van aanpak opgesteld en is opdracht verleend voor de Fase 1 en 2. In de komende 2 jaren zal de gemeente de volgende werkzaamheden gaan verrichten: - In overleg met de agglomeratiegemeente zorgdragen voor het opstellen van de kaarten en - aanleveren en controleren van akoestisch relevante gegevens ten behoeve van de daadwerkelijke bouw van de geluidskaart. - voorbereidingen treffen voor de op te stellen actieplannen. 7.2 Zonebeheer Industrielawaai In de gemeente is het industrieterrein Oosteind en een deel van het industrieterrein Aan de Noord gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. De bewaking van de geluidzone is opgedragen aan de MZHZ in samenwerking met de Provincie Zuid-Holland. In 2005 heeft er een analyse van de zonebewakingsmodellen plaats gevonden. Deze inventarisatie was nodig omdat het zonebeheer, door recent ontstane jurisprudentie en als gevolg daarvan te verwachten aanpassingen in de Wet geluidhinder. Thans worden werkgroepen geformeerd om per bedrijfsterrein de actualisatie slag te kunnen realiseren. Verwacht wordt dat de werkzaamheden de komende jaren intensiever opgepakt dienen te worden dan in de Werkbeschrijving was opgenomen. Bij de revitaliserings- / uitbreidingsplannen van Oosteind en Polder Nieuwland wordt onderzocht hoe deze veranderingen de zone beïnvloeden. Ook is de gemeente Papendrecht gelegen binnen de invloedsfeer van het industrieterrein De Staart te Dordrecht. Deze zone dient mogelijk aangepast te worden, naar aanleiding van de huidige akoestische inzichten in 2006 zijn hiervoor Partiele herzieningsprocedures in de planning opgenomen. 7.3 Sanering Verkeerslawaai Wet geluidhinder De sanering van de woningen aan de Burgemeester Keijzerweg is gereed zodat in feite de geluidsanerings operatie is afgerond. In het kader van de ISV wordt nader onderzocht of subsidie mogelijk is voor de minder urgente gevallen (zgn. B-lijst woningen), dit wordt regionaal opgepakt. 7.4 Verkeersmilieukaart De verkeersmilieukaart (VMK) is een instrument waarmee kan worden aangegeven hoe de toekomstige verkeerssituatie en het verkeersaanbod eruit zien over tien jaar. De kaart vormt de basis voor het te voeren beleid op de terreinen ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu. In de periode 2002-2004 heeft er een inhaalslag plaatsgevonden waarbij meer dan de normale onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in geheel vernieuwde verkeersmodellen voor de jaren 2002 en 2015. Daarnaast is de gehele database voor de berekening van de geluidbelastingen en luchtkwaliteit geactualiseerd. Verkeerstellingen worden regelmatig uitgevoerd op basis van een opdracht voor een periode van 6 jaar (2001 t/m 2006) Als gevolg van de voorwaarden in het besluit omgevingslawaai (zie 7.1) is besloten een verkeersmodel 2006 en 2011 &/ 2016 te laten genereren. De Verkeersmilieukaart is het instrument om te kunnen voldoen aan de wettelijk verplichte taken op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit luchtkwaliteit en het Besluit omgevingslawaai. 7.5 Overige projecten In de begroting 2005 van de milieudienst is voor geluidadvisering met betrekking tot overige (onvoorziene) projecten, zoals bouwplannen waarvoor in het kader van de Wet geluidhinder een “Verzoek Hogere Grenswaarden” zal moeten worden ingediend en/of evenementen/activiteiten waarvoor op grond van de “Algemene Plaatselijke Verordening” (APV) ontheffingen zullen moeten worden verleend, een bedrag van MUP Papendrecht 2006
13
€ 4.982,- opgenomen.
