BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2002. Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :
Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loiprogramme du 24 décembre 2002 publiée au Moniteur belge du 31 décembre 2002. Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :
www.staatsblad.be
www.moniteur.be
Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel, tel. 02 552 22 11 - Adviseur : A. Van Damme
Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles, tél. 02 552 22 11 - Conseiller : A. Van Damme
N. 237
174e JAARGANG
174e ANNEE
JEUDI 1er JUILLET 2004
DONDERDAG 1 JULI 2004
Het Belgisch Staatsblad van 30 juni 2004 bevat twee uitgaven, met als volgnummers 235 en 236.
INHOUD
Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen
Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken
Le Moniteur belge du 30 juin 2004 comporte deux éditions, qui portent les numéros 235 et 236.
SOMMAIRE
Lois, décrets, ordonnances et règlements
Service public fédéral Intérieur
5 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 18 februari 2004 tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, bl. 53304.
5 JUIN 2004. — Arrêté royal établissant la traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 18 février 2004 modifiant, en ce qui concerne l’interdiction d’accès à certains marchés et l’introduction de moyens électroniques, un certain nombre d’arrêtés royaux pris en exécution de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services, p. 53304.
5 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 tot bepaling van standaardformulieren voor de overheidsopdrachten die niet onderworpen zijn aan de Europese bekendmaking, bl. 53319.
5 JUIN 2004. — Arrêté royal établissant la traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 29 février 2004 déterminant des formulaires standards pour les marchés publics non soumis à la publicité européenne, p. 53319.
Federale Overheidsdienst Financiën 17 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot erkenning van culturele instellingen voor de toepassing van artikel 104, 3°, d, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, bl. 53364.
Service public fédéral Finances 17 JUIN 2004. — Arrêté royal portant agrément d’institutions culturelles pour l’application de l’article 104, 3°, d, du Code des impôts sur les revenus 1992, p. 53364.
232 bladzijden/pages
53302
BELGISCH STAATSBLAD − 01.07.2004 − MONITEUR BELGE
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid 7 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 2002 tot vaststelling van de forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de specifieke kosten van de diensten thuisverpleging en van de voorwaarden voor het toekennen van die tegemoetkoming, bl. 53365.
Federale Overheidsdienst Justitie
Service public fédéral Sécurité sociale 7 JUIN 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 16 avril 2002 fixant l’intervention forfaitaire de l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités pour les coûts spécifiques des services de soins infirmiers à domicile et les conditions d’octroi de cette intervention, p. 53365.
Service public fédéral Justice
14 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de werking van de automatische kansspelen waarvan de exploitatie is toegelaten in de kansspelinrichtingen klasse II, bl. 53367.
14 JUIN 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 8 avril 2003 relatif aux règles de fonctionnement des jeux de hasard automatiques dont l’exploitation est autorisée dans les établissements de jeux de hasard de classe II, p. 53367.
Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie
Service public fédéral de Programmation Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale
24 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft, bl. 53369.
24 JUIN 2004. — Arrêté royal visant à fixer les conditions et modalités pour l’octroi d’une aide matérielle à un étranger mineur qui séjourne avec ses parents illégalement dans le Royaume, p. 53369.
Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
Gouvernements de Communauté et de Région Communauté flamande Ministère de la Communauté flamande
26 MAART 2004. — Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur, bl. 53371.
26 MARS 2004. — Décret relatif à la publicité de l’administration, p. 53378.
2 APRIL 2004. — Besluit van de Vlaamse regering tot goedkeuring van de gewijzigde statuten van het Belgische Rode Kruis, bl. 53385.
2 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement flamand portant approbation des statuts modifiés de la Croix-Rouge de Belgique, p. 53394.
4 JUNI 2004. — Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur, bl. 53403.
4 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement flamand portant création de l’instance de recours en matière de publicité de l’administration, p. 53404.
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Région de Bruxelles-Capitale
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale
29 APRIL 2004. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvragen om verkavelingsvergunning en om stedenbouwkundig attest met het oog op verkaveling, bl. 53406.
29 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale déterminant la composition du dossier des demandes de permis de lotir et de certificat d’urbanisme en vue de lotir, p. 53406.
29 APRIL 2004. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest, bl. 53422.
29 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme, p. 53422.
Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale
3 JUNI 2004. — Besluit nr. 2002/316 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bl. 53465.
3 JUIN 2004. — Arrêté n° 2002/316 du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise de la Région de Bruxelles-Capitale modifiant l’arrêté du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise de la Région de Bruxelles-Capitale du 20 octobre 1994 portant statut des fonctionnaires des organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise de la Région de Bruxelles-Capitale, p. 53457.
BELGISCH STAATSBLAD − 01.07.2004 − MONITEUR BELGE Andere besluiten Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 5 JUNI 2004. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken. Erratum, bl. 53474. Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde, bl. 53474. — Rechterlijke Orde, bl. 53476. — Notariaat, bl. 53476.
53303
Autres arrêtés Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 5 JUIN 2004. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux. Erratum, p. 53474. Service public fédéral Justice Ordre judiciaire, p. 53474. — Ordre judiciaire, p. 53476. — Notariat, p. 53476. Gouvernements de Communauté et de Région Communauté française Ministère de la Communauté française Nominations, p. 53476. Région wallonne Ministère de la Région wallonne Protection du patrimoine, p. 53477. — Pouvoirs locaux, p. 53477.
Officiële berichten Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen Toestemming voor de overdracht van rechten en verplichtingen tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen (artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen). Bericht van overdracht van een portefeuille van hypothecaire kredieten (artikel 53 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet), bl. 53478.
Rechterlijke Macht Arbeidsrechtbank te Leuven, bl. 53478. Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde. Vacante betrekkingen, bl. 53478. — Rechterlijke Orde. Vacante betrekkingen. Erratum, bl. 53479.
Gemeenschaps- en Gewestregeringen
Avis officiels Commission bancaire, financière et des Assurances Autorisation de cession de droits et obligations entre établissements de crédit ou entre de tels établissements et d’autres institutions financières (article 31 de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit). Avis de cession d’un portefeuille de crédits hypothécaires (article 53 de la loi du 4 août 1992 relative au crédit hypothécaire), p. 53478.
Pouvoir judiciaire Tribunal du travail de Louvain, p. 53478. Service public fédéral Justice Ordre judiciaire. Places vacantes, p. 53478. — Ordre judiciaire. Places vacantes. Erratum, p. 53479.
Gouvernements de Communauté et de Région
Vlaamse Gemeenschap Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse gewest. Milieubeleidsovereenkomst betreffende de invoering van een milieuzorgsysteem in het kader van bodemsaneringswerken, bl. 53479. — Milieubeleidsovereenkomst betreffende de vermindering van de SO2en NOx-emissies afkomstig van installaties van elektriciteitsproducenten, bl. 53487. — Omzendbrief VR 2004/26, 4 juni 2004. Betreffende openbaarheid van bestuur, bl. 53499. Région wallonne Ministère de la Région wallonne Environnement, p. 53504. De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl. 53505 tot bl. 53532.
Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 53505 à 53532.
53304
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
N. 2004 — 2517 [C − 2004/00304] 5 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 18 februari 2004 tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
F. 2004 — 2517 [C − 2004/00304] 5 JUIN 2004. — Arrêté royal établissant la traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 18 février 2004 modifiant, en ce qui concerne l’interdiction d’accès à certains marchés et l’introduction de moyens électroniques, un certain nombre d’arrêtés royaux pris en exécution de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen bij de wet van 18 juli 1990; Gelet op het ontwerp van officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 18 februari 2004 tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling bij het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy; Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone, notamment l’article 76, § 1er, 1°, et § 3, remplacé par la loi du 18 juillet 1990; Vu le projet de traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 18 février 2004 modifiant, en ce qui concerne l’interdiction d’accès à certains marchés et l’introduction de moyens électroniques, un certain nombre d’arrêtés royaux pris en exécution de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services, établi par le Service central de traduction allemande auprès du Commissariat d’arrondissement adjoint à Malmedy; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Intérieur,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. De bij dit besluit gevoegde tekst is de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 18 februari 2004 tot wijziging, wat het toegangsverbod tot bepaalde opdrachten en het invoeren van elektronische middelen betreft, van een aantal koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
Article 1er. Le texte annexé au présent arrêté constitue la traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 18 février 2004 modifiant, en ce qui concerne l’interdiction d’accès à certains marchés et l’introduction de moyens électroniques, un certain nombre d’arrêtés royaux pris en exécution de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services.
Art. 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 2. Notre Ministre de l’Intérieur est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.
Donné à Bruxelles, le 5 juin 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Le Ministre de l’Intérieur, P. DEWAEL
Bijlage — Annexe FO } DERALER O } FFENTLICHER DIENST KANZLEI DES PREMIERMINISTERS 18. FEBRUAR 2004 — Königlicher Erlass zur Abänderung einiger Königlicher Erlasse zur Ausführung des Gesetzes vom 24. Dezember 1993 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge in Bezug auf das Verbot der Teilnahme an bestimmten Aufträgen und die Einführung von elektronischen Mitteln ¨ NIG BERICHT AN DEN KO Sire, dieser Entwurf eines Königlichen Erlasses ändert die Artikeln 78 und 110 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen und die Artikeln 65 und 98 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor in Bezug auf Unvereinbarkeiten und die Prüfung offenbar anormaler Preise ab. Er fügt ebenfalls in die Erlasse zur Ausführung des Gesetzes vom 24. Dezember 1993 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge Regeln zur Vergabe öffentlicher Aufträge anhand elektronischer Mittel ein. Diese Regeln betreffen auch die ¨ bermittlung anhand elektronischer Mittel; diese werden den bereits zugelassenen Mitteln, d.h. Briefen, die an U öffentliche Auftraggeber versendet oder ihnen übergeben werden, und in den Fällen, wo diese zugelassen sind, Fernkopien und anderen schnellen Kommunikationsmitteln hinzugefügt. Artikeln 1 und 2 - Mit den vorerwähnten Artikeln 78 und 65 wurde eine Bestimmung aufgenommen, die sich früher in ähnlicher Form in Artikel 50 § 2 des Königlichen Erlasses vom 22. April 1977 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge befand, und auf Liefer- und Dienstleistungsaufträge ausgedehnt.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Unter Berücksichtigung der Erfahrung, die aus der Anwendung der neuen, seit dem 1. Mai 1997 angewendeten Rechtsvorschriften gewonnen wurde, diese Bestimmungen ein erstes Mal durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999 überarbeitet, um einerseits einige Punkte zu verdeutlichen und andererseits einige Lockerungen einzufügen, ohne das verfolgte Ziel, nämlich die Beibehaltung eines lauteren Wettbewerbs, in Frage zu stellen. In der Tat hatte sich erwiesen, dass die Tragweite des Textes Fragen insbesondere in Bezug auf die Vorbereitung eines Auftrags aufwarf. Der Text von 1999 hat eine Unvereinbarkeit für jede Person vorgesehen, die mit der Forschung, Experimentierung, Untersuchung oder Entwicklung eines Auftrags beauftragt worden ist. Diese Bestimmung bezieht sich nicht nur auf Auftragnehmer, sondern auch auf jede Person, die zum Beispiel als Subunternehmer an der Untersuchung eines Auftrags teilgenommen hat, und jede Person, die Leistungen kostenlos erbracht hat. Laut dem Bericht an den König, der dem Königlichen Erlass vom 25. März 1999 beigefügt worden ist, umfasst die Untersuchung eines Auftrags normalerweise die Konzeption und Aufstellung des Sonderlastenheftes, so dass die Person, die den Auftrag in diesem Sinne untersucht hat, kein Angebot abgeben darf. Genauso verschafft laut demselben Bericht an den König eine Aufgabe in Sachen Forschung, Experimentierung oder Entwicklung von Bauarbeiten, Lieferungen oder Dienstleistungen demjenigen, der damit beauftragt war, einen derartigen Vorteil, dass die Wettbewerbsbedingungen gefälscht wären, würde er an einem späteren Auftrag teilnehmen, der mit dieser Aufgabe in engem Zusammenhang steht. Diese Aufgabe muss jedoch direkt mit dem betreffenden Auftrag verbunden sein. So besteht keine Unvereinbarkeit für einen Architekten, an den ein Dienstleistungsauftrag über die Erstellung eines Leitschemas für die Renovierung eines städtischen Gebiets vergeben wird, für Aufträge, die sich auf Architekturdienstleistungen in Bezug auf in diesem Stadtteil auszuführende Bauarbeiten beziehen. Paragraph 3 war ebenfalls grundlegend umgearbeitet worden, weil die Erfahrung gezeigt hatte, dass die Fälle erweitert werden mussten, in denen es möglich ist, von der Unvereinbarkeitsregel, die in den Paragraphen 1 und 2 erwähnt ist, abzuweichen. So waren in Nr. 2 die Fälle aufgenommen worden, in denen die Vergabe eines Auftrags im Verhandlungsverfahren im Sinne der Artikeln 17 § 2 und 39 § 2 des Gesetzes möglich ist. Früher war nur das Verhandlungsverfahren im Rahmen eines Projektwettbewerbs angegeben, was sich als zu restriktiv erwiesen hatte. In den meisten der in den Artikeln 17 § 2 und 39 § 2 erwähnten Fällen, in denen die Anwendung des Verhandlungsverfahrens ohne Bekanntmachung zulässig ist, besteht entweder eine notwendige Verbindung mit vorherigen Leistungen, wie zum Beispiel bei ergänzenden Aufträgen, oder gibt es eine materielle Unmöglichkeit, wenn zum Beispiel öffentliche Auftraggeber mit einem bestimmten Unternehmen arbeiten oder eine durch unvorhersehbare Umstände bedingte zwingende Dringlichkeit meistern müssen. So ist eine gewisse Flexibilität für Aufträge mit relativ geringem Wert vorgesehen worden, und zwar für die in den Artikeln 17 § 2 Nr. 1 Buchstabe a) und 39 § 2 Nr. 1 Buchstabe a) des Gesetzes erwähnten Aufträge, die an vorherige Untersuchungen anschließen, die selbst nur einen geringen Prozentsatz des Auftragswertes darstellen. Da die Fälle, die das Verhandlungsverfahren rechtfertigen, strikt ausgelegt werden müssen, war daran erinnert worden, dass öffentliche Auftraggeber dieses Verfahren trotzdem nicht missbrauchen dürfen, indem sie sich zum Beispiel systematisch auf Artikel 17 § 2 Nr. 1 Buchstabe f) oder Artikel 39 § 2 Nr. 1 Buchstabe e) berufen, um die Unvereinbarkeitsregel zu umgehen. Dieser Fall betrifft nämlich Dienstleistungen, die wegen ihrer technischen oder künstlerischen Besonderheiten oder aufgrund des Schutzes von Ausschließlichkeitsrechten allein von bestimmten Dienstleistungserbringern durchgeführt werden können. Durch Artikel 14 des allgemeinen Lastenhefts wird öffentlichen Auftraggebern jedoch auferlegt, im Sonderlastenheft die Benutzung der Ergebnisse der geistigen Leistungen, sei es von ihnen selbst oder seitens Dritter, genau festzulegen. Daraus ergibt sich, dass man sich auf den Fall, der in den Artikeln 17 § 2 Nr. 1 Buchstabe f) und 39 § 2 Nr. 1 Buchstabe e) erwähnt ist, nur unter Berücksichtigung der Anwendung dieser letzten Bestimmung berufen kann. Neben den rein formalen Abänderungen in § 2 betreffen die Abänderungen des vorliegenden Erlasses vor allem § 1 der Artikel 78 und 65. In dieser Bestimmung wurde bis heute die unwiderlegbare Vermutung festgelegt, dass natürliche oder juristische Personen, die mit Forschung, Experimentierung, Untersuchung oder Entwicklung von Bauarbeiten, Lieferungen oder Dienstleistungen beauftragt worden sind, einen Vorteil besitzen, der die normalen Wettbewerbsbedingungen fälscht. Für die im Sinne von § 2 verbundenen Unternehmen war jedoch eine widerlegbare Vermutung vorgesehen, sodass diese nachweisen konnten, dass sie keinen Vorteil besaßen, der die normalen Wettbewerbsbedingungen fälschen könnte. ¨ ffentlichen Aufträge Nach einer neuerlichen Untersuchung dieser Problematik hat die Kommission für die O vorgeschlagen, die Regelung, die auf § 1 der vorerwähnten Artikel 78 und 65 anwendbar war, zu lockern, indem die dort vorgesehene unwiderlegbare Vermutung gestrichen wird. Der Text bestimmt zwar fortan, dass öffentliche Auftraggeber Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote für öffentliche Bau-, Liefer- oder Dienstleistungsaufträge von Bewerbern beziehungsweise Submittenten, die mit Forschung, Experimentierung, Untersuchung oder Entwicklung dieser Bauarbeiten, Lieferungen oder Dienstleistungen beauftragt worden sind, ablehnen müssen, wenn die betreffenden Personen durch diese Leistungen einen Vorteil besitzen, der die normalen Wettbewerbsbedingungen fälschen könnte. Diese Schlussfolgerung wird sich wahrscheinlich häufig aufdrängen, wenn eine Person, die mit der Erstellung des Sonderlastenheftes und der Pläne beauftragt worden ist, präzise technische oder architektonische Vorgaben nach ihren Vorstellungen gemacht hat. Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote werden jedoch normalerweise nicht mehr abgelehnt, wenn die erste Leistung zum Beispiel die Festlegung allgemeiner funktioneller Anforderungen bezweckte, denen die meisten Konkurrenten, die in der Lage sind, einen solchen Auftrag auszuführen, gerecht werden können. Bevor ein öffentlicher Auftraggeber jedoch eine mit Gründen versehene Entscheidung in dieser Frage trifft, muss er den betreffenden Bewerber beziehungsweise Submittenten fortan per Einschreiben auffordern, schriftlich Nachweise beizubringen, anhand deren festgestellt werden kann, dass diese Personen keinen solchen Vorteil besitzen. Sofern keine längere Frist vorgesehen ist, müssen diese Nachweise binnen zwölf Kalendertagen ab dem Tag nach Absendung des Einschreibens übermittelt werden. Diese Formalität ist allerdings nicht notwendig, wenn ein Bewerber beziehungsweise Submittent die Nachweise bereits auf eigene Initiative seinem Teilnahmeantrag beziehungsweise seinem Angebot beigefügt hat. Der Text bestimmt ebenfalls, dass der Beweis der Versendung dieser Nachweise dem betreffenden Bewerber beziehungsweise Submittenten obliegt und somit die Versendung per Einschreiben anzuraten ist. Paragraph 2 derselben Artikels ist überarbeitet worden, um die in § 1 vorgenommenen Anpassungen zu berücksichtigen. Die Modalitäten in Bezug auf die Aufforderung, Nachweise beizubringen, wurden den Modalitäten von § 1 angepasst. ¨ berschrift von Titel III Kapitel IV der Königlichen Erlasse vom 8. und 10. Januar 1996 Außerdem wurde die U ¨ berschrift «Verbot der Teilnahme an bestimmten Aufträgen» dem Inhalt von Kapitel IV besser angepasst, da die U gerecht wird als das Wort «Unvereinbarkeiten».
53305
53306
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 3 - Dieser Artikel fügt in den Königlichen Erlass vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen die Artikel 81bis bis 81quinquies ein, die einen neuen Titel IIIbis bilden. In diesen vier Artikeln werden Begriffsbestimmungen und Voraussetzungen für die Verwendung von elektronischen Mitteln behandelt, die nicht nur auf den vorliegenden Titel, sondern auf den gesamten Königlichen Erlass anwendbar sind. Artikel 81bis enthält eine Begriffsbestimmung des Schriftstücks, das nicht nur auf Papier festgehaltene, sondern auch elektronisch erstellte Informationen umfasst. Folglich werden solche Unterlagen in Zukunft auf dieselbe Weise behandelt. Diese Begriffsbestimmung wird durch eine Bestimmung über die Modalitäten der Versendung von Unterlagen, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind, vervollständigt. Solche Unterlagen können brieflich oder durch Boten versendet werden, wenn sie beispielsweise auf CD-ROM gebrannt worden sind, oder aber auf elektronischem Wege, zum Beispiel über das Internet, übermittelt werden. Anschließend wird bestimmt, was unter elektronischen Mitteln zu verstehen ist. Für Verfahren der Vergabe und des Angebotsaufrufs und Verhandlungsverfahren mit Bekanntmachung sind diese Begriffsbestimmungen eine unerlässliche Vorbedingung für die Erstellung von Angeboten anhand elektronischer Mittel ¨ bermittlung auf elektronischem Wege andererseits. Diese Maßnahme allein reicht jedoch nicht aus, einerseits und ihre U da die elektronische Einreichung einer Bewerbung beziehungsweise die elektronische Abgabe eines Angebots, durch die sich Bewerber beziehungsweise Submittenten verpflichten, ebenso wie die elektronische Auftragsvergabe die Verwendung einer fortgeschrittenen elektronischen Signatur voraussetzen, die auf einem qualifizierten Zertifikat beruht, das wiederum von einem Zertifizierungsdiensteanbieter bereitgestellt und von einer sicheren Signaturerstellungseinheit erstellt worden ist. In Artikel 81ter werden deshalb auch die Voraussetzungen festgelegt, die elektronische Mittel erfüllen müssen: — Laut Nr. 1 muss es sich bei der Signatur um eine fortgeschrittene elektronische Signatur handeln, die im Sinne der Richtlinie 1999/93/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 13. Dezember 1999 über gemeinschaftliche Rahmenbedingungen für elektronische Signaturen und wie im Gesetz vom 25. März 2003 zur Abänderung des Gesetzes vom 8. August 1983 zur Organisation eines Nationalregisters der natürlichen Personen und des Gesetzes vom 19. Juli 1991 über die Bevölkerungsregister und die Personalausweise und zur Abänderung des Gesetzes vom 8. August 1983 zur Organisation eines Nationalregisters der natürlichen Personen vorgesehen, auf einem qualifizierten Zertifikat beruht. Daraus ergibt sich, dass eine Bewerbung beziehungsweise ein Angebot mit einer elektronischen Signatur, die auf einem anonymen Zertifikat beruht, abgelehnt werden muss. Die fortgeschrittene elektronische Signatur gewährleistet neben der Echtheit der Signatur an sich ebenfalls die Unversehrtheit des Inhalts. Sie erlaubt nämlich zu überprüfen, ob das Angebot geöffnet oder geändert worden ist. Eine andere Voraussetzung ist, dass die elektronische Signatur von einer sicheren Signaturerstellungseinheit erstellt worden sein muss. Im Sinne von Anlage III zum Gesetz vom 9. Juli 2001 zur Festlegung bestimmter Regeln in Bezug auf rechtliche Rahmenbedingungen für elektronische Signaturen und Zertifizierungsdienste, das die Richtlinie 1999/93/EG umsetzt, müssen solche Einheiten durch geeignete Technik und geeignete Verfahren zumindest gewährleisten, dass a) die für die Erzeugung der Signatur verwendeten Signaturerstellungsdaten praktisch nur einmal auftreten können und dass ihre Geheimhaltung hinreichend gewährleistet ist, b) die für die Erzeugung der Signatur verwendeten Signaturerstellungsdaten mit hinreichender Sicherheit nicht abgeleitet werden können und die Signatur vor Fälschungen bei Verwendung der jeweils verfügbaren Technologie geschützt ist, c) die für die Erzeugung der Signatur verwendeten Signaturerstellungsdaten von dem rechtmäßigen Unterzeichner vor der Verwendung durch andere verlässlich geschützt werden können. Außerdem verändern sichere Signaturerstellungseinheiten die zu unterzeichnenden Daten nicht und verhindern nicht, dass diese Daten dem Unterzeichner vor dem Signaturvorgang dargestellt werden. Die Bestimmungen der Richtlinie 2000/31/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 8. Juni 2000 über bestimmte rechtliche Aspekte der Dienste der Informationsgesellschaft, insbesondere des elektronischen Geschäftsverkehrs, im Binnenmarkt sind ebenfalls auf die Versendung von Informationen auf elektronischem Wege anwendbar. Außerdem führt das Gesetz vom 20. Oktober 2000 den Gebrauch von Telekommunikationsmitteln und der elektronischen Unterschrift bei gerichtlichen und außergerichtlichen Verfahren auf nationaler Ebene ein. Von den Voraussetzungen, die in Artikel 81ter aufgezählt werden, sind neben dieser nur die Voraussetzungen in Bezug auf die automatische Festlegung des genauen Zeitpunkts des Eingangs beim Empfänger, die Gewährleistung der Unversehrtheit des Inhalts der Sendung und die Maßnahmen bei Infektion mit einem Computervirus gleichzeitig auf Bewerber beziehungsweise Submittenten und öffentliche Auftraggeber anwendbar. Die übrigen Voraussetzungen betreffen nur öffentliche Auftraggeber. — Laut Nr. 2 muss bei Versendungen auf elektronischem Wege der Zeitpunkt des Eingangs der Unterlagen anhand einer Empfangsbestätigung nachgewiesen werden können, die automatisch vom Empfänger an den Absender geht. Der Text präzisiert, dass diese Bestimmung nur auf Versendungen auf elektronischem Wege anwendbar ist. Ein Schriftstück kann nämlich anhand elektronischer Mittel erstellt worden sein, ohne jedoch auf elektronischem Wege versendet zu werden; man denke nur an CD-ROMs. In diesem Fall sind die Regeln für die Versendung per Brief oder durch Boten anwendbar. Auf technischer Ebene dürfen automatisch erzeugte Empfangsbestätigungen nur Datum und Uhrzeit des Eingangs, ein Aktenzeichen und die Anzahl Bestandteile der Nachricht, das heißt die Anzahl Anlagen, enthalten. Eine Kopie der eingegangenen Nachricht muss nicht beigefügt werden. — Laut Nr. 3 muss die Unversehrtheit des Inhalts der Sendung gewährleistet werden. Wie bereits betont wurde, ist diese Bestimmung nicht nur auf öffentliche Auftraggeber, sondern auch auf Bewerber beziehungsweise Submittenten anwendbar. Daraus folgt, dass Bewerbungen beziehungsweise Angebote, die einen Makrobefehl enthalten, der den Inhalt von Unterlagen ändern könnte, als nicht ordnungsgemäß betrachtet werden. Makrobefehle, die den Inhalt der betreffenden Unterlagen nicht ändern könnten, sind jedoch zugelassen.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE — Laut den Nummern 4 und 5 muss bei der Versendung vertraulicher Informationen auf elektronischem Wege, was ja sowohl auf den Inhalt von Teilnahmeanträgen als auch von Angeboten zutrifft, die Vertraulichkeit durch ein System gewährleistet werden, das nach vernünftigem Ermessen sicherstellt, dass niemand vor Ablauf der Frist Zugang zu den übermittelten Unterlagen haben kann und dass alle Verstöße aufgespürt werden. Mit dieser Voraussetzung soll eine Garantie geschaffen werden, die mindestens die gleiche Sicherheit bietet wie die Formalität eines definitiv versiegelten Briefumschlags und der Versendung unter doppeltem oder einfachem Umschlag bei Versendung per Brief beziehungsweise durch Boten. — Laut den Nummern 6 und 7 dürfen nur ermächtigte Personen, die im Auftrag eines öffentlichen Auftraggebers ¨ ffnung der vorgelegten Unterlagen festlegen oder ändern und bei gleichzeitigem handeln, das Datum für die O Auftreten den Zugang zu diesen Unterlagen nach dem festgelegten Tag und der festgelegten Uhrzeit ermöglichen. ¨ ffnung der Bewerbungen beziehungsweise der Dieses gleichzeitige Auftreten betrifft das Verfahrensstadium der O Angebote. Diese Bestimmungen sind dagegen weder auf die Untersuchung von elektronischen Bewerbungen und Angeboten noch auf die Stadien des internen Verfahrens und der internen Prüfungen eines öffentlichen Auftraggebers anwendbar. ¨ ffnung — Laut Nr. 8 bleiben für Teilnahmeanträge wie auch für Angebote alle vertraulichen Unterlagen nach der O nur den zur Einsichtnahme ermächtigten Personen zugänglich. — Laut Nr. 9 dürfen die zu verwendenden Hilfsmittel keine diskriminierende Wirkung haben und müssen den Betreffenden zugänglich sein. Je nach Fall werden sie in der Auftragsbekanntmachung oder im Sonderlastenheft beschrieben. Entsprechen Bewerbungen beziehungsweise Angebote nicht den Bestimmungen, in denen diese Voraussetzungen festgelegt werden, sind sie daher nicht ordnungsgemäß. — Laut Nr. 10 kann es vorkommen, dass Schriftstücke, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden und bei Eingang beim Empfänger mit einem Computervirus infiziert sind, nicht gelesen werden können. In diesem Fall werden sie als nicht empfangen betrachtet. Der Absender eines solchen Schriftstücks wird unverzüglich davon in Kenntnis gesetzt. Der Empfänger kann auch beschließen, infizierte Unterlagen zuzulassen, wenn er meint, sie ohne jede Gefahr, nicht nur für sein Datenverarbeitungssystem, sondern auch für die Unversehrtheit der betreffenden Unterlagen, desinfizieren zu können. Ein Empfänger, der dies in Betracht zieht, muss sicher sein, dass der Inhalt der Unterlagen dadurch nicht geändert wird. Die befugte Behörde ist für den endgültigen Beschluss verantwortlich und muss über die Befolgung des Gleichheitsgrundsatzes wachen. Handelt es sich bei den Unterlagen jedoch um einen Teilnahmeantrag beziehungsweise ein Angebot, erfolgt die Notifizierung unter anderen Gesichtspunkten. Zwar werden Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote als empfangen betrachtet, können aber weder gelesen noch bearbeitet werden und müssen daher von öffentlichen Auftraggebern unweigerlich als nicht ordnungsgemäß abgelehnt werden. Der Vergabe- oder Auswahlbericht begründet diese Ablehnung. Spürt das Gerät zum Empfang von Angeboten Viren vor Ablauf der Eingangsfrist auf, dürfen öffentliche Auftraggeber Bewerber beziehungsweise Submittenten nicht vor dem äußersten Datum für den Eingang davon in Kenntnis setzen. Die betreffenden Bewerber beziehungsweise Submittenten dürfen nämlich nicht die Möglichkeit erhalten, ein Schriftstück nachzureichen, das den Anforderungen entspricht und so ihre Bewerbung beziehungsweise ihr Angebot zu regularisieren, da so die Gleichbehandlung im Vergleich zu Konkurrenten, die ¨ bertragungsarten benutzt haben, nicht mehr gewährleistet wäre. Unterlagen in Papierform oder klassische U Entscheiden sich öffentliche Auftraggeber, ein infiziertes Angebot anzunehmen, das nicht während der Sitzung für die ¨ ffnung der Angebote geöffnet worden ist, ist Artikel 106 Nr. 4 anwendbar. O Wird ein Virus aufgespürt, muss der Empfänger überprüfen, ob die vom Absender verschickte Version bereits bei Eingang infiziert war oder ob das Problem erst später aufgetreten ist und die Infektion somit nicht der Verantwortung des Absenders unterliegt. Der Staatssekretär für die Informatisierung des Staates ist gemäß der entsprechenden Europäischen Richtlinie damit beauftragt, im Hinblick auf die Erfüllung der Voraussetzungen, die in Artikel 81ter Nr. 1 bis 10 erwähnt sind und denen die Einführung elektronischer Mittel in das Vergabeverfahren entsprechen muss, für die föderalen Dienste allgemeine Kriterien und Mindestnormen festzulegen. ¨ ffentliche Dienst Informations- und Kommunikationstechnologie, für den der Staatssekretär Der Föderale O zuständig ist, ist nämlich damit beauftragt, Normen und eine Basisarchitektur auszuarbeiten, die eine effizientere Nutzung der Informations- und Kommunikationstechnologie ermöglichen sollen. Selbstverständlich können andere öffentliche Auftraggeber für die Festlegung ihrer Mindestnormen, die die Erfüllung der in Artikel 81ter erwähnten Voraussetzungen gewährleisten sollen, auf die Erfahrungen und die Fachkompetenz des Föderalen Expertisezentrums für Informations- und Kommunikationstechnologie zurückgreifen. In Artikel 81quater werden die Fälle festgelegt, in denen elektronische Mittel verwendet werden dürfen. In Artikel 81quater § 1 wird der Grundsatz festgelegt, nach dem öffentliche Auftraggeber Bewerbern beziehungsweise Submittenten in keinem Verfahrensstadium die Verwendung von elektronischen Mitteln auferlegen dürfen; gegenteilige Bestimmungen in der Auftragsbekanntmachung oder im Lastenheft gelten als nicht geschrieben. Sofern öffentliche Auftraggeber Angebote beziehungsweise Teilnahmeanträge anhand elektronischer Mittel gemäß den Voraussetzungen, die in Artikel 81ter festgelegt sind, empfangen können, wird ihnen in Artikel 81quater § 1 Absatz 2 allerdings erlaubt, die Verwendung von elektronischen Mitteln für Erstellung beziehungsweise Versendung dieser Unterlagen zu gestatten, was dann in der Auftragsbekanntmachung oder dem Sonderlastenheft vermerkt werden muss. Es ist nämlich davon auszugehen, dass es bestimmten öffentlichen Auftraggebern oder kleinen und ¨ bergangsphase nicht möglich sein wird, auf elektronische Mittel zurückzugreifen, mittleren Unternehmen in einer U zumal diese neue Kommunikationstechnik an die Erfüllung der vorerwähnten Voraussetzungen gekoppelt ist. Die verschiedenen zugelassenen Kommunikationstechniken müssen also mehrere Jahre nebeneinander bestehen. Im dritten Absatz dieses Paragraphen wird der Fall von Bewerbungen beziehungsweise Angeboten behandelt, die teilweise anhand elektronischer Mittel und teilweise in Papierform erstellt worden sind. Selbst wenn ein öffentlicher Auftraggeber die Verwendung von elektronischen Mitteln gestattet, kann es sein, dass bestimmte Unterlagen oder ¨ bermittlung auch in dieser Form möglich sein muss. Pläne nur in Papierform bestehen und daher die U ¨ bermittlungen, bei denen es sich weder um Teilnahmeanträge noch Der letzte Absatz dieses Paragraphen betrifft U um Angebote handelt. Bewerbern beziehungsweise Submittenten und öffentlichen Auftraggebern wird in diesem Absatz gestattet, in gleich welchem Verfahrensstadium nach Eingang der Teilnahmeanträge beziehungsweise der Angebote schriftlich zu vereinbaren, ihre Unterlagen anhand elektronischer Mittel zu erstellen beziehungsweise auf elektronischem Wege zu übermitteln.
53307
53308
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE ¨ bertragungsIn dieser Vereinbarung müssen Modalitäten, wie zum Beispiel zugelassene Formate, gegebenenfalls U arten und E-Mail-Adressen, an die die Unterlagen gültig notifiziert werden können, angegeben werden. Unterlagen, die anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise auf elektronischem Wege versendet werden, müssen gemäß Artikel 81ter Nr. 1 signiert werden. Im Königlichen Erlass vom 8. Januar 1996 wird in verschiedenen Bestimmungen vorgesehen, dass die ¨ bermittlung per Telegramm, Fernschreiben oder Fernkopierer erfolgen kann oder muss. In Artikel 81quater § 2 wird U festgelegt, dass in diesen Fällen auch auf andere elektronische Mittel, wie E-Mails, zurückgegriffen werden kann, da ¨ bertragungsgeschwindigkeit bieten. Bedingung ist jedoch, dass Bewerber beziehungsweise Submitdiese dieselbe U tenten und öffentliche Auftraggeber dies gemäß Artikel 81quater § 1 vereinbart haben. Somit wird ein Behandlungsunterschied zwischen traditionellen elektronischen Mitteln, wie Telegrammen, Fernschreiben oder Fernkopien, und neuen elektronischen Mitteln, wie E-Mails, eingeführt. Der Grund für diese Unterscheidung liegt darin, dass bestimmten Unternehmen die Kontrolle des internen elektronischen Datenverkehrs noch Probleme bereitet. In diesem Fall sind zwei Möglichkeiten vorstellbar: ¨ bermittlung auf elektronischem Wege nicht die Voraussetzungen, die in Artikel 81ter — Entweder erfüllt die U festgelegt sind. In diesem Fall muss die Versendung brieflich bestätigt werden wie in den Vorschriften vorgesehen. ¨ bermittlung erfüllt die Voraussetzungen, die in Artikel 81ter festgelegt sind, und in diesem Fall — Oder diese U muss keine zusätzliche Bestätigung versendet werden. Andere Bestimmungen desselben Erlasses verdeutlichen, dass bestimmte Versendungen per Einschreiben erfolgen oder auf diese Weise bestätigt werden müssen. Für diese Fälle wird fortan in § 2 bestimmt, dass diese Versendung ebenfalls gemäß Artikel 81ter auf elektronischem Wege erfolgen kann. Hier gilt derselbe Grundsatz: Bewerber beziehungsweise Submittenten und öffentliche Auftraggeber müssen dies schriftlich vereinbart haben. Durch Artikel 81quinquies wird eine neue Bestimmung eingeführt, laut deren Bewerber beziehungsweise Submittenten, die Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote ganz oder teilweise auf elektronischem Wege eingereicht beziehungsweise abgegeben haben, akzeptieren, dass die Daten, die aus dem Betrieb des Gerätes zum Empfang von Teilnahmeanträgen beziehungsweise Angeboten entstehen, gespeichert werden. Eine solche Bestimmung muss eingeführt werden, da es sich als unerlässlich erweist, die Aktivitäten (Logging) des Gerätes zum Empfang von Teilnahmeanträgen beziehungsweise Angeboten zu registrieren. Allerdings darf dies im Telekommunikationsbereich gemäß Artikel 109ter Buchstabe D des Gesetzes vom 21. März 1991 zur Umstrukturierung bestimmter öffentlicher Wirtschaftsunternehmen nur im Einverständnis mit den betreffenden Personen geschehen. Diese Bestimmung ermöglicht ebenfalls, die Vorschriften des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten einzuhalten. Dieselben Abänderungen werden durch Artikel 18 desselben Entwurfs auch im Königlichen Erlass vom 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor vorgenommen. Artikel 4 - Durch Artikel 4 des Königlichen Erlasses wird Artikel 89 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 ¨ nderungen abgeändert; es wird festgelegt, dass die Bestimmungen über Unterschriften, Streichungen und andere A nicht anwendbar sind, wenn ein Angebot und seine Anlagen digital signiert worden sind, da diese Signatur die gesamten Unterlagen oder jeden ihrer Bestandteile betrifft. Ein solches Angebot wird also nicht aus diesem Grund als regelwidrig angesehen. Artikel 5 - Artikel 94 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 wird durch einen Absatz ergänzt, in dem festgelegt wird, dass die Bestimmungen von Absatz 1 desselben Artikels nicht anwendbar sind, wenn ein Angebot mit einer digitalen Signatur versehen ist, die auf einem Zertifikat beruht, das einer juristischen Person ausgestellt worden ist. In diesem Fall ist es nämlich so, dass: — die Vollmacht der natürlichen Person, die über das Zertifikat verfügt, Bewerbungen beziehungsweise Angeboten nicht beigefügt werden muss. Diese Vollmacht ist nämlich bereits von der Zertifizierungsstelle, die das qualifizierte Zertifikat ausgestellt hat, überprüft worden. Diese Stelle gewährleistet die Richtigkeit der Vermerke, die auf dem vorerwähnten Zertifikat angebracht sind, — öffentliche Auftraggeber weder herausfinden müssen, welche natürliche Person über das vorerwähnte Zertifikat verfügt, noch welche Befugnisse diese Person hat, — diese Abweichung nur gilt, wenn eine juristische Person sich ausschließlich in ihrem Namen und für eigene Rechnung verpflichtet. Handelt sie als Bevollmächtigte, muss die Vollmacht beigefügt werden, — öffentliche Auftraggeber hingegen Vermerke auf diesem Zertifikat berücksichtigen müssen. Gestattet ein Zertifikat zum Beispiel nicht, eine juristische Person über einen bestimmten Betrag hinaus zu verpflichten, und übersteigt der Wert des Auftrags diesen Betrag, muss dieses Angebot als nicht ordnungsgemäß betrachtet werden. Artikel 6 - Artikel 104 des Königlichen Erlasses wird in Paragraphen aufgegliedert, um die Lesbarkeit des Textes zu verbessern. In Artikel 104 werden die verschiedenen Möglichkeiten berücksichtigt, die sich fortan bei der Abgabe von Angeboten bei Ausschreibungen, Angebotsaufrufen oder Verhandlungsverfahren mit Bekanntmachung ergeben. Angebote können weiterhin in Papierform, jedoch auch anhand elektronischer Mittel wie CD-ROMs erstellt werden, die keine Versendung auf elektronischem Wege erlauben. In diesem Fall müssen alle relevanten Voraussetzungen, die in Artikel 81ter festgelegt sind, erfüllt werden. Ein Angebot, das in Papierform oder anhand elektronischer Mittel ¨ bermittlung auf elektronischem Wege ermöglichen, zum Beispiel eine CD-ROM, muss erstellt worden ist, die keine U entweder in einen Briefumschlag gesteckt werden, der definitiv versiegelt, in einen zweiten Briefumschlag gesteckt und als Einschreiben oder als gewöhnliche Post aufgegeben wird oder dem Vorsitzenden ausgehändigt werden, ehe dieser die Sitzung eröffnet. Wird ein Angebot anhand elektronischer Mittel erstellt und versendet, müssen diese Mittel die Voraussetzungen erfüllen, die in Artikel 81ter festgelegt sind. Ein solches Angebot muss dem Vorsitzenden ebenfalls zukommen, ehe er die Sitzung eröffnet, was voraussetzt, dass der Vorsitzende den Eingang der Angebote, die auf elektronischem Wege versendet werden, genau zum Zeitpunkt der Eröffnung der Sitzung beenden können muss und die elektronischen Angebote vollständig an dem Ort eingetroffen sein müssen, wo sie vor Eröffnung der Sitzung eingereicht und mit der Eingangsuhrzeit versehen werden müssen. Ab der Eröffnung der Sitzung werden sie dem Vorsitzenden unter dessen ausschließlicher Aufsicht zur Verfügung gestellt. Sie müssen sich also nicht unbedingt physisch auf der Festplatte eines ¨ ffentliche Auftraggeber können nämlich Computers in dem Raum befinden, in dem die Angebote geöffnet werden. O im Rahmen eines Dienstleistungsauftrags eine Drittperson (vertrauenwürdiger Dritter oder «Trusted third party») beauftragen, in ihrem Namen und für ihre Rechnung eine Reihe von Verrichtungen auszuführen, die eigentlich ihnen obliegen, wie zum Beispiel den elektronischen Empfang von Angeboten, die Bestimmung der Eingangsuhrzeit und die ¨ berprüfung der Gültigkeit des vorgelegten Zertifikats. U
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Der oben stehende Kommentar ist mutatis mutandis auf die Abänderungen von Artikel 92 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 anwendbar, die in Artikel 21 des Entwurfs vorgesehen sind. Artikel 7 - Artikel 105 § 2 Nr. 2 wird vervollständigt, um zu verdeutlichen, dass im Falle der Rücknahme eines Angebots anhand elektronischer Mittel gemäß Artikel 81ter die in Nr. 2 festgelegte Voraussetzung, d.h. Aufgabe per ¨ ffnung der Angebote, nicht anwendbar ist. Einschreiben der Bestätigung spätestens am Tag vor der Sitzung für die O Artikel 8 - Die relativ geringfügigen Abänderungen von Artikel 106 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 betreffen die mögliche Verwendung elektronischer Mittel. ¨ ffnung der Angebote einen Kasten zur In Absatz 2 Nr. 1 wird die Pflicht aufgehoben, vor der Sitzung für die O Aufbewahrung der bereits eingegangenen Angebote vorzusehen, da sie keine zusätzliche Sicherheit bietet. Der Text bestimmt, dass der Vorsitzende die bereits eingegangenen Angebote, die nicht auf elektronischem Wege übermittelt worden sind, mitbringt. Dies betrifft also Angebote, die in Papierform oder anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind, wie zum Beispiel CD-ROMs, die die relevanten Voraussetzungen von Artikel 81ter erfüllen und als Einschreiben oder als gewöhnliche Post aufgegeben oder durch Boten überbracht worden sind. Nr. 4 desselben Absatzes wird durch eine neue Regel ergänzt. Diese soll eine verordnungsrechtliche Lösung vorsehen, falls es nicht möglich sein sollte, alle Angebote, die anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise versendet worden sind und die rechtzeitig eingegangenen sind, während der Sitzung zu öffnen. Während bei der ¨ ffnung von Angeboten, die in Papierform erstellt worden sind, ja keine technischen Schwierigkeiten auftreten können, O ist es unmöglich, die ständige Verfügbarkeit von elektronischen Mitteln, vor allem aufgrund von Internetausfällen und Computerabstürzen, zu gewährleisten. Sind diese Mittel also nicht verfügbar, muss der Vorsitzende ankündigen, dass die verbleibenden Angebote zu einem späteren Zeitpunkt geöffnet werden, und die anwesenden Submittenten zu ¨ ffnung erfolgt dann gemäß dem Verfahren, das in Artikel 108 des Königlichen dieser neuen Sitzung einladen. Diese O Erlasses vorgesehen ist. In Nr. 5 des vorerwähnten Absatzes wird betont, dass die Formalität des Paraphierens nur auf Angebote anwendbar ist, die in Papierform erstellt worden sind. Ist ein Angebot anhand elektronischer Mittel gemäß Artikel 81ter erstellt worden, muss der Vorsitzende beziehungsweise ein Beisitzer dieses elektronisch signieren. Diese Formalität garantiert, dass Unterlagen nicht nachträglich ersetzt werden können. Derselbe Kommentar ist mutatis mutandis auf die Abänderung von Artikel 94 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 anwendbar, die in Artikel 23 des Entwurfs vorgesehen ist. Artikel 9 - Artikel 108 wird angepasst, um einerseits den neuen Fall zu berücksichtigen, der in Artikel 106 Absatz 2 ¨ ffnung der Angebote rechtfertigen kann, und um andererseits Nr. 4 vorgesehen ist und eine zweite Sitzung für die O ¨ berarbeitung von Artikel 104 Rechnung zu tragen. der U Artikel 10 - In Hinblick auf die Kohärenz des Textes wurde es für zweckdienlich erachtet, die Vorbereitung des vorliegenden Entwurfs zu nutzen und Artikel 110 § 3 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996, der die Prüfung anormaler Preise betrifft, geringfügig anzupassen. Für die Aufforderung, Erläuterungen beizubringen, wurden ähnliche Modalitäten wie in Artikel 78 des vorerwähnten Erlasses vorgesehen. Derselbe Kommentar ist mutatis mutandis auf die Abänderung von Artikel 98 § 3 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 anwendbar, die in Artikel 25 des Entwurfs vorgesehen ist. Artikel 11, 12 und 13 - In diesen Artikeln wird die Vorgehensweise für öffentliche Auftraggeber festgelegt, wenn sie anhand elektronischer Mittel Berichtigungen oder Verbesserungen im Sinne der Artikel 111, 112 und 114 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 in Angeboten vornehmen möchten, die ebenfalls anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind. In diesem Fall behält der betreffende öffentliche Auftraggeber eine Ausgangsversion des Angebots und achtet darauf, dass seine Berichtigungen beziehungsweise Verbesserungen auf Abschriften klar ersichtlich und die ursprünglichen Angaben noch erkennbar sind. Anschließend signiert er seine Berichtigungen beziehungsweise die so angepasste Version elektronisch gemäß Artikel 81ter. Dieselben Abänderungen werden jeweils durch die Artikel 26, 27 und 28 des vorliegenden Entwurfs in den Artikeln 99, 100 und 102 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 vorgenommen. Artikel 14 - Artikel 117 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über die Notifizierung der Wahl eines Auftragnehmers wird dahingehend angepasst, dass andere elektronische Mittel wie E-Mails den Notifizierungsmitteln, die im Bedarfsfall verwendet werden dürfen, hinzugefügt werden. Derselbe Kommentar ist mutatis mutandis auf die Abänderung von Artikel 105 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 anwendbar, die in Artikel 29 des Entwurfs vorgesehen ist. Artikel 15 - Artikel 122 desselben Erlasses wird abgeändert, um zu verdeutlichen, dass Titel IIIbis über die Bedingungen für die Verwendung von elektronischen Mitteln keine Anwendung in Verhandlungsverfahren ohne Bekanntmachung im Sinne von Artikel 17 § 2 des Gesetzes findet. Zieht man die in Artikel 122 Absatz 1 vorgesehenen Arten des Zustandekommens in Betracht, so erscheint es tatsächlich nicht angebracht, bei Verwendung von elektronischen Mitteln die Erfüllung der Voraussetzungen, die in Artikel 81ter festgelegt sind, zu verlangen. Im Rahmen von Verhandlungen ist nämlich die Verwendung traditioneller Kommunikationsmittel, Fernkopien einbegriffen, möglich, ohne dass daran strenge Bedingungen geknüpft wären. Daher ist Titel IIIbis außer bei gegenteiligem Beschluss des öffentlichen Auftraggebers im Prinzip nicht auf die Auftragsvergabe nach diesem Verfahren anwendbar. Dagegen müssen die Bestimmungen dieses Titels wohl eingehalten werden, wenn ein Auftrag aufgrund eines Briefwechsels oder der Notifizierung der Genehmigung eines Angebots an den betreffenden Auftragnehmer zustande gekommen ist und die Erstellung des Angebots anhand elektronischer Mittel zulässig ist. In diesen Fällen wird nämlich kein Vertrag von beiden Parteien unterzeichnet und erfordert die Rechtssicherheit, dass die relevanten Voraussetzungen, die in Titel IIIbis festgelegt sind, bei der Verwendung von elektronischen Mitteln seitens des Submittenten beziehungsweise des öffentlichen Auftraggebers erfüllt werden. Derselbe Kommentar ist mutatis mutandis auf die Abänderung von Artikel 110 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 anwendbar, die in Artikel 30 des Entwurfs vorgesehen ist. Artikel 31 - Dieser Artikel fügt in den Königlichen Erlass vom 18. Juni 1996 über den Aufruf zum Wettbewerb im Rahmen der Europäischen Gemeinschaft für bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor die Artikel 19bis bis 19quinqies ein. Hierfür ist auf den Kommentar in Bezug auf die Artikel 81bis bis 81quinquies zu verweisen, die durch Artikel 3 des Entwurfs eingefügt werden.
