Besluitvorming: net zo onvoorspelbaar als de wind? Een multiple-casestudie naar het hoe en waarom van de doorlopen besluitvorming bij grootschalige windmolenprojecten.
Groenlicht
Multiplecasestudie
NM D bu
WM D bu WM D bi
ZM D
Grontmij Nederland bv Zwolle, 31 juni 2005
Verantwoording
Titel
:
Besluitvorming: net zo onvoorspelbaar als de wind?
Universiteit
:
Technische Universiteit Delft
Opleiding
:
Technische Bestuurskunde
sectie
:
Energie & Industrie
Datum
:
31 juni 2005
Auteur(s)
:
Saskia koning
e-mail adres
:
[email protected]
Hoogleraar
:
Prof. Dr. Ir. M.P.C. Weijnen
Eerste begeleider
:
Dr. Ir. I. Bouwmans
Tweede begeleider :
Dr. P.W.G. Bots
Opdrachtgever
:
Grontmij Nederland BV
Externe begeleider
:
M. Groen
@ Grontmij
Samenvatting De besluitvorming rond windmolenparken loopt bij veel projecten nogal stroef. Een belangrijke reden hiervoor is de complexiteit van het project. Veel partijen zijn betrokken bij de besluitvorming waardoor pas na velen besluiten een park gerealiseerd kan worden. De aanleiding voor het onderzoek is om meer invloed en inzicht in de besluitvorming rond windmolenparken te krijgen. De studie is uitgevoerd in opdracht van het adviesbureau Grontmij en de TU Delft. Grontmij geeft als adviesbureau advies aan de initiatiefnemer en soms ook aan gemeenten of andere betrokken partijen. In het onderzoek hebben de volgende twee vragen centraal gestaan: 1. Hoe ziet het besluitvormingsproces van een grootschalig windmolenpark in Nederland eruit en hoe kan Grontmij dit proces beïnvloeden? 2. Welke factoren zorgen voor belemmeringen dan wel versnellingen in het besluitvormingsproces? Een uitgebreid literatuuronderzoek heeft inzicht gegeven in de ontwikkelingen rond windenergie op het gebied van beleid, techniek en economie. Na bestudering van afgeronde of bijna afgeronde projecten kan er worden aangetoond dat de besluitvorming in bepaalde beslisronden verloopt. Soms staat een ronde stil of wordt er opeens weer een nieuwe ronde opgestart. De volgende actoren, initiatiefnemer, provincie, gemeente, grondeigenaren en belangenorganisaties hebben veel invloed op de besluitvorming. Er word vanuit gegaan dat de grilligheid van het proces wordt veroorzaakt door de gedragspatronen van de betrokken actoren. Het stagneren van de voortgang is een direct gevolg van geen interactie. Met interactie wordt het congruent lopen van percepties en gedragingen bedoeld. Bepaalde gedragspatronen kunnen deze interactie tot stand brengen of juist verder uit elkaar brengen. Hier wordt op de volgende gedragspatronen gelet: • Dynamisch gedrag • Strategisch gedrag • Blokkademacht in de staart • Compensatie van verliezers en koppelingen • Oplossing zoekt probleem Verzet op de besluiten wordt als oorzaak van vertraging gezien. Deze veronderstelling gaat enkel over de blokkademacht in de staart door verzet tegen windparken of windenergie in het algemeen. Hier wordt gekeken welk soort verzet voornamelijk voorkomt en waardoor dat wordt beïnvloed. Het model van Wolsink is hier als referentiekader gebruikt. Een institutionele factor is bepalend voor de besluitvorming. Het institutionele karakter kan per provincie en gemeente verschillen. Wanneer werkte het gehanteerde systeem in deze gemeente of provincie beter en waar aan heeft dat waarschijnlijk gelegen. Hier wordt het dualisme als aandachtspunt meegenomen omdat dit vaak als negatieve ontwikkeling wordt aangedragen. Er is verondersteld dat de trage voortgang van de besluitvorming wordt veroorzaakt door een slechte procesaanpak. De ontwerpprincipes van procesmanagement met betrekking tot de voortgang van het proces zijn niet goed of nauwelijks toegepast, waardoor er vertraging optreedt. Deze veronderstellingen zijn onderzocht bij zeven projecten. Per case is bekeken wat de grilligheid van de besluitvorming veroorzaakte om zo doende tot conclusies en aanbevelingen te komen. Daar deze cases een vermogen beslaan van de helft van het aantal gerealiseerde vermogen in Nederland kan er gesteld worden dat de conclusies redelijk generaliseerbaar zijn voor grootschalige windmolenprojecten in Nederland.
Conclusies: Het is duidelijk dat de besluitvorming in ronden plaats vind en afwijkt van de traditionele, meer lineaire praktijk, waarin alle fasen achter elkaar zijn geschakeld en geen weg terug mag zijn. Het besluitvormingsproces is niet vast te leggen in één model daar elk project een verschillend traject doorloopt. Er zijn drie duidelijke perioden te onderscheiden. De knelpunten zijn de overgang van deze perioden. De volgende ronden komen in alles cases terug: 1. locatiekeuze 2. het opzetten van een samenwerking tussen de initiatiefnemers 3. het vergunningentraject De volgende ronden kunnen niet worden samengevat in één ronde: Planontwikkeling is niet goed in één ronde vast te leggen. De planontwikkeling loopt parallel aan alle andere ronden en gaat door tot vlak voor de realisatiefase. De ronde waar het gaat om (bestuurlijk) draagvlak vindt tijdens het gehele proces plaats. Het vastleggen van deze ronde is erg moeilijk omdat het onduidelijk is wanneer hieraan voldaan is. Als een partij op een tijdstip voor is dan kan dit altijd later weer verschuiven. De vier voornaamste knelpunten in het besluitvormingsproces rond windmolenparken zijn: • Provincie & gemeente geschil. • Project met weinig medewerking gemeenten. • Stilstand in het vergunningentraject. • Geen samenwerking tussen initiatiefnemers. De oorzaken die voor stilstand in het proces zorgen zijn: Na het uitgebreid analyseren van zeven projecten, blijkt dat windmolenparken met weinig medewerking van de gemeenten zijn opgezet. De houding/rol van de gemeente is bepalend voor het verloop van het proces. Het dynamische en strategische gedrag van de gemeente zorgt voor de meeste vertraging. Betrokken partijen zijn niet consequent in hun aanpak en strategisch gedrag lijkt onoverkomelijk in een complexe situatie waar besluiten moeten worden genomen. Het strategische gedrag zorgt ervoor dat er besluiten worden uitgesteld De ontvankelijkheid voor bezwaren in Nederland is erg groot. Door de hoeveelheid mogelijkheden om bezwaren in te dienen maakt het voeren van een lang verzet mogelijk. Het meest hardnekkige en doelgerichte verzet komt van partijen die tegen windenergie in het algemeen zijn. Deze vorm is een hardnekkige vorm van verzet daar ongeacht welke oplossing er word aangedragen, de personen tegen zijn. Deze partijen voeren bezwaren tot aan de raad van state op en weten de besluitvorming jaren te vertragen. Het ontbreken van een duidelijk beleidskader zorgt voor veel onzekerheid bij de initiatiefnemers waardoor de ontwikkelingen stilstaan. Door het ontbreken van een beleidskader of toetsingskader zijn de randvoorwaarden voor een windmolenpark onduidelijk. Dit kan leiden tot vernietiging van de vergunning. Het stellen van een duidelijk kader vanuit de provincie zorgt ervoor dat ondanks druk van buiten af de locatie niet meer ter sprake komt Tijdens alle cases ontbreekt er een regisseur van het proces. Concluderend kan er gesteld worden dat het ontbreken van een regisseur of procesmanager een lage controle op het proces geeft waardoor besluiten worden uitgesteld en mogelijkheden worden geschept voor dynamisch gedrag. Het niet toepassen van de ontwerpprincipes heeft tot vertraging in de besluitvorming gezorgd.
@ Grontmij
Inhoudsopgave
1
INLEIDING ................................................................................................................................................8 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
ACHTERGROND .....................................................................................................................................8 PROBLEEM BESCHRIJVING ....................................................................................................................9 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ...........................................................................................10 AFBAKENING ......................................................................................................................................11 LEESWIJZER ........................................................................................................................................12
HET ONDERZOEK.................................................................................................................................13 2.1 ONDERZOEKSMETHODE ......................................................................................................................14 2.1.1 Literatuuronderzoek ......................................................................................................................13 2.1.2 Actoren en netwerkanalyse............................................................................................................13 2.1.3 Casestudie .....................................................................................................................................14 2.2 THEORETISCH KADER .........................................................................................................................15 2.2.1 Gedragspatronen die de grilligheid van de besluitvorming verklaren ..........................................15 2.2.2 NIMBY...........................................................................................................................................16 2.2.3 Institutionele factoren....................................................................................................................18 2.2.4 Ontwerpprincipes ..........................................................................................................................19 2.3 MODELLEN .........................................................................................................................................20 2.3.1 Rondenmodel .................................................................................................................................20 2.3.2 Conceptueel model ........................................................................................................................21 2.4 ONDERZOEKSSTRUCTUUR...................................................................................................................22
3
ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WINDENERGIE.....................................................25 3.1 WINDENERGIEBELEID IN NL...............................................................................................................25 3.1.1 Nationaal beleid ............................................................................................................................26 3.1.2 Provinciaal beleid .........................................................................................................................27 3.1.3 Regionaal beleid............................................................................................................................27 3.2 PROCEDURES EN VERGUNNINGEN .......................................................................................................28 3.2.1 overzicht juridische procedures windenergie ................................................................................29 3.3 TECHNISCHE ASPECTEN ......................................................................................................................29 3.3.1 De techniek ....................................................................................................................................29 3.3.2 milieueffecten.................................................................................................................................32 3.4 FINANCIEEL-ECONOMISCHE ASPECTEN ...............................................................................................32 3.4.1 ontwikkelingen...............................................................................................................................33 3.4.2 Kosten............................................................................................................................................33 3.4.3 Opbrengsten ..................................................................................................................................34 3.4.4 Rendement .....................................................................................................................................35 3.5 HET BESLUITVORMINGSPROCES ..........................................................................................................35 3.6 PROCESAFBAKENING...........................................................................................................................38
4
ACTOREN- EN NETWERKANALYSE................................................................................................40 4.1 ACTOREN IN HET PROCES ....................................................................................................................40 4.2 NETWERKANALYSE ............................................................................................................................41 4.2.1 Gemeente .......................................................................................................................................42 4.2.2 Provincie .......................................................................................................................................45 4.2.3 Initiatiefnemer ...............................................................................................................................46 4.2.4 Grondeigenaar ..............................................................................................................................47 4.2.5 Belangenorganisaties ....................................................................................................................48
@ Grontmij
4.2.6 5
CASESTUDIE...........................................................................................................................................49 5.1 5.2
6
Samengevat....................................................................................................................................48
SELECTIE ONDERZOEKSOBJECTEN ......................................................................................................49 DATAVERZAMELING ...........................................................................................................................50
INDIVIDUELE CASES ...........................................................................................................................55 6.1 DELFZIJL-ZUIDOOST ...........................................................................................................................56 6.1.1 Korte beschrijving .........................................................................................................................56 6.1.2 Het proces .....................................................................................................................................56 6.1.3 Percepties en rollen.......................................................................................................................58 6.1.4 Knelpunten.....................................................................................................................................67 6.2 JACOBSWOUDE ...................................................................................................................................68 6.2.1 Korte beschrijving .........................................................................................................................68 6.2.2 Het proces .....................................................................................................................................69 6.2.3 Percepties en rollen.......................................................................................................................63 6.2.4 Knelpunten.....................................................................................................................................64 6.3 EEMSHAVEN .......................................................................................................................................64 6.3.1 Korte beschrijving .........................................................................................................................64 6.3.2 Het proces .....................................................................................................................................65 6.3.3 Percepties en rollen.......................................................................................................................66 6.3.4 knelpunten .....................................................................................................................................67 6.4 NOORDOOSTPOLDER (NOP) ...............................................................................................................68 6.4.1 Korte beschrijving .........................................................................................................................69 6.4.2 Het proces .....................................................................................................................................69 6.4.3 Percepties en rollen.......................................................................................................................70 6.4.4 Knelpunten.....................................................................................................................................71 6.5 OOST-FLAKKEE ..................................................................................................................................72 6.5.1 Korte beschrijving .........................................................................................................................72 6.5.2 Het proces .....................................................................................................................................72 6.5.3 Percepties & rollen........................................................................................................................73 6.5.4 Knelpunten.....................................................................................................................................74 6.6 GOEDEREEDE ......................................................................................................................................75 6.6.1 Korte beschrijving .........................................................................................................................75 6.6.2 Het proces .....................................................................................................................................75 6.6.3 Percepties en rollen.......................................................................................................................76 6.6.4 Knelpunten.....................................................................................................................................76 6.7 VEENDAM ...........................................................................................................................................77 6.7.1 Korte beschrijving .........................................................................................................................78 6.7.2 Het proces .....................................................................................................................................78 6.7.3 Percepties en rollen.......................................................................................................................79 6.7.4 Knelpunten.....................................................................................................................................80 6.8 CONCLUSIES INDIVIDUELE CASE .........................................................................................................81
7
MULTIPLE-CASE ANALYSE...............................................................................................................83 7.1 KNELPUNTENANALYSE .......................................................................................................................83 7.1.1 Procesanalyse uit de cases ............................................................................................................83 7.1.2 Stellingen over knelpunten ............................................................................................................85 7.2 AANTONEN VAN OORZAAK EN GEVOLG ..............................................................................................86 7.2.1 Analyse van verbanden tussen oorzaak en knelpunt......................................................................86 7.2.2 Verschil en overeenkomst analyse .................................................................................................90 7.3 CONCLUSIES ........................................................................................................................................91
8
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN................................................................................................93 8.1 8.2
INLEIDING ...........................................................................................................................................93 VERANTWOORDINGEN ........................................................................................................................93
@ Grontmij
8.3 8.4
CONCLUSIES .......................................................................................................................................94 AANBEVELINGEN ................................................................................................................................96
LITERATUUR ..................................................................................................................................................98 BEGRIPPENLIJST ........................................................................................................................................101
BIJAGE BIJLAGE 1: DOELSTELLINGBOOM GRONTMIJ BIJLAGE 2: FASEN VAN PLAN TOT PLAATSING VAN WINDTURBINES BIJLAGE 3: EEN VERGELIJKEN PERSPECTIEF OP HET FASENMODEL, HET STROMENMODEL EN HET RONDENMODEL
BIJLAGE 4: CASESTUDY METHODE BIJLAGE 5: RELEVANTE NATIONALE BESLUITEN M.B.T. WINDENERGIE BIJLAGE 6: M.E.R. GEKOPPELD AAN BESTEMMINGSPLAN BIJLAGE 7: WINDKAART VAN NEDERLAND BIJLAGE 8: TREND WINDTURBINELEVERANCIERS BIJLAGE 9: KLANTEN VESTAS BIJLAGE 10: MEP-VERGOEDING BIJLAGE 11: ACTORENANALYSE BIJLAGE 12: NETWERKANALYSE BIJLAGE 13: DOELSTELLINGENBOOM BLAASWIND BV BIJLAGE 14: DOEL-MIDDELENSCHEMA BIJLAGE 15: BRAINSTORM BIJLAGE 16: GROOTSCHALIGE WINDPARKEN IN NL BIJLAGE 17: SELECTIE ONDERZOEKSOBJECTEN BIJLAGE 18 GEINTERVIEWDE PERSONEN BIJLAGE 19: HET INTERVIEW BIJLAGE 20: DELFZIJL BIJLAGE 21: JACOBSWOUDE BIJLAGE 22: EEMSHAVEN BIJLAGE 23: NOORDOOSTPOLDER BIJLAGE 24: OOST-FLAKKEE BIJLAGE 25: GEODEREEDE BIJLAGE 26: VEENDAM BIJLAGE 27: STELLINGEN BIJLAGE 28: VERGELIJKEN KENMERKEN
@ Grontmij
inleiding
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
Voor het jaar 2020 heeft het rijk de landelijke doelstelling geformuleerd dat 10% van het landelijke energieverbruik moet worden geleverd door duurzame energiebronnen. Op dit moment is de energievoorziening grotendeels gebaseerd op het gebruik van fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen zijn eindig en stoten bij verbranding schadelijke stoffen uit. Het initiatief van de overheid om de schadelijke gevolgen te reduceren, wordt teruggevonden in beleidsstappen. Windenergie is een belangrijke energiebron, die een bijdrage levert aan de landelijke doelstelling voor duurzame energie in Nederland. Als het aan de overheid ligt, zal windenergie een vijfde deel van deze doelstellingen voor haar rekening nemen (oftewel 2 procent van de totale Nederlandse energievoorziening). Windenergie moet volgens de plannen in 2020 een capaciteit vertegenwoordigen van 7.500 Megawatt, waarvan 6.000 Megawatt op zee. Dit is bijna de helft van de landelijke doelstelling. Eerder al, in 2010, moet daarvan minstens 1500 megawatt op het land worden opgewekt. De besluitvorming vindt plaats op decentraal niveau terwijl er op centraal niveau doelen en stimulansen worden geformuleerd. Om de realisering van windenergieprojecten mogelijk te maken, moet vaak het geldende bestemmingsplan worden herzien. Voordat een besluit over dit bestemmingsplan kan worden genomen, dient een milieueffectrapport (MER1) te zijn opgesteld, waarin is aangegeven wat de te verwachten milieueffecten zijn bij realisatie van het project. Na de wijziging van het bestemmingsplan moeten ook nog andere vergunningen en eventueel ontheffingen voor een windpark worden aangevraagd. De gemiddelde doorlooptijd van het vergunningstraject ligt tussen de 4 en 7 jaar2. Volgens minister Brinkhorst neigt een vergunningsprocedure van 6 jaar naar onbehoorlijk bestuur3. Bij deze tijd moet nog de periode die vooraf ging aan het vergunningentraject worden opgeteld. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Grontmij. Grontmij geeft advies in het voortraject van de realisatie van ruimtelijke projecten, zo ook windmolenparken en is vaak verantwoordelijk voor het MER en de m.e.r.-procedure. Mede aan de hand van dit onderzoek kan Grontmij een visie ontwikkelen hoe zij de voortgang van het proces het best kan bewaken en hun opdrachtgever het best kan adviseren.
1
m.e.r. = de procedure van milieueffectrapportage MER= het milieueffectrapport 2 Gemeente aan de wind, belang en mogelijkheden voor gemeenten om windenergie te stimuleren, VNG, VNGuitgeverij, Den Haag, 2003 3 Persconferentie, Den Haag, 2004, www.novem.nl
@ Grontmij
8
inleiding
1.2
Probleem beschrijving
Grontmij heeft vaker adviserend opgetreden bij een windmolenpark. Hier gaven zij advies aan de provincie, gemeente of initiatiefnemer. Het advies bestaat uit het schrijven van een MER, het begeleiden van de m.e.r.-procedure en het managen van het proces. Tijdens de adviesperiode komen steeds dezelfde problemen naar voren. Er is geen duidelijke voortgang van het proces ook al staan er vaste perioden voor bepaalde procedures. Veel windmolenpark projecten staan stil in bepaalde fasen. Grontmij ervaart de ad hoc besluitvorming en stilstand van een project als een probleem. Het aanleggen van windmolenparken wordt gezien als een Technisch Complex project. De complexiteit ligt vooral in de ontwerpomgeving. Vele karakteristieken van de omgeving kunnen bijdragen aan de complexiteit bij het ontwerp van een systeem4. De volgende factoren geven aan dat er sprake is van een complexe omgeving: 1. er zijn veel partijen betrokken en deze partijen opereren met elkaar in een netwerk. De initiatiefnemer is van anderen afhankelijk om een windmolenpark te realiseren, hij zal nooit veranderingen eenzijdig kunnen opleggen; 2. de techniek van windturbines ontwikkelt zich snel; 3. elk project verschilt per locatie, er is geen standaard procedure; 4. er bestaat onzekerheid over het beleid van de overheid; 5. er is gebrek aan kennis Een windmolenpark als systeem is niet heel complex. Voor een windmolenpark wordt één soort windturbine gekozen en deze hebben onderling geen relatie. Een windmolenpark voldoet daarom niet aan de twee voornaamste karakteristieken (aantal objecten en de onderlinge relaties tussen deze objecten) van een complex systeem5. Een windmolenpark heeft invloed op de omgeving en op subsystemen. Bij de omgeving moet je denken aan vogelsterfte, geluidsoverlast, horizonvervuiling, maar ook emissiereductie. Een belangrijke factor voor het slagen van het windmolenpark is de integratie met het net. Het net is het systeem dat het gehele systeem van een windmolenpark moet ondersteunen. Er zijn nog onzekerheden over de teruglevering aan het net. Deze invloeden dragen bij aan systeem complexiteit. Er wordt gesteld dat er sprake is van een gering complex systeem en dat de complexiteit vooral in de ontwerpomgeving ligt. Het besluitvormingsproces: Het besluitvormingsproces rond een windmolenpark is er een van versnellen en vertragen. De hierboven beschreven complexiteit geeft aan dat er geen ordelijk procesverloop zal zijn6. De procedures voor de vergunningenaanvraag liggen vast, maar vaak worden de doorlooptijden van deze procedures overschreden. Het is nog onduidelijk hoe het besluitvormingsproces nu daadwerkelijk verloopt en hoe deze beïnvloed kan worden. Wel is er de veronderstelling dat meerdere actoren invloed op de besluitvorming hebben en dat sommige beslissingen het proces kun4
Bruijn, J.A. de, Heuvelhof E.F. ten & Veld, R.J. in ‘t (2002), Procesmanagement, over procesontwerp en besluitvorming, 2e herziene druk, Academic Service, Schoonhoven. 5 Dictaat TB311, design for SEPA engineers, Dr. Ir. W. Bockstael-Blok. 6 Dictaat TB211, Analyse van Complexe Omgevingen, dr. Ir. B. Enserink, dr. J.F.M. Koppenjan, prof.dr.ir. W.A.H. Thissen, mei 2002, p.35.
@ Grontmij
9
inleiding
nen stilzetten. De betrokken partijen hebben verschillende opvattingen over de vraag hoe een probleem en een oplossing moeten worden gedefinieerd. De besluitvorming zal daarom grillig en ongestructureerd verlopen. 1.3
Doelstelling en onderzoeksvragen
Doelstellingen In de probleembeschrijving is duidelijk naar voren gekomen dat het ontwerptraject van een windmolenpark een complexe aangelegenheid is. In de eerste plaats is het belangrijk om de problematiek betreffende windmolenparken nader te beschouwen vanuit het oogpunt van de probleemeigenaar, Grontmij. Voor de beeldvorming heb ik interviews afgenomen bij medewerkers van Grontmij, die nauw betrokken zijn of zijn geweest bij het voortraject van windmolenparken. Er is voor Grontmij afdeling MER een doelstellingenboom opgesteld, zie Bijlage 1. Deze doelstellingenboom laat vanaf het hoofddoel, goede afronding project een aantal subdoelen zien, die gerealiseerd moeten worden om het hoofddoel te bereiken. Een belangrijke doelstelling voor Grontmij is voortgang van het proces. Deze voortgang kan Grontmij zelf waarborgen maar deze voortgang is ook afhankelijk van het draagvlak van betrokken actoren. Een andere belangrijke doelstellingen is een tevreden opdrachtgever. Deze doelstelling draagt bij aan de hoofddoelstelling van de afdeling MER, maar draagt ook bij aan de doelstelling meer werk genereren, op een hoger niveau. Het tevreden houden van de klant kan worden gedaan, door goed advies te kunnen geven zodat er sprake is van een snelle en goede realisatie van het project. Voor een degelijk advies voor grootschalige windpark projecten is er meer inzicht nodig in de besluitvorming en de kenmerken die deze beïnvloedt. Doelstelling onderzoek Het doel van het onderzoek is om het besluitvormingsproces rond windmolenparken in kaart te brengen. Tevens heeft het onderzoek als doel om de knelpunten van deze besluitvorming te identificeren. Het vinden van duidelijke verbanden tussen oorzaak en knelpunt, geeft de mogelijk het proces te beïnvloeden. Grontmij kan met dit onderzoek een degelijk advies geven aan zijn opdrachtgevers. Door het uitvoeren van de analyse zullen antwoorden gevonden op de onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen zijn opgesteld waarbij de focus op de besluitvorming in de voorfasen van een windpark project ligt. Het is van belang dat er rekening word gehouden met de uniciteit van elk besluitvormingsproces, met unieke groep van actoren met specifieke opvattingen, kennis en middelen met betrekking tot een windpark. Bij de verbetering van besluitvorming en management dient de variëteit te worden onderkend, er zal niet één optimale oplossing zijn7. Het doel is mogelijke procesverbeteringen te identificeren en inzicht te verschaffen wanneer deze tot voortgang van het besluitvormingsproces zal leiden. Onderzoeksvragen De besluitvorming rond windenergieprojecten staat in dit onderzoek centraal. Grontmij ervaart de ad hoc besluitvorming met als gevolg stilstand van een project, als een probleem. Er zal gekeken worden naar het besluitvormingsproces en de 7
G.R. Teisman, Besluitvorming en Ruimtelijk procesmanagement, studie naar eigenschappen van ruimtelijke besluitvorming die realisatie van meervoudig ruimtegebruik remmen of bevorderen, Eburon Delft, 2001
@ Grontmij
10
inleiding
factoren die hier invloed op hebben. Door het beter kunnen controleren van het proces kan beter gepland worden door Grontmij en zal het tevreden houden van de klant makkelijker worden. De hoofdvraagstelling 1: Hoe ziet het besluitvormingsproces voor een grootschalig windmolenpark in Nederland eruit en hoe kan Grontmij dit proces beïnvloeden? Grootschalig: groter dan 15 MW en/of meer dan 10 windturbines. Besluitvormingsproces: reeks van beslissingen door verschillende actoren, waarbij onderlinge samenhang het beleid bepaalt. Hoofdvraagstelling 2: Welke factoren zorgen voor belemmeringen dan wel versnellingen in het besluitvormingsproces? Om antwoord te kunnen geven op hoofdvraag 2 moet onderzoek gedaan worden naar de volgende vragen: a. Wat zijn de knelpunten in de besluitvorming? b. Welke oorzaken liggen ten grondslag aan deze knelpunten? 1.4
Afbakening
Het onderzoek richt zich op de voortgang van de besluitvorming bij windmolenparken. Sommige partijen kaarten aan dat de trage besluitvorming vooral komt door het gebrek aan draagvlak van belangrijke actoren. De belangrijke actoren zijn de provincie, gemeente, initiatiefnemers, grondeigenaren en belangenorganisaties. De acceptatie van de bevolking voor windenergie is hoog in alle windenergie producerende landen8. Het onderzoek richt zich niet op windenergie in het algemeen maar op grootschalige windmolenparken waar wel veel tegenstand wordt ondervonden. De aanwezigheid van publiek draagvlak is erg belangrijk voor de plaatsing van windmolenparken maar is niet voldoende voor de ontwikkeling van de totale windenergie capaciteit9. Als voorbeeld wordt aangegeven dat er in Nederland en in Duitsland mensen hetzelfde over windenergie denken, echter is het zo dat er in Nederland veel minder capaciteit is gerealiseerd. Na een uitgebreide vergelijking lijken vooral de institutionele randvoorwaarden belangrijker te zijn dan de publieke acceptatie10. De besluitvorming wordt beïnvloedt door de institutionele factoren, waardoor er stilstand in de ontwikkeling van windenergie is te verwachten. Tevens worden lange procedures van vergunningen en technologische ontwikkelingen aangekaart voor een trage besluitvorming. Het beleid in Nederland is gericht op clustering en optimalisering van windparken in Nederland. Solitaire windmolens zorgen voor wildgroei en worden nu niet meer toegestaan. Dit is de eerste reden waarom solitaire windturbines buiten de scope van het onderzoek vallen. De tweede reden voor afbakening van solitaire windmolens in het onderzoek komt voort uit het feit dat een solitaire plaatsing op veel ge-
8
Krohn S, Damborg S. On public attitudes toweards wind power. Renewable Energy 1999;16(1-4):954-60 M. Wolsink, wind power and the NIMBY-myth: institutional capacity and the limited significance of public support, In: Renewable Energy vol. 21, p. 49-64, 2000 10 M. Wolsink, Dutch wind power policy, stagnating implementation of renewables. In: Energy policy vol. 24, no. 12, p. 1079-1088, 1996. 9
@ Grontmij
11
inleiding
bieden, als bijvoorbeeld, grondeigenaren, initiatiefnemers en vergunningen, verschilt met een plaatsing van een windmolenpark. Het Landelijk Bureau Windenergie11 heeft het proces van plan tot plaatsing van windmolens in verschillende fasen beschreven, zie Bijlage 2. De fasen zijn: • Locatieonderzoek • Haalbaarheidsonderzoek • Voorbereiden vergunningentraject • Vergunningentraject • Realisatie • Beheer Er is een onderzoek bij het Communicatie En Advies over energie en milieu, CEA, gedaan door Juliette Koeslag. Hieruit blijkt dat als de vergunningen eenmaal binnen zijn het park er binnen een jaar staat en er geen sprake meer is van een trage besluitvorming. Het verband tussen een traag vergunningentraject en het indienen van bezwaren is in een statische studie aangetoond. In dit verslag12 wordt aangeraden een vervolg onderzoek uit te voeren naar met name de fasen voor het vergunningentraject, daar er meer verzoeken in deze voorfase worden afgewezen dan er projecten niet slagen tijdens de formele procedures. Er is vanuit mijn onderzoekspositie bij Grontmij weinig inzicht in de realisatiefase en het beheer. De fasen realisatie en beheer zijn niet meegenomen in het onderzoek vanwege deze twee redenen. Samengevat komt het erop neer dat de focus van het onderzoek zal liggen op de besluitvorming in het voortraject bij grootschalige windparken op land in Nederland. Het onderzoek richt zich op windenergie projecten op land, die reeds of bijna zijn afgerond. 1.5
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 behandelt de onderzoeksopzet en het theoretische kader, dat ter onderbouwing van het onderzoek gebruikt wordt. Hoofdstuk 2 gaat ook in op de verschillende onderzoeksmethode en geeft in een schema de doorlopen stappen weer om tot de conclusies te komen. In hoofdstuk 3 zijn de huidige situatie en ontwikkelingen geschetst. Aangegeven wordt wat de beleidsstappen van de overheid over windenergie zijn geweest op verschillende bestuursniveaus. Ook zal er kort worden toegelicht wat de technische en economische ontwikkelingen zijn op het gebeid van windenergie. Het tweede gedeelte van het verslag is een empirisch onderzoek. Hoofdstuk 4 gaat in op de betrokken actoren en hun onderlinge relaties. Vervolgens wordt er naar de besluitvorming gekeken en hoe deze zal worden geconceptualiseerd. Deze conceptualisatie wordt gebaseerd op de literatuur en interviews. In hoofdstuk 5, 6 en 7 wordt de casestudie beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van de individuele projecten waarna in hoofdstuk 7 een analyse over de meervoudige gevallen is uitgevoerd. Tenslotte bevat hoofdstuk 8 de conclusies en
11
LBW; Landelijk bureau voor windenergie, Realisatie windenergie projecten, een stappenplan, Zeist, 1997 Afstudeerrapport, Vergunningtraject van windenergie, een onderzoek naar de doorlooptijd en de slagingskans van de juridische procedures voor het plaatsen van windturbines, Juliette Koeslag, Rotterdam 2004, CEA 12
@ Grontmij
12
inleiding
de aanbevelingen. Dit hoofdstuk geeft een reflectie op de gekozen onderzoeksmethoden.
@ Grontmij
13
2
Het onderzoek
In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen van het onderzoek besproken. Paragraaf 2.1 belicht de verschillende gehanteerde onderzoeksmethoden. Er is specifiek gekeken naar het type onderzoek en de gebruikte analysemethoden. De analyse is aan de hand van veronderstellingen gedaan, die zijn omschreven in paragraaf 2.2. In paragraaf 2.3 zijn de modellen, die gebruikt zijn voor de conceptualisatie van de besluitvorming, toegelicht. In de laatste paragraaf is de onderzoeksstructuur geschetst die als handleiding voor het hele onderzoek gebruikt is. 2.1
Onderzoeksmethode
Het onderzoek is in twee delen gerealiseerd. Het eerste deel van het onderzoek is een literatuuronderzoek, en het tweede deel is een exploratief onderzoek. Het exploratieve karakter van het onderzoek heeft ertoe geleidt een kwalitatief onderzoek uit te voeren in de vorm van open interviews en observaties. Deze methoden worden hier niet verder uitgediept. In paragraaf 5.2 is er dieper op deze methoden voor de dataverzameling ingegaan. Voor het tweede deel van het onderzoek zijn een actoren- en netwerkanalyse uitgevoerd en is tevens een casestudie uitgevoerd. Deze analysemethoden zijn gekozen om meer inzicht te krijgen in het besluitvormingsproces. 2.1.1
Literatuuronderzoek
Het onderzoek begint met een literatuuronderzoek, deze is uitgevoerd om belangrijke ontwikkelingen te beschrijven. Hierdoor krijgt het onderzoek een beschrijvend karakter. Er wordt gekeken naar het beleid, de technische aspecten en economische aspecten. Het gaat hier om een registratie en systematische ordening van wat zich heeft voor gedaan en doet op het gebied van windenergie. Het beleid wordt op drie niveaus uitgediept, het Europese beleid is niet meegenomen. De technische en economische aspecten gaan vooral in op de ontwikkelingen, die op deze gebieden hebben plaats gevonden. Om het ruimtelijke planologische beleid iets inzichtelijker te maken zijn de juridische procedures kort uitgelicht. Deze informatie wordt geheel uit literatuur en documentatie gehaald. 2.1.2
Actoren en netwerkanalyse
Een van de instrumenten in de verkenning is de actorenanalyse, waarmee de rol onderzocht is van de verschillende organisaties die bij het besluitvormingsproces betrokken zijn. Van belang bij een actorenanalyse is dat de probleemperceptie, belangen en doelen van de actoren duidelijk zijn waarna is gekeken hoe zij tegenover het probleem staan. De term actor wordt gebruikt als generieke aanduiding voor individuen of groepen die een rol van enig belang spelen binnen een probleem situatie13. 13
Bots, P.W.G. (2000) Inleiding Technische Bestuurskunde, dictaat 111. Delft: subfaculteit Techniek Bestuur en Management.
@ Grontmij
Multiple- case analyse
In de netwerkanalyse is gekeken welke partijen een belangrijke positie in de besluitvorming innemen. Na de analyse is de functie en het relatief belang van elke actor in het netwerk bepaald. Wanneer een actor een kritische positie inneemt, omdat hij de realisatie van windmolenparken op land mogelijk kan maken, vertragen of zelfs verhinderen, moeten de betrokken actoren daar rekening mee houden. 2.1.3
Casestudie
De casestudie is een vorm van empirisch onderzoek en geeft diepgang over praktijkvoorbeelden. De case studie is gedefinieerd als een onderzoeksstrategie die inhoudt dat een naar tijd en plaats afgebakend deel van de sociale werkelijkheid relatief intensief en weinig reducerend wordt beschreven en geanalyseerd. De keuze voor de casestudie strategie toe te passen is ontstaan omdat bij besluitvormingsonderzoek dit de voorkeur geeft14. De casestudie geeft als beste mogelijkheid het besluitvormingsproces in kaart te brengen ongeacht het aantal variabelen. Hierdoor is de optimale verklaring voor het doorlopen proces te vinden. Daar het doel is om verbanden aan te tonen is er voor gekozen een meervoudige case studie uit te voeren. Er zijn twee soorten van casestudie strategieën toegepast; de single-casestudie en de multiple-casestudie. Single-casestudie De casestudie richt zich op het beschrijven van een overzichtelijk proces of systeem. Middels een casestudie kun je antwoord krijgen op de hoe en waarom vragen, waarna je op basis van die opgedane kennis theorieën of hypothesen kunt ontwikkelen15. Hier wordt de casestudie ingezet om het besluitvormingsproces van bepaalde onderzoeksobjecten in kaart te brengen en de oorzakelijke verbanden van de voortgang van het proces per onderzoeksobject te beschrijven. Er zijn zeven projecten nader onderzocht. De individuele case is gekozen als onderdeel van meerdere cases. Multiple-casestudie Een studie kan zich ook op meerdere cases richten. Deze soort van studie heeft voor en nadelen ten opzichte van de enkelvoudige case. Het bewijs wordt vaak als overtuigender gezien maar een uitgebreidere studie kost echter meer middelen en meer tijd. Het uitvoeren van meerdere en vergelijkbare projecten, casestudies, kan ervoor zorgen dat er meerdere uitspraken gedaan kunnen worden over andere windenergieprojecten in Nederland. De studie met meerdere cases wordt gebruikt om te repliceren. De te bestuderen onderzoeksobjecten moeten op een dusdanige wijze worden geselecteerd, zodat ze gelijke resultaten voorspellen of zodat ze niet gelijke resultaten produceren, maar wel met een voorspelbare reden. Een belangrijke stap is het creëren van een theoretisch kader zoals beschreven in paragraaf 2.2. Dit kader bevat de voorwaarden waaronder een bepaald fenomeen zich voor zal doen. In het onderzoek is er gekeken of het mogelijk was een statistische analyse met behulp van de multiple-case analyse uit te voeren. De vergelijking bestaat uit een vergelijking van de knelpunten met daarbij horende oorzaken. Dit onderzoek geeft 14
Teisman, G.R (1995), De reconstructie van complexe besluitvorming, in: P. ’t Hart, M. Metselaar en B. Verbeek (redactie), Publieke besluitvorming, Den Haag, hfdst. 2, pp. 33-56 15 Dr. D.B. Baarda en Dr. M.P.M. De goede, Methoden en Technieken, praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, 1999
@ Grontmij
15
Multiple- case analyse
inzicht in hoeverre verbanden gevonden in meerdere cases op elkaar lijken. Om het interpretatieve karakter van de casestudie te behouden is de volgende strategie toegepast. Eerst zijn de knelpunten geïdentificeerd waarna hiervoor alle mogelijke oorzaken bij gevonden zijn. Deze oorzaken zijn waar mogelijk geclassificeerd naar de veronderstelde factoren die de voortgang van besluitvorming beïnvloeden.
