Monitor Ouderen langer thuis 2014 - Leiden
Zorgbelang Zuid-Holland
Meta Flikweert Marjan van Maanen
© 2015 Zorgbelang Zuid-Holland
Alle rechten voorbehouden. Overname van teksten en gegevens, al dan niet gedeeltelijk, na toestemming van Zorgbelang Zuid-Holland en met vermelding van de bron.
Zorgbelang Zuid-Holland www.zorgbelang-zuidholland.nl
[email protected]
Monitor Ouderen langer thuis 2014
2
Voorwoord Graag bied ik u hierbij de resultaten aan van de Monitor Ouderen langer thuis, een onderzoek onder zelfstandig wonende ouderen in de gemeente Leiden.
Maar liefst 1067 zelfstandig wonende ouderen uit Leiden hebben onze vragenlijst ingevuld. Daar zijn wij bijzonder blij mee.
De medewerkers van AutiTalent hebben voor ons alle papieren vragenlijsten digitaal ingevoerd en Meta Flikweert van Meta-analyse heeft de analyses, interviews en de eerste versie van het rapport voor ons verzorgd.
Wij hebben geprobeerd om de stem van de ouderen zo goed mogelijk te verwoorden. Wij hopen dat de aanbevelingen zullen leiden tot verbeteringen voor de ouderen die langer thuis zullen blijven wonen.
Veel dank aan alle betrokkenen!
Marjan van Maanen
Monitor Ouderen langer thuis 2014
3
Monitor Ouderen langer thuis 2014
4
Samenvatting In Leiden verdubbelt de komende twintig jaar het aantal mensen van 75 jaar en ouder. Deze ouderen zullen langer zelfstandig (thuis) moeten blijven wonen, omdat de toegang van ouderen tot verzorgingshuizen aanzienlijk wordt beperkt. Tegelijkertijd zal er door de bezuinigingen minder geld beschikbaar zijn voor ouderenzorg. Daarom is het noodzakelijk dat de gemeente Leiden de ouderenzorg weloverwogen aanpakt.
Om deze ontwikkelingen te kunnen volgen heeft Zorgbelang Zuid-Holland in 2014 een onderzoek in Leiden verricht onder 3000 zelfstandig wonende ouderen (ouder dan 75 jaar). Van deze 3000 ouderen hebben 1067 ouderen de vragenlijst ingevuld teruggestuurd; dat is een zesde van alle ouderen in Leiden.
Uit het onderzoek blijkt dat twee derde deel van de mensen van 75 jaar en ouder in Leiden hulp ontvangt. Professionele hulp die het meest door de ouderen wordt ontvangen, is huishoudelijke hulp (38%). Andere vormen van professionele hulp die ouderen ontvangen, zijn persoonlijke verzorging (15%), verpleging (5%) en individuele begeleiding (3%). Daarnaast blijkt dat veel ouderen tevreden zijn over de hulpverlening door professionals, partners, familie en anderen. Ouderen zijn over het algemeen tevreden over de hoeveelheid hulp die zij ontvangen (82%). Toch vindt bijna één vijfde van de ouderen (18%) de hulp ontoereikend. Dit geldt vooral voor praktische hulp, huishoudelijke hulp en hulp bij het ontmoeten van andere mensen.
Ouderen zijn blij met de hulp van mantelzorgers. Sommigen geven aan dat zij zonder deze hulp niet zelfstandig zouden kunnen wonen. 70% van de ouderen in Leiden heeft het afgelopen jaar al een groter beroep moeten doen op hun mantelzorgers. Wanneer er een nog groter beroep wordt gedaan op mantelzorgers als gevolg van het nieuwe beleid in de ouderenzorg kan dit leiden tot problemen. Verscheidene ouderen vrezen dat hun mantelzorgers dit in de toekomst niet zullen volhouden.
Van alle ouderen geeft bijna een kwart (23%) aan dat wanneer zij meer hulp nodig hebben, zij geen mogelijkheden hebben om een extra beroep te doen op hun sociale netwerk. Dit geldt met name ten aanzien van huishoudelijke hulp.
Uit het onderzoek blijkt dat 10% van de ouderen slechts één keer of minder per week buiten komt. Bijna de helft van alle ouderen geeft aan vaker naar buiten te willen. Eveneens 10% van de ouderen zou best samen met anderen in een woonvorm willen wonen, omdat het de sociale contacten uitbreidt of omdat er dan altijd hulp dichtbij is. Een kwart van de Monitor Ouderen langer thuis 2014
5
ouderen heeft aanpassingen aan de woning nodig om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen.
Op basis van het onderzoek komt Zorgbelang Zuid-Holland tot de volgende vier aanbevelingen voor de gemeente Leiden: 1.
Onderzoek waarom: 43% van de ouderen minder naar buiten gaat dan zij zouden willen; 18% van de ouderen het huidige hulpaanbod ontoereikend vindt; slechts 1% van de ouderen gebruikmaakt van vrijwilligerswerk; 6% van de ouderen ontevreden is over de nabijheid van voorzieningen; en zorg voor verbeteringen ten aanzien van deze vier aspecten.
2.
Voer verdiepend onderzoek uit om na te gaan of het toenemende beroep op mantelzorgers ook een relatie heeft met de overbelasting van mantelzorgers.
3.
Wees alert bij het verwijzen naar het sociale netwerk van ouderen voor (aanvullende) hulp, niet elke oudere beschikt over voldoende mogelijkheden.
4.
Vrijwilligers moeten geschoold worden in de gevolgen van de transitie in de ouderenzorg, zodat zij de juiste voorlichting kunnen geven en vragen die ouderen hebben adequaat kunnen beantwoorden.
5.
Sluit aan op de behoefte van ouderen aan kleinschalige collectieve woonvormen.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
6
Inhoudsopgave
VOORWOORD ............................................................................................................................... 3 SAMENVATTING ........................................................................................................................... 5 INLEIDING...................................................................................................................................... 9 1
ONTWIKKELINGEN IN ZORG VOOR OUDEREN ................................................................. 10 1.1 1.2
LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN ............................................................................................ 10 ONTWIKKELINGEN IN LEIDEN ............................................................................................... 11
2
OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK .............................................................. 13
3
RESULTATEN ....................................................................................................................... 15 3.1 SOORTEN HULP ................................................................................................................. 15 3.1.1 Professionele hulp ..................................................................................................... 16 3.1.2 Hulp van anderen ...................................................................................................... 18 3.2 (ON)TOEREIKENDHEID VAN DE HULP .................................................................................... 21 3.3 BEHOEFTE AAN AANPASSINGEN IN DE EIGEN WONING ........................................................... 26 3.4 WONEN IN EEN WOONVORM SAMEN MET ANDEREN ............................................................... 28 3.5 NABIJHEID VAN VOORZIENINGEN ......................................................................................... 28 3.6 (ON)MOGELIJKHEDEN OM NAAR BUITEN TE GAAN .................................................................. 30
4
CONCLUSIES ........................................................................................................................ 32
5
AANBEVELINGEN ................................................................................................................ 34 5.1 5.2
OVERWEGINGEN ................................................................................................................ 34 AANBEVELINGEN VOOR DE GEMEENTE LEIDEN ..................................................................... 34
BIJLAGE 1: VERANTWOORDING .............................................................................................. 36 BIJLAGE 2: LITERATUURLIJST ................................................................................................. 39 BIJLAGE 3: OMSCHRIJVING WOONVORMEN .......................................................................... 42
Monitor Ouderen langer thuis 2014
7
Monitor Ouderen langer thuis 2014
8
Inleiding Omdat ouderen langer thuis willen en moeten blijven wonen en om de zorg betaalbaar te houden vinden er hervormingen in de zorg plaats. Vanaf 1 januari 2015 worden de verpleging en verzorging van mensen die thuis wonen niet langer uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) betaald, maar uit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarnaast zijn gemeenten vanaf 2015 volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eén van de speerpunten in het Wmo-beleid is om mensen zo lang mogelijk de regie over hun eigen leven te laten behouden en hun eigen mogelijkheden te laten gebruiken (zelfredzaamheid). Ouderen zullen dus langer zelfstandig blijven wonen.
Het is de vraag of ouderen in hun eigen omgeving (indien nodig) voldoende zorg kunnen vinden om met een goede kwaliteit van leven langer thuis te kunnen blijven wonen. Om de gevolgen van al deze veranderingen voor de ouderen in kaart te kunnen brengen heeft Zorgbelang Zuid-Holland de Monitor ‘Ouderen langer thuis’ ontwikkeld. Deze monitor richt zich op de vraag hoe de ouderen zelf denken over hun toekomst qua zorg, welzijn en wonen, en over de zorg die zij nu ontvangen en in de toekomst nodig hebben. Ook brengt de monitor de mogelijkheden van hun sociale netwerk in beeld.