53309
53310
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Artikeln 32, 33 und 34 - Diese Artikel fügen in den Königlichen Erlass vom 26. September 1996 zur Festlegung der allgemeinen Regeln für die Ausführung öffentlicher Aufträge und öffentlicher Baukonzessionen drei neue Artikel ein. Der erste Artikel enthält die Begriffsbestimmungen eines Schriftstücks und der elektronischen Mittel. Der zweite Artikel fügt die elektronischen Mittel den Kommunikationsmitteln hinzu, die öffentliche Auftraggeber und Auftragnehmer verwenden dürfen. Während der Ausführung eines Auftrags müssen nämlich verschiedene Befehle, Anfragen, Notifizierungen, Aufforderungen, Protokolle usw. ausgetauscht werden und es ist daher angebracht, auf moderne Kommunikationsmittel zurückzugreifen. Dazu können Vertragspartner übereinkommen, zu Kommunika¨ bermittlung von Unterlagen zu verwenden. In der tionszwecken elektronische Mittel für die Erstellung und U Bestimmung wird jedoch verlangt, dass Uhrzeit und Tag des Eingangs beim Empfänger automatisch in einer vom ¨ bermittlung auf Empfänger ausgehenden Empfangsbestätigung festgelegt werden, die als Beweis gilt, wenn die U elektronischem Wege erfolgt ist. In der Vereinbarung wird klar festgelegt, ob Unterlagen, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind, signiert werden müssen und welche Voraussetzungen diese Signatur gegebenenfalls erfüllen muss. In Ermangelung einer gegenteiligen Vereinbarung ist Artikel 2281 des Zivilgesetzbuches anwendbar. Die Bestimmungen des vorliegenden Erlasses über Formalitäten und Nachweise sind jedoch verbindlich. Wird die Versendung per Einschreiben durch allgemeine Ausführungsregeln vorgeschrieben, so wird fortan die ¨ bermittlung Möglichkeit bestehen, diese Versendung mittels schriftlicher Vereinbarung der Betreffenden durch die U auf elektronischem Wege zu ersetzen, wobei die Unterlagen mit einer elektronischen Signatur versehen sein müssen, die den Regeln über fortgeschrittene elektronische Signaturen, die auf einem qualifizierten Zertifikat beruhen und von einer sicheren Zertifizierungseinheit erstellt worden sind, entspricht. Im dritten Artikel wird bestimmt, dass es möglich ist, die Versendung von Unterlagen, die mit einem ¨ ffnen dieser Unterlagen ein zu Computervirus infiziert sind, nicht als gültige Notifizierung zu betrachten, da das O großes Risiko für das Datenverarbeitungssystem des Empfängers bergen kann oder die Desinfektion die Unversehrtheit der Unterlagen beeinträchtigen könnte. Der Empfänger muss den Absender unverzüglich davon in Kenntnis setzen, dass in seiner Nachricht ein Virus aufgespürt worden ist und die Notifizierung daher nicht als gültig betrachtet werden kann. Die im Gutachten des Staatsrates formulierten Bemerkungen sind berücksichtigt worden. Ich habe die Ehre, Sire, der ehrerbietige und getreue Diener Eurer Majestät zu sein. Der Premierminister G. VERHOFSTADT
18. FEBRUAR 2004 — Königlicher Erlass zur Abänderung einiger Königlicher Erlasse zur Ausführung des Gesetzes vom 24. Dezember 1993 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge in Bezug auf das Verbot der Teilnahme an bestimmten Aufträgen und die Einführung von elektronischen Mitteln ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Aufgrund des Gesetzes vom 24. Dezember 1993 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge, insbesondere der Artikel 1 § 1 Absatz 2 und 59 § 1, ersetzt durch den Königlichen Erlass vom 18. Juni 1996; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 8. November 1998, 25. März 1999 und 20. Juli 2000, die Ministeriellen Erlasse vom 8. Februar 2000 und 4. Dezember 2001, den Königlichen Erlass vom 22. April 2002 und den Ministeriellen Erlass vom 17. Dezember 2003; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 8. November 1998, 25. März 1999 und 20. Juli 2000, die Ministeriellen Erlasse vom 8. Februar 2000 und 4. Dezember 2001, den Königlichen Erlass vom 22. April 2002 und den Ministeriellen Erlass vom 17. Dezember 2003; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 18. Juni 1996 über den Aufruf zum Wettbewerb im Rahmen der Europäischen Gemeinschaft für bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energieund Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 17. März 1999, die Ministeriellen Erlasse vom 8. Februar 2000 und 4. Dezember 2001, den Königlichen Erlass vom 22. April 2002 und den Ministeriellen Erlass vom 17. Dezember 2003; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 26. September 1996 zur Festlegung der allgemeinen Regeln für die Ausführung öffentlicher Aufträge und öffentlicher Baukonzessionen, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 29. April 1999, 20. Juli 2000, 22. April 2002 und 17. Dezember 2002; ¨ ffentlichen Aufträge vom 9. September 2002 und Aufgrund der Stellungnahmen der Kommission für die O 17. Februar 2003; Aufgrund der Stellungnahmen des Finanzinspektors vom 7. November 2002 und 31. März 2003; Aufgrund der Einverständnisse Unseres Ministers des Haushalts vom 27. Dezember 2002 und 19. Oktober 2003; Aufgrund des Gutachtens des Staatsrates Nr. 36.280/1 vom 8. Januar 2004, abgegeben in Anwendung von Artikel 84 § 1 Absatz 1 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat; Auf Vorschlag Unseres Premierministers und aufgrund der Stellungnahme Unserer Minister, die im Rat darüber beraten haben, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: TITEL I — Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen ¨ berschrift von Titel III Kapitel IV des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über öffentliche Artikel 1 - Die U ¨ berschrift ersetzt: Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen wird durch folgende U «Verbot der Teilnahme an bestimmten Aufträgen».
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 2 - Artikel 78 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999, wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «Art. 78 - § 1 - Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote für öffentliche Bau-, Liefer- oder Dienstleistungsaufträge, die von Personen eingereicht werden, die mit Forschung, Experimentierung, Untersuchung oder Entwicklung dieser Bauarbeiten, Lieferungen oder Dienstleistungen beauftragt worden sind, müssen abgelehnt werden, wenn die betreffenden Personen durch diese Leistungen einen Vorteil besitzen, der die normalen Wettbewerbsbedingungen fälschen könnte. Bevor ein öffentlicher Auftraggeber jedoch aus diesem Grund Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote dieser Personen ablehnt, muss er sie per Einschreiben auffordern, schriftlich schlüssige Nachweise beizubringen, anhand deren festgestellt werden kann, dass diese Personen keinen solchen Vorteil besitzen. Diese Formalität ist nicht notwendig, wenn die Nachweise bereits dem Teilnahmeantrag beziehungsweise dem Angebot beigefügt worden sind. Sofern das Einschreiben keine längere Frist vorsieht, müssen die Nachweise dem betreffenden öffentlichen Auftraggeber binnen zwölf Kalendertagen ab dem Tag nach Absendung des Einschreibens übermittelt werden, um zulässig zu sein. Der Beweis der Versendung dieser Nachweise obliegt der betreffenden Person. § 2 - Auch müssen Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote für öffentliche Aufträge, die von Unternehmen eingereicht werden, die mit einer in § 1 erwähnten Person verbunden sind, abgelehnt werden, sofern letztere im Vorfeld mit Forschung, Experimentierung, Untersuchung oder Entwicklung der Bauarbeiten, Lieferungen oder Dienstleistungen, auf die sich der Auftrag bezieht, beauftragt worden sind und die betreffenden Unternehmen durch diese Verbindung für diesen Auftrag einen Vorteil besitzen, der die normalen Wettbewerbsbedingungen fälschen könnte. Im Sinne des vorliegenden Paragraphen ist ein «verbundenes Unternehmen» entweder ein Unternehmen, auf das eine in § 1 erwähnte Person unmittelbar oder mittelbar einen beherrschenden Einfluss ausüben kann, ein Unternehmen, das seinerseits einen beherrschenden Einfluss auf diese Person ausüben kann, oder ein Unternehmen, das ebenso wie diese Person dem beherrschenden Einfluss eines dritten Unternehmens unterliegt, sei es aufgrund der Eigentumsverhältnisse, der finanziellen Beteiligung oder der für das Unternehmen geltenden Vorschriften. Ein beherrschender Einfluss wird vermutet, wenn ein Unternehmen unmittelbar oder mittelbar: 1. die Mehrheit des gezeichneten Kapitals eines anderen Unternehmens besitzt oder 2. über die Mehrheit der Stimmrechte verfügt, die mit den Anteilen eines anderen Unternehmens verbunden sind, oder 3. mehr als die Hälfte der Mitglieder des Verwaltungs-, Leitungs- oder Aufsichtsorgans eines anderen Unternehmens bestellen kann. Bevor ein öffentlicher Auftraggeber jedoch aus diesem Grund Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote eines Unternehmens ablehnt, das im Sinne des vorliegenden Paragraphen verbunden ist, muss er das Unternehmen per Einschreiben auffordern, schriftlich schlüssige Nachweise beizubringen, anhand deren festgestellt werden kann, dass es trotz dieser Verbindung keinen Vorteil im Sinne des vorliegenden Artikels besitzt. Die Nachweise müssen auf den Bindungen des Unternehmens, dem Grad seiner Autonomie und allen Umständen, die Beweiskraft haben, beruhen. Anhand dieser Nachweise muss festgestellt werden können, dass der beherrschende Einfluss entweder nicht vorhanden ist oder keinerlei Auswirkung auf den betreffenden Auftrag hat. Sofern das Einschreiben keine längere Frist vorsieht, müssen die Nachweise dem betreffenden öffentlichen Auftraggeber binnen zwölf Kalendertagen ab dem Tag nach Absendung des Einschreibens übermittelt werden, um zulässig zu sein. Der Beweis der Versendung dieser Nachweise obliegt dem betreffenden Unternehmen. § 3 - Die Paragraphen 1 und 2 finden keine Anwendung auf: 1. öffentliche Aufträge, die sowohl die Erstellung als auch die Ausführung eines Projekts betreffen, 2. öffentliche Aufträge, die im Verhandlungsverfahren ohne Bekanntmachung bei Einleitung des Verfahrens im Sinne von Artikel 17 § 2 des Gesetzes vergeben werden.» Art. 3 - In denselben Königlichen Erlass wird ein Titel IIIbis mit folgendem Wortlaut eingefügt: «Titel IIIbis - Bedingungen für die Verwendung von elektronischen Mitteln Art. 81bis - Für die Anwendung des vorliegenden Erlasses ist beziehungsweise sind zu verstehen unter: 1. schriftlich oder Schriftstücken: aus Wörtern oder Ziffern gebildete Einheiten, die gelesen, wiedergegeben und anschließend übermittelt werden können. Diese Einheiten können Informationen enthalten, die durch elektronische Mittel übertragen oder gespeichert werden. Ein Schriftstück, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, kann brieflich, durch Boten oder anhand elektronischer Mittel versendet werden, 2. elektronischen Mitteln: Mittel, bei dem auf Geräte für die elektronische Verarbeitung (einschließlich digitaler Kompression) und Speicherung von Daten zurückgegriffen wird, wobei die Daten über Draht, über Funk beziehungsweise auf optischem oder anderem elektromagnetischen Wege gesendet, weitergeleitet und empfangen werden. Art. 81ter - Die elektronischen Mittel müssen mindestens gewährleisten: 1. dass elektronische Signaturen den Regeln des Gemeinschaftsrechts und des einzelstaatlichen Rechts über fortgeschrittene elektronische Signaturen, die auf einem qualifizierten Zertifikat beruhen und von einer sicheren Signaturerstellungseinheit erstellt worden sind, entsprechen, 2. dass der genaue Zeitpunkt des Eingangs beim Empfänger in einer auf elektronischem Wege versendeten Empfangsbestätigung automatisch festgelegt wird. Dies ist ausschließlich auf Versendungen anhand elektronischer Mittel anwendbar, ¨ bertragung, Austausch und Speicherung von Daten gewährleistet ist, 3. dass die Unversehrtheit bei U 4. dass nach vernünftigem Ermessen gewährleistet werden kann, dass niemand Zugang zu Teilnahmeanträgen beziehungsweise Angeboten haben kann, die vor Ablauf der Frist übermittelt werden, 5. dass im Fall eines Verstoßes gegen dieses Zugangsverbot nach vernünftigem Ermessen gewährleistet werden kann, dass der Verstoß gut aufspürbar ist,
53311
53312
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE ¨ ffnung von übermittelten Daten festlegen oder 6. dass nur ermächtigte Personen den genauen Zeitpunkt der O verschieben können, 7. dass der Zugang am festgelegten Tag und zur festgelegten Uhrzeit zur Gesamtheit oder zu einem Teil der übermittelten Daten in den verschiedenen Verfahrensstadien nur möglich ist, sofern die ermächtigten Personen gleichzeitig auftreten, 8. dass Daten über vorgelegte Teilnahmeanträge und Angebote, die in Anwendung der vorliegenden Anforderungen geöffnet worden sind, nur den zur Einsichtnahme ermächtigten Personen zugänglich bleiben, 9. dass die zu verwendenden Hilfsmittel und ihre technischen Merkmale, eventuelle Verschlüsselung einbegriffen, keine diskriminierende Wirkung haben und allen Betreffenden zugänglich sind. Sie werden in der Auftragsbekanntmachung oder im Sonderlastenheft beschrieben, 10. dass Schriftstücke, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind und die bei Eingang mit einem Computervirus infiziert sind oder ein anderes Schadprogramm enthalten, ohne Einsichtnahme in einem Sicherheitsarchiv abgespeichert werden können. Diese Schriftstücke werden dann als nicht empfangen betrachtet. Der Absender wird unverzüglich davon in Kenntnis gesetzt. Handelt es sich jedoch um Teilnahmeanträge beziehungsweise um Angebote und werden diese als nicht ordnungsgemäß betrachtet, darf der betreffende Bewerber beziehungsweise Submittent nicht vor dem äußersten Eingangsdatum davon in Kenntnis gesetzt werden. Die Voraussetzungen, die in den Nummern 1 bis 3 und 10 erwähnt werden, sind auf Bewerber, Submittenten und öffentliche Auftraggeber anwendbar, während die Voraussetzungen der Nummern 4 bis 9 öffentliche Auftraggeber in Bezug auf Teilnahmeanträge und Angebote betreffen. Art. 81quater - § 1 - In keinem Verfahrensstadium dürfen öffentliche Auftraggeber die Verwendung von elektronischen Mitteln auferlegen; gegenteilige Bestimmungen gelten als nicht geschrieben. ¨ ffentliche Auftraggeber legen je nach Fall in der zu veröffentlichenden Bekanntmachung oder im SonderlastenO heft fest, ob Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote ebenfalls anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise versendet werden dürfen. Teilnahmeanträge und Angebote können teilweise anhand elektronischer Mittel und teilweise in Papierform erstellt werden. Unbeschadet des Artikels 104 des vorliegenden Erlasses müssen sie dem betreffenden öffentlichen Auftraggeber vor dem äußersten Datum für den Eingang der Teilnahmeanträge beziehungsweise der Angebote zukommen. Bewerber beziehungsweise Submittenten und öffentliche Auftraggeber können in gleich welchem Verfahrensstadium nach Eingang der Teilnahmeanträge beziehungsweise der Angebote vereinbaren, ihre Schriftstücke anhand elektronischer Mittel zu erstellen beziehungsweise zu übermitteln. Diese Vereinbarung muss schriftlich getroffen werden und aus der Tatsache, dass eine Partei Unterlagen anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise auf elektronischem Wege übermittelt hat, darf nicht geschlossen werden, dass sie damit der Verwendung dieser Mittel zustimmt. Diese schriftliche Vereinbarung muss sich auf die zu verwendenden Hilfsmittel beziehen und die E-Mail-Adressen angeben, an die die Unterlagen, die auf elektronischem Wege versendet werden, übermittelt werden können. § 2 - Wird in einer Bestimmung des vorliegenden Erlasses festgelegt, dass ein Schriftstück per Telegramm, Fernschreiben oder Fernkopierer übermittelt werden kann oder muss, so kann dabei ebenfalls auf andere elektronische Mittel zurückgegriffen werden, sofern die Betreffenden dies gemäß § 1 Absatz 4 vereinbart haben. In diesem Fall und sofern die Versendung den Bestimmungen von Artikel 81ter genügt, muss sie nicht mehr brieflich bestätigt werden. Legt eine Bestimmung des vorliegenden Erlasses fest, dass eine Versendung per Einschreiben erfolgen oder auf diese Weise bestätigt werden muss, so kann dabei ebenfalls auf elektronische Mittel gemäß Artikel 81ter zurückgegriffen werden, sofern die Betreffenden dies gemäß § 1 Absatz 4 vereinbart haben. Der Versender muss das Datum der Versendung belegen können. Art. 81quinquies - Indem der Bewerber beziehungsweise der Submittent seinen Teilnahmeantrag beziehungsweise sein Angebot ganz oder teilweise auf elektronischem Wege einreicht beziehungsweise abgibt, akzeptiert er, dass die Daten gespeichert werden, die aus dem Betrieb des Gerätes zum Empfang seines Teilnahmeantrags beziehungsweise seines Angebots entstehen.» Art. 4 - In Artikel 89 desselben Erlasses wird Absatz 3 durch folgende Bestimmung ergänzt: «Die Bestimmungen des vorliegenden Absatzes sind nicht anwendbar, wenn das Angebot und seine Anlagen elektronisch signiert worden sind.» Art. 5 - In Artikel 94 desselben Erlasses wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «Für Angebote, die mit einer elektronischen Signatur versehen werden anhand eines Zertifikats, das einer juristischen Person ausgestellt wurde, die sich ausschließlich in ihrem Namen und für eigene Rechnung verpflichtet, ist keine zusätzliche Vollmacht vonnöten.» Art. 6 - Artikel 104 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1. Absatz 1, dessen Text § 1 bilden wird, wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «§ 1 - Angebote, die in Papierform erstellt worden sind, werden öffentlichen Auftraggebern brieflich oder durch Boten übermittelt. Sie werden in einen Briefumschlag gesteckt, der definitiv versiegelt wird und auf dem das Datum ¨ ffnung der Angebote, ein Verweis auf das Sonderlastenheft und gegebenenfalls die Nummern der der Sitzung für die O betreffenden Lose stehen. Werden sie als Einschreiben oder als gewöhnliche Post aufgegeben, wird der versiegelte Umschlag in einen zweiten Umschlag gesteckt, der geschlossen wird und auf dem die im Sonderlastenheft angegebene Anschrift und der Vermerk «Angebot» angegeben werden. Dieselben Bedingungen gelten für Angebote, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind, jedoch nicht auf elektronischem Wege versendet werden. ¨ bermittlung von Angeboten, die anhand elektronischer Mittel erstellt Die Versendung beziehungsweise die U worden sind, muss gemäß Artikel 81ter erfolgen.» 2. In Absatz 2 des niederländischen Textes wird das Wort «inschrijvingen» durch das Wort «offertes» ersetzt. 3. Die Absätze 2 und 3 des bestehenden Textes werden einen Paragraphen 2 bilden.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 7 - In Artikel 105 § 2 desselben Erlasses wird Nr. 2 wie folgt ergänzt: «Diese Bedingung ist nicht anwendbar, wenn auf elektronische Mittel gemäß Artikel 81ter zurückgegriffen wurde.» Art. 8 - Artikel 106 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1. In Absatz 2 Nr. 1 werden die Wörter «setzt der Vorsitzende der Sitzung einen Kasten mit den bereits eingegangenen Angeboten dort ab» durch die Wörter «setzt der Vorsitzende der Sitzung die bereits eingegangenen Angebote dort ab, die nicht auf elektronischem Wege übermittelt worden sind». 2. Absatz 2 Nr. 4 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: ¨ ffnung und «4. Danach werden alle eingegangenen Angebote geöffnet. Treten technische Schwierigkeiten auf, die O Auswertung der Angebote, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind, während der Sitzung unmöglich machen, werden diese gemäß dem Verfahren, das in Artikel 108 vorgesehen ist, zu einem späteren Zeitpunkt ausgewertet.» 3. In Absatz 2 wird Nr. 5 durch folgende Bestimmung ersetzt: ¨ nderungen «5. Angebote, zur Vermeidung der Nichtigkeit beizufügende Unterlagen und Schreiben in Bezug auf A und Rücknahmen, die nicht anhand elektronischer Mittel gemäß Artikel 81ter erstellt worden sind, werden Blatt für Blatt vom Vorsitzenden beziehungsweise von einem Beisitzer paraphiert. Ist ein Angebot anhand elektronischer Mittel gemäß Artikel 81ter erstellt worden, signiert der Vorsitzende beziehungsweise ein Beisitzer die verschiedenen vorerwähnten Unterlagen elektronisch. Der Vorsitzende verliest die Namen der Submittenten, ihren Wohnsitz und die Rücknahmen von Angeboten.» Art. 9 - In Artikel 108 Absatz 1 desselben Erlasses werden die Wörter «gemäß Artikel 104 Absatz 3 und Artikel 105 § 1 Absatz 4 berücksichtigt werden können» durch die Wörter «gemäß Artikel 104 § 2 und Artikel 105 § 1 Absatz 4 berücksichtigt werden können und Angebote, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind und die gemäß Artikel 106 Absatz 2 Nr. 4 während der Sitzung nicht geöffnet oder ausgewertet werden konnten» ersetzt. Art. 10 - Artikel 110 § 3 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999, wird wie folgt abgeändert: 1. In Absatz 1 wird zwischen den Wörtern «per Einschreiben auf,» und den Wörtern «die notwendigen Erläuterungen» das Wort «schriftlich» eingefügt und werden die Wörter «sofern das Aufforderungsschreiben keine längere Frist zulässt» durch die Wörter «sofern im Aufforderungsschreiben keine längere Frist vorgesehen ist» ersetzt. 2. Zwischen den Absätzen 1 und 2 wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut eingefügt: «Der Beweis der Versendung dieser Erläuterungen obliegt dem Submittenten.» Art. 11 - In Artikel 111 desselben Erlasses wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «Berichtigt ein öffentlicher Auftraggeber Fehler unmittelbar in einem Angebot, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, behält er eine Ausgangsversion des Angebots und achtet darauf, dass seine Berichtigungen klar ersichtlich und die ursprünglichen Angaben noch erkennbar sind. Er signiert seine Berichtigungen beziehungsweise die angepasste Version elektronisch gemäß Artikel 81ter.» Art. 12 - In Artikel 112 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999, wird ein § 5 mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «§ 5 - Bringt ein öffentlicher Auftraggeber Berichtigungen oder Verbesserungen unmittelbar in einem Angebot an, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, behält er eine Ausgangsversion des Angebots und achtet darauf, dass seine Berichtigungen beziehungsweise Verbesserungen klar ersichtlich und die ursprünglichen Angaben noch erkennbar sind. Er signiert seine Berichtigungen beziehungsweise die angepasste Version elektronisch gemäß Artikel 81ter.» Art. 13 - In Artikel 114 desselben Erlasses wird ein § 4 mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «§ 4 - Bringt ein öffentlicher Auftraggeber Berichtigungen oder Verbesserungen unmittelbar in einem Angebot an, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, behält er eine Ausgangsversion des Angebots und achtet darauf, dass seine Berichtigungen beziehungsweise Verbesserungen klar ersichtlich und die ursprünglichen Angaben noch erkennbar sind. Er signiert seine Berichtigungen beziehungsweise die angepasste Version elektronisch gemäß Artikel 81ter.» Art. 14 - Artikel 117 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999, wird wie folgt abgeändert: 1. In Absatz 2 werden nach den Wörtern «oder Fernkopierer» die Wörter «oder durch andere elektronische Mittel, falls die Betreffenden dies gemäß Artikel 81quater § 1 Absatz 4 vereinbart haben,» eingefügt. 2. In Absatz 3 werden nach den Wörtern «oder Fernkopierer» die Wörter «oder durch andere elektronische Mittel» eingefügt. Art. 15 - Artikel 122 desselben Erlasses, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 25. März 1999, 20. Juli 2000 und 22. April 2002, wird durch folgenden Absatz ergänzt: «Unbeschadet eines gegenteiligen Beschlusses des betreffenden öffentlichen Auftraggebers findet Titel IIIbis keine Anwendung auf Aufträge im Verhandlungsverfahren ohne Bekanntmachung im Sinne von Artikel 17 § 2 des Gesetzes. Die Bestimmungen dieses Titels finden jedoch Anwendung, wenn der Auftrag gemäß Absatz 1 Nr. 2 und 3 zustande kommt und der öffentliche Auftraggeber akzeptiert, dass das zu genehmigende Angebot anhand elektronischer Mittel erstellt werden kann.»
53313
53314
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE TITEL II — Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor ¨ berschrift von Titel III Kapitel IV des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 über öffentliche Art. 16 - Die U Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im ¨ berschrift ersetzt: «Verbot der Teilnahme an bestimmten Aufträgen». Telekommunikationssektor wird durch folgende U Art. 17 - Artikel 65 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999, wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «Art. 65 - § 1 - Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote für öffentliche Bau-, Liefer- oder Dienstleistungsaufträge, die von Personen eingereicht werden, die mit Forschung, Experimentierung, Untersuchung oder Entwicklung dieser Bauarbeiten, Lieferungen oder Dienstleistungen beauftragt worden sind, müssen abgelehnt werden, wenn die betreffenden Personen durch diese Leistungen einen Vorteil besitzen, der die normalen Wettbewerbsbedingungen fälschen könnte. Bevor ein öffentlicher Auftraggeber jedoch aus diesem Grund Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote dieser Personen ablehnt, muss er sie per Einschreiben auffordern, schriftlich schlüssige Nachweise beizubringen, anhand deren festgestellt werden kann, dass diese Personen keinen solchen Vorteil besitzen. Diese Formalität ist nicht notwendig, wenn die Nachweise bereits dem Teilnahmeantrag beziehungsweise dem Angebot beigefügt worden sind. Sofern das Einschreiben keine längere Frist vorsieht, müssen die Nachweise dem betreffenden öffentlichen Auftraggeber binnen zwölf Kalendertagen ab dem Tag nach Absendung des Einschreibens übermittelt werden, um zulässig zu sein. Der Beweis der Versendung dieser Nachweise obliegt der betreffenden Person. § 2 - Auch müssen Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote für öffentliche Aufträge, die von Unternehmen eingereicht werden, die mit einer in § 1 erwähnten Person verbunden sind, abgelehnt werden, sofern letztere im Vorfeld mit Forschung, Experimentierung, Untersuchung oder Entwicklung der Bauarbeiten, Lieferungen oder Dienstleistungen, auf die sich der Auftrag bezieht, beauftragt worden sind und die betreffenden Unternehmen durch diese Verbindung für diesen Auftrag einen Vorteil besitzen, der die normalen Wettbewerbsbedingungen fälschen könnte. Im Sinne des vorliegenden Paragraphen ist ein «verbundenes Unternehmen» entweder ein Unternehmen, auf das eine in § 1 erwähnte Person unmittelbar oder mittelbar einen beherrschenden Einfluss ausüben kann, ein Unternehmen, das seinerseits einen beherrschenden Einfluss auf diese Person ausüben kann, oder ein Unternehmen, das ebenso wie diese Person dem beherrschenden Einfluss eines dritten Unternehmens unterliegt, sei es aufgrund der Eigentumsverhältnisse, der finanziellen Beteiligung oder der für das Unternehmen geltenden Vorschriften. Ein beherrschender Einfluss wird vermutet, wenn ein Unternehmen unmittelbar oder mittelbar: 1. die Mehrheit des gezeichneten Kapitals eines anderen Unternehmens besitzt oder 2. über die Mehrheit der Stimmrechte verfügt, die mit den Anteilen eines anderen Unternehmens verbunden sind, oder 3. mehr als die Hälfte der Mitglieder des Verwaltungs-, Leitungs- oder Aufsichtsorgans eines anderen Unternehmens bestellen kann. Bevor ein öffentlicher Auftraggeber jedoch aus diesem Grund Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote eines Unternehmens ablehnt, das im Sinne des vorliegenden Paragraphen verbunden ist, muss er das Unternehmen per Einschreiben auffordern, schriftlich schlüssige Nachweise beizubringen, anhand deren festgestellt werden kann, dass es trotz dieser Verbindung keinen Vorteil im Sinne des vorliegenden Artikels besitzt. Die Nachweise müssen auf den Bindungen des Unternehmens, dem Grad seiner Autonomie und allen Umständen, die Beweiskraft haben, beruhen. Anhand dieser Nachweise muss festgestellt werden können, dass der beherrschende Einfluss entweder nicht vorhanden ist oder keinerlei Auswirkung auf den betreffenden Auftrag hat. Sofern das Einschreiben keine längere Frist vorsieht, müssen die Nachweise dem betreffenden öffentlichen Auftraggeber binnen zwölf Kalendertagen ab dem Tag nach Absendung des Einschreibens übermittelt werden, um zulässig zu sein. Der Beweis der Versendung dieser Nachweise obliegt dem betreffenden Unternehmen. § 3 - Die Paragraphen 1 und 2 finden keine Anwendung auf: 1. öffentliche Aufträge, die sowohl die Erstellung als auch die Ausführung eines Projekts betreffen, 2. öffentliche Aufträge, die im Verhandlungsverfahren ohne Bekanntmachung bei Einleitung des Verfahrens im Sinne von Artikel 39 § 2 des Gesetzes vergeben werden.» Art. 18 - In denselben Königlichen Erlass wird ein Titel IIIbis mit folgendem Wortlaut eingefügt: «Titel IIIbis - Bedingungen für die Verwendung von elektronischen Mitteln Art. 66bis - Für die Anwendung des vorliegenden Erlasses ist beziehungsweise sind zu verstehen unter: 1. schriftlich oder Schriftstücken: aus Wörtern oder Ziffern gebildete Einheiten, die gelesen, wiedergegeben und anschließend übermittelt werden können. Diese Einheiten können Informationen enthalten, die durch elektronische Mittel übertragen oder gespeichert werden. Ein Schriftstück, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, kann brieflich, durch Boten oder anhand elektronischer Mittel versendet werden, 2. elektronischen Mitteln: Mittel, bei dem auf Geräte für die elektronische Verarbeitung (einschließlich digitaler Kompression) und Speicherung von Daten zurückgegriffen wird, wobei die Daten über Draht, über Funk beziehungsweise auf optischem oder anderem elektromagnetischen Wege gesendet, weitergeleitet und empfangen werden. Art. 66ter - Die elektronischen Mittel müssen mindestens gewährleisten: 1. dass elektronische Signaturen den Regeln des Gemeinschaftsrechts und des einzelstaatlichen Rechts über fortgeschrittene elektronische Signaturen, die auf einem qualifizierten Zertifikat beruhen und von einer sicheren Signaturerstellungseinheit erstellt worden sind, entsprechen,
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE 2. dass der genaue Zeitpunkt des Eingangs beim Empfänger in einer auf elektronischem Wege versendeten Empfangsbestätigung automatisch festgelegt wird. Dies ist ausschließlich auf Versendungen anhand elektronischer Mittel anwendbar, ¨ bertragung, Austausch und Speicherung von Daten durch ein System 3. dass die Unversehrtheit bei U ¨ nderungen dieser Daten unmöglich macht, gewährleistet ist, das eine A 4. dass nach vernünftigem Ermessen gewährleistet werden kann, dass niemand Zugang zu Teilnahmeanträgen beziehungsweise Angeboten haben kann, die vor Ablauf der Frist übermittelt werden, 5. dass im Fall eines Verstoßes gegen dieses Zugangsverbot nach vernünftigem Ermessen gewährleistet werden kann, dass der Verstoß gut aufspürbar ist, ¨ ffnung von übermittelten Daten festlegen oder 6. dass nur ermächtigte Personen den genauen Zeitpunkt der O verschieben können, 7. dass der Zugang am festgelegten Tag und zur festgelegten Uhrzeit zur Gesamtheit oder zu einem Teil der übermittelten Daten in den verschiedenen Verfahrensstadien nur möglich ist, sofern die ermächtigten Personen gleichzeitig auftreten, 8. dass Daten über vorgelegte Teilnahmeanträge und Angebote, die in Anwendung der vorliegenden Anforderungen geöffnet worden sind, nur den zur Einsichtnahme ermächtigten Personen zugänglich bleiben, 9. dass die zu verwendenden Hilfsmittel und ihre technischen Merkmale, eventuelle Verschlüsselung einbegriffen, keine diskriminierende Wirkung haben und allen Betreffenden zugänglich sind. Sie werden in der Auftragsbekanntmachung oder im Sonderlastenheft beschrieben, 10. dass Schriftstücke, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind und die bei Eingang mit einem Computervirus infiziert sind oder ein anderes Schadprogramm enthalten, ohne Einsichtnahme in einem Sicherheitsarchiv abgespeichert werden können. Diese Schriftstücke werden dann als nicht empfangen betrachtet. Der Absender wird unverzüglich davon in Kenntnis gesetzt. Handelt es sich jedoch um Teilnahmeanträge beziehungsweise um Angebote und werden diese als nicht ordnungsgemäß betrachtet, darf der betreffende Bewerber beziehungsweise Submittent nicht vor dem äußersten Eingangsdatum davon in Kenntnis gesetzt werden. Die Voraussetzungen, die in den Nummern 1 bis 3 und 10 erwähnt werden, sind auf Bewerber, Submittenten und öffentliche Auftraggeber anwendbar, während die Voraussetzungen der Nummern 4 bis 9 öffentliche Auftraggeber in Bezug auf Teilnahmeanträge und Angebote betreffen. Art. 66quater - § 1 - In keinem Verfahrensstadium dürfen öffentliche Auftraggeber die Verwendung von elektronischen Mitteln auferlegen; gegenteilige Bestimmungen gelten als nicht geschrieben. ¨ ffentliche Auftraggeber legen je nach Fall in der zu veröffentlichenden Bekanntmachung oder im SonderlastenO heft fest, ob Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote ebenfalls anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise versendet werden dürfen. Teilnahmeanträge und Angebote können teilweise anhand elektronischer Mittel und teilweise in Papierform erstellt werden. Unbeschadet des Artikels 92 des vorliegenden Erlasses müssen sie dem betreffenden öffentlichen Auftraggeber vor dem äußersten Datum für den Eingang der Teilnahmeanträge beziehungsweise der Angebote zukommen. Bewerber beziehungsweise Submittenten und öffentliche Auftraggeber können in gleich welchem Verfahrensstadium nach Eingang der Teilnahmeanträge beziehungsweise der Angebote vereinbaren, ihre Schriftstücke anhand elektronischer Mittel zu erstellen beziehungsweise zu übermitteln. Diese Vereinbarung muss schriftlich getroffen werden und aus der Tatsache, dass eine Partei Unterlagen anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise auf elektronischem Wege übermittelt hat, darf nicht geschlossen werden, dass sie damit der Verwendung dieser Mittel zustimmt. Diese schriftliche Vereinbarung muss sich auf die zu verwendenden Hilfsmittel beziehen und die E-Mail-Adressen angeben, an die die Unterlagen, die auf elektronischem Wege versendet werden, übermittelt werden können. § 2 - Wird in einer Bestimmung des vorliegenden Erlasses festgelegt, dass ein Schriftstück per Telegramm, Fernschreiben oder Fernkopierer übermittelt werden kann oder muss, so kann dabei ebenfalls auf andere elektronische Mittel zurückgegriffen werden, sofern die Betreffenden dies gemäß § 1 Absatz 4 vereinbart haben. In diesem Fall und sofern die Versendung den Bestimmungen von Artikel 61ter [sic, zu lesen ist: 66ter] genügt, muss sie nicht mehr brieflich bestätigt werden. Legt eine Bestimmung des vorliegenden Erlasses fest, dass eine Versendung per Einschreiben erfolgen oder auf diese Weise bestätigt werden muss, so kann dabei ebenfalls auf elektronische Mittel gemäß Artikel 61ter [sic, zu lesen ist: 66ter] zurückgegriffen werden, sofern die Betreffenden dies gemäß § 1 Absatz 4 vereinbart haben. Der Versender muss das Datum der Versendung belegen können. Art. 66quinquies - Indem der Bewerber beziehungsweise der Submittent seinen Teilnahmeantrag beziehungsweise sein Angebot ganz oder teilweise auf elektronischem Wege einreicht beziehungsweise abgibt, akzeptiert er, dass die Daten gespeichert werden, die aus dem Betrieb des Gerätes zum Empfang seines Teilnahmeantrags beziehungsweise seines Angebots entstehen.» Art. 19 - In Artikel 77 desselben Erlasses wird Absatz 3 durch folgende Bestimmung ergänzt: «Die Bestimmungen des vorliegenden Absatzes sind nicht anwendbar, wenn das Angebot und seine Anlagen elektronisch signiert worden sind.» Art. 20 - In Artikel 82 desselben Erlasses wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «Für Angebote, die mit einer elektronischen Signatur versehen werden anhand eines Zertifikats, das einer juristischen Person ausgestellt wurde, die sich ausschließlich in ihrem Namen und für eigene Rechnung verpflichtet, ist keine zusätzliche Vollmacht vonnöten.»