Knelpunt
Case 1
Case 2
Case 3-7
Oorzaken
Oorzaken
oorzaken
overeenkomsten
In dit onderzoek is er ook gekeken naar de verschil- en de overeenkomstmethode bestaand uit: 1. Cases die vergaand met elkaar overeenkomen met uitzondering in een bepaalde kenmerk, waarna er in de tijd verschillen optreden in het proces. 2. Cases die totaal niet met elkaar overeenkomen met uitzondering van een kenmerk waardoor er een overeenkomst in het proces is te zien.
2.2
Theoretisch kader
Het onderzoek is uitgevoerd binnen een theoretisch kader. Er zijn hypothesen over belemmeringen voor de voortgang van besluitvorming gesteld. In dit kader zijn verschillende theorieën besproken die de grilligheid van het besluitvormingsproces bepalen. Paragraaf 2.2.1 belicht de verschillende gedragspatronen die invloed op de voortgang van de besluitvorming hebben. In paragraaf 2.2.2 is uitgelegd waarom er tegenstand is tegen windmolenparken en in welke typen dit verzet verdeeld kan worden. Institutionele kaders stellen grenzen aan de vorm en de inhoud van de besluitvorming. De kaders kunnen per provincie en gemeente verschillen, zie paragraaf 2.2.3. Het dualisme is kort uitgelicht daar de toepassing van dualisme onduidelijk is maar wel als argument voor vertraging in de besluitvorming wordt aangevoerd. In die laatste paragraaf zijn 5 ontwerpprincipes voor procesmanagement uitgelicht. 2.2.1
Gedragspatronen die de grilligheid van de besluitvorming verklaren
Daar de besluitvorming plaats vindt in een netwerk zal deze grillig en ongestructureerd verlopen. Hierdoor wordt ervan uitgegaan dat de besluitvorming wordt beïnvloed door verschillende actoren. Deze actoren kunnen bepaalde gedragspatronen vertonen, die tot wel of geen overeenstemming leiden. De volgende gedragspatronen verklaren het grillige verloop van de besluitvorming. • Dynamiek gedrag. De grilligheid van het proces zit in de toepassing van deze dynamiek in de besluitvorming. Partijen veranderen van mening door omgeving of ontwikkelingen. Er wordt door de actoren ook gebruik gemaakt van deze dynamiek, zoals bijvoorbeeld de technologische ontwikkelingen en verandering in normatieve opvattingen. • Compensatie van verliezers en koppelingen. Er is sprake van compensatie van actoren die benadeeld worden, in dezelfde of volgende ronde. In een nieuwe ronde kunnen verliezers proberen hun verlies goed te maken en dus proberen genomen besluiten te frustreren. Ook zouden de verliezers in een
@ Grontmij
16
Multiple- case analyse
•
•
•
ronde gecompenseerd kunnen worden zodat er minder weerstand te verwachten is van deze actoren in de volgende ronde. Oplossing zoekt probleem. De diverse partijen kunnen de realisering van een windmolenpark verschillend uitleggen. Het park kan een oplossing zijn van een probleem van een betrokken actor, hierdoor kan de steun van deze actor worden verworven. Blokkademacht in de staart van de het besluitvormingsproces. Met blokkademacht wordt bedoeld, die partijen die de besluitvorming blokkeren of hinderen zonder hieraan een positieve bijdrage te leveren. In de termen van het rondenmodel melden de partijen zich pas in de laatste ronden en doen dan mee aan de besluitvorming. In het bijzonder zal er worden gekeken naar de tegenstand van diverse organisaties met betrekking tot deze blokkademacht tegen een windmolenpark. In de volgende paragraaf is er verder ingegaan op deze tegenstand en de oorzaken hiervan. Strategisch gedrag. Met strategisch gedrag wordt bedoeld dat een partij zich zo opstelt om zijn belangen maximaal te behartigen door hun gedrag en omgang met andere in dienst te stellen van deze belangen16. Voor de toepassing in het rondenmodel kunnen verschillende vormen van strategisch gedrag plaatsvinden. In bepaalde ronden kunnen actoren veel verzet vertonen om zo compensatie in andere ronden te verkrijgen. Ook kunnen actoren in het begin weinig informatie geven om deze later in een andere ronden pas vrij te geven waar het effect groter zal zijn. Tevens kunnen er samenwerkingsverbanden ontstaan waardoor meer macht wordt verkregen en belangrijke informatie uitgewisseld wordt.
Bruikbaarheid theorie voor onderzoek In het onderzoek is er gekeken naar de gedragspatronen van verschillende actoren, die invloed hebben op de besluitvorming. De gedragspatronen, die vaak voorkomen, veroorzaken vertraging dan wel stilstand in de besluitvorming. 2.2.2
NIMBY
Het is aangetoond dat bezwaren het vergunningentraject enorm kunnen vertragen17. Een belangrijk populair argument voor het indienen van bezwaren is het Not In My BackYard-syndroom (NIMBY). Het NIMBY-syndroom kan als volgt omschreven worden: hoewel het vanuit het algemene belang gewenst is om duurzame energie te realiseren, zijn nog al wat partijen tegen het beleid omdat hun eigen belang op lokaal niveau wordt geschonden. De partijen proberen het beleid te frustreren en de kans op doelbereiking te verlagen. Wolsink (1996) 18 heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar verzet tegen windmolenparken, waarbij weerstand van omwonenden vooral ontstaat door onzekerheid over de mogelijke negatieve effecten van windturbines in hun directe leefomgeving. Nadat de windturbines eenmaal geplaatst zijn, herstelt het draagvlak zich enigszins, omdat de onbekende effecten blijken mee te vallen. 16
Bruijn, J.A. de, Heuvelhof E.F. ten & Veld, R.J. in ‘t (2002), Procesmanagement, over procesontwerp en besluitvorming, 2e herziene druk, Academic Service, Schoonhoven. 17 Verslag Juliette Koeslag, gemeente aan de wind, en cd-rom van NOVEM 18 M. Wolsink, Dutch wind power policy, stagnating implementation of renewables. In: Energy policy vol. 24, no. 12, p. 1079-1088, 1996.
@ Grontmij
17
Multiple- case analyse
Typen verzet Er worden bij windmolen projecten verschillende bezwaren door verschillende actoren gemaakt. De ene keer meer frequent dan de andere keer. Om al deze protesten onder de noemer NIMBY te kunnen plaatsen, worden de onderliggende verklaringen gemist. Wolsink19 onderscheidt de volgende vier typen van verzet tegen windturbines: • Type A kenmerkt zich door een positieve houding tegenover windenergie, gecombineerd met verzet tegen de bouw van windturbines ergens in de omgeving. Ook wel NIMBY genoemd; • Type B is verzet tegen windturbines in de omgeving, omdat men zich verzet tegen windenergie in zijn algemeenheid. Dit standpunt zou men NIABY, Not in Any Backyard, kunnen noemen. Verzet is gebaseerd op algemene bezwaren tegen windturbines in het landschap; • Type C heeft aan het begin een positieve houding ten aanzien van windturbines, die negatief wordt als gevolg van de discussie rondom de vorming van een windturbinepark. Dit type van verzet is een dynamische houding door het besluitvormingsproces. Het gaat hier om mensen die van mening veranderen door sociale en politieke invloed. • Type D verzet zich niet tegen de technologie maar stelt zich negatief op ten opzichte van bepaalde projecten. Dit type is voor windenergie, maar heeft zijn vraagtekens bij de gevolgen van een project. Mensen zijn nog niet overtuigd van de keuze voor een bepaalde locatie, door bezorgdheid over de consequenties van een windpark. Dit gevoel is sterker als er dichterbij een betere locatie aanwezig is. De bezorgdheid heeft vooral betrekking op de invloed op het landschap en minder op interferentie en geluidsoverlast.
19
M. wolsink, wind power and the NIMBY-myth: institutional capacity and the limited significance of public support, Renewable Energy vol. 21, p. 49-64, 2000.
@ Grontmij
18
Multiple- case analyse
Wolsink’s model voor windenergieverzet CLEAN
VISUAL
ANNOY WPATTIT
EFFIC NIMBY WTRESIST
Figuur 2.2: determinanten van het verzet tegen windturbines Voor de tegenstand van een windturbine project is de volgende causaliteit geschetst, zie figuur 2.2. De dikte van de pijlen geven een indicatie van de sterkte van relaties. . Nader onderzoek van Wolsink19 concludeert dat er meerdere redenen zijn voor tegenstand tegen windparken (WTRESIST), bepaald door vijf factoren. Een belangrijke factor die invloed heeft op het verzet tegen windparken is de algemene houding ten opzichte van windenergie (WPATTIT). Voor de algemene acceptatie van windenergie worden maar twee verbanden gevonden. De visuele impact (VISUAL) en de voordelen van duurzame energie (CLEAN) hebben invloed op de algemene houding ten op zichtte van windenergie. De voordelen van duurzame energie hebben indirect invloed op de tegenstand op windprojecten. De visuele effecten hebben zowel indirect als direct invloed op de tegenstand. De volgende factoren hebben geen invloed op de houding tegenover windenergie maar wel op de intenties voor tegenstand op een windmolen project. • ANNOY; de verstoringfactoren, die ergernis veroorzaken, zoals geluid, vogels en schaduw. • EFFIC; politieke doeltreffendheid. EFFIC duidt op politieke bekwaamheid, dat wil zeggen dat mensen die twijfelen aan hun mogelijkheden om de besluitvorming te beïnvloeden, minder waarschijnlijk tot actie zullen overgaan dan mensen die dat zelfvertrouwen wel hebben. • NIMBY, reeds hierboven uitgelegd. Uit dit model zijn een aantal conclusies te trekken. De houding ten aanzien van windenergie wordt bepaald door twee factoren, de effecten van schone energie maar nog meer door de visuele beoordeling van betrokken partijen. Verder is er geen directe relatie tussen hindering en houding, dit betekent dat gedachten over geluid en vogels niet van invloed zijn op de houding ten aanzien van windenergie. De hinderfactoren dragen niet bij aan de attitude tegen windturbines, maar hebben wel invloed op de intentie zich tegen een windpark te verzetten. Verder heeft
@ Grontmij
19
Multiple- case analyse
de visuele beoordeling ook een direct effect op het verzet. Visuele beoordeling werkt dus zowel indirect via de algemene windenergie mening, als direct in op het verzet tegen windturbines. Als laatste kan geconcludeerd worden dat zowel NIMBY gedachten als politieke bekwaamheid van geringe invloed zijn op het verzet.
Bruikbaarheid theorie voor onderzoek De tegenstand bij een windproject zou met behulp van deze theorie verduidelijkt kunnen worden. De verschillende varianten van verzet zouden gekoppeld kunnen worden aan de betrokken actoren. In de casestudie zal er gekeken worden wanneer er verzet is in welke vorm en waarop deze gebaseerd is. Alle vier de typen verzet komen voor in de besluitvorming bij windturbines. Aangezien de meeste mensen volgens recent onderzoek van het NIPO20 en het onderzoek van Damborg en Krohn21, positief zijn over windenergie als energiebron zou je mogen verwachten dat type B zich slechts tot enkele personen beperkt. Wel kan het zo zijn dat juist die personen zich fel tegen de komst van een windpark gaan keren en de besluitvorming erg beïnvloeden. Type C is in dit onderzoek een interessante vorm van verzet omdat deze door zijn dynamiek invloed heeft op de besluitvorming. Tevens kan er gekeken worden welke actoren door sociale en politieke druk van mening en gedrag kunnen veranderen. Type D is een interessante vorm van verzet omdat dit verzet gaat over de locatie die soms al jaren vast ligt maar toch weer door dit verzet ter sprake komt. Met het model zou men door de argumenten van tegenstanders te analyseren, inzicht kunnen krijgen in de motivatie achter de tegenstand bij een windproject. De determinanten van windenergieverzet en het type van verzet kunnen hiervoor gebruikt worden. Tevens kan er gekeken worden of er nog andere oorzaken zijn waardoor verzet ontstaat. In het artikel van Damborg en Krohn worden redenen aangekaart dat het type initiatiefnemer van belang is het en de manier van informatie verspreiding. Hij concludeert dat een open informatie en een goede dialoog de acceptatie sterk zal verhogen. Een kanttekening bij dit model is dat er enkel naar redenen tegen een windpark wordt gekeken. Er zijn genoeg redenen die voor een windpark pleiten. In de actorenanalyse is aangegeven welk belang partijen hechten aan een windpark om het beeld compleet te maken. 2.2.3
Institutionele factoren
Gemeente en provincie hanteren een verschillend beleid, nader uitgelegd in paragraaf 3.1. Er zijn enkele gemeenten vooruitstrevend met hun beleid en hebben al een duidelijk kader gesteld. Andere gemeenten moeten nog onderzoek doen om tot een beleidsontwerp of beleidskader te komen. De verklaring voor vertraging door de gemeente of provincie kan dan worden gevonden, dat er wordt gevraagd naar extra onderzoek. Extra onderzoek kost tijd en geld. Een tekort aan geld hiervoor en de winst tot additioneel onderzoek kan bijdragen aan vertraging bij de besluitvorming22. Een tweede verklaring is te geven dat er onduidelijkheid is over de 20
NIPO, Windenergie heeft de wind mee, een onderzoek naar het imago van windenergie, Amsterdam, 2001. Krohn S. Damborg S., On public attitudes towards windpower. Renewable Energy 1999; 16(1-4): 945-60 22 Bruijn, J.A. de e.a. (red), Grote Projecten- Besluitvorming en Management, Samson H.D. Tjeenk willink, Alphen aan de Rijn, 1996 21
@ Grontmij
20
Multiple- case analyse
kaders waardoor de initiatiefnemers niet verder kunnen met hun planvorming. Er wordt vanuit gegaan dat het handelen van betrokken partijen wordt gestuurd en begrensd door de institutionele kaders waarbinnen de besluitvorming zich voltrekt. De invoering van de wet dualisering gemeentebestuur, die in 7 maart 2002 in werking is getreden, heeft tot gevolg gehad dat het opstellen van het planologische kader kan verschillen per gemeente. Met de invoering van deze wet werd een duidelijkere rolverdeling binnen de gemeentepolitiek beoogd. In de praktijk komt het erop neer dat wethouders geen lid meer mogen zijn van haar controlerende orgaan, de gemeenteraad23. Het doel van dualisme is om de bemoeienis van de raad te verminderen. Het dualisme zorgt er voor dat de raad kaders uitzet waarbinnen burgemeester en wethouders (B&W) beslissingen neemt. Een kader met betrekking tot windenergie kan betrekking hebben op de hoogte van windturbines en verplichte clustering van turbines. De raad wordt belangrijker in de voorfase omdat zij nu de kaders stelt. Voorheen zat de raad te wachten op het verhaal van het college om vervolgens pas actie te ondernemen om een voorstel te begrijpen en hier een mening over te vormen. Nu zou het zo moeten zijn dat de raad bepaald WAT en het college HOE deze invulling plaatsvindt24. Het uiteindelijk doel van het duale stelsel is om de vergader cultuur om te zetten naar een meer opiniërende cultuur bij de raad. Het proactief formuleren en vaststellen van gemeentelijk locatiebeleid voor de plaatsing van windturbines biedt voordelen25. Bruikbaarheid theorie voor onderzoek Een institutionele factor kan bepalend zijn voor het besluitvormingsproces. Het institutionele karakter kan per provincie en gemeente verschillen. Wanneer werkte het gehanteerde systeem in deze gemeente of provincie beter en waar aan heeft dat waarschijnlijk gelegen. Hier wordt het dualisme als aandachtspunt meegenomen omdat, de invoering van het dualisme invloed heeft op het besluitvormingsproces van de gemeente. 2.2.4
Ontwerpprincipes
In het boek procesmanagement26, over procesontwerp en besluitvorming worden ontwerpprincipes aangereikt die de voortgang van het proces garanderen. Er is gekeken naar welke ontwerpprincipes ontbreken of juist wel aanwezig zijn per case. Mochten per case deze ontwerpprincipes steeds naar voren komen als oorzaak voor knelpunten in de besluitvorming dan kunnen deze als verklarende factoren gebruikt worden. De volgende ontwerpprincipes hebben invloed op de voortgang van het proces; •
Winstmogelijkheden en prikkels voor coöperatief gedrag; is het proces voor de betrokken partijen aantrekkelijk genoeg waardoor partijen zich
23
Novum, 7 januari 2005, www.novum.nl geraadpleegd in februari 2005 Interview met de Burgemeester T. van Pelt van Gemeente Oost-Flakkee, 25 VNG (2003), Gemeente aan de wind, belang en mogelijkheden voor gemeenten om windenergie te stimuleren, VNG-uitgeverij, Den Haag. 26 Bruijn, J.A. de, Heuvelhof E.F. ten & Veld, R.J. in ‘t (2002), Procesmanagement, over procesontwerp en besluitvorming, 2e herziene druk, Academic Service, Schoonhoven. 24
@ Grontmij
21
Multiple- case analyse
• •
•
•
2.3 2.3.1
coöperatief zullen opstellen. Is er zicht op winst voor de betrokken partijen. De belangrijkste prikkels voor de voortgang van een proces ontstaan wanneer een proces voor de partijen aantrekkelijk is. De personele bezetting van een proces; het is bevorderlijk voor het proces als de bezetting bestaat uit vertegenwoordigers met hoge posities. De betekenis van de omgeving van het proces; de voortgang kan bediend worden door de omgeving, omdat deze druk uitoefent. Dit ontwerpprincipe gaat over of de dynamiek van de omgeving wordt gebruikt en of er sprake is van druk vanuit de omgeving. Deze twee typen worden ondervangen in de dynamische gedragspatronen en het verzet. de organisatie van het conflict; waarbij de conflicten zo diep mogelijk in het proces worden opgelost. Als de vertegenwoordigers van partijen te vaak worden geconfronteerd met conflicten dan zal dit het proces stagneren. Het laten uitvoeren van conflicten door andere groepen en op meer afstand van de vertegenwoordigers van de betrokken partijen, zorgt er voor dat er sprake kan blijven van coöperatief gedrag. de rol van command and control in het een proces. Als er helemaal geen sprake van command and control is dan kunnen er geen deadlines en afspraken goed vast gelegd worden. Door wel toe te werken naar bepaalde afspraken en besluiten lijkt command and control een prikkel voor coöperatief gedrag te zijn.
Modellen Rondenmodel
In deze paragraaf komen de gebruikte methodische modellen, die geschikt zijn om de besluitvorming in kaart te brengen, aan de orde. De conceptualisering van de besluitvorming is een belangrijke stap in het onderzoek omdat dit onderscheid maakt in de interpretatie van hetzelfde empirische materiaal. Teisman27 geeft voor de reconstructie van complexe besluitvorming drie modellen: het fasenmodel, stromenmodel en rondenmodel. In bijlage 3 is een tabel opgenomen waarin goed te zien is hoe de modellen op bepaalde punten zich onderscheiden. Teisman stelt dat besluitvorming over ruimtelijke projecten zich niet volgens chronologische fasen voltrekt, waarbij van probleem naar oplossing wordt gewerkt, maar in ronden. De oplossingen en doelen voor een windmolenpark zijn niet gebonden aan één actor. In de actoren analyse is naar voren gekomen dat meerdere actoren besluiten nemen, die in hun onderlinge samenhang en wisselwerking de uitkomst van de besluitvorming bepalen. Tevens is er in de probleembeschrijving al naar voren gekomen dat er sprake is van een grillig procesverloop en dat er sprake is van interdependenties. Met deze gegevens is het duidelijk dat het besluitvormingsproces moeten worden vastgelegd in het een rondenmodel. Besluitvorming wordt in het rondenmodel gedefinieerd als een reeks van beslissingen, genomen door verschillende actoren. Om inzicht te krijgen in besluitvorming zal de onderzoeker in kaart moeten brengen welke deelnemers op welke momenten actief zijn en in welke rol. Deelnemers kunnen uiteenlopende rollen spelen in verschillende arena’s. In het rondenmodel is er vooral aandacht voor de strategie 27Teisman,
G.R (1995), De reconstructie van complexe besluitvorming, in: P. ’t Hart, M. Metselaar en B. Verbeek (redactie), Publieke besluitvorming, Den Haag, hfdst. 2, pp. 33-56
@ Grontmij
22
Multiple- case analyse
die de betrokken actoren kiezen en de manier waarop zij in de loop van het proces van overleg en onderhandeling hun strategieën aanpassen. De betrokkenheid van verschillende actoren en de onmisbaarheid van de partijen zorgt voor verschillende percepties. Hieronder wordt het rondenmodel schematisch weergegeven. Hierin kan je zien dat uit een reeks van beslissingen (witte ronden stippen) van verschillende actoren uiteindelijk in een bepaald beleid resulteren.
Figuur 2.1: schematische weergave rondenmodel
Bruikbaarheid model voor onderzoek Als basis voor de analyse van gegevens wordt verondersteld dat bepaalde beslissingen van actoren de voortgang van de besluitvorming beïnvloeden. Tevens wordt ervan uitgegaan dat wanneer percepties en gedragingen congruent lopen de besluitvorming weer verder kan. Een duidelijke faalfactor wordt bij complexe besluitvorming gezien als er gebrek is aan vermogen tot adequate interactie tussen betrokkenen. Het rondenmodel geeft richting aan de theorievorming. Het van deze modellering is een soort van voorbereiding voor het zoeken naar oplossingen. Met het rondenmodel kan de onderzoeksvraag: wat zijn de oorzaken van vertragingen of versnellingen bij de besluitvorming, beantwoord worden. Voor de voortgang kan gekeken worden wanneer er interactie is, zodanig dat percepties en gedragingen congruent raken. Voor de knelpunten kan er juist gekeken worden wanneer er gebrek is aan interactie. De keuze voor de beschrijving in een rondenmodel heeft als gevolg dat de uiteindelijke theorievorming zich zal richten op strategisch gedrag en interactie. De onderzoeksvragen over de voortgang en de knelpunten van besluitvorming kunnen vanuit het rondenmodel als volgt verklaard worden.
Voortgang van besluitvorming
Faalfactoren bij de besluitvorming
@ Grontmij
Rondenmodel Voortgang vereist interactie, zodanig dat percepties en gedragingen congruent raken Gebrek aan vermogen tot adequate interactie tussen betrokkenen
23
Multiple- case analyse
2.3.2
Conceptueel model
Nadat alle factoren in het theoretische kader gedefinieerd zijn, is er een conceptueel model opgesteld waarin de veronderstelde causale verbanden zijn aangegeven. In het conceptueel model is te zien dat de voortgang van de besluitvorming door meerdere factoren wordt bepaald. Een vertragend of versnellend effect wordt met een min of een plus aangegeven. Steeds zal er gekeken worden naar de voortgang van het project. Wanneer stond het project stil en wanneer ging deze voor uit. De volgende causale verbanden zijn geschetst in het figuur hieronder, deze zijn gebaseerd op de beschreven probleembeschrijving en theorieën: • Geen interactie geen voortgang, gebaseerd op de theorie van het rondenmodel. • Gedragspatronen hebben invloed op de voortgang, het is nog onduidelijk of dit de voortgang vertraagd of juist versneld. • Verzet Vertraging. Het gedragpatroon blokkademacht in de staart geeft het verzet weer. Het type verzet kan verschillen. Er is vanuit gegaan dat de determinanten van Wolsink het verzet veroorzaken. • Institutionele factoren hebben invloed op het besluitvormingsproces • Het niet toepassen van de ontwerpprincipes veroorzaakt vertraging • Het toepassen van ontwerpprincipes veroorzaakt versnelling
institutionele factoren
wel toepassen ontwerpprincipes
wel interactie
voortgang van de besluitvorming (succesen)
geen interactie
geen voortgang van de besluitvorming (knelpunten)
blokkademacht in de staart verschillende typen van verzet
niet toepassen ontwerpprincipes
gedragspatronen: -strategisch gedrag - dynamisch gedrag - compensatie van verliezers en koppelingen - oplossing zoekt probleem
oorzaken: dertiminanten van Wolsink
Figuur 2.2: veronderstelde causale verbanden
@ Grontmij
24
Multiple- case analyse
2.4 Onderzoeksstructuur Het onderzoek is in verschillende stappen uitgezet. Omdat voornamelijk gebruik wordt gemaakt van de casestudie is de onderzoeksopzet aan de hand van de casestudy methode van Yin28 opgesteld, zie bijlage 4. De eerst stap in de case study methode is de theorie vorming en is uitgelegd in het theoretische kader. Deze theorievorming wordt gebruikt om de vertragingen dan wel versnellingen in de besluitvorming te verklaren. Er is begonnen met de vastlegging van de besluitvorming omdat hier onduidelijkheid over was. De uiteindelijke theorievorming komt aan het einde van het onderzoek aan de hand van de meervoudige casestudie analyse. Elke stap moet worden uitgevoerd om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. De doorlopen stap is de input voor de volgende stap(pen).
Stap 1 (H3) - Beleid - Teschnische aspecten - Economische aspecten - Het besluitvormingsproces Systeemafbakening
Stap 2 (H4) - Actoren- en - Netwerkanalyse
kritische actoren
Selectie objecten
Dataverzameling
Stap 4 (H6) Case I theoretisch kader
Case II
Case III-VI
kritische actoren beinvloedingsmogelijkheden
Stap 3 (H5)
individuele conclusies
Stap 5 (H7) multiple-casestudie
ontwerp theorie
Stap 6 (H8) conclusies en aanbevelingen
= toets van veronderstellingen = input voor volgende stap Figuur 2.2: de onderzoeksstructuur
Theoretisch kader Het theoretische kader geeft aan wat de veronderstelde verbanden zijn en waarop gelet zal worden. Elke keer is er gekeken of er bepaalde oorzaken voor vertraging in de besluitvorming zich voordoen. Er zijn daarbij verbanden gelegd tussen knelpunten en oorzakelijke factoren. Uiteindelijk zal de multiple-casestudie aantonen of deze verbanden ook daadwerkelijk bestaan. Stap 1: Beschrijvend onderzoek In stap 1 wordt het beleid voor windenergie op land beschreven, ook komen de technische en economische aspecten aan bod. Door dit kader te stellen is het dui28
Yin, R. (1994). Case study research: Design and methods (2nd ed.), Sage Publishing, Beverly Hills
@ Grontmij
25
Multiple- case analyse
delijk welke ontwikkelingen invloed hebben op de besluitvorming. Het beschrijvende onderzoek van de technische, economische en bestuurlijke complexiteit was vooral om extra inzicht te krijgen op het gebied van windenergie, windmolenpark projecten en de complexiteit van de besluitvorming. Na de eerste interviews bleek de fasen van een project, gezien vanuit de projectontwikkelaar, als volgt geschetst te kunnen worden. Deze is kort beschreven om een beeld te krijgen van de voortgang van een project vanuit de projectontwikkelaar gezien. Uiteindelijk is er voor gekozen de voortgang van het proces in verschillende ronden te schetsen. Deze eerste stap heeft geleid tot een systeemafbakening van het besluitvormingsproces. Stap 2: Netwerk en actorenanalyse. In deze stap worden de belangen, doelen en beinvloedingsmogelijkheden van de actoren achterhaald. Welke rollen hebben de belangrijke actoren en welke actoren hebben veel invloed op de besluitvorming. Hoe kunnen deze actoren invloed uitoefenen en waarom zullen bepaalde actoren dit ook doen. Stap 3: Selectie cases en dataverzameling Het doen van een casestudie begint met het definiëren van de te bestuderen onderwerpen en het maken van een onderzoeksontwerp. In deze stap zal er een selectie worden gemaakt van de te onderzoeken cases. De data zijn op verschillende manieren vergaard waarbij het interview is een belangrijke input geweest. Stap 4: Single-casestudie In stap 4 zijn verschillende casestudies uitgewerkt en worden er specifieke uitspraken over knelpunten en potentiële oorzaken gedaan. Er is een empirisch onderzoek uitgevoerd. De informatie komt voornamelijk uit de interviews. Stap 5: Multiple-casestudie In deze stap zullen de cases vergeleken worden op de veronderstellingen, de stellingen uit de interviews en de theorievorming uit de individuele cases. De voornaamste knelpunten voor windmolenparken zijn geïdentificeerd. Waarna gekeken is of de oorzaken van deze knelpunten overeenkomst vertonen tussen de cases. Er is ook een vergelijkende casestudie met een de verschil- en overeenkomstmethode toegepast. Stap 6: Theorievorming Uit de analyse is er een theorie over de voortgang van besluitvorming rond windmolenparken ontwikkeld. Vervolgens worden hier de conclusies en aanbevelingen gedaan.
@ Grontmij
26
Multiple- case analyse
3
Ontwikkelingen op het gebied van windenergie
In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen op het gebied van windenergie geïdentificeerd die eventueel invloed op de besluitvorming hebben. De volgende aspecten, beleid, techniek en economie, worden in dit hoofdstuk nader bekeken. Als al aangegeven in de probleemstelling is er onzekerheid over het beleid van de overheid op alle niveaus. Het planologische kader kan per bestuurslaag verschillen, hier zal kort in paragraaf 3.1 ingegaan worden. De snelle ontwikkeling van de techniek van windturbines heeft invloed op de besluitvorming. De ontwikkelingen hebben in de loop van de tijd meer mogelijkheden voor windenergie op land gecreëerd. De ontwikkeling van de techniek heeft zowel technische als economische gevolgen. Deze worden respectievelijk in paragraaf 3.2 en 3.3 besproken. Als laatste is het fasenmodel van de projectontwikkelaar in kaart gebracht om aan te geven hoe deze actor het proces doorloopt. Dit fasenmodel is omgebogen in een rondenmodel om aan te geven in welke ronden de besluitvorming van verschillende projecten is verlopen. In de afsluitende paragraaf wordt het systeem dat wordt meegenomen in de rest van het onderzoek geschetst. Stap 1 (H3) - Beleid - Teschnische aspecten - Economische aspecten - Het besluitvormingsproces Systeemafbakening
Stap 2 (H4) - Actoren- en - Netwerkanalyse
kritische actoren
Selectie objecten
Dataverzameling
Stap 4 (H6) Case I theoretisch kader
Case II
Case III-VI
kritische actoren beinvloedingsmogelijkheden
Stap 3 (H5)
individuele conclusies
Stap 5 (H7) multiple-casestudie
ontwerp theorie
Stap 6 (H8) conclusies en aanbevelingen
= toets van veronderstellingen = input voor volgende stap
@ Grontmij
27
Multiple- case analyse
Figuur 3.1: In dit hoofdstuk wordt stap 1 doorlopen
3.1
Windenergiebeleid in NL
Het beleid in Nederland wordt op drie verschillende niveaus gevoerd, regionaal, provinciaal en nationaal. Het realiseren van windmolenparken wordt door beleid beïnvloedt, vooral op het gebied van ruimtelijke ordening. Het gemeentelijke beleid wordt beïnvloed door het provinciale beleid en deze wordt weer gestuurd door het nationale beleid. Dit hoofdstuk beschrijft het beleid op verschillende niveaus. Ook wordt er gekeken naar de taakstellingen en naar het behaalde vermogen van de deze taakstelling. 3.1.1
Nationaal beleid
In juni 2001 is de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) door betrokken partijen, Rijksoverheid, IPO, en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondertekend. Het convenant is gesloten voor de periode tot en met 31 december 2010 met als doelstelling voor duurzame energie de realisatie van ten minste 1.500 MW aan windvermogen in Nederland op provinciaal ingedeeld territoir. In 2002 is daaraan als doelstelling toegevoegd om 6.000 MW aan windvermogen op zee te realiseren. De totale hoeveelheid van 7.500 MW is bijna de helft van de doelstelling voor 2020, waarin staat dat 10% van het landelijke energieverbruik door duurzame energiebronnen moet worden geleverd. Deze doelstelling is opgenomen in het Nationaal Milieubeleidsplan 429. Er worden veel vragen gesteld of het wel haalbaar en nodig is 1500 MW op land te realiseren. Het is door de twaalf provinciale milieufederaties en de stichting Natuur en Milieu bepaald dat het haalbaar (geografisch inpasbaar) is 1.500 MW in Nederland te realiseren30. Hier wordt benadrukt dat een groot voordeel van windenergie is dat het ruimtebeslag erg beperkt is. De locaties zijn gekozen vanuit een gemeenschappelijke ambitie, rekening houdend met bepaalde voorkeuren per provincie. Het realiseren van offshore windenergie staat nog in de kinderschoenen. Wel is al vastgesteld dat er volop ruimte is in de Noordzee. De ontwikkeling van offshorewindenergie vereist door weinig ervaringen internationaal, een stapsgewijs traject: eerst aan land, dan nearshore en pas later verder op zee. Om de realisatie van windprojecten te stimuleren, hebben de ministeries van VROM, EZ en Financiën een tal van subsidies en fiscale instrumenten vastgesteld. Deze maatregelen worden nogal eens door het beleid veranderd, door wisselingen van de wacht of andere oorzaken. De belangrijkste subsidies zijn op dit moment Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) en Energie Investeringsaftrek (EIA)31. De MEP-subsidie biedt zekerheid voor investeerders in duurzame energieopwekking in Nederland. Met de MEP ontvangt de producent voor een periode van in principe tien jaar een vast bedrag per aan het net geleverde kilowattuur elektriciteit. In het overzicht in bijlage 5 is te zien wanneer welk instrument werd ingezet. 29
‘Nationaal Milieubeleidsplan 4; Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’, ministerie van VROM, juni 2002 30 Novem (2000), Frisse wind door Nederland; Hoe wekken we in Nederland windenergie op met respect voor natuur en milieu?’, Stichting Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties, cd-rom aan de slag met windenergie, uitgegeven door Novem in april. 31 www.minfin.nl
@ Grontmij
28
Multiple- case analyse
De overheid heeft veel verschillende onderzoeksprogramma’s opgestart, beginnend in 1975 na de oliecrisis. De tijdshorizon begint vanaf 1975 omdat toen windenergie als serieuze vervanger van conventionele energie werd gezien. De gelden werden voornamelijk in de ontwikkeling van de techniek en het verlagen van de kostprijs gestopt. De focus was vanaf het begin op grootschalige applicatie met de energiebedrijven als belangrijkste actoren. De afgelopen jaren wordt er meer geld gestoken in de stimulans van daadwerkelijke plaatsing van windmolens. In het kader, aan het eind van deze paragraaf, is een totaal overzicht geschetst van de nationale onderzoeksprogramma’s, besluiten en doelstellingen op het gebied van windenergie vanaf 1975 tot 2005. 3.1.2
Provinciaal beleid
De provincies willen nieuw te plaatsen windturbines zoveel mogelijk clusteren tot windenergieparken of lijnopstellingen. Ook een bundeling met bestaande bedrijventerreinen, verkeers- en vaarwegen en waterkeringen geniet de voorkeur. Op deze wijze is minder ruimte noodzakelijk om het gewenste potentieel te realiseren32. De provincies hebben een duidelijke taakstelling op basis van het BLOW-convenant voor vermogen aan windenergie gekregen. De verdeling over de provincies taakstelling BLOW in tabel 3.1 geeft de minimaal te realiseren vermogen aan. Sommige provincies hebben deze doelstellingen opgeschroefd naar een hoger vermogen. Bijna alle provincies zijn bezig met het expliciet opnemen van windbeleid en windlocaties in het streekplan of in een omgevingsplan. De provincie geeft in deze plannen of in aparte beleidsregels aan welke ashoogtes en rotordiameter worden toegestaan. Deze beleidsregels zijn vaak per provincie weer verschillend. In het algemeen wordt het concentratiebeleid alsmede de koppeling van grootschalige windparken met grootschalige industrie in de provincie als een goede beleidslijn gezien33. Tabel 3.1: Taakstelling BLOW (Bron: Windmonitor) Verdeling taakstelling BLOW over de provincies Provincie
Taakstelling BLOW
Flevoland
220 MW
Noord-Holland
205 MW
Zuid-Holland
205 MW
Zeeland
205 MW
Friesland
200 MW
Groningen
165 MW
Noord-Brabant
115 MW
Gelderland
60 MW
Utrecht
50 MW
Overijssel
30 MW
Limburg
30 MW
Drenthe
15 MW
Totaal
1500 MW
32 33
Informatiecentrum duurzame energie (2003); windenergie, geschikt in het landschap Grontmij Advies & Techniek bv , evaluatieverslag, “windrichting”, Flevoland, december 1997
@ Grontmij
29
Multiple- case analyse
3.1.3
Regionaal beleid
Streekplannen of omgevingsplannen vormen de basis voor gemeentelijke plannen. Bij het opstellen van een gemeentelijk bestemmingsplan moet goedkeuring gevraagd worden aan het dagelijkse bestuur van de provincie, het college van Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten gebruikt het streekplan als handvat om een gemeentelijk bestemmingsplan te beoordelen. De gemeente moet dus bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan voor windenergie rekening houden met de voorwaarden in de door de provincie opgestelde streekplannen. De gemeente kan locaties voor windenergie of richtlijnen voor het plaatsen van windturbines op specifieke locaties vaststellen in het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan is voor zowel de overheid als burgers juridisch bindend. Dat heeft tot gevolg dat een bouwvergunning voor windturbines moet worden geweigerd indien het in strijd is met de aard of voorschriften van het bestemmingsplan, tenzij het mogelijk is om een vrijstellingsprocedure toe te passen. In het Blowconvenant is opgesteld dat eind 2005 minimaal 1.500 MW moet zijn opgenomen in bestemmingsplannen. De provincies zijn hiervoor een resultaatverplichting aangegaan. De Verenigde Naties zou de Nederlandse overheid een boete kunnen opleggen. Het realiseren van de taakstelling is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, provincies en rijk. 3.2
Procedures en vergunningen
Bij de meeste windturbineprojecten moeten er meerdere procedures worden doorlopen. Ook moeten er vergunningen en ontheffingen worden aangevraagd. Hieronder worden de mogelijke procedures en vergunningen geschetst. Dat zijn er minimaal twee: een milieuvergunning en een bouwvergunning. De criteria voor het afgeven van vergunningen verschilt per gemeente. Soms is ook nog een ontheffing of vergunning van een andere (semi-)overheid nodig. Zo moet een waterschap toestemming geven voor plaatsing van een windturbine bij dijken en vaarten. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gaat over de natuur- en beheergebieden. Andere voorbeelden van plekken waar een ontheffing verplicht kan zijn: vliegvelden, spoorlijnen en gebieden met gas- en pijpleidingen. Bij windparken groter dan 15 Megawatt of meer dan tien turbines, bepaalt de overheid of een milieu-effectrapportage (MER) noodzakelijk is. In zo'n MER worden de voor- en nadelen van verschillende locaties en opstellingsvormen van een windpark afgewogen tegen mogelijke alternatieven. Er zijn maar weinig windenergieprojecten die binnen het bestemmingsplannen passen van de gemeente. Indien de bouwaanvraag in strijd is met het gemeentelijke bestemmingsplan mag alleen een bouwvergunning worden verleend door middel van een vrijstelling of een herziening van het bestemmingplan. m.e.r.-procedure Een windmolenpark is m.e.r.-beoordelingsplichtig bij de plaatsing van meer dan 10 windmolens of met een vermogen van meer dan 15 MW. Grootschalige windparken (meer dan 15 MW) blijken vaak na de beoordeling van het bevoegde gezag alsnog m.e.r.-plichtig te zijn. Grontmij adviseert de initiatiefnemer er vanuit te gaan dat het park m.e.r.-plichtig is en voert zodoende een gewone m.e.r. uit en geen m.e.r.-beoordeling. De m.e.r.-procedure is ervoor bedoeld om het milieubelang een volwaardige plaats te geven bij de planvorming en dient als hulpmiddel bij de
@ Grontmij
30
Multiple- case analyse
besluitvorming. M.e.r. zoekt een balans tussen de wensen van de initiatiefnemer, wettelijke voorschriften, randvoorwaarden van de overheid en belangen vanuit de omgeving. De m.e.r.-procedure is altijd gekoppeld aan het eerste ruimtelijke besluit dat voorziet in de realisatie van het plan. Dit kan bijvoorbeeld een bestemmingsplan of een streekplan zijn. Voor de locatie van een windmolenpark wordt een locatie-MER uitgevoerd, deze is vaak gekoppeld aan een streekplanwijziging. Voor de indeling van een windmolenpark word een inrichtingen-MER opgesteld, deze is vaak gekoppeld aan een bestemmingsplanwijziging, zie bijlage 6. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan heeft als doel het concretiseren van het ruimtelijk beleid op gemeentelijk niveau en bindt zowel de overheid als de burger. Bij een initiatief tot het oprichten van windturbines is het geldende bestemmingsplan dus het voor de burger/initiatiefnemer juridisch bindende plan. Voor een bestemmingsplan waarin de oprichting van windturbines mogelijk wordt gemaakt, dienen de (mogelijke) effecten op natuur en landschap te worden beschreven. Er kan volstaan worden met een vrijstelling van een bestemmingsplan wijziging op grond van artikel 19 Wet Ruimtelijke Ordening (WRO). Bouwvergunning Een windturbine is van zo’n omvang waardoor altijd een bouwvergunning verplicht is. Als er ook een milieuvergunning nodig is, kan de bouwvergunning pas verleend worden als de milieuvergunning verstrekt is. Milieuvergunning Windturbines en windparken vanaf 15 MW vallen direct onder de Wet Milieubeheer. Hiervoor is een volwaardige milieuvergunning nodig. Ook is een milieuvergunning nodig als een windenergieproject van minder dan 15 MW niet voldoet aan de voorwaarden uit het Bvim34. Flora- en faunawet Bij de meeste windturbineprojecten moet ook rekening worden gehouden met de Flora- en faunawet, die de bescherming regelt van planten- en diersoorten. De initiatiefnemer heeft op grond van deze wet een ontheffing nodig van de provincie om de aanwezige flora en fauna te mogen verstoren. Natuurbeschermingswet In de aangewezen gebieden mogen geen windturbines geplaatst worden. Mocht je toch windturbines willen plaatsen dan is daar een vergunning voor nodig. 3.2.1
overzicht juridische procedures windenergie
Uit bovenstaande tekst is gebleken welke vergunningenprocedures moeten worden doorlopen voor het plaatsen van windturbines. De schematische weergave van het vergunningentraject voor een windmolenpark groter dan 15 MW en 10 windmolens, zie figuur xxx, geeft weer welke vergunningen verplicht zijn. Hier zijn de laatste twee vergunningen, ontheffing voor flora en fauna en natuurbeschermingswet, er buiten gelaten omdat deze vergunningen afhankelijk zijn van de locatie. Het komt er vaak op neer dat er 6 vergunningen en/of ontheffingen nodig zijn. 34
Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer, ministerie van VROM, Stb. 346, 2001
@ Grontmij
31
Multiple- case analyse
Elke procedure kent ongeveer 4 inspraakmoment. Totaal komt dit dus neer op 24 inspraakmomenten. Er zit geen eis aan de diversiteit van het bezwaar. Als burger kan je 24 keer bijna het zelfde bezwaar maken/indienen. Voor sommige bezwaren moet er een nieuwe commissie ingeschakeld worden om dit bezwaar te bekijken.
windenergieproject > 15 MW
m.e.r.-beoordeling
bestemmingsplan herziening of vrijstellingsprocedure
bouwvergunning
milieuvergunning
Figuur 4.3: overzicht van de juridische procedures voor het plaatsen van windturbines.