Dit rapport beschrijft de bevindingen van de Monitor Ouderen langer thuis in Leiden. Aan het onderzoek hebben 1067 mensen deelgenomen van 75 jaar en ouder. Binnen de Leidse regio zal men vanaf 2015 uitgaan van een ‘gekantelde manier van denken en doen van cliënten, gemeente, werkers en aanbieders: Wat kan iemand zelf (eigen kracht en eigen regie), wat kan zijn/haar eigen omgeving, waar is aanvullende ondersteuning nodig?’ (Gemeente Leiden, 2014)
Na een toelichting op de landelijke ontwikkelingen en de reden en opzet van dit onderzoek, worden de resultaten van het onderzoek besproken. Het centrale deel van dit rapport wordt afgesloten met aanbevelingen aan de gemeente Leiden. De bijlagen geven met name een inhoudelijke toelichting op woonvormen.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
9
1 Ontwikkelingen in zorg voor ouderen 1.1
Landelijke ontwikkelingen
Ouderen willen graag zo lang mogelijk thuis blijven wonen en er zijn bezuinigingen nodig om de zorg betaalbaar te houden. Daarom vindt een hervorming plaats in de begeleiding van en langdurige zorg aan ouderen. De AWBZ verdwijnt. Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Daarnaast vergoedt de Wet langdurige zorg (Wlz) de zwaarste, langdurige zorg vanaf 1 januari 2015. Verpleging en verzorging worden onderdeel van de Zorgverzekeringswet (Rijksoverheid, 2014).
Eén van de speerpunten in het Wmo-beleid is om de mensen zolang mogelijk de regie over hun eigen leven te laten behouden en hun eigen mogelijkheden te laten gebruiken (zelfredzaamheid). Dit is mede door innovaties ook steeds beter mogelijk (Ministerie van BZK, 2014). Personen met een lichte zorgvraag krijgen geen indicatie meer voor permanente zorg in een zorginstelling (intramurale zorg). Hierbij gaat het om personen met een indicatie Zorg Zwaarte Pakket (ZZP) 1 tot en met 3 en gedeeltelijk ZZP 4. Dit heeft tot gevolg dat woon-zorgcomplexen geen lichte zorg meer kunnen/mogen bieden vanuit de AWBZ. Ouderen met een lichte zorgvraag zullen voor hun zorg en welzijn aangewezen zijn op gemeentelijke voorzieningen, op hun eigen netwerk of op particuliere financiering. Voor gemeenten is dit een nieuwe taak en zij zoeken oplossingen in de sfeer van wijkgericht werken. Tegelijkertijd moeten gemeenten ook bezuinigen.
In het kader van de Wmo geldt ook voor alle gemeenten een resultaatverplichting: ‘Het gemeentebestuur draagt zorg voor de maatschappelijke ondersteuning en bevordert in dat verband een goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap en de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, teneinde te bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen omgeving kunnen blijven.’ (Gemeente Leiden, 2014)
De Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO) ziet vrijwilligersdiensten in Nederland groeien, bijvoorbeeld met een toenemend aantal lokale online platforms. Daarin wordt iemand die zorg vraagt, gekoppeld aan een vrijwilliger in de buurt, die even een boodschap doet of een buurtgenoot naar het ziekenhuis rijdt (Huisman, 2014).
Monitor Ouderen langer thuis 2014
10
1.2
Ontwikkelingen in Leiden
Ouderen in Leiden De verwachting is dat het aantal inwoners in Leiden van 75 jaar en ouder de komende twintig jaar bijna zal verdubbelen: van 6767 in 2010 naar 12.673 in 2030 (zie www.ris-zh.nl). Met veel ouderen gaat het goed. Een groot deel van hen voelt zich (voldoende) fit en is prima in staat zelfstandig (eventueel samen met de partner) te wonen: ‘Ik ben gezond, beweeg veel, sport (hardlopen, fietsen, actieve vakanties).’ ‘Het is best prima om 91 jaar te zijn. Als je maar veel denkt aan de voordelen die deze leeftijd heeft en niet alleen terugkijkt.’
Een aantal ouderen geeft aan zich ervan bewust te zijn dat de situatie zomaar kan veranderen of maakt zich zorgen over hoe het in de toekomst moet, mocht het niet meer goed gaan. Zal er dan wel voldoende zorg zijn?
Veel ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. De trend dat ouderen langer thuis blijven wonen, is duidelijk zichtbaar vanaf de jaren tachtig. In vergelijking met vorige generaties is de huidige generatie mondiger, heeft deze gemiddeld een hogere opleiding, een hoger inkomen, meer vermogen, vaker een eigen woning en een grotere wens om zelf de regie te voeren (Ministerie van BZK, 2014). Ook in Leiden is deze trend zichtbaar. Het aantal ouderen in Leiden dat zelfstandig woont, was in 2010 88%, in 2013 90% en in 2014 91% (cijfers berekend op basis van www.leidenincijfers.nl). ‘Langer zelfstandig wonen is fijn maar de aanpassingen in de woning zijn wel noodzakelijk. Bijvoorbeeld een verhoogde wc-pot, geschikt gemaakte badkamer en een seniorenslot op de voordeur.’
Ook aanleunwoningen bieden mogelijkheden voor ouderen om met zorg binnen handbereik langer zelfstandig te blijven wonen. In het rapport Sluiting verzorgingshuizen 2014 (Actiz, 2014) wordt gesteld dat de landelijke trend om verzorgingshuizen te sluiten ook gevolgen heeft voor mensen die in aanleunwoningen wonen bij deze verzorgingshuizen. Bij 70% van de organisaties– landelijk gezien - die plannen hebben om een locatie te sluiten is dit het geval. Het gaat bij deze organisaties (40) om zo’n 2200 aanleunwoningen. In 30% van de gevallen, oftewel voor 700 aanleunwoningen, is er geen alternatief voor de faciliteiten, zoals het restaurant, de dagbesteding en sociale activiteiten die het verzorgingshuis biedt. Ook zal in sommige gevallen het verdwijnen van een verzorgingshuis ertoe leiden dat mensen die in de bijbehorende aanleunwoningen
Monitor Ouderen langer thuis 2014
11
woonden, nu naar een verpleeghuis moeten, omdat zij het zonder de faciliteiten van het verzorgingshuis thuis niet langer redden.
Welzijnsbezoeken Eens in de vier of vijf jaar krijgen ouderen in Leiden een welzijnsbezoek. Deze bezoeken worden afgelegd door vrijwilligers van Radius (welzijnsorganisatie in Leiden). Het doel van het bezoek is het signaleren van problemen en behoeften (ter preventie en vroegsignalering) en het op maat verstrekken van informatie tijdens een gesprek. De oudere wordt geïnformeerd over mogelijkheden voor ondersteuning/hulp en regelingen en diensten ten aanzien van financiën, tijdsbesteding en contacten, hulp- en dienstverlening, mobiliteit, gezondheid, wonen. Eventuele problemen bij de oudere worden in kaart gebracht (Radius, jaartal onbekend). De welzijnsbezoeken zijn volgens een medewerker van Radius op een lager pitje gezet, omdat vrijwilligers soms slecht op de hoogte zijn van de veranderingen als gevolg van het nieuwe landelijke beleid. Daarnaast zullen zorg- en welzijnsorganisaties moeten nagaan hoe zij hun taken willen uitvoeren tegen de achtergrond van de Wmo 2015 gaan vormgeven. Mantelzorgers De gemeente Leiden wil mantelzorgers beter bereiken en ondersteunen, zodat de kans op overbelasting zo veel mogelijk wordt verkleind en mantelzorgers kunnen blijven deelnemen aan het maatschappelijk leven. Daartoe is in 2013 het Leids Mantelzorgakkoord ondertekend door dertien Leidse partijen: de Leidse Vereniging van Mantelzorgers, Bureau Informele Zorg, ActiVite, stichting Radius, Libertas Leiden, stichting Topaz, MEE ZHN, stichting Kwadraad, GGD HM, GGZ Leiden e.o., Woonzorgcentrum ’t Huis op de Waard, R.K. Zorgcentrum Roomburgh en de gemeente Leiden (Gemeente Leiden, 2013). Volgens een voormalig bestuurslid van de Leidse Vereniging van Mantelzorgers, is door het Leids Mantelzorgakkoord de ondersteuning aan mantelzorgers in de praktijk inderdaad verbeterd.
E-health en domotica De Wmo-adviesraad heeft in 2013 aan de gemeente Leiden geadviseerd om meer in te zetten op e-health en domotica. Ook welzijnsorganisaties en vrijwilligersorganisaties springen in op technologische ontwikkelingen. Naast de zorg aan huis biedt bijvoorbeeld zorgaanbieder ActiVite ouderen tegenwoordig de mogelijkheid om deel te nemen aan het project Zorg op afstand. De oudere houdt dan via de iPad contact met en krijgt indien nodig hulp van de verpleegkundige of verzorgende van ActiVite (zie www.activite.nl/home/zorg-thuis/zorg-en-hulp/zorg-op-afstand-).
Monitor Ouderen langer thuis 2014
12
2 Opzet en uitvoering van het onderzoek Het is de vraag of ouderen in de dagelijkse praktijk in hun eigen omgeving voldoende zorg en welzijn kunnen vinden om daadwerkelijk, met een goede kwaliteit van leven, langer thuis te kunnen blijven wonen. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvragen:
Welk deel van de ouderen heeft hulp nodig om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen?
Welk gebruik maken ouderen van professionele hulp en van hulp van anderen? Hoe waarderen zij deze hulp en is deze hulp toereikend?
Wat zijn de gevolgen van het nieuwe beleid voor ouderen met een indicatie ZZP 1, 2, 3 en gedeeltelijk 4 om langer thuis te blijven wonen?
Daarnaast zijn de volgende twee onderzoeksvragen van belang:
Tegen welke knelpunten lopen ouderen aan?
Welke aanbevelingen kan Zorgbelang Zuid-Holland doen aan de gemeente Leiden?