Hoofdstuk 8
Groen- en Waterbeheer
8.1 Milieuvriendelijk groenbeheer De groenvisie is in 2004 geactualiseerd. De groenvisie wordt gebruikt als het uitgangspunt bij planvorming en het beheer en heeft als doel het ontwikkelen van groen op lange termijn. Het planmatig groot onderhoud van het openbaar groen sluit aan op de reconstructiewerken van wegen en riolering. 8.2 Baggerplan Het thema water is veelomvattend en heeft belangrijke raakvlakken met het thema bodem en het thema groen. Vervuild water heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de bodem en de aanwezige flora en fauna. Ook de kwantiteit kan een negatieve invloed op de leefomgeving en de veiligheid geven. Bij Stiwas (Stimulering waterkwaliteitsspoor) staat dit jaar het bevorderen van de doorstroming van het water centraal o.a. door natuurvriendelijke oevers, kroos verwijderen en baggerwerkzaamheden. Op de lange termijn komt ook het aanbrengen van pompen en schermen onder water centraal te staan. Recentelijk is een baggerplan 2005-2009 vastgesteld, de uitvoering zal in 2006 ter hand worden genomen. 8.3 Gemeentelijk Rioleringsplan De gemeente voldoet aan de WVO-vergunning van het zuiveringsschap voor het lozen van afvalwater afkomstig van overstorten op oppervlaktewater. De basisinspanning om te komen tot een vuilreductie van 59% van het overstortende afvalwater op het oppervlaktewater is bereikt door het maken van bergbezinkbassins en het verhogen van een groot deel van de overstortlocaties en overstortmuren. Voor het verwijderen van afvalwater uit onze samenleving is riolering een onmisbare voorziening. Met deze voorziening wordt beoogd de volksgezondheid te verzekeren, wateroverlast tegen te gaan en het milieu te beschermen. De aanleg en het beheer van de riolering is een gemeentelijke taak (zorgplicht) die zijn wettelijke basis vindt in de artikelen 4.22 en 4.23 van de Wet milieubeheer (Wm). Het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) vormt de basis voor het planmatige onderhoud en beheer van de riolering in de gemeente. Het 2e GRP 2004-2008 is in 2004 vastgesteld. Activiteiten afd. Beheer en Onderhoud voor 2006 zijn onder meer: reconstructie van een gedeelte van de Willem Dreeslaan, reconstructie Albert Schweitzerstraat en reconstructie Ketelweg. 8.4 Stedelijk Waterplan Het Stedelijk Waterplan omvat een gebiedsgerichte totaalaanpak van het water in de gemeente en is voornamelijk gericht op het ontwikkelen van een integrale visie op aanleg en beheer van de waterketen, waarbij ook milieu- en ruimtelijke ordening aspecten een belangrijke plaats innemen. Het doel is te komen tot een goed beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem in het stedelijk gebied. De verwachting is dat het Stedelijk Waterplan begin 2006 wordt vastgesteld.
MUP Papendrecht 2006
14
Hoofdstuk 9
Afvalbeheer
9.1. Huishoudelijk afval Het ophalen van huishoudelijk afval is een wettelijke zorgplicht van de gemeente, vastgelegd in de Wet milieubeheer (Art. 10.11). Naast deze zorgplicht bestaat de plicht om dit afval zo veel mogelijk te scheiden, zodat hergebruik mogelijk is. Hiertoe zijn in de gemeente meerdere (ondergrondse) milieuparkjes gerealiseerd. De afvalinzameling in Papendrecht wordt georganiseerd door de gemeente (afd. Beheer en Onderhoud). Momenteel loopt een onderzoek naar de mogelijkheden voor uitbesteding afvalinzameling, daarnaast wordt ook het eventueel uitplaatsen van het afvalbrengstation onderzocht. Voor 2005 heeft de gemeente de intentie om de lopende onderzoeken af te ronden, zodat er in 2006 meer duidelijkheid is betreffende het totale afvalbeleid en daar dan ook invulling aan kan worden gegeven. 9.2. Afval bij bedrijven De afvalinzameling bij bedrijven wordt in onze gemeente georganiseerd door de afdeling Beheer en Onderhoud. In de milieuvergunning kan één en ander geregeld worden met betrekking tot afvalpreventie- en hergebruik binnen inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer. In de komende jaren zal regionaal de nadruk liggen op het formuleren van beleid ten aanzien van de preventie van bedrijfsafval. Dit onderwerp is onderdeel van het project “vergunningverlening nieuwe stijl”, waarmee verdere invulling wordt gegeven aan het begrip verruimde reikwijdte uit de Wet milieubeheer. Dit project wordt uitgevoerd door de Mzhz. 9.3 Afval op straat De afdeling Beheer en Onderhoud besteedt veel aandacht aan een schone leefomgeving. Met grote regelmaat worden straten en pleinen geveegd, dit gebeurt zowel handmatig (straatvegers) als machinaal (veegmachines). In het kader van wijkgericht werken wordt steeds meer aandacht besteed aan zwerfvuil en aan het hondenpoepprobleem.