3.3 3.3.1
Technische aspecten De techniek
Windturbines zetten met hun rotorbladen de bewegingsenergie van de wind via een generator om in elektriciteit. De elektriciteitsproductie wordt meestal uitgedrukt in megawattuur (MWh) per jaar. Een turbine van 5 MWh suggereert dat deze 5 MW per uur genereert. De geproduceerde elektriciteit is altijd lager dan met het geïnstalleerde vermogen in theorie bereikt kan worden. De theoretische waarde is namelijk gebaseerd op gunstige windcondities gedurende het hele jaar. Een windturbine met een groter vermogen levert meer elektriciteit, maar is vaak ook groter van omvang. De tiphoogte wordt bepaald door ashoogte en de straal van de rotorbladen. Hogere windturbines zijn vanaf een grotere afstand zichtbaarder dan lagere windturbines en hebben daardoor een grotere impact op het landschap.
@ Grontmij
32
Multiple- case analyse
rotordiameter
ashoogte
Figuur 4.4: voorbeeld windturbine
De energieproductie wordt voornamelijk bepaald door de windsnelheid en het door de rotor bestreken oppervlak. De energie in de lucht hangt tot de derde macht af van de windsnelheid. Twee keer zoveel wind betekent dus acht maal zoveel energie. Bij een dubbel zo grote rotordiameter wordt er vier maal zo veel energie wordt geproduceerd Wil je een goede schatting kunnen doen over de te verwachte opbrengst van windturbines dan is het van belang gedetailleerde informatie over de wind in de omgeving te hebben. Op grotere hoogtes waait het harder waardoor er meer windenergie kan worden opgevangen. Locaties met lage windsnelheden worden interessanter door de toename van de tiphoogte. Aan de grond is de windsnelheid nul en neemt daarna exponentieel toe afhankelijk van de glooiing van het landschap. Op een hoogte van 2 km boven de grond verandert de windsnelheid niet meer. Er zijn twee manieren om de windsnelheid op een bepaalde hoogte te meten. Er is voor gekozen de windsnelheid aan de hand van een referentie waarde te bepalen. Voor de referentie waarde is de windkaart van het KNMI (zie bijlage 7) genomen. Hier zijn de gemiddelde windsnelheden op 10 m hoogte weergegeven over 30 jaar. Ter indicatie is er uitgerekend met formule power exponent function35, x
z afhankelijk van het gebied V ( z ) = Vr * gebruikt. zr ( V (z ) = windsnelheid op hoogte z Vr = windsnelheid op referentie hoogte.) Er van uitgaande dat deze windsnelheid niet erg zal veranderen kan er berekend worden wat de snelheid is op 124 m hoogte op bijvoorbeeld een locatie met een gemiddelde snelheid van 4,5 m/s op 10 meter hoogte. Op 124 meter hoogte is de gemiddelde snelheid 5,8 m/s. Dit is berekend met de grootste turbine met een vermogen van 5 MW. In de figuur hieronder kan je zien dat de stand der techniek van windturbines aan verandering onderhevig is.
35
Walker, J.F. & Jenkins, N. (1997), Wind energy technology, Unesco Energy Engineering Series.
@ Grontmij
33
Multiple- case analyse
Figuur 3.4: groei in omvang van commerciële windturbines,
Bron: wind energy the facts, 2004 De maximale windenergie die omgezet kan worden door windturbines wordt al vanaf 1919 bepaald door het Betz limiet. Dit limiet geeft aan dat windenergie voor 59% kan worden omgezet in elektriciteit. De windturbines zijn op dit moment erg efficiënt met minder dan 10% thermisch verlies in het transmissiesysteem. De meeste verliezen zijn op dit moment door de trek(tegendruk)op de bladen en de energieverliezen in het mechanische en elektrische energie. De stand der techniek van de beste windturbines hebben een maximaal rendement van 50 %. Een geïnstalleerde windmolen van 2 MW wil niet zeggen dat er altijd 2 MW wordt geproduceerd. Deze wordt geproduceerd bij zijn ideale snelheid. De opbrengst factor (Cp) is het rendement van de turbine Het Cp-getal is iets lager naarmate de gemiddelde windsnelheid hoger is en hangt af van de kwaliteit van de turbine. In Nederland varieert ze van ca. 2,8 aan de kust tot 4,0 in het binnenland36. De opbrengst van een windmolen is afhankelijk van het Cp-getal, de rotordiameter (A) en de wind(V). In de formule wordt het jaargemiddelde snelheid op ashoogte genomen. Met de volgende formule kan de verwachte energieproductie berekend worden: W = C p * 1 ρAV 3
2
De opbrengst van een windturbine wordt meestal uitgedrukt in kWh. Een generator van 2 MW produceert per uur (3.600 sec) 2 MWh, ofwel 7.200 MJ =7,2 GJ. De opbrengst wordt tegenwoordig berekend aan de hand van de capaciteits factor. In Nederland op dit moment 25%. Dit houdt in dat een turbine gemiddeld 500 kWh produceert. Het verbruik van een gezin is ongeveer 3300 kWh per jaar. In een jaar kan een 2 MW turbine dus ongeveer 1400 huishoudens voorzien. De efficiëntieverbeteringen van de windturbine worden vooral gehaald uit de verbeteringen op specialistisch niveau. De drijvende krachten achter de technologische ontwikkeling van windturbines zijn37 : 1 36 37
Plekken met verschillende windvermogens http://home.planet.nl/~windsh EWEA, wind energy, the facts, an analysis of wind energy in the EU-25, 2004
@ Grontmij
34
Multiple- case analyse
2 3 4 5 6
Levering aan het net Akoestische bezwaren Aërodynamische performance Visuele vertoning Offshore mogelijkheden
De levering aan het net kan soms erg fluctueren door verschillen in de windkrachten. Hierdoor kan het zijn dat het net de onbalans niet goed kan verwerken. De verwachting is dat inpassing van grote hoeveelheden windenergie technisch geen probleem zal zijn, maar dat de discussie zich zal concentreren op het vraagstuk welke aanpassingen van het net noodzakelijk zijn en hoe de kosten verdeeld moeten worden38. 3.3.2
milieueffecten
Uit al uitgevoerde milieueffectrapportages (MER’s) voor windparken in Nederland blijkt dat de aspecten landschap, geluid en vogels het meest belangrijk zijn bij de bepaling van de effecten op het milieu. Zonlicht veroorzaakt schaduwen van de draaiende rotorbladen van de windturbine. Het door de rotorbladen onderbreken van direct zonlicht, dat in een woning naar binnen schijnt, wordt als hinderlijk ervaren. Men spreekt dan van slagschaduw. Slagschaduw kan vrijwel nooit optreden ten zuidoosten, zuiden of ten zuidwesten van een windturbine. Een juiste oriëntatie van windturbines ten opzichte van woningen is dan ook voldoende om dit probleem te voorkomen. Daarnaast kan slagschaduw worden voorkomen door de windturbine zo te programmeren dat gedurende het optreden van slagschaduw de windturbine wordt stilgezet. Om deze redenen wordt slagschaduw niet gezien als een van de grootste belemmeringen voor de inrichting van plangebieden. De geluidsproductie van een windturbine neemt toe met de windsnelheid en wordt voornamelijk veroorzaakt door de bladen. De meeste hinder wordt ondervonden bij windsnelheden tussen de 8 en 12 m/s. Waait het harder dan 12 m/s dan overstemt de wind het lawaai van de bladen. Afspraken met betrekking tot een bepaalde tipsnelheid kunnen in een contract/vergunning van tevoren worden vastgesteld. De Wet Milieubeheer schrijft voor dat de maximale geluidsdruk van 40 dB(a) op de gevels van woonhuizen niet mag worden overschreden. Deze wet geeft ongeveer een afstand van 400 m tussen de turbines en de bebouwing aan. Windturbines kunnen nadelige gevolgen voor vogels hebben. Er bestaat een kans dat vogels tegen turbines botsen, ook bestaat de kans op verstoring van hun leefen broedgebied. Soms wordt er door het bevoegd gezag een extra vogelonderzoek gevraagd eer zij de vergunning willen verlenen omdat de vogelsterfte erg per gebied kan verschillen. Er is berekend dat er in Nederland bij een geïnstalleerd vermogen van 1500 MW rond de 30.000 vogelslachtoffers is. De schatting van de sterfte gevallen bij de jacht, hoogspanningsleidingen en verkeer is 4,5 miljoen per jaar. In verhouding kan je dus vaststellen dat er weinig sterfte gevallen zijn door de komst van windturbines39. De impact van horizonvervuiling heeft invloed op het ontwerp en op de locatie keuze. De horizonvervuiling is geheel subjectief. Sommige partijen vinden windturbines storend terwijl andere deze juist mooi vinden of het in ieder geval niet storend vinden. Er wordt in Nederland zoveel mogelijk geprobeerd windturbines in het land38
Background Document for the Policy Workshop: Development of offshore wind energy in Europe. Ministerie van Economische Zaken, sept/okt. 2004 39 Informatiecentrum Duurzame Energie, www.duurzame-energie.nl
@ Grontmij
35
Multiple- case analyse
schap in te passen. Rij-opstellingen langs een dijk of tocht is hier een goed voorbeeld van. Per locatie zal gekeken moeten worden wat de beste inpassing in de omgeving is. In een MER wordt dit het landschapalternatief genoemd. Samenvattend kan worden gezegd dat veel effecten van windturbines kunnen worden opgevangen door het leveren van een juist ontwerp op een goede afstand van bebouwing. Horizonvervuiling blijft lastig te ondervangen omdat dit iets subjectiefs is. 3.4
Financieel-economische aspecten
De volgende paragrafen gaan achtereenvolgens in op de ontwikkelingen, de kosten en de opbrengsten. De laatste paragraaf gaat in op de vraag in hoeverre windenergie rendabel is. 3.4.1
ontwikkelingen
De evolutie van commerciële wind technologie is hard gegaan. De moderne commerciële windenergie begon in 1975 als gevolg op de olie crisis in de zeventiger jaren. In de laatste 20 jaar is het vermogen van windturbines verhonderdvoudigd, zie figuur 3.5, de kosten zijn gezakt en de industrie is bijna een volwassen commerciële industrie wat op de rand van concurreren zit met conventionele opwekking. De grootschalige aanpak van de opwekking van windenergie heeft inmiddels de experimentele fase doorlopen en kan nu worden beschouwd als bedrijfsmatige en commerciële wijze van elektriciteitsopwekking, zie figuur 4.6. Vergeleken andere duurzame energiebronnen ligt windenergie hoog op de S-curve.
Figuur 3.5: Duurzame technologieën op de S-curve (Bron: Energy Policy, Elsevier)
@ Grontmij
36
Multiple- case analyse
Een andere ontwikkeling is te zien in het feit dat de windturbineleveranciers steeds professioneler worden. De kleine bedrijfjes gaan failliet of worden overgenomen, zie bijlage 8. De molens worden steeds groter en duurder. Meerdere deelnemers moeten meedoen omdat een molen te duur wordt. De kleine agrariërs hebben niet meer dan 1 miljoen eigenvermogen in hun bezit en de risico’s worden te groot voor de kleine ondernemer. Hierdoor is een verandering te zien in de investeerders. Vestas, een van de grootste windturbineleveranciers, heeft geanalyseerd dat de meeste investeerders projectontwikkelaars zijn, zie bijlage 9. 3.4.2
Kosten
Het zicht op een rendabele investering maakt het de moeite waard om kosten te maken voor een projectontwikkelaar. De grootste investering op land (circa 80%) zit hem in de aanschaf van de turbine. De rest van de kosten zijn opgebouwd uit: onderzoeks- en advieskosten, planontwikkelingskosten, parkbekabeling, de kosten van het oprichten van een rechtspersoon, kosten voor grondverwering, kosten voor bouwrijpe maken en bouwen, legeskosten en aansluitkosten op het elektriciteitsnet. Hierna worden enkele componenten van de investeringskosten nader toegelicht. Uiteindelijk draait het bij de exploitatie van een commercieel windpark natuurlijk om kosten. De kosten van de elektriciteit gegenereerd uit wind moet concurreren met elektriciteit opgewekt uit conventionele energie. Hieronder zie je een plaatje van de afgenomen kosten ten opzichte van de gemiddelde windsnelheid per windmolen. De opwekkosten zijn sinds de start van de huidige ontwikkeling, eind jaren ’70 met 80% gedaald en de verwachting is dat deze trend wordt voorgezet. De gemiddelde kosten voor het opwekken van een kWh op een windrijke locatie ligt tussen de 4 à 5 eurocent.
Figuur 3.7: kosten in €centen/kWh (Bron: windenergy the facts, 2004)
Kosten grondverwerving Gronden waren begin jaren ’90 nog eenvoudig in Nederland te verkrijgen. In Groningen waren de eerste locaties maar 500 gulden per jaar. Nu wordt er 10.000 euro tot 25.000 euro per jaar voor de grond gevraagd, daar er schaarste is aan goede locaties voor windmolens. Projectontwikkelaars kunnen een bouwrijp perceel verkopen of zelf exploiteren.
@ Grontmij
37
Multiple- case analyse
Onderzoeks- en advieskosten Een andere component van de investeringskosten is het lange proces van besluitvorming en vergunningverlening wat weer leidt tot problemen bij projectontwikkelaars. Lange en complexe besluitvormingsprocedures doen de investeringssom verdampen. Vaak worden er uitgebreide onderzoeken en een MER vereist, op kosten van de projectontwikkelaar, jaren voordat er geld wordt verdiend. Planschade Als er sprake is van een planologische wijziging (bijvoorbeeld een nieuw bestemmingsplan of een vrijstelling op grond van artikel 19 WRO), kan het zijn dat belanghebbende wordt geconfronteerd met een waardevermindering van zijn woning. De gemeenteraad kan aan belanghebbende, die schade lijden als gevolg van een planologische wijziging, een naar billijkheid (ten grondslag aan een taxatie) te bepalen schadevergoeding toekennen. Een algemene regel is dat als windturbines geplaatst worden op een afstand van een bepaald object van meer dan vier maal de ashoogte, er geen sprake is van planschade van enige omvang. Mocht er planschade worden toegekend dan is dit vaak maar enkele procenten van de waarde van een object in het economisch verkeer40. 3.4.3
Opbrengsten
Een projectontwikkelaar wil het liefst een zo groot mogelijk resultaat halen. De keuze voor de uiteindelijke turbine wordt achter in het proces genomen om zo kansen open te laten voor de nieuwe stand der techniek. In de m.e.r.-procedure worden vaak ook toekomstige ontwikkelingen als alternatief meegenomen omdat pas later de uiteindelijke keuze wordt gemaakt. Een exploitant kan zijn stroom voor grijze energieprijs verkopen. De prijs voor grijze energie is het laatste jaar gestegen, deze ligt ongeveer op 3 eurocent/kWh41. Zou een exploitant alleen windenergie voor deze prijs exploiteren dan maakt hij verlies. Windenergie kan op dit moment niet bestaan zonder overheidssteun. De opbrengsten van windturbines zijn erg onzeker door veranderingen van subsidies van de overheid die politiek bepaald zijn. Sinds 1 januari 2005 is de nieuwe Duurzame Elektriciteitsproductie-subsidie van kracht, de Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP). De regeling MEP bestaat uit een tegemoetkoming voor producenten van elektriciteit die is opgewekt door middel van opwekking uit duurzame energiebronnen, door middel van warmtekrachtkoppeling of door middel van klimaatneutrale fossiele energiedragers. Deze vergoeding biedt zekerheid voor investeerders in duurzame energieopwekking in Nederland. Met de MEP ontvangt de producent voor een periode van in principe tien jaar een vast bedrag per aan het net geleverde kilowattuur (kWh) elektriciteit. In bijlage 10, kunt u vinden wat de MEP is per duurzame-energie-optie. Door deze subsidie en de eis van de overheid een locatie maximaal te benutten, kan je ervan uit gaan dat een projectontwikkelaar voor de meest vermogende windturbine zal kiezen. Hier word wel een trade-off gemaakt tussen de betrouwbaarheid en de nieuwste techniek.
40 41
Jos Beurskens en Gijs van Kuik, Alles in de wind vragen en antwoorden over windenergie, oktober 2004 EWEA, windenergy the facts, 2004
@ Grontmij
38
Multiple- case analyse
Er zijn voor de gemeente en de overheid ook baten te behalen bij realisering van windmolenparken. Deze baten zijn kosten voor de projectontwikkelaar. De baten komen via leges en OZB-belasting42 bij de gemeente terecht. De bouwleges zijn 1% van het geïnvesteerde kapitaal. Investeringskosten voor een projectontwikkelaar zijn geschat op ongeveer 1000-1200 per kWh op het land. De OZB-Belasting voor een windturbine van 2 MW levert ongeveer 5000 euro43 op. De OZB zal binnen gehaald worden zolang als de windturbine in de gemeente staat. De externe baten zouden ook meegerekend (moeten) worden omdat deze vermeden kosten zijn. Er wordt geschat dat de vermeden kosten gemiddeld op 2 eurocent/ kWh komt44. De grootste baten worden gehaald uit de vermeden externe kosten, deze baten zijn voor een gemeente minder direct merkbaar. Het meereken van de externe baten geeft na 20 jaar een heel groot verschil. De tegenstanders laten dit achterwege en maken graag gebruik van de meest negatieve invulling. Voor de meeste gemeente is het niet direct merkbaar maar het investeren in windenergie kan werkgelegenheid creëren. Windenergie verschaft werkgelegenheid aan meer dan 100.000 mensen, van deze mensen werken er ongeveer 50.000 in Duitsland. De omzet in de mondiale windindustrie bedroeg in 2003 circa 6 miljard euro45. Gemeente Flevoland zegt 100 directe arbeidsplaatsen aan windenergie ingevuld te hebben. Voor de gemeente kan werkgelegenheid en grote investeringen in de gemeente een goede economische impuls zijn. Voor de kleine gemeente zijn de OZB-belasting en de leges ook een aantrekkelijke inkomsten. In verhouding is een opbrengst van maar 1,5% op zo’n grote investering niet noemenswaardig. 3.4.4
Rendement
Het rendement van een windpark is uit te drukken in de opbrengsten per geïnvesteerd vermogen uitgedrukt in procenten per jaar. Er zijn verschillende rendementen te behalen op een windmolen(park). De agrariërs hebben in de begin jaren genoegen genomen met een rendement van 2-6% op de investering. Dit is geen hoog rendement als je het over een kapitale investering van een miljoen hebt. Voor de agrariërs is windenergie de meest lucratieve neveninkomsten waardoor het soms de doorslag kan zijn of het bedrijf kan blijven bestaan. Een globale inschatting van de directe opbrengsten voor een agrariër gaan uit van een opbrengst die ligt tussen de €20.000 en €40.000,-per MW per jaar46. Groenraedt is een projectontwikkelaar dat een windmolenpark bekostigt met participatiegelden. Hierop adverteren zij dat ze 19% rendement kunnen halen. Dit is wel een heel aantrekkelijke deal en identificeert dat er misschien wel te veel subsidies worden weggeven. Dit hoge rendement kan behaald worden doordat mensen met een hoge belastingschaal investeren in het project waardoor er maximaal gebruik kan worden gemaakt van de EIA, Energie Investerings Aftrek. Deltawind, een coöperatie actief in Goeree-Overflakkee, garandeert 7% rendement aan hun leden. Een paar procent wordt voor de rest geïnvesteerd in andere
42
Onroerendzaakbelasting, belasting gekoppeld aan de taxatiewaarde http://www.gemeentesluis.nl/pdf/discussienota_windenergie_deel1en2.pdf 44 EWEA, wind energy, the facts, an analysis of wind energy in the eu-25, 2004 45 Eize de Vries, Wetenschapsjournalist, 8 november 2004 46 www.KEMA.nl 43
@ Grontmij
39
Multiple- case analyse
duurzame ontwikkelingen. Gemiddeld rendement voor een windmolenpark ligt rond de 10-15%, mits de subsidies aanblijven. Bij commerciële exploitatie varieert de kostprijs tussen de 0,04 en 0,05 per kWh op goede windrijke locaties tot ongeveer € 0,08 per kWh landinwaarts. Vanuit de overheid is € 0,08 per kWh aan subsidie of fiscale ondersteuning mogelijk. Windenergie wordt verkocht voor ongeveer de prijs van grijze stroom. Hieruit volgt dat de exploitatie van windenergie over het algemeen een rendabele activiteit is op welke locatie dan ook in Nederland. Hier moet wel op worden aangetekend dat de MEP-subsidie beschikbaar wordt gesteld totdat 18.000 vollast-uren zijn bereikt. Toelichting vollast-uren: de vollast-uren worden bereikt bij een 3 MW turbine bij een gecumuleerde productie van 18000*3 = 54000 MWh. Wanneer dat precies is, is afhankelijk van de locatie. In de regel wordt dit punt binnen 7 à 8 jaar bereikt. 3.5
het besluitvormingsproces
Het Landelijk Bureau Windenergie47 heeft het proces van plan tot plaatsing van windmolens in verschillende fasen beschreven (bijlage 2). Het voortraject wordt in vier fasen opgedeeld. De vier nog eens noemen! Voor de gemeente is er een stappenplan, het locatieontwikkelingstraject, opgesteld. Bestaand uit twee stappen, locatiekeuze en locatieontwikkeling. De provincie heeft een bepaalde benadering van het ontwikkelen van windenergie dat meer betrekking heeft op de locatie en het stimuleren van ontwikkelingen hierop. Na interviews met projectontwikkelaars48 en Grontmij adviseurs voor projectontwikkelaars is het duidelijk dat de projectontwikkelaars hun eigen traject onderkennen. Hierin wordt aangegeven hoe het verloop van het proces verloopt en ook duidelijk maakt dat in elke opeenvolgende fase van het windenergieproject er aan meerdere voorwaarden moet worden voldaan. Door de projectontwikkelaars ook wel de waardeketen ontwikkeling genoemd. De fasen die doorlopen worden met belangrijke ijkpunten is geschetst in het volgende figuur 3.7. Deze fasen zijn voor ontwikkelaar opeenvolgend te doorlopen. De ijkpunten staan boven aan, hieronder zijn de acties vermeld en in de balk de verschillende fasen. De tijdslijn is fictief, deze is niet concreet vastgesteld
47 48
LBW; Landelijk bureau voor windenergie(1997), Realisatie Windenergie Projecten, Een stappenplan, Zeist Rolf Koster, Arthur Vermeulen, Mark Groen, Mark Kreft en Guido Bakema
@ Grontmij
40
Multiple- case analyse
Waardeketen ontwikkeling projectontwikkelaar
intentieverklaring stappenplan
vormen projectgroep afspraken over financiering consultatie belanghebbende actoren opzetten stappenplan
exclusiviteit
indienen startnotitie
draagvlak feasibility uitvoeren inrichtingsstudie (haalbaarheidsonderzoek:publiek-privaat) financieel-economisch haalbaarheidsonderzoek (haalbaarheidsonderzoek: privaat deel) mer bestemmingsplan vergunningen ontwerp
windaanbod quickscan inpassing
fase 1: acquisitie
fase 0: voorfase
1-1-05
financiering investeerders bouwvergunning
1-1-06
1 Jan, 2004
fase 2: publieke besluitvorming
1-1-07
fase 3: wettelijke procedures
1-1-08
bestellen windmolens bouwrijp maken bouwen
fase 4: realisatie
fase 5: exploitatie en beheer
1-1-09 1 Jan, 2010
Figuur 3.7: stappenplan projectontwikkelaar
Het nadeel van het fasenmodel is dat het van één centrale actor uitgaat terwijl er met een dergelijk groot project als een windmolenpark meerdere actoren invloed hebben op de besluitvorming, waardoor het model dus niet geschikt is. Iedereen doorloopt een aantal stappen en zo komt er door interactie een bepaald beleid /plan naar voren. Het meest geschikte model om de besluitvorming vast te leggen is dus het rondenmodel, omdat in dit model de besluitvorming wordt bepaald door meerdere actoren. Uit de stappenplannen van de gemeente, provincie en ontwikkelaar is er een rondenmodel opgesteld. Verschillende ronden zijn duidelijk te onderscheiden: • •
Locatie ontwikkeling, ronde eindigt met locatie opgenomen in streekplan of Provinciaal Omgevingsplan (POP). Vergunningentraject, vergunningen en planologische procedures49, ronde wordt gestart met besluit indienen van de startnotitie
49
In het fasemodel gaat de aandacht uit naar vertraging in de besluitvorming die optreedt door de tegenstand van onder meer omwonende, lokale en provinciale overheden. Deze tegenstand is vooral te vinden in het vergunningtraject. Dit traject kan gezien worden als één ronde, die is opgedeeld in fasen. Het te doorlopen het vergunningtraject is reeds in figuur 4.3 geschetst.
@ Grontmij
41
Multiple- case analyse
Per case verschillende ronden met minder duidelijke begin en eind punten: • (Bestuurlijk) draagvlak en eerste initiatieven. Deze ronde in het ontwikkelproces bestaat altijd uit een haalbaarheidsstudie. In deze fase wordt onderzocht of een windpark op een bepaalde locatie zowel milieutechnisch, planologisch als financieel haalbaar is. Daarnaast wordt er bij de overheid de bestuurlijke mogelijkheden afgetast. Deze ronden wordt opgestart door het besluit van een locatietoewijzing en eindigt met eerste initiatief. Deze ronde kan ook eindigen met het besluit van de gemeente voor een integraal plan en een kader. • Samenwerkingsverbanden, eerste planfase en samenwerking met grondeigenaren. Voor het kunnen realiseren van een windpark door een initiatiefnemer zijn gronden nodig. Soms zijn het de grondeigenaren die gezamenlijk een windpark willen realiseren, de andere keer is het een energiemaatschappij, overheid of een commercieel initiatief. Doordat men afhankelijk van elkaar is ontstaat er vaak een ronde die bestaat uit het vinden van de juiste samenwerking. Hier wordt vaak al het eerste plan geschetst. Deze ronde eindigt vaak met een samenwerking en/of een eerste plan dat naar buiten word gebracht. • Planontwikkelingsfase. De ontwikkelingen van de plannen worden naarmate het proces vordert concreter. De uiteindelijke invulling wordt pas aan het eind van het vergunningentraject of zelfs daarna genomen. Voor een quickscan of de locatie al dan niet rendabel is een eerste planontwikkeling nodig. Hier wordt gerekend met de stand der techniek.
3.6
procesafbakening
De besluitvorming in het voortraject in 5 ronden te omschrijven. Deze ronden vallen binnen de scope van het onderzoek. Verschillende actoren hebben invloed op de besluitvorming. De omgeving wordt door de economische aspecten en technische aspecten en het nationale beleid bepaalt. Het hangt van de actoren af wat zij met de omgeving doen, ook wel omgevingsmanagement genoemd50. De realisatie en beheer fase vallen buiten de scope van het onderzoek. De systeemafbakening geeft duidelijk aan wat de scope is van het vervolg van het onderzoek.
50
De voortgang en vaart van de besluitvorming kan gediend zijn bij het benutten van de omgeving. Dit wordt omgevingsmanagement genoemd.
@ Grontmij
42
Multiple- case analyse
Nationaal beleid
technische ontwikkelinen
economische ontwikkelingen
ACTOR locatieontwik keling
ACTOR
ACTOR
besluitvorming rond een windmolenpark in NL van locatie tot aan de realisatie
eerste initiatieven bestuurlijk draagvlak
vergunningen traject ACTOR ACTOR
planontwik keling
ACTOR
systeemgrens van het besluitvormingsproces
samenwerk ing en planfase
Het proces
OMGEVINGSINVLOED
keuze energieleverancier
realisatie en beheer
keuze uiteindelijk turbine
Figuur 3.8: Systeemafbakening
@ Grontmij
43
4
Actoren- en netwerkanalyse
In de probleemstelling is vooral uitgegaan van het perspectief en de belangen van Grontmij. In de problematiek zijn echter meerdere actoren betrokken, elk met zijn eigen visie, belangen en doelstelling. In de actorenanalyse zijn alle relevante actoren geïdentificeerd en nader onderzocht. Vanuit de netwerkanalyse en de casestudies kan er meer worden gezegd over wanneer een actor een kritische positie inneemt omdat hij de besluitvorming voor het realiseren van een windmolenpark op land kan vertragen dan wel verhinderen. Tot slot worden de beinvloedingsmogelijkheden van betrokken en kritische actoren bekeken met behulp van een brainstormsessie, interviews en literatuur. Stap 1 (H3) - Beleid - Teschnische aspecten - Economische aspecten - Het besluitvormingsproces Systeemafbakening
Stap 2 (H4) - Actoren- en - Netwerkanalyse
kritische actoren
Selectie objecten
Dataverzameling
Stap 4 (H6) Case I theoretisch kader
Case II
Case III-VI
kritische actoren beinvloedingsmogelijkheden
Stap 3 (H5)
individuele conclusies
Stap 5 (H7) multiple-casestudie
ontwerp theorie
Stap 6 (H8) conclusies en aanbevelingen
= toets van veronderstellingen = input voor volgende stap Figuur 4.1: In stap 2 is een actoren- en netwerkanalyse uitgevoerd
4.1
Actoren in het proces
In eerste instantie is een lijst met betrokken actoren opgesteld. Deze actoren zijn, om het overzicht te behouden, opgedeeld in vier groepen: overheidsinstellingen, private organisaties, maatschappelijke organisaties en niet-georganiseerde belanghebbenden. Deze lijst is tot stand gekomen door te kijken welke actoren be-
@ Grontmij
Multiple- case analyse
trokken zijn bij de formele structuur zoals beschreven in hoofdstuk 3. De economische en technische aspecten beschreven geven ook een indicatie van de betrokken actoren. Dit zijn de actoren, die invloed kunnen uitoefenen op de terzake doende factoren. Tabel 4.1: Betrokken actoren bij realisatie van windmolenparken op land
Overheidsinstellingen
Private organisaties
Maatschappelijke organisaties
Ministerie VROM Ministerie EZ Ministerie LNV Commissie-m.e.r. Gemeenten Provincies Netwerkbeheerder Task Force Wind, een organisatie gesubsidieerd vanuit EZ.
Projectontwikkelaar, de initiatiefnemer, Windturbine leveranciers (Siemens, Vestas, Enercon) Energiedistributeurs Adviseurs (Grontmij) Financiële instellingen
Natuur activisten Belangenorganisaties (vaak in Stichtingen voor behoud van het landschap en natuur)
Nietgeorganiseerde belanghebbende Omwonende grondbezitters
Doordat de problemen liggen bij de besluitvorming is het van belang om te onderzoeken wat het beeld van de belanghebbende actoren op de problematiek is en op welke manier zij zich in het netwerk zullen/kunnen gedragen. De belangen, problemen en beinvloedingsmogelijkheden van de betrokken actoren zijn opgesteld om hier een beter inzicht in te krijgen, zie bijlage 11. Deze doelen en belangen zijn met de ‘Quick and Dirty-methode51’ gevonden. De uitgevoerde actorenanalyse is aan de hand van analyses van teksten en interviews uitgevoerd.