Onderzoeksgroep In 2014 zijn er in Leiden 6265 zelfstandig wonende ouderen van 75 jaar en ouder (zie www.leidenincijfers.nl). Daarvan is aan de hand van GBA-gegevens een aselecte steekproef genomen van 3000 personen. Deze personen zijn per post benaderd om mee te werken. Meer dan een derde deel, namelijk 1067 personen, heeft de vragenlijst ingevuld teruggestuurd. De ingevulde vragenlijsten zijn verwerkt met de enquêtetool Spidox. De statistische analyses zijn uitgevoerd met behulp van het programma SPSS. Naast de zogenoemde ‘rechte tellingen’ (verdelingen per variabele) zijn ook chikwadraattoetsen uitgevoerd om te zien of er significante verschillen zijn tussen groepen. Interviews Er zijn interviews gehouden met een drietal sleutelfiguren in Leiden: een medewerker van Radius Leiden, een medewerker van de Wmo-adviesraad en een voormalig bestuurslid van de Leidse Vereniging van Mantelzorgers.
Vragenlijsten De vragenlijsten bestonden uit meerkeuzevragen en open vragen om ouderen de mogelijkheid te geven hun situatie toe te lichten.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
13
Onderzoekspopulatie Beduidend meer vrouwen (62%) dan mannen (32%) hebben de vragenlijst ingevuld. Dit is gedeeltelijk te verklaren doordat de levensverwachting van vrouwen hoger is dan van mannen. In 2014 is 40% van de 6265 thuiswonende ouderen van 75 jaar en ouder in Leiden van het mannelijk geslacht en 60% van het vrouwelijk geslacht. Mannen zijn dus wat ondervertegenwoordigd in de onderzoekspopulatie. Wanneer in de analyse significante verschillen tussen mannen en vrouwen gevonden worden, moet dus rekening gehouden worden met deze ondervertegenwoordiging van mannen.
49% van de respondenten woont alleen, 46% woont samen met zijn of haar partner. Dat er nog kinderen thuis wonen, komt maar heel weinig voor, namelijk bij twaalf ouderen (1%). Eén oudere woont samen met een zuster, een ander heeft kinderen in de bovenwoning wonen. Ook andere familie wordt een keer genoemd. Meer informatie over de onderzoekspopulatie staat in bijlage 1. Voor de leesbaarheid van dit rapport gebruiken we de aanduiding ‘ouderen’ in plaats van respondenten. Daarbij maken we de kanttekening dat het gaat om de ouderen in de onderzoekspopulatie ‘Monitor Ouderen langer thuis’ van Zorgbelang Zuid-Holland.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
14
3 Resultaten Wat is de situatie anno 2014? Hoe groot is de groep ouderen die ondersteuning nodig heeft? In hoeverre krijgt deze groep professionele ondersteuning dan wel ondersteuning vanuit het eigen sociale netwerk? Wat vinden ouderen belangrijk ten aanzien van zelfstandig wonen en mogelijke ondersteuning daarbij? In dit hoofdstuk worden per thema de bevindingen van het onderzoek besproken. Indien er significante verschillen zijn wat betreft geslacht, leeftijdscategorie, samenstelling huishouden, dan worden deze bij de bespreking van het desbetreffende thema vermeld.
3.1
Soorten hulp
Twee derde deel van de ouderen ontvangt hulp. Ruim een kwart van de ouderen ontvangt zowel professionele hulp als hulp van anderen. Van de ouderen ontvangt 23% uitsluitend professionele hulp en 15% ontvangt uitsluitend andere vormen van hulp, zoals hulp van hun partner, kind(eren), overige familie, vrienden/kennissen, buren of vrijwilligers.
Figuur 3.1: Hulp ouderen (N=1067)
Monitor Ouderen langer thuis 2014
15
3.1.1
Professionele hulp
Aan de ouderen is gevraagd hoeveel uren per week zij gebruikmaken van professionele hulp via een organisatie of instelling. In totaal blijkt dat 51% van de ouderen één of meer vormen van professionele hulp ontvangt, 49% ontvangt geen professionele hulp. Dit leidt tot de volgende verdeling van professionele hulpvormen:
Figuur 3.2: Professionele hulp uitgesplitst naar soort hulp (N=1067)
Huishoudelijke hulp De professionele hulp die relatief gezien het meest door de ouderen wordt ontvangen, is huishoudelijke hulp (38%). Het vaakst gaat het hierbij om 3 tot 4 uur huishoudelijke hulp (256 keer), gevolgd door 0,5 tot 2 uur (82 keer), 5 tot 6 uur (56 keer), 7 tot 10 uur (7 keer). De meesten van hen zijn erg blij met de huishoudelijke hulp die zij ontvangen: ‘Ik kan niet zonder mijn huishoudelijke hulp, ze steunt me overal in.’
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen verschillende groepen:
Vrouwen ontvangen vaker huishoudelijke hulp (43%) dan mannen (29%).
Naarmate de leeftijd hoger is (85+), ontvangen ouderen vaker huishoudelijke hulp: 59% van de 85-plussers tegenover 28% van de ouderen van 75 tot 84 jaar. Ouderen van 85 jaar en ouder ontvangen ook meer uren huishoudelijke hulp.
Alleenstaande ouderen ontvangen vaker huishoudelijke hulp (52%) dan ouderen met partner (22%). Eerstgenoemde groep ontvangt ook meer uren huishoudelijke hulp.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
16
Vanaf 1 januari 2015 worden mensen die minder dan drie uur hulp bij het huishouden nodig hebben door het Leidse Regio Model gestimuleerd om allereerst te kijken naar de mogelijkheden om hulp vanuit het eigen netwerk te organiseren. Als het niet mogelijk is om hulp te organiseren via familie, kennissen, buren of vrijwilligers, stelt het sociale wijkteam de feitelijke behoefte aan ondersteuning vast (Gemeentesite Leiden, 2 september 2014). Persoonlijke verzorging 15% van de ouderen ontvangt persoonlijke verzorging. Hieronder vallen activiteiten als wassen, aankleden en medicatie uitreiken. Het vaakst gaat het hierbij om 0,5 tot 2 uur (77 keer genoemd), gevolgd door 7 tot 10 uur (30 keer), 3 tot 4 uur (27 keer), 5 tot 6 uur (15 keer). In 10 gevallen gaat het om meer dan 10 uur. Ook ten aanzien van de persoonlijke verzorging bestaan er aanzienlijke verschillen tussen de verschillende groepen:
Vrouwen ontvangen vaker persoonlijke verzorging (18%) dan mannen (11%).
Ouderen van 85 jaar en ouder ontvangen vaker persoonlijke verzorging (32%) dan ouderen van 75 tot 84 jaar (8%). Ook het aantal uren persoonlijke verzorging is hoger bij personen van 85 jaar en ouder.
Ouderen zonder partner ontvangen meer persoonlijke verzorging (20%) dan ouderen met partner (9%). Ook het aantal uren persoonlijke verzorging is hoger bij ouderen zonder partner.
Verpleging, dagbesteding, individuele begeleiding 5% van alle ouderen ontvangt verpleging. Hierbij gaat het om handelingen als wondverzorging, infuus aanbrengen en geven van injecties. Ook hier omvat de zorg vaak weinig uren: 0,5 tot 2 uur (40 keer), gevolgd door 3 tot 4 uur (9 keer), 7 tot 10 uur (2 keer), 5 tot 6 uur (1 keer).
Een klein deel van de ouderen gaat naar de dagbesteding of dagopvang: 4%. Het grootste deel van de ouderen dat naar de dagbesteding gaat, gaat meer dan 10 uur per week (24 keer). Andere ouderen gaan 5 tot 6 uur naar de dagbesteding (7 keer), 7 tot 10 uur (4 keer) of 3 tot 4 uur (3 keer). Ten slotte ontvangt een klein percentage van de ouderen individuele begeleiding, namelijk 3%. Het vaakst gaat het hierbij om 0,5 tot 2 uur (21 keer), gevolgd door 3 tot 4 uur (5 keer), meer dan 6 uur (5 keer), 5 tot 6 uur (1 keer).
De aantallen bij de hulpvormen verpleging en individuele begeleiding zijn te klein om te kunnen toetsen of er verschillen bestaan in de verdeling tussen de verschillende groepen.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
17
Particuliere hulp Van de ouderen koopt 11% zelf particuliere, professionele hulp in. 10% van de ouderen ontvangt 1 tot 4 uur particuliere zorg, 1% van hen ontvangt 5 tot 8 uur en één oudere ontvangt meer dan 8 uur particuliere zorg. Deze oplossing is uitsluitend beschikbaar voor meer koopkrachtige ouderen.
3.1.2
Hulp van anderen
Naast professionele hulp kunnen ouderen ook hulp van anderen ontvangen. Dit betreft hulp door de partner, kinderen, overige familie, vrienden en kennissen, buurtgenoten of vrijwilligers. Ongeveer de helft van de ouderen geeft aan één of meer vormen van deze hulp te ontvangen. In figuur 3.3 is per hulpvorm te zien hoeveel ouderen gebruikmaken van deze hulpvorm. Ouderen kunnen van meerdere personen hulp ontvangen.
Figuur 3.3: Hulp van anderen (N=1067)
Hulp van kinderen Een kwart van de ouderen (26%) ontvangt hulp van de kinderen. 17% van alle ouderen ontvangt 1 tot 4 uren hulp per week van de kinderen en bij 4% gaat het om 5 tot 8 uur hulp. 5% van alle ouderen ontvangt meer dan 8 uren hulp van de kinderen. Dit kan een grote belasting zijn: ‘Mijn dochter (67 jaar) woont naast mij, zij doet alles voor mij. Alleen mijn verstand is nog goed. Dagelijks helpt zij mijn steunkousen aan en uit te trekken. Zij zorgt voor het eten, doet de boodschappen, doet de was, en zet mij onder de douche. Ook zorgt ze voor mijn medicijnen. Kortom, dit is teveel voor haar.’