MUP Papendrecht 2006
15
Hoofdstuk 10
Milieuzorg
10.1 Gemeentelijk Intern Milieuzorgsysteem (GIM) Interne milieuzorg is van belang voor de voorbeeldfunctie van de gemeente en behoort een structureel onderdeel te zijn van het gemeentebeleid. Hoewel er in diverse onderdelen van de gemeente al aandacht wordt gegeven aan milieubewust werken is een geïntegreerde aanpak noodzakelijk. Het beleid zal moeten worden gericht op naleving van wet- en regelgeving en op continue verbetering van de milieuprestaties. Om de gemeentelijke organisatie bewust te maken van de milieubelasting van hun activiteiten wordt ook in 2006 aan nieuwe medewerkers voorlichting gegeven. Daarnaast participeert milieu in de werkgroep Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu. 10.2 Gevaarlijke stoffen beleid Naar aanleiding van de RI&E uitgevoerd bij de gemeentewerf van Gemeente Papendrecht, is gestart met het inzichtelijk maken van de aanwezige toxische stoffen binnen de gemeentelijke organisatie. De door Arbo Unie Dordrecht B.V. uitgevoerde inventarisatie van de blootstelling aan toxische stoffen is geactualiseerd. Het gebruik van toxische stoffen brengt zowel humane als ecologische risico’s met zich mee. In het kader van milieuzorg dienen deze risico’s inzichtelijk en beheersbaar te zijn. In 2006 wordt een registratiesysteem voor toxische stoffen opgesteld en waar mogelijk worden stoffen vervangen door minder schadelijke stoffen. 10.3 Externe Milieuzorg In voorgaande jaren werd het budget externe milieuzorg ingezet voor MilieuZorgAssistenten (MZA). De bedrijven met milieucategorie 1 en 2 werden volgens afspraak niet gecontroleerd door de milieudienst, maar bezocht en geadviseerd door de MilieuZorgAssistent. De MZA had een oog- en oorfunctie en indien de situatie van een bedrijf daartoe noodzaakte werd de milieudienst ingeseind. Met ingang van 2005 worden deze twee categorieën door toezichthouders van de milieudienst bezocht. Het budget van € 3000,- wordt nu ingezet op N.M.E. (zie 11.4). N.M.E. was eerder altijd ingebed in de begroting van de Mzhz, maar is van regionale taak overgegaan in een subregionale taak. Hierdoor is de taak apart in de begroting opgenomen.