4.2
Netwerkanalyse
Hierop volgend zijn bepaalde studies gedaan of een actor kritisch en/of betrokken is, zie bijlage 12. Kritieke actoren zijn noodzakelijk voor de realisatie van het project omdat zij over onvervangbare wezenlijke hulpbronnen beschikken of anderzijds instaat zijn het project te dwarsbomen of zoveel mogelijk te vertragen. Voor een iets uitgebreider inzicht is er een doel-middelenschema52, zie bijlage 14, voor een projectontwikkelaar opgesteld omdat deze actor de opdrachtgever van Grontmij is en daarom vanuit Grontmij als belangrijke actor wordt gezien. Tevens is er gekeken naar de betrokkenheid van de actoren. Met betrokkenheid wordt bedoeld of de actor belang hecht aan het realiseren van het project en mogelijk al betrokken is bij het proces. De volgende actoren zijn de belangrijksten binnen het systeem en kunnen dus helpen het onderzoek op te starten en uit te voeren. •
Initiatiefnemers (betrokken en kritieke actor)
51
Dictaat TB211, Analyse van Complexe Omgevingen, dr. Ir. B. Enserink, dr. J.F.M. Koppenjan, prof.dr.ir. W.A.H. Thissen, mei 2002, p.116 52 Dictaat TB211, Analyse van Complexe Omgevingen, dr. Ir. B. Enserink, dr. J.F.M. Koppenjan, prof.dr.ir. W.A.H. Thissen, mei 2002, p.116-117
@ Grontmij
45
Multiple- case analyse
• • • •
Grondeigenaar (soms betrokken en kritieke actor) Provincie (betrokken en kritieke actor) De gemeente (betrokken, en kritieke actor) Georganiseerde omwonende (belang en geen belang, kritieke actor)
Deze partijen, gemeente, provincie, initiatiefnemers, grondeigenaren en georganiseerde omwonende, kunnen de besluitvorming direct beïnvloeden en kunnen zowel een bedreiging als een kans zijn op de voortgang van de besluitvorming. Er zijn ook actoren die indirect invloed hebben op de besluitvorming. Deze actoren kunnen in het systeem als omgevingsinvloed worden beschreven. • •
De Ministeries Financiële instellingen
De actoren die geen direct belang bij de realisering van windmolenparken hebben, zijn de energiedistributeurs en de commissie-m.e.r. , netwerkbeheerder en de energiedistributeurs. De commissie-m.er. heeft geen belang bij de aanleg van een windmolenpark en is niet welwillend omdat zij een onafhankelijke toetsing van het milieu in het plan moet geven. Zij mogen geen standpunt innemen voor of tegen windenergie. De distributeurs van energie gebruiken groene stroom voor hun marketingstrategie. Als deze willen investeren in windenergie zullen zij zich opstellen als projectontwikkelaar. Distributeurs die niet geïnteresseerd zijn in windenergie zijn niet relevant voor het onderzoek. De netwerkbeheerder valt buiten de scope van het onderzoek omdat er is aangenomen dat het transport van elektriciteit geen invloed heeft op de besluitvorming. Tijdens interviews is gebleken dat de realisering van de inpassing op het net geen technisch probleem is. De inpassing van windenergie op land is geen probleem maar kan wel in kosten lopen. Er is gebleken dat als er binnen de kaders van WRO een windpark wordt gerealiseerd de bezwaren van omwonende niet ontvankelijk worden verklaard. Hierdoor is de individuele machtspositie van omwonenden niet groot. Niet relevante actoren: • Commissie-m.e.r. • Energiedistributeurs • Netwerkbeheerder • Omwonenden • Natuuractivisten • Adviseurs • Windturbineleveranciers In de volgende paragrafen zijn de direct betrokken en kritieke actoren nadrukkelijk beschreven. Hier wordt bekeken wat hun belang is bij de realisatie van een windpark en welke rollen en in welke hoedanigheid deze partijen zich opstellen tijdens de besluitvorming. 4.2.1
Gemeente
Belang Gemeenten houden er verschillende belangen op het gebied van windenergie op na. In het algemeen is het belang van de gemeente het behartigen van de belangen van de inwoners van de gemeente. Door de nieuwe taakstelling in het BLOW-
@ Grontmij
46
Multiple- case analyse
convenant, ondertekent door VNG, is de realisering van de taakstelling ook verantwoordelijkheid van de gemeente. Het doel van een gemeente hangt af van de zittende fracties. De kloof voor een gemeente is dat een windmolenpark ten koste gaat van het welzijn van de inwoners van de gemeente. Gemeenten kunnen zich ook sceptisch opstellen omdat ze bang zijn voor veel tegenstand. Tegenstand van inwoners is negatief voor het binnenhalen voor de volgende verkiezingen. Er moet een goede afweging worden gemaakt tussen verschillende belangen van verschillende fracties en inwonende. Aantal belangen die een gemeente kan hebben in windenergie; − Milieuwinst, Elke kWh windenergie bespaart 0,33 m3 aardgas en daarmee 680 gram CO2 53 − Economische versterking, voor veel agrariërs is windenergie een nevenbron van inkomsten. Door een economische impuls kan een regionale spin-off verwacht worden. De gemeente kan de initiatiefnemers wijzen op participatie door derden. − Extra gemeentelijk inkomsten, zie economische aspecten paragraaf 4.3. − Versterking elektrische infrastructuur, het kan een voordeel zijn als door de bouw van windenergie projecten het net versterkt moet worden. − Positief milieu-imago, als de gemeente graag wil uitstralen dat het een duurzame gemeente is, dan helpt de realisatie van windenergieprojecten daarbij. Taken De gemeente moet haar wettelijke taken op het gebied van planologische procedures en vergunningverlening uitvoeren. Hiernaast kan de gemeente ook nog andere functies uitvoeren. In gemeente aan de wind54, worden verschillende rollen voor de gemeente geschetst. − beleidsmaker − stimulator − toetser van plannen − vergunningverlener − regisseur − initiatiefnemer Als een partij met een concrete aanvraag komt, zal de gemeente allereerst als beleidsmaker optreden (of gewoon beslissen of ze wel of niet medewerking wil verlenen), dan als toetser en vervolgens als vergunningverlener. Naast deze verplichte rollen zijn er nog de optionele rollen als die van stimulator, regisseur en initiatiefnemer. Beïnvloedingsmogelijkheden De beinvloedingsmogelijkheden zijn uit de literatuur en via een brainstorm sessie boven tafel gehaald, respectievelijk: A) De gemeente kan in de hoedanigheid van zijn rol verschillende beinvloedingsmogelijkheden gebruiken. In de rol als beleidsmaker kan het een kader stellen waaraan een windpark moet voldoen, tevens kunnen ze ook een principebesluit voor of tegen windenergie nemen. Om een goed beeld te kunnen vormen van 53
Wind Service Holland, http://home.wxs.nl/~windsh, geraadpleegd december 2004 Gemeente aan de wind, Belang en mogelijkheden voor gemeenten om windenergie te stimuleren, VNG uitgeverij, Den Haag, 2003 54
@ Grontmij
47
Multiple- case analyse
een bepaald project kan de gemeente extra onderzoek aanvragen en vervolgens kan de gemeente wel of geen vergunning verlenen. De optionele rollen als stimulator, regisseur of initiatiefnemer zijn nog weinig ontwikkeld. De gemeente zou als stimulator en regisseur de termijnen van de vergunning verlening kunnen bewaken en versnellen. B) Uit de brainstorm sessie, zie bijlage 15, zijn verschillende mogelijkheden voor de gemeente geschetst, die de gemeente kan inzetten om het proces te vertragen. De meest genoemde mogelijkheid is het uitstellen van een besluit, door het bijvoorbeeld niet op de agenda te zetten of het vragen naar extra onderzoek eer er een besluit wordt genomen. Ook kan de gemeente een principe besluit tegen windenergie nemen. De gemeente zou ook moedwillig het park kunnen hinderen door procedurele fouten te maken waardoor de raad van state het plan kan afkeuren. Het vergunningentraject kan vertraagd worden door de gemeente om de zachte termijnen niet nauw te nemen en deze te rekken. Het gemeentelijk apparaat De gemeente bestaat uit meerdere partijen. Het schema, zie figuur 4.1, geeft aan hoe het gemeentelijke apparaat werkt. De raad is het bevoegde gezag en neemt het uiteindelijke besluit. De raad heeft twee keer per maand overleg, waarbij meestal het ene overleg gebruikt wordt om besluiten te nemen en het andere overleg voor opinievorming. De raad vertegenwoordigd de mening van de lokale bevolking. Informatie of rapporten zullen de raadsleden niet snel ombuigen omdat deze vaak niet gelezen worden. Zijn de raadsleden tegen een dergelijk besluit dan is dit heel moeilijk de mening te veranderen. Een nieuw argument kan doorbrekend zijn. Zweeft de meerderheid nog in het midden, dan is van belang er achter te komen welke aanvullende informatie hier geschikt is. Het college zorgt voor de invulling van het collegeprogramma en staat tussen de ambtenaren en de raad in. Een voorstel van de ambtenaar moet langs velen partijen. Eer een voorstel bij de raad komt zijn er al 6 a 7 parafen nodig. Als de kans te groot is dat het er niet doorheen komt gaan de ambtenaren ook niet aan de slag. Soms wordt de ambtenaar wel eens de 4e macht genoemd aanvullend op Trias politica, wetgevende macht, rechterlijke macht en uitvoerende macht, doordat een ambtenaar zijn eigen invulling aan een voorstel kan geven. Een ambtenaar met als functie coördinator energie dient als contactpersoon voor de betrokken partijen. Deze ambtenaren kunnen het project maken of breken. Om de gemeente te beïnvloeden kan er op meerdere plekken gelobbyd worden voor een project. Door de invoering van de dualisering en de invloed van de omgeving kan het gemeentelijke apparaat verschillend worden ingezet. De snelheid van het gemeentelijk bestel is bepalend voor de doorlooptijd.
@ Grontmij
48
Multiple- case analyse
afhankelijk van aantal inwoners
Raad (besluit) plek van informatieuitwisse ling
commissie
commissie
commissie
B&W
eventueel ontvankelijk voor lobby
commissie
deze zijn geschrapt omwille van het dualisme, nu is dit een opinierende raad met nog informele commissies. dit kan weer verschillen per gemeente.
maakt college programma
secreta ris van B&W
B&W zit bij commissie, laat onbeantwoorde vragen uitzoeken
Management Team
Ambtenaren, werken aan het collegeprogramma wat bepaald wordt door de fracties
Figuur 4.2: Gemeentelijk apparaat, het besluitvormingsproces van de gemeente
@ Grontmij
49
Multiple- case analyse
4.2.2
Provincie
Belang Het BLOW-convenant is ondertekend door vijf ministeries, de 12 provincies en de VNG, Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De provincies zijn hier een resultaatsverplichting aangegaan. Het belang van de provincies is dan ook dat deze taakstelling behaald wordt voor de gestelde datum. Sommige provincies hebben zelf de doelen naar boven toe bijgesteld. Rollen en beïnvloedingsmogelijkheden Sturende en regisserende rol De provincies hebben een belangrijke rol in de uitvoering van BLOW en het realiseren van de taakstellingen. Zij moeten de ruimtelijke randvoorwaarden hiervoor creeren en hun omgevingsbeleid en/of streekplan aanpassen. Daarvoor beschikken bijna alle provincies over een plan van aanpak, waarin zij aangeven hoe zij de taakstelling denken te realiseren. Hierbij zijn twee benaderingen zichtbaar. Er zijn provincies die kiezen voor een voorwaardenscheppend (toelatingsbeleid) beleid of meer een ontwikkelingsgericht beleid waar grootschalige locaties voor windturbines in het streekplan of in een provinciale windnota worden opgenomen55. De provincie moet vanuit ruimtelijke kwaliteit meer afstemming tussen de verschillende gemeenten bewerkstelligen. Hierin moet de provincie zich als sterke regisseur manifesteren en in deze vooral de kaders aanreiken om de landschappelijke kwaliteit te waarborgen. Sommige provincies hebben duidelijke beleidsregels voor plaatsing van windmolens om de basiskwaliteit van de plaatsing te waarborgen. Stimulerende rol De provincie kan door zijn positie een aantal zaken stimuleren56. De provincie kan bijvoorbeeld een stimulerende rol hebben om op bedrijventerreinen windturbines te plaatsen. Daarnaast zou een provincie experimenten moeten uitvoeren met betrekking tot duurzame energie, zoals in de vorm van urban turbines. Verder kan een provincie nog meer doen aan informatieverstrekking via een regionaal informatiecentrum, met de taak om windenergie beter onder de aandacht te brengen. De provincie is in de positie om het reguleren van de economische voordelen door middel van participatie beter te stimuleren. Toetsende en controlerende rol Het controleren bestaat uit toetsen van gemeentelijk beleid aan rijks- en provinciaal beleid. De provincie heeft een toetsende rol wanneer een gemeente, na zelf positief te hebben besloten, Gedeputeerde Staten om een verklaring van geen bezwaar vraagt bij een artikel 19-WRO-procedure of een bestemmingsplan wijziging. Bij de meeste windturbineprojecten moet ook rekening worden gehouden met de Flora- en faunawet, die de bescherming regelt van planten- en diersoorten. De initiatiefnemer heeft op grond van deze wet een ontheffing nodig van de provincie om de aanwezige flora en fauna te mogen verstoren. De provincie kan gebruik maken van het aanwijzingsrecht en daarmee een project doorzetten ongeacht de wens van de gemeente. Het aanwijzingsrecht is een mid55
VNG, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Gemeente aan de wind, Belang en mogelijkheden voor gemeenten om windenergie te stimuleren, VNG uitgeverij, Den Haag 2003 56 Grontmij Advies & Techniek bv, Voor de wind in Flevoland, evaluatierapportage windenergie, Lelystad 24 september 2003
@ Grontmij
50
Multiple- case analyse
del omschreven in artikel 49 Wet Ruimtelijke Ordening (WRO). De meeste provincies zijn redelijk positief over behalen van de taakstelling, waardoor artikel 49 niet gebruikt wordt. Het streven van de provincie is om artikel 49 in principe niet te gebruiken, maar in goed overleg tot een resultaat te komen57.
Windcoördinatoren Elke provincie heeft 1 windcoördinator. De taak van een windcoördinator is de taakstelling voor de provincie halen en het bevorderen van windenergie in de provincie. Dit zou kunnen door overleg met de regio en gemeente te stimuleren. De windcoördinator is ontstaan doordat deze eis was opgenomen in het BLOWconvenant van 2001. In het convenant is aangegeven dat er meer landelijke coördinatie nodig is. Er kan een kloof ontstaan als door de provincie in het streekplan een locatie in een gemeente wordt aangewezen, terwijl de gemeente tegen windenergie is. De provincie en de gemeente hebben elkaar nodig voor het toetsen van het bestemmingsplan en het verlenen van vergunningen. 4.2.3
Initiatiefnemer
Belang Het belang van een projectontwikkelaar is het binnenhalen van een bouwrijp project met het liefst zoveel mogelijk potentie en zekerheid dat alle vergunningen binnen zijn. Een projectontwikkelaar kijkt altijd naar de exploitatie kant van het verhaal, deze kant is namelijk zijn waarde. Als probleemeigenaar wordt er in eerste instantie niet naar de precieze invulling van de projectontwikkelaar gekeken. Voor een projectontwikkelaar, hier Blaaswind BV, is er een doelstellingenboom opgesteld (Bijlage 13) en een doelmiddelenschema (Bijlage 14). Deze doelstellingenboom is representatief voor projectontwikkelaars in het algemeen maar meer specifiek voor de private projectontwikkelaar. Deze doelstellingenboom is door projectontwikkelaar Koop Tjuchem en Blaaswind BV goed gekeurd, waarbij er met nadruk werd gezegd dat draagvlak een belangrijk doel op zich is. Draagvlak is een essentieel doel omdat zonder draagvlak nooit een park gerealiseerd kan worden, laat staan dat een projectontwikkelaar het kan exploiteren en inkomsten binnen kan halen. “Groene energie is voor de ene ontwikkelaar belangrijker dan voor de andere maar voor velen gaat het toch om de centen”. Rollen Er zijn verschillende initiatiefnemers voor grootschalige projecten. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen commerciële, ideële en particuliere initiatiefnemers. • Onder commerciële initiatiefnemers worden de energiebedrijven en projectontwikkelaars geschaard. Ook zijn er investeringsmaatschappijen, die parken ontwikkelingen en daar partijen in laten participeren. Deze organisaties opereren voornamelijk uit winstoogmerk . • Coöperaties vallen onder het hoofdstuk ideële initiatiefnemers omdat deze geen winstoogmerk hebben. Deze coöperaties hebben het plaatsen van
57
Interview met provincie Flevoland, windcoördinator Wim ter Horst
@ Grontmij
51
Multiple- case analyse
•
windmolens als doel. In totaal zijn er ongeveer nog tien windcoöperaties in Nederland actief. Onder particulieren in Nederland worden de agrariërs of andere grondeigenaren verstaan, die windenergie als neveninkomsten gebruiken. Voor een grootschalig project moeten de grondeigenaren gaan samenwerken in een vereniging om een project te kunnen realiseren.
Probleem projectontwikkelaar Het hebben van de exclusieve rechten en de vergunningen van een locatie maakt een park al bijna rendabel. De probleemstelling voor de projectontwikkelaar is ervoor te zorgen dat er een ontwerp voor een windmolenpark wordt gerealiseerd met een maximaal resultaat, rekening houdend met een zo groot mogelijk draagvlak. Dit houdt in een 100% slagingskans voor de vergunningverlening, een korte doorlooptijd van het vergunningentraject, lage kosten en een maximaal resultaat. De problematiek ligt hem in de complexiteit van het gehele proces. Welk spel moet worden gespeeld door de opdrachtgever om zo min mogelijk tegenwerking te krijgen en een plan te realiseren waar een maximaal resultaat mee behaald kan worden. De aanpak van een projectontwikkelaar er als volgt uit. Voor een uitgebreid overzicht, zie figuur 3.7 in paragraaf 3.5: - Quickscan op een potentiële locatie - Exclusiviteit voor de grond - Draagvlak creëren/polsen bij stakeholders - Besluiten procedures op te starten (als deze drie stappen hiervoor positief zijn uitgekomen) Beïnvloedingsmogelijkheden Daar het creëren van draagvlak een doel op zich is, zijn er steeds meer manieren voor draagvlak creatie: - Omwonende mee te laten participeren - Omwonende garanderen dat zij groene stroom krijgen geleverd - Ondersteunen van maatschappelijke projecten uit de opbrengsten van windturbines - Het wegnemen van kennisgebrek. Door deze weg te nemen kan ook het draagvlak toenemen - Een projectontwikkelaar wil draagvlak bij de gemeente. Een project ontwikkelaar kan een gemeente beïnvloeden door marketing en lobby - De provincie heeft de projectontwikkelaars nodig om zijn taakstelling te behalen hier kan een projectontwikkelaar op inspelen 4.2.4
Grondeigenaar
Projectontwikkelaars gaan pas echt investeren in draagvlak als zij exclusieve rechten hebben voor de gronden. De rechten voor gronden worden in verschillende contracten vastgelegd. De grondeigenaren bezitten veel macht omdat zij kunnen bepalen aan wie zij de exclusieve rechten geven. De hoedanigheid van grondeigenaren verschilt per project. Vaak zijn de gronden in bezit van agrariërs. Het kan ook zijn dat agrariërs de gronden pachten van de gemeenten, een particulier of van een andere publieke eigenaar. In de bekeken projecten kwamen de volgende grondeigenaren naar voren:
@ Grontmij
52
Multiple- case analyse
• • •
• • •
Agrariërs; deze tekenen contracten of gooien het uit strategisch oogpunt op een gentlements agreement Verzekaar; AMEV, verpacht zijn gronden aan agrariërs. Waterschappen; waterschappen zijn vaak de grondeigenaren van dijken en tochten. Langs deze landschappelijke vormen worden vaak parken ontwikkeld. Gemeente; gronden van de gemeente worden vaak pas laat weggegeven aan projectontwikkelaars omdat de gemeente zich niet graag vastlegt. Provincie; deze heeft in bijna alle gevallen geen gronden maar is in Groningen actief in de vorm van Seaports. Domeinen; dit zijn gronden van de staat. De rechten voor gronden van Domeinen moeten aanbesteed worden. Officieel kunnen deze rechten maar aan één rechtspersoon worden verleend.
Belangen De grondeigenaar kan zijn rechten verkopen en de exploitatie en ontwikkeling aan de ontwikkelaar overlaten. De grondeigenaar kan ook een actieve rol als projectontwikkelaar op zich nemen. De belangen voor de gemeente en provincie zijn reeds in de actorenanalyse naar voren gekomen. Agrariërs Door de slechte economische situatie van agrariërs het zoeken naar neveninkomsten een logisch gevolg. Tot nu toe is windenergie de meest lucratieve manier van neveninkomsten. Agrariërs willen graag de windturbine op hun eigen terrein en nauw betrokken worden bij de exploitatie. Hiervoor krijgen ze een vergoeding en houden het beheer in eigen hand58. Bij nieuwe projecten zie je dat de boeren al meer gaan samenwerken59. Deze verschuiving is een gevolg van het besluit dat solitaire windturbines niet meer worden toegestaan en omdat een particulier het investeringskapitaal niet meer kan opbrengen. 4.2.5
Belangenorganisaties
Er zijn met betrekking tot windenergie steeds meer actiegroepen tegen windenergie te vinden. Het belang voor een actiegroep is het waarborgen van de woon en leefomgeving. Het doel van de actiegroepen is het voorkomen van het windmolenpark in de omgeving. Rollen Een belangenorganisatie kan zich in als een vereniging of stichting oprichten. Als stichting ben je een rechtspersoon hierdoor neemt de ontvankelijkheid van je bezwaren toe. Als je in statuten neerlegt wat je doelstellingen zijn dan kan je bepaalde procedures aanvechten. Als privé-persoon ben je veel minder ontvankelijk. Beinvloedingsmogelijkheden Het doel van een belangenorganisatie is zoveel mogelijk medestanders te krijgen. Hierbij is de politiek een belangrijke doelgroep. Een goede strategie hiervoor is veel kennis in huis halen en veel negatieve verhalen publiceren en verkondigen. Op dit 58 59
Interview met agrariër en de dhr. Ter Horst Interview met dhr. Ter Horst, windcoördinator Flevoland, 2005
@ Grontmij
53
Multiple- case analyse
moment is de informatievoorziening via internet heel goed. In bijlage 15 is te zien welke beïnvloedingsmogelijkheden eruit de brainstormsessie zijn gekomen. De meest voorkomende middelen zijn:
• • • • •
Gebruik maken van inspraakmogelijkheden Procederen tegen genomen beslissingen Beïnvloeden van het standpunt van politieke partijen Publiciteit Dreigen met planschade
“Met van alles aankomen en met allemaal cijfers gooien kan het proces vertragen. Vooral de kosten/baten analyse doet het erg goed 60”. 4.2.6
Samengevat
De actoren in het besluitvormingsproces zijn nu benoemd, de niet kritieke actoren worden meegenomen als omgeving en de kritieke actoren vallen binnen de systeemgrens van het besluitvormingsproces. Bij de analyses van de praktijkvoorbeelden ligt de aandacht op de rol van de kritieke actoren. Per situatie moet er gekeken worden hoe de actoren tegenover een windmolenpark staan zodat er gekeken kan worden wanneer partijen verschillende doelen en belangen hebben.
60
interview met dhr. Zwarberg, voorzitter van de stichting Windhoek, 2005
@ Grontmij
54
5
Casestudie
In de voorgaande hoofdstukken heeft de nadruk gelegen op de afbakening van het probleemgebied. Er is een theoretische beschrijving gegeven van de aspecten die spelen rond een windmolenpark. De aspecten, beleid, economie en techniek geven het kader aan. Tevens zijn de kritische actoren geïdentificeerd. Het onderzoek zal zich nu richten op verschillende casestudies. Hieruit zal de besluitvorming in kaart moeten worden gebracht en de factoren die deze beïnvloed. In dit hoofdstuk wordt de selectie van de onderzoeksobjecten en de dataverzameling besproken. Stap 1 (H3) - Beleid - Teschnische aspecten - Economische aspecten - Het besluitvormingsproces Systeemafbakening
Stap 2 (H4) - Actoren- en - Netwerkanalyse
kritische actoren
Selectie objecten
Dataverzameling
Stap 4 (H6) Case I theoretisch kader
Case II
Case III-VI
kritische actoren beinvloedingsmogelijkheden
Stap 3 (H5)
individuele conclusies
Stap 5 (H7) multiple-casestudie
ontwerp theorie
Stap 6 (H8) conclusies en aanbevelingen
= toets van veronderstellingen = input voor volgende stap figuur 5.1: In stap 3 wordt de selectie van de te onderzoeken objecten gemaakt en de manier van dataverzameling beschreven.
5.1
Selectie onderzoeksobjecten
De voorwaarden die gesteld zijn aan het te kiezen project zijn reeds in hoofdstuk 1, onderwerp en afbakening, beschreven en zijn: • Tien windturbines of 15 MW (MER-beoordelingsplicht eis) • 15 MW (milieuvergunning nodig)
@ Grontmij
Multiple- case analyse
•
Het project dient de eerste fasen van besluitvorming al te doorlopen hebben daar het onderzoek gaat over de besluitvorming in het voortraject. Ook dient het project niet al te lang geleden af gerond te zijn omdat er anders teveel beroep moet worden gedaan op het geheugen.
In bijlage 16 is een overzicht van de 16 gerealiseerde projecten in Nederland, die groter zijn dan 15 MW. Uit de lijst van gerealiseerde projecten zijn twee projecten gekozen. Deze projecten voldoen aan bovenstaande voorwaarde en er is sprake is van vertraging en versnelling in de besluitvorming. Voor het gebruik van de verschil- en de overeenkomstmethode bij de multiplecasestudy is het nodig vergelijkbare of totaal verschillende projecten te selecteren. Een tweede selectie voor het kunnen maken van een multiple casestudy is gedaan door te kijken naar een: • Project met veel vertragingen en versnellingen • Project wat snel is doorlopen • Project wat uiteindelijk niet gerealiseerd word • Project met veel verzet en een project met weinig tegenstand • Project in de zelfde provincie en projecten in verschillende provincies Gegevensbestand In totaal zijn er zeven projecten geselecteerd uit drie provincies en zeven gemeenten. De selectie van de onderzoeksobjecten is gebaseerd op de selectievoorwaarden hierboven beschreven en aangevuld met praktische overwegingen. De praktische overwegingen zijn de toegankelijkheid tot de case, financiële middelen, persoonlijke interesse en actualiteit. De zeven projecten uit het gegevensbestand beslaan ongeveer 635 MW. In november 2004 is in heel Nederland 1000 MW gerealiseerd61. De projecten in het databestand van dit onderzoek beslaan dus meer dan de helft van het gerealiseerde vermogen in Nederland. In bijlage 16 zijn de rood gekleurde projecten de geselecteerde projecten. In bijlage 17 staat de schematische keuzeonderbouwing. De volgende windmolenparken zijn geselecteerd: • Delfzijl (-zuidoost) • Jacobswoude • Eemshaven • Noordoostpolder (NOP) • Oost-flakkee (Windpark “Piet de Wit”) • Goedereede • Veendam (Veendam/Menterwolde) Delfzijl-zuidoost is gekozen omdat meerdere personen hebben gezegd dat daar alles is fout gegaan wat fout had kunnen gaan. Tevens is Grontmij betrokken geweest bij de realisering van het MER. Delfzijl is gekozen als een representatieve case waarmee alle vormen van vertraging van besluitvorming zouden kunnen worden aangetoond. Oost-Flakkee, Windpark Piet de Wit, is ook als unieke case gekozen omdat dit het enige grootschalige park waarbij de besluitvorming binnen 6 jaar is verlopen. 61
KEMA
@ Grontmij
56
Multiple- case analyse
De volgende vier projecten zijn de windparken in Jacobswoude, Eemshaven, Noordoostpolder en Veendam/Menterwolde. Jacobswoude is een project dat uiteindelijk uit het streekplan is gehaald door de provincie Zuid-Holland. Eemshaven is een saneringsproject waarbij weer andere aspecten komen kijken. De Noordoostpolder is een groot gebied waar meerdere initiatiefnemers al jaren bezig zijn. Dit project loopt al minimaal tien jaar en is nog steeds niets gerealiseerd. Door betrokken te zijn als onderzoeker bij een case kan de sociale situatie intensief worden onderzocht. Hiervoor is Veendam als project gekozen. Er zijn nog twee initiatieven die niet zijn door gegaan. Hier zijn geen mensen direct over geïnterviewd. Wel worden deze projecten vaak aangekaart door de geïnterviewde als voorbeeld waar het fout is gegaan. Deze projecten in Pekela en Goedereede zullen als onderzoeksobjecten dienen voor de overeenkomstmethode. Goedereede is uiteindelijk wel als case uitgelicht. Verantwoording selectie onderzoeksobjecten Er is geprobeerd zoveel mogelijk verschillende grootschalige projecten te beschrijven om tot een goede analyse te komen. Meerdere projecten zet de statistieke analyse extra kracht bij, maar bij casestudies wordt ook wel gezegd dat de effectiviteit van de studie groter wordt bij minder onderzoeksobjecten. “Meer van Minder” Een reden voor het mislopen van projecten is de onduidelijkheid over hoeveel projecten zijn opgestart. Initiatiefnemers willen niet naar buiten treden met hun initiatief daar ze bang zijn voor concurrentie. Het is niet gelukt naast het project in OostFlakkee een project te vinden dat snel het besluitvormingsproces heeft doorlopen. De moeizame tocht naar het vinden van een project met continue voortgang, bevestigt dat veel projecten moeizaam zijn verlopen. Nader onderzoek heeft er toe geleid dat in Noord-Holland wel projecten waren die snel zijn doorlopen. Hier waren helaas geen ingangen bij betrokken personen. De Energieproducent, Vestas en de projectontwikkelaar, dhr. De Wolff waren niet bereid een interview af te staan. Vestas zag het doen van een interview als geen toegevoegde waarde en waren te druk bezig met een overname. De projectontwikkelaar vond helaas de situatie nog te kritisch om nu al met informatie naar voren te komen. 5.2
Dataverzameling
Het interview, literatuurstudies, documentstudies verkregen van geïnterviewde of Grontmij en een participerende observatie zijn de gebruikte verzamelingtechnieken. Met dit alles tot doel van een gedegen inhoudsanalyse. Naast de literatuur die er over windpark projecten beschikbaar is, is het houden van interviews de belangrijkste manier van dataverzameling bij dit onderzoek. Het interview is de aangewezen methode als je meer wil weten over kennis, houding en opinie62. Ook is het voor een complex project de manier om informatie naar boven te krijgen omdat deze informatie vaak niet is gedocumenteerd. Het onderzoek beperkt zich niet enkel tot interviews en literatuurstudie. Doordat Grontmij gedurende het onderzoek actief bezig is met de realisering van een windmolenpark is het mogelijk deze specifieke case te observeren. Observatie is
62
Dr. D.B. Baarda en Dr. M.P.M. de Goede, basisboek Methoden en Technieken praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, tweede herziene druk, 1999
@ Grontmij
57
Multiple- case analyse
een goede manier voor het analyseren van bepaald gedrag maar heeft weinig zin als er sprake is van sporadisch, ongewenst en intiem gedrag63. Het interview De geïnterviewden zijn telefonisch benaderd voor een afspraak. De eerste contacten zijn geweest met Grontmij medewerkers en ECN64, die de namen en telefoonnummers van andere betrokkenen beschikbaar hebben gesteld. De meeste betrokkenen waren zeer bereidwillig om mee te werken. Het interview vond plaats bij de geïnterviewde thuis of op kantoor, waardoor er veel gereisd moest worden. In totaal hebben er 23 interviews met betrokkenen plaats gevonden. De geïnterviewde personen staan in bijlage 18. Over het algemeen was de sfeer tijdens de interviews erg goed. De meeste betrokkenen leken vrijuit te spreken, hoewel een enkeling zich toch leek in te houden. Vaak was dit te wijden aan het feit dat het proces nog niet was afgerond en het dan gevaarlijk zou zijn de strategie prijs te geven. Er is getracht zoveel mogelijk vertrouwelijk informatie op tafel te krijgen. Aan het begin van het interview werd medegedeeld dat er vertrouwelijk met informatie zal worden omgesprongen en dat het interview toegezonden kon worden ter goedkeuring. Ook is er met sommige partijen afgesproken eerst het conceptverslag op te sturen alvorens er een definitieve versie wordt opgeleverd. Opzet interview De dataverzameling ging ongestructureerd, dit houdt in dat het van te voren nog niet duidelijk is welke informatie relevant is. Hierdoor was de keuze voor het mondelinge interview snel gemaakt. Het karakter van het interview is zo open mogelijk gehouden, om eventuele relevante informatie naar boven te krijgen. De volgende punten zijn wezenlijk van belang bij de analyse van besluitvorming, zeker als het doel is de besluitvorming vast te leggen in een rondenmodel. Hierdoor was de focus van het interview op vier punten: • welke personen/organisatie zijn aanwezig en wat zijn hun gedragingen. • welke gebeurtenissen vinden er plaats • in welke tijdsperiode • welke informatie was er aanwezig op bepaalde momenten Voor een uitgebreidere netwerkanalyse is de focus op: • doel en belang, • rol en houding, • beïnvloedingsmogelijkheden van geïnterviewde (en eventueel andere partijen) Voor een theorievorming over de voortgang was de volgende informatie van belang • De knelpunten • De oorzaken van de knelpunten Opbouw interview Om het interview tot een ordelijk gesprek te laten lopen is er een bepaalde opbouw opgesteld. Het interview begint met een korte introductie van de interviewer en er wordt begonnen met een niet al te moeilijk pakkend onderwerp. Er is voor gekozen om iedereen zijn mening te laten ventileren over de voordelen en nadelen 63
Dr. D.B. Baarda en Dr. M.P.M. de Goede, basisboek Methoden en Technieken praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, tweede herziene druk, 1999 64 ECN, Energieonderzoek Centrum Nederland
@ Grontmij
58
Multiple- case analyse
van windenergie. Vervolgens is er gevraagd naar hun belang in een windmolenproject voor een uitgebreidere netwerk- en actorenanalyse. Uiteindelijk is er specifieker ingegaan op bepaalde projecten. Hiervan was de bedoeling om de bovenstaande vragen ingevuld te zien. Aan het eind van elk interview zijn een paar stellingen gevraagd, die beantwoordt konden worden met mee eens of mee oneens. Na een paar interviews zijn dezelfde knelpunten menigmaal naar voren gebracht. Hierop zijn een paar stellingen toegevoegd aan het interview. Om het open karakter van het interview te behouden is er voor gekozen deze stellingen aan het eind te stellen. De definitieve vragenlijst, zie bijlage 19, is de basis voor het uiteindelijke onderzoek geweest. Keuze geïnterviewde De uitgevoerde actoren en netwerkanalyse in hoofdstuk 5 laat zien waar de actoren zich in het netwerk, dat het probleem van Grontmij omwindt, bevinden. De volgende actoren zijn de belangrijkste en kunnen zodoende helpen het onderzoek op te starten en uit te voeren. • Initiatiefnemers • Grondeigenaar • De provincie • De gemeente • Omwonende of georganiseerde omwonende Voor elk project is er geprobeerd iemand van de gemeente dan wel de provincie te spreken. Vervolgens leek het belangrijk om de initiatiefnemer te spreken. Deze groep bleek ook het beste de informatie te hebben opgeslagen. De uiteindelijke lijst geïnterviewden, zie bijlage 18, bestaat uit 23 personen. Voor het project van Oost-Flakkee is de provincie niet benaderd, wel zijn iemand van SenterNovem en de gemeente benadert die goed het beleid van de provincie kon schetsen. Voor Jacobswoude is het afstudeerrapport van Maarten van Bakel65 gebruikt. Tijdens zijn afstudeerstage zijn negen betrokken personen geïnterviewd. De extra personen geïnterviewd over Jacobswoude zijn F. van der Loo, van TaskForce Nederland en de G. Bosch, consultant in duurzame energie. Deze personen hebben de eindfase meegemaakt, die nog niet was beschreven door Maarten van Bakel. Er zijn geen direct omwonende benaderd. De informatie van professor Wolsink en de informatie uit gedocumenteerde verslagen zijn gebruikt om de mening van omwonende te groeperen. Wel zijn er omwonende, een agrariër en molenaar, geinterviewd die zelf participeren in het project waardoor hun kritische blik gekleurd is door eigen belang. De stichting Windhoek, een groep georganiseerde omwonende, is geïnterviewd om te kijken wat hier voor weerstand ondervonden word. Voor alle projecten is er gesproken met initiatiefnemers. Niet alle initiatiefnemers in het project zijn benaderd omdat sommige nog niet bekend waren en het interview van deze initiatiefnemers representatief is voor de rest van de initiatiefnemers. Observatie
65
Martijn van Bakel, afstudeerverslag, Voor en tegenwind, een onderzoek naar voor- en tegenstanders bij een windenergie project, Wageningen, juli 2002
@ Grontmij
59
Multiple- case analyse
Er is voor gekozen de gedragingen rond het windpark bij de N3366 te observeren tijdens het onderzoek. De voordelen van observatie zijn dat de verkregen data reeel is en het project in real-time beslaat. Groot nadeel is dat het veel tijd vergt en dat het te onderzoeken project langer duurt dan de zes maanden van het onderzoek. Betrouwbaarheid en validiteit Het probleem van niet valide gegevens kan voorkomen worden om naar zoveel mogelijk naar feiten te vragen en door meerdere partijen te benaderen om zo de juiste gegevens op tafel te krijgen. De validatie van de gegevens is gewaarborgd door aan meerdere partijen de zelfde vragen te stellen. De meeste antwoorden kwamen hier overeen. Bijna alle verschillende benaderde partijen waren bereid tijd vrij te maken voor een interview, waardoor er geen sprake is van een selecte groep. De stellingen zorgden vaak voor discussies. Om de stellingen kracht bij te zetten of te ontkrachten, werden goede voorbeelden aangehaald, die in het interview ook al waren aangekaart. Hierdoor is de betrouwbaarheid van de stellingname vergroot. Door de stellingen aan het eind te stellen werd de geïnterviewde niet beïnvloed. Het open karakter en de ontspannen sfeer heeft erg bijgedragen aan de betrouwbaarheid van het interview. Een probleem bij interviews is dat vaak minder betrouwbare gegevens naar boven komen dan bij observatie. Een belangrijke reden hiervoor kan zijn dat er sprake is van een selectief geheugen. Voor de validatie is het belangrijk om meerdere bronnen van bewijs te gebruiken. Hier voor is er gebruik gemaakt van data triangulatie, literatuur, interview en observatie. Het onderzoek is hierdoor kostbaarder en duurt langer daarnaast dient de onderzoeker verschillende onderzoeksmethoden te beheersen. Reflectie De tweepuntsschaal keuze voor de beantwoording van de stellingen, van mee eens of mee oneens,was niet breed genoeg. Een extra mogelijkheid in de trant gedeeltelijk mee eens had de twijfelaars een hoop geholpen. De aandachtspunten veranderden tijdens het onderzoek. Er kwamen meer aandachtspunten bij ; die bij nader inzien belangrijker bleken te zijn. De beschikbare informatie aanwezig op bepaalde momenten bleek minder belangrijk en moeilijk traceerbaar. Het voordeel van open vragen is dat er meer ruimte is voor de geïnterviewde wat hij wil zeggen en geeft de geïnterviewde het gevoel niet in een kader te worden gestopt. Een groot nadeel wat is ondervonden uit de hoeveelheid openheid in de vragen en de duur van het interview, dat het uitwerken van de interviews veel tijd heeft gevergd. De interviews duurde gemiddeld twee uur. Soms was dit iets te lang waardoor afdwaling wel eens plaatsvond. De uitloop van de interviews is vooral te wijten aan de interesse van beide partijen om te praten over windenergie. De observatie was goed om real-life te ervaren hoe een project stil kan staan en weer opgestart kan worden. Wel is het jammer dat de projectduur veel langer is dan het onderzoek waardoor maar een klein deel van het project belicht kan worden. 66
Quickscan windpark N33, Grontmij Advies & Techniek bv, 2004
@ Grontmij
60
6
Individuele cases
Hieronder zijn de geselecteerde projecten beschreven. De meeste kennis van deze projecten is gehaald uit interviews en literatuur. In bijlage 18 staat aangegeven wie voor welk project zijn geïnterviewd. Het plangebied en de betrokken actoren zijn puntsgewijs opgesomd. De besluitvorming rond de windmolenparken zijn in het rondenmodel vast gelegd. Doordat er gewerkt wordt met het rondenmodel is er begonnen met het in kaart brengen van alle beslissingen rond de projecten. Deze beslissingen zijn opgenomen in de bijlagen 20 tot en met 26. Vervolgens zijn deze reeks van beslissingen opgedeeld in beslisronden via de selectie van cruciale beslismomenten. In de procesbeschrijving komt naar voren welke beslissingen cruciaal zijn voor de voortgang van het proces. De percepties en rollen van belangrijke actoren zijn na het beschrijven van het besluitvormingsproces in kaart gebracht. In het onderzoek zijn de gedragspatronen vertoond door de kritieke actoren beschreven. Tevens is er gekeken naar de vormen van verzet die per case zijn opgetreden. Het doel is om uiteindelijk per case de duidelijke knelpunten te identificeren. Vervolgens zal gekeken worden of de gedragspatronen en de faalfactoren geschetst in het theoretische kader een oorzaak zijn van de knelpunten. Stap 1 (H3) - Beleid - Teschnische aspecten - Economische aspecten - Het besluitvormingsproces Systeemafbakening
Stap 2 (H4) - Actoren- en - Netwerkanalyse
kritische actoren
Selectie objecten
Dataverzameling
Stap 4 (H6) Case I theoretisch kader
Case II
Case III-VI
kritische actoren beinvloedingsmogelijkheden
Stap 3 (H5)
individuele conclusies
Stap 5 (H7) multiple-casestudie
ontwerp theorie
Stap 6 (H8) conclusies en aanbevelingen
= toets van veronderstellingen = input voor volgende stap
Figuur 6.1: :in dit hoofdstuk worden de verschillende cases beschreven met als doel de besluitvorming in kaart te brengen en een duiding te doen van de mogelijke faalfactoren.