Daarnaast vallen de volgende verschillen op:
Monitor Ouderen langer thuis 2014
18
Naarmate de leeftijd hoger is, ontvangen ouderen meer hulp van hun kinderen: 42% van de ouderen van 85 jaar en ouder ontvangt hulp van de kinderen tegenover 20% van de ouderen van 75 tot 84 jaar. Ook ontvangt eerstgenoemde groep meer uren hulp van de kinderen.
Alleenstaanden ontvangen meer hulp van kinderen: 33% tegenover 18% van de ouderen met partner. De alleenstaande ouderen ontvangen ook meer uren hulp van hun kinderen.
Hulp van partners Van de ouderen die een partner hebben, ontvangt 36% hulp van de partner. Het gaat hierbij vaak om langdurige hulp: 111 ouderen ontvangen meer dan 8 uur hulp van hun partner. In 21 gevallen gaat het om 5 tot 8 uur hulp en 58 keer betreft het 1 tot 4 uur hulp van de partner. Mannen krijgen vaker hulp van de partner dan vrouwen: 22% tegenover 16%. Met name de groep die meer dan 8 uur hulp ontvangt, is bij de mannen relatief gezien bijna twee keer zo groot als bij de vrouwen: 15% tegenover 8%. Op basis van deze cijfers kunnen we stellen dat in heel Leiden zo’n 1140 ouderen hulp verlenen aan hun eigen partner en rond de 1674 kinderen hulp verlenen aan hun ouder(s). Hulp van overige familie, vrienden en kennissen, buurtgenoten en vrijwilligers Overige familie biedt in 5% van de gevallen hulp. Ook buiten de familie zijn er in het eigen sociale netwerk mensen die hulp bieden. Bij 6% van de ouderen gaat het daarbij om vrienden en kennissen, en bij 4% om mensen uit de buurt.
Er wordt maar zeer beperkt aangegeven dat men hulp heeft ontvangen van vrijwilligers (1%). Uit de Aandacht Voor Iedereen-cliëntenmonitor (AVI, mei 2014) blijkt dat veel ondervraagden kanttekeningen plaatsen bij een grotere en langdurige inzet van vrijwilligers. Cliënten en hun familie vrezen bovendien dat ze levenslang afhankelijk worden van de welwillendheid van anderen. Een beperkte bijdrage van vrijwilligers acht men zinvol, maar onder voorwaarden en met duidelijke grenzen.
Ten aanzien van de categorieën overige familie, vrienden en kennissen, buurtgenoten, particuliere hulp en vrijwilligers zijn de aantallen te laag om te kunnen toetsen of er verschillen zijn in de verdeling tussen verschillende groepen.
Hulp van mantelzorgers Aan de ouderen is gevraagd of zij hulp krijgen van een mantelzorger. Een mantelzorger is iemand die onbetaalde zorg verricht voor iemand die chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend is en met wie hij of zij een persoonlijke band heeft. Bij mantelzorg duurt de verzorging meer dan acht uur per week of langer dan drie maanden (zie www.rijksoverheid.nl). Monitor Ouderen langer thuis 2014
19
Figuur 3.4: Hulp van een mantelzorger (N=1067)
Precies een kwart van de ouderen geeft aan hulp te krijgen van een mantelzorger. ‘Ik ben zelf mantelzorger voor mijn man: alzheimer patiënt, 24 uur per dag!’
Van de ouderen die aangeven hulp van een mantelzorger te ontvangen, zegt maar liefst 70% dat het beroep op hun mantelzorger(s) het afgelopen jaar al is toegenomen. Vrouwen krijgen vaker en meer uren hulp van een mantelzorger (30%) dan mannen (21%). Ouderen van 85 jaar en ouder krijgen vaker mantelzorg (42%) dan ouderen van 75 tot 84 jaar (20%). Een medewerker van Radius Leiden bevestigt deze trend. Zij ziet een duidelijke verzwaring van de taken van mantelzorgers. Dit vraagt om verdiepend onderzoek om na te gaan of dit ook een relatie heeft met overbelasting van mantelzorgers.
Ouderen zijn blij met de hulp van mantelzorgers. Sommigen geven aan dat zij zonder deze hulp niet zelfstandig zouden kunnen wonen.
Soms vinden ouderen het moeilijk om afhankelijk te zijn van een geliefde of bekende, om telkens maar weer een beroep op hen te moeten doen: ‘Soms vind ik het moeilijk om constant haar aandacht op te eisen.’ ‘Mijn man is bijna 81 jaar, ik kan niet alles van hem verwachten!’
Ook vinden ouderen de zorg die mantelzorgers op zich nemen (soms) een te zware belasting voor hun mantelzorgers. Ze geven aan dat mantelzorgers naast hun werk en de zorg voor de oudere
Monitor Ouderen langer thuis 2014
20
geen tijd meer overhouden voor andere dingen. Een mantelzorger die samen met haar moeder de vragenlijst heeft ingevuld, bevestigt dit: ‘Ik vind het best zwaar om voor mijn moeder en gehandicapte broer te zorgen, terwijl ik nog een eigen gezin heb met vier jonge kinderen.’
Daarnaast zijn er zorgen over de financiële consequenties van het mantelzorgen: ‘Ik vind dat mijn mantelzorger een financiële erkenning verdient. Zij doet zo veel voor mij! Mijn waardering heeft ze, financieel kan ik het niet, ik heb alleen de AOW.’
Een ander vraagt zich af waar mantelzorgers hun gemaakte kosten kunnen declareren. Het Nibud heeft in het rapport De Inkomenseffecten voor mantelzorgers. Wijziging in situatie en beleid en de effecten voor mantelzorgers (2014) voor een aantal inkomenssituaties berekend wat de financiële gevolgen zijn. Zorgen voor een ziek familielid kan leiden tot een verlies van bijna een derde van het inkomen als de mantelzorger zich gedwongen voelt minder te gaan werken. Uit het rapport Zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Senioren, mensen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking aan het woord (Bams e.a., 2014) blijkt dat negen op de tien mantelzorgers zich zorgen maken of ze de zorg wel kunnen volhouden.
3.2
(On)toereikendheid van de hulp
Vervolgens is de vraag of de hoeveelheid hulp die de oudere ontvangt toereikend is. De meerderheid van de ouderen vindt de hulp toereikend. In totaal geeft 18% van de 1067 ouderen (196 ouderen) aan meer hulp nodig te hebben. Daarvan zeggen 103 ouderen van één hulpvorm meer nodig te hebben en 93 ouderen hebben van meerdere hulpvormen meer nodig. Zes ouderen (0,5%) hebben minder hulp nodig, waarvan één ten aanzien van meerdere hulpvormen.
Vervolgens is per soort hulp onderzocht hoe men die hulp ervaart. Hierbij nemen we in de analyse uitsluitend de ouderen mee die een mening hebben over de hoeveelheid hulp die zij al dan niet hebben ontvangen. Achter iedere soort hulp staat tussen haakjes vermeld hoeveel ouderen dit betreft (N).
Monitor Ouderen langer thuis 2014
21
Figuur 3.5: Huidige hulp per soort (N varieert)
* N varieert van 86 tot 546, in deze analyse zijn de gemiddelde percentages berekend.
De meeste ouderen ervaren de hoeveelheid hulp die zij ontvangen als voldoende: percentages variëren tussen 61% (praktische hulp) en 87% (administratieve hulp). Enkele ouderen geven aan dat zij met minder hulp toe zouden kunnen.
Toch is er ook reden tot zorg. Bij alle hulpvormen zijn er ook groepen ouderen die aangeven meer hulp nodig te hebben. Het vaakst wordt aangegeven dat er meer huishoudelijke hulp (109 keer) nodig is. Vrouwen geven vaker aan meer hulp nodig te hebben dan mannen. Ouderen met een partner geven vaker aan meer hulp nodig te hebben bij het huishouden dan alleenstaande ouderen. Ook ten aanzien van praktische hulp, emotionele hulp (luisterend oor) en hulp bij het ontmoeten van anderen geven relatief veel ouderen aan meer hulp nodig te hebben (respectievelijk 91, 55 en 42 keer). Ouderen van 75 tot 84 jaar geven vaker aan meer praktische hulp nodig te hebben dan ouderen van 85 jaar en ouder. Door enkele ouderen wordt hiervoor een suggestie gedaan: ‘Het zou heerlijk zijn als er een “klussenteam” in de wijk zou zijn waarop ik af en toe een beroep zou kunnen doen.’
Ouderen van 75 tot 84 jaar geven vaker aan meer emotionele hulp (luisterend oor) nodig te hebben dan ouderen van 85 jaar en ouder. Uit sommige commentaren van ouderen die aangeven extra hulp nodig te hebben bij het ontmoeten van andere mensen, blijkt hoe hoog de sociale nood voor hen is:
Monitor Ouderen langer thuis 2014
22
‘De eenzaamheid en verveling. Elke dag hetzelfde. Door mijn oude lijf ben ik minder mobiel. En de kinderen zijn te druk, wonen te ver weg en worden zelf ook oud.’ ‘Ik ben heel eenzaam en bang om te vallen enzo.’