53315
53316
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 21 - In Artikel 92 desselben Erlasses wird Absatz 1 durch folgende Absätze ersetzt: 1. Absatz 1, dessen Text § 1 bilden wird, wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «§ 1 - Angebote, die in Papierform erstellt worden sind, werden öffentlichen Auftraggebern brieflich oder durch Boten übermittelt. Sie werden in einen Briefumschlag gesteckt, der definitiv versiegelt wird und auf dem das Datum ¨ ffnung der Angebote, ein Verweis auf das Sonderlastenheft und gegebenenfalls die Nummern der der Sitzung für die O betreffenden Lose stehen. Werden sie als Einschreiben oder als gewöhnliche Post aufgegeben, wird der versiegelte Umschlag in einen zweiten Umschlag gesteckt, der geschlossen wird und auf dem die im Sonderlastenheft angegebene Anschrift und der Vermerk «Angebot» angegeben werden. Dieselben Bedingungen gelten für Angebote, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind, jedoch nicht auf elektronischem Wege versendet werden. ¨ bermittlung von Angeboten, die anhand elektronischer Mittel erstellt Die Versendung beziehungsweise die U worden sind, muss gemäß Artikel 66ter erfolgen.» 2. Die Absätze 2 und 3 des bestehenden Textes werden einen Paragraphen 2 bilden. Art. 22 - In Artikel 93 § 2 desselben Erlasses wird Nr. 2 wie folgt ergänzt: «Diese Bedingung ist nicht anwendbar, wenn auf elektronische Mittel gemäß Artikel 66ter zurückgegriffen wurde.» Art. 23 - Artikel 94 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1. In Absatz 2 Nr. 1 werden die Wörter «setzt der Vorsitzende der Sitzung einen Kasten mit den bereits eingegangenen Angeboten dort ab» durch die Wörter «setzt der Vorsitzende der Sitzung die bereits eingegangenen Angebote dort ab, die nicht auf elektronischem Wege übermittelt worden sind». 2. Absatz 2 Nr. 4 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: ¨ ffnung und «4. Danach werden alle eingegangenen Angebote geöffnet. Treten technische Schwierigkeiten auf, die O Auswertung der Angebote, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind, während der Sitzung unmöglich machen, werden diese gemäß dem Verfahren, das in Artikel 96 vorgesehen ist, zu einem späteren Zeitpunkt ausgewertet.» 3. In Absatz 2 wird Nr. 5 durch folgende Bestimmung ersetzt: ¨ nderungen «5. Angebote, zur Vermeidung der Nichtigkeit beizufügende Unterlagen und Schreiben in Bezug auf A und Rücknahmen, die nicht anhand elektronischer Mittel gemäß Artikel 66ter erstellt worden sind, werden Blatt für Blatt vom Vorsitzenden oder von einem Beisitzer paraphiert. Ist ein Angebot anhand elektronischer Mittel gemäß Artikel 66ter erstellt worden, signiert der Vorsitzende oder ein Beisitzer die verschiedenen vorerwähnten Unterlagen elektronisch. Der Vorsitzende verliest die Namen der Submittenten, ihren Wohnsitz und die Rücknahmen von Angeboten.» Art. 24 - In Artikel 96 Absatz 1 desselben Erlasses werden die Wörter «gemäß Artikel 92 Absatz 3 und Artikel 93 § 1 Absatz 4 berücksichtigt werden können» durch die Wörter «gemäß Artikel 92 § 2 und Artikel 93 § 1 Absatz 4 berücksichtigt werden können und Angebote, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind und die gemäß Artikel 94 Absatz 2 Nr. 4 während der Sitzung nicht geöffnet oder ausgewertet werden konnten» ersetzt. Art. 25 - Artikel 98 § 3 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999, wird wie folgt abgeändert: 1. In Absatz 1 wird zwischen den Wörtern «per Einschreiben auf,» und den Wörtern «die notwendigen Erläuterungen» das Wort «schriftlich» eingefügt und werden die Wörter «sofern das Aufforderungsschreiben keine längere Frist zulässt» durch die Wörter «sofern im Aufforderungsschreiben keine längere Frist vorgesehen ist» ersetzt. 2. Zwischen den Absätzen 1 und 2 wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut eingefügt: «Der Beweis der Versendung dieser Erläuterungen obliegt dem Submittenten.» Art. 26 - In Artikel 99 desselben Erlasses wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «Berichtigt ein öffentlicher Auftraggeber Fehler unmittelbar in einem Angebot, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, behält er eine Ausgangsversion des Angebots und achtet darauf, dass seine Berichtigungen klar ersichtlich und die ursprünglichen Angaben noch erkennbar sind. Er signiert seine Berichtigungen beziehungsweise die angepasste Version elektronisch gemäß Artikel 66ter.» Art. 27 - In Artikel 100 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 25. März 1999, wird ein § 5 mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «§ 5 - Bringt ein öffentlicher Auftraggeber Berichtigungen oder Verbesserungen unmittelbar in einem Angebot an, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, behält er eine Ausgangsversion des Angebots und achtet darauf, dass seine Berichtigungen beziehungsweise Verbesserungen klar ersichtlich und die ursprünglichen Angaben noch erkennbar sind. Er signiert seine Berichtigungen beziehungsweise die angepasste Version elektronisch gemäß Artikel 66ter.» Art. 28 - In Artikel 102 desselben Erlasses wird ein § 4 mit folgendem Wortlaut hinzugefügt: «§ 4 - Bringt ein öffentlicher Auftraggeber Berichtigungen oder Verbesserungen unmittelbar in einem Angebot an, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, behält er eine Ausgangsversion des Angebots und achtet darauf, dass seine Berichtigungen beziehungsweise Verbesserungen klar ersichtlich und die ursprünglichen Angaben noch erkennbar sind. Er signiert seine Berichtigungen beziehungsweise die angepasste Version elektronisch gemäß Artikel 66ter.» Art. 29 - Artikel 105 desselben Erlasses wird wie folgt abgeändert: 1. In Absatz 2 werden nach den Wörtern «oder Fernkopierer» die Wörter «oder durch andere elektronische Mittel, falls die Betreffenden dies gemäß Artikel 66quater § 1 Absatz 4 vereinbart haben,» eingefügt. 2. In Absatz 3 werden nach den Wörtern «oder Fernkopierer» die Wörter «oder durch andere elektronische Mittel» eingefügt.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 30 - Artikel 110 § 2 desselben Erlasses, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 25. März 1999, 20. Juli 2000 und 22. April 2002, wird durch folgenden Absatz vervollständigt: «Unbeschadet eines gegenteiligen Beschlusses des betreffenden öffentlichen Auftraggebers findet Titel IIIbis keine Anwendung auf Aufträge im Verhandlungsverfahren ohne Bekanntmachung im Sinne von Artikel 39 § 2 des Gesetzes. Die Bestimmungen dieses Titels finden jedoch Anwendung, wenn der Auftrag gemäß Absatz 1 Nr. 2 und 3 zustande kommt und der öffentliche Auftraggeber akzeptiert hat, dass das zu genehmigende Angebot anhand elektronischer Mittel erstellt werden kann.» TITEL III — Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 18. Juni 1996 über den Aufruf zum Wettbewerb im Rahmen der Europäischen Gemeinschaft für bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor Art. 31 - In den Königlichen Erlass vom 18. Juni 1996 über den Aufruf zum Wettbewerb im Rahmen der Europäischen Gemeinschaft für bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energieund Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor wird ein Kapitel IIIbis mit folgendem Wortlaut eingefügt: «Kapitel IIIbis - Bedingungen für die Verwendung von elektronischen Mitteln Art. 19bis - Für die Anwendung des vorliegenden Erlasses ist beziehungsweise sind zu verstehen unter: 1. schriftlich oder Schriftstücken: aus Wörtern oder Ziffern gebildete Einheiten, die gelesen, wiedergegeben und anschließend übermittelt werden können. Diese Einheiten können Informationen enthalten, die durch elektronische Mittel übertragen oder gespeichert werden. Ein Schriftstück, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, kann brieflich, durch Boten oder anhand elektronischer Mittel versendet werden, 2. elektronischen Mitteln: Mittel, bei dem auf Geräte für die elektronische Verarbeitung (einschließlich digitaler Kompression) und Speicherung von Daten zurückgegriffen wird, wobei die Daten über Draht, über Funk beziehungsweise auf optischem oder anderem elektromagnetischen Wege gesendet, weitergeleitet und empfangen werden. Art. 19ter - Die elektronischen Mittel müssen mindestens gewährleisten: 1. dass elektronische Signaturen den Regeln des Gemeinschaftsrechts und des einzelstaatlichen Rechts über fortgeschrittene elektronische Signaturen, die auf einem qualifizierten Zertifikat beruhen und von einer sicheren Signaturerstellungseinheit erstellt worden sind, entsprechen, 2. dass der genaue Zeitpunkt des Eingangs beim Empfänger in einer auf elektronischem Wege versendeten Empfangsbestätigung automatisch festgelegt wird. Dies ist ausschließlich auf Versendungen anhand elektronischer Mittel anwendbar, ¨ bertragung, Austausch und Speicherung von Daten gewährleistet ist, 3. dass die Unversehrtheit bei U 4. dass nach vernünftigem Ermessen gewährleistet werden kann, dass niemand Zugang zu Teilnahmeanträgen beziehungsweise Angeboten haben kann, die vor Ablauf der Frist übermittelt werden, 5. dass im Fall eines Verstoßes gegen dieses Zugangsverbot nach vernünftigem Ermessen gewährleistet werden kann, dass der Verstoß gut aufspürbar ist, ¨ ffnung von übermittelten Daten festlegen oder 6. dass nur ermächtigte Personen den genauen Zeitpunkt der O verschieben können, 7. dass der Zugang am festgelegten Tag und zur festgelegten Uhrzeit zur Gesamtheit oder zu einem Teil der übermittelten Daten in den verschiedenen Verfahrensstadien nur möglich ist, sofern die ermächtigten Personen gleichzeitig auftreten, 8. dass Daten über vorgelegte Teilnahmeanträge und Angebote, die in Anwendung der vorliegenden Anforderungen geöffnet worden sind, nur den zur Einsichtnahme ermächtigten Personen zugänglich bleiben, 9. dass die zu verwendenden Hilfsmittel und ihre technischen Merkmale, eventuelle Verschlüsselung einbegriffen, keine diskriminierende Wirkung haben und allen Betreffenden zugänglich sind. Sie werden in der Auftragsbekanntmachung oder im Sonderlastenheft beschrieben, 10. dass Schriftstücke, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind und die bei Eingang mit einem Computervirus infiziert sind oder ein anderes Schadprogramm enthalten, ohne Einsichtnahme in einem Sicherheitsarchiv abgespeichert werden können. Diese Schriftstücke werden dann als nicht empfangen betrachtet. Der Absender wird unverzüglich davon in Kenntnis gesetzt. Handelt es sich jedoch um Teilnahmeanträge beziehungsweise um Angebote und werden diese als nicht ordnungsgemäß betrachtet, darf der betreffende Bewerber beziehungsweise Submittent nicht vor dem äußersten Eingangsdatum davon in Kenntnis gesetzt werden. Die Voraussetzungen, die in den Nummern 1 bis 3 und 10 erwähnt werden, sind auf Bewerber, Submittenten und Auftraggeber anwendbar, während die Voraussetzungen der Nummern 4 bis 9 Auftraggeber in Bezug auf Teilnahmeanträge und Angebote betreffen. Art. 19quater - § 1 - In keinem Verfahrensstadium dürfen Auftraggeber die Verwendung von elektronischen Mitteln auferlegen; gegenteilige Bestimmungen gelten als nicht geschrieben. Auftraggeber legen je nach Fall in der zu veröffentlichenden Bekanntmachung oder im Sonderlastenheft fest, ob Teilnahmeanträge beziehungsweise Angebote ebenfalls anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise versendet werden dürfen. Teilnahmeanträge und Angebote können teilweise anhand elektronischer Mittel und teilweise in Papierform erstellt werden. Sie müssen dem betreffenden Auftraggeber vor dem äußersten Datum für den Eingang der Teilnahmeanträge beziehungsweise der Angebote zukommen. Bewerber beziehungsweise Submittenten und Auftraggeber können in gleich welchem Verfahrensstadium nach Eingang der Teilnahmeanträge beziehungsweise der Angebote vereinbaren, ihre Schriftstücke anhand elektronischer Mittel zu erstellen beziehungsweise zu übermitteln. Diese Vereinbarung muss schriftlich getroffen werden und aus der Tatsache, dass eine Partei Unterlagen anhand elektronischer Mittel erstellt beziehungsweise auf elektronischem Wege übermittelt hat, darf nicht geschlossen werden, dass sie damit der Verwendung dieser Mittel zustimmt. Diese schriftliche Vereinbarung muss sich auf die zu verwendenden Hilfsmittel beziehen und die E-Mail-Adressen angeben, an die die Unterlagen, die auf elektronischem Wege versendet werden, übermittelt werden können.
53317
53318
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE § 2 - Wird in einer Bestimmung des vorliegenden Erlasses festgelegt, dass ein Schriftstück per Telegramm, Fernschreiben oder Fernkopierer übermittelt werden kann oder muss, so kann dabei ebenfalls auf andere elektronische Mittel zurückgegriffen werden, sofern die Betreffenden dies gemäß Absatz 1 [sic, zu lesen ist: § 1Absatz 4] vereinbart haben. In diesem Fall und sofern die Versendung den Bestimmungen von Artikel 19ter genügt, muss sie nicht mehr brieflich bestätigt werden. Legt eine Bestimmung des vorliegenden Erlasses fest, dass eine Versendung per Einschreiben erfolgen oder auf diese Weise bestätigt werden muss, so kann dabei ebenfalls auf elektronische Mittel gemäß Artikel 19ter zurückgegriffen werden, sofern die Betreffenden dies gemäß Absatz 1 [sic, zu lesen ist: § 1 Absatz 4] vereinbart haben. Der Versender muss das Datum der Versendung belegen können. Art. 19quinquies - Indem der Bewerber beziehungsweise der Submittent seinen Teilnahmeantrag beziehungsweise sein Angebot ganz oder teilweise auf elektronischem Wege einreicht beziehungsweise abgibt, akzeptiert er, dass die Daten gespeichert werden, die aus dem Betrieb des Gerätes zum Empfang seines Teilnahmeantrags beziehungsweise seines Angebots entstehen.» TITEL IV — Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 26. September 1996 zur Festlegung der allgemeinen Regeln für die Ausführung öffentlicher Aufträge und öffentlicher Baukonzessionen Art. 32 - Ein Artikel 3bis mit folgendem Wortlaut wird in den Königlichen Erlass vom 26. September 1996 zur Festlegung der allgemeinen Regeln für die Ausführung öffentlicher Aufträge und öffentlicher Baukonzessionen eingefügt: «Art. 3bis - Für die Anwendung des vorliegenden Erlasses ist beziehungsweise sind zu verstehen unter: 1. schriftlich oder Schriftstücken: aus Wörtern oder Ziffern gebildete Einheiten, die gelesen, wiedergegeben und anschließend übermittelt werden können. Diese Einheiten können Informationen enthalten, die durch elektronische Mittel übertragen oder gespeichert werden. Ein Schriftstück, das anhand elektronischer Mittel erstellt worden ist, kann brieflich, durch Boten oder anhand elektronischer Mittel versendet werden, 2. elektronischen Mitteln: Mittel, bei dem auf Geräte für die elektronische Verarbeitung (einschließlich digitaler Kompression) und Speicherung von Daten zurückgegriffen wird, wobei die Daten über Draht, über Funk beziehungsweise auf optischem oder anderem elektromagnetischen Wege gesendet, weitergeleitet und empfangen werden.» Art. 33 - Ein Artikel 3ter mit folgendem Wortlaut wird in denselben Erlass eingefügt: «Art. 3ter - Im Sonderlastenheft darf dem Auftragnehmer die Verwendung von elektronischen Mitteln nicht ¨ ffentliche Auftraggeber und Auftragnehauferlegt werden; gegenteilige Bestimmungen gelten als nicht geschrieben. O mer können jedoch schriftlich vereinbaren, ihre Schriftstücke anhand elektronischer Mittel zu erstellen beziehungsweise auf elektronischem Wege zu übermitteln. Sie müssen sich dabei auf die zu verwendenden Hilfsmittel einigen, die E-Mail-Adressen angeben, an die die auf diesem Wege versendeten Unterlagen übermittelt werden können und übereinkommen, dass der genaue Zeitpunkt des Eingangs beim Empfänger automatisch in einer Empfangsbestätigung festgelegt wird, die auf elektronischem Wege versendet wird. Schreibt eine Bestimmung des vorliegenden Erlasses die Versendung per Einschreiben vor, so kann diese durch ¨ bermittlung ersetzt werden, wobei die Unterlagen mit einer elektronischen Signatur versehen sein elektronische U müssen, die den Regeln des Gemeinschaftsrechts und des einzelstaatlichen Rechts über fortgeschrittene elektronische Signaturen, die auf einem qualifizierten Zertifikat beruhen und von einer sicheren Signaturerstellungseinheit erstellt worden sind, entsprechen. Diese Bestimmung ist nicht anwendbar, wenn die Parteien eine Vereinbarung gemäß Absatz 1 getroffen haben. Art. 34 - Ein Artikel 3quater mit folgendem Wortlaut wird in denselben Erlass eingefügt: «Art. 3quater - Schriftstücke, die anhand elektronischer Mittel erstellt worden sind und die bei Eingang mit einem Computervirus infiziert sind oder ein anderes Schadprogramm enthalten, können ohne vorherige Einsichtnahme in einem Sicherheitsarchiv abgespeichert werden. Diese Schriftstücke werden dann als nicht empfangen betrachtet. Der Absender wird unverzüglich davon in Kenntnis gesetzt.» Art. 35 - Vorliegender Erlass tritt am 1. Mai 2004 in Kraft. Vor diesem Datum veröffentlichte öffentliche Aufträge oder Aufträge, für die die Aufforderungen zur Angebotsabgabe oder zur Einreichung einer Bewerbung in Ermangelung der Veröffentlichung einer Bekanntmachung vor diesem Datum versendet worden sind, unterliegen weiterhin den Gesetzes- und Verordnungsbestimmungen, die zum Zeitpunkt der Bekanntmachung beziehungsweise der Aufforderung gültig waren. Art. 36 - Unser Premierminister ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.
Gegeben zu Brüssel, den 18. Februar 2004
ALBERT Von Königs wegen: Der Premierminister G. VERHOFSTADT Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 5 juni 2004.
Vu pour être annexé à Notre arrêté du 5 juin 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Le Ministre de l’Intérieur, P. DEWAEL
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53319
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR
N. 2004 — 2518 [C − 2004/00311] 5 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 tot bepaling van standaardformulieren voor de overheidsopdrachten die niet onderworpen zijn aan de Europese bekendmaking
F. 2004 — 2518 [C − 2004/00311] 5 JUIN 2004. — Arrêté royal établissant la traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 29 février 2004 déterminant des formulaires standards pour les marchés publics non soumis à la publicité européenne
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen bij de wet van 18 juli 1990; Gelet op het ontwerp van officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 tot bepaling van standaardformulieren voor de overheidsopdrachten die niet onderworpen zijn aan de Europese bekendmaking, opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling bij het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy; Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone, notamment l’article 76, § 1er, 1°, et § 3, remplacé par la loi du 18 juillet 1990; Vu le projet de traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 29 février 2004 déterminant des formulaires standards pour les marchés publics non soumis à la publicité européenne, établi par le Service central de traduction allemande auprès du Commissariat d’arrondissement adjoint à Malmedy; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Intérieur, Nous avons arrêté et arrêtons :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De bij dit besluit gevoegde tekst is de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 tot bepaling van standaardformulieren voor de overheidsopdrachten die niet onderworpen zijn aan de Europese bekendmaking.
Article 1er. Le texte annexé au présent arrêté constitue la traduction officielle en langue allemande de l’arrêté royal du 29 février 2004 déterminant des formulaires standard pour les marchés publics non soumis à la publicité européenne.
Art. 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 2. Notre Ministre de l’Intérieur est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.
Donné à Bruxelles, le 5 juin 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Le Ministre de l’Intérieur, P. DEWAEL
Bijlage — Annexe
FO } DERALER O } FFENTLICHER DIENST KANZLEI DES PREMIERMINISTERS 29. FEBRUAR 2004 — Königlicher Erlass zur Festlegung von Standardvordrucken für öffentliche Aufträge, die der europäischen Bekanntmachung nicht unterliegen ¨ NIG BERICHT AN DEN KO Sire,
durch den vorliegenden Entwurf eines Königlichen Erlasses werden in die Königlichen Erlasse vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen und 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor Standardvordrucke für die Bekanntmachung von öffentlichen Aufträgen und Baukonzessionen, die nur in Belgien der Bekanntmachung unterliegen, eingefügt. Es sei darauf hingewiesen, dass bei der Umsetzung der Richtlinie 2001/78/EG vom 13. September 2001 im Königlichen Erlass vom 22. April 2002 bereits solche Bekanntmachungsmuster für öffentliche Aufträge, die der europäischen Bekanntmachung unterliegen, festgelegt worden sind. Bei dieser Umsetzung war in den vorerwähnten Erlassen präzisiert worden, dass die europäischen Bekanntmachungsmuster ebenfalls für Aufträge benutzt werden können, die nur in Belgien der Bekanntmachung unterliegen, vorausgesetzt, dass zumindest die in den Vorschriften vorgesehenen relevanten Rubriken ausgefüllt sind. Daraus folgt also, dass öffentliche Auftraggeber für Aufträge, die der europäischen Bekanntmachung nicht unterliegen, momentan die Wahl haben zwischen der Verwendung des europäischen Musters und der Erstellung einer eigenen Bekanntmachung, die ihren Anforderungen entspricht. Im Rahmen der Verwaltungsmodernisierung werden öffentliche Auftraggeber nun aber in naher Zukunft Auftragsbekanntmachungen, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht werden sollen, nicht nur per Brief oder Fax, sondern auch auf elektronischem Wege übermitteln können. Wollen öffentliche Auftraggeber und Unternehmen ¨ bertragungsart voll ausschöpfen, müssen einerseits Standardbekanntmachungsmuster für die Vorzüge dieser neuen U Aufträge, die nur in Belgien der Bekanntmachung unterliegen, erstellt werden und muss andererseits die Verwendung dieser Muster auferlegt werden. Diese entsprechen hinsichtlich der Struktur den europäischen Mustern. Die auszufüllenden Rubriken sind allerdings stark vereinfacht worden und enthalten nur noch Angaben, die für die ausreichende Information der Unternehmen unerlässlich sind.
53320
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Um den öffentlichen Auftraggebern zu ermöglichen, sich der Verwendung der neuen Muster anzupassen, wurde das Datum für das In-Kraft-Treten auf den 1. September 2004 festgelegt. Die vorliegenden Muster sind dann verbindlich für Aufträge, deren Bekanntmachungen ab diesem Datum zur Veröffentlichung versendet werden. ¨ ffentliche Auftraggeber dürfen die vorliegenden Standardvordrucke jedoch bereits vor In-Kraft-Treten verwenden, O sofern sie zumindest alle relevanten Auskünfte erteilen, die in den momentan gültigen Rechtsvorschriften vorgesehen sind. Den vom Staatsrat formulierten Bemerkungen ist Rechnung getragen worden. Ich habe die Ehre, Sire, der ehrerbietige und getreue Diener Eurer Majestät zu sein. Der Premierminister G. VERHOFSTADT
29. FEBRUAR 2004 — Königlicher Erlass zur Festlegung von Standardvordrucken für öffentliche Aufträge, die der europäischen Bekanntmachung nicht unterliegen ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruß! Aufgrund des Gesetzes vom 24. Dezember 1993 über öffentliche Aufträge und bestimmte Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge, insbesondere der Artikel 14, 21 und 59 § 1, ersetzt durch den Königlichen Erlass vom 18. Juni 1996; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 8. November 1998, 25. März 1999 und 20. Juli 2000, den Ministeriellen Erlass vom 4. Dezember 2001 und den Königlichen Erlass vom 22. April 2002; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor, abgeändert durch die Königlichen Erlasse vom 8. November 1998, 25. März 1999 und 20. Juli 2000, den Ministeriellen Erlass vom 4. Dezember 2001 und den Königlichen Erlass vom 22. April 2002; ¨ ffentlichen Aufträge vom 23. Dezember 2002; Aufgrund der Stellungnahme der Kommission für die O Aufgrund der Stellungnahme des Finanzinspektors vom 28. Januar 2003; Aufgrund des Beschlusses des Ministerrates in Bezug auf den Antrag auf Begutachtung seitens des Staatsrates innerhalb einer Frist von höchstens einem Monat; Aufgrund des Gutachtens Nr. 34.872/1 des Staatsrates vom 13. März 2003, abgegeben in Anwendung von Artikel 84 Absatz 1 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat; Auf Vorschlag Unseres Premierministers und aufgrund der Stellungnahme Unserer Minister, die im Rat darüber beraten haben, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: KAPITEL I — Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen Artikel 1 - In Artikel 12 des Königlichen Erlasses vom 8. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge und öffentliche Baukonzessionen, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Absätze 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 6 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» Art. 2 - Artikel 14 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 1 werden die Absätze 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 6 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.»
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE 2. In § 2 wird Absatz 2 durch folgende Bestimmung ersetzt: «Diese Bekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt.» Art. 3 - In Artikel 38 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Absätze 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 6 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» Art. 4 - Artikel 40 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 1 werden die Absätzen 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 6 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» 2. In § 2 wird Absatz 2 durch folgende Bestimmung ersetzt: «Diese Bekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt.» Art. 5 - In Artikel 64 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Absätze 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 6 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» Art. 6 - Artikel 66 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 1 werden die Absätzen 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 6 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» 2. In § 2 wird Absatz 2 durch folgende Bestimmung ersetzt: «Diese Bekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt.» Art. 7 - Artikel 76 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 3 werden die Wörter «nach demselben Bekanntmachungsmuster» gestrichen. 2. Paragraph 4 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «§ 4 - Die Projektwettbewerbsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 3 Buchstabe A zu vorliegendem Erlass erstellt, wenn der Wettbewerb der europäischen Bekanntmachung unterliegt, beziehungsweise gemäß dem Muster in Anlage 8, wenn dies nicht der Fall ist.»
53321
53322
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 8 - In Artikel 125 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Wörter «in Anlage 4 Buchstabe A» durch die Wörter «in Anlage 9″ ersetzt. Art. 9 - Demselben Erlass, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Anlagen 6, 7, 8 und 9 in Anlage 1 zu vorliegendem Erlass beigefügt. KAPITEL II — Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor Art. 10 - In Artikel 11 des Königlichen Erlasses vom 10. Januar 1996 über öffentliche Bau-, Liefer- und Dienstleistungsaufträge im Bereich der Wasser-, Energie- und Verkehrsversorgung sowie im Telekommunikationssektor, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Absätze 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» Art. 11 - Artikel 13 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 1 werden die Absätzen 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» 2. In § 3 wird Absatz 2 durch folgende Bestimmung ersetzt: «Diese Bekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 8 zu vorliegendem Erlass erstellt.» Art. 12 - In Artikel 33 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Absätze 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» Art. 13 - Artikel 35 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 1 werden die Absätzen 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» 2. In § 3 wird Absatz 2 durch folgende Bestimmung ersetzt: «Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 8 zu vorliegendem Erlass erstellt.»
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 14 - In Artikel 54 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Absätzen 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» Art. 15 - Artikel 56 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 1 werden die Absätze 2 und 3 durch folgende Bestimmungen ersetzt: «In dieser Auftragsbekanntmachung ist der Tag ihrer Absendung an den Anzeiger der Ausschreibungen anzugeben. Der öffentliche Auftraggeber muss den Tag ihrer Absendung nachweisen können. Diese Auftragsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 7 zu vorliegendem Erlass erstellt. Nur die Bekanntmachung, die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlicht wird, gilt als amtliche Veröffentlichung. Es darf keine Veröffentlichung vor dem Tag der Absendung der Bekanntmachung erfolgen. In jeder anderen Veröffentlichung dürfen nur die im Anzeiger der Ausschreibungen veröffentlichten Angaben angegeben werden.» 2. In § 3 wird Absatz 2 durch folgende Bestimmung ersetzt: «Diese Bekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 8 zu vorliegendem Erlass erstellt.» Art. 16 - Artikel 63 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, wird wie folgt abgeändert: 1. In § 3 werden die Wörter «nach demselben Bekanntmachungsmuster» gestrichen. 2. Paragraph 4 wird durch folgende Bestimmung ersetzt: «§ 4 - Die Projektwettbewerbsbekanntmachung wird gemäß dem Bekanntmachungsmuster in Anlage 3 Buchstabe A zu vorliegendem Erlass erstellt, wenn der Wettbewerb der europäischen Bekanntmachung unterliegt, beziehungsweise gemäß dem Muster in Anlage 9, wenn dies nicht der Fall ist.» Art. 17 - Demselben Erlass, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 22. April 2002, werden die Anlagen 7, 8 und 9 in Anlage 2 zu vorliegendem Erlass beigefügt. ¨ ffentliche Aufträge, deren Bekanntmachungen Art. 18 - Vorliegender Erlass tritt am 1. September 2004 in Kraft. O bereits vor diesem Datum zur Veröffentlichung an den Anzeiger der Ausschreibungen gesendet worden sind, unterliegen den Verordnungsbestimmungen, die zum Zeitpunkt der Versendung gültig waren. Art. 19 - Unser Premierminister ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.
Gegeben zu Brüssel, den 29. Februar 2004
ALBERT Von Königs wegen:
Der Premierminister G. VERHOFSTADT
53323
53324
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53325
53326
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53327
53328
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53329
53330
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53331
53332
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53333
53334
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53335
53336
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53337
53338
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53339
53340
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53341
53342
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53343
53344
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gesehen, um Unseren Erlass vom 29. Februar 2004 beigefügt zu werden.
ALBERT Von Königs wegen: Der Premierminister, G. VERHOFSTADT
53345
53346
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53347
53348
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53349
53350
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53351
53352
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53353
53354
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53355
53356
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53357
53358
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53359
53360
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53361
53362
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gesehen, um Unseren Erlass vom 29. Februar 2004 beigefügt zu werden.
ALBERT Von Königs wegen: Der Premierminister G. VERHOFSTADT Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 5 juni 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Vu pour être annexé à Notre arrêté du 5 juin 2004.
ALBERT Par le Roi : Le Ministre de l’Intérieur, P. DEWAEL
53363
53364
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES
N. 2004 — 2519 [C − 2004/03262] 17 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot erkenning van culturele instellingen voor de toepassing van artikel 104, 3°, d, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (1)
F. 2004 — 2519 [C − 2004/03262] 17 JUIN 2004. — Arrêté royal portant agrément d’institutions culturelles pour l’application de l’article 104, 3°, d, du Code des impôts sur les revenus 1992 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 104, 3°, d, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998; Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op artikel 58, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 oktober 2000; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2004; Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 16 april 2004; Op de voordracht van Onze Minister van Financiën,
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu le Code des impôts sur les revenus 1992, notamment l’article 104, 3°, d, modifié par la loi du 22 décembre 1998; Vu l’AR/CIR 92, notamment l’article 58, modifié par l’arrêté royal du 16 octobre 2000; Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 2 avril 2004;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 16 avril 2004; Sur la proposition de Notre Ministre des Finances, Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. Voor de toepassing van artikel 104, 3°, d, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, worden erkend :
Article 1er. Pour l’application de l’article 104, 3°, d, du Code des impôts sur les revenus 1992, modifié par la loi du 22 décembre 1998, sont agréées :
1° voor de kalenderjaren 2001, 2002, 2003 en 2004, de culturele instelling vermeld in rubriek 1 van de bijlage van dit besluit;
1° pour les années 2001, 2002, 2003 et 2004, l’institution culturelle reprise à la rubrique 1 de l’annexe au présent arrêté;
2° voor de kalenderjaren 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006, de culturele instelling vermeld in rubriek 2 van de bijlage van dit besluit;
2° pour les années 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 et 2006, l’institution culturelle reprise à la rubrique 2 de l’annexe au présent arrêté;
3° voor de kalenderjaren 2002 en 2003, de culturele instelling vermeld in rubriek 3 van de bijlage van dit besluit;
3° pour les années 2002 et 2003, l’institution culturelle reprise à la rubrique 3 de l’annexe au présent arrêté;
4° voor de kalenderjaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007, de culturele instellingen vermeld in rubriek 4 van de bijlage van dit besluit;
4° pour les années 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 et 2007, les institutions culturelles reprises à la rubrique 4 de l’annexe au présent arrêté;
5° voor de kalenderjaren 2003 en 2004, de culturele instellingen vermeld in rubriek 5 van de bijlage van dit besluit;
5° pour les années 2003 et 2004, les institutions culturelles reprises à la rubrique 5 de l’annexe au présent arrêté;
6° voor de kalenderjaren 2003, 2004, 2005 en 2006, de culturele instellingen vermeld in rubriek 6 van de bijlage van dit besluit;
6° pour les années 2003, 2004, 2005 et 2006, les institutions culturelles reprises à la rubrique 6 de l’annexe au présent arrêté;
7° voor de kalenderjaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008, de culturele instelling vermeld in rubriek 7 van de bijlage van dit besluit;
7° pour les années 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 et 2008, l’institution culturelle reprise à la rubrique 7 de l’annexe au présent arrêté;
8° voor de kalenderjaren 2004, 2005, 2006 en 2007, de culturele instellingen vermeld in rubriek 8 van de bijlage van dit besluit;
8° pour les années 2004, 2005, 2006 et 2007, les institutions culturelles reprises à la rubrique 8 de l’annexe au présent arrêté;
9° voor de kalenderjaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009, de culturele instelling vermeld in rubriek 9 van de bijlage van dit besluit.
9° pour les années 2004, 2005, 2006, 2007, 2008 et 2009, l’institution culturelle reprise à la rubrique 9 de l’annexe au présent arrêté.
Art. 2. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 2. Notre Ministre des Finances est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 17 juni 2004.
Donné à Bruxelles, le 17 juin 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Le Ministre des Finances, D. REYNDERS
Nota
Note
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad. Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992. Wet van 22 februari 1995, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1995. Wet van 2 april 1996, Belgisch Staatsblad van 4 juni 1996. Wet van 4 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1997. Wet van 14 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 3 september 1997. Wet van 12 juni 1998, Belgisch Staatsblad van 26 september 1998 (2e editie). Wet van 22 december 1998, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1999. Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993. Koninklijk besluit van 12 augustus 1994, Belgisch Staatsblad van 10 september 1994. Koninklijk besluit van 9 januari 1996, Belgisch Staatsblad van 6 februari 1996. Koninklijk besluit van 29 oktober 1998, Belgisch Staatsblad van 17 november 1998. Koninklijk besluit van 9 november 1999, Belgisch Staatsblad van 17 december 1999 (3e editie).
(1) Références au Moniteur belge. Code des impôts sur les revenus 1992, arrêté royal du 10 avril 1992, Moniteur belge du 30 juillet 1992. Loi du 22 février 1995, Moniteur belge du 31 mars 1995. Loi du 2 avril 1996, Moniteur belge du 4 juin 1996. Loi du 4 juin 1997, Moniteur belge du 30 juillet 1997. Loi du 14 juillet 1997, Moniteur belge du 3 septembre 1997. Loi du 12 juin 1998, Moniteur belge du 26 septembre 1998 (2e édition). Loi du 22 décembre 1998, Moniteur belge du 15 janvier 1999. Arrêté royal du 27 août 1993 d’exécution du Code des impôts sur les revenus 1992, Moniteur belge du 13 septembre 1993. Arrêté du 12 août 1994, Moniteur belge du 10 septembre 1994. Arrêté royal du 9 janvier 1996, Moniteur belge du 6 février 1996. Arrêté royal du 29 octobre 1998, Moniteur belge du 17 novembre 1998. Arrêté royal du 9 novembre 1999, Moniteur belge du 17 décembre 1999 (3e édition).
53365
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Bijlage bij het koninklijk besluit van 17 juni 2004
Annexe à l’arrêté royal du 17 juin 2004
Rubriek 1 (2001-2002-2003-2004) De Vrienden van de Munt - Les Amis de la Monnaie, A.S.B.L., rue Léopold 4, 1000 Bruxelles. Rubriek 2 (2001-2002-2003-2004-2005-2006) Orchestre royal de Chambre de Wallonie, V.Z.W., Jardin du Mayeur, 7000 Mons. Rubriek 3 (2002-2003) Pour la Suppression des Expériences sur l’Animal vivant, V.Z.W., rue Saint-Nicolas 84, bus 2, 5000 Namur. Rubriek 4 (2002-2003-2004-2005-2006-2007) Maison de la Métallurgique de Liège – Centre de Culture technique et industrielle, V.Z.W., boulevard Poincaré 17, 4020 Liège. Mouvement contre le Racisme, l’Antisémitisme et la Xénophobie, V.Z.W., Poststraat 37, 1210 Brussel. Rubriek 5 (2003-2004) L’Eté musical d’Horrues, VZ.W., place de la Victoire 11, 7090 Braine-le Comte. Les Musées de Liège, V.Z.W., Féronstrée 92, 4000 Liège. Rubriek 6 (2003-2004-2005-2006) Musée de la Vie wallonne, Instelling van openbaar nut, Cour des Mineurs, 4000 Liège. Tremplins, V.Z.W., Meiboomstraat 14, 1000 Brussel. Rubriek 7 (2003-2004-2005-2006-2007-2008) Qualité – Village – Wallonie, V.Z.W., Turlurette 10, 4861 Soiron. Rubriek 8 (2004-2005-2006-2007) Fondation Folon, E.U.P., drève de la Ramée, 1310 La Hulpe. Fondation Maurice Guillaume, A.S.B.L., Rue Taïenne 3, 6250 AiseauPresles. Vlaamse Dienst Autisme, V.Z.W., Groot Begijnhof 14, 9040 SintAmandsberg. Rubriek 9 (2004-2005-2006-2007-2008-2009) Lire et Ecrire, V.Z.W., Dansaertstraat 2A, 1000 Brussel. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2004.
Rubrique 1 (2001-2002-2003-2004) Les Amis de la Monnaie - De Vrienden van de Munt - V.Z.W., Leopoldstraat 4, 1000 Brussel. Rubrique 2 (2001-2002-2003-2004-2005-2006) Orchestre royal de Chambre de Wallonie, A.S.B.L., Jardin du Mayeur, 7000 Mons. Rubrique 3 (2002-2003) Pour la Suppression des Expériences sur l’Animal vivant, A.S.B.L., rue Saint-Nicolas, 84 bte 2, 5000 Namur. Rubrique 4 (2002-2003-2004-2005-2006-2007) Maison de la Métallurgique de Liège – Centre de Culture technique et industrielle, A.S.B.L., boulevard Poincaré 17, 4020 Liège. Mouvement contre le Racisme, l’Antisémitisme et la Xénophobie, A.S.B.L., rue de la Poste 37, 1210 Bruxelles. Rubrique 5 (2003-2004) L’Eté musical d’Horrues, A.S.B.L., place de la Victoire 11, 7090 Braine-le Comte. Les Musées de Liège, A.S.B.L., Féronstrée 92, 4000 Liège. Rubrique 6 (2003-2004-2005-2006) Musée de la Vie wallonne, établissement d’utilité publique, Cour des Mineurs, 4000 Liège. Tremplins, A.S.B.L, rue du Meiboom 14, 1000 Bruxelles. Rubrique 7 (2003-2004-2005-2006-2007-2008) Qualité – Village – Wallonie, A.S.B.L., Turlurette 10, 4861 Soiron. Rubrique 8 (2004-2005-2006-2007) Fondation Folon, E.U.P., drève de la Ramée, 1310 La Hulpe. Fondation Maurice Guillaume, A.S.B.L., rue Taïenne 3, 6250 AiseauPresles. Vlaamse Dienst Autisme, A.S.B.L., Groot Begijnhof 14, 9040 SintAmandsberg. Rubrique 9 (2004-2005-2006-2007-2008-2009) Lire et Ecrire, A.S.B.L., rue A. Dansaert 2A, 1000 Bruxelles. Vu pour être annexé à notre arrêté du 17 juin 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Le Ministre des Finances, D. REYNDERS
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID N. 2004 — 2520
[C − 2004/22002]
7 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 2002 tot vaststelling van de forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de specifieke kosten van de diensten thuisverpleging en van de voorwaarden voor het toekennen van die tegemoetkoming ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE F. 2004 — 2520
[C − 2004/22002]
7 JUIN 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 16 avril 2002 fixant l’intervention forfaitaire de l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités pour les coûts spécifiques des services de soins infirmiers à domicile et les conditions d’octroi de cette intervention
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 37, § 13, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001;
Vu la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, notamment l’article 37, § 13, remplacé par la loi du 10 août 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 april 2002 tot vaststelling van de forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de specifieke kosten van de diensten thuisverpleging en van de voorwaarden voor het toekennen van die tegemoetkoming.
Vu l’arrêté royal du 16 avril 2002 fixant l’intervention forfaitaire de l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités pour les coûts spécifiques des services de soins infirmiers à domicile et les conditions d’octroi de cette intervention.