@ Grontmij
Multiple- case analyse
6.1 6.1.1
Delfzijl-Zuidoost Korte beschrijving
Het plangebied - Locatie: Noordoostelijke deel van de provincie Groningen, gemeente Delfzijl. - Omgeving : Noordwesten van het plangebied industrie. Plangebied voornamelijk agrarisch bestemming - Oppervlakte: 550 hectare - Aantal MW:. 34 turbines van 2 MW - Fase: Het project bevindt zich in de realisatiefase. De bouw is begonnen begin 2005. Betrokken actoren - Provincie: De provincie Groningen heeft een taakstelling voor het realiseren van windenergie capaciteit en moet hiervoor in overleg treden met de gemeenten. - Gemeente: De gemeente, in de vorm van gemeenteraad is bevoegd gezag voor de vergunningen aanvraag. Het college en het ambtelijke apparaat zijn verantwoordelijk voor het begeleiden van het proces. - Initiatiefnemers: De Initiatiefnemer is een consortium van Koop Tjuchem, Essent en Siemens. Een aantal percelen was nog niet gecontracteerd uit dat gebied waardoor er nog een tweede initiatiefnemer, High-energy, actief is op het gebied. - Belangen organisatie: De directe tegenstand is voornamelijk ondervonden door de stichting Windhoek, een belangen organisatie die het plaatsen van windturbines in de provincie wil voorkomen. 6.1.2
Het proces
Ronde 1: locatie aanwijzing fase (‘90-‘94) Er zijn meerdere momenten, die kunnen worden aangekaart als eerste initiatief op het gebied Delfzijl-Zuidoost. Een eerste locatie-MER voor een windpark bij Delfzijl was al vroeg gerealiseerd toen er locaties voor heel Groningen in kaart werden gebracht in combinatie met ontwikkelingen in de Eemshaven. In het Bestuursovereenkomst Plaatsingsproblematiek Windenergie (BPW) in 1991 is vastgelegd dat de provincie Groningen al het mogelijke zal doen om in het kader van het ruimtelijke ordeningsbeleid zodanige voorwaarden op te nemen dat een vermogen van 50 MW binnen de provincie realiseerbaar is in het jaar 2000. Het streekplan in 1994 gaf de gebieden Eemshaven en Delfzijl als enige locaties voor grootschalige windenergie aan. Ronde 2: initiatiefase en planontwikkeling (‘94-‘97) Nadat de provincie dit gebied als locatie heeft aangewezen voor windenergie zijn er meerdere initiatiefnemers in 94/95 op af gekomen. In deze ronde werd het duidelijk dat de taakstelling van 50 MW zou worden opgeschroefd. Er werd aan een evaluatieverslag Windrichting gewerkt. In 1997 kwam dit verslag naar buiten en was aanleiding voor initiatieven op deze locatie omdat hier wordt aangegeven dat een grootschalig windpark in de provincie het meest zal opleveren en er een nieuwe taakstelling van 125 MW is gezet. Dit verslag was voor de gemeente aanleiding serieuzer op de plaatsing van een windmolenpark in de buurt in te gaan. Als laatste reden kan worden aangekaart dat er initiatieven zijn ontstaan omdat vanuit economische motieven een park interessanter werd door de snelle ontwikkelingen
@ Grontmij
62
Multiple- case analyse
op het gebied van windenergie. Deze initiatieven zette een derde ronde in gang doordat de gemeente de plannen niet meer terzijde kon schuiven. De eis vanuit de gemeente was in eind 1997 dat er enkel één plan voor het gebied wordt gehanteerd. Ronde 3: samenwerkingsfase en draagvlak (‘95-‘98) Tien Edon, later overgenomen door Essent al actief was in de Eemshaven wilde zij graag ook in Delfzijl actief zijn. Er was toen 200 hectare van het plangebied in bezit van Koop Tjuchem. Door een goed contact tussen Essent en Koop Tjuchem was de samenwerking snel beklonken in 1995. Nordex en later in de hoedanigheid van Siemens had ook met grondeigenaren contracten afgesloten. Door de gemeente zijn deze partijen met elkaar verplicht tot samenwerken omdat de gemeente een integraal plan wilde en niet allemaal losse plannen. Na een moeizaam proces is het consortium Essent, Koop Tjuchem en Siemens in eind 1998 ontstaan. Vanuit de provincie en de gemeente was groot draagvlak te verwachten omdat deze zich voor windenergie hebben uitgesproken. Door deze veronderstelling in combinatie met een rendabel plan is vanuit dit consortium de vergunningenprocedure opgestart. Er moest gestart worden met het MER omdat het park groter was dan 20 MW en 20 turbines, toen nog de eis voor een m.e.r. Daarnaast moesten de vigerende bestemmingsplannen voor het gebied worden herzien. In oktober 1998 wordt de startnotitie officieel ingediend. Ronde 4: vergunningentraject (‘98-‘03) Tijdens de m.e.r.-fase werden de omwonende voor het eerst geconfronteerd met de plannen voor Delfzijl door publicaties in openbare bladen67. Er werd een actiegroep opgericht, stichting Windhoek. Na de startnotitie werd in 2000 duidelijk dat er nog een partij was. High-energy had wat gronden in zijn bezit en wilde een park realiseren op een deel van het plangebied. Er was een duidelijk plan voor Koop Tjuchem /Edon en Siemens. Dit consortium had een duidelijk plan opgesteld met de grondeigenaren. Deze opstellingen kwamen niet altijd overeen met de plannen van High-energy waardoor hiervan ook tegenstand is ondervonden. Medio 1999 is er door de provincie een interim-beleid vastgesteld waarmee vooruitgelopen wordt op de formele streekplanherziening. Uitgangspunt hierbij is dat de opwekking van windenergie van groot belang wordt geacht. Het beleid is erop gericht ruimere plaatsingsmogelijkheden te bieden voor grootschalige opwekking van windenergie, onder andere door verwerpen van de hoogte beperking van 40 m ashoogte. De koppeling van windparken met industriegebieden blijft gehandhaafd. Op 20 november 1999 is gepubliceerd dat de MER is ingediend en dat het ter inzage ligt. Het voorontwerp van het bestemmingsplan, gekoppeld aan het MER, is voorgelegd aan commissie Bestemmingsplan van de provincie. Gedeputeerde Staten moet deze bestemmingsplan wijziging goedkeuren. Advies van de commissie BP van provincie na de hoorzitting was: - nog 2 alternatieven laten onderzoek met meer nadruk op landschap De provincie heeft dit aan het consortium gevraagd, de aanvulling is door Grontmij geleverd. Een van deze alternatieven is opgenomen in het voorontwerp van het Bestemmingsplan. In deze ronde is voornamelijk vertraging ondervonden door de velen bezwaren ingediend door stichting Windhoek. De Raad van State heeft in het kader van bezwaren tegen de milieuvergunning uitgesproken dat het bij Delfzijl-Zuidoost niet 67
Dagblad van het Noorden; grootste windpark van de EU in Delfzijl, november 1999
@ Grontmij
63
Multiple- case analyse
gaat om 1 inrichting maar om 2 inrichtingen omdat er 2 initiatiefnemers zijn. De milieuvergunning is in 2003 vernietigd door de Raad van State. Ronde 5: realisatie (‘03-heden) Een paar maanden na dit besluit, wordt het consortium opgeheven. De locaties, klaar voor de bouw worden verkocht door het consortium, deze verkoop neemt 2 jaar in beslag en is nog steeds bezig. Wie er nou precies waar wat gaat ontwikkelen is erg onduidelijk. High-energy en het consortium zijn in 2003 gaan samenwerken, dit was wel te laat om de vernietiging van de milieuvergunning te verkomen. Wel kon er door de samenwerking verder worden gegaan met de invulling van het park. De realisatie fase komt in een impasse door een vonnis op 18 juli 2003 van de fiscale rechter die heeft uitgesproken dat de WOZ-waarde68 van een woning in Termunterzijl is gedaald door het nog niet aangelegde windpark Delfzijl-Zuidoost69. Er is besloten dat de waarde van iemand zijn huis met 30% in waarde is gedaald. Logisch gevolg is het indienen van een planschade claim en begin 2004 zijn er al 6 claims ingediend. Het arrest van de hoge Raad Nunspeet70 heeft gesteld dat gemeenten wel aansprakelijk worden gesteld voor planschade. Deze combinatie van besluiten zorgt voor twijfel bij de gemeente. Er is al vanaf het arrest van Nunspeet een spoedwet71 in de maak waarin wordt toegestaan afspraken te maken voor planschade tussen bevoegd gezag en initiatiefnemers. Deze spoedwet garandeert dus niet dat de gemeente vrij is van planschade maar maakt het mogelijk dat de gemeente hier weer afspraken over kan maken. Deze spoedwet zal heel binnenkort goedgekeurd worden, waardoor er minder twijfel is bij de gemeente. De gemeente is samen met het VNG in cassatie gegaan tegen het vonnis van de fiscale rechter die heeft uitgesproken dat de WOZ-waarde van een woning in Termuntenzijl is gedaald. Er is nog geen arrest in deze zaak. Ondanks de weerstand van partijen die tegen windenergie zijn en ondanks alle procedures die doorlopen moeten worden en de onduidelijkheid rond schadeclaims kan worden geconstateerd dat er gestart is met de bouw van 6 turbines met een totaal vermogen van 12 MW in Delfzijl-Zuidoost door High-energy. Procedureel is dit mogelijk omdat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden en de bouwvergunning is verleend door de gemeente. Omdat het om 12 MW gaat is er geen milieuvergunning nodig maar kan de initiatiefnemer volstaan met een melding aan de gemeente. 6.1.3
Percepties en rollen
Gemeente De gemeente was redelijk positief gedurende de besluitvorming rond het windmolenpark. Tijdens de locatieaanwijzing is de gemeente niet betrokken. De gemeente heeft een controlerende rol en de rol van beleidsmaker op zich genomen en toonde initiatief om de locatie al in hun bestemmingsplannen mee te nemen. Het op68
De WOZ-waarde van een woning is bepaald door vergelijking met een referentieobject, zonder dat de woning inwendig is getaxeerd. De bewijslast om aannemelijk te maken dat waarde van de woning van belanghebbende niet afwijkt van de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten ligt in de beroepsfase bij de gemeente. 69 LJN: AI0841, Gerechtshof Leeuwarden, BK 74/02 WOZ, rechtspraak.nl, 70 Volgens het arrest van de Hoge Raad inzake Mulder/Nunspeet verzet de huidige wetgeving zich tegen verhaal door gemeenten van planschadekosten op particulieren met bouwplannen, ook als de particulieren zelf de gemeente vragen om planwijziging of planvrijstelling ten behoeve van hun bouwprojecten en ook als partijen van tevoren het verhaalsbedrag tot een maximum beperken. LJN: AF2848, Hoge Raad, C02/209HR 71 Zie presentatie Grontmij
@ Grontmij
64
Multiple- case analyse
stellen van een beleidsontwerp werd wel pas ondernomen op aandringen van de provincie en de komst van meerdere initiatiefnemers. De gemeente nam het besluit dat er enkel naar een integraal plan gekeken zal worden. Hierdoor moesten de initiatiefnemers hun plannen aanpassen en verplicht een samenwerking aangaan. In 1998 is de gemeente als stimulator opgetreden door een bemiddelaar naar de verschillende partijen te sturen om de samenwerking tussen de initiatiefnemers te beslechten. De gemeente is uiteindelijk (pas in de laatste 2 ronden) beïnvloed door de stichting Windhoek, dat het dynamische gedrag van de gemeente verklaart. De stichting Windhoek heeft zich zo georganiseerd dat de partij gemeente belangen gegroeid is. Deze partij heeft zich expliciet tegen wind uitgesproken. In 2002 is de samenstelling van de raad drastisch veranderd doordat leden van de partij gemeente belangen in de raad zitting hebben genomen. Op dit moment zijn er geen actieve voorstanders, die de argumenten van de tegenstanders actief weerleggen. In 2002 is de onzekerheid in de gemeente toegenomen door de dreiging met planschade. De gemeente heeft besluiten proberen uit te stellen door deze onzekerheden. Ook heeft de gemeente zich niet aan de termijnen van de procedures gehouden. Het uitstellen van besluiten omdat er nog te weinig vertrouwen is, kan je plaatsen onder strategisch gedrag. Provincie De eerste ronde is voornamelijk bepaald door de provincie en het energiebedrijf, EGD, nu overgenomen door Essent. Het bepalen van een standpunt en een onderzoek nam tijd in beslag. In 1993-1994 heeft EGD een totaal plan voor de provincie gemaakt in een locatie-MER. Delfzijl is voor 2000 het enige gebied waar uitgebreid kan worden om te voldoen aan de taakstelling. Door de provincie wordt ruimte geboden aan windturbines van het zwaarste kaliber op deze locatie. Weinig tegenstand is er dus te verwachten van de provincie. De provincie heeft tijdens de goedkeuring van het Bestemmingsplan in 2002 druk uitgeoefend op de gemeenteraad omdat zij dit besluit liever voor zich uit schoven. De provincie is altijd voor windenergie in Delfzijl geweest. Door het uitnodigen van partijen en het opstellen van een duidelijk windbeleid had de provincie een stimulerende rol en een rol als beleidsmaker. Volgens de windcoordinator van Groningen wil de provincie actief tegemoet komen aan de behoefte aan windenergie, zolang dat niet ten koste gaat van de kwaliteit van natuur en landschap. Wind wordt als een industriële activiteit gezien. De provincie heeft als doel gesteld op de aangewezen gebieden een maximale invulling te behalen en dat wind gecombineerd moet worden met industrie. De doelstelling voor windenergie van Groningen is omhoog gebracht waardoor Delfzijl weer interessant werd. Zonder dit gebied zou de nieuwe doelstelling niet gehaald worden. Ook kwam het hier duidelijk naar voren dat clustering en optimalisatie het beleid vanuit de provincie waren. Pas later sloten de gemeenten zich bij dit besluit aan. Door de gemeente te verplichten in 2002 een besluit te nemen kan je zeggen dat er sprake is van command and control vanuit de provincie. Belangen organisatie Stichting Windhoek werd snel na de eerste berichtgeving van het windpark opgericht. De stichting is bijna een kopie van de stichting in Friesland. De stichting in Friesland was al jaren bezig dus hier kon stichting Windhoek goed kennis aan ontlenen. In de doelstelling heeft stichting Windhoek gekozen voor het grondgebied Gronin-
@ Grontmij
65
Multiple- case analyse
gen. Hierdoor kan er, in naam van de stichting, voor een dorpje 20 km verderop bezwaar ingediend worden omdat handelen vanuit deze doelstelling voor de rechter ontvankelijk is. Een bezwaar van een stichting is meer ontvankelijk dan van één persoon. De doelstelling van stichting Windhoek is het redelijkerwijs voorkomen dat nieuwe windturbines in de meest brede zin van het woord alleenstaand of groepsgewijs in Groningen worden opgericht. De stichting Windhoek zag het consortium als “Het grote consortium”. De stichting geeft ook aan dat het niet eens te zijn nooit bij het proces betrokken te zijn geweest en geeft aan tegen welke vorm van windenergie te zijn en ziet liever investeringen in kernfusie. De middelen die de stichting hiervoor gebruikt zijn, bezwaren indienen, lobbyen, zoveel mogelijk publiciteit en een politieke partij oprichten. Het vertoonde gedrag is hier voornamelijk blokkademacht geweest. “In Delfzijl kan ik met emotie de gemeenteraad nog wel beïnvloeden als ik dat wil dan lukt dat”. Initiatiefnemers De initiatiefnemers willen het park exploiteren vanuit winstoogmerken handelen in feite daarmee vanuit een commercieel oogpunt. Het consortium, Koop Tjuchem, Siemens en Essent, heeft een actieve rol op zich genomen door contact op te zoeken met gemeente voor draagvlak. Het consortium heeft een excursie naar windparken voor de gemeente georganiseerd. Ook is er een presentatie geweest voor de commissie ruimtelijke ordening van de raad. De percepties van de gemeente zijn na deze excursie niet echt veranderd, mede door een lage opkomst en omdat sommige mensen die naar deze excursie zijn gegaan snel al geen zitting meer in de gemeente hadden. De initiatiefnemers hebben geen extra moeite gedaan om draagvlak bij omwonende te creëren, dit kwam doordat zij de perceptie hadden dat dit geen problemen zou opleveren en dat het voor de dichtstbijzijnde omwonende enkel profijt gaf. De omwonende die geen grondrechten hadden werden niet gecompenseerd. Een derde initiatiefnemer had een andere perceptie dan het consortium en is soms tegen de gevestigde orde ingegaan. Uiteindelijk heeft het consortium gronden afgestaan aan High-energy om hiermee coöperatief gedrag te stimuleren. High-energy wilde de stichting en zijn bestuurders aanpakken. De bestuurders kregen een claim van 5 miljoen euro voor de stichting en de individuele bestuurders. High-energy wilde met deze claim de stichting behouden van het indienen van schadeclaims en van het zorgen voor extra vertraging. De stichting heeft zich niet laten afschikken door deze claim. Grondeigenaren De grondeigenaren waren voornamelijk agrariërs. De grondeigenaren zijn gebaat bij de realisering van het windmolenpark. Het verkrijgen van de gronden is tijdens het gehele proces gaande geweest. Er werd informatie door High-energy en de grondeigenaren achter gehouden wat en met wie ze iets aan het ontwikkelen waren. Pas in 2000 werd bekend dat er nog een derde initiatiefnemer bezig was. Dit strategische gedrag heeft voor onduidelijkheid gezorgd. Type verzet
@ Grontmij
66
Multiple- case analyse
De gemeente vertoond een typische vorm van verzet type C. Dit type van verzet is een dynamische houding door het besluitvormingsproces. Het gaat hier om mensen die van mening veranderen door sociale en politieke invloed. Het verzet van stichting Windhoek valt onder het type B, aversie tegen windenergie in het algemeen. Er wordt ook aangekaart dat de stichting het niet eens is met de vorm van besluitvorming. Zij hadden graag eerder willen meebeslissen in de besluitvorming. 6.1.4
Knelpunten
De knelpunten in de besluitvorming zijn die momenten waarbij het besluitvormingsproces stilstaat of erg traag verloopt. Een uitgebreide uitleg staat in bijlage 20. Hieronder zijn kort de voornaamste knelpunten benoemd. Vervolgens wordt er per knelpunt de oorzaken gegeven. De Knelpunten 1. geen initiatieven 2. geen afstemming gemeente en provincie 3. trage gemeente 4. stilstand vergunningentraject 5. vernietiging milieuvergunning 6. geen samenwerking tussen initiatiefnemers Duiden oorzaken voor de knelpunten: (O) heeft betrekking op ontwerpprincipe (G) heeft betrekking op gedrag (I) heeft betrekking op institutionele factoren (V) heeft betrekking op verzet Knelpunt 1
-
oorzaak
-
2
-
Er kwam geen initiatief met een plan omdat er voor de initiatiefnemers geen zicht op winst was (O1) door onrendabele locatiekeuze. Door de veranderingen van de provincie in hun beleid (I) veroorzaakt dit dynamisch gedrag bij de gemeente. Dynamisch gedrag (G1) zorgt voor stilstand maar ook weer voor voortgang als de gedragingen samenkomen. Als de gemeente meer betrokken (O1) was geweest bij de locatiekeuze en de gestelde kaders dan had dit proces sneller kunnen verlopen Provincie neemt duidelijk besluit door druk van boven af (wel O3), terwijl de gemeente minder druk ervaart om stappen te ondernemen (geen O3) door dreiging met planschade nam de twijfel (G1) bij de gemeente toe, er was zicht op extra kosten (verlies) (O1). Het gevolg is het gedrag (G4) dat de gemeente besluiten uitstelt en vraag naar extra onderzoek doet. De zachte termijnen werden door de gemeente niet gehanteerd. Er waren geen duidelijke afspraken over resultaten en afspraken. Een gebrek aan comand and control (O5)
-
-
3
-
-
@ Grontmij
67
Multiple- case analyse
-
4
-
-
-
-
5
-
6
-
-
De opinie van de gemeente veranderde (G1) door een nieuwe samenstelling van de raad. Hierdoor meer onenigheid in de gemeente waardoor langer overleg nodig is. Oorzaak van deze verandering is het type C verzet (V) Stilstand wordt ondervonden door bezwaren indienen, lobby bij politieke partijen en zoveel mogelijk publiciteit opzoeken. Hiermee wil de tegenstand een dynamisch gedrag stimuleren bij vooral de gemeente. Ook is een gevolg dat er weer extra onderzoek moet worden gedaan om de bezwaren te weerleggen. Extra onderzoek kost tijd en geld. Het verzet komt voor uit het type NIABY. (B) De belangen organisatie zien nul winst in windenergie dus zeker geen windmolenpark. De stichting Windhoek is zich bewust van de mogelijkheden de politiek effectief te benaderen. Als bezwaren worden de milieueffecten aan gedragen. Een andere oorzaak voor het verzet is dat ze niet bij de besluitvorming worden betrokken High-energy vertoont strategisch gedrag (G4 en G3). Zij gaan zich verzetten tegen de plannen van het consortium omdat zij compensatie proberen te krijgen. De termijnen van de procedures worden overschreden, de reden hiervoor is dat het bevoegde gezag niet genoeg hier op kan worden aangewezen, gebrek aan command and control (O5) Strategisch gedrag van verschillende partijen, waardoor onzichtbaarheid van het proces. (G4) Er is gebrek aan kennis waarover de milieuvergunning moet worden aangevraagd. Onduidelijke institutionele kaders (I) Door het hardnekkige verzet (B) heeft de milieuvergunning tot aan Raad van State kunnen komen. De initiatiefnemers kwamen niet tot samenwerking omdat ze andere belangen hadden. (O1) De samenwerking tussen Essent en Koop Tjuchem verliep redelijk soepel. Nordex werd niet in de deze groep opgenomen. Nadat Siemens Nordex had overgenomen was een samenwerking wel mogelijk, Het duurde 2 jaar eer er sprake is van coöperatief gedrag (G)door zicht op meer draagvlak bij de gemeente (O1).
Algemene beschouwing rondenmodel De planvorming vindt plaats tijdens het gehele proces. Er is geen duidelijk begin of eind te identificeren. Hierdoor is deze moeilijk in een tijdsperiode vast te leggen. De plannen veranderen elke keer weer door de technische ontwikkelingen en door eisen uit de gemeente of provincie. Tevens verandert de samenstelling van de nitiatiefnemers waardoor weer andere turbines met ander vermogen op de agenda komen. Het rondemodel geeft duidelijk aan wanneer het proces stilstaat of weer verder kan. Hierdoor zijn de knelpunten, stilstand van het project, goed te identificeren. 6.2 6.2.1
Jacobswoude Korte beschrijving
Het plangebied
@ Grontmij
68
Multiple- case analyse
Locatie: Vierambachtspolder. Plaatsing aan weerszijden van de provinciale weg N207 Omgeving: Jacobswoude is een kleine gemeenten en heeft als gebied voornamelijk agrarische bestemming Oppervlakte: 80 hectare Aantal MW: 18 windturbines van ongeveer 1 a 2 MW Fase: de m.e.r. is net afgerond Betrokken actoren Provincie: De provincie Zuid-Holland heeft een taakstelling voor de provincie en moet hierover in overleg met de gemeenten. Tevens stelt de provincie het streekplan vast waarop de gemeente hun bestemmingsplan op zullen moeten richten. Gemeente: De gemeente Jacobswoude is het bevoegde gezag voor het plan. Het ambtelijk apparaat van de gemeente moet samen met de wethouder Ruimtelijke Ordening zorg dragen voor het begeleiden van het proces Initiatiefnemers: De initiatiefnemers hebben zich verenigd in de Coöperatieve Vereniging Windmolengroep Jacobswoude (CVWJ) en bestaat uit een groep van 40 agrariërs. Georganiseerde belangen: De tegenstanders hebben zich verenigd in de Vereniging tot behoud van het open landschap van Jacobswoude e.o., ook wel VBOLJ. Hun doel is om de windmolens te voorkomen in het plangebied. Overig: Projectbureau Duurzame energie en Task Force Wind zijn betrokken om het proces, dat in een impasse verkeerde, weer lopende te krijgen. 6.2.2
Het proces
Ronde 1: locatieaanwijzing (‘90-‘95) In het bestemmingsplan van Woubrugge, een deel van de huidige gemeente Jacobswoude, wordt de mogelijkheid opgenomen tot het plaatsen van kleine solitaire windturbines op het erf bij agrarische bebouwing. Vanuit de gemeente was er eigenlijk het plan om één windparklocatie op te nemen, maar zowel provincie als agrariërs waren daar op tegen. De initiatieven bleven uit, pas halverwege de jaren ’90 kwamen er verzoeken van agrariërs bij de gemeente binnen. De gemeente zag deze aanvragen niet zitten omdat zij bang waren voor wildgroei. De provincie heeft inmiddels een meer geconcentreerd beleid. Het Streekplan Zuid-Holland Oost wordt in 1995 goedgekeurd. Hierin zijn een aantal windlocaties opgenomen, waaronder die langs de N207 in de gemeente Jacobswoude, weliswaar als zoeklocatie. De gemeente geeft aan dat de agrariërs zich moeten bundelen en moeten zoeken naar locaties aangegeven in het streekplan, hiermee werd de eerste ronde afgesloten. Ronde 2: de eerste initiatieven (‘95-’98) De tweede ronde bestond uit het ontwikkelen van initiatieven en het bundelen van initiatiefnemers op deze locatie. Het duurde een tijd eer er concrete initiatieven op tafel kwamen. In 1998 werd de Coöperatieve Vereniging Windmolengroep Jacobswoude opgericht, die een plan ontwikkelde voor deze locatie: het windpark Vierambacht. Het regionale energiebedrijf, EWR, heeft ook haar oog laten vallen op de locatie langs de N207. Begin 1999 stelt het EWR een rapport “werken met Wind”op. Het rapport ging in op de geschiktheid van de locatie. De instemming van de gemeenteraad met dit rapport is een directe instemming van de gemeente op deze locatie. Ronde 3: stiltand en planontwikkeling (’99-’01)
@ Grontmij
69
Multiple- case analyse
In deze ronden worden meerdere plannen voorgesteld aan de gemeente na de instemming met de locatie. EWR trekt zich terug omdat zij geen grondlocaties weet te bemachtigen. De ontwikkeling wordt overgelaten aan het CVWJ. Er wordt een ambtelijke werkgroep met gemeenten en provincie geïnstalleerd, die de hele zaak nog eens onder loep neemt en positief adviseert over het voorgenomen plan. Omwonenden krijgen lucht van dit plan en zijn er niet content mee. Zij richten eind 1999 de Vereniging tot behoud van het open landschap van Jacobswoude e.o. (VBOLJ) op. Hierdoor belandt het plan in een impasse omdat de gemeente geen duidelijke beslissingen neemt en de locatie eigenlijk weer tot discussie staat. Ronde 4: opstarten MER (’01-’04) In 2001 besluit de gemeente medewerking te geven aan een inrichtingen-m.e.r. en op basis daarvan een afweging te maken voor een besluit tot medewerking te nemen, deze beslissing was de start van de vierde ronde. De m.e.r. is uitgevoerd door Arcadis, in opdracht van de CVWJ. De provincie Zuid-Holland was voor een derde medefinancier van de m.e.r.-studies. Het opgestarte MER is een inrichtingenm.e.r. om te kijken welke variant het meest milieuvriendelijk is. Daartoe wordt in september 2001 door de gemeenteraad een stappenplan aangenomen, waarin het pad wordt aangegeven voor voorbereiding en uitvoering van de m.e.r.-procedure en de gemeentelijke besluitvorming. De provincie was in het kader van BLOW in 2001 gestart met opstelling van een ruimtelijke visie, de nota Wervel. Dit verliep via een sterk interactief proces en was gericht op een goede mix van voorkeurslocaties op provinciaal niveau en bestaande initiatieven in gemeenten. Ondanks de precaire ligging, in het Groene Hart, wil de provincie deze locatie toch als zoekgebied opnemen. In de Nota Koersbepaling en de Ruimtelijke Visie Windenergie uit 2001 staat de locatie Jacobswoude als zoeklocatie. In maart 2002 wordt de startnotitie ingediend. In juli 2004 is er een positief toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. Ondanks het afwijzen van de locatie in ronde 5 heeft CVWJ ervoor gekozen het MER af te ronden. Ronde 5: afwijzen locatie (’03-heden) In 2003 werd de vijfde ronde gestart die top op heden voortduurt. Hierin komt de locatiekeuze na uitvoerige lobby van de VBOLJ weer ter sprake. Het CVWJ zocht in augustus contact met Task Force Wind (TFW) om steun voor de besluitvorming rond het project. Hierop heeft TFW meerdere acties ondernomen. De gemeente heeft in een standpunt t.a.v. de nota Wervel aangegeven dat de beslissing, over handhaving van de locatie, aan de gemeente moest worden gelaten. Op 22 oktober heeft Provinciale Staten de nota Wervel vastgesteld en een amendement van de PvdA aangenomen om de locatie N207 te schrappen. 6.2.3
Percepties en rollen
Provincie Provincie verandert drie keer van perceptie, een duidelijke vorm van dynamisch en strategisch gedrag. De provincie heeft geen goede integrale visie op windenergie en landschap (met name het Groene Hart) en dat maakt de beleidsbasis voor dit plan er niet beter op. De rol als beleidsmaker is aanwezig maar onduidelijk. De provincie neemt ook een stimulerende rol op zich door te mee te investeren in het MER. Gemeente Daar in het begin iedereen van de gemeente voor was zijn er nu meer mensen aan het twijfelen. De gemeente Jacobswoude is een kleine gemeente, die niet vaak
@ Grontmij
70
Multiple- case analyse
zulke ingrijpende beslissingen hoeft te maken. Deze twijfel kan voortkomen uit de nieuwheid van het project en de gebrek aan kennis. De gemeente, die medewerking wil verlenen aan het plan, zal de communicatie naar de bevolking op zich moeten nemen omdat communicatie vanuit de initiatiefnemer als partijdig wordt ontvangen. De gemeente neemt hier enkel een controlerende taak op zich en doet weinig aan de communicatie naar de bevolking omdat zij dit niet als haar taak ziet en de noodzaak ervan ook niet inziet. “De wethouder ruimtelijke ordening was voor windenergie maar heeft niet veel initiatieven ondernomen om de provincie en de bevolking te benaderen en informeren”. Belangen organisaties Het blijkt dat lobby van VLOBJ erg goed heeft gewerkt. De VBOLJ benaderde Statenleden op een effectieve manier en wist met name te bereiken dat naast VVD en SP ook de PvdA zich tegen de locatie Jacobswoude verklaarde. De grondeigenaren De grondeigenaren werden gedwongen om samen te werken. Het tot stand komen van een samenwerking ging redelijk moeizaam. Uiteindelijk is er een coöperatie met een bestuur gevormd. De grondeigenaren zijn tevens de initiatiefnemers. Verzet De VBOLJ is zelf met een alternatief gekomen waaruit is geconcludeerd dat ze niet tegen de technologie waren. Door twijfel te stellen aan de juistheid van de locatie kan je het VBOLJ het beste aan het type D verzet koppelen. Tevens heeft het VBOLJ aangegeven dat zij graag eerder bij de besluitvorming betrokken waren geweest. De hoofdmotieven van VBOLJ’s verzet tegen het windpark zijn te vinden in de zorg voor het landschap en het daarmee samenhangend het te verwachte lage milieu- en energierendement. Het behoud van het open landschap zien de betrokken partijen als een belangrijke reden voor het verzet van VBOLJ. NIMBY en geluid zijn slechts kleine factoren. Het model van Wolsink lijkt hiermee goed overeen te komen. Er is aangegeven dat het voeren van een gesloten besluitvorming niet wenselijk was. Deze factor ontbreekt in het model van Wolsink. 6.2.4
Knelpunten
De knelpunten 1. Geen afstemming tussen gemeente en provincie 2. Trage planontwikkeling 3. Geen samenwerking initiatiefnemers 4. Aannemen amendement schrappen windenergielocatie 5. Geen besluitneming gemeente Duiden oorzaken van de knelpunten 1 - De oorzaak voor geen afstemming is dat beide partijen een heel ander standpunt en belang op na houden, waardoor er dus geen zicht op winst is door samenwerking (O1). - Onduidelijkheid over het beleidskader waarop de locatie is gebaseerd. Provinicie geeft niet duidelijk aan wat hun standpunt is. (I) - Provincie verandert drie keer van perceptie (G1)
@ Grontmij
71
Multiple- case analyse
2
-
3
-
4
-
-
-
5
-
-
-
6.3 6.3.1
De initiatieven bleven uit omdat de provincie de Vierambachtspolder nog niet op de kaart had gezet. De eis voor een integraal zorgde voor vertraging. (Ig) De ontwikkeling van een integraal plan vanuit de agrariërs ging erg moeizaam omdat er veel verschillende belangen gelden. (O1) Hier is direct de provincie verantwoordelijk voor, daar zij het amendement hebben aangenomen. Zij zijn onduidelijk geweest, doordat zij dynamisch gedrag (G1) vertonen. Ze laten zich beïnvloeden door de omgeving (verzet C) en de belangen organisatie maakt daar goed gebruikt van (O3). De gemeente onderhoud weinig contact met de provincie en heeft pas laat door dat de steun vanuit de provincie aan het afbrokkelen is. Het ontbreken van de juiste personen bij de planontwikkelingen is een oorzaak. (O2) Tevens hebben de voorstanders te weinig gedaan om de negatieve publiciteit tegen te gaan (O3). De initiatiefnemers ging ervan uit dat de wethouder dat wel zou doen, foute perceptie. De gemeente neemt pas een besluit als er een integraal plan is. Deze keuze van beleid (Ig) zorgt voor verplichte samenwerking tussen de agrariërs. De gemeente is gaan twijfelen door de anti-lobby en de planontwikkelingen die toch opeens vorm gingen krijgen. Deze twijfel zorgde voor de vraag naar een MER, bovenop al velen andere onderzoeken die al zijn uitgevoerd (G1). De onduidelijke besluitvorming, het gebrek aan command and control (O5). De verantwoordelijke persoon vanuit de gemeente had hardere lijnen uit moeten zetten, wanneer en waarover beslissingen genomen werden. Tevens lijkt de bezetting niet met de juiste personen geweest te zijn. (O2) VBOLJ, maakt goed gebruik van de druk van de omgeving. VBOLJ zorgt via websites en ander publiciteit de omwonende te beïnvloeden (O3). Door deze onrust te zaaien verandert de provincie ook van standpunt. (G1) De gemeente heeft te kort geschoten in de communicatie naar de omwonende. De VBOLJ weet wel de juiste mensen in het proces te betrekken (O2)
Eemshaven Korte beschrijving
Het plangebied - Locatie: Het plangebied omvat het industrieterrein van Eemshaven en een eventuele uitbreiding naar het zuiden en het westen. - Omgeving : Industriegebied. Bij Eemshaven zijn reeds twee parken gerealiseerd. Het bestaande windpark op de Eemshaven heeft een omvang van 48 MW en omvat bijna 100 turbines met een ashoogte van 40 - Aantal MW:. 250 MW, door middel van uitbreiding en sanering - Fase: Het project bevindt in de grond uitgifte fasen. In 2005 zijn net alle percelen uitbesteed. Betrokken actoren - Provincie: De provincie is betrokken als bevoegd gezag, stimulator en als grondeigenaar van Seaports.