In Leiden is een aantal organisaties actief die (onder andere) vrijwilligerswerk aanbieden, zoals: Humanitas, De Zonnebloem, Present afdeling vrijwilligerswerk, Libertas, iDOE, OmaLief, Vrijwillige vervoersdienst, platform Gewoon Vitaal Blijven, Mara, De Vriendendienst, kerkgenootschappen en diaconieën. ActiVite levert zorgvrijwilligers. Daarnaast maakt een groeiend aantal ouderen gebruik van betaald gezelschap. Om te wandelen, een spelletje te doen of om mee te gaan naar het ziekenhuis (Huisman, 2014c). Een bedrijf dat zich hierin heeft gespecialiseerd en ook in Leiden werkzaam is, is Mantelaar. Zij koppelen onder andere geneeskundestudenten aan ouderen voor gezelschap en lichte zorg. Kanttekening is dat niet alle ouderen dit soort hulp kunnen betalen. Mantelaar probeert de kosten zo laag mogelijk te houden door studenten in te zetten en in de toekomst ook groepsactiviteiten te organiseren.
Door 30 ouderen wordt benoemd dat zij meer administratieve hulp nodig hebben. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door de digitalisering: ‘Bij voorkeur papieren correspondentie! Het nadeel van elektronische correspondentie is, dat ik daar vaak hulp van anderen bij nodig heb. Dat vind ik niet prettig.’
Een andere oudere geeft aan professionele hulp te willen bij de correspondentie met het CIZ (indienen bezwaarschriften). Ouderen met een partner geven vaker dan alleenstaanden aan meer administratieve hulp nodig te hebben. Eveneens hebben 30 ouderen meer hulp nodig bij de persoonlijke verzorging. Ouderen met een partner geven vaker dan alleenstaande ouderen aan meer hulp nodig te hebben bij de persoonlijke verzorging. Ten slotte geven 18 ouderen aan meer verpleging nodig te hebben. Ouderen van 75 tot 84 jaar geven vaker aan meer hulp bij de verpleging nodig te hebben dan ouderen van 85 jaar en ouder. Omgerekend betekenen deze getallen dat in heel Leiden per hulpvorm tussen de ruim 100 (verpleging) en ruim 650 ouderen (huishoudelijke hulp) extra hulp nodig hebben.
Kwetsbaarheid bij ouderen is een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren, dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, vroegtijdig overlijden) (SCP, 2011). Het is dus van groot belang ouderen in een vroeg stadium te ondersteunen.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
23
(On)mogelijkheden zelf regelen extra hulp Om te inventariseren wat de mogelijkheden zijn van ouderen om een beroep te doen op hun eigen sociale netwerk om de extra benodigde hulp te regelen, is aan hen gevraagd of zij deze hulp zelf kunnen regelen. Met andere woorden: of ze voor deze hulp een extra beroep kunnen doen op hun sociale contacten of op particuliere hulp.
Figuur 3.6: (On)mogelijkheid om zelf extra hulp te regelen (N=1067)
Bijna een kwart van de ouderen kan niet zelf extra hulp regelen wanneer er meer hulp nodig is. Dit komt overeen met de landelijke cijfers: een kwart van de Nederlandse ouderen zegt geen sociaal netwerk te hebben waar zij op terug kunnen vallen als ze hulp nodig hebben. Onder hen zijn relatief veel laagopgeleiden. Dit blijkt uit een enquete van de belangenbehartiger voor ouderen ANBO onder 11.000 senioren (Huisman, 2014a). 8% van de ouderen kan deze hulp zelf regelen, 6% soms. Bijna twee derde deel van de ouderen heeft op deze vraag ‘niet van toepassing’ ingevuld.
Bij de personen die hebben aangegeven dat de vraag wel van toepassing is, is nagegaan op welke mensen zij al dan niet een beroep zouden kunnen doen, als zij meer hulp nodig hebben. Tussen haakjes is vermeld hoeveel ouderen dit betreft.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
24
Figuur 3.7: Mogelijkheid om zelf meer hulp te regelen (N varieert)
Als er meer hulp nodig is, zullen ouderen vooral een beroep doen op hun kinderen (198 keer) en op hun partner (187 keer). Alleen ten aanzien van de mogelijke inzet van de partner bestaan verschillen tussen verschillende groepen. Bij de andere categorieën zijn de verdelingen tussen de verschillende groepen (redelijk) gelijk verdeeld.
Vrouwen kunnen aanzienlijk minder vaak extra hulp van de partner regelen dan mannen.
Ouderen van 85 jaar en ouder kunnen aanzienlijk minder vaak extra hulp regelen dan ouderen van 75 tot 84 jaar.
80 ouderen kunnen (extra) particuliere hulp inschakelen. In mindere mate zullen ouderen buurtgenoten (44 keer), vrienden (41 keer) dan wel overige familieleden (29 keer) inschakelen. Slechts 10 ouderen zullen een beroep doen op vrijwilligers voor extra hulp. Bij ouderen die aangaven meer hulp nodig te hebben is onderzocht voor welke soort hulp ouderen geen oplossing zien bij hun bestaande contacten.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
25
Figuur 3.8: Voor welke hulp (nog) geen oplossing bij bestaande contacten
Met name ten aanzien van huishoudelijke hulp zien ouderen (nog) geen oplossing bij hun bestaande contacten, dit wordt door 136 van hen genoemd. Ook ten aanzien van praktische hulp (122 keer), persoonlijke verzorging (89 keer), emotionele hulp (62 keer) en bij het ontmoeten van andere mensen (62 keer) zien ouderen geen mogelijkheden om dit uit te laten voeren door mensen uit hun eigen sociale netwerk. Administratieve hulp geeft relatief gezien de minste problemen om hierbij een beroep te doen op bestaande contacten (52 keer). Het vaakst genoemd in de categorie ‘anders’ is hulp bij het onderhoud van de tuin (5 keer) en hulp bij het boodschappen doen (3 keer). Andere voorbeelden zijn: computerhulp en noodopvang voor dementerende partner bij crisissituaties (bijvoorbeeld als de andere partner geopereerd moet worden). Twee ouderen geven aan dat zij hulp willen hebben van iemand die daadwerkelijk begrip heeft voor zijn of haar situatie.
Ouderen zijn niet snel geneigd anderen die niet tot hun directe sociale omgeving behoren om hulp te vragen. Ook blijken zij dikwijls geholpen te moeten worden om hun sociale netwerk uit te breiden. Er zijn inmiddels initiatieven ontstaan om mensen bij te staan in het zoeken naar hulp. Zo is er het project Zorgzame buren Leiden. Zij zetten in op het versterken van het persoonlijke netwerk van wijkbewoners die een steuntje in de rug nodig hebben om hun zelfstandigheid te behouden. Getrainde vrijwilligers helpen hun cliënten op eigen kracht zaken op te pakken, zoeken naar wat mensen onderling bindt en bemiddelen om daar waar nodig de ondersteuning via het persoonlijke netwerk te regelen (Humanitas, 2012).
3.3
Behoefte aan aanpassingen in de eigen woning
Een kwart van de ouderen (287) heeft aanpassingen nodig om langer thuis te kunnen blijven wonen. Bij hen is nagegaan welke aanpassingen dit betreft. Monitor Ouderen langer thuis 2014
26
Figuur 3.9: Benodigde aanpassingen in de woning (N=287)
De badkamer/het toilet worden het meeste genoemd wat betreft benodigde aanpassingen in de woning, gevolgd door de trap, de drempels en de ingang/toegankelijkheid. In de slaapkamer en de keuken zijn relatief gezien de minste aanpassingen nodig.
Van alle ouderen overweegt 14% (145 ouderen) om te verhuizen. Er zijn verschillende redenen om te willen verhuizen. De meest genoemde redenen zijn omdat het huis te groot is (23 keer) en in verband met sociale contacten/de mogelijkheid hebben om andere mensen te ontmoeten (18 keer). Andere redenen die genoemd worden om te willen verhuizen, zijn: de voorzieningen zijn te ver weg (12 keer), het traplopen gaat niet meer (11 keer), in verband met de veiligheid (9 keer) of omdat er veel moet worden aangepast in de woning en de gemeente dit niet vergoedt (8 keer). Daarnaast hebben nog enkele ouderen als reden gegeven dat zij dichter bij de kinderen willen gaan wonen. 15 ouderen geven aan dat er al aanpassingen zijn gedaan in het huis, bekostigd vanuit de Wmo of zelf betaald. 13 ouderen zeggen nu nog geen aanpassing in de woning nodig te hebben, maar in de toekomst waarschijnlijk wel. Het kan behoorlijk ingrijpend zijn om in een huis te wonen dat niet is aangepast aan de situatie van de oudere: ‘Ik slaap al een half jaar in de woonkamer. Want het huis is in de huidige situatie niet meer geschikt om er alleen/zelfstandig te wonen.’ ‘Het is heel vermoeiend om trap te lopen. Hij is erg steil en eng. Ik ben bang om te vallen. Soms slaap ik beneden op de bank omdat ik niet naar boven durf.’
Monitor Ouderen langer thuis 2014
27
Behalve aanpassingen in het huis worden door drie ouderen ook problemen in de flats benoemd die het bemoeilijken om langer thuis te blijven wonen: twee keer doordat drempels de flat ongeschikt maken voor rollators en eenmaal ontbreekt er een personenlift in de flat. Ook hebben enkele ouderen hulp nodig bij het onderhouden van de tuin. Soms betreft het een tamelijk eenvoudige aanpassing om risicovolle situaties te vermijden door het aanbrengen van meer lichtpunten. Eén persoon heeft een invalidenparkeerkaart nodig. Driekwart van de ouderen heeft geen aanpassingen in de eigen woning nodig.