Gelet op het advies van de Overeenkomstencommissie verpleegkundigen-verzekeringsinstellingen, gegeven op 15 december 2003;
Vu l’avis de la Commision de convention praticiens de l’art infirmier-organismes assureurs, donné le 15 décembre 2003;
Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole, gegeven op 17 december 2003;
Vu l’avis de la Commission de contrôle budgétaire, donné le 17 décembre 2003;
53366
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 22 december 2003;
Vu l’avis du Comité de l’assurance soins de santé, donné le 22 décembre 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 januari 2004;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 23 janvier 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 18 februari 2004;
Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 18 février 2004;
Gelet op het advies nr 36.980/1 van de Raad van State, gegeven op 27 april 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Vu l’avis n° 36.980/1 du Conseil d’Etat donné le 27 avril 2004, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
Sur la proposition de Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 april 2002 tot vaststelling van de forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen voor de specifieke kosten van de diensten thuisverpleging en van de voorwaarden voor het toekennen van die tegemoetkoming, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Article 1er. Dans l’article 1er de l’arrêté royal du 16 avril 2002 fixant l’intervention forfaitaire de l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités pour les coûts spécifiques des services de soins infirmiers à domicile et les conditions d’octroi de cette intervention, sont apportées les modifications suivantes :
1° In § 1 wordt het woord ″omschreven″ vervangen door het woord ″bedoeld″;
1° Dans le § 1er le mot «définis″ est remplacé par le mot ″visés″;
2° § 2 wordt vervangen als volgt :
2° Le § 2 est remplacé par la disposition suivante :
« §2. Om aanspraak te hebben op de forfaitaire tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, voldoen de diensten thuisverpleging blijvend aan de volgende voorwaarden :
« § 2. Pour prétendre à l’intervention forfaitaire visée à l’article 2, § 1er, alinéa 1er, les services de soins infirmiers à domicile répondent, de manière permanente, aux conditions suivantes :
a) geleid worden door verpleegkundigen die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de dienst thuisverpleging, voor de coördinatie, voor de programmering, voor de continuïteit, voor de kwaliteit en voor de evaluatie van de verzorging en die gezag en toezicht uitoefenen over minimum 7 verpleegkundigen. Dit minimumaantal wordt uitgedrukt in voltijds equivalent (VTE) en de verantwoordelijke verpleegkundigen worden niet meegerekend bij de bepaling van dat minimum;
a) être dirigés par des infirmiers responsables de l’organisation du service, de la coordination, de la programmation, de la continuité, de la qualité et de l’évaluation des soins et qui exercent une autorité et un contrôle sur au minimum 7 infirmiers. Ce nombre minimum est exprimé en équivalents temps plein (ETP) et les infirmiers responsables ne sont pas pris en compte dans la fixation de ce minimum;
b) de permanente opleiding van de verpleegkundigen garanderen met ten minste 20 uur opleiding per jaar per VTE;
b) garantir la formation permanente des praticiens de l’art infirmier avec un minimum de 20 heures de formation par an par ETP;
c) per VTE per jaar voor 25 uur overlegvergadering en peer review met betrekking tot de patiënten garanderen;
c) garantir 25 heures par an par ETP de réunion de concertation et peer review au sujet des patients.
d) beschikken over een uniek derdebetalersnummer. »
d) disposer d’un numéro de tiers payant unique. »
3° § 3, eerste lid wordt vervangen als volgt :
3° Le § 3, alinéa 1er est remplacé comme suit :
« § 3. Om aan te tonen dat ze over verpleegkundigen zoals bedoeld in § 2, 1°, beschikken, bezorgen de diensten thuisverpleging aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een lijst met het personeelsbestand, alsmede een afschrift van de overeenkomst die de verpleegkundige aan de dienst thuisverpleging bindt, of een afschrift van de beraadslaging van de inrichtende macht ingeval het om een openbare dienst gaat. De dienst thuisverpleging deelt ook de namen van de verantwoordelijke verpleegkundigen mee. » 4° In § 3, tweede lid vervalt het woord « andere ».
« § 3. Pour démontrer qu’ils disposent des infirmiers, comme visés au § 2, 1°, les services de soins infirmiers à domicile transmettent au Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladieinvalidité, une liste comportant l’effectif du personnel ainsi qu’une copie du contrat qui lie l’infirmier au service de soins à domicile ou une copie de la délibération du pouvoir organisateur dans le cas d’un service public. Le service de soins infirmiers à domicile communiquera également les noms des infirmiers responsables. » 4° Au § 3, alinéa 2 le mot « autres » est supprimé.
Art. 2. In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art. 2. Dans l’article 3 du même arrêté royal sont apportées les modifications suivantes :
1° In § 1, 2° vervallen de woorden « volledig door de werkgever bezoldigde. »
1° Au § 1er, 2° les mots « rémunéré entièrement par l’employeur » sont supprimés.
2° In § 2 wordt de eerste zin vervangen als volgt :
2° Au § 2, la première phrase est remplacée comme suit :
« De diensten thuisverpleging bezorgen aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering volgende documenten : »
« Les services de soins à domicile transmettent au Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, les documents suivants : »
3° In § 2, 1° wordt het woord «loontrekkend» ingevoegd tussen de woorden « dat het » en de woorden «verpleegkundig personeel. »
3° Au § 2, 1° le mot «salarié» est inséré entre les mots « le personnel infirmier » et « bénéficie ».
4° In § 3 worden in de eerste zin de woorden « per aangetekende brief» ingevoegd tussen de woorden « volgende gegevens » en het woord « bezorgen. »
4° Dans § 3, les mots « par lettre recommandée » sont insérés entre les mots « maladie-invalidité » et les mots « sur le questionnaire. »
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE 5° In § 4, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
53367
5° Au § 4, l’alinéa 2 est remplacé comme suit :
″Dat aantal forfaitaire tegenmoetkomingen kan nooit het kleinste van de twee volgende aantallen overschrijden :
″Ce nombre d’interventions forfaitaires ne pourra jamais dépasser le plus petit des deux nombres suivants :
- het resultaat, afgerond op één decimaal na de komma, van de deling door 14 van het gemidded aantal van VTE verpleegkundigen (exclusief de verantwoordelijke verpleegkundigen) gedurende het kwartaal;
- le résultat, arrondi à une décimale après la virgule de la division par 14 du nombe moyen de praticiens ETP (infirmiers responsables exclus) au cours du trimestre;
- het gemiddelde aantal van VTE verantwoordelijke verpleegkundigen die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 1, § 2, 1° en artikel 3, § 1, 1° gedurende het kwartaal.
- le nombre moyen d’infirmiers responsables ETP qui répondent aux conditions de l’article 1er, § 2, 1° et de l’article 3, § 1er, 1° au cours du trimestre.
6° In § 6, tweede lid worden de woorden « artikel 3, § 2 » vervangen door de woorden «artikel 3, § 1. »
6° Dans le § 6, alinéa 2 les mots « l’article 3, § 2 » sont remplacés par les mots « l’article 3, § 1er. »
7° In § 7 worden de woorden « per aangetekende brief » ingevoegd tussen de woorden « moeten vergezellen » en de woorden « aan op de Dienst. »
7° Dans § 7, les mots « par lettre recommandée » sont insérés entre le mot « parviennent » et les mots « au Service. »
Art. 3. In artikel 4 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art. 3. Dans l’article 4 du même arrêté royal sont apportées les modifications suivantes : 1° La première phrase est remplacée comme suit :
1° De eerste zin wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van dit besluit kan de Dienst voor geneeskundige verzorging zich steunen op de gegevens van de RSZ of RSZ-PPO en past hij de volgende regels toe : »
« Pour l’application du présent arrêté, le Service des soins de santé peut se baser sur les données de l’ONSS ou de l’ONSS-APL et utilisera les règles suivantes : » 2° Le point 1° est remplacé par la disposition suivante :
2° Punt 1° wordt vervangen als volgt :
« 1° nombre de jours ETP par trimestre :
« 1° aantal VTE dagen per kwartaal : — voor de loontrekkende verpleegkundigen die voltijds in de dienst thuisverpleging werken, zijn dit de dagen die volledig bezoldigd werden door de werkgever en dit volgens de definitie die daarover wordt gegeven in het kader van de RSZ;
— pour les praticiens salariés occupés à temps plein, il s’agit des jours rémunérés entièrement par l’employeur selon la définition qui en est donnée dans le cadre de l’ONSS;
— voor de statutaire verpleegkundigen die van de RSZ-PPO afhangen, wordt alleen rekening gehouden met de dagen die overeenstemmen met de bovenvermelde definitie;
— pour les praticiens statutaires relevant de l’ONSS-APL, seul le nombre de jours correspondant à la définition précédente sera pris en compte;
— de activiteit van de loontrekkende of statutaire verpleegkundigen die deeltijds in de dienst thuisverpleging werken, wordt omgezet in VTE-dagen, rekening houdende met de gegevens op de lijst met het personeelsbestand zoals bedoeld in artikel 1, § 3. Een VTE-dag komt overeen met 7 uur 36 minuten, zelfs verdeeld over verscheidene dagen;
— l’activité des praticiens salariés ou statutaires occupés à temps partiel au sein du service de soins est convertie en jours ETP en tenant compte des informations figurant sur la liste, visée à l’article 1er, § 3, comportant l’effectif du personnel. Un jour ETP correspond à 7 heures 36 minutes, même réparties sur plusieurs jours;
— voor de verpleegkundigen die noch statutair of loontrekkend zijn, wordt het aantal uren gepresteerd in de dienst thuisverpleging omgezet in VTE-dagen. Deze gepresteerde uren worden aan de Dienst medegedeeld op basis van een verklaring op erewoord. Een VTE-dag komt overeen met 7 uur 36 minuten, zelfs verdeeld over verscheidene dagen. Per fysieke persoon en per dag kan maximum 7 uur 36 minuten in aanmerking worden genomen. »
— pour les praticiens qui ne sont ni salariés ni statutaires, le nombre d’heures prestées au sein du service de soins est converti en jours ETP. Ces heures prestées sont communiquées au Service sous forme d’une déclaration sur l’honneur. Un jour ETP correspond à 7 heures 36 minutes, même réparties sur plusieurs jours. Par personne physique et par jour, un maximum de 7 heures 36 minutes peut être pris en compte. ». 3° Le point 2° est abrogé.
3° Punt 2° wordt opgeheven. Art. 4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4. Le présent arrêté entr en vigueur le premier jour du deuxième mois qui suit celui au cours duquel il aura été publié au Moniteur belge.
Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 5. Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 7 juin 2004.
Gegeven te Brussel, 7 juni 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, R. DEMOTTE
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
N. 2004 — 2521 [C − 2004/09275] 14 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de werking van de automatische kansspelen waarvan de exploitatie is toegelaten in de kansspelinrichtingen klasse II
F. 2004 — 2521 [C − 2004/09275] 14 JUIN 2004. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 8 avril 2003 relatif aux règles de fonctionnement des jeux de hasard automatiques dont l’exploitation est autorisée dans les établissements de jeux de hasard de classe II
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, inzonderheid op de artikelen 8, 38.4, 52 en 53; Gelet op de programmawet van 8 april 2003, inzonderheid op artikel 143; Gelet op het advies van de kansspel-commissie, gegeven op 2 juli 2003;
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, notamment les articles 8, 38.4, 52 et 53; Vu la loi-programme du 8 avril 2003, notamment l’article 143; Vu l’avis de la Commission des jeux de hasard, donné le 2 juillet 2003;
53368
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 september 2003;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 15 septembre 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 19 november 2003;
Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 19 novembre 2003;
Gelet op het advies 36.434/2 van de Raad van State gegeven op 29 maart 2004;
Vu l’avis 36.434/2 du Conseil d’Etat, donné le 29 mars 2004;
Gelet op de Richtlijn 98/34/EG van 22 juni 1998 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, gewijzigd door de Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998;
Vu la Directive 98/34/CE du 22 juin 1998 du Parlement européen et du Conseil prévoyant une procédure d’information dans le domaine des normes et réglementations techniques, modifiée par la Directive 98/48/CE du 20 juillet 1998;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid,
Sur la proposition de Notre Ministre de la Justice, de Notre Ministre du Budget et des Entreprises publiques, de Notre Ministre de l’Intérieur, de Notre Ministre des Finances, de Notre Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, et de Notre Ministre de l’Economie, de l’Energie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Nous avons arrêté et arrêtons :
Artikel 1. Artikel 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de werking van de automatische kansspelen waarvan de exploitatie is toegelaten in de kansspelinrichtingen klasse II wordt opgeheven.
Article 1er. L’article 3, alinéa 2, de l’arrêté royal du 8 avril 2003 relatif aux règles de fonctionnement des jeux de hasard automatiques dont l’exploitation est autorisée dans les établissements de jeux de hasard de classe II est abrogé.
Art. 2. Artikel 3, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het herverdelingsgehalte, beoogd in het voorgaande lid, moet worden bepaald door middel van erkende methodes van kansberekening, naargelang het potentieel aantal resultaten verbonden aan de spelen, of aangetoond door speltesten. »
Art. 2. L’article 3, alinéa 3, du même arrêté est remplacé par la disposition suivante : « Le taux de redistribution, visé à l’alinéa précédent,doit être déterminé au moyen de méthodes reconnues de calcul des probabilités, en fonction du nombre potentiel de résultats liés aux jeux, ou démontrés par des tests de jeu. »
Art. 3. Artikel 5, c), van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
Art. 3. L’article 5, c), du même arrêté est remplacé par la disposition suivante :
c) de maximuminzet bedraagt 0,25 EUR.
c) la mise maximum est de 0,25 EUR.
Iedere inzet moet tussen 0,10 EUR en 0,25 EUR liggen.
Toute mise doit se situer entre 0,10 EUR et 0,25 EUR.
De totale inzet per spel mag samengesteld worden uit meerdere inzetten, de zogenaamde multiple inzet.
La mise globale par jeu peut être constituée de plusieurs mises, appelées mises multiples.
De verschillende inzetten moeten in het spel geplaatst worden door een actie op de betrokken toets zoveel keer uit te voeren tot de inzet de totale inzet bedraagt.
Les différentes mises doivent être introduites dans le jeu en actionnant la touche prévue à cet effet autant de fois qu’il est nécessaire jusqu’à ce que la mise corresponde au montant de la mise globale.
De totale inzet per spel moet begrensd worden tot een waarde bepaald tijdens de modelgoedkeuring door gebruik te maken van de volgende formule :
La mise globale par jeu doit être limitée à une valeur déterminée lors de l’approbation de modèle au moyen de la formule suivante :
Emax = 2 x ( PH / (1- TR) x TP/3600) - Emin
Emax = 2 x ( PH / (1- TR) x TP/3600) - Emin
waarbij :
dans laquelle :
Emax = maximale totale inzet per spel;
Emax = la mise globale maximum par jeu;
PH = maximaal gemiddeld uurverlies;
PH = la perte horaire moyenne maximum;
TR = werkelijk herverdelinggehalte bepaald tijdens de modelgoedkeuring;
TR = le taux de redistribution réel déterminé lors de l’approbation de modèle;
TP = minimum speeltijd;
TP = le temps de jeu minimum;
Emin = mimimaal mogelijke inzet per spel.
Emin = la mise minimum possible par jeu.
De waarde van Emax wordt afgerond op de laagste mogelijke munteenheid.
La valeur de Emax est arrondie à la plus petite unité monétaire possible.
Art. 4. In artikel 5, d), van hetzelfde besluit worden de woorden ’12,50 EUR’ vervangen door de woorden ’25,00 EUR’.
Art. 4. Dans l’article 5, d), du même arrêté précité, les mots ’12,50 EUR’ sont remplacés par les mots ’25,00 EUR’.
Art. 5. Artikel 5, g), van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
Art. 5. L’article 5, g), du même arrêté précité est remplacé par la disposition suivante :
g) per spel mag de speler niet meer dan 200 maal de maximale totale inzet, zoals bepaald in artikel 5, c) ontvangen;
g) par jeu, le joueur ne peut recevoir plus de 200 fois la mise maximum visée à l’article 5, c);
De maximale winst per spel mag echter niet hoger liggen dan 500 EUR voor een monospeler automaat en 1.000 EUR per terminal bij een multispeler automaat.
Le gain maximum par jeu ne peut toutefois excéder 500 EUR pour un automate à un seul joueur et 1.000 EUR par terminal pour un automate à plusieurs joueurs.
De automaat moet de inzetmogelijkheden van de speler begrenzen, opdat de mogelijke winst per partij, de maximale winst die bepaald werd door de modelgoedkeuring, niet overschreden kan worden.
L’automate doit limiter les possibilités de mise du joueur afin que le gain potentiel par partie ne puisse excéder le gain maximum déterminé lors de l’approbation de modèle.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
53369
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 7. Onze Minister bevoegd voor Justitie, Onze Minister bevoegd voor Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, Onze Minister bevoegd voor Financiën, Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Minister bevoegd voor Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 14 juni 2004.
Art. 7. Notre Ministre qui a la Justice dans ses attributions, Notre Ministre qui a le Budget et les Entreprises publiques dans ses attributions, Notre Ministre qui a l’Intérieur dans ses attributions, Notre Ministre qui a les Finances dans ses attributions, Notre Ministre qui a les Affaires sociales et la Santé publique dans ses attributions et Notre Ministre qui a l’Economie, l’Energie, le Commerce extérieur et la Politique scientifique dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 14 juin 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX
La Ministre de la Justice, Mme L. ONKELINX
De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE
Le Ministre du Budget et des Entreprises publiques J. VANDE LANOTTE
De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL
Le Ministre de l’Intérieur, P. DEWAEL
De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Le Ministre des Finances, D. REYNDERS
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Le Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, R. DEMOTTE
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Mevr. F. MOERMAN
La Ministre de l’Economie, de l’Energie, du Commerce extérieur et de la Politique scientifique, Mme F. MOERMAN
* PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING EN SOCIALE ECONOMIE N. 2004 — 2522
[C − 2004/02072]
24 JUNI 2004. — Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 57, § 2;
SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION INTEGRATION SOCIALE, LUTTE CONTRE LA PAUVRETE ET ECONOMIE SOCIALE F. 2004 — 2522
[C − 2004/02072]
24 JUIN 2004. — Arrêté royal visant à fixer les conditions et modalités pour l’octroi d’une aide matérielle à un étranger mineur qui séjourne avec ses parents illégalement dans le Royaume
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’aide sociale, notamment l’article 57, § 2;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 31 maart 2004;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 31 mars 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 12 mei 2004;
Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 12 mai 2004;
Gelet op het advies 37.236/3 van de Raad van State van 16 juni 2004;
Vu l’avis 37.236/3 du Conseil d’Etat, donné le 16 juin 2004;
Gelet op het feit dat het Arbitragehof in het arrest nr.106/2003 voor recht zegt dat artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met de artikelen 2, 3, 24.1, 26 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind schendt;
Vu le fait que la Cour d’arbitrage dans l’arrêt n° 106/2003 dit pour droit que l’article 57, § 2, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’action sociale viole les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec les articles 2, 3, 24.1, 26 et 27 de la Convention relative aux droits de l’enfant;
Dat het Hof, onder voorbehoud van een optreden van de wetgever, aan minderjarigen wier ouders illegaal op het grondgebied verblijven een beperkt recht op dienstverlening toekent onder de drievoudige voorwaarde dat de bevoegde overheden hebben vastgesteld dat de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn die na te komen, dat vaststaat dat de aanvraag betrekking heeft op onontbeerlijke uitgaven voor de ontwikkeling van het kind ten voordele van wie de dienstverlening wordt aangevraagd en dat het centrum zich ervan vergewist dat de dienstverlening uitsluitend zal dienen om die uitgaven te dekken;
Que la Cour, sous réserve d’une initiative du législateur, attribue un droit limité à une aide aux mineurs dont les parents séjournent illégalement sur le territoire à la triple condition que les autorités compétentes aient constaté que les parents n’assument pas ou ne sont pas en mesure d’assumer leur devoir d’entretien, qu’il soit établi que la demande concerne des dépenses indispensables au développement de l’enfant au bénéfice duquel elle est formulée et que le centre s’assure que l’aide sera exclusivement consacrée à couvrir ces dépenses;
Dat artikel 57, § 2, eerste lid van voormelde organieke wet ingevolge voormelde uitspraak van het Arbitragehof bij de programmawet van 22 december 2003 werd gewijzigd;
Que l’article 57, § 2, alinéa 1er, de la loi organique susmentionnée a été modifié par la loi programme du 22 décembre 2003 suite à l’arrêt susmentionné de la Cour d’arbitrage;
Dat deze nieuwe bepaling aan de Koning de opdracht geeft de voorwaarden en de modaliteiten van de hulpverlening te bepalen;
Que cette nouvelle disposition charge le Roi de déterminer les conditions et modalités de l’aide;
53370
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Dat het aangewezen is de openbare centra voor maatschappelijk welzijn onverwijld te informeren over deze voorwaarden en modaliteiten die bij onderhavig besluit worden vastgesteld. Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. — Definities Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : — « het Agentschap »: het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers; — « het OCMW » : het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Qu’il est indiqué d’informer immédiatement les centres publics d’action sociale de ces conditions et modalités déterminées par le présent arrêté. Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi,
Nous avons arrêté et arrêtons : CHAPITRE 1er . — Définitions Article 1er. Pour l’application du présent arrêté, on entend par : — « l’Agence » : l’Agence fédérale pour l’Accueil des Demandeurs d’Asile; — « le CPAS » : le centre public d’action sociale.
HOOFDSTUK 2. — Voorwaarden
CHAPITRE 2. — Conditions
Art. 2. Met het oog op het bekomen van materiële hulp zoals bedoeld in artikel 57, § 2, tweede lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, moet een aanvraag worden ingediend bij het OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats van de minderjarige, hetzij door de minderjarige zelf, hetzij door minstens één van zijn beide ouders die in zijn naam de aanvraag indient.
Art. 2. En vue d’obtenir une aide matérielle visée à l’article 57, § 2, alinéa 2, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d’aide sociale, une demande doit être introduite auprès du CPAS de la résidence habituelle du mineur, soit par le mineur lui-même, soit au nom de l’enfant par au moins un de ses parents.
Art. 3. Het OCMW gaat op basis van een sociaal onderzoek na of alle wettelijke voorwaarden vervuld zijn. Inzonderheid gaat het na of:
Art. 3. Le CPAS vérifie sur la base d’une enquête sociale si toutes les conditions légales sont remplies. Il vérifie notamment si :
— het kind jonger is dan 18 jaar;
— l’enfant a moins de 18 ans;
— het kind en zijn ouders illegaal op het grondgebied verblijven;
— l’enfant et ses parents séjournent illégalement sur le territoire;
— de vereiste verwantschapsband bestaat;
— le lien de parenté requis existe;
— het kind behoeftig is;
— l’enfant est indigent;
— de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn hun onderhoudsplicht na te komen.
— les parents n’assument pas ou ne sont pas en mesure d’assumer leur devoir d’entretien.
Art. 4. Het OCMW neemt een beslissing ten laatste één maand na ontvangst van de aanvraag.
Art. 4. Le CPAS prend sa décision au plus tard dans le mois qui suit la réception de la demande.
Wanneer de voorwaarden vervuld zijn deelt het OCMW de aanvrager mee dat hij zich voor de in artikel 2 bedoelde materiële hulp naar een in overleg met het Agentschap bepaald federaal opvangcentrum kan begeven.
Lorsque les conditions sont remplies le CPAS informe le demandeur qu’il peut se rendre dans un centre fédéral d’accueil déterminé en concertation avec l’Agence pour l’aide matérielle visée à l’article 2.
Het OCMW deelt de beslissing zo snel mogelijk en ten laatste binnen 8 dagen na de beslissing mee aan de minderjarige of aan de ouders bij aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs.
Le CPAS notifie la décision au mineur ou aux parents sous pli recommandé ou contre accusé de réception dans les meilleurs délais et au plus tard dans les 8 jours suivant la décision.
Indien de aanvrager zich schriftelijk verbindt om het voorstel van huisvesting in een centrum te aanvaarden, wordt het Agentschap binnen dezelfde termijn door het OCMW op de hoogte gebracht van de beslissing tot toekenning van het recht zoals bedoeld in artikel 2.
Lorsque le demandeur s’engage par écrit à accepter la proposition d’hébergement dans un centre, l’Agence est informée, dans le même délai, par le CPAS de la décision d’octroi du droit visé à l’article 2.
Art. 5. Het Agentschap kan na de betekening van de beslissing van het OCMW een andere opvangstructuur aanduiden dan die vermeld in de beslissing.
Art. 5. L’Agence peut fixer une autre structure d’accueil que celle mentionnée dans la décision du CPAS après la notification de celle-ci.
Art. 6. Het voordeel van de materiële steun verleend door het Agentschap vervalt indien de minderjarige zich niet bij de door het Agentschap aangeduide opvangstructuur aanmeldt binnen 30 dagen hetzij vanaf de datum van afgifte ter post van de aangetekend brief waarmee de beslissing wordt meegedeeld, hetzij vanaf de datum van het ontvangstbewijs van de beslissing.
Art. 6. Le bénéfice de l’aide matérielle dispensée par l’Agence est supprimé lorsque le mineur ne se présente pas à la structure d’accueil désignée par l’Agence dans les 30 jours suivant soit la date de dépôt à la poste du pli recommandé notifiant la décision, soit la date de l’accusé de réception de la décision.
HOOFDSTUK 3. — Modaliteiten
CHAPITRE 3. — Modalités
Art. 7. Het Agentschap stelt een geïndividualiseerd opvangproject op waarbij een materiële hulp wordt verzekerd die aangepast is aan de noden van de minderjarige en die onontbeerlijk is voor zijn ontwikkeling.
Art. 7. L’Agence établit un projet individualisé d’accueil dans lequel une aide matérielle est assurée qui est adaptée aux besoins du mineur et qui est indispensable pour son développement.
Dit project waarborgt tenminste de huisvesting, het onderhoud en de opvoeding van de minderjarige.
Ce projet garantit au minimum l’hébergement, l’entretien et l’éducation du mineur.
Art. 8. Onze Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 8. Notre Ministre qui a l’Intégration sociale dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2004.
Donné à Bruxelles, le 24 juin 2004.
ALBERT
ALBERT
Van Koningswege :
Par le Roi :
De Minister van Maatschappelijke Integratie, Mevr. M. ARENA
La Ministre de l’Intégration sociale, Mme M. ARENA
53371
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2004 — 2523
[C − 2004/36026] 26 MAART 2004. — Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende de openbaarheid van bestuur. HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen, definities en toepassingsgebied Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Art. 2. Dit decreet heeft tot doel de passieve openbaarheid van bestuur, zoals erkend door artikel 32 van de Grondwet, en de actieve openbaarheid van bestuur uit te werken. Art. 3. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° bestuursinstantie a) een rechtspersoon die is opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, decreet of ordonnantie; b) een natuurlijke persoon, een groepering van natuurlijke personen, een rechtspersoon of groepering van rechtspersonen die in hun werking bepaald en gecontroleerd worden door a); c) een natuurlijke persoon, een groepering van natuurlijke personen, een rechtspersoon of groepering van rechtspersonen, voorzover zij door een bestuursinstantie in de zin van a) zijn belast met de uitoefening van een taak van algemeen belang of voorzover zij een taak van algemeen belang behartigen en beslissingen nemen die derden binden. De rechterlijke macht valt buiten deze definitie, behalve wanneer ze optreedt in een andere hoedanigheid dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve inzake aangelegenheden met betrekking tot overheidsopdrachten en personeelsleden van hun diensten. De uitvoerende macht valt er eveneens buiten voorzover deze optreedt in een rechterlijke hoedanigheid; 2° milieu-instantie a) een bestuursinstantie; b) elke rechtspersoon, natuurlijke persoon of groepering ervan die onder toezicht staat van een bestuursinstantie, voorzover zij openbare verantwoordelijkheden of functies uitoefent of openbare diensten verleent met betrekking tot het milieu. De rechterlijke macht valt buiten deze definitie, behalve wanneer ze optreedt in een andere hoedanigheid dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan verbonden insteltingen vallen buiten deze definitie, behalve inzake aangelegenheden met betrekking tot overheidsopdrachten en personeelsleden van hun diensten. De uitvoerende macht valt er eveneens buiten voorzover deze optreedt in een rechterlijke hoedanigheid; 3° instantie : een bestuursinstantie of een milieuinstantie; 4° bestuursdocument : de drager, in welke vorm ook, van informatie waarover een instantie beschikt; 5° milieu-informatie : informatie betreffende. a) het milieu; b) maatregelen en activiteiten die aanleiding geven of kunnen geven tot druk op het milieu, alsook de analyses en evaluaties ervan die relevant zijn voor de maatregelen en activiteiten, bedoeld in e); c) de druk die de maatregelen en activiteiten, bedoeld in b), veroorzaken op het milieu via de factoren van milieuverstoring zoals verontreinigingsfactoren; d) de natuur, de cultureel waardevolle gebieden en bouwwerken, de gezondheid, de veiligheid en de levensomstandigheden van de mens en de effecten daarop, telkens voorzover ze worden of kunnen worden aangetast door de toestand van het milieu, de maatregelen en activiteiten, bedoeld in b), of de verstoringsfactoren, bedoeld in c); e) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben het milieu en de elementen, bedoeld in d), in stand te houden, te herstellen, te ontwikkelen, of druk op het milieu te voorkomen, te beperken of te compenseren, alsook de analyses en evaluaties ervan; 6° informatie van persoonlijke aard : informatie die betrekking heeft op een beoordeling of een waardeoordeel, of die de beschrijving van een gedrag bevat van een bij name genoemd of een gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon; 7° aanvraag : de aanvraag tot openbaarmaking, verbetering of aanvulling van bestuursdocumenten, tenzij anders is bepaald;
53372
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE 8° communicatie : elke voor het publiek of voor bepaalde doelgroepen bestemde, van een instantie uitgaande mededeling, boodschap, voorlichtings- of sensibiliseringscampagne of elk ander communicatie-initiatief van een instantie, ongeacht de gebruikte kanalen of media. Art. 4. § 1. Dit decreet is van toepassing op de volgende instanties : 1° het Vlaams Parlement en de eraan verbonden instellingen; 2° de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest; 3° de gemeenten en de districten; 4° de provincies; 5° de andere gemeentelijke en provinciale instellingen, met inbegrip van de verenigingen zonder winstoogmerk waarin één of meer gemeenten of de provincies minstens de helft van de stemmen in één van de beheersorganen heeft of de helft van de financiering voor haar rekening neemt; 6° de verenigingen van provincies en gemeenten, bedoeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen zoals geregeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; 7° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, hierna O.C.M.W.’s te noemen, en de verenigingen, bedoeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende O.C.M.W.’s; 8° de polders, bedoeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, bedoeld in de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen; 9° de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 10° alle andere instanties binnen het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap. § 2. De artikelen 10, 12,13,14,15 en 17, § 2, zijn van toepassing op andere instanties dan die bedoeld in § 1, in zoverre dit decreet op gronden die tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest behoren, de openbaarheid van bestuursdocumenten verbiedt of beperkt. Art. 5. Dit decreet doet geen afbreuk aan decretale bepalingen die in een ruimere openbaarheid van bestuur voorzien. Art. 6. § 1. Voor de toepassing van dit decreet gaan de beslissings- en uitvoeringstermijnen in op de dag na de datum van registratie van de aanvraag, en bij ontstentenis van deze registratie, op de dag na de datum van ontvangst van de aanvraag. § 2. Deze termijnen verstrijken om middernacht van de laatste dag. HOOFDSTUK II. — Passieve openbaarheid Afdeling 1. — Algemene bepalingen Art. 7. De personeelsleden van instanties zijn verplicht om ieder natuurlijk persoon, rechtspersoon of groepering ervan die informatie zoekt waarover instanties beschikken, hierbij behulpzaam te zijn. De instantie is verplicht aan ieder natuurlijk persoon, rechtspersoon of groepering ervan die erom verzoekt, de gewenste bestuursdocumenten openbaar te maken door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen. Art. 8. § 1. Een bestuursdocument in het bezit van een personeelslid van een instantie wordt geacht toe te behoren aan de instantie voorzover het bestuursdocument betrekking heeft op de uitoefening van de functies van de instantie. Wat het Vlaams Parlement betreft, wordt met het begrip personeelslid in het vorig lid uitsluitend het personeelslid van de diensten van het parlement bedoeld. § 2. Een bestuursdocument van een instantie dat in een archief wordt neergelegd, is een bestuursdocument waarover deze instantie beschikt. Art. 9. Een bestuursdocument wordt gedeeltelijk openbaar gemaakt als informatie waarop een uitzondering van toepassing is, als bedoeld in artikelen 11, 12, 13,14 of 15, of waarvoor de verplichting geldt inzake het aantonen van het belang, bedoeld in artikel 17, § 2, tweede lid, samen met andere informatie in een bestuursdocument vervat zit, en het mogelijk is om de genoemde informatie te scheiden van de andere informatie. In dat geval vermeldt de instantie uitdrukkelijk in haar beslissing dat een bestuursdocument slechts gedeeltelijk openbaar mag worden gemaakt. Ze geeft in de mate van het mogelijke aan op welke plaatsen informatie werd weggelaten en op grond van welke bepaling van artikelen 11,12,13,14,15 en 17, § 2, dit gebeurde. Afdeling II. — Uitzonderingen op de openbaarheid Onderafdeling 1. — Gemeenschappelijke bepalingen Art. 10. De in artikelen 11, 13,14 en 15 bepaalde uitzonderingen worden geval per geval restrictief uitgelegd. Bovendien gebeurt dit in geval van artikelen 11,14 en 15 met inachtneming van het met de openbaarmaking gediende openbaar belang. Art. 11. De instanties, genoemd in artikel 4, § 1, mogen een aanvraag afwijzen : 1° als de aanvraag kennelijk onredelijk blijft of op een te algemene wijze geformuleerd blijft, na een verzoek van de instantie tot herformulering van de eerste aanvraag, als bedoeld in artikel 18; 2° als de aanvraag betrekking heeft op bestuursdocumenten die niet af of onvolledig zijn. Art. 12. De in artikelen 13 tot 15 bepaalde uitzonderingen gelden onverminderd de andere bij de wet, het decreet of de ordonnantie bepaalde uitzonderingen op de gronden die te maken hebben met de uitoefening van de bevoegdheden van de federale overheid, de gemeenschap of het gewest.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Onderafdeling II. — Informatie die niet met het milieu te maken heeft Art. 13. De in artikel 4 genoemde instanties wijzen een aanvraag tot openbaarmaking af, voorzover die geen betrekking heeft op milieu-informatie : 1° als de openbaarmaking afbreuk doet aan een geheimhoudingsverplichting, vastgesteld in een aangelegenheid waarvoor de gemeenschap of het gewest bevoegd is; 2° als de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt; 3° als de openbaarmaking afbreuk doet aan het geheim van de beraadslagingen van de Vlaamse regering en van de verantwoordelijke overheden die ervan afhangen, aan het geheim van de beraadslagingen van de organen van het Vlaams Parlement evenals aan het bij wet of decreet bepaalde geheim van de beraadslagingen van de organen van de instanties, genoemd in artikel 4, § 1, 3° tot 10°; 4° als het om bestuursdocumenten gaat die uitsluitend ten behoeve van de strafvordering of de vordering van een administratieve sanctie werden opgesteld; 5° als het om bestuursdocumenten gaat die uitsluitend ten behoeve van de mogelijke toepassing van tuchtmaatregelen worden opgesteld, zolang de mogelijkheid om een tuchtmaatregel te nemen blijft bestaan; 6° als het om bestuursdocumenten gaat die informatie bevatten die door een derde werd verstrekt zonder dat hij daartoe verplicht werd en die hij uitdrukkelijk als vertrouwelijk heeft bestempeld, tenzij die persoon met de openbaarmaking instemt. Art. 14. De in artikel 4 genoemde instanties wijzen een aanvraag tot openbaarmaking af, voorzover die geen betrekking heeft op milieu-informatie, indien ze van oordeel zijn dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van één van de volgende belangen : 1° een economisch, financieel of commercieel belang van een in artikel 4, § 1, genoemde instantie; 2° het vertrouwelijk karakter van de internationale betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap en van de betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap met de supranationale instellingen, met de federale overheid en met andere gemeenschappen en gewesten; 3° het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie beschermd wordt om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de openbaarheid instemt; 4° de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid een eerlijk proces te verkrijgen; 5° de vertrouwelijkheid van het handelen van een instantie voorzover die vertrouwelijkheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de administratieve handhaving, de uitvoering van een interne audit of de politieke besluitvorming; 6° de openbare orde en de veiligheid. Onderafdeling III. — Milieu-informatie Art. 15. § 1. De in artikel 4 genoemde milieu-instanties wijzen de aanvraag tot openbaarmaking af, voorzover die betrekking heeft op milieu-informatie, indien ze van oordeel zijn dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van één van de volgende belangen : 1° de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon met de openbaarmaking instemt; 2° het geheim van de beraadslagingen van de Vlaamse regering en van de verantwoordelijke overheden die ervan afhangen, het geheim van de beraadslagingen van de organen van het Vlaams Parlement, evenals het bij wet of decreet bepaalde geheim van de beraadslagingen van de organen van de instanties, genoemd in artikel 4, § 1, 3° tot 10°; 3° het vertrouwelijk karakter van bestuursdocumenten die uitsluitend ten behoeve van de strafvordering of de vordering van een administratieve sanctie werden opgesteld; 4° het vertrouwelijk karakter van bestuursdocumenten die uitsluitend ten behoeve van de mogelijke toepassing van tuchtmaatregelen werden opgesteld, zolang de mogelijkheid om een tuchtmaatregel te nemen blijft bestaan; 5° de bescherming van de informatie die door een derde werd verstrekt zonder dat hij daartoe verplicht werd en die hij uitdrukkelijk als vertrouwelijk heeft bestempeld, tenzij die persoon met de openbaarmaking instemt; 6° het vertrouwelijk karakter van de internationale betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap en van de betrekkingen van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap met de supranationale instellingen, met de federale overheid en met andere gemeenschappen en gewesten; 7° het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie beschermd wordt om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is, met de openbaarheid instemt; 8° de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid een eerlijk proces te verkrijgen; 9° de vertrouwelijkheid van het handelen van een milieu-instantie, voorzover die vertrouwelijkheid noodzakelijk is voor de uitoefening van de administratieve handhaving, de uitvoering van een interne audit of de politieke besluitvorming; 10° de openbare orde en veiligheid; 11° de bescherming van het milieu waarop de informatie betrekking heeft. § 2. Voorzover de verzochte informatie betrekking heeft op emissies in het milieu, zijn de in § 1,1°, 2°, 5°, 7°, 9° en 11°, genoemde uitzonderingsgronden niet van toepassing. Voor de in § 1, 3°, 4°, 6°, 8° en 10°, genoemde uitzonderingsgronden wordt in aanmerking genomen of de verzochte informatie betrekking heeft op emissies in het milieu. § 3. Voor informatie, bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, zijn de in § 1, 9° en 11°, genoemde uitzonderingen niet van toepassing.