@ Grontmij
72
Multiple- case analyse
-
-
6.3.2
Gemeente: De gemeente Eemsmond is betrokken als bevoegd gezag en beleidsmaker Initiatiefnemer: De initiatiefnemers bestaan uit Mill-energy, een samenwerking tussen Essent en Koop Duurzaam en later komt daar Seaports als initiatiefnemer bij. Omwonende: De inwoners van Groningen zijn betrokken doordat zij kunnen participeren in het project. Grondeigenaar: Seaports Er is geen duidelijke belangenorganisatie, die tegen het windmolenpark is, opgericht. Het proces
Ronde 1: locatie aanwijzing (‘94-‘99) Het gaat hier over opschaling en uitbreiding. De locatie staat al vanaf 1994 in het streekplan en er is een locatie-MER uitgevoerd. Op 17 september 1998 besluit de raad geen solitaire windmolens meer toe te laten. Niet veel later (mei 1999) komt er vanuit de provincie ook de afschaffing van solitaire windmolens, hierdoor werden velen agrariërs gedupeerd die al het gehele voortraject, voor plaatsing solitaire windturbine, hadden doorlopen. Provincie en gemeente hebben als voorwaarde gesteld dat de gedupeerde agrariërs (door besluit van 1999 geen solitaire windmolens) mogelijkheid tot participatie wordt aangeboden bij Eemshaven. Hoe dit precies wordt ingevuld is onduidelijk, daar Mill-energy geen belang heeft bij deze participaties. Ronde 2: initiatiefase en planontwikkeling (‘99-‘01) 23 maart 1999 is er een uitnodiging van de gedeputeerde provincie Groningen voor de partijen: Essent, Koop Tjuchem (projectontwikkelaar) en Seaport (grondeigenaar) zijn uitgenodigd. Tijdens deze bijeenkomst hebben de partijen een presentatie gegeven om aan te geven wat er zoal gerealiseerd kan worden in Delfzijl en Eemshaven. Het gesprek met de heer Calon was het startpunt voor de ontwikkelingen op Eemshaven. De startnotitie in mei 2001 is voortgevloeid uit deze initiatieven. De gemeente heeft gekozen voor samenwerking met Mill-energy. Bij dit besluit is de gemeente gebleven en heeft andere initiatieven tegen gehouden. Met de provincie en het bestuur van Seaport was er al een Gentlemen’s agreement voor de gronden bij Eemshaven van Seaport. De richtlijnen zijn opgesteld door de commissie MER en vastgesteld door de raad in oktober 200172. Mill-energy is begonnen met het schrijven van een inrichtingen-MER. Hier is op een gegeven moment mee gestopt, de reden hiervoor is onduidelijk. Essent meldt hier; “De MER is door allerlei factoren vertraagd. Het zou hier te ver voeren al deze factoren te benoemen.” Ronde 3: afname draagvlak (eind ‘01-‘04) In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) van Groningen (2001) heeft de nader uit te werken zoekruimte voor het ontwikkelen van een windpark ten zuiden van Eemshaven tevens de aanduiding zoekgebied voor glastuinbouw gekregen. De zekerheid over de locatie neemt hierdoor af. Calon was officieel de contactpersoon met Essent en Koop Tjuchem. De gedeputeerde van EZ had niet altijd dezelfde plannen als Calon. In 2003 heeft de provincie haar machtspositie als eigenaar van Seaport gebruikt door te stellen geen grond af te staan. Het gentlemen’s agreement werd in 2003 weer ingetrokken omdat Se72
http://www.eia.nl/mer/projectinfo/p1167.htm
@ Grontmij
73
Multiple- case analyse
aports ook een gebied wilde openstellen voor participatie. In maart 2003 is besloten dat het mogelijk moet worden dat particulieren zelf een windmolen plaatsen op het middengebied van het windmolenpark op het Eemshaventerrein. Daarmee is een voorlopige afronding gekomen aan een discussie die al jaren speelde en die er voor moest zorgen dat ook particulieren weer een windmolen kunnen plaatsen. Mill-energy weet in 2004 rechten van Seaport voor de helft (60%) verkrijgen. Het contract hiervoor ligt in concept. Hierdoor is de projectontwikkelaar ongeveer 30 rechten ontnomen waarvoor eerst wel een mondelinge afspraak over was. De m.e.r. was al gestart op kosten van de projectontwikkelaar voor het totale gebied. De raad van Eemsmond heeft in 2004 voor dit gebied gekozen voor een invulling met glastuinbouw en sluit daarbij windenergie uit in Eemshaven-Zuid. De provincie koos er in mei 2004 voor om zoeklocatie te schrappen. In reactie op dit besluit, besluit Mill-energy ervoor geen MER voor het gebied zuid op te stellen. Door deze besluiten is tussen de 24-48 MW aan potentieel windvermogen verwijderd. Ronde 4: weer opstarten MER (‘04-heden) In reactie op het besluit Eemshaven-zuid voor glastuinbouw aan te wijzen, besluit Mill-energy ervoor geen MER voor het gebied zuid op te stellen. Door de duidelijkheid over de locatie kan er verder gegaan worden met het MER. De provincie heeft er bij Mill-energy steeds op aangedrongen om de m.e.r.- procedure af te ronden, omdat zoveel partijen voor realisatie van hun windenergieplannen hiervan afhankelijk zijn. Het MER moest toch in het Duits vertaald worden en moest daardoor pas later aan de Duitse autoriteiten worden aangeboden. Naar verwachting zal de m.e.r. eind 2005 gereed zijn. Minister Brinkhorst heeft in 2004 een brief naar de provincie Groningen gestuurd voor een extra locatie, Pekela73. De provincie heeft dit verzoek afgewezen. Een van de redenen is dat Groningen eerst op de al aangewezen locaties windenergie wil realiseren. Deze brief gaf nog een extra stimulans om ervoor te zorgen dat er participatie mogelijkheden worden aangeboden aan de gedupeerde initiatiefnemers. Seaports heeft een participatiemodel opgesteld voor hun eigen gronden, hier worden 21 posities verhandeld. Dit kan betekenen 21 eigenaren, met de eis van de gemeente dat het park bestaat uit dezelfde turbines. Op de eerste gunning voor participatie is slecht gereageerd. Maar 2 van de 150 aanvragen voldeden aan de eisen. Seaports bood participaties, met erg veel risico’s aan. Waarschijnlijk is hierdoor de eerste gunning geen succes. De tweede gunning vindt plaats in het voorjaar van 2005. 6.3.3
Percepties en rollen
Initiatiefnemers Er is drie jaar door de gemeente niets van Mill-energy vernomen. Volgens een ambtenaar van de gemeente Eemsmond, zou deze vertraging gekoppeld kunnen worden aan de eis van de gemeente en provincie voor participatie van derden. Ook dacht deze ambtenaar dat er waarschijnlijk verwikkelingen waren binnen Millenergy. De samenwerking Koop Tjuchem en Essent is er in 2005 nog steeds actief en verloopt volgens beide partijen goed maar moeizaam. Deze partijen hebben een verschillende achtergrond, dus verschillende drijfveren en verschillende besluitvormingsprocedures. Het zijn grote projecten met hoge investeringen. Er moeten be73
In Pekela in Groningen is een initiatief van meerdere boeren al jaren bezig. Meerdere ronden zijn doorlopen, draagvlak is er bij de gemeente maar de provincie gooit roet in het eten door enkel windturbines op de aangewezen locaties in het POP toe te staan.
@ Grontmij
74
Multiple- case analyse
slissingen worden genomen over de te volgen aanpak. De visies en motivaties zijn verschillend, waardoor de keuzes op bepaalde gebieden ingewikkelder is geworden. De belangrijke beslissingen moeten met de top overlegd worden en kan enkele maanden in beslag nemen. Voorbeelden van moeilijke keuzemomenten zijn: o Wanneer vergunningentraject starten o Hoe grondrechten veilig stellen o Hoe de financiering voor het windpark moet plaatsvinden o Hoe de exploitatie moet plaatsvinden Tevens wilde het adviesbureau Arcadis een uitgebreidere MER opstellen dan Millenergy omdat er flora en fauna zich ontwikkeld had op het industrieterrein. Millenergy vond dit minder relevant omdat het industrieterrein toch gewoon in het bestemmingsplan stond. Al laatste rede voor het stil leggen van de m.e.r. is de verminderende aandacht doordat de focus meer lag op Delfzijl. Provincie De provincie neemt verschillende rollen op zich zoals bevoegd gezag, grondeigenaar, beleidsmaker en initiatiefnemer. Deze gebruiken de grondrechten om participatie voor derden er doorheen te voeren. Calon heeft zich altijd expliciet uitgesproken voor windenergie in de provincie op de aangewezen locaties. Deze uitspraken hoeven niet altijd voor zekerheid te waarborgen daar er ook andere belangen zijn in de provincie en de gemeente. Gemeente De gemeente heeft zich niet expliciet uitgesproken voor of tegen windenergie. Als het geld oplevert en werkgelegenheid brengt dan ziet de gemeente Eemsmond hier heil in. De gemeente geeft aan dat ze meer werkgelegenheid en geld zien in glastuinbouw. Het streven om een duurzame gemeente te zijn is niet aanwezig, mede doordat ze dit al zijn. Omwonende In het plangebied zijn weinig omwonende. De inwoners van de provincie Groningen zich gedupeerd doordat er gebieden niet zijn opgenomen in het POP. Het niet opnemen van deze gebieden komt door het besluit van de provincie om geen solitaire windturbines meer toe te staan. Er is druk vanuit deze groep door dreiging met planschade en het indienen van andere bezwaren. Type verzet Er zijn weinig argumenten gevonden die overeenkomen met de derterminanten uit het model van Wolsink. Acceptatie is hoger omdat er al windturbines gerealiseerd zijn. Verzet van de omwonende komt vooral dat zij zich niet gecompenseerd zien voor hun verlies. Participatie is dan de oplossing voor dit probleem. De gemeente is niet echt tegen maar ziet gewoon meer winst in een andere oplossing. Hierdoor is de houding van de gemeente niet onder verzet tegen windenergie te scharen. Wel zijn ze het niet meer eens over de geschiktheid van een deel van de locatie, verzet type D. Er is sprake van strategisch gedrag doordat men zich heeft laten beïnvloeden door het besluitvormingsproces.
6.3.4
knelpunten
De knelpunten:
@ Grontmij
75
Multiple- case analyse
1. 2. 3. 4. 5. 6. 1
-
-
2
-
3
-
4
-
5
-
6
-
-
6.4 6.4.1
stilstaan planontwikkeling langzame samenwerking initiatiefnemers eis voor participatie schrappen van locatie zuid niet verkrijgen grondrechten geen afstemming gemeente en provincie
Het stilstaan van het MER heeft veel oorzaken. Volgens de heer Bakema, Essent, interview 05-04 2005, zou het hier te ver voeren al deze factoren te benoemen. Het institutionele kader (I) is zo veranderd, waardoor er mensen gedupeerd worden. Het gedrag dat de provincie vertoond is compensatie van de verliezen (G2) door een particpatie eis te stellen. Door het ontbreken van een duidelijk beleid (I) en onduidelijke afspraken over de grondrechten kan er geen plan ontwikkeld worden. Geen prikkels tot coöperatief omdat iedereen zijn eigen belang hoog heeft staan, hierdoor strategisch gedrag. (O1 en G4) De eis van participatie zorgde voor een hoop gedoe omdat ze geen participatiemodel konden opstellen dat aan alle eisen konden voldoen. Vertragende factor geen kennis op dit gebied. Mill-energy wilde geen participatie. Belangen staan tegenover elkaar (O1) Deze eis is een gevolg van een verandering in het beleid waardoor mensen gedupeerd zijn(I). Gebrek aan kennis om een goed participatiemodel te ontwikkelen.(K) De gemeente heeft minder zicht op winst voor de locatie zuid als windlocatie, de prikkels voor coöperatief gedrag nemen af (O1 en G1). De provincie neemt deze glastuinbouw locatie over door lobby van de gemeente, (O3). De oorzaak hiervoor is dat er geen bindende afspraken waren gemaakt. Gebrek aan Command and Control.(O5) Dynamisch gedrag van de provincie door opeens minder grondrechten te willen afstaan (G1) Geen afstemming omdat gemeente het bestemmingsplan verandert en op een deelgebied geen windenergielocatie opneemt terwijl de gemeente dit gebied wel in zijn streekplan heeft staan. (I) Er is geen projectgroep opgericht. (O4)
Noordoostpolder (NOP) Korte beschrijving
Het plangebied - Locatie : De locaties in de Noordoostpolder staan aangegeven in figuur 6.2. Hier kan je zien dat er enkel langs - de dijken windmolens gerealiseerd mogen worden. - Omgeving: windrijk gebied met een hoog windaanbod - Oppervlakte: Gemeente Noordoostpolder - Aantal MW: circa 190 MW - Fase: De projecten bevinden zich in de inrichtingen-m.e.r.-fase
@ Grontmij
76
Multiple- case analyse
NMD
WMD WMD
ZMD
Figuur 6.2: Noordoostpolder Betrokken actoren - Provincie: De provincie heeft beleidregels vastgesteld dat de ashoogte en de afstanden bepaald. In het POP zijn de plaatsingsmogelijkheden opgenomen, deze zijn in goed overleg met de gemeente bepaald - Gemeente: De gemeente Noordoostpolder is bevoegd gezag en heeft zijn eigen plaatsingsbeleid. - Initiatiefnemers: De initiatiefnemers bestaan uiteindelijk uit vijf verschillende partijen - Grondeigenaren: Er zijn meerdere soorten grondeigenaren aanwezig door het uitgestrekte gebied en de plaatsing langs dijken. De grondeigenaren bestaan uit agrariërs, Domeinen, Rijkswaterstaat en de gemeente. - Overig: Task Force Wind (TFW) is ingeschakeld om de onderhandelingen voor de Noordoostpolder te sturen. 6.4.2
Het proces
Het besluitvormingsproces gaat hier over verschillende locaties in de Noordoostpolder. De focus ligt eerst op de locatie Noordermeerdijk om aan te geven hoe lang deze ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Ronde eerste realisatie Eerste initiatief in de Noordoostpolder als toenmalig bedrijf IJsselmij is in 1986/87. In 1991 zijn er op de Westermeerdijk zijn 25 windturbines gerealiseerd en dit is later nog uitgebreid met nog een keer 25. Uiteindelijk bestond dit project uit 50 keer 300 kwh = 15 MW. Het oudste project wat nu nog draait. In 1992 is er een uitnodiging door provincie gestuurd naar de bedrijven, IJsselmij (overgenomen door Essent) plus Pgem (overgenomen door NUON) om te helpen een totaal windenergieplan op te stellen voor de provincie. Noordermeerdijk.(’93-heden) Noordermeerdijk is het eerste project van Essent na de Westermeerdijk. Dit project werd opgestart in 1993. De eerste blokkade kwam vanuit de provincie omdat er nog geen streekplan was over windenergie. In ‘94 is er al discussie over de locatieMER wat word meegenomen in het streekplan. Het streekplan werd goedgekeurd maar er moest nog een aanvulling voor windenergie komen. Essent heeft gewacht met het opstarten van de planologische procedures. Toen het uitwerkingsplan windenergie op tafel lag (1999), zijn ze de procedures gestart. In 2003 is de milieuvergunning door de Raad van State vernietigd omdat er geen positieve uitspraak is geweest over het MER. Voor het goedkeuren van een milieuvergunning moet er een positief besluit ten grondslag liggen aan een MER. Na tien jaar was Essent weer terug bij af en door kosten aan het MER en andere activiteiten
@ Grontmij
77
Multiple- case analyse
veel geld verloren. Het gevolg van deze vernietiging is dat weer vooraan begonnen moest worden inclusief een MER voor de locatie Noordermeerdijk. Ronde: locatie(’95-‘00) Gemeente Noordoostpolder stelt in 1995 de eis dat er geen solitaire windmolens worden geplaatst. Het provinciale beleid neemt dit besluit mee in streekplanuitwerking plaatsingsmogelijkheden voor windmolens. Hieraan gekoppeld werd de eis vanuit de gemeente gesteld dat gedupeerde agrariërs en omwonende zouden moeten kunnen participeren. Er waren toen al wel een paar solitaire windturbines gerealiseerd. In 1996 heeft Grontmij een provinciale locatie-MER voor de streekplanuitwerking windenergie opgesteld. Hier zijn locaties in de NO opgenomen. Er is veel overleg gepleegd tijdens deze locatie-MER. Hier zijn 30 locaties uit gekomen. De locatieMER heeft alle inspraak procedures doorlopen. In het streekplan 94/95 is besloten om een uitwerking te maken voor wind. Het MER was toen nog niet klaar en zou gebruikt worden voor het uitwerkingsplan windenergie. Het MER is gekoppeld aan dit streekplan en het streekplanuitwerkingsplan. In 1996 is het MER en de uitwerking streekplan windenergie klaar. Na heel veel overleg is dit plan gebruikt voor uitwerkingsplan windenergie. De streekplanuitwerking plaatsingsmogelijkheden voor windmolens is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Flevoland op 23 maart 1999. In dit plan is gezegd waar windenergie niet mocht en dus niet waar windmolens wel werd toegestaan. De provincie heeft vanuit het BLOW een doelstelling aanvaard van 220 megawatt. In het POP (vastgesteld in 2000) van de provincie Flevoland is aangegeven op welke locaties in de provincie windmolenparken kunnen worden gerealiseerd. Voor de gemeente Noordoostpolder zijn daarin de locaties Westermeerdijk, Noordermeerdijk, Zuidermeerdijk en een kleinschalige lijnopstelling ten zuiden van Urk aangegeven. Ronde 3: draagvlak en samenwerking (’00-’03) De volgende ronde start medio 2000 met de oprichting van het Platform Windenergie Noordoostpolder door het gemeentebestuur van de gemeente Noordoostpolder. Het Platform heeft als doel invulling te geven aan de realisatie van windenergieprojecten binnen het door de gemeente geformuleerde beleid. Er is veel onenigheid met alle initiatiefnemers over de verdeling van de locaties en het participatie-beleid. Eerst gebeurde deze verplichte samenwerking onder leiding van Haskoning later met hulp van Task Force Wind. Na twee jaar is er uiteindelijk een convenant opgesteld waaraan men zich conformeert. Domeinen kan zijn grond niet zomaar weggeven omdat er een open aanbesteding moet zijn, deze open aanbesteding staat haaks tegenover de plannen van de gemeente Noordoostpolder. In het convenant was juist afgesproken dat enkel de vijf al aanwezige partijen hier op mochten bieden. Staatsecretaris Financiën geeft toestemming dat deze partijen daarop mochten bieden/ financiële onderhandelingen mochten uitvoeren. Ronde 4 planontwikkeling (’02-heden) In april 2002 ligt er een convenant op tafel. Hierin is de verdeling van locaties opgenomen, waarin staat in dat Essent een beperktere positie inneemt als producent. Deze investering is teruggebracht van 50% naar 20 %. Ook is er een afspraak gemaakt dat er een entiteit zou worden opgericht voor de gezamenlijk acties die uitgevoerd moeten worden. Voor het opstellen van het MER en voorontwerp bestemmingsplan is een juridisch geldend orgaan nodig. De partijen richten Koepel
@ Grontmij
78
Multiple- case analyse
Windenergie Noordoostpolder op, hiervoor was een jaar de tijd nodig. M.e.r. gaat van start (inrichtingens-m.e.r.). Het MER wordt europees aanbesteed, dit kost ook weer extra tijd. In september 2004 is de startnotitie vastgesteld. In juni 2003 geeft Essent aan dat zij zich willen distantieren van deze vereniging om de volgende twee redenen: - door wijziging subsidie. Reguliere Energie belasting (REB) in een Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP). Met REB-subsidie verdiende Essent twee keer aan de windenergie, als producent en als leverancier. Nu 2005, is de MEPsubsidie van kracht. Deze subsidie komt alleen ten goede aan de producent. - Essent vindt dat de afspraken in het convenant niet na worden gekomen. Het is onduidelijk of Essent zich ook daadwerkelijk heeft terug getrokken. Dit kan natuurlijk altijd nog daar het convenant niet juridisch bindend is. 6.4.3
Percepties en rollen
Grondeigenaren Boeren zien potentie in windenergie, waardoor ze eisen mee te doen aan de exploitatie. Zo niet dan is er veel blokkade te verwachten in de bezwaren procedures. Initiatiefnemer Essent heeft een machtspositie door al locaties met windturbines gerealiseerd te hebben aan de Westermeerdijk en 5 turbines aan de Zuidermeerdijk. De coöperatie Westermeerwind heeft posities verkregen en draagvlak gecreëerd bij de gemeente door participatie van derden toe te staan. De externe omgeving veranderde omdat de subsidies veranderen. Met de komst van REB nam deze machtspositie van Essent iets af omdat er ook geld ging naar de producent. Door de liberalisering raakte Essent zijn monopolistische positie kwijt en kreeg hierdoor minder zeggingsschap. De landelijke besluiten hebben grote gevolgen gehad voor de energieleverancier. Van een energiebedrijf met alle macht naar een gelijke speler in het veld. Provincie Flevoland is een provincie die zich kenmerkt door een hoge mate aan ondernemerszin en pioniersgeest. Nieuwe en kansrijke ontwikkelingen komen snel tot realisatie. De algemene perceptie over landschapsinpassing geeft aan dat windturbines goed in het moderne, rechtlijnige en haast technocratische landschap van Flevoland passen. De provincie heeft duidelijke beleidsregels over de ashoogte en afstanden van en tussen windturbines gezet. Gemeente De gemeente hebben over het algemeen veel invloed gehad op het provinciale beleid. De gemeente Noordoostpolder heeft na bijstelling van het beleid inzake solitaire molens gekozen voor het vrijwaren van de polder van turbines en enkel plaatsing toe te staan langs de dijken. Als extra eis werd gesteld dat aan de initiatiefnemers niet direct betrokkenen participatiemogelijkheden worden geboden. Niet alle initiatiefnemers waren het hier mee eens. De gemeente geeft aan pas een besluit te willen nemen als het uitwerkingsplan windenergie goedgekeurd is. Het uitstellen van besluit nijgt naar strategisch gedrag.
@ Grontmij
79
Multiple- case analyse
6.4.4
Knelpunten
De knelpunten 1. trage gemeente 2. geen samenwerking tussen initiatiefnemers, in meerdere ronden 3. het oprichten van een overkoepelend bestuur duurde een jaar 4. planontwikkelingen kwamen langzaam op gang. 5. stilstand vergunningtraject en vernietiging vergunning
1
-
2
-
-
-
3
-
4
-
-
De gemeente schuift een besluit voor zich uit door pas een besluit te nemen als het uitwerkingsplan goed is gekeurd. (G4) andere gemeenten laten planontwikkelingen in Flevoland ondanks het nog niet klaar zijn van de plannen wel doorgaan. Het duurt 4 jaar voordat GS het uitwerkingsplan goedkeurt (I) De provincie voert geen druk uit op de gemeente. Moeizame samenwerking, veel initiatiefnemers met veel verschillende percepties en onderhandelingsposities. Het duurde 2 jaar voordat er een plan lag waaraan de initiatieven nemers zich konden conformeren.(O1) Essent zegt zich niet te houden aan de afspraken in het convenant. Wederom geen samenwerking. De hoeveelheid vertraging hierdoor is nog onduidelijk. Een convenant is niet juridisch bindend dus gebrek aan Command and Control (O5) Verandering subsidies (I) verandert positie Essent waardoor minder prikkels voor coöperatief gedrag met als gevolg dynamisch gedrag. (O1) Wederom een trage besluitvorming door overleg met verschillende partijen. Gebrek aan duidelijk beleid Noordoostpolder, De streekplanuitwerking liet erg lang op zich wachten (I) gemeente stelt besluitvorming uit door te eisen dat de plannen gekoppeld moeten worden aan de streekplanuitwerking plaatsingsmogelijkheden voor windmolens. De gemeente heeft een duidelijke locatiekeuze Onduidelijk hoe het participatie beleid moest worden ingevuld (K) Sommige initiatiefnemers wilde hier wel aan meedoen andere weer niet. (O1) gebrek aan kennis Het institutionele kader was onduidelijk (I). Het bevoegde gezag is niet duidelijk geweest omdat niemand door had wat de gevolgen waren van een negatief besluit voor de plaatsingsmogelijkheden voor windmolens. (G4)
5
-
6.5 6.5.1
Oost-Flakkee Korte beschrijving
Plangebied - Locatie: Het park bevindt zich aan de rand van het eiland GoereeOverflakkee, in de gemeente Oost-Flakkee.
@ Grontmij
80
Multiple- case analyse
Omgeving: plangebied bevindt zich op een dijk en bestaat uit één lijnopstelling. De bebouwing in de nabijheid bestaat uit enkele agrarische bedrijven en één horeca aangelegenheid bij de Galathese Haven - Aantal MW: Het park bestaat uit twaalf windmolens van 1,75 MW. - Fase: in gebruik Betrokken actoren - Provincie: Zuid-Holland - Gemeente: Oost-Flakkee - Initiatiefnemer: De Initiatiefnemers zijn Deltawind en Promill BV, die een samenwerking zijn aangegaan. - Grondeigenaar: De gronden zijn in bezit van AMEV, die zijn gronden weer voor een groot deel verpacht aan agrariërs. - Overig: Voor de vergunningverlening was Rijkswaterstaat ook bevoegd gezag. -
6.5.2
Het proces
Ronde 1: locatie aanwijzing (’90-‘96) In het streekplan Zuid-Holland Zuid van december 1990 worden een aantal locaties aangewezen als zoeklocaties. De eerder genoemde Bestuursovereenkomst, het BPW, tussen provincies en rijk leverde voor Zuid-Holland een inspanningsverplichting op van 50 MW in het jaar 2000. De helft hiervan zal naar verwachting gerealiseerd moeten worden in Zuid-Holland Zuid waarvan ongeveer 50 MW op GoereeOverflakkee. In 1991 word er begonnen met het opzetten van regionaal windplan, met de provincie en de 4 gemeente van het eiland. In 1996 geeft de gemeente aan dat ze de locatie in het bestemmingsplan zullen opnemen en dat ze ook toestemmen met een artikel 19 procedure. Ronde 2: eerste initiatief en samenwerking met grondeigenaren (’96-’98) In 1996 is er een eerste initiatief van Promill, snel hierna is Deltawind benaderd door Promill. De omwonende waren direct bij het project betrokken omdat dit de grondeigenaren zijn. De grondwerving was een tijdrovende procedure. De eigenaar was bereidt rechten te verlenen aan Promill maar was afhankelijk van de pachters. Uiteindelijk is Deltawind met een zaakwaarnemer tot een overeenkomst gekomen. De gemeente eiste dat Deltawind kon aantonen dat ze over alle gronden kon beschikken. Dit alles heeft ongeveer 2 jaar geduurd. Alle vergoedingen zijn toen gelijk getrokken voor alle boeren in Oost-Flakkee. De eerste offertes gingen in ’98 de deur uit. Hier heeft een partij op gereageerd, die later gronden heeft proberen te bemachtigen. De rentmeester van de pachters kon Promill vertellen dat ze niet de enige waren die de gronden willen binnen halen. AMEV had een mondelinge afspraak met Promill, waar zij zich aan hebben gehouden. Ronde 3: draagvlak en planontwikkeling (’97-’98) Voordat de procedures werden opgestart was er een Kaderstelling in ‘97/’98. Tijdens deze fase hebben twee coöperaties een presentatie gegeven aan de commissie ruimtelijke ordening om meer inzicht te geven. Juni ’98 zijn verschillende plannen en visualisaties aangeboden aan commissie ruimtelijke ordening van de gemeente Oost-Flakkee. Nadat het duidelijk was aan welke randvoorwaarden het park moest voldoen en een keuze was gemaakt voor de turbines is de vergunningen procedure opgestart. Ronde 4: vergunningenaanvraag (’99-’01) Er hoefde geen MER uitgevoerd te worden omdat het park net kleiner was dan 20 MW. Door een opschaling beslaat het park uiteindelijk wel 21 MW. Het windpark
@ Grontmij
81
Multiple- case analyse
Piet de Wit liep parallel aan windplan en streekplan procedures en herziening bestemmingplan landelijk buitengebied. In deze herziening zou ook het windpark moeten worden opgenomen. Er liep al een artikel 19 procedure, deze werd niet behandeld omdat over drie maanden het bestemmingsplan aan de orde kwam. Uiteindelijk werd dit zes maanden. Het was belangrijk dat een projectontwikkelaar zich alert opstelt zodat de kritische vragen over wijziging met betrekking tot windenergie omgebogen kan worden. In oktober 1999 is de eerste vergunning binnen en de laatste vergunningen worden in 2001 afgegeven. De aanvullende eisen bij de bouwvergunning waren 1. onderzoek vogelhinder, er is een onderzoek ingesteld waarbij de natuurbescherming bij betrokken is. 2. visualisatie windpark 3. Landschappelijke inpassing 6.5.3
Percepties & rollen
Gemeente De gemeente, provincie en waterschap zijn consequent in hun optreden geweest. De gemeente is altijd duidelijk geweest over hun beleid. Als de provincie het goed vindt dan gaat de gemeente ook akkoord mits er binnen de gestelde kaders wordt gebleven. De gemeenteraad was unaniem voor. De gemeente had hier vooral een controlerende rol en de rol als beleidsmaker. De burgemeester van Oost-Flakkee is de huidige vice-voorzitter van Deltawind. Hierdoor was er kennis aanwezig en was er iemand in de gemeente alert op de voortgang van de besluitvorming. De gemeente heeft als belang als duurzame gemeente op de kaart te staan en worden de inkomsten van windenergie als gunstig ervaren. Initiatiefnemer Deltawind kan het lokale bestuur beïnvloeden omdat Deltawind hun kiezers vertegenwoordigt74. Aan de andere kant kunnen ze de inwoners van Flakkee beïnvloeden door publiciteit op te zoeken en onderlinge verspreiding van positieve berichten over windenergie. De verspreiding van informatie gebeurt via folders aan de leden, gastcolleges en lezingen. De invloed van Deltawind neemt toe door te investeren in duurzame projecten, door deze investeringen kwam Deltawind op een positieve manier in de krant. De samenwerking tussen Promill en Deltawind is goed verlopen en heeft er niet voor gezorgd dat ontwikkelingen stilstonden. Het voordeel van deze samenwerking is dat er gekeken wordt naar een duurzame en marktconforme oplossing. Promill wilde het liefst de meest winstgevende oplossing en Deltawind de windturbine met het hoogste milieurendement. Uiteindelijk is het meeste milieuvriendelijke alternatief gekozen. Achteraf gezien was dit ook het lucratiefste alternatief. Provincie De provincie heeft in het streekplan en de nota wervel de locatie opgenomen en is verder niet veel betrokkenen geweest. De provincie heeft voornamelijk de rol als beleidsmaker en controleur op zich genomen.
74
De leden van Deltawind zijn inwoners van Goeree-Overflakkee. Het ledenaantal telt nu ongeveer 900.
@ Grontmij
82
Multiple- case analyse
Verzet Er is weinig verzet geweest bij de aanleg. Er is één bezwaarschrift ingediend door een particulier op 1,5 km afstand. De projectontwikkelaar is een één op één gesprek aangegaan. De particulier heeft zijn bezwaar wel gehandhaafd. Er is één bezwaarschrift ingediend door VLOGF, deze stichting had ook al tegen het streekplan en windplan bezwaren ingediend. Deze bezwaren zijn allemaal niet ontvankelijk verklaard en de personen in kwestie zijn niet in hoger beroep gegaan. 6.5.4
Knelpunten
Knelpunten 1. het verkrijgen van de grondrechten, ongeveer 2 jaar 2. stilstand in het vergunningentraject. 3. een extra vogelonderzoek heeft een half jaar het proces vertraagd. 4. door een ambtelijke fout was er een half jaar vertraging en moest het bestemmingsplan weer ter inzage bij de provincie 1
-
2
-
3
-
4
-
De grondeigenaren wisten in welke positie ze zaten en probeerden daardoor zoveel mogelijk binnen te slepen. (G4) Uiteindelijk hebben ze alle grond vergoedingen gelijk getrokken om later geen onenigheid te hebben (O1) hier is nog wel een externe waarnemer bij betrokken. De waarnemer zorgt ervoor dat je het conflict verder in het proces kan oplossen. (O4) Omdat het bestemmingsplan nog niet klaar was, leek het handiger hier op te wachten (Ig en G4 van initiatiefnemers) Uiteindelijk werd het bestemmingplan later behandeld dan voorheen was gezegd, onduidelijkheid over de besluitvorming van de gemeente. Gebrek aan Comand and Control (O5) De oorzaak voor een extra onderzoek is dat er nog onduidelijkheid is over de mogelijke externe effecten. Tevens is het onduidelijk wel onderzoek moet worden uitgevoerd en door wie. Hier is medewerking gevraagd van een vogelclub. In deze vogelclub zat een oud-bestuurder van Deltawind. Hierdoor zijn er goede gegevens snel op tafel gekomen Door dit onderzoek hoefde er geen vogeltelling plaats te vinden, waardoor de vertraging maar een half jaar heeft geduurd in plaats van een jaar. Procedurele fouten door kennisgebrek.
Succesfactoren: 1. De samenwerking tussen Promill en Deltawind is altijd erg goed verlopen. De personen die moesten samen werken kenden elkaar al. Beide partijen hadden dezelfde achtergrond, doordat de directeur van Promill ex-werknemer was van Deltawind. 2. Het voorgestelde plan voor een windmolenpark in Oost-Flakkee op de Groote Adriana Theodora polder sluit nauw aan bij het beleid van rijk, provincie en gemeente. 3. De raad heeft een duidelijk kader gesteld waardoor het duidelijk was waarbinnen de initiatiefnemer kon opereren. Oost-Flakkee heeft pilots gedraaid met het dualisme. Het doel van dualisme is om de bemoeienis van de raad te verminderen. In Oost-Flakkee heeft dit gewerkt. Het voordeel van het dua-
@ Grontmij
83
Multiple- case analyse
lisme is dat het meer zekerheid geeft. De verantwoordelijkheid voor het slagen ligt na een kader bij de initiatiefnemer of hij zich aan het kader houdt 4. Snelle besluitvorming gemeente 1 2 3
4
6.6 6.6.1
Zelfde belangen, zelfde cultuur De institutionele kaders liepen parallel en waren duidelijk Duidelijk kader vanuit de gemeente waardoor er zicht op winst was voor INITIATIEFNEMERS als zij zich aan dit kader houden Door zware bemensing meer daadkracht, een besluit hoeft niet helemaal met de achterban besproken worden. Doordat de burgemeester, veel kennis bezat kon deze vragen in de raad of ergens anders is het proces snel beantwoorden.
Goedereede Korte beschrijving
Plangebied - Locatie: Er waren twee locaties in de gemeente Goedereede aangewezen, de Eendrachtspolder en het havengebied. - Omgeving: agrarisch en havengebied - Aantal MW: minimaal 15 MW. Op het havengebied kunnen ongeveer 5 molens gerealiseerd worden in de Eendrachtspolder in ieder geval meer dan 8 windmolens - Fase: De locatie staat nog steeds ter discussie Betrokken actoren - Provincie: Zuid-Holland, De provincie is redelijk afzijdig doordat zij enkel een controlerende functie op zich nemen - Gemeente: Goedereede, De gemeente Goedereede is een kritische actor omdat zij de locatie in hun bestemmingsplan moeten opnemen. - Initiatiefnemer: De initiatiefnemer is hier de coöperatie Deltawind, zelfde als bij het project Oost-Flakkee. - Grondeigenaren: De grondeigenaar in het havengebied is Domeinen en in de Eendrachtspolder zijn dat agrariërs. - Overig: Het Waterschap is ook een belangrijke actor omdat er dichtbij de gebieden van waterschappen plannen zijn voor windmolens en zij ook een vergunning moeten verlenen. 6.6.2
Het proces
Ronde 1: locatieaanwijzing (‘90-‘96) In 1990 is er het streekplan voor Zuid-Holland ontwikkeld voor 10 jaar. De locaties voor grote projecten zijn hierin opgenomen. Zo ook twee voorkeurslocaties in de gemeente Goedereede: de Eendrachtspolder en het havengebied. Ronde 2: eerste initiatief (‘96-‘98) In de Eendrachtspolder heeft Deltawind een paar grondposities weten te bemachtigen waarna een eerste initiatief van Deltawind in 1996 op de Eendrachtspolder in Goedereede was. Na het verwerven van deze grondposities zijn de fracties benaderd. In Juni 1996 is er een principe uitspraak vanuit de gemeente geweest dat ze geen medewerking zullen verlenen bij de Eendrachtspolder. De gemeente had zijn
@ Grontmij
84
Multiple- case analyse
twijfels en gaf zijn voorkeur aan de realiseerbaarheid van windenergie in het havengebied. Deltawind heeft toen een visiestudie voor het havengebied in september 1996 voorgelegd bij gemeente & waterschappen. Hierop volgde een reactie van rijkswaterstaat waarin stond aangegeven waar geen windenergie gerealiseerd kan worden. De gronden bij het havengebied zijn van Domeinen. De gemeente en Domeinen konden niet precies zeggen wat de bestemming van deze gronden waren. Er kwam geen besluit over deze gronden. Voor de locatie havengebied is toen nog een brief gestuurd voor een principebesluit over deze locatie. Op 15 oktober 1996 kwam er een reactie van de gemeente Goedereede dat zij niet instemmen met het gedane procedurevoorstel voor het havengebied van Deltawind. Tevens kaarten zij aan dat het niet op prijs wordt gesteld dat Deltawind ook de brief aan Rijkswaterstaat heeft gestuurd daar de gemeenteraad het competente orgaan is om besluiten te nemen over de realisatie van windmolens. Vanuit Deltawind lagen de prioriteiten bij andere projecten die wel van de grond kwamen. De druk om iets te realiseren op deze locatie nam af maar de er werd wel contact gehouden met de gemeente. Eén keer per jaar ging Deltawind in gesprek met de wethouder. Doordat Deltawind minder actief was en de gemeente het plan niet zag zitten kwam het project in een impasse tot 1998. Ronde 3 Draagvlak (‘98-‘00) Pas in 1998 is er een officieel antwoord van de gemeente op de brief gestuurd in 1996 door Deltawind. Hierin staat dat wind pas aan de orde kan worden gebracht indien windenergie wordt opgenomen in het nieuwe streekplan voor 2000-2010. Het streekplan werd vastgesteld in maart 1999 en werd in 2000 gepubliceerd. Hier is de Eendrachtspolder van zoeklocatie naar studielocatie gedegradeerd. Het havengebied is wel als voorkeurslocatie opgenomen. Tijdens deze periode (’98-’99) verschijnen er nieuwe projectontwikkelaars op het toneel. Ronde 4: vergunningentraject (‘01-heden) Eind november 2001 besluit Deltawind dat zij een principe besluit wil van de raad van Goedereede. In de periode 2001-2003 vindt er een herziening bestemmingsplan landelijk buitengebied plaats. De gemeente neemt niet het initiatief om onderzoek te doen naar de wenselijkheid van windturbines in de gewenste locatie in de provinciale nota Wervel. Gelet op de tijdspanne die deze onderhavige herziening in beslag heeft genomen had een dergelijk onderzoek gemakkelijk plaats kunnen vinden. Eind 2001 is er een eerste inzage in voorontwerp herziening bestemmingsplan. Hier werd niet gesproken over windenergie in de Eendrachtspolder. De gemeente is aangeschreven over het feit dat windenergie niet in herziening word opgenomen terwijl dit wel in het streekplan is gebeurd. Bij het ontwerp ter inzage legging bestemmingsplan is er een bezwaar bij de provincie ingediend, de hoorzitting hiervoor is niet gehonoreerd. December 2001 is er een officiële toestemming van Rijkswaterstaat voor het realiseren van windturbines in het havengebied. Begin 2002 is er naar Domeinen gegaan omdat deze grondeigenaar is van de haven. Domeinen moet overgaan tot een aanbesteding. Deze aanbesteding neemt ook weer tijd in beslag, omdat beleid nog in ontwikkeling is en mede door een portefeuille wissel bij Domeinen. Deltawind heeft veel contact opgenomen met Domeinen en gemeente om de aanbesteding te realiseren. De aanpak van Deltawind is veranderd van projectontwikkelaar naar het doel om een besluit te forceren bij gemeente. In 2003 worden windturbines door het college en de commissie ruimtelijke ordening niet in het havengebied toegestaan, dit be-
@ Grontmij
85
Multiple- case analyse
tekent het einde van de voorkeurslocatie. Het bestemmingsplan is naar de provincie verzonden voor goedkeuring door Provinciale Staten. Deltawind heeft hierop een zienswijze ingestuurd naar de provincie toen het bestemmingsplan ter inzage lag. Deze zienswijze is enkel ingestuurd om iets van de gemeente Goedereede los te krijgen. De provincie kan deze zienswijze niet honoreren maar heeft hierdoor wel meer begrip gekregen bij de gedeputeerden. Er is contact geweest met dhr. Broekhuis van Domeinen in 2003. Deze heeft pas weer in december 2004 contact gehad met de gemeente Goedereede. Hij kreeg van voornoemde gemeente de boodschap dat de gemeente geen windturbines wenst in het havengebied. Hierop heeft dhr. Broekhuis van Domeinen, besloten dat hij geen energie gaat steken in een procedure om de grond te vergeven terwijl er toch geen windturbines op de te vergeven locatie gebouwd kunnen worden. De focus is toen weer naar de oorspronkelijke locatie De Eendrachtspolder gegaan. Startvergunningentraject In november 2004 is er een bouwvergunning voor een aantal windturbines op de Eendrachtspolder aangevraagd door een andere Projectontwikkelaar. 6.6.3
Percepties en rollen
Initiatiefnemer De initiatiefnemer Deltawind dezelfde als bij het project in Oost-Flakkee. Andere initiatiefnemers zijn onbekend. Gemeente Het is te verwachten dat door het aanwezig zijn van meerdere initiatieven dat de gemeente een duidelijker standpunt met betrekking tot windenergie zou innemen. Het blijft vanaf dat het plangebied is aangewezen onduidelijk wat het standpunt van de gemeente is. Wel is het duidelijk dat de gemeente Goedereede geen heil ziet in windenergie. De gemeente is geen lid van Deltawind en heeft nooit kennisgemaakt met het fenomeen windenergie. De raad reageert op de bezwaren van Deltawind dat het niet opnemen van windenergie, windenergie niet hoeft uit te sluiten. Deze mening deelt Deltawind niet. Voor het weerleggen van bezwaren op vergunningen voor Eendrachtspolder sta je veel sterker als windenergie wel is opgenomen in het bestemmingsplan. Deze houding van Goedereede geeft aan dat ze weinig initiatief tonen. Provincie De provincie verandert haar beleid met betrekking tot de Eendrachtspolder. De voorkeurslocatie in het streekplan van 1990-2000 wordt in het nieuwe streekplan een zoekgebied. De provincie heeft een afwachtende rol gespeeld door geen druk uit te oefenen voor de voorkeurslocatie. Grondeigenaren De grondeigenaar Domeinen wil niet tot een besluit komen eer er meer duidelijk is over het standpunt van de gemeente. 6.6.4
Knelpunten
1. Geen overeenstemming tussen initiatiefnemer en gemeente. 2. Uitstellen van besluiten 3. locatie degradatie
@ Grontmij
86
Multiple- case analyse
4. er is sprake van 2 jaar stilstand in en net voor het vergunningentraject. 5. geen afstemming provincie en gemeente 1
-
-
-
2
-
-
3
4
-
-
5
-
De gemeente vertoont geen coöperatief gedrag. De gemeente ziet geen winst in windenergie. Geen draagvlak bij de gemeente. (O1) De connecties met de gemeente Goedereede en Deltawind zorgden voor weinig ingangen. Er is weinig communicatie over en weer met het college en de raad. Wel was er contact met een ambtenaar, die verantwoordelijk was voor de ruimtelijke ordening. (O2) Het conflict wordt niet opgelost in een stuur of werkgroep. (O4) Er wordt geen principe besluit genomen. De gemeente wordt hier ook niet toe gedwongen. Geen afspraak over wanneer besluiten zouden moeten worden genomen. Gebrek aan Command and Control (O5) Gemeente geeft in 1998 aan dat ze willen wachten op het streekplan. Deze werd vastgesteld in maart 1999 en pas goedgekeurd in 2000. Uitstel van een besluit kan als strategisch gedrag gekenmerkt worden. (G4) Windenergie wordt niet op de agenda van raadsvergaderingen gezet. Geen juiste bemensing (O2) Geen druk vanuit de provincie. (O3) De locatie gaat van zoeklocatie naar studielocatie. De provincie stopt geen energie in de locaties in de gemeente Goedereede (O3) Gemeente Goedereede neemt locatie niet op in bestemmingsplan waardoor de locatie indirect gedegradeerd wordt. (O2) De communicatie loopt erg traag. Er is sprake van 2 jaar stilstand omdat de interactie tussen gemeente, grondeigenaren en initiatiefnemers stilligt. Gebrek aan Command and control (O5). Gemeente voelt zich niet verplicht te antwoorden op een voorstel. Het conflict wordt niet opgelost in een stuur of werkgroep.(O4) De prioriteiten nemen bij de initiatiefnemer en bij de provincie af omdat beide al druk zijn met andere locaties (G1) Het probleem neemt af waardoor er minder hard naar een oplossing wordt gezocht (G3) Provincie neemt in Goedereede 2 zoeklocatie voor windenergie op terwijl de gemeente zich tegen windenergie uitspreekt. De provincie onderneemt verder geen initiatief om de gemeente te stimuleren deze locatie op te nemen in hun bestemmingsplan. Geen druk vanuit de gemeente (O3)
Rondenmodel De locatieaanwijzing komt steeds weer ter sprake. Eigenlijk kan je de locatie keuze over verschillende ronden uitspreiden. Doordat er onduidelijkheid blijft over de standpunten van de gemeente blijft de planontwikkeling uit. Er worden wel wat plannen gemaakt maar krijgen geen kracht door stilstand in de besluitvorming. Er zijn al in een vroeg stadium plannen voorgesteld. Uit het proces kan je stellen dat planontwikkeling als parallel langs alle ronden verloopt.