3.4
Wonen in een woonvorm samen met anderen
Eén van de oplossingen om meer hulp in de buurt te organiseren, is om samen met andere ouderen te gaan wonen, al dan niet met aanvullende zorg. Ouderen kunnen dan bij elkaar inspringen als dat nodig is en/of een beroep doen op zorgverleners. De Nederlandse Woonbond, Ieder(in), LOC Zeggenschap in zorg, ANBO, FNV Senioren en CSO (2014) constateren in hun gezamenlijke Brief transitieagenda Langer zelfstandig wonen dat er een tekort is aan geschikte woningen voor ouderen en een toenemende behoefte aan kleinschalige woonvormen.
Aan de ouderen is gevraagd of zij in een woonvorm samen met anderen willen wonen: 84% van de ouderen wil dit niet en 6% twijfelt. Redenen voor de overige 10% ouderen om wél samen met anderen in een woonvorm te gaan wonen, zijn het vergroten van de sociale contacten (43 keer) en de aanwezigheid van hulp dichtbij (42 keer). Een andere overweging om samen met anderen in een woongroep te gaan wonen is in verband met de veiligheid (27 keer). Er worden ook andere redenen genoemd, zoals financiële redenen en afnemende bewegingsmogelijkheden, waardoor het moeilijk is om zich in het huidige huis te verplaatsen. USP Marketing Consultancy vroeg aan ruim 800 senioren hoe zij zouden willen wonen als geheel zelfstandig wonen geen optie meer is en verhuizen een noodzaak wordt. Ze legden tien mogelijke woonvormen voor, beschreven in bijlage 3. Vooral de traditionelere woonvormen, zoals een aanleunwoning en een woon-zorgcomplex, blijken het meest favoriet te zijn (Chafia, 2013).
3.5
Nabijheid van voorzieningen
De nabijheid van voorzieningen in de buurt speelt een rol in de mogelijkheid om langer thuis te kunnen blijven wonen. Aan de ouderen is gevraagd of zij tevreden zijn met de nabijheid van voorzieningen als haltes van openbaar vervoer, winkels voor de dagelijkse benodigdheden, eerstelijnsvoorzieningen en sociale activiteiten/ontmoetingsplekken.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
28
Figuur 3.10: Tevredenheid over nabijheid voorzieningen (N=1067)
De meerderheid van de ouderen (62%) is (zeer) tevreden over de nabijheid van voorzieningen in de buurt. Een kleine groep ouderen is ontevreden (3%) dan wel zeer ontevreden (3%). 6% van de ouderen is niet tevreden, niet ontevreden. Ruim een kwart van de ouderen heeft ‘niet van toepassing’ geantwoord op deze vraag.
Vervolgens is onderzocht hoe tevreden dan wel ontevreden de ouderen zijn over de nabijheid van verschillende voorzieningen. Figuur 3.11: Tevredenheid over de nabijheid van de diverse voorzieningen (Let op: Het aantal ouderen dat de vraag heeft beantwoord (N) varieert)
Monitor Ouderen langer thuis 2014
29
De grootste ontevredenheid betreft de nabijheid van winkels voor de dagelijkse benodigdheden, dit wordt door 92 ouderen genoemd. Vrouwen zijn vaker enigszins of zeer ontevreden over de nabijheid van winkels dan mannen. Ook ouderen van 85 jaar en ouder zijn vaker ontevreden dan ouderen van 75 tot 84 jaar over de nabijheid van winkels. 59 ouderen zijn enigszins of zeer ontevreden over de nabijheid van een halte voor het openbaar vervoer. Alleenstaanden zijn vaker enigszins of zeer ontevreden dan ouderen met partner. Wat betreft sociale activiteiten en ontmoetingsplekken zijn 42 ouderen enigszins of zeer ontevreden. Ouderen van 85 jaar en ouder zijn hierover vaker zeer ontevreden dan de ouderen van 75 tot 84 jaar. Het beste scoren de eerstelijnsvoorzieningen als de huisarts, de apotheek, fysiotherapie: 860 ouderen zijn hierover enigszins of zeer tevreden, 46 ouderen zijn enigszins of zeer ontevreden. Ouderen van 85 jaar en ouder zijn vaker ontevreden dan de ouderen van 75 tot 84 jaar. Alleenstaanden zijn vaker ontevreden dan ouderen met partner.
Enkele ouderen geven expliciet aan dat ze een buurtwinkel missen, dat de brievenbus te ver weg is en dat hetzelfde geldt voor de containers.
3.6
(On)mogelijkheden om naar buiten te gaan
Aan de ouderen is gevraagd hoe vaak zij gedurende de week naar buiten gaan.
Figuur 3.12: Frequentie wekelijks naar buiten (N=1067)
De meerderheid van de ouderen komt geregeld buiten: 41% elke dag en 29% meerdere keren per dag. In totaal komen dus zeven op de tien ouderen elke dag buiten. Bijna een vijfde deel gaat minstens twee keer in de week naar buiten. 10% gaat slechts één keer of minder per week naar buiten. Monitor Ouderen langer thuis 2014
30
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de verschillende groepen:
Vrouwen gaan minder vaak naar buiten dan mannen. In de categorie één keer per week of minder geldt dit voor 13% van de vrouwen tegenover 7% van de mannen. 44% van de mannen gaat elke dag naar buiten tegenover 22% van de vrouwen.
Ouderen van 85 jaar en ouder gaan minder vaak naar buiten dan ouderen van 75 tot 84 jaar: 22% van de ouderen van 85 jaar en ouder gaat slechts één keer per week of minder naar buiten, tegenover 6% van de ouderen van 75 tot 84 jaar. Een derde deel (36%) van de ouderen van 75 tot 84 jaar gaat elke dag naar buiten tegenover 13% van de 85-plussers.
Van de ouderen met partner gaat 34% elke dag naar buiten, tegenover 25% van de alleenstaanden.
Een deel van de ouderen zou graag vaker naar buiten gaan: 23% geeft aan soms naar buiten te willen gaan, 13% zou iets vaker naar buiten willen en 7% zou veel vaker naar buiten willen. Alleen ten aanzien van leeftijd bestaat er een significant verschil in de wens om al dan niet vaker naar buiten te willen. Ouderen van 85 jaar en ouder zouden wel iets of veel vaker naar buiten willen dan zij nu gaan: 30% tegenover 21% van de ouderen van 75 tot 84 jaar. Bij elkaar opgeteld zou 56% van de ouderen van 75 tot 84 jaar nooit of meestal niet vaker naar buiten willen tegenover 38% van de ouderen van 85 jaar en ouder.
Sommige ouderen geven aan dat ze hulp nodig hebben om naar buiten te kunnen: ‘Aangezien ik heel snel moe ben en in het bezit van een rolstoel, zou ik iemand willen hebben die af en toe een stukje met me zou willen rijden in de rolstoel.’
Monitor Ouderen langer thuis 2014
31
4 Conclusies Ouderen zijn over het algemeen tevreden over de hoeveelheid hulp die zij ontvangen (82%). Twee derde deel van de ouderen van 75 jaar en ouder in Leiden ontvangt hulp. Professionele hulp die het meest door de ouderen wordt ontvangen, is huishoudelijke hulp (38%). Andere vormen van professionele hulp die ouderen ontvangen, zijn persoonlijke verzorging (15%), verpleging (5%), individuele begeleiding (3%). Een klein deel van de ouderen gaat naar de dagbesteding: 4%. De ouderen in de groepen 85 jaar en ouder, alleenstaanden en vrouwen krijgen vaker en ook meer uren huishoudelijke hulp en persoonlijke verzorging.
Mantelzorgers Ouderen zijn blij met de hulp van mantelzorgers. Sommigen geven aan dat zij zonder deze hulp niet zelfstandig zouden kunnen wonen. Een kwart van de ouderen zegt hulp te ontvangen van een mantelzorger. Van hen geeft maar liefst 70% aan dat het beroep op hun mantelzorger(s) het afgelopen jaar al is toegenomen. Dit vraagt om verdiepend onderzoek om na te gaan of dit ook een relatie heeft met overbelasting van mantelzorgers.
Hulp Hulp van anderen wordt gegeven door:
de partner (bij ruim een derde van de ouderen met partner);
de kinderen (bij een kwart van de ouderen);
vrienden en kennissen (bij 6% van de ouderen);
overige familie (bij 5% van de ouderen);
mensen uit de buurt en vrijwilligers (bij 4% van de ouderen).
De meerderheid van de ouderen vindt de hulp (professioneel en informeel) toereikend en is tevreden over de geboden hulp. Van de 1067 ouderen vindt 18% de hulp ontoereikend, dit geldt vooral voor praktische hulp, huishoudelijke hulp en hulp bij het ontmoeten van andere mensen. Ouderen met een partner geven vaker dan alleenstaande ouderen aan dat zij meer huishoudelijke, praktische en administratieve hulp nodig hebben dan zij nu ontvangen. Ouderen van 75 tot 84 jaar geven vaker dan ouderen van 85 jaar en ouder aan dat zij meer verpleging, praktische hulp en emotionele hulp (een luisterend oor) nodig hebben dan zij nu ontvangen. Ondanks het grote aantal actieve vrijwilligersorganisaties in Leiden wordt er door de ouderen maar weinig gebruikgemaakt van vrijwilligerswerk. Komt dit door onbekendheid met de mogelijkheden en het aanbod, door vraagverlegenheid (niet om hulp durven vragen) of door de angst om afhankelijk te worden van vrijwilligers?