53373
53374
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Afdeling III. — Verbetering of aanvulling van bestuursdocumenten Art. 16. Als iemand vaststelt dat een bestuursdocument onjuiste of onvolledige informatie over hem bevat, kan de betrokkene de bevoegde instantie verplichten de informatie te verbeteren of aan te vullen, op voorwaarde dat hij de nodige bewijsstukken kan voorleggen. Hij richt daartoe een aanvraag tot verbetering of aanvulling tot de bevoegde instantie. De verbetering of aanvulling is kosteloos. Als door of krachtens een wet of decreet een specifieke procedure is voorgeschreven, kan de verbetering of aanvulling enkel op grond van die procedure plaatsvinden. Afdeling IV. — De aanvraagprocedure Art. 17. § 1. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend. Hieronder wordt verstaan een aanvraag die ingediend wordt per brief, per fax, per e-mail, of die persoonlijk wordt overhandigd. De aanvraag vermeldt duidelijk de aangelegenheid waarover het gaat, indien mogelijk de bestuursdocumenten in kwestie, de vorm waarin de informatie bij voorkeur ter beschikking wordt gesteld, alsook de naam en het correspondentieadres van de aanvrager. Voor milieu-informatie kan ze ook een voorstel van termijn bevatten waarbinnen de aanvrager de informatie wenst te ontvangen. De aanvrager bewijst zijn identiteit en bewijst desgevallend dat degene van wie de informatie afkomstig is, heeft ingestemd met de openbaarmaking, als de aanvraag betrekking heeft op : 1° de persoonlijke levenssfeer, bedoeld in artikel 13, 2°, of in artikel 15, § 1,1°; 2° vertrouwelijke commerciële of industriële informatie, bedoeld in artikel 14, 3°, of in artikel 15, § 1, 7°; 3° informatie die door derden werd verstrekt zonder dat ze daartoe verplicht werden en die ze uitdrukkelijk als vertrouwelijk hebben bestempeld, zoals bedoeld in artikel 13, 6°, of in artikel 15, § 1, 5°. § 2. De aanvrager moet geen belang aantonen. Voor de openbaarmaking van informatie van persoonlijke aard moet de aanvrager evenwel aantonen dat hij rechtstreeks en persoonlijk in zijn rechtssituatie kan worden geraakt door ofwel : 1° de informatie; 2° de beslissing waarop de informatie betrekking heeft; de beslissing ter voorbereiding waarvan het document dat de informatie bevat, werd opgesteld. Dat belang moet slechts worden aangetoond voorzover het gaat om andere dan milieu-informatie en voorzover de informatie van persoonlijke aard niet over de aanvrager handelt. § 3. De aanvraag is gericht aan de instantie die over het bestuursdocument beschikt of het in een archief heeft neergelegd. Ze kan ook gericht worden aan de communicatieambtenaar, bedoeld in artikel 31, § 1. Indien de aanvraag wordt gericht aan een instantie die het bestuursdocument niet in haar bezit heeft of aan de communicatieambtenaar, dan stuurt de instantie of de communicatieambtenaar de aanvraag zo spoedig mogelijk door naar de instantie die het document vermoedelijk in haar bezit heeft. De aanvrager wordt hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. Indien de aanvraag wordt gericht aan een archief en betrekking heeft op een bestuursdocument dat door een instantie in een archief werd neergelegd, stuurt het archief de aanvraag onmiddellijk door naar die instantie. De instantie die een aanvraag ontvangt en het bestuursdocument in haar bezit heeft of het in een archief heeft neergelegd, noteert dit onmiddellijk in een register, met vermelding van de datum van ontvangst. De registratie is openbaar voor de aanvrager. Art. 18. Als de aanvraag kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze is geformuleerd, verzoekt de instantie zo spoedig mogelijk de aanvrager zijn aanvraag te specificeren of te vervolledigen. De instantie deelt mee waarom de aanvraag kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze geformuleerd is. Voorzover dat mogelijk is, geeft ze tevens aan welke gegevens over de gevraagde informatie nodig zijn om. op de aanvraag te kunnen ingaan. Art. 19. De beslissing over de aanvraag wordt genomen, onverminderd delegatie : 1° voor het Vlaams Parlement : door de griffier; 2° voor de aan het Vlaams Parlement verbonden instellingen : door een bevoegd leidinggevend personeelslid; 3° voor de instantie, genoemd in artikel 4, § 1, 2° door een bevoegd leidinggevend personeelslid van de instantie die het bestuursdocument in haar bezit heeft 4° voor de gemeenten en de districten : door de secretaris; 5° voor de provincies : door de griffier; 6° voor de andere gemeentelijke en provinciale instellingen en de V.Z.W.’s, genoemd in artikel 4, § 1, 5° : door de voorzitter van de raad van bestuur; 7° voor de verenigingen van provincies en gemeenten en samenwerkingsvormen, genoemd in artikel 4, § 1, 6° : door de voorzitter van de vereniging; 8° voor de O.C.M.W.’s en de verenigingen, bedoeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn : door de secretaris van het O.C.M.W. of de leidend ambtenaar van de vereniging; 9° voor de polders en wateringen : door de dijkgraaf van de polder of de voorzitter van de watering; 10° voor de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten : door hun voorzitter; 11° voor de andere instanties binnen het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap : de bevoegde persoon overeenkomstig de toepasselijke regelgeving en statuten.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 20. § 1. Na ontvangst van de aanvraag, gaat de instantie na welke bestuursdocumenten ze openbaar kan maken met inachtneming van de bepalingen van artikelen 9 tot 15, en artikel 20, § 2, zesde lid. De aanvraag brengt voor de instantie geen verplichting mee om het gevraagde bestuursdocument te verwerken of te analyseren. Bij het beantwoorden van aanvragen om milieu-informatie geven de instanties als de informatie voorhanden is en hierom gevraagd wordt, aan welke meetmethodes zijn gebruikt bij het samenstellen van de informatie met inbegrip van de methodes voor analysering, monstername en voorbehandeling van de monsters, of verwijzen naar een gebruikte standaardprocedure. Indien het bestuursdocument in de gevraagde vorm beschikbaar is of redelijkerwijze kan ter beschikking gesteld worden, verschaft de instantie in kwestie het bestuursdocument in de gevraagde vorm. Indien dit niet het geval is, dan deelt de instantie in haar beslissing aan de aanvrager mee in welke andere vorm of vormen het bestuursdocument beschikbaar is of redelijkerwijze kan ter beschikking gesteld worden. In voorkomend geval, motiveert de milieu-instantie waarom zij de milieu-informatie niet ter beschikking kan stellen van de aanvrager binnen de door hem voorgestelde termijn. § 2. De aanvraag wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen vijftien kalenderdagen schriftelijk, per fax of per e-mail beantwoord. Als een aanvraag overeenkomstig artikel 18 kennelijk onredelijk is of op een te algemene wijze geformuleerd is, begint een nieuwe termijn van 15 dagen te lopen vanaf het moment dat de aanvrager zijn aanvraag gespecificeerd of vervolledigd heeft. Indien de aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel 11, 2°, dan vermeldt de beslissing welke instantie verantwoordelijk is voor de afwerking van het bestuursdocument, alsmede de geschatte termijn voor de voltooiing ervan. Als de instantie oordeelt dat de gevraagde informatie moeilijk tijdig te verzamelen is, of als de toetsing van de aanvraag tot openbaarmaking aan de uitzonderingen, bedoeld in artikelen 11 tot 15 moeilijk tijdig uit te voeren is, dan deelt de instantie aan de aanvrager mee dat de termijn van vijftien kalenderdagen verlengd wordt tot een termijn van dertig kalenderdagen. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen voor het uitstel. Indien de aanvraag tot openbaarmaking wordt afgewezen op grond van artikelen 13,2° of 6°, artikel 14, 3°, of artikel 15, § 1,1°, 5° of 7°, dan neemt de instantie contact op met de betrokkene en vraagt ze of de aanvrager toestemming krijgt om alsnog toegang te krijgen tot het gevraagde bestuursdocument. Als de aanvraag tot openbaarmaking betrekking heeft op een bestuursdocument waarin een werk is opgenomen dat door een intellectueel recht beschermd wordt, wijst de instantie in haar beslissing in ieder geval hierop. § 3. De beslissing tot inwilliging wordt zo spoedig mogelijk uitgevoerd en uiterlijk binnen dertig kalenderdagen. Bij een verlengingsbeslissing, bedoeld in artikel 20, § 2, vierde lid, wordt die termijn van uitvoering gebracht op uiterlijk vijfenveertig kalenderdagen. Als de aanvrager gebruik wenst te maken van zijn recht op inzage, stelt de instantie die het bestuursdocument in haar bezit heeft in overleg met de aanvrager de plaats, de datum en het tijdstip van inzage vast. De aanvrager moet het bestuursdocument onder redelijke omstandigheden kunnen inkijken en moet hiervoor tevens voldoende tijd krijgen. De in artikel 4, § 1, genoemde instanties kunnen nadere regels vaststellen over de wijze waarop het inzagerecht kan worden uitgevoerd. De inzage en de uitleg zijn kosteloos. De in artikel 4, § 1, genoemde instanties kunnen de overhandiging van een afschrift afhankelijk maken van de betaling van een bedrag op basis vaneen redelijke kostprijs. De met toepassing van dit hoofdstuk verkregen bestuursdocumenten mogen niet voor commerciële doeleinden verspreid of gebruikt worden, met uitzondering van bestuursdocumenten of delen van bestuursdocumenten inzake milieu-informatie. Art. 21. De gemeenten verlenen hun medewerking aan de in artikel 4, § 1, 2°, genoemde instanties bij de indiening en behandeling van de aanvragen en de uitvoering van de beslissingen. De Vlaamse regering stelt de nadere regelen van die medewerking vast, na voorafgaand overleg. Afdeling V. — Beroepsprocedure Art. 22. De aanvrager kan beroep instellen tegen een beslissing van een in artikel 4, § 1, bedoelde instantie, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van een onwillige uitvoering van een beslissing. Hij stelt dat beroep in bij een beroepsinstantie die is samengesteld uit ambtenaren en die door de Vlaamse regering is aangewezen. Het beroep moet schriftelijk, per fax of per e-mail worden ingediend binnen een termijn van dertig kalenderdagen die, naargelang het geval, ingaat : — de dag na het versturen van de beslissing; — de dag na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 20, § 3, eerste lid. Overeenkomstig artikel 35 neemt de termijn om beroep in te stellen geen aanvang bij ontstentenis van een beslissing. Art. 23. De beroepsinstantie die een beroep ontvangt, noteert dit onmiddellijk in een register, met vermelding van datum van ontvangst. De registratie is openbaar voor de aanvrager die het beroep heeft ingesteld en voor de betrokken instantie. De beroepsinstantie brengt de in artikel 4, § 1, genoemde instantie onmiddellijk op de hoogte van het beroep. Art. 24. § 1. De beroepsinstantie spreekt zich uit over het beroep en brengt haar beslissing schriftelijk, per fax of per e-mail binnen een termijn van dertig kalenderdagen ter kennis van de aanvrager. Indien de beroepsinstantie oordeelt dat de gevraagde informatie moeilijk tijdig te verzamelen is, als de toetsing van de aanvraag aan de uitzonderingsgronden, bedoeld in artikelen 11 tot 15 moeilijk tijdig uit te voeren is, dan deelt de beroepsinstantie aan de indiener van het beroep mee dat de termijn van dertig kalenderdagen verlengd wordt tot een termijn van vijfenveertig kalenderdagen. De verlengingsbeslissing vermeldt de reden of de redenen voor het uitstel. Indien de aanvraag tot openbaarmaking wordt afgewezen op grond van artikel 13, 2° of 6°, artikel 14, 3°, of artikel 15, § 1,1°, 5° of 7°, dan neemt de beroepsinstantie contact op met de betrokkene en vraagt ze of de aanvrager toestemming krijgt om alsnog toegang te krijgen tot het gevraagde bestuursdocument. Als de aanvraag tot openbaarmaking betrekking heeft op een bestuursdocument waarin een werk is opgenomen dat door een intellectueel recht beschermd wordt, wijst de beroepsinstantie in haar beslissing in ieder geval hierop.
53375
53376
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE § 2. Als de beroepsinstantie het beroep inwilligt, staat zij de openbaarmaking, verbetering of aanvulling toe. § 3. De instantie die de informatie in haar bezit heeft of in een archief heeft neergelegd, voert de beslissing tot inwilliging van het beroep zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen veertig kalenderdagen uit. Bij de verlengingsbeslissing, bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid, wordt de termijn van uitvoering gebracht op uiterlijk vijfenvijftig kalenderdagen. Als de instantie de beslissing niet heeft uitgevoerd binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, dan voert de beroepsinstantie de beslissing zo snel mogelijk uit. Voor de in artikel 4, § 1, 3°, 4°, 6°, 7°, 8°en 9°, genoemde instanties, kan de beroepsinstantie een ambtenaar gelasten zich ter plaatse te begeven om zelf de beslissing ten uitvoer te leggen. Dat kan slechts na een schriftelijke waarschuwing. De tenuitvoerlegging gebeurt op persoonlijke kosten van de persoon die verantwoordelijk is voor het niet uitvoeren van de beslissing van het beroepsorgaan. Artikel 20, § 3, tweede tot vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Art. 25. De beroepsinstantie kan, als er een beroep aanhangig wordt gemaakt, alle bestuursdocumenten ter plaatse inzien of ze opvragen bij de betrokken instantie. De beroepsinstantie kan alle betrokken partijen en deskundigen horen en de personeelsleden van de instantie om extra inlichtingen vragen. Art. 26. De beroepsinstantie oefent zijn taak volledig onafhankelijk en neutraal uit. Bij de behandeling van de beroepen kan ze geen instructies ontvangen. Haar leden kunnen evenmin geëvalueerd of tuchtrechtelijk vervolgd worden op basis van de motieven die aan de beslissingen ten grondslag liggen in het kader van de taken die hun zijn toegewezen in dit decreet. Art. 27. De beroepsinstantie bezorgt aan de Vlaamse regering een jaarverslag over de beroepen die werden ingesteld en inzake de toepassing van de passieve openbaarheid. De Vlaamse regering legt het jaarverslag voor aan het Vlaams Parlement. HOOFDSTUK III. — Actieve openbaarheid Art. 28. § 1. Elke in artikel 4, § 1, 2° tot 8°, genoemde instantie heeft de verplichting de bevolking of de betrokken doelgroepen systematisch, correct, evenwichtig, tijdig en op verstaanbare wijze voor te lichten over haar beleid, regelgeving en dienstverlening en over de rechten die de bevolking verkrijgt uit hoofde van dit decreet. De Vlaamse regering kan voor de in artikel 4, § 1, 10°, genoemde instanties bepalen welke instanties alsnog moeten voldoen aan de in het vorige lid vermelde verplichting. § 2. In het kader van de actieve openbaarheid wordt geen informatie verspreid die valt onder de uitzonderingen, bedoeld in artikelen 13, 14 en 15. Voorzover het milieu-informatie betreft, vermeldt de instantie in voorkomend geval dat een bestuursdocument slechts gedeeltelijk openbaar werd gemaakt. Ze geeft in de mate van het mogelijke aan op welke plaatsen informatie werd weggelaten en op grond van welke bepaling van artikelen 11, 12, 15 en 17, § 2, dit gebeurde. Art. 29. § 1. Er wordt een gezamenlijk bestand met wegwijsinformatie en eerstelijnsinformatie van en over de in artikel 4, § 1, genoemde bestuursinstanties uitgebouwd. De wegwijsinformatie geeft aan waar de informatiezoeker terecht kan hetzij voor informatie over een bepaald onderwerp, hetzij voor de behandeling van een probleem of administratieve procedure. Eerstelijnsinformatie is niet-dossiergebonden basisinformatie die op een eenvoudige manier verstrekt wordt. Het databestand is vrij en gratis toegankelijk voor eenieder, zowel digitaal als via de loketten van de betrokken bestuursinstanties. § 2. In afwachting van de realisatie van het in § 1 uit te bouwen gezamenlijk bestand, publiceert elke provincie en elke gemeente een document met de beschrijving van de bevoegdheden en de interne organisatie van alle administratieve overheden die eronder ressorteren en dit document wordt ter beschikking gesteld van eenieder die erom vraagt. Van zodra het gezamenlijk bestand is gerealiseerd, vervalt de in deze paragraaf opgelegde verplichting voor de provincies en de gemeenten. § 3. De Vlaamse overheid is verantwoordelijk voor de uitbouw, het beheer en de ontsluiting van dit gezamenlijke bestand. De in artikel 4, § 1, genoemde instanties verlenen hieraan hun medewerking, na voorafgaand overleg. Art. 30. De milieu-instanties zorgen ervoor dat de milieuinformatie die relevant is voor hun taak en waarover ze beschikken of die voor hen wordt beheerd, in de mate van het mogelijke, geordend, accuraat, vergelijkbaar en geactualiseerd is. De door de Vlaamse regering aangewezen milieuinstanties zorgen ervoor dat milieu-informatie op een actieve, systematische en transparante wijze onder de bevolking of onder de betrokken doelgroepen wordt verspreid en op een doeltreffende wijze toegankelijk wordt gemaakt. De Vlaamse regering bepaalt welke milieu-informatie minimaal wordt verspreid en stelt nadere regels vast over de wijze waarop milieu-informatie wordt verspreid en toegankelijk gemaakt. Art. 31. § 1. In het kader van de actieve openbaarheid stelt de Vlaamse regering een communicatieambtenaar aan bij elk Vlaams ministerie. De Vlaamse regering kan bij een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid een communicatieambtenaar aanstellen. § 2. De Vlaamse regering stelt een communicatieambtenaar aan bij elk intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid. § 3. De raad van bestuur van elk extern verzelfstandigd agentschap stelt een communicatieambtenaar aan. § 4. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de bevoegdheden, rechtspositie en werking van de communicatieambtenaren, genoemd in §§ 1 tot 3, en de coordinatie van hun activiteiten. § 5. De provincieraad, de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn stellen, ieder wat hen betreft, een communicatieambtenaar aan. Art. 32. § 1. De in artikel 31 genoemde communicatieambtenaren zijn belast met de voorbereiding en de realisatie van het communicatiebeleid. Zij stimuleren, coordineren en begeleiden de communicatie van de betrokken bestuursinstantie. Zij hebben onder meer de opdracht om de bevolking en de betrokken doelgroepen voor te lichten over het gevoerde beleid, over specifieke beslissingen die op hen betrekking hebben en over de dienstverlening van de betrokken bestuursinstantie.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE § 2. De communicatieambtenaren hebben tot taak erop toe te zien dat alle voor de burgers bestemde bestuursdocumenten in correcte en verstaanbare taal zijn gesteld. § 3. Om de in § 1 vermelde taken te kunnen vervullen hebben de communicatieambtenaren het recht bij de betrokken bestuursinstantie alle nuttige documentatie op te vragen of er inzage van te nemen op de plaats waar die normaal wordt bewaard. Art. 33. § 1. Jaarlijks legt de Vlaamse regering een globaal, gecoördineerd verslag en een evaluatie van de communicatie en het communicatiebeleid van de Vlaamse ministeries, de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en de extern verzelfstandigde agentschappen, met betrekking tot het voorbije jaar, ter kennisgeving voor aan het Vlaams Parlement. § 2. De Vlaamse regering kan de Vlaamse ministeries, de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en de extern verzelfstandigde agentschappen nadere regels opleggen met betrekking tot de generieke aspecten en de coördinatie van het communicatiebeleid. Art. 34. Elke briefwisseling die uitgaat van een bestuursinstantie als genoemd in artikel 4, § 1, bevat de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer van degene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier. HOOFDSTUK IV. — Vermelden van de beroepsmogelijkheden Art. 35. Een beslissing of een administratieve handeling met individuele strekking, die beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meer bestuurden of voor een ander bestuur, wordt slechts geldig ter kennis gebracht als tevens de beroepsmogelijkheden en de modaliteiten van het beroep worden vermeld. Bij ontstentenis daarvan neemt de termijn voor het indienen van het beroep geen aanvang. HOOFDSTUK V. — Wijzigings- en opheffingsbepalingen Art. 36. Art. 14, § 2, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning wordt vervangen door wat volgt : « § 2. De aanvrager is verplicht aan de adviesverlenende overheidsorganen alle gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. De aanvrager kan in de aanvraag, of bij het overmaken van gevraagde gegevens en inlichtingen aan de bevoegde administratie vragen om te onderzoeken of ze overeenkomstig artikel 15, § 1, 7°, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalde gegevens in de stukken die overeenkomstig artikel 11, § 1, ter inzage zullen worden gelegd tijdens het openbaar onderzoek, niet ter beschikking van het publiek te stellen. Hij duidt in zijn vraag aan over welke gegevens het gaat en motiveert waarom hij van mening is dat deze gegevens niet aan het publiek ter beschikking kunnen worden gesteld. De administratie neemt een beslissing over de vraag van de aanvrager volgens de modaliteiten bepaald door de Vlaamse regering, in elk geval voor de aanvang van het openbaar onderzoek. Ze maakt een belangenafweging overeenkomstig het voornoemde artikel 15, § 1, 7°. Als ze op grond hiervan beslist dat op dat ogenblik de gegevens in kwestie niet ter beschikking gesteld worden van het publiek, kan ze die laten opnemen in een bijlage, die niet ter beschikking van het publiek wordt gesteld. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de regeling inzake passieve openbaarheid, bedoeld in hoofdstuk II van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. » . Art. 37. In artikel 24, § 1, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd tot op heden, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° elke natuurlijke of rechtspersoon die ten gevolge van de vestiging en de exploitatie van de inrichting rechtstreeks hinder kan ondervinden;″; 2° een 6° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 6° elke rechtspersoon die zich de bescherming van het leefmilieu statutair tot doel heeft gesteld, ten minste vijf jaar rechtspersoonlijkheid bezit en in zijn statuten het grondgebied omschreven heeft tot waar zijn bedrijvigheid zich uitstrekt. » Art. 38. De volgende bepalingen worden opgeheven : 1° het decreet van 18 mei 1999 betreffende de openbaarheid van bestuur; 2° de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten, voor wat betreft de provincies en de gemeenten in het Vlaamse Gewest, gewijzigd bij de wetten van 25 juni 1998 en 26 juni 2000; 3° artikel 33sexies en 33septies van het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2000; 4° artikel 24bis en 24ter van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van het administratief toezicht op de provincies van het Vlaamse Gewest, ingevoegd bij het decreet van 17 juli 2000. HOOFDSTUK VI. — Overgangs- en slotbepalingen Art. 39. De Vlaamse regering zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het decreet aan het Vlaams Parlement een verslag over de wijze waarop het is toegepast en doet eventueel de nodige voorstellen tot aanpassing van het decreet. Art. 40. In afwachting van een andersluidende beslissing van het bevoegde orgaan, vervullen de informatieambtenaren, aangesteld ter uitvoering van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de openbaarheid van bestuursdocumenten in de diensten en instellingen van de Vlaamse regering, en de voorlichtingsambtenaren, aangesteld ter uitvoering van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de openbaarheid van bestuur en de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten, hun functie voortaan als communicatieambtenaar, zoals bepaald in hoofdstuk III. Art. 41. In afwachting van de operationalisering van de bestuursinstanties voorzien in artikel 31, §§ 1 tot 3, stelt de Vlaamse regering een communicatieambtenaar aan bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en stelt de raad van bestuur van elke Vlaamse openbare instelling van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap een communicatieambtenaar aan.
53377
53378
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 42. De aanvragen en de beroepsschriften die op datum van de inwerkingtreding van dit decreet reeds werden ingediend, worden verder afgehandeld overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de openbaarheid van bestuur en de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten. Art. 43. Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 26 maart 2004. De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS. De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN. De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER Nota (1) Zitting 2002-2003 Stuk. — Ontwerp van decreet :1732 - Nr. 1. Zitting 2003-2004 Stukken. — Advies van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur : 1732 - Nr. 2. — Verslag over hoorzitting : 1732 - Nr. 3. — Amendementen : 1732 - Nrs. 4 tot 6. — Verslag : 1732 - Nr. 7. — Amendementen : 1732 - Nr. 8. — Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1732 - Nr. 9. Handelingen. — Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 17 maart 2004.
TRADUCTION MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE F. 2004 — 2523
[C − 2004/36026] 26 MARS 2004. — Décret relatif à la publicité de l’administration (1)
Le Parlement flamand a adopté et Nous, Gouvernement, sanctionnons ce qui suit : Décret relatif à la publicité de l’administration. CHAPITRE Ier. — Dispositions générales, définitions et champ d’application Article 1er. Le présent décret règle une matière communautaire et régionale. Art. 2. Le présent décret vise à élaborer la publicité passive de l’administration, telle que reconnue par l’article 32 de la Constitution, et la publicité active de l’administration. Art. 3. Pour l’application du présent décret, on entend par : 1° instance administrative : a) une personne morale créée par ou en vertu de la Constitution, d’une loi, d’un décret ou d’une ordonnance; b) une personne physique, un groupement de personnes physiques, une personne morale ou un groupement de personnes morales dont le fonctionnement est déterminé et contrôlé par a); c) une personne physique, un groupement de personnes physiques, une personne morale ou un groupement de personnes morales, dans la mesure où ils sont chargés par une instance administrative dans le sens de a), de l’exécution d’une tâche d’intérêt général ou dans la mesure où ils défendent une tâche d’intérêt général et prennent des décisions liant des tiers. Le pouvoir judiciaire ne relève pas de cette définition, sauf s’il agit en qualité autre que la qualité judiciaire. Les assemblées législatives et les institutions y attachées ne relèvent pas de cette définition, sauf en ce qui concerne les matières relatives aux marchés publics et aux membres du personnel de leurs services. Le pouvoir exécutif n’en relève pas non plus dans la mesure où il agit en qualité judiciaire; 2° instance environnementale a) une instance administrative; b) les personnes morales, personnes physiques ou groupements de celles-ci qui sont soumis au contrôle d’une instance administrative, dans la mesure où ils exercent des responsabilités ou fonctions publiques ou fournissent des services publics en ce qui concerne l’environnement. Le pouvoir judiciaire ne relève pas de cette définition, sauf s’il agit en qualité autre que la qualité judiciaire. Les assemblées législatives et les institutions y attachées ne relèvent pas de cette définition, sauf en ce qui concerne les matières relatives aux marchés publics et aux membres du personnel de leurs services. Le pouvoir exécutif n’en relève pas non plus dans la mesure où il agit en qualité judiciaire; 3° instance : une instance administrative ou une instance environnementale; 4° document administratif : tout support d’information, sous quelque forme que ce soit, dont une instance dispose; 5° informations environnementales : informations concernant a) l’environnement; b) les mesures et activités donnant lieu ou pouvant donner lieu à une pression sur l’environnement, ainsi que leurs analyses et évaluations qui sont pertinentes pour les mesures et activités visées au point e); c) la pression causée par les mesures et activités visées au point b), sur l’environnement par le biais des facteurs de perturbation environnementale tels que les facteurs de pollution;
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE d) la nature, les sites et constructions culturels, la santé, la sécurité et les conditions de vie de l’homme et les effets sur ceux-ci, chaque fois dans la mesure où ils sont, ou risquent d’être, altérés par l’état de l’environnement, les mesures et activités visées au point b), ou les facteurs de perturbation visés au point c); e) les mesures et activités visant à maintenir, réparer, développer l’environnement et les éléments visés au point d), ou à prévenir, limiter ou compenser la pression exercée sur l’environnement, ainsi que leurs analyses et évaluations; 6° informations à caractère personnel : des informations comportant une appréciation, un jugement de valeur ou la description d’un comportement d’une personne physique nommément désignée ou aisément identifiable; 7° demande : la demande de publication, correction ou complément de documents administratifs, sauf stipulation contraire; 8° communication : les annonces, messages, campagnes d’information ou de sensibilisation émanant d’une instance et destinés au public ou à certains groupes cibles, ou les autres initiatives de communication d’une instance, en dépit des canaux ou médias utilisés. Art. 4. § 1er. Le présent décret est d’application aux instances suivantes : 1° le Parlement flamand et les institutions qui en relèvent; 2° les services, institutions et personnes morales qui relèvent de la Communauté flamande ou de la Région flamande; 3° les communes et les districts; 4° les provinces; 5° les autres institutions communales et provinciales, y compris les associations sans but lucratif dans lesquelles une ou plusieurs communes ou les provinces disposent d’au moins la moitié des voix dans un des organes de gestion, ou se chargent d’au moins la moitié du financement; 6° les associations de provinces et de communes, visées dans la loi du 22 décembre 1986 relative aux intercommunales, et les partenariats tels que réglés dans le décret du 6 juillet 2001 portant réglementation de la coopération intercommunale; 7° les centres publics d’aide sociale, dénommés ci-après les C.P.A.S., et les associations visées au chapitre 12 de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale; 8° les polders, visés dans la loi du 3 juin 1957 relative aux polders, et les wateringues, visés dans la loi du 5 juillet 1956 relative aux wateringues; 9° les fabriques d’églises et les établissements chargés de la gestion du temporel des cultes reconnus; 10° toutes les autres instances au sein de la Région flamande et de la Communauté flamande. § 2. Les articles 10, 12, 13, 14, 15, et 17, § 2, s’appliquent à d’autres instances que celles visées au § 1er, dans la mesure où le présent décret interdit ou limite la publicité de documents administratifs pour des raisons qui relèvent de la compétence de la Communauté flamande ou de la Région flamande. Art. 5. Le présent décret ne porte pas atteinte aux dispositions décrétales qui prévoient une publicité plus large de l’administration. Art. 6. § 1er. Pour l’application du présent décret, les délais de décision et d’exécution prennent cours le jour suivant la date d’enregistrement de la demande, et à défaut de cet enregistrement, le jour suivant la date de réception de la demande. § 2. Ces délais expirent le dernier jour à minuit. CHAPITRE II. — Publicité passive Section 1re. — Dispositions générales Art. 7. Les membres du personnel d’instances sont obligés à assister les personnes physiques, personnes morales ou groupements de celles-ci dans leur recherche d’informations dont disposent les instances. L’instance est tenue à rendre publics les documents administratifs désirés à toute personne physique ou morale ou tout groupement de celles-ci qui en fait la demande, en les mettant à disposition pour consultation, en donnant des explications à leur sujet ou en délivrant une copie. Art. 8. § 1er. Un document administratif détenu par un membre du personnel d’une instance est réputé appartenir à l’instance dans la mesure où le document administratif porte sur l’exercice des fonctions de l’instance. En ce qui concerne le Parlement flamand, on entend par membre du personnel’ dans l’alinéa précédent uniquement le membre du personnel des services du parlement. § 2. Un document administratif d’une instance qui est déposé dans des archives, est un document administratif dont cette instance dispose. Art. 9. Un document administratif est rendu public en partie s’il contient, outre d’autres informations, des informations auxquelles s’applique une exception, telle que visée aux articles 11, 12, 13, 14 ou 15, ou pour lesquelles vaut l’obligation en matière de justification de l’intérêt, visée à l’article 17, § 2, alinéa deux, et s’il est possible de séparer les informations susvisées des autres informations. Dans ce cas, l’instance mentionne explicitement dans sa décision qu’un document administratif ne peut être rendu public qu’en partie. Dans la mesure du possible, elle indique les endroits où des informations ont été supprimées, et la disposition des articles 11, 12, 13, 14, 15 et 17, § 2, qui en est à la base. Section II. — Exceptions à la publicité Sous-Section 1re. — Dispositions communes Art. 10. Les exceptions fixées aux articles 11, 13, 14 et 15 font l’objet, au cas par cas, d’une explication restrictive. En outre, ceci est réalisé, dans le cas des articles 11, 14 et 15, dans le respect de l’intérêt public servi par la publication. Art. 11. Les instances mentionnées à l’article 4, § 1er, peuvent rejeter une demande : 1° si la demande demeure manifestement déraisonnable ou reste formulée de fac¸ on trop générale, après que l’instance a demandé de reformuler la première demande, tel que visé à l’article 18;
53379
53380
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE 2° si la demande concerne des documents administratifs qui sont inachevés ou incomplets. Art. 12. Les exceptions fixées aux articles 13 à 15 s’appliquent sans préjudice des autres exceptions fixées par la loi, le décret ou l’ordonnance pour les motifs relatifs à l’exercice des compétences de l’autorité fédérale, de la communauté ou de la région. Sous-Section II. — Informations qui ne concernent pas l’environnement Art. 13. Les instances visées à l’article 4 rejettent une demande de divulgation dans la mesure où celle-ci ne concerne pas des informations environnementales : 1° si la divulgation porte atteinte à une obligation de secret instaurée dans une matière relevant de la compétence de la communauté ou de la région; 2° si la divulgation porte atteinte à la protection de la vie privée, à moins que la personne concernée n’ait consenti à la divulgation; 3° si la divulgation porte atteinte au secret des délibérations du Gouvernement flamand et des autorités responsables qui en relèvent, au secret des délibérations des organes du Parlement flamand ainsi qu’au secret, fixé par loi ou décret, des délibérations des organes des instances visées à l’article 4, § 1er, 3° à 10°; 4° s’il s’agit de documents administratifs établis uniquement pour l’action publique ou l’action d’une sanction administrative; 5° s’il s’agit de documents administratifs établis uniquement pour l’application éventuelle de mesures disciplinaires, tant que la possibilité de prendre une mesure disciplinaire existe; 6° s’il s’agit de documents administratifs qui contiennent des données fournies par un tiers sans qu’il y soit obligé et qu’il a qualifiées explicitement comme confidentielles, à moins qu’il ne consente à la divulgation. Art. 14. Les instances visées à l’article 4 rejettent une demande de divulgation, dans la mesure où celle-ci ne concerne pas des informations environnementales, si elles estiment que l’intérêt de la publicité ne l’emporte pas sur la protection d’un des intérêts suivants : 1° un intérêt économique, financier ou commercial d’une instance visée à l’article 4, § 1er; 2° le caractère confidentiel des relations internationales de la Région flamande ou de la Communauté flamande, et des relations de la Région flamande ou de la Communauté flamande avec les institutions supranationales, avec les autorités fédérales et avec les autres communautés et régions; 3° le caractère confidentiel des informations commerciales et industrielles, lorsque ces informations sont protégées afin de préserver un intérêt économique légitime, à moins que la personne dont proviennent les informations, n’ait consenti à la publicité; 4° la procédure d’un procès civil ou administratif et la possibilité pour toute personne d’être jugée équitablement; 5° le caractère confidentiel de l’action d’une instance dans la mesure où ce caractère confidentiel est nécessaire à l’exercice du maintien administratif, la réalisation d’un audit interne ou la prise de décision politique; 6° l’ordre public et la sécurité. Sous-Section III. — Informations environnementales er
Art. 15. § 1 . Les instances environnementales visées à l’article 4 rejettent une demande de divulgation, dans la mesure où celle-ci concerne des informations environnementales, si elles estiment que l’intérêt de la publicité ne l’emporte pas sur la protection d’un des intérêts suivants : 1° la protection de la vie privée, à moins que la personne concernée n’ait consenti à la divulgation; 2° le secret des délibérations du Gouvernement flamand et des autorités responsables qui en relèvent, le secret des délibérations des organes du Parlement flamand ainsi que le secret, fixé par loi ou décret, des délibérations des organes des instances visées à l’article 4, § 1er, 3° à 10°; 3° le caractère confidentiel des documents administratifs établis uniquement pour l’action publique ou l’action d’une sanction administrative; 4° le caractère confidentiel des documents administratifs établis uniquement pour l’application éventuelle de mesures disciplinaires, tant que la possibilité de prendre une mesure disciplinaire existe; 5° la protection des informations fournies par un tiers sans qu’il y soit obligé et qu’il a qualifié explicitement comme confidentielles, à moins qu’il ne consente à la divulgation; 6° le caractère confidentiel des relations internationales de la Région flamande ou de la Communauté flamande, et des relations de la Région flamande ou de la Communauté flamande avec les institutions supranationales, avec les autorités fédérales et avec les autres communautés et régions; 7° le caractère confidentiel des informations commerciales et industrielles, lorsque ces informations sont protégées afin de préserver un intérêt économique légitime, à moins que la personne dont proviennent les informations, n’ait consenti à la publicité; 8° la procédure d’un procès civil ou administratif et la possibilité pour toute personne d’être jugée équitablement; 9° le caractère confidentiel de l’action d’une instance environnementale dans la mesure où ce caractère confidentiel est nécessaire à l’exercice du maintien administratif, la réalisation d’un audit interne ou la prise de décision politique; 10° l’ordre public et la sécurité; 11° la protection de l’environnement à laquelle les informations se rapportent. § 2. Dans la mesure où les informations demandées concernent des émissions dans l’environnement, les motifs d’exception visés au § 1er, 1°, 2°, 5°, 7°, 9° et 11°, ne s’appliquent pas. Pour les motifs d’exception visés au § 1er, 3°, 4°, 6°, 8° et 10°, il est tenu compte du fait si les informations demandées concernent des émissions dans l’environnement. § 3. Les exceptions mentionnées au § 1er, 9° et 11°, ne s’appliquent pas aux informations visées à l’accord de coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, les Régions flamande et wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Section III. — Rectification ou complémentation de documents administratifs Art. 16. Lorsque quelqu’un constate qu’un document administratif contient des informations inexactes ou incomplètes sur lui, l’intéressé peut obliger l’instance compétente à rectifier ou à compléter ces informations, à la condition qu’il puisse produire les pièces justificatives nécessaires. A cet effet, il adresse une demande de rectification ou de complémentation à l’instance compétente. La rectification ou la complémentation est gratuite. Si une procédure spécifique est prescrite par ou en vertu d’une loi ou d’un décret, la rectification ou la complémentation ne peut avoir lieu que sur la base de cette procédure. Section IV. — La procédure de demande Art. 17. § 1. La demande est présentée par écrit. Par demande écrite, on entend une demande introduite par lettre, par fax, par e-mail ou remise en main propre. La demande indique clairement la matière concernée, et si possible les documents administratifs concernés, la forme dans laquelle l’information est, de préférence, mise à disposition et le nom et l’adresse de correspondance du demandeur. Pour les informations environnementales, elle peut également contenir une proposition du délai dans lequel le demandeur souhaite recevoir les informations. Le demandeur justifie de son identité et démontre, le cas échéant, que celui dont les informations proviennent, a consenti à la divulgation, si la demande concerne : 1° la vie privée, visée à l’article 13, 2°, ou à l’article 15, § 1er, 1°; 2° des informations commerciales ou industrielles confidentielles, visées à l’article 14, 3°, ou à l’article 15, § 1er, 7°; 3° des informations fournies par des tiers sans qu’ils y soient obligés et qu’ils ont qualifiées explicitement comme confidentielles, telles que visées à l’article 13, 6°, ou à l’article 15, § 1er, 5°. § 2. Le demandeur ne doit pas justifier d’un intérêt. Pour la divulgation d’informations à caractère personnel, le demandeur doit toutefois démontrer que sa situation juridique peut être lésée de manière directe et personnelle par : 1° les informations; 2° ou la décision à laquelle les informations se rapportent; 3° ou la décision en vue de la préparation de laquelle le document contenant les informations a été établi. Cet intérêt ne doit être justifié que dans la mesure où il s’agit d’informations autres que des informations environnementales, et dans la mesure où les informations à caractère personnel ne concernent pas le demandeur. § 3. La demande est adressée à l’instance qui dispose du document administratif ou l’a déposé dans des archives. Elle peut également être adressée au fonctionnaire de la communication, visé à l’article 31, § 1er. Si la demande est adressée à une instance qui n’a pas le document administratif en sa possession ou au fonctionnaire de la communication, l’instance ou le fonctionnaire de la communication transmet la demande dans les plus brefs délais à l’instance qui a le document probablement en sa possession. Le demandeur en est informé immédiatement. Si la demande est adressée à des archives et concerne un document administratif qui a été déposé dans des archives par une instance, les archives transmettent la demande immédiatement à cette instance. L’instance qui rec¸ oit une demande et a le document administratif en sa possession ou l’a déposé dans des archives, la consigne sans délai dans un registre, avec mention de la date de réception. L’enregistrement est public pour le demandeur. Art. 18. Si la demande est manifestement déraisonnable ou est formulée de fac¸ on trop générale, l’instance invite le demandeur dans les plus brefs délais à spécifier ou compléter sa demande. L’instance communique les motifs pour lesquels la demande est manifestement déraisonnable ou est formulée de fac¸ on trop générale. Dans la mesure du possible, elle indique également les données relatives aux informations demandées qui sont nécessaires pour pouvoir accéder à la demande. Art. 19. La décision sur la demande est prise, sans préjudice de la délégation : 1° pour le Parlement flamand : par le greffier; 2° pour les institutions relevant du Parlement flamand : par un membre du personnel dirigeant compétent; 3° pour l’instance visée à l’article 4, § 1er, 2° : par un membre du personnel dirigeant compétent de l’instance qui a le document administratif en sa possession; 4° pour les communes et les districts : par le secrétaire; 5° pour les provinces : par le greffier; 6° pour les autres institutions communales et provinciales et les A.S.B.L., visées à l’article 4, § 1er, 5° : par le président du conseil d’administration; 7° pour les associations de provinces et de communes et les partenariats, visés à l’article 4, § 1er, 6° : par le président de l’association; 8° pour les C.P.A.S. et les associations, visés au chapitre 12 de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d’aide sociale : par le secrétaire du C.P.A.S. ou le fonctionnaire dirigeant de l’association; 9° pour les polders et wateringues : par le dijkgraaf du polder ou le président du wateringue; 10° pour les fabriques d’églises et les établissements chargés de la gestion du temporel des cultes reconnus : par leur président; 11° pour les autres instances au sein de la Région flamande et de la Communauté flamande : par la personne compétente conformément aux réglementation et statuts applicables. Art. 20. § 1er. Après la réception de la demande, l’instance vérifie quels documents administratifs elle peut divulguer dans le respect des dispositions des articles 9 à 15, et de l’article 20, § 2, alinéa six. La demande n’emporte pas pour l’instance l’obligation de traiter ou d’analyser le document administratif demandé.