@ Grontmij
87
Multiple- case analyse
6.7 6.7.1
Veendam Korte beschrijving
Plangebied - Locatie: In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) van Groningen is het gebied ten oosten en westen van de N33 binnen gemeenten Veendam en Menterwolde als uitwerkingsgebied windenergie opgenomen. - Omgeving: industrie en agrarische bestemmingen - Oppervlakte: 300 hectare - Aantal MW: circa 120 MW - Fase: opstarten van de m.e.r.-procedure Betrokken actoren - Provincie: Groningen. Het bestemmingsplan moet goedgekeurd worden door Gedeputeerde Staten. De provincie ziet een rol weggelegd om overleg met de gemeente aan te gaan voor de uitwerking van de locaties. - Gemeente: De gemeente Menterwolde en Veendam moeten het bestemmingsplan wijzigen om een windmolenpark te kunnen realiseren op die plek - Initiatiefnemers: De initiatiefnemers zijn plaatselijke landbouwers die zich hebben verenigd in Blaaswind BV. Blaaswind BV bestaat weer uit de Groenblaasbalg BV en Topwind BV. Topwind is een particuliere initiatiefnemer dat de grondrechten van een bepaald gebied heeft weten te bemachtigen. Naast Blaaswind B.V. zijn er nog enkele partijen, die in het gebied circa 50 hectare grond bezitten, en mogelijk zullen bijdragen aan het park. De mogelijkheden tot samenwerking worden op dit moment nog onderzocht. - Grondeigenaren: De grondeigenaren zijn agrariërs, de gemeente en een bedrijventerrein. De gemeente Veendam is tot op het moment dat een bedrijf zich vestigt veelal eigenaar van de grond. Als een bedrijf gaat exploiteren op het bedrijventerrein verkoopt de gemeente de grond aan het bedrijf dat daarmee alle rechten overneemt. 6.7.2
Het proces
Ronde 1: locatie aanwijzing (’00) De provincie Groningen heeft in het Provinciaal Omgevingsplan (POP) vastgelegd grootschalige windenergie te willen realiseren langs infrastructurele werken en op bedrijventerreinen. In het POP is het gebied langs de N33 in de gemeenten Veendam en Menterwolde aangewezen als uitwerkingsgebied voor windenergie. Ronde 2: eerste initiatieven en samenwerking met grondeigenaren (’98-’02) Er is eind jaren ’90 een groep landbouwers geweest die plannen had voor het plaatsen van windmolens. De gemeente Veendam heeft dit afgewezen. In 2000 kwam Topwind met het idee om op dit gebied windenergie te ontwikken. Het eerste wat Topwind gedaan heeft is kijken of er grond posities verkregen konden worden. Eind 2001 hadden zij dusdanige posities verkregen dat ze ook wat voorstelde. Sommige mensen die een contract wilde tekenen heeft Topwind geadviseerd langs te gaan bij de boerenvakbond waar zij hun contract kunnen laten controleren. De adviseur van deze bond is toen zelf aan de haal gegaan met het idee. Ook waren er boeren die liever niet met een commerciële partij wilden ingaan omdat een eerder initiatief van een commercieel bedrijf niet goed was verlopen. Begin 2002 had Groeneblaasbalg, een andere initiatiefnemer met hulp van de adviseur boerenvakbond ook meerdere grondposities verkregen. Al geruime tijd wordt door diverse betrokkenen gekeken naar de mogelijkheden van de ontwikkeling van een windenergiepark te Menterwolde / Veendam langs
@ Grontmij
88
Multiple- case analyse
de N33. Dit heeft uiteindelijk geleid tot vorming van een groep agrarische grondeigenaren die gemeenschappelijk de haalbaarheid van een windenergiepark hebben laten onderzoeken. Op grond van de uitkomsten van dit onderzoek hebben betrokkenen besloten de krachten te bundelen door Windenergiepark de Groene Blaasbalg B.V. op te richten. Uiteindelijk hebben nu 18 agrarische bedrijven, met in totaal 249 hectare landbouwgronden, zich in de Groene Blaasbalg B.V. verenigt75. Het eerste nieuwe initiatief wordt informeel in 2002 aan de gemeente gemeld. Ronde 3: haalbaarheid en samenwerking(’02-‘04) De provincie geeft in het plan van aanpak in 2002 aan dat zij als initiator en stimulator voor overleg met de gemeente en initiatiefnemers moet zorgen. In 2002 nemen de initiatiefnemers contact op met gemeente en provincie voor het politieke draagvlak. Hier bleek dat de gemeente negatief was en de provincie redelijk positief. In 2002 is er een gemeenteraadsverkiezing geweest, waarbij de partij gemeente belangen een groot deel van deze raad inneemt. Deze raadsleden en de wethouder ruimtelijke ordening hebben zich expliciet uitgesproken tegen windenergie. De verkiezingsbelofte was geen windenergie. Een daarop volgend gesprek werd duidelijk dat er meerdere initiatieven waren en dat de gemeente daarvoor maar één contactpersoon/orgaan wilde. Hierop volgend is Topwind BV contact gaan opnemen met de Groeneblaasbalg. Deze twee BV’s hadden verschillende opvattingen qua bedrijfsvoering, na 1,5 jaar uiteindelijk Blaaswind BV opgericht. Op 14 juli 2003 is er een quickscan gedaan op het zoekgebied. Het doel van deze quickscan is het inzichtelijk maken van de mogelijkheden voor realisatie van windpark N33 ter hoogte van Veendam/Menterwolde. Hierin is aangegeven dat er ongeveer 44 turbines gerealiseerd kunnen worden. Deze geeft aanleiding om de m.e.r.-procedure te doorlopen. De gemeente is terughoudend door de dreigingen van planschade, zie case Delfzijl, hierdoor weten ze de agenda voor opinievorming over windenergie op te schorten. Ronde 4: start m.e.r.-procedure/ openbaarheid (’04-’05) Topwind heeft tijdens de samenwerkingsonderhandelingen met de Groene Blaasbalg B.V. initiatieven genomen voor de m.e.r.-procedure. In 2004 is een aantal keer gesproken met provincie en gemeenten om te proberen de ambtenaren te laten participeren in de MER-fase. In september wilde Blaaswind BV de startnotitie indienen maar stuitte op te veel tegenstand vanuit de gemeente en besloot hier mee te wachten. De gemeente heeft gereageerd dat ze eerst meer informatie wilde en pas later windenergie op de agenda zouden zetten. Deze ronde staat voor de initiatiefnemer dus een tijd stil. Ook lijkt er naar boven te komen dat de gemeente zegt niet eerder contact te hebben gehad met de initiatiefnemer. Ronde 5: indienen startnotie (’05-heden) De volgende ronde wordt opgestart door de initiatiefnemer door op 10 februari 2005 naar buiten te treden in de pers. Hierop volgend wordt officieel de startnotitie ingediend. In deze startnotitie worden windturbines van 2 MW en 5 MW als opties genoemd. De reden voor naar het buiten treden is volgens Blaaswind dat ze een open proces willen hebben. Een achterliggende reden is om te voorkomen dat de gemeente zegt dat er geen initiatieven zijn op het plangebied.
75
http://www.blaaswind.nl/home.php
@ Grontmij
89
Multiple- case analyse
6.7.3
Percepties en rollen
Gemeenten De nu zittende gemeenteraad heeft zich expliciet uitgesproken tegen windenergie. De gemeenten Veendam en Menterwolde waren al tijdens de POP discussies sceptisch over de uit te werken locatie voor windenergie in de gemeente. De in het POP voorgestelde plaatsing van grootschalige windparken langs de N33 is niet bespreekbaar76. De gemeente Veendam heeft in het kader van de POP discussies bij de provincie aangegeven dat ze geen voorstander is van de locatie langs de N33. De gemeente neemt vooralsnog zelf geen initiatieven77. Er is een kleine verandering te merken bij de gemeente Veendam nu er ook financiële voordelen blijken te zijn voor de gemeente. De gemeente heeft zelf gronden (een bedrijventerrein) langs de N33 die ze nu niet uitgegeven krijgen. Door windturbines wel toe te staan op deze gebieden kan de gemeente wel inkomsten generen. Calon78 stelt dat er sprake is van een vreemde vorm van dualisme. Sommige partijen verwijzen eerst naar de mening van het College voordat zij er zelf iets van vinden. Het College heeft niet het gevoel dat een nieuw bestemmingplan met het huidige initiatief (de plannen gepresenteerd bij de openbaarmaking) goedgekeurd zou kunnen worden. Initiatiefnemer Blaaswind B.V. geeft invulling aan de participatiegedachte waarvoor de provincie Groningen heeft gekozen bij de ontwikkeling van grootschalige windenergie. Er is door Blaaswind B.V. contact opgenomen met de andere initiatiefnemers en toont veel initiatief door interactie met gemeente en provincie te onderhouden. Grondeigenaren De agrariërs die participeren zien het als een uitgelezen kans om extra bij te kunnen verdienen zeker nu het zo slecht gaat met de landbouw. Sommige agrariërs hebben langer moeten nadenken over de stap tot participatie maar komen uiteindelijk wel tot de conclusie dat het een goede investering is. De zekerheid neemt toe en het inpraten van buren blijkt ook goed te helpen. Provincie De provincie doet zijn best om hier een lobby op te starten voor windenergie. De uitwerkingsgebieden zijn die locaties waarover nader overleg met de gemeenten en eventuele initiatiefnemers noodzakelijk is om de mogelijkheden in kaart te brengen. Voor deze locaties moet de provincie, als de uitkomst van het eerdergenoemde overleg daar aanleiding toe geeft, nog een procedure op POP-niveau starten. Het overleg hierover wil nog niet echt van start komen. De provincie heeft een oplossing voor hun probleem geïmplementeerd bij Veendam/Menterwolde, maar zien het behalen van de taakstelling niet als heel groot probleem. Tevens wordt er aangegeven dat hij de kans van slagen bijzonder gering wordt geacht.
76
Uitspraak in raadsprogramma Gemeente Veendam, vastgesteld in de raadsvergadering op 24 juni 2002 Plan van Aanpak voor realisatie van de Groninger BLOW doelstellling, Gedeputeerde Staten van Groningen, 11 juni 2002 78 Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgevingsbeleid en Wonen(Commissie III), gehouden op woensdag 16 maart 2005 in het provinciehuis te Groningen 77
@ Grontmij
90
Multiple- case analyse
“Als de gemeente Menterwold en/of Veendam een bestemmingsplan indienen, zal dat worden goedgekeurd. Als zij dat niet indienen, is dat jammer. Het behalen van de taakstelling is overigens niet alleen afhankelijk van de N33, zelfs niet het ruim halen van die taakstelling. Delfzijl en Eemshaven voldoen al79”l. 6.7.4
1. 2. 3. 4. 5. 1
Knelpunten
Geen afstemming tussen provincie en gemeente. Het verkrijgen van de grondposities heeft een paar jaar geduurd. Gemeente Menterwolde spreekt zich niet uit over participatie Vertraging doordat samenwerking niet snel opgang kwam. Uitstellen besluit van gemeente. -
2
-
3
-
4
-
-
5
-
-
-
79
Voor beide partijen is er geen winst prikkel in de locatie. Gemeente ziet er geen heil in. Vooral omdat zij geen stemmers willen verliezen. De zittende partijen hebben juist hun stem te danken aan het antiwindenergie beleid.(O1) De steun van de provincie is niet echt dwingend genoeg. Er is een aanwijzingsrecht maar dat gaan ze niet gebruiken (O3). Doordat er op andere locaties wel word gerealiseerd neemt de druk op deze locatie af. (O3) De grondeigenaren geven aan dat ze liever niet met een commerciële partij in zee willen gaan. De agrariërs willen zelf ook exploiteren en niet alleen maar de grondrechten afstaan. (O1) Er is geen projectgroep opgericht. De conflicten worden op hoog niveau gevoerd. (O4). Besluiten en resultaten worden voor uit geschoven. (O5) Er zijn veel verschillende belangen bij alle grondeigenaren en projectontwikkelaars. Het vinden van de juiste constructie heeft een paar jaar in beslag genomen. (O1) Nu zijn bijna alle partijen bij elkaar waardoor ze met een integraal plan kunnen komen, blijken er toch nog weer ander projectontwikkelaars bezig te zijn. Het stilhouden kan van deze partijen als strategisch gedrag aangekaart worden. (G4) Het standpunt dat de nieuw gekozen raad inneemt is tegen windenergie. Hierdoor weet de gemeente niet goed wat te doen met een startnotitie. Het gevolg is dat er weer extra onderzoek moet worden gedaan om deze onzekerheid te weerleggen. Extra onderzoek kost tijd en geld. Er is binnen de gemeente lobby bij politieke partijen. Hiermee wil de tegenstand een dynamisch gedrag stimuleren bij vooral de gemeente. De gemeente wordt niet geforceerd een bestemmingplan procedure op te starten. Er worden geen afspraken gemaakt over wanneer besluiten moeten worden genomen, (O5) Het halen van de taakstelling blijkt voor de provincie een minder groot probleem te zijn. (O3) Twijfel bij de gemeente waardoor de startnotitie niet wordt geaccepteerd en door de initiatiefnemers dus ook niet wordt ingeleverd. Strategisch gedrag. Initiatiefnemers geeft ruimte aan de gemeente om standpunt in te nemen. (G4)
Quote, van dhr Calon in de Statencommissie vergadering, 16 maart 2005, Groningen
@ Grontmij
91
Multiple- case analyse
-
6
-
-
6.8
Gemeente ziet een windmolenpark ook als oplossing voor hun financiële problemen(G2). De initiatiefnemers en ook externe groepen proberen zoveel mogelijk aan te tonen wat de voordelen zijn. Er is geen projectgroep opgericht (O4) Gemeente wil de startnotitie niet aannemen. Er is sprake van interne verdeeldheid en te weinig kennis. De ambtenaar van Muilwijk stelt voor een nota in te dienen alvorens de startnotitie. (G1) Gemeente zegt windenergie in de vergadering mee te nemen maar dit wordt steeds uitgesteld. (O5) Gemeente is niet overtuigd van de juistheid van de locatiekeuze van de provincie. Verzet D
Conclusies individuele case
Het aantonen van de oorzaken van de knelpunten geeft aan dat er meerdere verbanden te vinden zijn. Elk project heeft een verschillend pakket aan knelpunten. De verschillen in knelpunten geeft weer dat elk proces anders is verlopen. De conclusie die je hier uit kunt trekken is dat de besluitvorming niet identiek is en dus ook niet in één rondenmodel is vast te leggen. Het is wel duidelijk dat de besluitvorming in ronden plaats vind en afwijkt van de traditionele, meer lineaire praktijk, waarin alle fasen achter elkaar zijn geschakeld en geen weg terug mag zijn. Er zijn drie ronden goed te onderscheiden. 1. locatiekeuze 2. het opzetten van een samenwerking tussen de initiatiefnemers en grondeigenaren 3. het vergunningentraject Het is duidelijk dat de locatiekeuze een belangrijke ronde is, die in sommige gevallen na opstarten van andere ronden alsnog weer ter sprake komt. Bij de locatiekeuze worden de gemeenten, grondeigenaren en de omwonende meestal niet betrokken. De provincie stelt samen met een extern bureau of een energieleverancier een windplan op. Een duidelijke ronde is er te vinden voor de interactie tussen meerdere initiatiefnemers. Het ontwerpen van de juiste samenwerking tussen deze initiatiefnemers neemt veel tijd in beslag. Voordat er iets ontwikkeld kan worden moeten de exclusieve rechten voor de gronden verkregen worden. Niet alle grondeigenaren zijn bereid hun stuk grond aan de initiatiefnemer af te staan. De ronde van het opstarten van het vergunningentraject wordt vaak opgestart met de perceptie dat andere partijen zullen instemmen. Na de berichtgeving van de startnotitie blijken actiegroepen opgericht te worden. Ook blijkt dan pas de politieke discussie echt los te komen waardoor besluitvormingsmomenten naar voren worden geschoven, hierdoor neemt deze ronden erg veel tijd in beslag. De volgende ronden kunnen niet worden samengevat in één ronde. Planontwikkeling is niet goed in één ronde vast te leggen. Eigenlijk loopt de planontwikkeling parallel aan alle andere ronden. De ronde waar het gaat om (bestuurlijk) draagvlak vindt tijdens het gehele proces plaats. Het vastleggen van deze ronde is erg moeilijk omdat het onduidelijk is wanneer hieraan voldaan is. Als een partij op een tijdstip voor is dan kan dit altijd later weer verschuiven.
@ Grontmij
92
7
Multiple-case analyse
Hoofdstuk 7 vergelijkt de cases met behulp van verschillende methoden. Eerst wordt er een knelpuntenanalyse gedaan. De meest voorkomende knelpunten zijn naar voren gehaald en worden kort besproken. Tevens zijn er knelpunten geformuleerd in stellingen. De reacties uit de interviews zijn gebruikt voor het bevestigen van deze stellingen en het formuleren van de meest voorkomende knelpunten. Vervolgens is er gekeken naar de oorzaken, die ten grondslag liggen aan deze knelpunten. De verbanden zijn met twee methoden geanalyseerd. In de laatste paragraaf worden de conclusies uit de casestudie geschetst. Stap 1 (H3) - Beleid - Teschnische aspecten - Economische aspecten - Het besluitvormingsproces Systeemafbakening
Stap 2 (H4) - Actoren- en - Netwerkanalyse
kritische actoren
Selectie objecten
Dataverzameling
Stap 4 (H6) Case I theoretisch kader
Case II
Case III-VI
kritische actoren beinvloedingsmogelijkheden
Stap 3 (H5)
individuele conclusies
Stap 5 (H7) multiple-casestudie
ontwerp theorie
Stap 6 (H8) conclusies en aanbevelingen
= toets van veronderstellingen = input voor volgende stap Figuur 8.1: In deze stap worden de cases met elkaar vergeleken om een generaliserende theorie te kunnen ontwerpen.
7.1
Knelpuntenanalyse
De knelpuntenanalyse bestaat uit twee onderdelen. Eerst worden alle knelpunten van de verschillende cases in een tabel gezet. De voornaamste knelpunten zijn kort toegelicht. Een andere knelpuntenanalyse is gedaan met behulp van de stellingen in het interview. 7.1.1
Procesanalyse uit de cases
De knelpunten uit de beschreven cases zijn in tabel 7.1 vergeleken. De verschillen in knelpunten geeft weer dat elk proces anders is verlopen. De conclusie die je hier uit kunt trekken is dat de be-
@ Grontmij
Multiple- case analyse
sluitvorming niet identiek is en dus ook niet in één rondenmodel is vast te leggen. De belangrijkste knelpunten worden na de vergelijking kort uitgediept. Tabel 7.1: knelpuntenanalyse
knelpunten Geen initiatieven/ geen planontwikkeling Geen afstemming gemeente en provincie Geen/trage besluitneming gemeente Stilstand in vergunningen traject Vernietiging vergunning Locatie degradatie Geen samenwerking tussen initiatiefnemers Eis voor participatie Niet verkrijgen grondrechten Geen samenwerking Gemeente en initiatiefnemers
Delfzijl Jacobswoude Voorgekomen Ja
Eemshaven
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Noordoostpolder
Veendam totaal
2
Ja
Ja Ja
Ja
Ja Ja Ja
Goedereede
ja
Ja
Ja
Oostflakkee
Ja Ja
Ja Ja
Ja
Ja
5
Ja
Ja
5
ja
Ja
5 2
Ja
Ja
2 5
?
? Ja
1 3
Ja
2
Ja Ja
De vier voornaamste knelpunten zijn 1. Provincie & gemeente geschil. Het schakelen tussen overheden kan nogal stroef verlopen en vaak zijn intern ook geschillen. De ambtenaar ruimtelijke ordening hoeft het niet eens te zijn met ambtenaar van economische zaken. Het geschil ligt vaak in de locatiekeuze. De provincie neemt een besluit voor de ruimtelijke ordening. De gemeente worden hier niet actief bij betrokken. Hierdoor kan er geen rekening worden gehouden met de gemeentebelangen. De plannen van de gemeente lopen achter op de plannen van de provincie. Als de locatie in een streekplan is opgenomen kan er 8 jaar overheen gaan eer deze locatie ook in een bestemmingsplan wordt opgenomen. 2. Project met weinig medewerking gemeenten. De gemeente hebben in alle projecten een afwachtende rol op zich genomen. De gemeente onderneemt pas actie als er al meerdere initiatiefnemers op de locaties bezig zijn. De gemeenten zou nu iets actiever moeten zijn door het Blowconvenant. Bij de voorgaande taakstelling vanuit het rijk zijn de gemeenten helemaal niet betrokken geweest. Gemeente stellen besluiten uit, notities worden niet behandeld in de raad en de termijnen voor procedures worden overschreden. Deze afwachtende houding heeft bij sommige projecten wel voor 4 jaar vertraging gezorgd. 3. Stilstand in het vergunningentraject. Bijna alle projecten overschrijden ruimschoots de termijnen van de procedures. Eemshaven dient de startnotitie in begin 2001 in en het MER wordt pas in 2005 door de Commissie MER getoetst. In Jacobswoude wordt er 2 jaar over de m.e.r.-procedure gedaan. Delfzijl en het project Noordermeerwind in Noordoostpolder doen ongeveer 8 jaar over de procedures. 4. Geen samenwerking tussen initiatiefnemers. Het project in de Noordoostpolder wordt door veel geïnterviewde aangekaart waar het ontwikkelingen van een integraal plan en een sa-
@ Grontmij
94
Multiple- case analyse
menwerking erg veel tijd in beslag heeft genomen. Doordat initiatiefnemers verplicht werden samen met een plan naar voren te komen, zijn er nogal al wat belangenconflicten ontstaan. Iedereen wil zijn eigen belang zo goed mogelijk naar voren zien komen. Elke initiatiefnemer heeft een andere cultuur waardoor besluitvorming en belangen verschillend lopen. Waar deze strubbelingen voorkomen gaat er gemiddeld 2 jaar overheen eer er een samenwerkingsverband tot stand komt. 7.1.2
Stellingen over knelpunten
Tijdens de interviews en de literatuurstudie kwamen meerdere succes- en faalfactoren naar voren. Deze factoren zijn omgezet in stellingen en meegenomen naar de volgende interviews. De stellingen zijn gesteld om vermoedens bij de geïnterviewden te toetsen. Aan het eind van elk interview werden de stellingen gevraagd, die beantwoord konden worden met mee eens of mee oneens. Niet alle geïnterviewde hebben een mening kunnen geven over deze stellingen daar de stellingen nog niet ontwikkeld waren. De stellingen zijn gebaseerd op de eerste interviews en de literatuur. Aan veertien personen zijn de stellingen gesteld, zie bijlage 27. Stellingen 1. Of het zal lukken een windmolenpark te realiseren hangt in aanzienlijke mate af van de kwaliteit van de besluitvorming en het vermogen van betrokken partijen om deze besluitvorming adequaat te managen. 2. Als de gemeente (raad en B&W) voor is, dan komt het park er ook. 3. Als er meerdere grondeigenaren zijn dan duurt de voorfase langer. 4. Als er meerdere initiatiefnemers op dezelfde locatie zijn, dan duurt de voorfase langer. 5. Het forceren van initiatiefnemers tot samenwerken zorgt voor meer vertraging. 6. Beleid is te statisch voor de technische ontwikkelingen. Uitkomsten 1. Iedereen kan zich vinden in deze stelling. Als belangrijkste punt wordt hier gesteld dat het in handen houden van de regie erg belangrijk is anders wordt het een stroperig proces. Een voorwaarde die aan de stelling vooraf moet worden gesteld is dat er wel genoeg draagvlak moet zijn om de actoren betrokken te krijgen bij het proces. 2. 70 % was het hier mee eens en 30% oneens. Een gemeente die voor is geen garantie voor het slagen van een proces, maar helpt 100% zeker voor de voortgang van de besluitvorming en zorgt voor 95% voor kans van slagen. Oneens, omdat de gemeente van standpunt kan veranderen door de publieke opinie en omdat de provincie het project kan tegenhouden ondanks dat de gemeente voor is. 3. Over deze stelling durfden niet iedereen zich uit te spreken. Als er veel verschillende belangen zijn kan dit voor moeilijkheden zorgen. Zijn de contracten eenmaal getekend dan hoeft het aantal grondeigenaren geen belemmerende factor meer te zijn. 4. De helft van de geïnterviewde zijn het hier mee eens en de rest heeft zich niet uitgesproken. Verschillende initiatiefnemers staan garant voor verschillende belangen. Worden deze initiatiefnemers verplicht tot samenwerking dan zal deze samenwerking tijd kosten. 5. Deze stelling komt redelijk overeen met de vorige stelling. Hier was het gros mee eens. Hier bij moet een kanttekening worden gemaakt dat dit een investering is die je moet doen om later tot een versnelling te komen. 6. Vijf personen zeggen het hier mee eens te zijn. Er is beleid nodig maar het beleid kan het proces vertragen door een onrendabel kader of het ontbreken hiervan. Een streekplan wordt opgesteld voor 10 jaar. De ontwikkelingen van windturbines gaan veel sneller dan tien jaar als je bedenkt dat in 20 jaar het vermogen van een windturbine vermenigvuldigt is met een factor 100 en de ashoogte en diameter met een factor 10. Beleidsregels op genomen in een streekplan leggen beperkingen op het gebruik van de stand ter techniek.
@ Grontmij
95
Multiple- case analyse
7.2
Aantonen van oorzaak en gevolg
De mutiple-case analyse voor het vinden van oorzaken voor de knelpunten wordt met twee vergelijkingen gedaan. De eerste vergelijking kijkt naar de verbanden tussen de knelpunten en de oorzaken hiervoor. De tweede vergelijking wordt gedaan met de verschil- en overeenkomstmethode. 7.2.1
Analyse van verbanden tussen oorzaak en knelpunt
In hoofdstuk 2 is verondersteld dat bepaalde factoren invloed hebben op de voortgang van het proces. Met de verkregen empirie wordt gekeken of deze verbanden ook daadwerkelijk te vinden zijn. In deze benadering is er gekeken van knelpunt naar oorzaak. Voor elk knelpunt zijn per case verschillende oorzaken gevonden. Welk verband komt vaak voor en ondersteunt de veronderstellingen. In de volgende tabel zijn de belangrijkste knelpunten met oorzaken per case bekeken. De gegevens zijn uit de individuele case beschrijving uit hoofdstuk 6 gehaald. Tabel 7.1: vergelijking knelpuntoorzaak Delfzijl Jacobswoude knelpunten Geen initiatieven/ geen planontwikkeling Geen afstemming gemeente en provincie Geen/trage besluitneming gemeente
Stilstand in vergunningen traject
Eemshaven
Noordoostpolder
Oostflakkee
Goedereede
Veendam
oorzaken O1 G1 O1, O3 G1,G4 O1
Ip G1 O1 I G1 G4 O2 O3 O5 B I
O2 I O4 I
O1 O3 G4
G4 O3 O4 O5
G2 G4 O3 O4 O5
G1 G3 O4 O5
G1 O5
Ip
G1 G3 O5, O3 B
G1 O1 O3
G4 O5 Ig
D Vernietiging vergunning/ locatie degradatie
G4 B I
Geen samenwerking tussen initiaO1 tiefnemers Ig Eis voor participatie
Niet verkrijgen grondrechten Geen afstemming Gemeente en initiatiefnemers
Legenda: Typen verzet •
A, NIMBY
@ Grontmij
G1 O2 O3 B, C
G4 O2 O3 I
O1 Ig
G4 O1 Ig
G4 O1 Ig O1 Ig
O1 Ip K G1 G4 O5
G4 O1 O4
G4 O1 O1 O2 O4
De ontwerpprincipes: O1 Het proces creëert winstmogelijkheden en prikkels voor coöperatief gedrag; is het proces voor de betrokken partijen aantrekkelijk ge-
96
Multiple- case analyse
•
B, NIABY
•
C, verzet door sociale en politieke invloed
•
D, niet overtuigd van de locatiekeuze.
Institutionele kaders •
Ip Deze ontbreken bij de provincie
•
Ig Deze ontbreken bij de gemeente
•
I, zijn onduidelijk of veranderingen hebben in
O2
ieder geval invloed op de besluitvorming Gedragspatronen: G1 dynamisch gedrag, twijfel, opinieverandering G2 gedrag voor compensatie van verliezers en koppelingen; G3 partijen kunnen de realisering van een windmolenpark verschillend uitleggen. Kan het park ook een oplossing zijn van een probleem van een betrokken actor, waardoor de steun van deze actor wordt verworven. G4 strategisch gedrag, vragen naar extra onderzoek, uitstellen van onderzoek, achterhouden van belangrijke informatie Het vertonen van blokkademacht in de staart valt onder verzet en wordt hier niet als gedragspatroon meegenomen.
O3
O4
O5
noeg waardoor partijen zich coöperatief zullen opstellen. Is er zicht op winst voor de betrokken partijen. De belangrijkste prikkels voor de voortgang van een proces ontstaan wanneer een proces voor de partijen aantrekkelijk is. De personele bezetting van een proces; het is bevorderlijk voor het proces als de bezetting bestaat uit vertegenwoordigers met hoge posities. Het procesmanagement maakt actief gebruik van de omgeving van het proces. De voortgang kan bediend worden door de omgeving, omdat deze druk uitoefent. Dit ontwerpprincipe gaat over of de dynamiek van de omgeving wordt gebruikt en of er sprake is van druk vanuit de omgeving. De organisatie van het conflict wordt zo diep mogelijk in het proces gelegd. Is er een projectgroep opgericht waar de tussen besluiten kunnen worden genomen. Het proces erkent de rol van command and control. Als er helemaal geen sprake van command and control is dan kunnen er geen deadlines en afspraken goed vast gelegd worden. Door wel toe te werken naar bepaalde afspraken en besluiten lijkt command and control een prikkel voor coöperatief gedrag te zijn.
Wat op valt is dat het voorkomen van bepaald gedrag en het ontbreken van bepaalde ontwerpprincipes de meeste oorzaken voor vertraging zijn. Er is verder geen opvallend verschil te zien tussen cases die in andere tijden zijn opgestart. Ongeacht de tijdsperiode komen cases knelpunten tegen. De conclusie die uit de analyse van meerdere cases gevonden worden zijn redelijk generaliseerbaar daar de cases de helft van het gerealiseerde vermogen in Nederland beslaan. De generaliseerbaarheid neemt toe naarmate de oorzaken vaak voorkomen en bij meerdere knelpunten als oorzaak worden gegeven. Hieronder worden de gevonden verbanden tussen oorzaak en knelpunt van de 7 cases besproken. Het vertoonde gedrag oorzaak Aantal verbanden G1 9 G2 1 G3 2 G4 9 Het meest vertoonde gedrag is strategisch en dynamisch gedrag van de gemeente. De gedragspatronen van de gemeente zijn grillig en zorgen voor verschillende knelpunten. Het dynamische gedrag is bij de gemeente en provincie meerdere malen aangetroffen. De gemeente is gaan twijfelen en richt haar aandacht op andere projecten op hetzelfde gebied. Een consequent beleid zorgt voor meer voortgang in de besluitvorming. De gemeente en provincie zijn gevoelig voor de publieke opinie en veranderen nogal eens van perceptie. Het strategische gedrag zorgt ervoor dat er besluiten worden uitgesteld. Er wordt niet verteld wanneer er een besluit wordt genomen en er is onduidelijkheid over de opvattingen van de gemeente. Strategisch gedrag lijkt onoverkomelijk in een complexe situatie waar besluiten moeten worden genomen. Het nadeel van strategisch gedrag is dat er eerder onduidelijkheid heerst waardoor er geïnvesteerd wordt in onrendabele projecten of er kan niet eerder naar de inhoud worden gekeken. Een duidelijk
@ Grontmij
97
Multiple- case analyse
voorbeeld is het uitblijven van een besluit van de gemeente Goedereede. De projectontwikkelaar gaat verder met het verkrijgen van grondrechten en het ontwikkelen van plannen. Deze inspanning blijkt na twee jaar voor niks te zijn geweest omdat de gemeente tegen windenergie is op die locatie en de wijziging niet zal op nemen in het bestemmingsplan dus ook geen bouwvergunning zal afgeven. De grondeigenaren kunnen zich ook strategisch opstellen omdat zij weten dat locaties schaars zijn en zij hiervoor een goede vergoeding willen ontvangen. De grondeigenaren proberen zoveel mogelijk voor hun grondposities te krijgen, hierdoor nemen zij extreme opvattingen om de onderhandelingspositie te versterken. Het verzet Oorzaak A B C D
Aantal verbanden 0 2 1 1
In veel cases komt geen tot weinig verzet voor, dat direct gevolgen heeft op de besluitvorming. Het verzet is niet vaak voorgekomen maar wel een duidelijke oorzaak voor vertraging in het vergunningentraject. NIMBY blijkt een van de minst hinderlijke verzetsvormen te zijn. Het meest hardnekkige en doelgerichte verzet komt eerder van partijen die tegen windenergie in het algemeen zijn. Deze vorm is een hardnekkige vorm van verzet daar ongeacht welke oplossing er word aangedragen, de personen tegen zijn. Deze partijen voeren bezwaren tot aan de raad van state op. Het verzet wordt nog eens versterkt wanneer deze partijen niet bij de besluitvorming betrokken worden. Veelal zie je dat de provincie, gemeente en initiatiefnemers om de tafel zitten en de andere partijen niet betrokken worden. Deze late betrokkenheid zorgt voor blokkademacht in staart van partijen. Het verzet type C vindt plaats doordat er sprake is van dynamisch gedrag veroorzaakt door beïnvloeding van sociale en politieke druk. Het gebrek aan een consequente houding van gemeente en provincie in het proces zorgt voor andere standpunten. Deze dynamiek hoeft niet altijd als negatief ondervonden worden want kan ook juist weer kansen creëren. Het ontbreken van institutionele kaders Oorzaak Aantal verbanden Ip 3 Ig 6 I 3 Het ontbreken van een streekplan of bestemmingsplan zorgt ervoor dat initiatieven uitblijven. Er zijn in het verleden locaties met een te laag rendement aangewezen waardoor initiatieven uitbleven. Door de ontwikkelingen in de techniek zijn deze locaties uiteindelijk wel interessant. Gemeenten nemen vaak een afwachtende rol op zich. De gemeente zou eerder een kader over windenergie of een algemeen klimaatbeleid kunnen vaststellen om hun beleid te sturen. (hier wordt nog terug gekomen op het dualisme) stuk over de gehanteerde kaderstelling bij OostFlakkee en hoe deze ontbreekt bij alle ander gemeente De gemeente stelt de eis dat er een integraal plan moet komen. Deze eis heeft een direct gevolg op de planontwikkelingen. Deze blijven uit totdat de betrokken partijen zijn gaan samenwerken.