MUP Papendrecht 2006
16
Hoofdstuk 11
De Drechtsteden
11.1 Programma 2005 In 2005 is de Structuur van de Ambtelijke Adviesgroep Groen, Water en Milieu (AA GWM) opgeheven. De Bestuurlijke Commissie GWM is samengegaan met een aantal andere regionale bestuurlijke commissies in de BC Fysiek. De besluiten van deze commissie worden voorbereid in themagroepen. De volgende thema’s staan voor 2006 op de agenda: - Groene Contramal; - Milieumonitor 2004; - Milieu en Infrastructuur; - Natuur en milieueducatie (NME). 11.2 Groene Contramal De visie Drechtsteden 2030 (juli 1997) is inmiddels opgevolgd door het ontwikkelingsplan ISV en Groene Contramal (april 2000). In de Bestuurlijk Commissie Groen, Water en Milieu van het Drechtstedenoverleg is het project Groene Contramal (GCM) geadopteerd. De ambities van dit project zijn: - Het versterken van de identiteit en de cultuur; - Realiseren van een attractieve woon- en voorzieningen klimaat; - Versterken groen- en waterelementen binnen de contramal. Voor onze gemeente dient het deelproject Randzone Alblasserwaard verder te worden uitgewerkt. Het doel is het versterken van de groene structuur langs de zuidrand van de Alblasserwaard. Dit is in 2004 in het project Merwedezone geïmplementeerd. In 2005 zal een uitvoeringsprogramma met projecten die voldoen aan de ambities worden vastgesteld. De bedoeling is deze veelal lokale projecten op een hoger kwaliteitsniveau te tillen door het inbrengen in het uitvoeringsprogramma. In principe is het de bedoeling dat de lokale projecten ook lokaal gefinancierd (grondexploitatie) worden, maar om het uitvoeringsprogramma te ondersteunen zal naar bovenregionale financieringsvormen gezocht worden. 11.3 Milieumonitoring Drechtsteden De Drechtsteden gemeenten hebben in 2000 het besluit genomen jaarlijks een milieumonitor uit te brengen, waarin de milieuprestaties van de Drechtsteden gemeenten worden gepresenteerd. De resultaten van het regionale milieubeleid kan leiden tot aanpassingen van dit beleid. In 2006 wordt de monitoring 2005 uitgebracht en worden voorbereidingen getroffen voor de monitoring 2006. De monitor wordt gefinancierd vanuit de inwonerbijdrage aan de Drechtsteden. 11.4 Natuur en MilieuEducatie (NME) Het algemene doel van NME is het op gang brengen van activiteiten/processen, zodat de burgers van de Drechtsteden meer inzicht en kennis krijgen in natuur en milieu in hun directe leefomgeving en zo bewust worden van het belang hiervan. Daarbij worden keuzemogelijkheden aangeboden om milieuvriendelijk handelen te stimuleren. Uitgangspunt hierbij is aansluiting bij relevante beleidsthema’s en dat overheden, maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen, burgers en bedrijfsleven samenwerken. In het Meerjarenbeleidplan van NME Drechsteden zijn vier beleidsthema’s: Water, Energie, Afval en natuur in de stad, opgenomen waar natuur- en milieueducaties in de komende jaren op in gaat zetten. Voor 2005 wordt het thema Energie in aansluiting bij project Met Nieuwe Energie als speerpunt opgepakt. 11.5 ISV-bodemmodule Bodemsanering in het stedelijke gebied valt onder het regime van de Wet stedelijke vernieuwing (ISV), de bodemsaneringen in het landelijke gebied onder de Wet bodembescherming. In 2000 is door de Drechtsteden gemeenten een bodemmodule opgesteld, die gecombineerd is met het ISV-programma. Deze bodemmodule geeft voor de ISV-lokaties een aanzet voor een totaalbeeld op het gebied van (mogelijke) bodemverontreiniging en speelt op het uitvoeringsniveau bij stedelijke ontwikkeling een belangrijke rol. Eind 2004 is gestart met het opstellen van een bodemmodule voor de 2e ISV-periode 20052010. Projecten uit de 1e ISV-periode die nog niet waren afgerond zijn, inclusief gelden, doorgeschoven naar de 2e periode, tevens zijn deze projecten herijkt. De bodemmodule ligt bij het provinciebestuur om te worden vastgesteld. Na vaststelling wordt de Drechtsteden bodemmodule geëvalueerd en worden de eventuele terugvloeiende gelden uit de 1e ISV-periode herverdeeld.
MUP Papendrecht 2006
17