53381
53382
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE En accédant aux demandes d’informations environnementales, les instances mentionnent, si les informations sont disponibles et si la demande en est faite, quelles sont les méthodes de mesurage utilisées pour la composition des informations, y compris les méthodes d’analyse, d’échantillonnage et de préparations des échantillons, ou réfèrent à une procédure standard utilisée. Si le document administratif est disponible ou peut raisonnablement être mis à disposition sous la forme demandée, l’instance en question fournit le document administratif sous la forme demandée. Dans le cas contraire, l’instance communique dans sa décision au demandeur sous quelle(s) autre(s) forme(s) le document administratif est disponible ou peut raisonnablement être mis à disposition. Le cas échéant, l’instance environnementale motive pourquoi elle ne peut pas mettre les informations environnementales à disposition du demandeur dans le délai proposé par lui. § 2. Il est répondu à la demande dans les plus brefs délais et au plus tard dans les quinze jours calendaires, par écrit, par fax ou par e-mail. Si une demande est manifestement déraisonnable ou est formulée de fac¸ on trop générale conformément à l’article 18, un nouveau délai de 15 jours prend cours dès le moment où le demandeur a spécifié ou complété sa demande. Si la demande est rejetée sur la base de l’article 11, 2°, la décision mentionne l’instance qui est responsable de l’achèvement du document administratif, ainsi que le délai estimé pour sa finalisation. Si l’instance estime que l’information demandée peut difficilement être rassemblée à temps, ou si la vérification de la demande de divulgation à la lumière des motifs d’exception, visés aux articles 11 à 15, peut difficilement être effectuée à temps, l’instance notifie au demandeur que le délai de quinze jours calendaires est prolongé à trente jours calendaires. La décision de prolongation indique le ou les motifs de l’ajournement. Si la demande de divulgation est rejetée sur la base des articles 13, 2° ou 6°, de l’article 14, 3°, ou de l’article 15, § 1er, 1°, 5° ou 7°, l’instance contacte la personne concernée et demande si le demandeur est autorisé à avoir tout de même accès au document administratif demandé. Si la demande de divulgation porte sur un document administratif incluant une œuvre protégée par un droit intellectuel, l’instance le signale en tout cas dans sa décision. § 3. La décision d’acceptation est exécutée dans les meilleurs délais et au plus tard dans les trente jours calendaires. En cas de décision de prolongation, visée à l’article 20, § 2, alinéa quatre, ce délai d’exécution est porté à quarante-cinq jours calendaires au plus. Lorsque le demandeur se prévaut de son droit de consultation, l’instance qui détient le document administratif détermine le lieu, la date et l’heure de consultation, en concertation avec le demandeur. Le demandeur doit pouvoir consulter le document administratif dans des conditions raisonnables, et doit disposer de suffisamment de temps à cet effet. Les instances visées à l’article 4, § 1er, peuvent arrêter les modalités d’exécution du droit de consultation. La consultation et les explications sont gratuites. Les instances visées à l’article 4, § 1er, peuvent subordonner la délivrance d’une copie au paiement d’un montant sur la base d’un coût raisonnable. Les documents administratifs obtenus en application du présent chapitre, ne peuvent être diffusés ou utilisés à des fins commerciales, à l’exclusion des documents administratifs ou parties de documents administratifs contenant des informations environnementales. Art. 21. Les communes collaborent avec les instances visées à l’article 4, § 1er, 2°, lors de l’introduction et le traitement des demandes et l’exécution des décisions. Le Gouvernement flamand arrête les modalités de cette collaboration, après concertation préalable. Section V. — Procédure de recours Art. 22. Le demandeur peut former un recours contre une décision d’une instance visée à l’article 4, § 1er, ou si le délai imparti pour prendre la décision a expiré, ou en cas d’exécution récalcitrante d’une décision. Il introduit ce recours auprès d’une instance de recours composée de fonctionnaires et désignée par le Gouvernement flamand. Le recours doit être introduit par écrit, par fax ou par e-mail dans un délai de trente jours calendaires qui, selon le cas, prend cours : — le jour suivant l’envoi de la décision; - le jour suivant l’expiration du délai visé à l’article 20, § 3, alinéa premier. Conformément à l’article 35, le délai de formation d’un recours ne prend pas cours à défaut de décision. Art. 23. L’instance de recours qui rec¸ oit un recours, le consigne sans délai dans un registre, avec mention de la date de réception. L’enregistrement est public pour le demandeur qui a formé le recours et pour l’instance concernée. L’instance de recours informe l’instance visée à l’article 4, § 1er, immédiatement du recours. Art. 24. § 1er. L’instance de recours statue sur le recours et notifie sa décision par écrit, par fax ou par e-mail au demandeur dans un délai de trente jours calendaires. Si l’instance de recours estime que l’information demandée peut difficilement être rassemblée à temps, ou si la vérification de la demande à la lumière des motifs d’exception, visés aux articles 11 à 15, peut difficilement être effectuée à temps, l’instance de recours notifie à l’appelant que le délai de trente jours calendaires est prolongé à quarante-cinq jours calendaires. La décision de prolongation indique le ou les motifs de l’ajournement. Si la demande de divulgation est rejetée sur la base de l’article 13, 2° ou 6°, de l’article 14, 3°, ou de l’article 15, § 1er, 1°, 5° ou 7°, l’instance de recours contacte la personne concernée et demande si le demandeur est autorisé à avoir tout de même accès au document administratif demandé. Si la demande de divulgation porte sur un document administratif incluant une œuvre protégée par un droit intellectuel, l’instance de recours le signale en tout cas dans sa décision. § 2. Si l’instance de recours fait droit au recours, elle autorise la divulgation, rectification ou complémentation. § 3. L’instance qui détient les informations ou les a déposées dans des archives, exécute la décision d’acceptation du recours dans les meilleurs délais et au plus tard dans les quarante jours calendaires. En cas de décision de prolongation, visée à l’article 24, § 1er, alinéa deux, ce délai d’exécution est porté à cinquante-cinq jours calendaires au plus. Si l’instance n’a pas exécuté la décision dans le délai visé au premier alinéa, l’instance de recours exécute la décision dans les meilleurs délais.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Pour les instances visées à l’article 4, § 1er, 3°, 4°, 6°, 7°, 8° et 9°, l’instance de recours peut charger un fonctionnaire de se rendre sur place afin d’exécuter lui-même la décision. Ceci n’est possible qu’après un avertissement écrit. L’exécution se fait aux frais personnels de la personne responsable de l’inexécution de la décision de l’organe de recours. L’article 20, § 3, alinéa deux à quatre, s’applique par analogie. Art. 25. L’instance de recours peut, lorsqu’elle est saisie d’un recours, consulter sur place tous les documents administratifs ou se les faire communiquer par l’instance concernée. L’instance de recours peut entendre tous les parties et experts et demander des informations complémentaires aux membres du personnel de l’instance. Art. 26. L’instance de recours exerce sa mission en toute impartialité et neutralité. Lors du traitement des recours, elle ne peut recevoir aucune instruction. Ses membres ne peuvent être évalués ni faire l’objet de poursuites disciplinaires sur la base des motifs qui sont à la base des décisions dans le cadre des tâches qui leur sont attribuées dans le présent décret. Art. 27. L’instance de recours fait parvenir au Gouvernement flamand un rapport annuel sur les recours dont elle est saisie au sujet de l’application de la publicité passive. Le Gouvernement flamand soumet le rapport annuel au Gouvernement flamand. CHAPITRE III. — Publicité active Art. 28. § 1er. Les instances visées à l’article 4, § 1er, 2° à 8°, sont tenues d’informer la population ou les groupes cibles concernés, de manière systématique, correcte, équilibrée, opportune et compréhensible, sur sa politique, sa réglementation et ses services ainsi que sur les droits qu’obtient la population en vertu du présent décret. Le Gouvernement flamand peut déterminer, pour les instances visées à l’article 4, § 1er, 10°, quelles instances doivent encore remplir l’obligation mentionnée à l’alinéa précédent. § 2. Dans le cadre de la publicité active, aucune information n’est diffusée relevant des exceptions visées aux articles 13, 14 et 15. Dans la mesure où il s’agit d’informations environnementales, l’instance mentionne le cas échéant qu’un document administratif n’a été publié qu’en partie. Dans la mesure du possible, elle indique les endroits où des informations ont été supprimées, et la disposition des articles 11, 12, 15 et 17, § 2, qui en est à la base. Art. 29. § 1er. Il est développé un fichier commun contenant des informations de renvoi et des informations de première ligne des et au sujet des instances administratives visées à l’article 4, § 1er. Les informations de renvoi indiquent où s’adresser en tant que chercheur d’informations soit pour des informations concernant un sujet déterminé, soit pour le traitement d’un problème ou une procédure administrative. Les informations de première ligne sont des informations de base non liées à un dossier, qui sont fournies d’une manière simple. Le fichier d’informations est librement et gratuitement accessible à tous, tant sous forme numérique que par le biais des guichets des instances administratives concernées. § 2. En attendant la réalisation du fichier commun à développer au § 1er, chaque province et chaque commune publie un document contenant la description des compétences et l’organisation interne de toutes les autorités administratives qui en relèvent, et ce document est mis à disposition de chacun qui en fait la demande. Dès la réalisation du fichier commun, l’obligation imposée aux provinces et aux communes dans le présent paragraphe est annulée. § 3. Le Gouvernement flamand est responsable du développement, de la gestion et l’ouverture de ce fichier commun. Les instances visées à l’article 4, § 1er, y apportent leur collaboration, après concertation préalable. Art. 30. Les instances environnementales veillent à ce que les informations environnementales pertinentes pour leur tâche et dont elles disposent ou qui sont gérées pour elles soient, dans la mesure du possible, ordonnées, exactes, comparables et actualisées. Les instances environnementales désignées par le Gouvernement flamand veillent à ce que les informations environnementales soient diffusées parmi la population ou parmi les groupes cibles concernés de fac¸ on active, systématique et transparente, et soient rendues accessibles de fac¸ on efficace. Le Gouvernement flamand détermine quelles informations environnementales sont diffusées au minium, et arrête les modalités concernant la manière dont les informations environnementales sont diffusées et rendues accessibles. Art. 31. § 1er. Dans le cadre de la publicité active, le Gouvernement flamand désigne un fonctionnaire de la communication auprès de chaque Ministère flamand. Le Gouvernement flamand peut désigner un fonctionnaire de la communication auprès d’une agence autonomisée interne sans personnalité juridique. § 2. Le Gouvernement flamand désigne un fonctionnaire de la communication auprès de chaque agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique. § 3. Le conseil d’administration de chaque agence autonomisée externe désigne un fonctionnaire de la communication. § 4. Le Gouvernement flamand peut arrêter des modalités concernant les compétences, le statut et le fonctionnement des fonctionnaires de la communication, visés aux §§ 1er à 3, et la coordination de leurs activités. § 5. Le conseil provincial, le conseil communal et le conseil de l’aide sociale désignent, chacun en ce qui le concerne, un fonctionnaire de la communication. Art. 32. § 1er. Les fonctionnaires de la communication visés à l’article 31 sont chargés de la préparation et la réalisation de la politique de communication. Ils stimulent, coordonnent et accompagnent la communication de l’instance administrative concernée. Ils ont entre autres pour mission d’informer la population et les groupes cibles concernés sur la politique menée, sur des décisions spécifiques qui leur concernent et sur les services de l’instance administrative concernée. § 2. Les fonctionnaires de la communication ont pour mission de veiller à ce que tous les documents administratifs destinés aux citoyens soient rédigés dans un langage correct et compréhensible. § 3. Pour l’accomplissement des missions citées au § 1er, les fonctionnaires de la communication ont le droit de se faire communiquer tous les documents utiles détenus par l’instance administrative concernée ou de les consulter aux endroits où ils sont conservés.
53383
53384
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 33. § 1er. A titre d’information, le Gouvernement flamand soumet annuellement au Parlement flamand un rapport global et coordonné ainsi qu’une évaluation de la communication et de la politique de communication des Ministères flamands, des agences autonomisées internes dotées de la personnalité juridique et des agences autonomisées externes, concernant l’année passée. § 2. Le Gouvernement flamand peut imposer aux Ministères flamands, aux agences autonomisées internes dotées de la personnalité juridique et aux agences autonomisées externes, des règles spécifiques relatives aux aspects génériques et la coordination de la politique de communication. Art. 34. Toute correspondance émanant d’une instance administrative telle que visée à l’article 4, § 1er, comporte le nom, la qualité, l’adresse et le numéro de téléphone de la personne qui peut fournir des renseignements au sujet du dossier. CHAPITRE IV. — Mention des possibilités de recours Art. 35. Une décision ou un acte administratif à portée individuelle, tendant à avoir des conséquences juridiques pour un ou plusieurs administrés ou pour un autre pouvoir, n’est notifié de manière valable que si les possibilités de recours et ses modalités sont indiquées simultanément. Faute de cette mention, le délai de formation du recours ne prend pas cours. CHAPITRE V. — Dispositions modificatives et abrogatoires Art. 36. L’article 14, § 2, du décret du 28 juin 1985 relatif à l’autorisation écologique est remplacé par la disposition suivante : « § 2. Le demandeur est obligé de remettre aux organismes publics consultatifs toute donnée et tout renseignement demandés. Dans la demande, ou lors de la transmission des données et informations demandées, le demandeur peut demander à l’administration compétente d’examiner si, conformément à l’article 15, § 1er, 7°, du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration, certaines données des documents qui pourront être consultés pendant l’enquête publique conformément à l’article 11, § 1er, ne seront pas mises à disposition du public. Dans sa demande, il indique les données dont il s’agit et il motive pourquoi il est d’avis que ces données ne peuvent pas être mises à disposition du public. L’administration prend une décision relative à la demande du demandeur selon les modalités arrêtées par le Gouvernement flamand, en tout cas avant le début de l’enquête publique. Elle procède à une pondération des intérêts conformément à l’article 15, § 1er, 7°, précité. Lorsqu’elle décide, sur cette base, que les données en question ne seront pas mises à disposition du public à ce moment-là, elle peut les faire reprendre dans une annexe qui ne sera pas mise à disposition du public. Cette disposition ne porte pas atteinte à la réglementation en matière de publicité passive, visée au chapitre II du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration. » . Art. 37. A l’article 24, § 1er, du même décret, tel qu’il a été modifié jusqu’à ce jour, sont apportées les modifications suivantes : 1° le 5° est remplacé par la disposition suivante : « 5° toute personne physique ou morale susceptible d’être incommodée directement par la localisation ou l’exploitation de l’établissement;″; 2° il est ajouté un 6°, rédigé comme suit : « 6° toute personne morale qui a comme fin statutaire la protection de l’environnement, qui dispose de la personnalité juridique depuis au moins cinq ans, et qui a décrit dans ses statuts le territoire couvert par ses activités. » . Art. 38. Les dispositions suivantes sont abrogées : 1° le décret du 18 mai 1999 relatif à la publicité de l’administration; 2° la loi du 12 novembre 1997 relative à la publicité de l’administration dans les provinces et les communes, en ce qui concerne les provinces et les communes dans la Région flamande, modifiée par les lois des 25 juin 1998 et 26 juin 2000; 3° les articles 33sexies et 33septies du décret du 28 avril 1993 portant réglementation, pour la Région flamande, de la tutelle administrative des communes, insérés par le décret du 17 juillet 2000; 4° les articles 24bis et 24ter du décret du 22 février 1995 portant réglementation de la tutelle administrative des provinces en Région flamande, insérés par le décret du 17 juillet 2000. CHAPITRE VI. — Dispositions transitoires et finales Art. 39. Dans les cinq ans suivant l’entrée en vigueur du décret, le Gouvernement flamand soumet au Parlement flamand un rapport concernant la manière dont il est appliqué, et fait éventuellement les propositions nécessaires d’adaptation du décret. Art. 40. En attendant une décision contraire de l’organe compétent, les fonctionnaires chargés de l’information, désignés en exécution du décret du 23 octobre 1991 relatif à la publicité des documents administratifs dans les services et établissements du Gouvernement flamand, et les fonctionnaires chargés de l’information, désignés en exécution du décret du 18 mai 1999 relatif à la publicité de l’administration et de la loi du 12 novembre 1997 relative à la publicité de l’administration dans les provinces et les communes, remplissent dorénavant leur fonction en tant que fonctionnaire de la communication, tel que fixé au chapitre III. Art. 41. En attendant l’opérationnalisation des instances administratives prévues à l’article 31, §§ 1er à 3, le Gouvernement flamand désigne un fonctionnaire de la communication auprès du Ministère de la Communauté flamande, et le conseil d’administration de chaque Organisme public flamand de la Région flamande et de la Communauté flamande désigne un fonctionnaire de la communication.
53385
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 42. Les demandes et les recours qui ont déjà été introduits à la date de l’entrée en vigueur du présent décret, continueront à être traités conformément aux dispositions applicables du décret du 18 mai 1999 relatif à la publicité de l’administration et de la loi du 12 novembre 1997 relative à la publicité de l’administration dans les provinces et les communes. Art. 43. Le présent décret entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Promulguons le présent décret, ordonnons qu’il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 26 mars 2004. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, B. SOMERS Le Ministre flamand des Affaires intérieures, de la Culture, de la Jeunesse et de la Fonction publique, P. VAN GREMBERGEN Le Ministre flamand de l’Environnement, de l’Agriculture et de la Coopération au Développement, J. TAVERNIER Note (1) Session 2002-2003 Document. — Projet de décret : 1732 – N° 1. Session 2003-2004 Documents. — Avis du Conseil supérieur de l’Administration intérieure : 1732 - n° 2. — Rapport de l’audience : 1732 - N° 3. — Amendements : 1732 - Nos 4 à 6. — Rapport : 1732 - N° 7. — Amendements : 1732 - N° 8. — Texte adopté en séance plénière : 1732 – N° 9. Annales. — Discussion et adoption. Séances du 17 mars 2004.
* MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2004 — 2524
[C − 2004/35935] 2 APRIL 2004. — Besluit van de Vlaamse regering tot goedkeuring van de gewijzigde statuten van het Belgische Rode Kruis
De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 30 maart 1891, waarbij aan de vereniging van het Belgische Rode Kruis rechtspersoonlijkheid wordt verleend; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 juni 1998 tot goedkeuring van de gewijzigde statuten van het Belgische Rode Kruis; Overwegende dat de bijzondere algemene vergadering van het Belgische Rode Kruis op 11 oktober 2003 beslist heeft om de statuten te wijzigen; Overwegende dat de gewijzigde statuten met eenparigheid van stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde stemgerechtigde leden van de bijzondere algemene vergadering werden goedgekeurd; Overwegende dat het Belgische Rode Kruis op 30 oktober 2003 een verzoek heeft gericht aan de Vlaamse regering om de gewijzigde statuten goed te keuren; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 maart 2004; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De statuten van het Belgisch Rode Kruis, die als bijlage bij dit besluit gevoegd zijn, worden goedgekeurd. Art. 2. Het besluit van de Vlaamse regering van 23 juni 1998 tot goedkeuring van de statuten van het Belgische Rode Kruis wordt opgeheven. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 2 april 2004. De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER
53386
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Bijlage Statuten van het Belgische Rode Kruis TITEL I. — Algemene bepalingen Oprichting Artikel 1. Het Belgische Rode Kruis, gesticht op 4 februari 1864, is gebaseerd op de verdragen van Genève van 12 augustus 1949, waartoe België is toegetreden, en op de Fundamentele Beginselen van de Internationale Rode-Kruisen Rode-Halvemaanbeweging : — menselijkheid : De Internationale Rodekruis- en Rodehalvemaanbeweging, geboren uit de zorg om zonder onderscheid hulp te verlenen aan de gewonden op het slagveld, tracht - zowel op internationaal als op nationaal vlak - in alle omstandigheden het menselijk lijden te voorkomen en te verzachten. Haar doel is het leven en de gezondheid te beschermen en eerbied voor de mens te verzekeren. Ze bevordert het wederzijdse begrip, de vriendschap, de samenwerking en een blijvende vrede tussen alle volkeren. — onpartijdigheid : Ze maakt geen onderscheid naar nationaliteit, ras, geloof, klasse of politieke opvattingen. Zij tracht enkel individuen te helpen bij hun lijden, in de eerste plaats in de meest spoedeisende gevallen. — neutraliteit : Om ieders vertrouwen te behouden zal de Beweging bij vijandelijkheden nooit partij kiezen en zich nooit mengen in meningsverschillen op politiek, raciaal, godsdienstig of ideologisch vlak. — onafhankelijkheid : De Beweging is onafhankelijk. Als helpers van de openbare overheden in hun humanitaire activiteiten en onderworpen aan de wetten van hun respectieve landen, moeten de Nationale Verenigingen toch hun zelfstandigheid zodanig handhaven dat zij te allen tijde in overeenstemming met de Rode-Kruisbeginselen kunnen handelen. — vrijwilligheid : Ze is een Beweging voor vrijwillige hulpverlening, volledig belangeloos. — eenheid : In éénzelfde land kan er slechts één Rode-Kruis- of Rode-Halvemaanvereniging bestaan. Ze moet openstaan voor iedereen en haar menslievend werk over het gehele grondgebied uitoefenen. — universaliteit : De Internationale Rodekruis- en Rodehalvemaanbeweging, waarbinnen alle verenigingen gelijke rechten hebben en de plicht elkaar te helpen, is universeel. Embleem Art. 2. Het Belgische Rode Kruis heeft als embleem het heraldieke teken van het rode kruis op witte achtergrond, dat van kracht is overeenkomstig de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 voor alle doeleinden zoals bepaald door de Internationale Conferenties van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan en beschermd door de wet van 4 juli 1956 tot bescherming van de benaming « Rode Kruis » en van de tekens en emblemen van het Rode Kruis. Nationaal en internationaal karakter Art. 3. De Vereniging bestaande onder de benaming « Belgische Rode Kruis », in het Frans « Croix-Rouge de Belgique » en in het Duits «Belgisches Rotes Kreuz» is opgericht overeenkomstig de resoluties van de Internationale Conferentie van Genève van 26 oktober 1863. Het Belgische Rode Kruis is officieel erkend door de regering als een vrijwillige en zelfstandige organisatie, helper van de overheid en in het bijzonder van de medische diensten van het leger, overeenkomstig de bepalingen van het Eerste Verdrag van Genève, en als de enige Nationale Rode-Kruisvereniging die actief kan zijn op het grondgebied van het koninkrijk. Het Belgische Rode Kruis handhaaft ten opzichte van de overheid steeds een dusdanige zelfstandigheid dat het altijd in overeenstemming met de Fundamentele Beginselen van de Beweging kan handelen. Het Belgische Rode Kruis maakt deel uit van de Internationale Rode-Kruis- en Rode-Halvemaanbeweging en is lid van de Internationale Federatie van Rode-Kruis- en Rode-Halvemaanverenigingen. Het Belgische Rode Kruis is een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid krachtens de wet van 30 maart 1891, en is van onbeperkte duur. TITEL II. — Maatschappelijk voorwerp Art. 4. - Maatschappelijk voorwerp en voornaamste doeleinden Het Belgische Rode Kruis heeft tot doel het lijden te voorkomen en te verzachten, in overeenstemming met de in artikel 1 vermelde Fundamentele Beginselen van de Beweging. Daarom heeft het Belgische Rode Kruis, als helper van de overheid, de opdracht : — om op te treden in geval van gewapend conflict (en er zich al in vredestijd op voor te bereiden) op elk gebied bepaald door de Verdragen van Genève en hun Aanvullende Protocollen, in het belang van alle oorlogsslachtoffers, zowel burgers als militairen; — om bij te dragen tot de verbetering van de gezondheid, het voorkomen van ziekten en het verzachten van het lijden door middel van vormings- en hulpprogramma’s ten dienste van de bevolking, aangepast aan de internationale, nationale, communautaire en plaatselijke behoeften en omstandigheden; — om mee te werken aan de organisatie van de dringende hulpverlening voor slachtoffers van rampen van eender welke aard, zowel op internationaal als nationaal vlak; — om het nodige personeel aan te werven, op te leiden en ter beschikking te stellen voor het vervullen van de toevertrouwde taken; — om deelneming van iedereen, en in het bijzonder van de jeugd, aan de Rode-Kruisactiviteiten te stimuleren; — om de Fundamentele Beginselen van de Beweging en het Internationaal Humanitair Recht te verspreiden, teneinde op die manier bij de bevolking de ideeën van vrede, respect en wederzijds begrip tussen alle mensen en alle volkeren te ontwikkelen.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 5. Het Belgische Rode Kruis kan alle initiatieven nemen die rechtstreeks of onrechtstreeks te maken hebben met zijn maatschappelijk voorwerp en voornaamste doeleinden zoals omschreven in artikel 4, en/of die van aard zijn om dit voorwerp en die doeleinden te bevorderen. Het Belgische Rode Kruis kan eveneens in ondergeschikte orde alle daden stellen van welke aard ook, voorzover die bijdragen tot de realisatie van zijn maatschappelijk voorwerp en voornaamste doeleinden, en voorzover het eventuele resultaat uitsluitend gebruikt wordt om dit voorwerp en die doeleinden te bereiken. Met dat doel verzekert het Belgische Rode Kruis eveneens het beheer en de instandhouding van de roerende en de onroerende goederen en waarden die het bezit, in overeenstemming met zijn maatschappelijk voorwerp en voornaamste doeleinden. TITEL III. — Leden Samenstelling van de Vereniging Art. 6. Het Belgische Rode Kruis staat open voor iedereen, zonder enig onderscheid van ras, nationaliteit, geslacht, levensbeschouwing, godsdienst of politieke overtuiging. Het bestaat uit actieve leden, leden bloed- en plasmagevers, toetredende leden en ereleden. Actieve leden Art. 7. Actieve leden zijn personen die hun actieve medewerking verlenen aan het Belgische Rode Kruis en als dusdanig door de Vereniging zijn erkend. Leden bloed- en plasmagevers Art. 8. Leden bloed- en plasmagevers zijn personen die drager zijn van een kaart van regelmatige gever, afgeleverd door een bloedtransfusiecentrum van het Belgische Rode Kruis, en die zich tijdens het betrokken jaar ten minste eenmaal ter beschikking hebben gesteld voor een afname. Toetredende leden Art. 9. Toetredende leden zijn personen die jaarlijks een bijdrage overmaken, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Nationale Raad. Ereleden Art. 10. Ereleden zijn personen of instellingen aan wie de Nationale Raad deze titel heeft verleend wegens aan de Vereniging bewezen diensten. Beëindiging van het lidmaatschap Art. 11. Elk lid kan op elk ogenblik schriftelijk zijn ontslag indienen. Elk lid kan om ernstige redenen worden uitgesloten door het hiërarchisch onmiddellijk hogere orgaan dan dat waarin het betrokken lid zitting heeft. Een uitgesloten lid kan beroep aantekenen bij de daarvoor in het huishoudelijk reglement aangewezen instantie. Ieder lid dat de in artikel 7, 8, 9, en 10 bepaalde voorwaarden niet meer vervult, wordt als ontslagnemend beschouwd. TITEL IV. — Organisatie van de gemeenschappen Samenstelling Art. 12. Het Belgische Rode Kruis is samengesteld uit drie gemeenschappen : de Vlaamse Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap omvat de leden van het Vlaamse Gewest, alsook de Nederlandstalige leden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Franstalige Gemeenschap omvat de leden van het Waalse Gewest (met uitzondering van de Duitstalige gemeenten), alsook de Franstalige leden van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. De Duitstalige Gemeenschap omvat de leden van de Duitstalige gemeenten. Algemene organisatie Art. 13. De Vereniging is samengesteld uit plaatselijke afdelingen. Die worden gegroepeerd per regio binnen de Vlaamse Gemeenschap, en per provincie binnen de Franstalige Gemeenschap. De afdelingen van de Duitstalige Gemeenschap wordt gegroepeerd op het niveau van de Duitstalige Gemeenschap. De regio’s en/of afdelingen van de Vlaamse en Franstalige Gemeenschap worden gegroepeerd in vijf entiteiten per gemeenschap : — de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen voor de Vlaamse Gemeenschap; — de provincies Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant voor de Franstalige Gemeenschap. Elk van deze tien entiteiten wordt voorgezeten door een provincievoorzitter, die binnen zijn entiteit het Rode Kruis vertegenwoordigt. Hij wordt verkozen door een provinciale vergadering, aanvaard door de betrokken Gemeenschapsraad en benoemd bij besluit van de bevoegde regering. TITEL V. — De Vlaamse en Franstalige Gemeenschap Art. 14. Vlaamse Gemeenschap en Franstalige Gemeenschap De Vlaamse Gemeenschap en de Franstalige Gemeenschap worden georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van deze titel. Deze bepalingen worden vervolledigd door een huishoudelijk reglement, opgesteld door elke Gemeenschapsraad. Deze twee huishoudelijke reglementen worden aangepast in een bijzonder huishoudelijk reglement aan de situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgesteld in samenwerking tussen beide gemeenschappen en goedgekeurd door de Nationale Raad.
53387
53388
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Gemeenschapsraad. — Samenstelling Art. 15. De vertegenwoordigers van de in artikel 13 vermelde entiteiten, de vertegenwoordigers van Brussel-Hoofdstad, de vertegenwoordigers van de voornaamste activiteiten van de gemeenschap en de leden van de communautaire Directiecomités vormen samen de Gemeenschapsraad. Het huishoudelijk reglement van elke gemeenschap bepaalt er de precieze samenstelling van. De Gemeenschapsraad wordt voorgezeten door de gemeenschapsvoorzitter, die door de Gemeenschapsraad verkozen wordt, op voorstel van de communautaire Directiecomités, na advies van de nationale voorzitter. De voorzitter wordt benoemd bij besluit van de bevoegde regering. Gemeenschapsraad. — Taak Art. 16. In het kader van het algemeen beleid en van de algemene werking van het Belgische Rode Kruis bepaalt de Gemeenschapsraad het eigen beleid en de werking van de gemeenschap. De raad stelt, in eerste lezing, de begrotingen, de resultatenrekeningen, en de balans van de gemeenschap vast. Directiecomité Humanitaire Diensten. — Samenstelling Art. 17. In de schoot van elke gemeenschap wordt een Directiecomité Humanitaire Diensten opgericht, voorgezeten door de gemeenschapsvoorzitter. Het huishoudelijk reglement van elke gemeenschap bepaalt er de precieze samenstelling van. Elk Directiecomité bestaat ten minste uit : — de gemeenschapsvoorzitter; — een ondervoorzitter; — de vijf provincievoorzitters; — de voorzitter of ondervoorzitter van Brussel-Hoofdstad; — de gemeenschapspenningmeester; — de gemeenschapseconoom; — de voorzitter van het communautaire Medisch Comité van de Humanitaire Diensten. Daarenboven maakt de voorzitter van de Duitstalige Gemeenschap deel uit van het Directiecomité Humanitaire Diensten van de Franstalige Gemeenschap. Behoudens bepalingen in deze statuten, worden de leden van de Directiecomités Humanitaire Diensten aangeduid overeenkomstig het huishoudelijk reglement van elke gemeenschap. Ze worden benoemd bij besluit van de bevoegde Gemeenschapsregering. Directiecomité van de Dienst voor het Bloed. — Samenstelling Art. 18. In de schoot van elke gemeenschap wordt een Directiecomité van de Dienst voor het Bloed opgericht, voorgezeten door de gemeenschapsvoorzitter. Het huishoudelijk reglement van elke gemeenschap bepaalt er de precieze samenstelling van. Behoudens bepalingen in deze statuten worden de leden van de Directiecomités van de Diensten voor het Bloed aangeduid overeenkomstig het huishoudelijk reglement van elke gemeenschap. Ze worden benoemd bij besluit van de bevoegde Gemeenschapsregering. Directiecomité Humanitaire Diensten. — Taak Art. 19. Het Directiecomité Humanitaire Diensten bereidt de begroting, de resultatenrekening en de balans van de humanitaire diensten van de gemeenschap voor. Het neemt het beheer van de humanitaire diensten van de betrokken gemeenschap waar en verzekert de uitvoering van de beslissingen, genomen door de Gemeenschapsraad, waarbij het regelmatig verslag uitbrengt. Binnen dit kader, en binnen het kader van de door de Nationale Raad genomen beslissingen en vastgestelde begrotingen, bepaalt het de diensten die nodig zijn om de werking van de humanitaire diensten in de gemeenschap te coördineren, te bevorderen en te controleren. Directiecomité van de Dienst voor het Bloed - taak Art. 20. Het Directiecomité van de Dienst voor het Bloed bereidt de begroting, de resultatenrekening en de balans voor de Dienst voor het Bloed van de gemeenschap voor. Het neemt het beheer van de Dienst voor het Bloed van de betrokken gemeenschap waar en verzekert de uitvoering van de beslissingen genomen door de Gemeenschapsraad, waarbij het regelmatig verslag uitbrengt. Binnen dit kader en binnen het kader van de door de Nationale Raad genomen beslissingen en vastgestelde begrotingen, bepaalt het de diensten die nodig zijn om de werking van de Dienst voor het Bloed van de gemeenschap te coördineren, te bevorderen en te controleren. Medisch Comité van de Humanitaire Diensten Art. 21. In de schoot van elke gemeenschap wordt een Medisch Comité van de Humanitaire Diensten opgericht, ten minste samengesteld uit : — een voorzitter benoemd door de Gemeenschapsraad, op voorstel van het Medisch Comité van de Humanitaire Diensten; — de vijf provinciale hoofdgeneesheren en een verantwoordelijke geneesheer van Brussel-Hoofdstad, vastgelegd in de in artikel 14 bepaalde huishoudelijke reglementen; — één geneesheer, afgevaardigde van de Gemeenschapsminister, die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. De organisatie van dat Comité wordt bepaald door het huishoudelijk reglement van elke gemeenschap. Het Medisch Comité van de Humanitaire Diensten bestudeert de problemen die voorgelegd worden door de gemeenschapsorganen. Het Comité is gemachtigd, op eigen initiatief over te gaan tot het onderzoeken van alle geneeskundige problemen die zich stellen in het werkgebied van de Humanitaire Diensten van het Rode Kruis en kan de uitslag van die studies aan de bevoegde organen bezorgen. Met het oog op de studie van bepaalde problemen mag het Medisch Comité van de Humanitaire Diensten aan het Directiecomité Humanitaire Diensten de samenstelling van tijdelijke adviescommissies voorstellen.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Brussel-Hoofdstad Art. 22. Alle activiteiten van Brussel-Hoofdstad worden georganiseerd, gecoördineerd en geleid door een Comité dat is samengesteld uit acht leden, van wie er drie behoren tot de Vlaamse Gemeenschap en vijf tot de Franstalige Gemeenschap. De leden van dat Comité worden verkozen door de vergadering van de afdelingsvoorzitters, nadat hun kandidatuur als dusdanig aanvaard werd door het Directiecomité Humanitaire Diensten van hun gemeenschap. De drie leden die behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, kiezen in hun schoot een afgevaardigde, geaggregeerd door het Directiecomité Humanitaire Diensten van de Vlaamse Gemeenschap en benoemd bij besluit van de regering van de Vlaamse Gemeenschap. De vijf leden die behoren tot de Franstalige Gemeenschap kiezen in hun schoot een afgevaardigde, geaggregeerd door het Directiecomité Humanitaire Diensten van de Franstalige Gemeenschap en benoemd bij besluit van de regering van de Franstalige Gemeenschap. Deze twee afgevaardigden vervullen de rol van voorzitter en ondervoorzitter van het Comité, alternerend om de vier jaar. Het Comité handelt in college voor alle bicommunautaire activiteiten. De drie leden die behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, en de vijf leden die behoren tot de Franstalige Gemeenschap, beheren respectievelijk de gemeenschapsgebonden activiteiten van hun eigen gemeenschap. Deze activiteiten, alsook de bicommunautaire activiteiten, worden bepaald in artikel 14, laatste lid, van het bijzonder huishoudelijk reglement. Plaatselijke afdelingen van Brussel-Hoofdstad Art. 23. De plaatselijke afdelingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gegroepeerd in de bicommunautaire eenheid Brussel-Hoofdstad. De samenstelling en de werking van de plaatselijke afdelingen van Brussel-Hoofdstad worden geïnspireerd door de organisatieregels die gelden voor het Comité van Brussel-Hoofdstad. De gemeenschapsgebonden activiteiten worden toevertrouwd aan twee titularissen die elk behoren tot één van de twee gemeenschappen. Als een plaatselijke afdeling in gebreke blijft een wenselijk geachte communautaire activiteit te organiseren, dan zullen de drie leden die behoren tot de Vlaamse Gemeenschap of de vijf leden die behoren tot de Franstalige Gemeenschap zelf die activiteit op plaatselijk vlak organiseren, al naargelang wie voor die activiteiten bevoegd is. TITEL VI. — Duitstalige Gemeenschap Art. 24. § 1. De Duitstalige Gemeenschap van het Belgische Rode Kruis is zo georganiseerd dat haar eigenheid wordt verzekerd binnen de nationale Vereniging. § 2. Ze richt een Gemeenschapsvergadering op, waarvan de samenstelling en de taken worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement, genoemd in alinea 4 van dit artikel. Die Vergadering verkiest een voorzitter, die de titel draagt van voorzitter van de Duitstalige Gemeenschap van het Belgische Rode Kruis en de Duitstalige Gemeenschap vertegenwoordigt in de nationale en gemeenschapsinstanties waarvan sprake in artikel 15, 17, 25 en 30. Verkozen door de raad, op voorstel van het directiecomité Humanitaire Diensten van de Franstalige Gemeenschap, wordt hij, na aanvaarding door de Nationale Raad benoemd bij besluit van de regering van de Duitstalige Gemeenschap. § 3. Het nationaal huishoudelijk reglement omschrijft de terreinen waarvoor de Duitstalige Gemeenschap specifieke activiteiten kan ontwikkelen, die eventueel verschillen van die van beide andere gemeenschappen, alsook de uitvoeringsmodaliteiten van die bevoegdheden. § 4. De Duitstalige Gemeenschap heeft een eigen huishoudelijk reglement opgesteld door de afdelingen die deel uitmaken van die gemeenschap, en goedgekeurd door de Nationale Raad. § 5. De Duitstalige Gemeenschap kan een beroep doen op de diensten en infrastructuur van de Franstalige Gemeenschap. § 6. Om een efficiënte verbinding te verzekeren tussen de instanties van de Duitstalige Gemeenschap delegeert en installeert het Belgische Rode Kruis – Franstalige Gemeenschap een coördinator te Eupen. TITEL VII. — Nationale coördinatie Nationale Raad. — Samenstelling Art. 25. De leiding van de Vereniging is toevertrouwd aan een Nationale Raad. De Nationale Raad is als volgt samengesteld : 1° de nationale voorzitter, die het voorzitterschap ervan waarneemt; 2° de voorzitters van de Gemeenschapsraden, in de hoedanigheid van nationale ondervoorzitters; 3° vijfentwintig leden uit elke Gemeenschapsraad, daartoe speciaal door de Gemeenschapsraad afgevaardigd, waarbij de Vlaamse Gemeenschapsraad ten minste één lid afvaardigt als vertegenwoordiger van Brussel-Hoofdstad en waarbij de Franstalige Gemeenschapsraad de voorzitter van de Duitstalige Gemeenschap en één lid als vertegenwoordiger van Brussel-Hoofdstad afvaardigt; 4° de nationale penningmeester; 5° de nationale econoom; 6° de afgevaardigde van de Minister van Landsverdediging; 7° de afgevaardigden van de federale en gemeenschapsministers, bevoegd voor de Volksgezondheid; 8° de afgevaardigde van de Minister van Buitenlandse Zaken; 9° de afgevaardigde van de Minister van Binnenlandse Zaken; 10° de afgevaardigde van de Minister van Financiën; 11° de geneesheer-generaal van de Krijgsmacht. De afgevaardigden van de ministers kunnen, als ze verhinderd zijn, zich laten vertegenwoordigen door een door de bevoegde minister aangeduide plaatsvervanger. De afgevaardigden van de ministers, de geneesheer-generaal van de Krijgsmacht, alsook de nationale penningmeester en de nationale econoom, zetelen in de Nationale Raad met raadgevende stem.
53389
53390
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Nationale Raad. — Taak Art. 26. De Nationale Raad bepaalt zowel het algemene beleid als de algemene werking van de Vereniging binnen het kader van deze statuten en van de verplichtingen die haar zowel op nationaal als op internationaal vlak worden opgelegd. De Nationale Raad stelt de begrotingen, de resultatenrekeningen alsook de balansen van de Vereniging vast. De Nationale Raad beslist in beroep over iedere betwisting tussen het Nationale Directiecomité en de andere organen van de Vereniging. Nationale Raad. — Werking Art. 27. De Nationale Raad vergadert ten minste tweemaal per jaar op bijeenroeping van de nationale voorzitter. De nationale voorzitter is verplicht de Nationale Raad samen te roepen op gemotiveerde aanvraag, ondertekend door een nationale ondervoorzitter of door tien leden die tot één van de twee Gemeenschapsraden behoren. De Nationale Raad kan slechts geldig beraadslagen, als één derde van de stemgerechtigde leden aanwezig of vertegenwoordigd is, tenzij hoogdringendheid wordt ingeroepen door twee derde van de stemgerechtigde aanwezige of vertegenwoordigde leden. De leden van de Gemeenschapsraden kunnen zich, als ze verhinderd zijn, laten vertegenwoordigen door een ander lid van hun Raad. Als het quorum van aanwezigen niet is bereikt, kan een tweede vergadering geldig beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden. Die tweede vergadering moet binnen vijftien dagen na de eerste vergadering worden bijeengeroepen. Nationale voorzitter Art. 28. De kandidatuur van de nationale voorzitter wordt voorgedragen door de Nationale Raad, die hierover bij gewone meerderheid beslist. Deze kandidatuur moet vooraf door elk van de beide Gemeenschapsraden bij gewone meerderheid worden goedgekeurd. De Gemeenschapsraden en de Nationale Raad beslissen slechts geldig indien twee derde van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is. De nationale voorzitter wordt benoemd bij besluit van elk van de drie Gemeenschapsregeringen. Bij vacature zullen de functies van nationale voorzitter, voorlopig, gezamenlijk opgenomen worden door de nationale ondervoorzitters. Deze laatsten nemen de nodige maatregelen om zo snel mogelijk de vacature te vervullen. De nationale voorzitter kan deelnemen aan alle vergaderingen van de gemeenschappen en ontvangt regelmatig de verslagen van die vergaderingen. Nationale ondervoorzitters Art. 29. De voorzitters van de Gemeenschapsraden zijn nationale ondervoorzitters van het Belgische Rode Kruis. Zij vervangen beurtelings de nationale voorzitter bij diens afwezigheid of als hij verhinderd is. De geneesheer-generaal van de Krijgsmacht en de vertegenwoordiger van de federale minister, bevoegd voor volksgezondheid, voeren de titel van ondervoorzitter. Nationaal Directiecomité. — Samenstelling Art. 30. Het Nationaal Directiecomité bestaat uit de nationale voorzitter, de twee nationale ondervoorzitters en vierentwintig leden waarvan twaalf uit de Directiecomités van de Vlaamse Gemeenschap, waaronder de vertegenwoordiger van Brussel-Hoofdstad, en twaalf uit de Directiecomités van de Franstalige Gemeenschap, waaronder de vertegenwoordiger van Brussel-Hoofdstad en de voorzitter van de Duitstalige Gemeenschap (de wijze van aanduiding wordt bepaald in het huishoudelijk reglement van elke gemeenschap), de nationale penningmeester en de nationale econoom, de afgevaardigden van de Minister van Financiën en van de federale minister, bevoegd voor de volksgezondheid, en de geneesheer-generaal van de Krijgsmacht. De nationale penningmeester, de nationale econoom, de afgevaardigden van de Minister van Financiën en van de federale Minister, bevoegd voor de Volksgezondheid, alsook de geneesheer-generaal van de Krijgsmacht wonen de zittingen van het Nationaal Directiecomité bij met raadgevende stem. Het voorzitterschap van het Nationaal Directiecomité wordt waargenomen door de nationale voorzitter of beurtelings door één van de nationale ondervoorzitters. Het Comité vergadert ten minste tweemaal per jaar na bijeenroeping door de voorzitter. Een Bureau, voortkomend uit het Nationaal Directiecomité, samengesteld uit de voorzitters van de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap, een vertegenwoordiger uit het Directiecomité voor het Bloed van elke gemeenschap, alsook uit de nationale penningmeester en de nationale econoom, heeft als opdracht de concertatie onder de gemeenschappen over het geheel van hun gemeenschappelijke problemen. De nationale penningmeester en de nationale econoom hebben er zitting met raadgevende stem. Het voorzitterschap van het Bureau wordt beurtelings waargenomen door één van de nationale ondervoorzitters. Het Bureau brengt regelmatig verslag uit aan het Nationaal Directiecomité. Het Nationaal Directiecomité - taak Art. 31. Het Nationaal Directiecomité neemt het algemene beheer van de Vereniging waar binnen het kader van de bevoegdheden, toegekend door de Nationale Raad. Het voert de door deze laatste genomen beslissingen uit en brengt hierover regelmatig verslag uit. Het bepaalt op voorstel van zijn Bureau welke diensten nodig zijn voor de werking van de Vereniging op nationaal vlak.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Nationale penningmeester Art. 32. De Nationale Raad benoemt een nationale penningmeester. De nationale penningmeester is verantwoordelijk voor de supervisie van de rekeningen van de Vereniging en voor de eenvormigheid van de boekhoudkundige normen en de evaluatieregels van de verschillende organen van de Vereniging. Hij onderhoudt regelmatige contacten met de gemeenschapspenningmeesters. De nationale penningmeester legt een jaarlijks verslag alsook een globale situatie van de rekeningen van de Vereniging voor aan het Nationaal Directiecomité en de Nationale Raad van het Belgische Rode Kruis. Nationale econoom Art. 33. De Nationale Raad benoemt een nationale econoom. De nationale econoom is verantwoordelijk voor de supervisie van het beheer van de gebouwen en het materiaal, voorzover die niet rechtstreeks toegewezen zijn aan een bepaalde gemeenschap. Hij onderhoudt regelmatige contacten met de gemeenschapseconomen. De nationale econoom brengt jaarlijks verslag uit aan de Nationale Raad van het Belgische Rode Kruis. Het Nationaal Financieel Fonds (N.F.F.) en zijn Kredietcomité Art. 34. Er bestaat een Nationaal Financieel Fonds, waarbij alle organen van het Belgische Rode Kruis hun beschikbare gelden plaatsen, volgens de bepalingen van het nationaal huishoudelijk reglement. Er wordt een Kredietcomité opgericht, samengesteld uit de nationale ondervoorzitters, de nationale penningmeester, de nationale econoom en de penningmeesters van de Vlaamse en de Franstalige gemeenschap. Het is belast met het bepalen van de politiek van het Nationaal Financieel Fonds in het algemeen, en meer in het bijzonder van de deposito- en de kredietvoorwaarden. Het brengt verslag uit aan het Nationaal Directiecomité. De gemeenschapsvoorzitters brengen verslag uit aan hun directiecomités en gemeenschapsraad. Nationaal Medisch Comité van de Humanitaire Diensten Art. 35. Er wordt een Nationaal Medisch Comité van de Humanitaire Diensten opgericht dat samengesteld is uit : — zeven leden afgevaardigd door het Medisch Comité van de Humanitaire diensten van de Vlaamse Gemeenschap; — zeven leden afgevaardigd door het Medisch Comité van de Humanitaire Diensten van de Franstalige Gemeenschap; — één geneesheer-afgevaardigde van de federale Minister, bevoegd voor de Volksgezondheid; — één geneesheer-afgevaardigde van de Medische Component van de Krijgsmacht. Het voorzitterschap wordt beurtelings waargenomen door de voorzitters van de Medische Comités van de Humanitaire Diensten van de twee gemeenschappen. Het Nationaal Medisch Comité van de Humanitaire Diensten bestudeert de problemen die de nationale organen van de Vereniging voorleggen. Het is gemachtigd om op eigen initiatief over te gaan tot het onderzoeken van alle geneeskundige problemen die zich voordoen in het werkgebied van de Humanitaire Diensten van het Rode Kruis en die gemeenschappelijk zijn voor beide gemeenschappen en het kan de uitslag van die studies voorleggen aan de bevoegde organen. Met het oog op de studie van bepaalde problemen mag het Nationaal Medisch Comité van de Humanitaire Diensten aan het Nationaal Directiecomité de samenstelling van tijdelijke adviescommissies voorstellen. Art. 36. De bepalingen van deze titel worden aangevuld door een nationaal huishoudelijk reglement, goedgekeurd door de Nationale Raad. TITEL VIII. — Directeurs-generaal Directeurs-generaal Art. 37. Elke Gemeenschapsraad benoemt een directeur-generaal Humanitaire Diensten en een directeur-generaal van de Dienst voor het Bloed, op voorstel van het betrokken Directiecomité en na raadpleging van de nationale voorzitter. De directeurs-generaal van de Humanitaire Diensten en van de Diensten voor het Bloed voeren in hun gemeenschap de beslissingen uit van het Nationaal Directiecomité en van zijn Bureau, en van hun respectieve Directiecomités. De directeurs-generaal van de Humanitaire Diensten en van de Dienst voor het Bloed van de Franstalige Gemeenschap oefenen hun bevoegdheden eveneens binnen de Duitstalige Gemeenschap uit. Zij wonen, met raadgevende stem, de vergaderingen bij van de Directiecomités waaronder ze ressorteren, van hun Gemeenschapsraad, van het Nationaal Directiecomité, van het Bureau van het Nationaal Directiecomité, van de Nationale Raad en van de Algemene Vergadering. Zij verzekeren de leiding van hun respectieve gemeenschapsdiensten, en nemen het secretariaat waar van de vergaderingen van hun Directiecomité. De directeurs-generaal van de Humanitaire Diensten verzekeren eveneens, enerzijds, het secretariaat van hun Gemeenschapsraad en anderzijds, beurtelings, het secretariaat van de vergaderingen van de nationale organen. Gemeenschappelijk beheer Art. 38. De problemen van de Vereniging die gemeenschappelijk zijn voor de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap, de zaken die de Vereniging in haar geheel betreffen en elke activiteit die deze gemeenschappen beslist hebben samen te doen, met uitzondering van die betreffende de autonome organismen, opgericht krachtens artikel 39 van de huidige statuten, behoren tot de bevoegdheid van de betrokken directeurs-generaal. De directeurs-generaal vergaderen telkens het nodig wordt geacht. Zij nemen hun beslissingen bij consensus. Bij het niet bereiken van een akkoord leggen zij hun geschil voor aan de voorzitters van de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap. Voor periodes bepaald in het Nationaal Huishoudelijk Reglement, neemt één van de directeurs-generaal het voorzitterschap van de gezamenlijke vergaderingen waar en waakt hij over de uitvoering van de genomen beslissingen.