Monitor Ouderen langer thuis 2014
32
Van alle ouderen geeft bijna een kwart (23%) aan dat wanneer zij meer hulp nodig hebben, zij geen mogelijkheden hebben om een extra beroep te doen op hun sociale netwerk, dit geldt met name ten aanzien van huishoudelijke hulp.
10% van de ouderen komt slechts één keer of minder per week buiten. De helft van alle ouderen geeft aan vaker naar buiten te willen. Eveneens 10% van de ouderen zou best samen met anderen in een woonvorm willen wonen, omdat het de sociale contacten uitbreidt of omdat er dan altijd hulp dichtbij is. Nog eens 6% twijfelt of zij dit ook zouden willen. Gegeneraliseerd naar gemeenteniveau, betekent dit dat zo’n 650 tot ruim 1000 ouderen ervoor openstaan om samen met anderen in een woonvorm te gaan wonen.
De meerderheid van de ouderen is tevreden over de nabijheid van voorzieningen. Een kleine groep ouderen is hierover ontevreden (6%). Dit betreft vooral de nabijheid van winkels.
Een kwart van de ouderen heeft aanpassingen in de eigen woning nodig. De badkamer en het toilet worden het meest genoemd wat betreft benodigde aanpassingen in de woning, gevolgd door de trap, de drempels en de ingang/toegankelijkheid. Van alle ouderen overweegt 14% (145 ouderen) om te verhuizen. Redenen die daarvoor genoemd worden, zijn:
een te groot huis;
in verband met sociale contacten;
de mogelijkheid om andere mensen te ontmoeten.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
33
5
Aanbevelingen
5.1
Overwegingen
Zorgbelang Zuid-Holland vindt dat de gemeente Leiden door moet gaan op de ingeslagen weg om ouderen en hun mantelzorgers te ondersteunen. Aangezien het aantal ouderen in Leiden de komende twintig jaar bijna zal verdubbelen en er minder geld beschikbaar is, is het noodzakelijk dat de gemeente de ouderenzorg weloverwogen aanpakt, niet alleen voor de ouderen, maar zeker ook voor hun mantelzorgers. Daarom is Zorgbelang Zuid-Holland van mening dat elke gemeente met het hulpaanbod zou moeten aansluiten bij de individuele zorgbehoefte van de ouderen en hun mantelzorgers, de vinger aan de pols zou moeten houden en zo nodig moet ingrijpen.
5.2
Aanbevelingen voor de gemeente Leiden
Zorgbelang Zuid-Holland heeft de volgende aanbevelingen voor de gemeente Leiden: 1.
Onderzoek waarom:
43% van de ouderen minder naar buiten gaat dan zij zouden willen;
18% van de ouderen het huidige hulpaanbod ontoereikend vindt;
slechts 1% van de ouderen gebruikmaakt van vrijwilligerswerk;
6% van de ouderen ontevreden is over de nabijheid van voorzieningen;
en zorg voor verbeteringen ten aanzien van deze vier aspecten. 2.
Voer verdiepend onderzoek uit om na te gaan of het toenemende beroep op mantelzorgers ook een relatie heeft met de overbelasting van mantelzorgers.
3.
Wees alert bij het verwijzen naar het sociale netwerk van ouderen voor (aanvullende) hulp, niet elke oudere beschikt over voldoende mogelijkheden.
4.
Vrijwilligers moeten geschoold worden in de gevolgen van de transitie in de ouderenzorg, zodat zij de juiste voorlichting kunnen geven en vragen die ouderen hebben adequaat kunnen beantwoorden.
5.
Sluit aan op de behoefte van ouderen aan kleinschalige collectieve woonvormen.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
34
Monitor Ouderen langer thuis 2014
35
Bijlage 1: Verantwoording Onderzoekspopulatie Om meer inzicht te krijgen in de onderzoekspopulatie is gevraagd naar geslacht, leeftijd en samenstelling van het huishouden. Figuur 2.1. Verdeling geslacht (N=1067)
Beduidend meer vrouwen (62%) dan mannen (32%) hebben de vragenlijst ingevuld. Dit is te verklaren doordat de levensverwachting van vrouwen hoger is dan die van mannen. In 2014 is 40% van de 6265 thuiswonende ouderen van 75 jaar en ouder in Leiden van het mannelijk geslacht en 60% van het vrouwelijk geslacht. Mannen zijn dus wel wat ondervertegenwoordigd in de onderzoekspopulatie. Wanneer in de analyse significante verschillen tussen mannen en vrouwen gevonden worden, moet dus rekening gehouden worden met deze ondervertegenwoordiging van mannen.
In figuur B.2 is de verdeling van de leeftijd van de ouderen in de onderzoekspopulatie uitgesplitst naar het geslacht.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
36
Figuur B.2: Verdeling leeftijd uitgesplitst naar geslacht (N=1067)
* Van sommige ouderen is het geslacht niet bekend (grijs in staat één tot en met vier), van anderen is de leeftijdscategorie niet bekend en van een derde groep is zowel het geslacht als de leeftijdscategorie onbekend. De laatste twee groepen zijn terug te vinden in de vijfde staaf (missing). Wat betreft leeftijd is het aantal missings 4%.
Ten aanzien van de leeftijdsverdeling is duidelijk dat naarmate de leeftijd hoger is, de leeftijdsgroep minder deel uitmaakt van de onderzoekspopulatie. Er zijn significante verschillen in de verdeling tussen mannen en vrouwen wat betreft leeftijd. Het verschil is relatief gezien het grootst in de categorie van 90 jaar en ouder: 19 mannen (= 6% van het totaal aantal mannen) en 65 vrouwen (= 10% van het totaal aantal vrouwen) hebben in deze leeftijdscategorie de vragenlijst ingevuld. Dit kan worden verklaard door de hogere levensverwachting van vrouwen.
Figuur B.3: Verdeling huishouden uitgesplitst naar geslacht (N=1067)
Monitor Ouderen langer thuis 2014
37
* Van sommige ouderen is het geslacht niet bekend (grijs in de eerste vier staven in het diagram). Van anderen is de typering van het huishouden niet bekend en van een derde groep is zowel het geslacht als de typering van het huishouden onbekend (terug te vinden in de vijfde staaf in het diagram, ‘Missing’).
De helft (49%) van de ouderen woont alleen, 46% woont samen met zijn of haar partner. Dat er nog kinderen thuis wonen, komt maar heel weinig voor, namelijk bij 12 ouderen (1%). Eén oudere woont samen met een zuster, een andere heeft kinderen in de bovenwoning wonen. Ook andere familie wordt een keer genoemd.
Dat vrouwen ouder worden dan mannen heeft natuurlijk ook invloed op de verdeling van de samenstelling van het huishouden. Daarnaast zijn vrouwen bij aanvang van de relatie vaak jonger dan de man. De kans om alleen achter te blijven door het overlijden van de partner is dus groter bij vrouwen dan bij mannen. Bij de mannen heeft 59% een partner tegenover 35% van de vrouwen. Bij de alleenstaanden is de man/vrouw-verdeling juist andersom: 60% van de vrouwen en 35% van de mannen is alleenstaand. Wanneer er nog kinderen thuis wonen, dan is dit aanzienlijk vaker het geval bij de vrouwen (11 keer) dan bij de mannen (1 keer). Deze verschillen in man/vrouwverdeling bij de samenstelling van het huishouden zijn significant.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
38
Bijlage 2: Literatuurlijst Actiz (2014). Sluiting verzorgingshuizen, Utrecht: Actiz.
AVI (2014), Zorg naar gemeenten, rapport verdiepend onderzoek. Onderdeel van de AVIcliëntenmonitor.
Bams, J.W.K, M.J.G. Hijnekamp, M.G.A. Ligtvoet-Janssen & T. Nienhuis (2014). Zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Senioren, mensen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking en hun mantelzorgers aan het woord. Den Haag: Tympaan Instituut.
Chafia, K. (2013). Vooral traditionele woonvormen in trek bij senioren. Zie www.uspmc.nl/nieuws/corporaties/vooral-traditionele-woonvormen-in-trek-bij-seniore. Rotterdam: USP Marketing Consultancy.
Fijen, A. & G. Snelders (jaartal onbekend). Welzijnsbezoek 2004-2008. Leiden: Radius.
Gemeente Leiden (2013). 13 handtekeningen onder Leids Mantelzorgakkoord. Zie http://gemeente.leiden.nl/nieuwsitem/artikel/13-handtekeningen-onder-leidsmantelzorgakkoord/600/volgende/2.
Gemeente Leiden (2014). Invoering Wmo 2015 Van transitie naar transformatie.
Huisman, C. (2014a). Kwart van de ouderen zit zonder opvangnetwerk. de Volkskrant, 9 september 2014.
Huisman, C. (2014b). Mantelzorgers kunnen bijna een derde aan inkomen verliezen. de Volkskrant, 12 september 2014.
Huisman, C. (2014c). Duizenden ouderen willen betalen voor gezelschap. de Volkskrant 10 oktober 2014.
Humanitas (2012). Projectvoorstel Zorgzame buren Leiden. Leiden.