@ Grontmij
98
Multiple- case analyse
Concluderend kan er gesteld worden dat het ontbreken van een duidelijk beleidskader voor veel onzekerheid bij de initiatiefnemers zorgt waardoor de ontwikkelingen stilstaan. Door het ontbreken van een beleidskader of toetsingskader zijn de randvoorwaarden voor een windmolenpark onduidelijk. Dit kan leiden tot vernietiging van de vergunning. Het ontbreken van ontwerpprincipes Oorzaak Aantal verbanden O1 14 O2 2 O3 7 O4 5 O5 8 In sommige cases levert het ontbreken van ontwerpprincipes knelpunten op. Er is enkel gekeken naar het ontbreken van deze ontwerpprincipes en niet naar het toepassen van de ontwerpprincipes. Het opnemen van de ontwerpprincipes in de tabel geeft aan hoe vaak ontwerpprincipes niet zijn toegepast. Er zijn in veel cases meerdere ontwerpprincipes genoemd die niet zijn toegepast. Er is veertien keer als oorzaak aangedragen dat het eerste ontwerpprincipe ontbreekt. Er is niet genoeg zicht op winst voor de betrokken partijen. Partijen willen niet samenwerken omdat zij verschillende belangen in het project zien. Partijen met verschillende culturen worden gedwongen samen te werken. Het verband gevonden tussen het ontbreken van dit principe zorgt voor vertraging in de besluitvorming. Bij Veendam en Goedereede is er geen werkgroep opgericht. De conflictueuze situatie, waarbij de gemeente tegen een windpark is en de projectontwikkelaars voor en de provincie iets meer op de achtergrond is gebleven, heeft voor stilstand gezorgd. Het ontbreken van een conflictgroep heeft een duidelijk verband met stilstand in de besluitvorming. Het ontbreken van command and control is vaak de oorzaak voor knelpunten. Uitsluitend voeren van overleg zal niet tot een besluit leiden. Het ontbreken van command and control naar de gemeente zorgt voor een gebrek aan prikkel voor het nemen van besluiten. De provincie kan met het aanwijzingsrecht de gemeente dwingen een besluit te nemen maar dit wordt niet gedaan. De initiatiefnemers en grondeigenaren blijven liever te vriend met de gemeente en zullen hun niet snel wijzen op het overschrijden van termijnen. Het ontbreken van duidelijke afspraken van de gemeente zorgt ervoor dat bepaalde initiatiefnemers nog op de achtergrond blijven. Er is nog geen prikkel om toe te treden in het proces omdat er toch nog geen besluit wordt genomen. Bij de besluitvorming worden veel onderzoeken gedaan. Over het uit te voeren onderzoek worden geen duidelijke afspraken gemaakt. Er zou bijvoorbeeld van tevoren kunnen worden vastgelegd dat men zich zal conformeren aan dit onderzoek. Tijdens alle cases ontbreekt er een regisseur van het proces. De initiatiefnemer wordt als partijdig gezien om het proces aan te jagen en te begeleiden. De verantwoordelijkheid hiervoor zou bij de gemeente moeten liggen. De gemeente neemt enkel de rol van beleidsmaker en controleur op zich. De provincie ziet vaak geen reden en ook geen mogelijkheid druk op de situatie te zetten. Concluderend kan er gesteld worden dat het ontbreken van een regisseur of procesmanager een lage controle op het proces geeft waardoor besluiten worden uitgesteld en mogelijkheden schept voor dynamisch gedrag. 7.2.2
Verschil en overeenkomst analyse
Het doel van het toepassen van deze studie is het vinden van verbanden en samenhang. Onder welke voorwaarde zal het project stilstaan of niet goed gekeurd worden en onder welke voorwaarde ge-
@ Grontmij
99
Multiple- case analyse
beurd dat niet. De zeven gekozen cases zijn reeds uitgebreid besproken. Het explorerende karakter van het onderzoek zorgde ervoor dat het moeilijk was kenmerken van tevoren te bepalen. De uiteindelijke selectie is gemaakt op basis van de individuele cases, interviews en stellingen, actoren- en netwerkanalyse en de knelpuntenanalyse. De verschil- en overeenkomst analyse is in combinatie gedaan met een Tijdsanalyse. De Tijdsanalyse geeft antwoord op hoe en waarom vragen. T-analyse onderzoek geeft inzicht in hoeverre meerdere cases op elkaar lijken op één kenmerk en hoe dat zich ontwikkelt in de tijd. Dit is van toepassing bij een kwantitatieve analyse van beslismomenten over meerdere cases, vanuit het rondemodel van Teisman80. In het onderzoek gaat het om één kenmerk waarvan de waarde is bepaald op meerdere tijdstippen en bij meerdere cases. Wat is het gevolg van één beslissing of kenmerk later in het proces? De kenmerken: • Het aantal initiatiefnemers • Hoedanigheid van de initiatiefnemers • Het aantal grondeigenaren • Hoedanigheid van de grondeigenaren, • Het beleid van de provincies, welke rollen gespeeld • Het beleid van de gemeenten, welke rollen gespeeld • Tegenstand, • Participatie-eis In de tabel in bijlage 28 staat een overzicht met de kenmerken van de cases. Het schema geeft aan welke projecten veel met elkaar overeenkomen of verschillen. Projecten die veel op elkaar lijken zullen hieronder besproken worden • Goedereede & Oost-Flakkee • Jacobswoude & Delfzijl Goedereede en Oost-Flakkee hebben veel overeenkomsten. De projecten liggen in dezelfde provincie en hebben dezelfde geografische omgeving. De initiatiefnemer is hetzelfde en de grondeigenaren komen redelijk overeen. Er is weinig tegenstand van omwonende en er is geen belangen organisatie opgestaan. Het grote verschil zit hem in de houding van de gemeente. Gemeente Goedereede is tegen en gemeente Oost-Flakkee is voor windenergie. In Goedereede besluit de ontwikkelaar zich te focussen op een ander gebied terwijl in Oost-Flakkee al met de grondeigenaren om tafel wordt gezeten en de eerste plannen op tafel komen. Goedereede toont aan dat ze niet tevreden zijn met de gang van zaken en neemt geen besluit terwijl Oost-Flakkee duidelijk is in wat hun kader is. Uiteindelijk wordt de locatie in Oost-Flakkee opgenomen in de nota Wervel en worden de locaties in Goedereede van zoeklocatie naar studielocatie door de provincie benoemd. De houding/rol van de gemeente is bepalend voor het verloop van het proces. De projecten in Jacobswoude en Delfzijl hebben beide veel tegenstand ondervonden van de oprichting van een stichting in andere kenmerken zijn er veel overeenkomsten. Het late inlichten van de bevolking (en zeker omwonenden) door de initiatiefnemers heeft al in een vroeg stadium extra verzet opgeroepen en de sfeer in het proces sterk negatief beïnvloedt. De overeenkomst tussen deze projecten is te zien in de twijfel die bij de gemeente ontstaat. Deze twijfel heeft voor uitstel van besluiten en de vraag naar extra onderzoek teweeggebracht. De projecten worden vertraagd en Jacobswoude wordt zelfs door de provincie van de kaart gehaald. De verschillende reacties van de provincie kan je koppelen aan de verschillen in de locatie keuze. De provincie Groningen is heel duidelijk geweest in de locatie keuze bij Delfzijl de provincie Zuid-Holland veranderde nogal eens van perceptie over de geschiktheid van de locatie. Het stellen van een duidelijk kader zorgt ervoor dat ondanks druk van buiten af de locatie niet meer ter sprake komt. 80
P. ’t Hart, M. Metselaar en B. Verbeek, Publieke Besluitvorming, Den Haag, 1995
@ Grontmij
100
Multiple- case analyse
Projecten die op veel kenmerken van elkaar verschillen maar in één of twee aspecten met elkaar overeenkomen. • Noordoostpolder & Eemshaven • Goedereede & Veendam • Eemshaven en Oost-Flakkee • Veendam & Eemshaven & Delfzijl Noordoostpolder en Eemshaven verschillen op alle kenmerken behalve in de participatie-eis en het soort van verzet. De gemeente in Noordoostpolder vindt participatie een belangrijke eis en de provincie in Groningen stelt dit als eis. De eis voor participatie komt beide voort uit een dreiging met planschades en de compensatie drang van de provincies. Een duidelijke overeenkomst zie je hier dat beide projecten pas verder gaan als er op een of andere wordt voldaan aan deze participatie-eis. De provincie en de gemeenten proberen gedupeerden met de eis voor participatie te compenseren. Deze compensatie zorgde in deze ronde dan wel voor vertraging maar zou uiteindelijk voor versnelling moeten zorgen. Dit is niet geval voor de bekeken projecten. In Eemshaven is de participatie een flop en neemt vijf jaar in beslag. In de Noordoostpolder staat het samenwerkingsverband van alle partijen en participanten weer op de tocht. De eis dat derden kunnen participeren zorgt vertraging. Deze vertraging is vooral te danken aan dat er een eis wordt gesteld maar de gemeente er niet over heeft nagedacht hoe deze dan moet worden ingevuld. Goedereede en Veendam verschillen op veel kenmerken. Deltawind is ideëel terwijl Blaaswind, initiatiefnemer van Veendam, commercieel en particulier is ingesteld. Het enige punt waar beide projecten tegen stuiten is de gemeente, die vanaf het begin negatief tegenover windenergie in de gemeente staat. Beide gemeente weten de voorstellen goed te rekken, door vraag naar extra onderzoek en niet accepteren van de aanvragen. Hieruit is afgeleid dat de houding van de gemeente bepalend is geweest in de voortgang van de besluitvorming. Eemshaven en Oost-Flakkee zijn erg verschillende projecten. Bij beide wordt het initiatief genomen door twee partijen die goed kunnen samenwerken. Hierdoor zijn de contacten met de gemeente en provincie erg duidelijke geweest over het recht van exploiteren. Bij beide zijn geen andere initiatieven meer toegelaten voor de exploitatie. De projecten in Groningen hebben duidelijke locaties aangewezen gekregen, de ene iets later dan de andere. Bij alle drie de projecten zijn er meerdere initiatiefnemers. De initiatiefnemers in Veendam zijn meer particuliere initiatieven, die ook anticiperen in de exploitatie. Het aanwezig zijn van meerdere initiatiefnemers en initiatiefnemers die later in het proces bekend worden, zorgt in alle projecten voor vertragingen. 7.3
conclusies
De veronderstelling uit het theoretisch kader blijkt bij veel projecten aantoonbaar. Concluderend kan er gezegd worden dat er een relatie is tussen institutionele factoren, sommige gedragspatronen, het ontbreken van ontwerpprincipes en het aanwezig zijn van type verzet B met de voortgang van de besluitvorming. In figuur 7.2 zijn de verbanden schematisch weergegeven. De aanbevelingen zijn op grond van de aangetoonde verbanden gedaan.
@ Grontmij
101
Multiple- case analyse
gedragspatronen: -strategisch gedrag - dynamisch gedrag (voornamelijk het afwachtende gedrag van de gemeente)
oorzaken: dertiminanten van Wolsink en niet betrokken bij de besluitvorming
institutionele factoren
geen voortgang van de besluitvorming (knelpunten)
verzet B
niet toepassen ontwerpprincipes gebrek aan prikkels command and control omgevingsdruk
Figuur 7.2: de aangetoonde verbanden
@ Grontmij
102
8
Conclusies en aanbevelingen
Stap 1 (H3) - Beleid - Teschnische aspecten - Economische aspecten - Het besluitvormingsproces Systeemafbakening
Stap 2 (H4) - Actoren- en - Netwerkanalyse
kritische actoren
Selectie objecten
Dataverzameling
Stap 4 (H6) Case I theoretisch kader
Case II
Case III-VI
kritische actoren beinvloedingsmogelijkheden
Stap 3 (H5)
individuele conclusies
Stap 5 (H7) multiple-casestudie
ontwerp theorie
Stap 6 (H8) conclusies en aanbevelingen
= toets van veronderstellingen = input voor volgende stap figuur 8.1: In stap 6 is de laatste stap
8.1 8.2
Inleiding Verantwoording
De gekozen onderzoeksbenadering was niet altijd gemakkelijk, doordat het onduidelijkheid was of het een empirisch-analytisch onderzoek of meer een interpretatief onderzoek was. Achteraf gezien zijn beide onderzoeksbenaderingen gehanteerd. De casestudie heeft een interpretatief karakter maar door het doen van een multiple-casestudieanalyse lag de focus op het vinden van regelmatigheden. Het doel van het onderzoek was om een optimale verklaring voor een proces of uitkomst van een proces te bieden, ongeacht het aantal variabelen. Het aantal variabelen is zo groot waardoor er uiteindelijk een afbakening heeft plaatsgevonden. De afbakening naar gedragspatronen, ontwerpprincipes, institutionele factoren en typen van verzet heeft er voor gezorgd dat er uitspraken kan worden gedaan over veronderstelde verbanden tussen oorzaak en knelpunt. De veronderstelde verbanden zorgden voor de empirisch-analytische insteek. De keuze om van knelpunt naar oorzaak te analyseren zorgde voor het interpretatieve karakter. Hierdoor was de mogelijkheid om te zoeken naar de optimale verklaring, ongeacht het aantal variabelen. Geconcludeerd kan worden dat de casestudie optimaal is benut daar het onderzoek zowel empirisch-analystisch als interpretatief is geweest. Casestudie
@ Grontmij
Conclusies en aanbevelingen
De keuze voor zeven projecten heeft ingeboet aan diepgang. Meer van minder, ging hierdoor niet altijd op. Het doel is wel bereikt doordat alle cases uitgebreid bekeken zijn. Het was een zware taak om uit de grote hoeveelheid informatie, de relevante informatie te halen. Het beschrijven van de cases is geprobeerd zo vergelijkbaar en kort te houden. Het methodische probleem van de verschil- en de overeenkomstmethode is dat er geen cases zijn gevonden die identiek of verschillend genoeg zijn om deze methode toe te passen. De beschreven cases waren vaak op meerdere kenmerken verschillend. Hier is de overeenkomst in een kenmerk overgenomen en aangenomen dat de overeenkomsten in het andere kenmerk minder zwaar telt. Deze aanname zou in een gevoeligheidsanalyse nader bekeken moeten worden. Het casestudieonderzoek is minder geschikt dan een experimenteel onderzoek voor de toetsing van causale veronderstellingen. Er zijn wel beperkte analyses mogelijk om de veronderstelde causaliteit verbanden waarschijnlijk te maken. Het toepassen van een multiple-casestudie heeft de bevindingen over samenhang extra kracht en relevantie toegebracht. De oorzaken van vertraging worden aan gedrag, ontwerpprincipes en institutionele factoren gekoppeld. In het achterhoofd moet worden gehouden dat zeven projecten maar een selectie zijn van het totaal. Er valt geen uniciteit in de aanbevelingen te vinden, dit is ook nooit de bedoeling van het onderzoek geweest. De aanbevelingen om het proces te beïnvloeden moeten per case bekeken worden of ze daar wel toepasbaar zijn. Rondenmodel Voor een vergelijkbare analyse is er gekozen het besluitvormingsproces in één model vast te leggen. Het rondenmodel heeft een algemeen beeld weten te schetsen hoe tot nu toe de besluitvorming bij de meeste projecten is verlopen. Het toepassen van het rondenmodel maakt het niet mogelijk alle ronden gelijk te trekken waardoor vergelijking moeilijker was. Elke case had een andere soort besluitvormingsproces, met verschillende ronden en perioden die daar voor nodig waren. Per case gaf het rondenmodel goed aan wanneer er sprake was van een knelpunt. Tijdens het onderzoek is de focus meer toegegaan te zoeken naar verklaringen van de knelpunten dan naar verklaringen voor bepaalde beslissingen. Model van Wolsink Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het model van Wolsink niet toereikend is. Verzet wordt ook aangewakkerd doordat men niet wordt betrokken bij de besluitvorming. Het verzet vanuit de omwonende en de gemeente wordt mede bepaald door de dreiging van planschade. Gekeken moet worden naar de kosten, die er verbonden zitten aan het realiseren van een windpark. Beide factoren, financiële schade en geen betrokkenheid zouden in het model moeten worden opgenomen. Validatie van gegevens Het toepassen van datatriangulatie, interviews, literatuurstudie en het doen van meerdere casestudies geeft een uitgebreid betrouwbaar beeld van de werkelijkheid. Tevens waren de bronnen erg toegankelijk waardoor er gesteld kan worden dat er geen gekleurde informatie is gebruikt. 8.3
Conclusies
Deze paragraaf bevat een duidelijk antwoord op de hoofdvragen van het onderzoek. De hoofdvraag en de subvragen worden hieronder nogmaals herhaald. De hoofdvraagstelling 1: Hoe ziet het besluitvormingsproces voor een grootschalig windmolenpark in Nederland eruit en hoe kan Grontmij dit proces beïnvloeden? Het is duidelijk dat de besluitvorming in ronden plaats vind en afwijkt van de traditionele, meer lineaire praktijk, waarin alle fasen achter elkaar zijn geschakeld en geen weg terug mag zijn. Het besluit-
@ Grontmij
104
Conclusies en aanbevelingen
vormingsproces is niet vast te leggen in één model. Er zijn drie duidelijke perioden te onderscheiden. De knelpunten zijn de overgang van deze perioden. De volgende ronden komen in alles cases terug: 4. locatiekeuze 5. het opzetten van een samenwerking tussen de initiatiefnemers 6. het vergunningentraject De volgende ronden kunnen niet worden samengevat in één ronde: Planontwikkeling is niet goed in één ronde vast te leggen. De planontwikkeling loopt parallel aan alle andere ronden en gaat door tot vlak voor de realisatiefase. De ronde waar het gaat om (bestuurlijk) draagvlak vindt tijdens het gehele proces plaats. Het vastleggen van deze ronde is erg moeilijk omdat het onduidelijk is wanneer hieraan voldaan is. Als een partij op een tijdstip voor is dan kan dit altijd later weer verschuiven. Hoofdvraagstelling 2: Welke factoren zorgen voor belemmeringen dan wel versnellingen in het besluitvormingsproces? Om antwoord te kunnen geven op hoofdvraag 2 is er onderzoek gedaan naar de volgende vragen: Wat zijn de knelpunten in de besluitvorming? Wat zijn de oorzaken van de van deze knelpunten? De vier voornaamste knelpunten zijn • Provincie & gemeente geschil. • Project met weinig medewerking gemeenten. • Stilstand in het vergunningentraject. • Geen samenwerking tussen initiatiefnemers. De oorzaken die voor stilstand in het proces zorgen: Het dynamische en strategische gedrag van de gemeente zorgt voor de meeste vertraging. Directe oorzaken hiervoor zijn het ontbreken van command and control, gebrek aan kennis en het ontbreken van beleidskaders. De houding/rol van de gemeente is bepalend voor het verloop van het proces. Het strategische gedrag zorgt ervoor dat er besluiten worden uitgesteld. Er wordt niet verteld wanneer er een besluit wordt genomen en er is onduidelijkheid over de opvattingen van de gemeente of provincie. Strategisch gedrag lijkt onoverkomelijk in een complexe situatie waar besluiten moeten worden genomen. De ontvankelijkheid voor bezwaren in Nederland is erg groot. Door de hoeveelheid mogelijkheden om bezwaren in te dienen maakt het voeren van een lang verzet mogelijk. Het meest hardnekkige en doelgerichte verzet komt van partijen die tegen windenergie in het algemeen zijn. Deze vorm is een hardnekkige vorm van verzet daar ongeacht welke oplossing er word aangedragen, de personen tegen zijn. Deze partijen voeren bezwaren tot aan de raad van state op en weten de besluitvorming jaren te vertragen. Het ontbreken van een duidelijk beleidskader voor veel onzekerheid bij de initiatiefnemers zorgt waardoor de ontwikkelingen stilstaan. Door het ontbreken van een beleidskader of toetsingskader zijn de randvoorwaarden voor een windmolenpark onduidelijk. Dit kan leiden tot vernietiging van de vergunning. Het stellen van een duidelijk kader zorgt ervoor dat ondanks druk van buiten af de locatie niet meer ter sprake komt Tijdens alle cases ontbreekt er een regisseur van het proces. De initiatiefnemer wordt als partijdig gezien om het proces aan te jagen en te begeleiden. De verantwoordelijkheid hiervoor zou bij de gemeente moeten liggen. De gemeente neemt enkel de rol van beleidsmaker en controleur op zich. De provincie ziet vaak geen reden en ook geen mogelijkheid druk op de situatie te zetten. Conclude-
@ Grontmij
105
Conclusies en aanbevelingen
rend kan er gesteld worden dat het ontbreken van een regisseur of procesmanager een lage controle op het proces geeft waardoor besluiten worden uitgesteld en mogelijkheden word geschept voor dynamisch gedrag. De eis dat derden kunnen participeren zorgt vertraging. Deze vertraging is vooral te danken aan dat er een eis wordt gesteld maar de gemeente er niet over heeft nagedacht hoe deze dan moet worden ingevuld. In het algemeen kan je zeggen dat windparkenproject met weinig medewerking van de gemeenten zijn opgezet. De gemeenten wordt nu wel iets actiever door het BLOW-convenant. Bij de eerste taakstelling vanuit het rijk zijn de gemeenten helemaal niet betrokken geweest. De houding/rol van de gemeente is bepalend voor het verloop van het proces. In bijna alle cases werd er door de gemeente de eis gesteld om een integraal plan te presenteren. Het gevolg hiervan is dat de initiatiefnemers moeten samen werken. Het opzetten van deze samenwerking gaat niet altijd even snel. Veel verschillende partijen met veel verschillen belangen neemt tijd in beslag eer er interactie is. Veel overleg heen en weer en ook weer in de organisatie is nodig. Er zijn niet genoeg prikkels voor betrokken partijen om samen te gaan werken. 8.4
Aanbevelingen
Betrek de juiste actoren bij het besluitvormingsproces Het is van belang dat alle betrokken personen het idee hebben gehad dat ze betrokken zijn bij het project. Door een open-plan proces zal men zich minder snel buitengesloten worden. De openheid is allereerst van belang bij alle relevante partijen: • • • • •
Gemeente Provincie Initiatiefnemers Belangenorganisaties grondeigenaren
Besef goed de sleutelrol van de gemeenten en maak daar dan ook gebruik van. Zij hebben het primaat in de ruimtelijke ordening. De gemeente is niet verplicht om mee te werken aan nieuwe initiatieven, ook al staat de locatie in het streekplan of bestemmingsplan. Een vastgelegde bestemming geeft niet automatisch recht op de realisatie ervan en is evenmin rechtens af te dwingen. Maak een duidelijke actorenanalyse om goed inzicht te hebben in de verschillende belangen. Zijn er duidelijke conflicten te verwachten, start dan een werkgroep op zodat deze conflicten verder in de organisatie kunnen worden toegepast. Hoe te beïnvloeden De gemeente is gevoelig voor publieke opinie. Zorg voor meerdere ingangen bij de gemeente. Deze ingangen zijn goed te zien in de actorenanalyse. Een ingang op het ene niveau hoeft nog niet te betekenen dat de gemeente dan voor is. Het liefst zou er een contact gelegd worden met de Raad, het college en de ambtenaar. Door een zwaardere bemensing hebben besluiten meer draagvlak en daadkracht. Hierdoor kan het heel handig zijn om met een belangrijke wethouder of zelfs de burgemeester in contact te komen. Als de burgemeester of een belangrijke wethouder voor is en hier ook energie in wil stoppen zorgt dit voor versnelling van het proces. Maak afspraken over het procesverloop
@ Grontmij
106
Conclusies en aanbevelingen
Pas command and Control toe. Zorg dat er op bepaalde momenten besluiten moeten worden genomen. Probeer van tevoren partijen te conformeren aan de uitslag van een nog uit te voeren onderzoek. Welke deelbesluiten moeten er wanneer genomen worden. Wanneer worden tussenproducten afgeleverd. Zorg voor een procesbegeleider. In voorgaande projecten waren dit de initiatiefnemers in samenwerking met de gemeente. Hier zou Grontmij een goede procesbegeleider kunnen zijn. Of schakel anders TFW in. Zorg dat er niet bezuinigd word op een procesmanager. In veel cases was er geen duidelijk regisseur voor het proces aanwezig. De initiatiefnemer nam vaak deze rol op zich omdat zij het meest baat hebben bij voortgang in het proces. Het nadeel is dat deze actor als partijdig wordt gezien. De verantwoordelijkheid wordt vaak bij de gemeente gelegd voor de communicatie naar buiten en het bewaken van het proces. In meerdere cases bleek de gemeente deze verantwoordelijkheid niet uit te dragen. Er was een matige vorm van informatie verspreiding en er werd niet goed bijgehouden wanneer er besluiten moesten plaatsvinden. De communicatie naar omwonende en belangengroepen wordt voornamelijk als verantwoordelijkheid bij de gemeente gelegd. De informatie dient voor iedereen beschikbaar te zijn. Door informatie te publiceren wordt Informatie moet ook begrijpelijk zijn: hier is het verstandig om vaktermen zoveel mogelijk te mijden. Betrek een onafhankelijke inhoudsdeskundige bij het proces Planontwikkeling verandert tijdens het gehele proces. Een duidelijk inzicht op de gevolgen, economisch, technisch, visueel, etc, kunnen de onzekerheden bij betrokken actoren wegnemen. Door dynamisch hier mee om te gaan kan Grontmij helpen met de kaderstelling van de gemeente en de provincie. Plan dat makkelijk mee ontwikkeld. De inhoudsdeskundige kan uitsluitsel geven met betrekking tot Zorg in het voortraject voor een zware bemensing Het kunnen meepraten met de initiatiefnemers zorgt voor een goede sfeer en betrokkenheid. In de voorfasen moet veel onderhandeld worden over de locatie en het bestuurlijke draagvlak. Teven moeten er vaak samenwerkingsverbanden opgezet worden. Hiervoor is het handig om een zware vertegenwoordiging te sturen als er veel onderhandeld moeten. Hogere personen in de organisatie hebben meer in huis om te onderhandelen en hoeven niet eerst weer met de achterban te overleggen. Het beter reguleren van de grondrechten en participaties Er is aangetoond dat er een grote kans is op vertraging als er meerder initiatiefnemers op een locatie een park willen exploiteren. Doordat de exclusieve rechten van de gronden in handen is van verschillende partijen is het mogelijk dat deze dus ook aan verschillende partijen worden vrijgegeven. Een idealistische oplossing zou zijn als de gemeente of provincie de gronden weet te verkrijgen en deze dan aan één partij aanbesteedt. Er is nog te weinig ervaring met het laten participeren van partijen in een project. Hier zou door de overheid meer informatie over uitgewisseld moeten worden. De informatie kan uit andere landen worden gehaald.
De praktijk (zie Noordoostpolder) leert dat de deelnemers ook speelruimte willen en moeten hebben om de vraag te herformuleren en om oplossingen buiten de kaders te overwegen. Door de langzame kaderstelling bleken de Belangrijk is ook om te erkennen dat door externe ontwikkelingen kaders in de tijd kunnen gaan schuiven.
@ Grontmij
107
Conclusies en aanbevelingen
Literatuur Baarda, D.B. & Dr. De goede, M.P.M. (1999) Methoden en Technieken, praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Stenfert Kroese, Houten. Beurskens, J. & Kuik, G. van (2004), Alles in de wind, vragen en antwoorden over windenergie, tweede herziene druk, ECN, Petten Bruijn, J.A. de, Heuvelhof E.F. ten & Veld, R.J. in ‘t (2002), Procesmanagement, over procesontwerp en besluitvorming, 2e herziene druk, Academic Service, Schoonhoven. Bruijn, J.A. de e.a. (1996), Grote Projecten- Besluitvorming en Management, Alphen aan de Rijn. Dagblad van het Noorden (1999); grootste windpark van de EU in Delfzijl, november EWEA, European Wind Energy Association, (2004), wind energy, the facts, an analysis of wind energy in the EU-25, Brussel Foxon, T.J. e.a (2004), UK innovation systems for new and renewable energy technologies: drivers, barriers and system failures, Energy policy. Elsevier, 0301-4215. Gedeputeerde Staten van Groningen (2002), Plan van Aanpak voor realisatie van de Groninger BLOW-doelstellling, 11 juni Hart, P. ’t & Metselaar, M. en Verbeek, B. (1995), Publieke besluitvorming, Den Haag, Informatiecentrum duurzame energie (2003); windenergie, geschikt in het landschap Krohn, S. & Damborg, S (1999). On public attitudes towards wind power. Danish wind power Industry, Renewable Energy Elsevier 1999;16(1-4):954-60 LBW; Landelijk bureau voor windenergie (1997), Realisatie Windenergie Projecten, Een stappenplan, Zeist, Ministerie van Economische Zaken (2004), Background Document for the Policy Workshop: Development of offshore wind energy in Europe, sept/okt. Ministerie van Economische Zaken (2004), Persconferentie windenergie, Den Haag, NIPO (2001), Windenergie heeft de wind mee, een onderzoek naar het imago van windenergie, Amsterdam.
Novem (2000), Frisse wind door Nederland; Hoe wekken we in Nederland windenergie op met respect voor natuur en milieu?’, Stichting Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties, cd-rom aan de slag met windenergie, uitgegeven door Novem, ECN en het ministerie van Economische Zaken in april 2000.
@ Grontmij
108
Conclusies en aanbevelingen
Teisman, G.R. (2001), Besluitvorming en Ruimtelijk procesmanagement, studie naar eigenschappen van ruimtelijke besluitvorming die realisatie van meervoudig ruimtegebruik remmen of bevorderen, Eburon Delft, Teisman, G.R (1995), De reconstructie van complexe besluitvorming, in: P. ’t Hart, M. Metselaar en B. Verbeek (redactie), Publieke besluitvorming, Den Haag, hfdst. 2, pp. 33-56 VNG (2003), Gemeente aan de wind, belang en mogelijkheden voor gemeenten om windenergie te stimuleren, VNG-uitgeverij, Den Haag. Walker, J.F. & Jenkins, N. (1997), Wind energy technology, Unesco Energy Engineering Series Wolsink, M. (1996) Dutch wind power policy, stagnating implementation of renewables, Energy policy vol. 24, no. 12, p. 1079-1088, Wolsink M. (2000), wind power and the NIMBY-myth: institutional capacity and the limited significance of public support, Renewable Energy vol. 21, p. 49-64. Yin, R. (1994). Case study research: Design and methods (2nd ed.). CA: Sage Publishing, Beverly Hills. Grontmij verslagen: Grontmij Advies & Techniek bv, Voor de wind in Flevoland, evaluatierapportage windenergie, Lelystad, september 2003 Grontmij Advies & Techniek bv , Quickscan windpark N33, Zwolle, 2004 Grontmij Advies & Techniek bv , evaluatieverslag, “windrichting”, Flevoland, december 1997 Afstudeerverslagen: Afstudeerverslag, Vergunningtraject van windenergie, een onderzoek naar de doorlooptijd en de slagingskans van de juridische procedures voor het plaatsen van windturbines, Juliette Koeslag, Rotterdam 2004, CEA Afstudeerverslag, , Voor en Tegenwind, een onderzoek naar voor- en tegenstanders bij een windenergieproject, Maarten ten Bakel, Wageningen, juli 2002 Dictaten: Dictaat TB311, Dr. Ir. W. Bockstael-Blok (2002), design for SEPA engineers, , Delft: subfaculteit Techniek Bestuur en Management Dictaat TB211, dr. Ir. B. Enserink, dr. J.F.M. Koppenjan, prof.dr.ir. W.A.H. Thissen (2002), Analyse van Complexe Omgevingen, Delft: subfaculteit Techniek Bestuur en Management Dictaat TB111. Bots, P.W.G. (2000) Inleiding Technische Bestuurskunde, Delft: subfaculteit Techniek Bestuur en Management. Besluiten;
@ Grontmij
109
Conclusies en aanbevelingen
LJN: AI0841, Gerechtshof Leeuwarden, BK 74/02 WOZ, rechtspraak.nl, LJN: AF2848, Hoge Raad, C02/209HR
Nationaal Milieubeleidsplan 4; Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’, ministerie van VROM, juni 2002 Ontwerpbesluit tot wijziging Besluit milieueffectrapportage 1994 (uitvoering EUrichtlijnen 2001/42/EG en 2003/35/EG). Ministerie van VROM, 17 januari 2005. Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer, ministerie van VROM, Stb. 346, 2001 Uitspraak in raadsprogramma gemeente Veendam, vastgesteld in de raadsvergadering op 24 juni 2002 Geraadpleegde internetpagina’s: www.minfin.nl www.duurzame-energie.nl, Informatiecentrum Duurzame Energie http://www.gemeentesluis.nl/pdf/discussienota_windenergie_deel1en2.pdf www.KEMA.nl http://www.eia.nl/mer/projectinfo/p1167.htm http://www.blaaswind.nl/home.php http://home.wxs.nl/~windsh www.novem.nl, Novum, 7 januari 2005 http://www.windpower.org/en/news/articles
@ Grontmij
110
Conclusies en aanbevelingen
Begrippenlijst
activiteit
fysieke handeling met invloed op het milieu
alternatief
een andere uitwerking van de voorgenomen activiteit om daarmee (in aanvaardbare mate) tegemoet te komen aan het doel (doelen) van de initiatiefnemer; de wet milieubeheer (Wm) schrijft voor dat alleen alternatieven moeten worden beschouwd, die redelijkerwijs in de besluitvorming een rol kunnen spelen
Beschrijvend onderzoek
Onderzoek waarbij het gaat om registratie en systematische ordening van wat zich voordoet op een bepaald gebied, aan de hand van een vooraf gegeven systematiek, waarbij niet wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een theorie of het formuleren van een hypothese.
bestemmingsplan
gemeentelijk plan (ontwerp) betreffende de bestemming van terreinen en de daarmee verband houdende voorschriften
bevoegd gezag
gemeenteraden en gedeputeerde Staten
db(a)
decibel (A-gewogen), maat voor geluidniveau
Command and control
Hiërarchische sturing, afspraken over te nemen besluiten, een controlerend orgaan die checkt of de afspraken worden nagekomen en hiervoor desnoods een sanctie voor stelt als de afspraken niet zijn voorgekomen. command and control kan ook worden ingezet als aanjager voor het proces, door te dreigen met het inzetten van een instrument.
ecologie
de wetenschap van de betrekkingen tussen organismen en hun milieu
emissie
uitstoot/lozing van stoffen of geluid
Empirisch onderzoek
Onderzoek waarbij je door waarneming vaststelt wat zich in de werkelijkheid afspeelt
Exploratief onderzoek
Trial-and-error onderzoek waarbij wordt begonnen met vage veronderstellingen over de werkelijkheid, met onscherp geformuleerde hypothesen of verwachtingen en geen van tevoren vastgelegde werkwijze, teneinde zo open mogelijk te staan voor de werkelijkheid en te komen tot de ontwikkeling van hypothesen.
@ Grontmij
111
Conclusies en aanbevelingen
fauna
diersoorten die in een gebied worden aangetroffen
fee
De afgesproken prijs voor de grondrechten
initiatiefnemer
De projectontwikkelaar, Blaaswind BV, i.o.
meest milieuvriendelijk alternatief (mma)
die combinatie van (haalbare) inrichtings- en beheerselementen die vanuit milieuoogpunt (mens en natuur) het minst schadelijk is
milieu
(volgens de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne) het geheel van en de relaties tussen water, bodem, lucht, mensen, dieren, planten en goederen
milieueffectrapport (MER)
document waarin van een voorgenomen activiteit en de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven de te verwachten gevolgen voor het milieu in hun onderlinge samenhang op systematische en zo objectief mogelijke wijze worden beschreven; het wordt opgesteld ten behoeve van een of meer besluiten die over de betreffende activiteit genomen moet(en) worden
milieueffectrapportage (m.e.r.)
de procedure die bestaat uit het maken, beoordelen en gebruiken van een MER en het achteraf evalueren van de milieugevolgen die samenhangen met de uitvoering van een mede op basis van het MER genomen besluit; dit alles met inachtneming van de voorgeschreven procedures
monitoring
metingen waarmee de ontwikkelingen in het milieu worden gevolgd
nulalternatief
het uitblijven van de voorgenomen activiteit
plangebied
het gebied waar de voorgenomen activiteit wordt ondernomen
POP
provinciaal plan waarin toekomstige ontwikkelingen van een gebied in hoofdlijnen wordt aangegeven
praktisch potentieel
maatregel die zich tijdens de totale levensduur van die maatregel terugverdiend (= de absolute bovengrens van wat praktisch uitvoerbaar is) het gebied waar effecten kunnen optreden (plangebied en directe omgeving)
studiegebied
variant
één van meerdere mogelijke oplossingen voor een deelprobleem
voorkeursalternatief
alternatief dat de voorkeur geniet van de initiatiefnemer
@ Grontmij
112