53391
53392
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Bij hoogdringendheid en in geval gezamenlijk overleg onmogelijk blijkt, is de op dat moment als voorzitter van hun gezamenlijke vergaderingen zetelende directeur-generaal of, bij ontstentenis, een andere directeur-generaal, bevoegd om op eigen verantwoordelijkheid de door de omstandigheden vereiste beslissingen te nemen. De twee directeurs-generaal van de Humanitaire Diensten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het dagelijks beheer van de diensten die gemeenschappelijk zijn voor de gemeenschappen, met uitzondering van de autonome organismen opgericht bij toepassing van artikel 39 van deze statuten. De twee directeurs-generaal van de Humanitaire Diensten nemen gezamenlijk de voorbereiding waar van de vergaderingen van de Nationale Raad, het Nationaal Directiecomité, het Bureau van het Nationaal Directiecomité en van de Algemene Vergadering van het Belgische Rode Kruis. De twee directeurs-generaal van de Humanitaire Diensten onderhouden gezamenlijk de relaties met de nationale voorzitter voor wat hun werkterrein betreft. Hetzelfde geldt voor de twee directeurs-generaal van de Diensten voor het Bloed voor wat hun werkterrein betreft. TITEL IX. — Autonome organismen Art. 39. Bij resolutie goedgekeurd door een tweederde meerderheid in de Nationale Raad en in elke Gemeenschapsraad kan de Vereniging in haar schoot autonome organismen oprichten, waaraan zij de uitvoering delegeert van bijzondere doelstellingen met een technisch-medisch karakter. In die resolutie worden de structuren, de organisatie en de wijze van aanduiding van de leiding gedefinieerd. Deze organismen maken integraal deel uit van de Vereniging en leggen verantwoording af aan haar organen, die de begroting, de resultatenrekeningen en de balans ervan goedkeuren. TITEL X. — Bevoegdheden en handtekeningen Art. 40. De nationale voorzitter vertegenwoordigt de Vereniging inzonderheid in haar betrekkingen met de Belgische federale regering, de buitenlandse verenigingen en de internationale organismen. Hij handelt in naam van het Nationaal Directiecomité. Bij hoogdringendheid is hij bevoegd om beslissingen te nemen die de Vereniging binden. De documenten, die de Vereniging op nationaal vlak binden, alsook alle notariële akten, worden ondertekend door de nationale penningmeester of de nationale econoom, samen met één van de directeurs-generaal. De betrokkenen beschikken over het recht van substitutie. De dagelijkse briefwisseling van de diensten die gemeenschappelijk zijn voor de twee gemeenschappen, wordt ondertekend door de twee directeurs-generaal van de Humanitaire Diensten. De handtekening van één van beiden mag, met het akkoord van zijn collega, vervangen worden door deze van de directeur van de gemeenschappelijke diensten of het hoofd van één van deze diensten. Art. 41. De documenten die de Vereniging binden op het vlak van de gemeenschap worden ondertekend door de gemeenschapsvoorzitter en de betrokken directeur-generaal. De betrokkenen beschikken over het recht van substitutie. De dagelijkse briefwisseling van de gemeenschapsadministratie, zowel voor de humanitaire diensten als voor de diensten voor het bloed, wordt ondertekend overeenkomstig de bepalingen van de huishoudelijke reglementen. Art. 42. De rechtsvorderingen, zowel als eisende of als verwerende partij, worden ingesteld op vervolging en op verzoek van de ene of de andere gemeenschapsvoorzitter, optredend in de hoedanigheid van nationaal ondervoorzitter. TITEL XI. — Interne audit Art. 43. Iedere gemeenschap richt volgens de bepalingen van zijn Huishoudelijk Reglement een auditcomité op, het auditcomité van de Franstalige Gemeenschap is ook bevoegd voor de Duitstalige Gemeenschap. Dit Comité is belast met de interne audit van zijn gemeenschap en brengt regelmatig verslag uit aan de Directiecomités van zijn gemeenschap. Voor de interne audit van de diensten die gemeenschappelijk zijn voor beide gemeenschappen van de Vereniging, zoals bepaald in artikel 38 van de statuten, zijn de twee auditcomités gezamenlijk verantwoordelijk. De auditcomités brengen regelmatig verslag uit aan de nationale voorzitter. TITEL XII. — Revisoren Art. 44. Het toezicht op de rekeningen en geschriften van het Rode Kruis wordt uitgeoefend door een college van revisoren. Dit college is samengesteld uit twee leden, benoemd door de Nationale Raad, de ene op voordracht van de Vlaamse Gemeenschapsraad, de andere op voordracht van de Franstalige Gemeenschapsraad. De revisoren nemen, met raadgevende stem, deel aan de vergaderingen van de Nationale Raad. Ze beschikken over een onbeperkt recht van toezicht en controle op elke verrichting van de Vereniging. Ze mogen kennis nemen van boeken, briefwisseling, notulen en alle geschriften, zonder ze echter te kunnen meenemen. Ze brengen verslag uit aan de Nationale Raad over de uitvoering van hun opdracht, in het bijzonder wat betreft de controle van de jaarlijkse rekeningen. TITEL XIII. — Algemene Vergadering Samenstelling Art. 45. De Algemene Vergadering is samengesteld uit de leden van de Nationale Raad, van de Gemeenschapsraden, van de Medische Comités en van de Provinciecomités, en uit de voorzitters van de regio’s, de zones, en de plaatselijke afdelingen of hun afgevaardigden. Ook de vertegenwoordigers van de vrijwillige bloedgevers van het Belgische Rode Kruis worden uitgenodigd en hebben een raadgevende stem. Vergaderingen Art. 46. De gewone Algemene Vergadering komt ieder jaar samen tussen 1 september en 31 oktober na bijeenroeping en onder het voorzitterschap van de nationale voorzitter. De datum, de plaats en de agenda van de vergadering worden ten minste één maand op voorhand meegedeeld. Een bijzondere algemene vergadering kan worden bijeengeroepen op gezamenlijk initiatief van de nationale voorzitter en ondervoorzitters, en zulks, behoudens in dringende gevallen, volgens de onder voorgaande paragraaf bepaalde modaliteiten.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Taak Artikel 47. De Algemene Vergadering is het hoogste orgaan van het Rode Kruis. De Nationale Raad brengt verslag uit over de activiteiten van de Vereniging tijdens het afgelopen jaar, deelt de balans mee, alsook het verslag van de revisoren. Eén maand voor de datum van de Algemene Vergadering worden deze documenten, voor inzage, op de maatschappelijke zetel van de Vereniging ter beschikking gehouden van de leden van de Vergadering. Elke vraag met betrekking tot de inhoud van die documenten moet schriftelijk worden bezorgd door ten minste tien leden van de Algemene Vergadering en moet worden gericht aan het Nationaal Directiecomité, ten minste vijftien dagen voor de datum van de Vergadering. De Algemene Vergadering keurt het jaarverslag goed, alsook de wijzigingen aan de statuten, overeenkomstig de hierna geldende bepalingen, en beraadslaagt over alle op de agenda ingeschreven zaken. TITEL XIV. — Aanvullende bepalingen Maatschappelijke zetel Art. 48. De maatschappelijke zetel van het Belgische Rode Kruis is gevestigd in één van de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De vergaderingen van de Nationale Raad, van het Nationaal Directiecomité en van het Nationaal Medisch Comité van de Humanitaire Diensten vinden plaats op de maatschappelijke zetel of op om het even welke andere plaats in voornoemd Gewest, vermeld op de uitnodigingen. Maatschappelijk jaar Art. 49. Het maatschappelijk jaar valt samen met het burgerlijk jaar. Belangeloos karakter van de functies Art. 50. De nationale voorzitter, de leden van de Nationale Raad, van de Gemeenschapsraden, van de Directiecomités, van de adviescommissies, van de Medische Comités van de Humanitaire Diensten, van de provincie-, regio- en plaatselijke comités, oefenen hun functie belangeloos uit. Duur van de mandaten Art. 51. Alle mandaten hebben een duurtijd van vier jaar. In geval van overlijden of ontslag beëindigt de nieuwe titularis het mandaat van zijn voorganger. Aan de uittredende en niet-herkiesbare titularissen kan de eretitel van hun functie worden toegekend en ze kunnen in die hoedanigheid worden uitgenodigd om met raadgevende stem de vergaderingen bij te wonen van het orgaan waarin ze zitting hadden bij de beëindiging van hun mandaat. Onverenigbaarheden Art. 52. De functies van nationaal voorzitter, van nationale ondervoorzitter, van voorzitter van het Nationaal Medisch Comité van de Humanitaire Diensten en van lid van het Nationaal Directiecomité, zijn onverenigbaar met de uitoefening van een parlementair mandaat, zowel op Europees als op federaal, gemeenschaps- of gewestelijk vlak, met uitzondering van het mandaat, bepaald in artikel 70 van de Belgische Grondwet. De titularis van een van de bovenvermelde functies die, tijdens de duur ervan, een parlementair mandaat aanvaardt, wordt ipso facto beschouwd als ontslagnemend uit zijn functie bij het Rode Kruis. Cumulatie Art. 53. Behoudens andersluidende bepalingen, hetzij in de statuten, hetzij in de huishoudelijke reglementen, is de cumulatie van mandaten in de schoot van het Rode Kruis verboden. Modaliteiten van stemming Art. 54. Behoudens de in deze statuten voorziene uitzonderingen worden de beraadslagingen en beslissingen van alle organen van het Belgische Rode Kruis genomen bij eenvoudige meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden. Stemming bij volmacht Art. 55. Een lid mag drager zijn van ten hoogste één schriftelijke volmacht. Taalgebruik Art. 56. In hun betrekkingen met de overheid en met privé-instellingen, met het publiek en onder elkaar eerbiedigen de organen van het Belgische Rode Kruis de wetgeving inzake het taalgebruik. De Vereniging richt zich tot de nationale instanties in de taal van de taalrol waartoe de correspondent behoort. Bezit van de Vereniging Art. 57. Alle bezittingen en goederen, roerend of onroerend, verkregen door of in bezit van om het even welk orgaan van de Vereniging op communautair, provinciaal, regionaal of plaatselijk vlak, zijn en blijven de uitsluitende eigendom van het Belgische Rode Kruis. Het orgaan in kwestie is er slechts de bewaarder van en is er verantwoording voor verschuldigd tegenover de Vereniging. De bezittingen of goederen worden - geheel of gedeeltelijk - ter beschikking gesteld van het betrokken orgaan, met het oog op de verwezenlijking van het doel van de Vereniging. Geen enkel lid van de Vereniging heeft enig recht op de bezittingen van de Vereniging. Procedure tot wijziging der statuten Art. 58. Onderhavige statuten kunnen enkel worden gewijzigd na voorafgaandelijke goedkeuring door elke Gemeenschapsraad en door de Nationale Raad en, vervolgens, door een Algemene Vergadering, speciaal voor dit doel bijeengeroepen. Voor de Gemeenschapsraden, voor de Nationale Raad en voor de Algemene Vergadering zal de oproepingsbrief de aard van de voorgestelde wijzigingen bevatten.
53393
53394
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE De wijzigingen kunnen pas worden goedgekeurd als tweederde van de aanwezige of vertegenwoordigde stemgerechtigde leden een positieve stem uitbrengen, zowel in elke Gemeenschapsraad, als in de Nationale Raad en in de Algemene Vergadering. De aldus door de Algemene Vergadering goedgekeurde wijzigingen worden slechts effectief na bekrachtiging bij besluit van de drie Gemeenschapsregeringen en na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Inwerkingtreding Art. 59. Deze statuten, goedgekeurd door de Algemene Vergadering, worden van kracht nadat de goedkeuringsbesluiten van de drie gemeenschapsregeringen in het Belgisch Staatsblad zijn gepubliceerd. Brussel, 2 april 2004. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 2004 tot goedkeuring van de gewijzigde statuten van het Belgische Rode Kruis. De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER
TRADUCTION MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE F. 2004 — 2524
[C − 2004/35935] 2 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement flamand portant approbation des statuts modifiés de la Croix-Rouge de Belgique
Le Gouvernement flamand, Vu la loi du 30 mars 1891 accordant la personnalité civile à la Croix-Rouge de Belgique; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 23 juin 1998 portant approbation des statuts modifiés de la Croix-Rouge de Belgique; Considérant que l’assemblée générale spéciale de la Croix-Rouge de Belgique a décidé le 11 octobre 2003 de modifier les statuts; Considérant que les statuts modifiés ont été approuvés à l’unanimité des voix des membres présents ou représentés de l’assemblée générale spéciale; Considérant que la Croix-Rouge de Belgique a adressé, le 30 octobre 2003, une demande au Gouvernement flamand d’approuver les statuts modifiés; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 11 mars 2004; Sur la proposition de la Ministre flamande de l’Aide sociale, de la Santé et de l’Egalité des Chances; Après délibération, Arrête : Article 1er. Les statuts de la Croix-Rouge de Belgique, joints en annexe au présent arrêté, sont approuvés. Art. 2. L’arrêté du Gouvernement flamand du 23 juin 1998 portant approbation des statuts de la Croix-Rouge de Belgique est abrogé. Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. Art. 4. La Ministre flamande qui a la Politique de la santé dans ses attributions, est chargée de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 2 avril 2004. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, B. SOMERS La Ministre flamande de l’Aide sociale, de la Santé et de l’Egalité des Chances, A. BYTTEBIER
Annexe Statuts de la Croix-Rouge de Belgique TITRE Ier. — Dispositions générales Constitution Article 1er. La Croix-Rouge de Belgique, fondée le 4 février 1864, est constituée sur la base des Conventions de Genève du 12 août 1949, auxquelles la Belgique est partie, et des principes fondamentaux du Mouvement international de la Croix-Rouge et du Croissant-Rouge : — humanité : Né du souci de porter secours sans discrimination aux blessés des champs de bataille, le Mouvement international de la Croix-Rouge et du Croissant-Rouge, sous son aspect international et national, s’efforce de prévenir et d’alléger en toutes circonstances les souffrances des hommes. Il tend à protéger la vie et la santé ainsi qu’à faire respecter la personne humaine. Il favorise la compréhension mutuelle, l’amitié, la coopération et une paix durable entre tous les peuples.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE — impartialité : Il ne fait aucune distinction de nationalité, de race, de religion, de condition sociale et d’appartenance politique. Il s’applique seulement à secourir les individus à la mesure de leur souffrance et à subvenir par priorité aux détresses les plus urgentes. — neutralité : Afin de garder la confiance de tous, le Mouvement s’abstient de prendre part aux hostilités et, en tout temps, aux controverses d’ordre politique, racial, religieux et idéologique. — indépendance : Le Mouvement est indépendant. Auxiliaire des pouvoirs publics dans leurs activités humanitaires et soumises aux lois qui régissent leurs pays respectifs, les Sociétés nationales doivent pourtant conserver une autonomie qui leur permette d’agir toujours selon les principes du Mouvement. — volontariat : Il est un Mouvement de secours volontaire et désintéressé. — unité : Il ne peut y avoir qu’une seule Société de Croix-Rouge ou de Croissant-Rouge dans un même pays. Elle doit être ouverte à tous et étendre son action humanitaire au territoire entier. — universalité : Le Mouvement international de la Croix-Rouge et du Croissant-Rouge, au sein duquel toutes les Sociétés ont des droits égaux et le devoir de s’entraider est universel. Emblème Art. 2. La Croix-Rouge de Belgique a pour emblème le signe héraldique de la croix rouge sur fond blanc, conformément aux Conventions de Genève du 12 août 1949, en vigueur à toutes les fins prévues par les Conférences internationales de la Croix-Rouge et du Croissant-Rouge, et protégé par la loi du 4 juillet 1956 relative à la protection des dénominations, signes et emblèmes de la Croix-Rouge. Caractère national et international Art. 3. La Société existant sous le nom de « Croix-Rouge de Belgique », en néerlandais « Belgische Rode Kruis », et en allemand «Belgisches Rotes Kreuz», est instituée conformément aux résolutions de la Conférence internationale de Genève du 26 octobre 1863. La Croix-Rouge de Belgique est officiellement reconnue par le Gouvernement comme société de secours volontaire, autonome, auxiliaire des pouvoirs publics et, en particulier, des services de santé militaires, conformément aux dispositions de la première Convention de Genève, et comme la seule société nationale de Croix-Rouge pouvant exercer son activité sur le territoire du Royaume. La Croix-Rouge de Belgique conserve à l’égard des pouvoirs publics une autonomie qui lui permet d’agir toujours selon les principes fondamentaux du Mouvement. La Croix-Rouge de Belgique fait partie du Mouvement international de la Croix-Rouge et du Croissant-Rouge. Elle est membre de la Fédération internationale de la Croix-Rouge et du Croissant-Rouge. La Croix-Rouge de Belgique est un établissement d’utilité publique jouissant de la personnalité civile en vertu de la loi du 30 mars 1891. Sa durée est illimitée. TITRE II. — Objet social Objet social et missions Art. 4. La Croix-Rouge de Belgique a pour objet de prévenir et d’atténuer les souffrances en conformité avec les principes fondamentaux du Mouvement énoncés à l’article premier. A cet effet, sa mission consiste, en tant qu’auxiliaire des pouvoirs publics, notamment : — à agir en cas de conflits armées, et s’y préparer dès le temps de paix, dans tous les domaines prévus par les Conventions de Genève et leurs Protocoles additionnels en faveur de toutes les victimes de la guerre, tant civiles que militaires; — à contribuer à l’amélioration de la santé, à la prévention des maladies, à l’allégement des souffrances par des programmes de formation et d’entraide au service de la population, programmes adaptés aux nécessités et aux conditions internationales, nationales, communautaires et locaux; — à participer à l’organisation des services de secours d’urgence en faveur des victimes de désastres de quelque nature que ce soit, aussi bien sur le plan international que national; — à recruter, instruire et affecter le personnel nécessaire à l’accomplissement des tâches qui lui sont confiées; — à promouvoir la participation de tous, et en particulier des jeunes, aux activités de la Croix-Rouge; — à propager les principes fondamentaux du Mouvement et du droit international humanitaire afin de développer au sein de la population, les idéaux de paix, de respect et de compréhension mutuels entre tous les hommes et tous les peuples. Art. 5. La Croix-Rouge de Belgique peut prendre toutes initiatives en rapport direct ou indirect avec son objet social et ses buts principaux, tels que décrits à l’article 4, et/ou qui seraient susceptibles de favoriser cet objet et ces buts. La Croix-Rouge de Belgique peut en outre accessoirement poser tous actes, de quelque nature qu’ils soient, pour autant que ces actes concourent à la réalisation de son objet social et de ses buts principaux, et que le résultat éventuel soit exclusivement affecté à la réalisation de cet objet et de ces buts. A cette même fin, la Croix-Rouge de Belgique assure également l’administration et la conservation de ses avoirs et biens, meubles et immeubles, en conformité avec son objet social et ses buts principaux.
53395
53396
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE TITRE III. — Membres Composition de la société Art. 6. La Croix-Rouge de Belgique est ouverte à tous, sans aucune discrimination notamment de race, de nationalité, de sexe, de philosophie, de religion ou d’opinions politiques. Elle comprend des membres actifs, des membres donneurs de sang, des membres donneurs de plasma, des membres adhérents et des membres d’honneur. Membres actifs Art. 7. Les membres actifs sont des personnes qui apportent une collaboration active à la Croix-Rouge de Belgique et sont admises en cette qualité par la société. Membres donneurs de sang et membres donneurs de plasma Art. 8. Les membres donneurs de sang et les membres donneurs de plasma sont des personnes qui sont titulaires d’une carte de donneur régulier, délivrée par un centre de transfusion sanguine de la Croix-Rouge de Belgique et qui se sont prêtées à au moins un prélèvement dans le courant de l’année concernée. Membres adhérents Art. 9. Les membres adhérents sont des personnes qui versent une cotisation annuelle dont le montant est fixé par le Conseil national. Membres d’honneur Art. 10. Les membres d’honneur sont des personnes ou des institutions auxquelles le Conseil national a conféré ce titre en hommage à des services éminents rendus à la Société. Perte de qualité de membre Art. 11. Tout membre peut donner sa démission en tout temps, par écrit. Tout membre peut être exclu pour raison grave, par l’instance immédiatement supérieure à celle à laquelle il est attaché, et peut faire appel devant l’instance désignée à cet effet dans les règlements d’ordre intérieur. Tout membre ne remplissant plus les conditions prévues aux articles 7, 8, 9 et 10 selon le cas, sera réputé démissionnaire. TITRE IV. — Organisation communautaire Composition Art. 12. La Croix-Rouge de Belgique est composée de trois Communautés : la Communauté flamande, la Communauté francophone et la Communauté germanophone. La Communauté flamande comprend les membres de la Région flamande ainsi que les membres néerlandophones de la Région de Bruxelles-Capitale. La Communauté francophone comprend les membres de la Région wallonne (à l’exception des communes de langue allemande), ainsi que les membres francophones de la Région de Bruxelles-Capitale. La Communauté germanophone comprend les membres des communes de langue allemande. Organisation générale Art. 13 La société est composée de sections locales. Celles-ci sont regroupées par région au sein de la Communauté flamande et directement par province au sein de la Communauté francophone. Les sections de la Communauté germanophone sont regroupées au plan communautaire germanophone. Les régions et/ou les sections des Communautés flamande et francophone sont groupées en cinq entités par Communauté : — les provinces d’Anvers, du Limbourg, de Flandre orientale, du Brabant flamand et de Flandre occidentale pour la Communauté flamande; — les provinces du Hainaut, de Liège, du Luxembourg, de Namur et du Brabant wallon pour la Communauté francophone. Chacune de ces dix entités est présidée par un président provincial qui représente la Croix-Rouge dans son entité. Il est choisi par une assemblée provinciale, agréé par le Conseil communautaire concerné et nommé par arrêté du Gouvernement compétent. TITRE V. — Des Communautés flamande et francophone Communautés flamande et francophone Art. 14. La Communauté flamande et la Communauté francophone sont organisées selon les dispositions du présent titre. Ces dispositions sont complétées par un règlement d’ordre intérieur, établi par chaque Conseil communautaire. Ces deux règlements d’ordre intérieur sont adaptés à la situation dans la Région de Bruxelles-Capitale, dans un règlement d’ordre intérieur spécial, établi en collaboration entre les deux Communautés et approuvé par le Conseil national. Conseil communautaire. — Composition Art. 15. Les représentants des entités citées à l’article 13, les représentants de Bruxelles-Capitale, les représentants des principales activités de la Communauté et les membres des Comités de direction communautaires composent le Conseil communautaire. Le règlement d’ordre intérieur de chaque Communauté en définit la composition précise. Le Conseil communautaire est présidé par le président communautaire; celui-ci est élu par le Conseil communautaire, sur proposition des Comités de direction communautaires, après consultation du président national. Il est nommé par arrêté du Gouvernement compétent.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Conseil communautaire. — Rôle Art. 16. Dans le cadre de la politique et de l’activité générales de la Croix-Rouge de Belgique, le Conseil communautaire détermine la politique propre et l’activité particulière de la Communauté. Il arrête, en première lecture, les budgets, les comptes de résultats et le bilan de la Communauté. Comité de direction des services humanitaires - composition Art. 17. Au sein de chaque Communauté, il est formé un Comité de direction des services humanitaires, présidé par le président communautaire. Le règlement d’ordre intérieur de chaque Communauté en définit la composition précise. Chaque Comité de direction comporte au moins : — le président communautaire; — un vice-président; — les cinq présidents provinciaux; — le président ou le vice-président de Bruxelles-Capitale; — le trésorier communautaire; — l’économe communautaire; — le président du comité médical communautaire des services humanitaires. En outre, le président de la Communauté germanophone est membre du Comité de direction des services humanitaires de la Communauté francophone. Sauf stipulations des présents statuts, les membres du Comité de direction des services humanitaires sont désignés selon les règles prévues par le règlement d’ordre intérieur propre à chaque Communauté. Ils sont nommés par arrêté du Gouvernement communautaire compétent. Comité de direction du service du sang. — Composition Art. 18. Au sein de chaque Communauté, il est formé un Comité de direction du service du sang, présidé par le président communautaire. Le règlement d’ordre intérieur de chaque Communauté en définit la composition précise. Sauf stipulations des présents statuts, les membres du Comité de direction du service du sang sont désignés selon les règles prévues par le règlement d’ordre intérieur propre à chaque Communauté. Ils sont nommés par arrêté du Gouvernement communautaire compétent. Comité de direction des services humanitaires. — Rôle Art. 19. Le Comité de direction des services humanitaires prépare le budget, le compte de résultats et le bilan des activités humanitaires de la Communauté. En ce qui concerne les services humanitaires, il assume la gestion de la Communauté concernée et assure l’exécution des décisions prises par le Conseil communautaire auquel il fait régulièrement rapport. Dans ce cadre, ainsi que dans celui des décisions prises par le Conseil national et des budgets arrêtés par ce dernier, il détermine les services nécessaires pour coordonner, animer et contrôler l’action des services humanitaires au sein de la Communauté. Comité de direction du service du sang. — Rôle Art. 20. Le Comité de direction du service du sang prépare le budget, le compte de résultats et le bilan relatifs au service du sang de la Communauté. Dans ce secteur, il assume la gestion du service du sang de la Communauté concernée, et assure l’exécution des décisions prises par le Conseil communautaire auquel il fait régulièrement rapport. Dans ce cadre, ainsi que dans celui des décisions prises par le Conseil national et des budgets arrêtés par ce dernier, il détermine les services nécessaires pour coordonner, animer et contrôler l’action du service du sang de la Communauté. Comité médical des services humanitaires Art. 21. Il est créé, au sein de chaque Communauté, un comité médical des services humanitaires qui comporte au moins : — un président, nommé par le Conseil communautaire, sur proposition du Comité médical des services humanitaires; — les cinq médecins-chefs provinciaux et un médecin responsable de Bruxelles-Capitale prévus par les règlements d’ordre intérieur dont il est question à l’article 14; — un médecin, délégué du Ministre communautaire ayant la Santé publique dans ses attributions. L’organisation de ce Comité est déterminée par le règlement d’ordre intérieur propre à chaque Communauté. Le Comité médical des services humanitaires étudie les problèmes qui lui sont soumis par les instances communautaires. Il peut, de sa propre initiative, entreprendre l’étude de tous les problèmes médicaux ressortissant du domaine des activités humanitaires Croix-Rouge et en transmettre le résultat aux instances compétentes. En vue de l’étude de problèmes déterminés, le Comité médical des services humanitaires peut proposer au Comité de direction des services humanitaires la constitution de commissions consultatives temporaires. Bruxelles-Capitale Art. 22. Toutes les activités de Bruxelles-Capitale sont organisées, coordonnées et dirigées par un Comité composé de huit membres, dont trois appartiennent à la Communauté flamande et cinq à la Communauté francophone. Les membres de ce Comité sont élus par l’assemblée des présidents des sections, après que leur candidature ait été agréée par le Comité de direction des services humanitaires de leur Communauté. Les trois membres appartenant à la Communauté flamande choisissent, en leur sein, un délégué agréé par le Comité de direction des services humanitaires de la Communauté flamande et nommé par arrêté du Gouvernement de la Communauté flamande.
53397
53398
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Les cinq membres appartenant à la Communauté francophone choisissent, en leur sein, un délégué agréé par le Comité de direction des services humanitaires de la Communauté francophone et nommé par arrêté du Gouvernement de la Communauté francophone. Ces deux délégués assument la présidence et la vice-présidence du Comité, alternativement tous les quatre ans. Le Comité agit en collège pour toutes activités bi-communautaires. Les trois membres appartenant à la Communauté flamande et les cinq membres appartenant à la Communauté francophone, gèrent, respectivement, les activités liées à l’appartenance de leur Communauté. Ces activités, ainsi que celles qui sont bi-communautaires, sont définies dans le règlement d’ordre intérieur spécial prévu à l’article 14, in fine. Des sections locales de Bruxelles-Capitale Art. 23. Les sections locales de la Région de Bruxelles-Capitale sont regroupées dans l’entité bi-communautaire Bruxelles-Capitale. La composition et le fonctionnement des sections locales de Bruxelles-Capitale s’inspirent des règles d’organisation adoptées pour le Comité de Bruxelles-Capitale. Les activités communautaires seront confiées à deux titulaires appartenant chacun à une des deux Communautés. Lorsqu’une section locale sera en état de carence pour une activité communautaire qui s’avère souhaitable, les trois membres appartenant à la Communauté flamande ou les cinq membres appartenant à la Communauté francophone organisent eux-mêmes, en fonction de leur compétence, cette activité sur le plan local. TITRE VI. — De la Communauté germanophone Art. 24. § 1er. La Communauté germanophone de la Croix-Rouge de Belgique est organisée de manière à assurer son identité au sein de la Société nationale. § 2. Elle constitue son assemblée communautaire dont la composition est définie et les missions sont précisées dans le règlement d’ordre intérieur dont question à l’alinéa 4 du présent article. Cette Assemblée élit son président, qui porte le titre de président de la Communauté germanophone de la Croix-Rouge de Belgique et représente la Communauté germanophone au sein des instances nationales et communautaires dont question aux articles 15, 17, 25 et 30. Elu par l’assemblée, sur proposition du Comité de direction des services humanitaires de la Communauté germanophone, il est, après agréation par le Conseil national, nommé par arrêté du Gouvernement de la Communauté germanophone. § 3. Le règlement national d’ordre intérieur précise les domaines dans lesquels la Communauté germanophone est compétente pour prendre des initiatives spécifiques, éventuellement distinctes de celles des deux autres Communautés, ainsi que les modalités d’exercice de cette compétence. § 4. La Communauté germanophone a son propre règlement d’ordre intérieur établi par l’ensemble des sections qui la constituent et approuvé par le Conseil national. § 5. Elle peut avoir recours aux services et infrastructures de la Communauté francophone. § 6. Pour assurer une liaison efficace avec les instances de la Communauté germanophone, la Croix-Rouge de Belgique – Communauté francophone délègue et installe, à Eupen, un coordinateur. TITRE VII. — Coordination nationale Conseil national. — Composition Art. 25. La direction de la Société est confiée à un Conseil national. Le Conseil national est composé comme suit : 1° le président national qui en assume la présidence; 2° les présidents des Conseils communautaires, en tant que vice-présidents nationaux; 3° vingt-cinq membres de chaque Conseil communautaire, délégués spécialement à cet effet par le Conseil communautaire; le Conseil communautaire flamand délègue au moins un membre représentant Bruxelles-Capitale, et le Conseil communautaire francophone délègue le président de la Communauté germanophone et un membre représentant Bruxelles-Capitale; 4° le trésorier national; 5° l’économe national; 6° le délégué du Ministre de la Défense; 7° les délégués du Ministre fédéral et des Ministres communautaires ayant la Santé publique dans leurs attributions; 8° le délégué du Ministre des Affaires étrangères; 9° le délégué du Ministre de l’Intérieur; 10° le délégué du Ministre des Finances; 11° le Médecin général des Forces armées. Les délégués des Ministres peuvent, en cas d’empêchement, se faire représenter par un suppléant désigné par le Ministre compétent. Les délégués des Ministres, le Médecin général des Forces Armées, ainsi que le trésorier national et l’économe national, siègent au Conseil national avec voix consultative. Conseil national. — Rôle Art. 26. Le Conseil national détermine tant la politique générale que l’activité générale de la Société dans le cadre des présents statuts et des obligations qui lui sont imposées, sur le plan national et international. Il arrête les budgets et dresse les comptes de résultats et les bilans de la Société. Il décide, en appel, sur toute contestation s’élevant entre le Comité national de direction et les autres organes de la Société.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Conseil national. — Fonctionnement Art. 27. Le Conseil national se réunit au moins deux fois par an, sur convocation du président national. Celui-ci est tenu de convoquer le Conseil national sur demande motivée, signée par un vice-président national ou par dix membres appartenant à l’un des deux Conseils communautaires. Le Conseil national ne peut délibérer valablement que si un tiers des membres ayant droit de vote sont présents ou représentés, à moins que l’urgence ne soit déclarée par les deux tiers des membres présents ou représentés ayant droit de vote. Les membres des Conseils communautaires peuvent, en cas d’empêchement, se faire représenter par un autre membre de leur Conseil. Si le quorum de présences n’est pas atteint, une seconde réunion (convoquée dans les quinze jours) pourra délibérer valablement, quel que soit le nombre de membres présents ou représentés. Du président national Art. 28. La candidature du président national est présentée par le Conseil national, statuant à cet effet à la majorité simple. Cette candidature doit avoir recueilli l’agrément préalable, à la majorité simple, de chacun des Conseils communautaires. Les Conseils communautaires et national ne statuent valablement que si deux tiers de leurs membres sont présents ou représentés. Le président national est nommé par arrêté de chacun des trois Gouvernements communautaires. En cas de vacance de la présidence nationale, les fonctions sont assumées, à titre provisoire, conjointement, par les vice-présidents nationaux. Ceux-ci prennent les mesures voulues en vue de pourvoir à la vacance dans les délais les plus brefs. Le président national a la faculté d’assister à toutes les réunions communautaires dont il rec¸ oit régulièrement les comptes-rendus. Des vice-présidents nationaux Art. 29. Les présidents des Conseils communautaires sont vice-présidents nationaux de la Croix-Rouge de Belgique. Ils remplacent, à tour de rôle, le président national en cas d’absence ou d’empêchement de ce dernier. Le Médecin général des Forces armées et le délégué du Ministre fédéral ayant la Santé publique dans ses attributions portent le titre de vice-président. Du Comité national de direction. — Composition Art. 30. Le Comité national de direction est composé du président national, des deux vice-présidents nationaux et de vingt-quatre membres dont douze issus des Comités de direction de la Communauté flamande, dont le représentant de Bruxelles-Capitale, et douze issus des Comités de direction de la Communauté francophone, dont le représentant de Bruxelles-Capitale et le président de la Communauté germanophone (le mode de désignation en étant prévu par le règlement d’ordre intérieur de chaque Communauté), du trésorier national et de l’économe national, des délégués du Ministre des Finances et du Ministre fédéral ayant la Santé publique dans ses attributions ainsi que le Médecin général des Forces armées. Le trésorier national, l’économe national, les délégués du Ministre des Finances, du Ministre fédéral ayant la Santé publique dans ses attributions ainsi que le Médecin général des Forces armées assistent aux réunions du Comité national de direction avec voix consultative. La présidence du Comité national de direction est assumée par le président national ou alternativement, par l’un des vice-présidents nationaux. Le Comité se réunit au moins deux fois l’an, sur convocation de son président. Un Bureau émanant du Comité national de direction, composé des présidents communautaires flamand et francophone, d’un représentant de chacun des Comités de direction des services du sang communautaires ainsi que du trésorier national et de l’économe national, a pour mission la concertation entre les Communautés en ce qui concerne l’ensemble des problèmes qui leur sont communs. Le trésorier national et l’économe national y siègent avec voix consultative. La présidence du Bureau est alternativement assurée par l’un des deux vice-présidents nationaux. Le Bureau fait régulièrement rapport au Comité national de direction. Du Comité national de direction. — Rôle Art. 31. Le Comité national de direction assume la gestion générale de la Société dans le cadre des attributions qui lui sont dévolues par le Conseil national. Il assure l’exécution des décisions de ce dernier auquel il fait régulièrement rapport. Il détermine, sur proposition de son Bureau, les services nécessaires pour assurer, sur le plan national, le fonctionnement de la Société. Du trésorier national Art. 32. Le Conseil national nomme un trésorier national. Celui-ci a pour responsabilité de superviser les comptes de la Société et de s’assurer de la compatibilité des normes comptables et des règles d’évaluation des différents organes de la Société. Il entretient des contacts réguliers avec les trésoriers communautaires. Le trésorier national présente un rapport annuel ainsi qu’une situation globale des comptes de la Société au Comité national de direction et au Conseil national de la Croix-Rouge de Belgique. De l’économe national Art. 33. Le Conseil national nomme un économe national. Celui-ci a pour responsabilité de superviser la gestion des immeubles et du matériel non affectés directement à l’une ou l’autre Communauté. Il entretient des contacts réguliers avec les économes communautaires. L’économe national présente un rapport annuel au Comité national de direction de la Croix-Rouge de Belgique.