Ieder(in) (voorheen CG-Raad en Platform VG), CSO, Koepel Wmo-raden, Landelijk Platform GGz, Mezzo, NPCF, Oogvereniging, Per Saldo en Zorgbelang Nederland (2014). Zorg naar gemeenten Rapport Verdiepend Onderzoek – onderdeel van de AVI-cliëntenmonitor.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
39
Kampen, C. van (red.) (2011). Kwetsbare ouderen in de praktijk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (4 juni 2014). Transitieagenda Langer zelfstandig wonen. Den Haag (Kamerbrief).
Nederlandse woonbond, Ieder(in), LOC Zeggenschap in zorg, ANBO, FNV Senioren, CSO (9 juli 2014). Brief transitieagenda Langer zelfstandig wonen.
Nibud (2014). De Inkomenseffecten voor mantelzorgers. Wijziging in situatie en beleid en de effecten voor mantelzorgers, Utrecht: Nibud.
Rijksoverheid (11 juli 2014). De overheid hervormt de langdurige zorg. Waarom is dat?
WMO-adviesraad Leiden (28 juni 2013). Handreiking voor de gemeenteraadsverkiezingen 2014 van de Adviesraad WMO Leiden. Websites
www.activite.nl/home/zorg-thuis/zorg-en-hulp/zorg-op-afstand
www.dichtbij.nl/groot-leiden/regio/artikel/3470244/project-omalief-turkse-vriend-vooropa.aspx (OmaLief)
www.digitalezorggids.nl/blog/alle-hens-aan-dek-voor-digitale-ondersteuning-in-wmo
http://gemeente.leiden.nl/nieuwsitem/artikel/raadsvoorstel-nieuwe-wmo-en-veranderingenin-de-hulp-bij-het-huishouden-1/6358
http://gemeente.leiden.nl/projecten/leiden-verandert/zorg-en-ondersteuning
www.gewoonvitaalblijven.nl/leiden (Platform ouderen Gewoon vitaal blijven)
www.i-doe.nl/organisatie/755/bureau-informele-zorg-activite (Bureau Informele zorg ActiVite)
www.i-doe.nl/vrijwilligers (iDOE)
www.indeed.nl/Vrijwilliger-vacatures-in-Leiden (Indeed)
www.leidenincijfers.nl
www.libertasleiden.nl
www.libertasleiden.nl/nieuws/vrijwilligers-gezocht-voor-huiskamerproject (Libertas)
www.mantelplan.nl
www.mantelzorgleiden.nl/media/19305/2013-11-21_mantelzorg_akkoord_leiden_def.pdf
www.maraprojecten.nl/archief/levensverhalen-van-ouderen-in-leiden (Mara)
www.nfu.nl/publicaties/resultaten-en-voortgang-nationaal-programma-ouderenzorg/ictkort/ICT-achtergrond
Monitor Ouderen langer thuis 2014
40
http://portal.leiden.nl/nl/kennis_werken/innovatie/leidse_proeftuin
www.radiuswelzijn.nl/aanbod/vrijwillige-inzet/vrijwilligerstaken (Radius Welzijn afd. vrijwilligerswerk)
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/toolkit-hervorminglangdurige-zorg
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/hervorming-langdurige-zorg/veranderingen-in-delangdurige-zorg
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/mantelzorg/vraag-en-antwoord/wat-is-mantelzorg.html
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/documenten-enpublicaties?page=2
www.ris-zh.nl (Regionaal informatiesysteem Samenleving – cijfers over Zuid-Holland, Tympaan instituut)
www.stichtinghumanitas.nl/site/index.php/ik-wil/werken-leren-stage-lopen/vrijwilligerswerkin-de-ouderenzorg (Humanitas)
http://stichtingpresent.nl/leiden (Stichting Present)
www.utwente.nl/onderzoek/themas/health/proces-enlogistiek/proces_en_logistiek/twents_telelab
www.vriendendienst.info (De vriendendienst)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Domotica
www.woej.nl/nl/page/vervoer_particulier (Vrijwillige vervoersdienst)
www.zonnebloem.nl/zb/zb-home/doe-nu-mee/vrijwilligerswerk-via-dezonnebloem?gclid=CL3cx47uuMECFbPJtAodR2AApw (De Zonnebloem)
www.zorgvisie.nl/Personeel/Nieuws/2014/9/Gemeenten-slecht-zicht-op-mantelzorger1601163W (Zorgvisie, september 2014)
Monitor Ouderen langer thuis 2014
41
Bijlage 3: Omschrijving woonvormen Luxe residentie: Luxe zorgappartementen op bijzondere locaties of in bijzondere gebouwen (kasteel, klooster, enz.), vaak met een aantal faciliteiten en permanente zorg (op afroep). Ook wel kleinschalig wonen, bijvoorbeeld in een landhuis. Clusterwonen: Clusterwonen is een zelfstandige woonvorm die het zo normaal mogelijk wonen combineert met een zwaardere vorm van zorg. Elke bewoner heeft een privéruimte, maar bij deze vorm vindt meestal een groepsgewijze dagbesteding plaats in de gemeenschappelijke ruimtes. Bij deze woonvorm is 24-uurs toezicht en begeleiding aanwezig. Bepaalde doelgroepen worden bij elkaar geplaatst, zodat zorg geclusterd kan worden. Aanleunwoning: Een zelfstandige woning, maar nabij een zorgcentrum waar services/diensten verkregen kunnen worden en activiteiten uitgevoerd kunnen worden. Woonzorgcomplex: Complex bedoeld voor het zelfstandig wonen van senioren, met voorzieningen onderin het gebouw, voorzien van woongroepen voor hulpbehoevenden, appartementen voor senioren, dagverzorging, kantoorfuncties, restaurant, kinderdagverblijf, JeugdGezondheidsZorg, verloskundigenpraktijk, enzovoort. Huren van een studio in een woonzorgcomplex: Het huren van een kamer in een verzorgingstehuis, waarbij men gebruik kan maken van (gezamenlijke) zorg in de buurt, facilitaire diensten en welzijnsdiensten. Hierdoor is er minder vereenzaming. Kangoeroewoning: Ook wel tandemwoning genoemd. Dit is een woonvorm waarbij mensen die zorg nodig hebben toch zelfstandig kunnen wonen en deel kunnen uitmaken van het huishouden van een mantelzorger (vaak bij één van de kinderen). De woning bestaat uit twee zelfstandige woningen (de buidelwoning en de hoofdwoning) met elk een eigen badkamer, woonkamer, keuken, slaapkamer, enzovoort. De twee woningen zijn naast elkaar of boven elkaar geplaatst en door middel van een tussendeur of tussentrap is het mogelijk van de ene naar de andere woning te gaan. De buidelwoning is gelijkvloers, de hoofdwoning kan uit meerdere lagen bestaan. Het uitgangspunt van een kangoeroewoning is dat ouders bij hun kinderen kunnen wonen, maar het kind toch met het eigen gezin in de hoofdwoning een eigen leven kan leiden. Thuishuis: is een samenleefvorm voor ouderen die niet alleen willen wonen of dreigen te vereenzamen. Ongeveer vijf tot zeven bewoners wonen in een huis van 400-450 m2, liefst gelegen op een locatie waar je op 'pantoffelafstand' boodschappen kunt doen. Iedere bewoner heeft een eigen (kleine) woonkamer, slaapkamer, badkamer en een pantry. Je deelt de keuken, een gemeenschappelijke woonkamer, een hobbyruimte en een logeerkamer. Als het nodig is, kan er zorg geregeld worden. In principe wonen de mensen zelfstandig. Het is zodanig ingericht dat Monitor Ouderen langer thuis 2014
42
bewoners maximaal uitgenodigd worden activiteiten te ondernemen. Vrijwilligers runnen het huis en ondernemen activiteiten met de bewoners die dat willen. Professionals komen alleen ter ondersteuning als dat nodig is. Patio Plus: Hierbij worden bestaande eengezinswoningen aangepast. In de tuinen wordt een slaap/badkamer gerealiseerd. Tuinen worden met elkaar in verbinding gebracht, zodat er een grotere (gezamenlijke) binnentuin ontstaat. Er kan een gezamenlijke doorgang komen naar één centrale woning met een gezamenlijke ontmoetingsruimte. Talitaconcept: In dit concept wonen senioren en jonge alleenstaande moeders samen in een complex, uiteraard wel ieder in een eigen woning. Het gaat hierbij om jonge alleenstaande tienermoeders en meiden die om uiteenlopende redenen niet in hun eigen gezin kunnen blijven wonen. De begeleiding is onder andere gericht op het vergroten van de sociale vaardigheden, het opbouwen van een sociaal netwerk en waar mogelijk het herstel van gezinsrelaties. Bij de moeders is extra aandacht voor de relatie met hun kind. Het doel is uiteindelijk dat zij zich leren handhaven in een opleiding of werkkring en zelfstandig kunnen wonen en leven. Senioren begeleiden deze meiden in dagelijkse situaties. Woongroep (op basis van religie, afkomst, seksuele geaardheid, enz.): Het gaat om een project van zelfstandige woningen met ten minste één gemeenschappelijke ruimte. Er is sprake van deelname in een groep, waarbij er bereidheid is tot het ondernemen van gezamenlijke activiteiten en wederzijdse hulp. Er zijn bijvoorbeeld woongemeenschappen voor allochtone ouderen en voor ouderen met een bepaalde religie/levensovertuiging en leefstijl. Bron: Chafia, 2013.
Monitor Ouderen langer thuis 2014
43