53399
53400
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Du Fonds national financier (F.N.F.) et de son Comité de crédit Art. 34. Un Fonds national financier (F.N.F.) existe, auprès duquel tous les organes de la Croix-Rouge de Belgique déposent leurs valeurs disponibles, selon les dispositions prévues au règlement national d’ordre intérieur. Il est créé un Comité de crédit, composé des vice-présidents nationaux, du trésorier national, de l’économe national et des deux trésoriers communautaires flamand et francophone. Il est chargé de déterminer la gestion du Fonds national financier en général et plus particulièrement les conditions de dépôts et de crédits. Il fait rapport au Comité national de direction. Les présidents communautaires font rapport à leurs Comités de direction et leur Conseil communautaire. Du Comité médical national des services humanitaires Art. 35. Il est créé un Comité médical national des services humanitaires composé : — de sept membres émanant du Comité médical des services humanitaires de la Communauté flamande; — de sept membres émanant du Comité médical des services humanitaires de la Communauté francophone; — d’un médecin délégué du Ministre fédéral ayant la Santé publique dans ses attributions; — d’un médecin délégué par la composante médicale des Forces armées. La présidence est assumée alternativement par chacun des présidents des deux comités médicaux des services humanitaires communautaires. Le Comité médical national des services humanitaires étudie les problèmes qui lui sont soumis par les instances nationales de la Société. Il peut, de sa propre initiative, entreprendre l’étude de tous les problèmes médicaux ressortissant au domaine des activités des services humanitaires de la Croix-Rouge et communs aux deux Communautés et en transmettre le résultat aux instances compétentes. En vue de l’étude de problèmes déterminés, le Comité médical national des services humanitaires peut proposer au Comité national de direction la constitution de commissions consultatives temporaires. Art. 36. Les dispositions du présent titre sont complétées par un règlement national d’ordre intérieur adopté par le Conseil national. TITRE VIII. — Directeurs généraux Directeurs généraux Art. 37. Chaque Conseil communautaire nomme un directeur général des services humanitaires et un directeur général du service du sang sur proposition du Comité de direction concerné, et après consultation du président national. Les directeurs généraux des services humanitaires et des services du sang exécutent, au sein de leur Communauté, les décisions du Comité national de direction, du Bureau de celui-ci et de leurs Comités de direction respectifs. Les directeurs généraux des services humanitaires de la Communauté francophone et du service francophone du sang exercent également leurs compétences au sein de la Communauté germanophone. Ils assistent, avec voix consultative, aux réunions des Comités de direction dont ils relèvent, de leur Conseil communautaire, du Comité national de direction, du Bureau de celui-ci, du Conseil national et de l’assemblée générale. Ils assurent la direction de leurs services communautaires respectifs ainsi que le secrétariat des réunions du Comité de direction dont ils relèvent. Aux directeurs généraux des services humanitaires incombe, en outre le secrétariat des réunions de leur Conseil communautaire d’une part, et d’autre part, à tour de rôle, celui des réunions des organes nationaux. Gestion commune Art. 38. Les problèmes de la Société, communs aux Communautés flamande et francophone, les affaires concernant la Société dans son ensemble ainsi que toute activité que ces Communautés ont décidé de faire en commun, à l’exception de celles concernant les organismes autonomes créés en vertu de l’article 39 des présents statuts, sont de la compétence des directeurs généraux concernés. Les directeurs généraux se réunissent chaque fois que la nécessité s’en fait sentir. Ils prennent leurs décisions par consensus. Faute de pouvoir tomber d’accord, ils soumettent leur litige aux présidents communautaires flamand et francophone. Pendant des périodes déterminées par le règlement national d’ordre intérieur, un des directeurs généraux assume la présidence des réunions communes et veille à l’exécution des mesures prises. En cas d’urgence, et dans l’impossibilité de joindre ses collègues, le directeur général assumant la présidence des réunions communes, ou à son défaut, un autre directeur général, est habilité à prendre, sous sa seule responsabilité, les décisions qu’imposent les circonstances. Les deux directeurs généraux des services humanitaires sont conjointement responsables de la gestion courante des services communs aux Communautés, à l’exception de ceux concernant les organismes autonomes créés en vertu de l’article 39 des présents statuts. Les deux directeurs généraux des services humanitaires assurent en collaboration la préparation des réunions du Conseil national, du Comité national de direction, du Bureau du Comité national de direction ainsi que de l’assemblée générale de la Croix-Rouge de Belgique. Les deux directeurs généraux des services humanitaires entretiennent, conjointement, les relations avec la présidence nationale en ce qui concerne leur domaine d’activité. Il en est de même des deux directeurs généraux des services du sang quant à leur domaine d’activité. TITRE IX. — Organismes autonomes Art. 39. Par une résolution, adoptée à la majorité des deux tiers par le Conseil national et dans chaque Conseil communautaire, la Société peut créer, en son sein, des organismes autonomes, auxquels elle délègue la réalisation d’objectifs spécifiques à caractère technico-médical. Dans cette résolution, sont définies les structures, l’organisation et la manière dont les dirigeants sont désignés. Ces organismes font partie intégrante de la Société et rendent compte à ses organes, qui en approuvent les budgets, les comptes de résultats et le bilan.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE TITRE X. — Pouvoirs et signatures Art. 40. Le président national représente la Société, notamment dans ses relations avec le Gouvernement fédéral belge, les associations étrangères et les organismes internationaux. Il agit au nom du Comité national de direction. En cas d’urgence, il est habilité à prendre des décisions qui engagent la Société. Les documents engageant la Société sur le plan national ainsi que tous actes notariés sont signés par le trésorier national ou l’économe national, agissant conjointement avec un des directeurs généraux. Les intéressés disposent du pouvoir de substitution. La correspondance journalière des services communs aux deux Communautés est signée par les deux directeurs généraux des services humanitaires. La signature de l’un de ceux-ci peut, moyennant l’accord de son collègue, être remplacée par celle du directeur ou d’un chef des services communs. Art. 41. Les documents engageant la Société sur le plan communautaire sont signés par le président communautaire et le directeur général concerné. Les intéressés disposent du pouvoir de substitution. La correspondance journalière de l’administration communautaire, tant des services humanitaires que du domaine du sang, est signée conformément aux dispositions contenues dans les règlements d’ordre intérieur. Art. 42. Les actions en justice, tant en demandant qu’en défendant, sont menées à la poursuite et diligence de l’un ou l’autre des présidents communautaires flamand ou francophone agissant en tant que vice-président national. TITRE XI. — Audit interne Art. 43. Chaque Communauté instaure, selon son règlement d’ordre intérieur, un comité d’audit, le comité d’audit de la Communauté francophone étant compétent pour la Communauté germanophone. Il est chargé de l’audit interne de sa Communauté et rend régulièrement compte aux Comités de direction de sa Communauté. Pour l’audit interne des services communs aux deux Communautés de la Société, tels que définis à l’article 38 des statuts, les deux comités d’audit sont conjointement responsables. Les comités d’audit rendent régulièrement compte au président national. TITRE XII. — Les réviseurs Art. 44. La surveillance des comptes et des écritures de la Croix-Rouge est exercée par un collège de réviseurs. Ce collège est composé de deux membres, nommés par le Conseil national, l’un sur proposition du Conseil communautaire flamand, l’autre sur proposition du Conseil communautaire francophone. Les réviseurs assistent, avec voix consultative, aux séances du Conseil national. Ils ont un droit illimité de surveillance et de contrôle sur toute opération de la Société. Ils peuvent prendre connaissance, sans les déplacer, des livres, de la correspondance, des procès-verbaux et de toutes les écritures. Ils font rapport au Conseil national sur l’accomplissement de leur mission, spécialement en ce qui concerne le contrôle des comptes annuels. TITRE XIII. — Assemblée générale Composition Art. 45. L’assemblée générale est composée des membres du Conseil national, des Conseils communautaires, des comités médicaux, de comités provinciaux et des présidents des régions, des zones, et des sections locales ou leurs mandataires. Sont, en outre, invités, avec voix consultative, les représentants des donneurs de sang bénévoles de la Croix-Rouge de Belgique. Réunions Art. 46. L’assemblée générale ordinaire se réunit chaque année, entre le 1er septembre et le 31 octobre, sur convocation et sous la présidence du président national. La date, le lieu et l’ordre du jour de la réunion sont communiqués au moins un mois à l’avance. Une assemblée générale extraordinaire peut être convoquée à l’initiative conjointe du président et des vice-présidents nationaux et ce sauf urgence, moyennant les modalités prévues à l’alinéa précédent. Rôle Art. 47. L’assemblée générale est la plus haute autorité de la Croix-Rouge. Le Conseil national lui fait rapport sur les activités de la Société au cours de l’année écoulée, lui présente le bilan ainsi que le rapport des réviseurs. Un mois avant la date de l’assemblée générale, ces documents sont mis, pour examen, à la disposition des membres de ladite assemblée, au siège social de la Société. Toute question relative au contenu de ces documents doit être transmise, par écrit, par au moins dix membres de l’assemblée et adressée au Comité national de direction, quinze jours avant la date de l’assemblée. L’assemblée générale approuve le rapport annuel, les modifications des statuts conformément aux dispositions prévues à cet effet, et délibère sur toutes les questions inscrites à l’ordre du jour. TITRE XIV. — Dispositions diverses Siège social Art. 48. Le siège social de la Croix-Rouge de Belgique est établi dans une des communes de la Région de Bruxelles-Capitale. Les réunions du Conseil national, du Comité national de direction et du Comité médical national des services humanitaires se tiennent au siège social ou tout autre lieu de ladite région, indiqué dans les convocations.
53401
53402
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Année sociale Art. 49. L’année sociale coïncide avec l’année civile. Caractère bénévole des fonctions Art. 50. Le président national, les membres du Conseil national, des Conseils communautaires, des Comités de direction, des commissions consultatives, des comités médicaux des services humanitaires, des comités provinciaux, régionaux et locaux exercent leur fonction à titre bénévole. Durée des mandats Art. 51. Tous les mandats ont une durée de quatre ans. En cas de décès ou de démission, le nouveau titulaire achève le mandat de son prédécesseur. Les titulaires sortants et non rééligibles, peuvent se voir conférer l’honorariat de leur fonction et être invité, à ce titre, à assister, avec voix consultative, aux réunions de l’organe au sein duquel ils siégeaient au moment où leur mandat a pris fin. Incompatibilités Art. 52. Les fonctions de président national, de vice-président national, de président du comité médical national des services humanitaires et de membre du Comité national de direction, sont incompatibles avec l’exercice d’un mandat parlementaire, tant sur le plan européen que fédéral, communautaire ou régional, exception faite du mandat prévu par l’article 70 de la Constitution belge. Le titulaire des fonctions susdites qui, pendant la durée de celles-ci, accepte un mandat parlementaire, est de ce fait considéré comme démissionnaire de ses fonctions à la Croix-Rouge. Cumul Art. 53. Sauf disposition reprise, soit dans les statuts, soit dans les règlements d’ordre intérieur, le cumul des mandats au sein de la Croix-Rouge est interdit. Modalités de vote Art. 54. Les délibérations et décisions de tous les organes de la Croix-Rouge de Belgique sont prises à la majorité simple des membres présents ou représentés, sauf exceptions prévues aux présents statuts. Vote par procuration Art. 55. Aucun membre ne peut être porteur de plus d’une procuration écrite. Emploi des langues Art. 56. Les différents organes de la Croix-Rouge de Belgique respecteront, dans leurs rapports avec les autorités publiques et privées, avec le public et entre eux, les dispositions de la législation relative à l’emploi des langues. La Société s’adresse aux instance nationales de la langue du rôle linguistique auquel appartient leur correspondant. Avoirs de la Société Art. 57. Tous les avoirs et biens, meubles et immeubles, recueillis ou détenus par un organe quelconque de la Société, au niveau communautaire, provincial, régional ou local, notamment, sont et demeurent la propriété exclusive de la Croix-Rouge de Belgique. Ledit organe n’en est que le dépositaire et en est comptable vis-à-vis de la Société. Ces avoirs et biens sont mis à la disposition dudit organe, totalement ou partiellement, en vue de la réalisation des objectifs de la Société. Aucun membre de la Société n’a un droit quelconque sur l’avoir de celle-ci. Procédure de révision des statuts Art. 58. Les présents statuts ne peuvent être modifiés que par décision préalable de chaque Conseil communautaire, du Conseil national et, ensuite, par une assemblée générale, réunie spécialement à cet effet. L’avis de convocation contiendra la teneur des modifications proposées, pour les Conseils communautaires, le Conseil national et l’assemblée générale. Pour être adoptées, celles-ci doivent recueillir les deux tiers des suffrages exprimés par les membres, ayant droit de vote, présents ou représentés tant aux Conseils communautaires, qu’au Conseil national et qu’à l’assemblée générale. Les modifications ainsi décidées par l’assemblée générale ne deviennent effectives qu’après approbation par arrêté des trois Gouvernements communautaires et leur publication au Moniteur belge. Entrée en vigueur Art. 59. Les présents statuts, approuvés par l’assemblée générale, entreront en vigueur dès que les arrêtés d’approbation des trois Gouvernements communautaires auront été publiés au Moniteur belge. Bruxelles, le 2 avril 2004. Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 2004 portant approbation des statuts modifiés de la Croix-Rouge de Belgique. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, B. SOMERS La Ministre flamande de l’Aide sociale, de la Santé et de l’Egalité des Chances, A. BYTTEBIER
53403
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2004 — 2525
[C − 2004/35955] 4 JUNI 2004. — Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, inzonderheid op artikel 22; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot aanwijzing van een ambtenaar van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als beroepsinstantie voor de Vlaamse overheid inzake de passieve openbaarheid van bestuur; Gelet op het advies 36.571/3 van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2004; Op voorstel van de minister-president van de Vlaamse regering, de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. — Samenstelling Artikel 1. De beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur, genoemd in artikel 22 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, is samengesteld uit vier leden onder wie een voorzitter. Elk lid heeft een plaatsvervanger. De leden en hun plaatsvervangers hebben minstens 2 jaar nuttige juridische ervaring opgedaan. Art. 2. § 1. De leden en hun plaatsvervangers worden als volgt benoemd onder de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap : 1° een lid, tevens voorzitter, en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister-president; 2° een lid en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden; 3° een lid en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister bevoegd voor het Leefmilieu; 4° een lid en de plaatsvervanger worden benoemd door de minister bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening. § 2. De leden en hun plaatsvervangers worden door hun bevoegde minister benoemd voor een telkens verlengbare termijn van vijf jaar. Art. 3. Het is de leden van de beroepsinstantie verboden tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging over zaken waarbij zij vóór of na hun benoeming, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad rechtstreeks een persoonlijk belang hebben. Het is de leden van de beroepsinstantie tevens verboden tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging over zaken wanneer zij rechtsreeks betrokken zijn geweest bij het nemen van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld. Art. 4. De benoemende minister kan op verzoek van de betrokkene een einde maken aan het mandaat van een lid of plaatsvervangend lid van de beroepsinstantie. Bovendien kan de benoemende minister ambtshalve en na het lid gehoord te hebben een einde maken aan het mandaat van een lid of plaatsvervangend lid van de beroepsinstantie in de volgende gevallen : 1° als de betrokkene tekort komt in de opdrachten van de beroepsinstantie; 2° als de betrokkene het vertrouwelijk karakter van de beraadslagingen niet respecteert of vertrouwelijke documenten verspreidt; 3° als de betrokkene het verbod, bedoeld in artikel 3, miskent. Art. 5. Indien een lid verhinderd of afwezig is, wordt het lid vervangen door zijn plaatsvervanger. Een lid of plaatsvervangend lid van de beroepsinstantie, dat wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of een lid van wie het mandaat voortijdig is beëindigd, zet diens mandaat voort tot het einde van de aanvankelijk vooropgestelde termijn. HOOFDSTUK II. — Opdracht Art. 6. De beroepsinstantie oefent zijn opdracht uit overeenkomstig de bepalingen van artikeln 23 tot en met 27 van het decreet 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. HOOFDSTUK III. — Werking Art. 7. Het secretariaat van de beroepsinstantie is gevestigd bij de administratie Kanselarij en Voorlichting van het departement Coördinatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Alle briefwisseling en communicatie met de beroepsinstantie wordt gericht aan het adres van het secretariaat. Art. 8. Enkel de leden van de beroepsinstantie of hun plaatsvervangers, indien deze eersten verhinderd zijn, zijn stemgerechtigd. De beroepsinstantie kan enkel geldig beraadslagen en stemmen als ten minste drie leden, onder wie de voorzitter, of hun plaatsvervangers aanwezig zijn. De beslissingen worden genomen bij meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of zijn plaatsvervanger beslissend. Art. 9. De voorzitter of zijn plaatsvervanger ondertekent namens de beroepsinstantie alle briefwisseling en de beslissingen. Hij kan die taak indien nodig delegeren aan ambtenaren van het secretariaat. Art. 10. De vergaderingen van de beroepsinstantie zijn niet openbaar. Onder vergaderingen wordt verstaan zowel de beraadslagingen als de vergaderingen waarop partijen of deskundigen worden gehoord. Bij de beraadslagingen zijn enkel de leden of hun plaatsvervangers aanwezig.
53404
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE De beraadslagingen van de beroepsinstantie en alle informatie die verkregen wordt in het kader van de werking van de beroepsinstantie zijn vertrouwelijk. De vertrouwelijkheid geldt ook voor het secretariaat, de betrokken partijen en de deskundigen die eventueel gehoord worden en de personeelsleden van de instantie die om inlichtingen verzocht worden. De beslissingen van de beroepsinstantie zijn met redenen omkleed en worden genomen binnen de termijnen, bepaald in artikel 24, § 1, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. De beslissingen van de beroepsinstantie zijn openbaar. Art. 11. De beroepsinstantie stelt binnen de maand na haar installatie een huishoudelijk reglement vast. Dit reglement wordt eenparig aangenomen door de leden. HOOFDSTUK IV. — Slotbepalingen Art. 12. Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. Art. 13. Het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999 tot aanwijzing van een ambtenaar van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als beroepsinstantie voor de Vlaamse overheid inzake de passieve openbaarheid van bestuur wordt opgeheven. Art. 14. De minister-president van de Vlaamse regering, de minister bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, de minister bevoegd voor het leefmilieu en de minister bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 4 juni 2004. De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER
TRADUCTION MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FLAMANDE F. 2004 — 2525
[C − 2004/35955] 4 JUIN 2004. — Arrêté du Gouvernement flamand portant création de l’instance de recours en matière de publicité de l’administration
Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration, notamment l’article 22; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 désignant un fonctionnaire du Ministère de la Communauté flamande en tant qu’instance d’appel pour les autorités flamandes en matière de publicité passive de l’administration; Vu l’avis n° 36 571/3 du Conseil d’Etat, donné le 30 mars 2004; Sur la proposition du Ministre-Président du Gouvernement flamand, du Ministre flamand des Finances et du Budget, de l’Aménagement du Territoire, des Sciences et de l’Innovation technologique, du Ministre flamand des Affaires intérieures, de la Culture, de la Jeunesse et de la Fonction publique et du Ministre flamand de l’Environnement, de l’Agriculture et de la Coopération au Développement; Après délibération, Arrête : CHAPITRE Ier. — Composition Article 1er. L’instance de recours en matière de publicité de l’administration, visée à l’article 22 du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration, est composée de quatre membres dont un président. Tout membre a un suppléant. Les membres et leurs suppléants ont acquis au moins 2 ans d’expérience juridique utile. Art. 2. § 1er. Les membres et leurs suppléants sont nommés comme suit parmi les fonctionnaires du Ministère de la Communauté flamande : 1° un membre, également président, et le suppléant sont nommés par le Ministre-Président; 2° un membre et le suppléant sont nommés par le Ministre ayant les Affaires intérieures dans ses attributions; 3° un membre et le suppléant sont nommés par le Ministre ayant l’Environnement; 4° un membre et le suppléant sont nommés par le Ministre ayant l’Aménagement du Territoire dans ses attributions. § 2. Les membres et leurs suppléants sont nommés par leur Ministre compétent pour un terme chaque fois renouvelable de cinq ans. Art. 3. Il est défendu aux membres de l’instance de recours de participer à une concertation relative à des questions auxquelles ils ont, avant ou après leur nomination, soit personnellement soit comme chargé d’affaires, un intérêt direct ou auxquelles leurs parents ou apparentés jusqu’au quatrième degré compris ont un intérêt personnel direct.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Il est également défendu aux membres de l’instance de recours, de participer à une concertation relative à des questions lorsqu’ils ont été directement impliqués dans la prise de décisions contre lesquelles un recours a été introduit. Art. 4. Le Ministre ayant compétence de nomination peut, à la demande de l’intéressé, mettre fin au mandat d’un membre ou membre suppléant de l’instance de recours. De plus, le Ministre ayant compétence de nomination peut, d’office et après avoir entendu le membre, mettre fin au mandat d’un membre ou membre suppléant de l’instance de recours dans les cas suivants : 1° lorsque l’intéressé manque aux missions de l’instance de recours; 2° lorsque l’intéressé ne respecte pas le caractère confidentiel des délibérations ou divulgue des documents confidentiels; 3° lorsque l’intéressé méconnaît l’interdiction visée à l’article 3. Art. 5. En cas d’empêchement ou d’absence d’un membre, celui-ci est remplacé par son suppléant. Un membre ou membre suppléant de l’instance de recours nommé en lieu et place d’un membre décédé ou d’un membre dont le mandat a pris fin prématurément, continue à exercer ce mandat jusqu’à l’expiration du terme fixé initialement. CHAPITRE II. — Mission Art. 6. L’instance de recours exerce sa mission conformément aux dispositions des articles 23 à 27 inclus du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration. CHAPITRE III. — Fonctionnement Art. 7. La Commission d’Agrément siège auprès de l’Administration de la Chancellerie et de l’Information du Département de Coordination du Ministère de la Communauté flamande. Toute correspondance et communication avec l’instance de recours se fait à l’adresse du secrétariat. Art. 8. Seuls les membres de l’instance de recours ou, en cas d’empêchement, leurs suppléants ont voix délibérative. L’instance de recours ne peut délibérer et voter valablement que lorsque au moins trois membres, dont le président, ou leurs suppléants sont présents. Les décisions sont prises à la majorité des voix. En cas de partage des voix, la voix du président ou de son suppléant est prépondérante. Art. 9. Le président ou son suppléant signe toute correspondance et les décisions au nom de l’instance de recours. Le cas échéant, il peut déléguer cette tâche à des fonctionnaires du secrétariat. Art. 10. Les réunions de l’instance de recours ne sont pas publiques. Par réunions il faut entendre tant les délibérations que les réunions où des parties ou experts sont entendus. Seuls les membres ou leurs suppléants assistent aux délibérations. Les délibérations de l’instance de recours et toute information recueillie dans le cadre du fonctionnement de l’instance de recours sont confidentielles. La confidentialité vaut également pour le secrétariat, les parties concernées et les experts éventuellement entendus et pour les membres du personnel de l’instance étant priés de fournir des renseignements. Les décisions de l’instance de recours sont motivées et prises dans les délais fixés à l’article 24, § 1er, du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration. Les décisions de l’instance de recours sont publiques. Art. 11. L’instance de recours établit un règlement d’ordre intérieur, dans le mois de son installation. Ce règlement est adopté à l’unanimité par les membres. CHAPITRE IV. — Dispositions finales Art. 12. Le présent arrêté entre en vigueur à la date de l’entrée en vigueur du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration. Art. 13. L’arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 désignant un fonctionnaire du Ministère de la Communauté flamande en tant qu’instance d’appel pour les autorités flamandes en matière de publicité passive de l’administration est abrogé. Art. 14. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, le Ministre flamand compétent pour les Affaires intérieures, le Ministre flamand qui a l’Environnement dans ses attributions et le Ministre flamand qui a l’Aménagement du Territoire dans ses attributions, sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 4 juin 2004. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, B. SOMERS Le Ministre flamand des Finances et du Budget, de l’Aménagement du Territoire, des Sciences et de l’Innovation technologique, D. VAN MECHELEN Le Ministre flamand des Affaires intérieures, de la Culture, de la Jeunesse et de la Fonction publique, P. VAN GREMBERGEN Le Ministre flamand de l’Environnement, de l’Agriculture et de la Coopération au Développement, J. TAVERNIER
53405
53406
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST — REGION DE BRUXELLES-CAPITALE MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2004 — 2526
[C − 2004/31297]
29 APRIL 2004. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvragen om verkavelingsvergunning en om stedenbouwkundig attest met het oog op verkaveling
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F. 2004 — 2526
[C − 2004/31297]
29 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale déterminant la composition du dossier des demandes de permis de lotir et de certificat d’urbanisme en vue de lotir
Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,
Gelet op de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, inzonderheid artikels 108, § 1, en 157;
Vu l’ordonnance du 29 août 1991 organique de la planification et de l’urbanisme, notamment les articles 108, § 1er, et 157;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 13 mei 1993 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de aanvragen om verkavelingsvergunning en om stedenbouwkundig attest met het oog op verkaveling;
Vu l’arrêté de l’Exécutif de la Région de Bruxelles-Capitale du 13 mai 1993 déterminant la composition du dossier des demandes de permis de lotir et de certificat d’urbanisme en vue de lotir;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van hoogstens één maand;
Vu la délibération du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale sur la demande d’avis à donner par le Conseil d’Etat dans un délai ne dépassant pas un mois;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 25 maart 2004 bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Vu l’avis du Conseil d’Etat, donné le 25 mars 2004 en application de l’article 84, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
Overwegende dat de verplichting voor de aanvrager om, wanneer hij niet de eigenaar is van het goed, noch houder van een zakelijk of persoonlijk recht, hetzij de eigenaar van een goed op de hoogte te brengen van zijn intentie om een aanvraag om verkavelingsvergunning of stedenbouwkundig attest met het oog op verkaveling in te dienen, hetzij zijn akkoord te bekomen, geen invloed heeft op de beslissing die over de aanvraag genomen zal worden;
Considérant que l’obligation pour le demandeur, lorsqu’il n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel, soit d’avertir le propriétaire d’un bien de son intention d’introduire une demande de permis de lotir ou de certificat d’urbanisme en vue de lotir, soit d’obtenir l’accord de celui-ci, n’a aucun effet sur la décision qui sera prise sur la demande;
Op voorstel van de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Staatssecretaris van Ruimtelijke Ordening, na beraadslaging,
Sur la proposition du Ministre-Président de la Région de BruxellesCapitale et du Secrétaire d’Etat chargé de l’aménagement du territoire, après délibération, Arrête :
Besluit : HOOFDSTUK I. — Algemeen Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit bedoelt men met :
CHAPITRE 1er. — Généralités Article 1er. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :
1° « stedenbouwkundig attest », het stedenbouwkundig attest met het oog op verkaveling dat vóór de verkavelingsvergunning wordt aangevraagd;
1° « certificat d’urbanisme », le certificat d’urbanisme en vue de lotir sollicité préalablement au permis de lotir;
2° « ordonnantie », de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;
2° « ordonnance », l’ordonnance du 29 août 1991 organique de la planification et de l’urbanisme;
3° « overlegcommissie », de territoriaal bevoegde overlegcommissie opgericht bij artikel 11 van dezelfde ordonnantie en geregeld door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 29 juni 1992 betreffende de overlegcommissies.
3° « commission de concertation », la commission de concertation territorialement compétente, instituée par l’article 11 de la même ordonnance et organisée par l’arrêté de l’Exécutif de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 juin 1992 relatif aux commissions de concertation.
Art. 2. De overheid die bevoegd is om de verkavelingsvergunning of het stedenbouwkundige attest af te geven, stelt de formulieren voor de vergunnings- en de attestaanvraag en de in dit besluit bedoelde bijlagen ter beschikking van de aanvrager.
Art. 2. L’autorité compétente pour délivrer le permis de lotir ou le certificat d’urbanisme met à la disposition du demandeur les formulaires de demande de permis ou de certificat et les documents annexes visés au présent arrêté.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53407
Art. 3. Twee bijkomende exemplaren van de grafische documenten, van de geschreven voorschriften, van de foto’s, van bijlage I van dit besluit en in voorkomend geval de in 7, 2° of 12, 2° bedoelde nota worden erbij gevoegd als de raadpleging van andere instellingen vereist is bij toepassing van een verordenende bepaling, met name :
Art. 3. Deux exemplaires supplémentaires des documents graphiques, du cahier des prescriptions littérales, des photos , de l’annexe I du présent arrêté et, s’il échet, de la note explicative visée aux articles 6, 15, 17, 19, 24, 25, 26, 33, 34 et 36, selon le cas 7, 2° ou 12, 2°, sont joints lorsque la consultation d’autres instances s’impose en application d’une disposition réglementaire, notamment :
1° indien het goed als monument of als landschap beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven is of het voorwerp is van een voorstel tot bescherming of tot inschrijving op de bewaarlijst;
1° lorsque le bien est classé ou inscrit sur la liste de sauvegarde comme monument ou comme site ou est visé par une proposition de classement ou d’inscription sur la liste de sauvegarde;
2° indien het goed aan een gewestweg gelegen is; 3° indien het goed aan of in een natuurreservaat, een bosreservaat of een natuurpark gelegen is;
2° lorsque le bien est situé le long d’une route régionale; 3° lorsque le bien est situé dans ou en bordure d’une réserve naturelle, d’une réserve forestière ou d’un parc naturel;
4° indien het goed aan een waterloop gelegen is;
4° lorsque le bien est situé le long d’un cours d’eau;
5° indien het goed langs een spoorweg gelegen is.
5° lorsque le bien est situé le long d’une voie de chemin de fer.
De uitreikende overheid kan bijkomende exemplaren van de vereiste documenten vorderen wanneer andere instellingen dienen te worden geraadpleegd.
L’autorité délivrante peut exiger des exemplaires supplémentaires des documents requis lorsque la consultation d’autres instances s’impose.
Bovendien zijn drie bijkomende exemplaren van de in lid 1 bedoelde documenten vereist wanneer de aanvraag om advies voorgelegd wordt aan de overlegcommissie.
En outre, trois exemplaires supplémentaires des documents visés à l’alinéa premier sont requis lorsque la demande est soumise à l’avis de la commission de concertation.
Art. 4. De plannen worden genummerd, gedateerd en tot DIN A4-formaat gevouwen. Ze vermelden het adres van het goed, de naam van de aanvrager en worden door hen ondertekend.
Art. 4. Les plans sont numérotés, datés et pliés au format DIN A4. Ils mentionnent l’adresse du bien, le nom du demandeur et, le cas échéant, de l’architecte et sont signés par eux.
HOOFDSTUK II. — Over het dossier van de aanvraag om verkavelingsvergunning
CHAPITRE II. — Du dossier de demande de permis de lotir
Art. 5. Het dossier van de aanvraag om verkavelingsvergunning bevat volgende documenten :
Art. 5. Le dossier de demande de permis de lotir contient les documents suivants :
1° een vergunningsaanvraag, in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de permis, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe I du présent arrêté, signé par le demandeur;
2° de inlichtingen, in tweevoud, betreffende het eigendomsbewijs van het betrokken goed, overgemaakt overeenkomstig artikel 144 van het wetboek van de successierechten van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is of als de akte dateert van minder dan drie maanden vóór het indienen van de aanvraag, een bewijs van de notaris die die akte heeft opgesteld;
2° les renseignements, en double exemplaire, relatifs au titre de propriété du bien en cause fournis, conformément à l’article 144 du Code des droits de succession du ressort dans lequel ce bien est situé ou, si l’acte date de moins de 3 mois avant l’introduction de la demande, une attestation du notaire ayant établi cet acte;
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et, à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de l’intention du demandeur d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° alle relevante foto’s van het goed, van de aanpalende gebouwen en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste vier – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 6, 2° bedoelde inplantingsplan;
4° toutes les photos significatives du bien, des bâtiments contigus et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur – au nombre de quatre minimum – sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 6, 2°;
Art. 6. Het dossier bevat bovendien de hierna vermelde grafische en door de aanvrager ondertekende documenten :
Art. 6. Le dossier comprend en outre les documents graphiques énumérés ci-après, signés par le demandeur
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel, op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° het plan van de bestaande feitelijke en rechtstoestand op schaal 1/1.000, 1/500 of 1/200 en opgesteld op basis van een grondplan dat zich uitstrekt op een afstand van ten minste 50 meter buiten de grenzen van het in de aanvraag bedoelde goed, met vermelding van de volgende inlichtingen :
2° le plan de la situation existante de fait et de droit, établi sur base d’un fond de plan débordant le périmètre du bien objet de la demande d’une distance minimum de 50 mètres et dressés à une échelle de 1/1.000, 1/500 ou 1/100, contenant les renseignements ci-après :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) de grenzen, de naam van de eigenaars, de kadastrale nummers en de huisnummers van het te verkavelen goed en van de aanpalende percelen evenals de plaats van de beplantingen die zich er bevinden;
b) les limites, le nom des propriétaires, les numéros des parcelles cadastrales et les numéro de police du bien à lotir et des parcelles contiguës, ainsi que l’emplacement des plantations qui s’y trouvent;
c) de inplanting, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en van de bestemming van de omliggende bouwwerken binnen een straal van minstens 50 meter van het te verkavelen goed;
c) l’implantation, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions environnantes dans un rayon de 50 mètres au moins du bien à lotir;
53408
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
d) de eventuele wettelijke erfdienstbaarheden voortvloeiend uit de rooilijnen en, in voorkomend geval, door ’s mensen toedoen gevestigde erfdienstbaarheden of de bij overeenkomst vastgestelde verplichtingen betreffende het grondgebruik;
d) les servitudes légales éventuelles découlant des alignements et, le cas échéant, les servitudes du fait de l’homme ou les obligations conventionnelles concernant l’utilisation du sol;
e) op het goed, de inplanting met ingeschreven maten, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en van de bestemming van de bestaande te behouden of te slopen bouwwerken, evenals de plaats, de boomsoort en de afmetingen (totale hoogte, diameter van de stam op 1,50 meter hoogte en diameter van de kroon) van de bestaande hoogstammen; met « hoogstammem » bedoelt men een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog is;
e) sur le bien, l’implantation cotée, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions existantes à maintenir ou à démolir; ainsi que l’emplacement des arbres à haute tige existants, leur essence et leurs dimensions (hauteur totale, diamètre du tronc à 1,50 mètre du sol et diamètre de la couronne); on entend par « arbre à haute tige », un arbre dont le tronc mesure au moins 40 centimètres de circonférence à 1,50 mètre de hauteur et qui atteint au moins 4,00 mètres de hauteur;
f) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten, de aard van het wegdek, de aanduiding van de rijrichting(en) van het wegverkeer, evenals, in voorkomend geval, de bomen en andere beplantingen, de openbare verlichtingspunten, de wegbewijzering, technische installaties en het stadsmeubilair, de haltes en toegangen tot het openbaar vervoer;
f) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement, la nature de leur revêtement, l’indication du ou des sens empruntés par la circulation automobile ainsi que, le cas échéant, des arbres et autres plantations, des appareils d’éclairage public, de signalisation routière, d’installations techniques et du mobilier urbain, des arrêts et accès aux transports publics;
g) de vermelding, volgens de door de gemeente aan de aanvrager te verstrekken gegevens, van het tracé en de eindpunten van de meest nabije bestaande leidingen van de drinkwater-, gas- en elektriciteitsdistributienetten, met hun technische kenmerken en hun leveringsvermogen voor het terrein, en van het tracé van de openbare riolering (diameter en diepte), evenals van de hydranten;
g) l’indication, d’après les données que l’administration communale doit fournir au demandeur, du tracé et des points d’aboutissement des canalisations existantes les plus proches des réseaux de distribution d’eau, de gaz, et d’électricité, avec leurs caractéristiques techniques et leur capacité à desservir le terrain, et celle du tracé de l’égout public (diamètre et profondeur) d’évacuation des eaux usées, ainsi que des hydrants;
h) het huidige reliëf door middel van hoogtelijnen of -punten met een precisie van ten minste 1 meter;
h) le cas échéant, l’indication du relief existant par courbes ou points à la précision du mètre d’altitude au moins;
i) in voorkomend geval, de vermelding van de bestaande beken, bronnen, watervlakten, vochtige gebieden of moerassen binnen een straal van 50 meter;
i) le cas échéant, l’indication de l’existence de ruisseaux, sources, plans d’eau, zones humides ou marais dans un rayon de 50 mètres;
3° het verkavelingsontwerp, waarvan het grondplan gevormd wordt door het in 2° hierboven bedoelde plan van de bestaande toestand, op zelfde schaal en met de volgende inlichtingen :
3° le projet de lotissement, dont le fond de plan est constitué du plan de la situation existante visé au 2° ci-dessus, établi à la même échelle et contenant les renseignements ci-après :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) de grenzen met ingeschreven maten, de oppervlakte en het nummer van elk van de kavels;
b) les limites cotées, la superficie et le numéro de chacun des lots;
c) de inplantingszones van de bouwwerken bestemd voor de huisvesting en, in voorkomend geval, voor andere bestemmingen;
c) les zones d’implantation des constructions destinées aux logements et, le cas échéant, à d’autres affectations;
d) de inspringstroken, de gebieden voor koeren en tuinen en andere groene ruimten en de aanlegwijze van die gebieden, evenals de toegangen tot de bouwwerken, de breedte en de aarde van de bekleding ervan;
d) les zones de recul, zones de cours et jardins et autres espaces verts et le mode d’aménagement de ces zones, ainsi que les accès aux constructions, leur largeur et la nature de leur revêtement;
e) de aanduiding van het geplande reliëf, evenals van de relevante doorsneden wanneer het verkavelingsontwerp de wijziging van het huidige reliëf omvat;
e) l’indication du relief projeté ainsi que des coupes significatives lorsque le projet implique la modification du relief existant;
f) in voorkomend geval, de gebieden die voor openbare groene ruimten, gebouwen of nutsvoorzieningen moeten worden voorbehouden;
f) le cas échéant, les zones qui doivent être réservées à des espaces verts, des bâtiments ou des équipements publics;
g) in voorkomend geval, de geplande fases voor de uitvoering van de verkavelingsvergunning en het tijdstip waarop de vervaltermijn ingaat voor elke fase buiten de eerste;
g) le cas échéant, les phases envisagées pour la réalisation du permis de lotir et le point de départ du délai de péremption pour chaque phase autre que la première;
4° de geschreven voorschriften die de grafische gegevens van het ontwerp aanvullen met vermelding van volgende elementen :
4° le cahier des prescriptions littérales complétant les données graphiques du projet comportant les éléments ci-après :
a) voor het geheel van de verkaveling en voor de verschillende delen ervan, de woondichtheid, de terreinbezettingsgraad, en de verhouding vloer/terrein;
a) pour l’ensemble du lotissement et pour les diverses parties de celui-ci, la densité de logement, le coefficient d’occupation du sol et le rapport plancher/sol;
b) de oppervlakten in absolute cijfers en in procent van de gebieden die bestemd zijn voor de wegenis, openbare groene ruimten, koeren en tuinen, voor de minimale inspringstroken, de grondinname van de bouwwerken voor huisvesting en voor andere bestemmingen;
b) les superficies, en chiffre absolu et en pourcentage, des zones consacrées à la voirie, aux espaces verts publics, aux zones de cours et jardins, aux zones minimum de recul, aux emprises des constructions destinées aux logements et aux autres affectations;
c) de regels betreffende de inplanting van de bouwwerken en de bestemming ervan;
c) les règles relatives à l’implantation des constructions et à leur affectation;
d) de minimale en maximale afmetingen in hoogte en diepte van de te bouwen gebouwen;
d) le gabarit en profondeur et en hauteur minimum et maximum des bâtiments à construire;
e) de eventuele maatregelen voor de goede afvloeiing, de opvang van het oppervlaktewater en de zuivering van het afvalwater vóór lozing;
e) les mesures éventuelles à prendre pour assurer le bon écoulement et la récupération des eaux superficielles, et l’épuration des eaux usées avant leur rejet;
f) de regels betreffende de esthetiek van de bouwwerken, de materialen, de afsluitingen en de bestaande en toekomstige beplantingen.
f) les règles relatives à l’esthétique des constructions, aux matériaux, aux clôtures et aux plantations existantes et futures.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53409
Art. 7. Wanneer het ontwerp de aanleg van nieuwe verkeerswegen, de wijziging van gemeentelijke verkeerswegen, de verbreding of de opheffing ervan omvat, dient het dossier van de aanvraag om verkavelingsvergunning naast de in artikelen 5 en 6 bedoelde documenten volgende documenten betreffende de uitrusting van het terrein, in zesvoud, te bevatten :
Art. 7. Lorsque le projet implique l’ouverture de nouvelles voies de communication, la modification de voies de communication communales existantes, l’élargissement ou la suppression de celles-ci, le dossier de demande de permis de lotir contient en six exemplaires, outre les documents cités aux articles 5 et 6, les documents ci-après, relatifs à l’équipement du terrain :
1° de ontwerp-verkaveling, opgesteld conform artikel 6, 3°, met aanduiding van bovendien :
1° le projet de lotissement, établi conformément à l’article 6, 3° et indiquant en outre :
a) het tracé van de wegenis op het in de aanvraag bedoelde goed;
a) le tracé de la voirie sur le bien visé par la demande;
b) de rooilijnen van de openbare wegenis en hun dwars- en lengteprofiel;
b) les alignements des voiries publiques et leur profil en long et en travers;
c) het rioleringsnet met vermelding van zijn technische kenmerken;
c) le réseau de canalisations d’égout avec mention de ses caractéristiques techniques;
d) de water-, elektriciteits-, gas-, telefoon- en teledistributienet, met vermelding van hun technische kenmerken, alsmede de hydranten;
d) les réseaux d’eau, d’électricité, de gaz, du téléphone et de télédistribution, avec mention de leurs caractéristiques techniques, ainsi que les hydrants;
e) de verlichtingspunten van het bestaande verlichtingsnet, de punten die voor het te verkavelen goed zijn gepland en de aard van de voedingsleiding, met hun technische kenmerken;
e) les points lumineux du réseau d’éclairage existant, ceux prévus pour les besoins du bien à lotir et la nature de la canalisation d’alimentation, ainsi que leurs caractéristiques techniques;
f) de ruimten bestemd voor beplantingen en parkings;
f) les emplacements affectés aux plantations et aux parkings;
g) de in het ontwerp geplande openbare wegen, openbare groene ruimten, openbare gebouwen en nutsvoorzieningen, alsook de grond die ze innemen of zullen innemen, waarvoor de aanvrager de verbintenis aangaat de eigendom ervan, vrij en onbelast, en zonder kosten voor haar, gratis aan de gemeente af te staan op een door haar vast te stellen datum en in elk geval bij de eindoplevering van de werken;
g) les voiries publiques, les espaces verts publics, les bâtiments publics et les équipements publics prévus par le projet, de même que les terrains sur lesquels ils sont ou seront établis, dont le demandeur s’engage à céder la propriété gratuitement à la commune, quitte et libre de toute charge et sans frais pour elle, à la date qu’elle fixera et en tout cas lors de la réception définitive des travaux;
2° een nota met de beschrijving van de wegen- en andere openbare werken waarvoor de aanvrager de verbintenis aangaat ze op zijn kosten uit te voeren, met vermelding van de aard van het aan te wenden materiaal en, in voorkomend geval, van de te planten boomsoorten evenals de globale raming van de kosten van deze werken met opsomming van de verschillende posten en de hieraan verbonden eenheidsprijzen.
2° une note décrivant les travaux de voirie et autres travaux publics que le demandeur s’engage à effectuer à ses frais, en précisant les types de matériaux à utiliser et, s’il échet, les essences à planter et l’estimation globale du coût de ces travaux, avec la mention des différents postes et des prix unitaires s’y rapportant.
Art. 8. Wanneer de aanvraag de wijziging van een verkavelingsvergunning betreft, bevat het dossier de volgende documenten :
Art. 8. Lorsque la demande porte sur une modification d’un permis de lotir, le dossier contient les documents suivants :
1° het in artikel 5, 1° bedoelde aanvraagformulier, in viervoud, dat eventueel mede-ondertekend is door de eigenaar(s) van (een) kavel(s) gelegen in de vergunde verkaveling;
1° le formulaire de demande visé à l’article 5, 1°, en quatre exemplaires, éventuellement contresigné par les propriétaires d’un (de) lot(s) compris dans le lotissement autorisé;
2° de indieningsbewijzen van de aangetekende zending van dat formulier aan alle eigenaars van (een) kavel(s) gelegen in de vergunde verkaveling die de aanvraag niet zouden hebben mede-ondertekend;
2° les récépissés de dépôt des envois recommandés de ce formulaire à tous les propriétaires d’un (de) lot(s) compris dans le lotissement autorisé qui n’auraient pas contresigné la demande;
3° de in artikel 5, 2°, 3° en 4° bedoelde documenten, in evenveel exemplaren;
3° les documents visés à l’article 5, 2°, 3° et 4°, en autant d’exemplaires;
4° alle relevante foto’s van het goed dat het voorwerp van de wijziging uitmaakt en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; die kleurenfoto’s – ten minste vier – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 6, 2° bedoelde inplantingsplan;
4° toutes les photos significatives du bien objet de la modification et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur – au nombre de quatre minimum – sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 6, 2°;
5° de in artikel 6, 2°, 3° en 4° bedoelde documenten die de gevolgen van de aangevraagde wijziging aanduiden, in viervoud;
5° les documents visés à l’article 6, 2°, 3° et 4°, présentant les effets de la modification sollicitée, en quatre exemplaires;
Art. 9. Wanneer het ontwerp de aanleg van nieuwe verkeerswegen, de wijziging van gemeentelijke verkeerswegen, de verbreding of de opheffing ervan omvat, dient het dossier van de aanvraag om verkavelingsvergunning de in artikels 7 en 8 bedoelde documenten, in zesvoud, te bevatten;
Art. 9. Lorsque la demande de modification d’un permis de lotir implique l’ouverture de nouvelles voies de communication, la modification de voies de communication communales existantes, l’élargissement ou la suppression de celles-ci, le dossier de demande de permis de lotir contient en six exemplaires les documents cités aux articles 7 et 8;
HOOFDSTUK II. — Over het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundig attest
CHAPITRE II. — Du dossier de demande de certificat d’urbanisme
Art. 10. Het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundig attest bevat volgende documenten :
Art. 10. Le dossier de demande de certificat d’urbanisme contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag, in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe I du présent arrêté, signé par le demandeur;
2° de inlichtingen, in tweevoud, betreffende het eigendomsbewijs van het betrokken goed, overgemaakt overeenkomstig artikel 144 van het wetboek van de successierechten van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is of als de akte dateert van minder dan drie maanden vóór het indienen van de aanvraag, een bewijs van de notaris die die akte heeft opgesteld;
2° les renseignements, en double exemplaire, relatifs au titre de propriété du bien en cause fournis, conformément à l’article 144 du Code des droits de succession du ressort dans lequel ce bien est situé ou, si l’acte date de moins de 3 mois avant l’introduction de la demande, une attestation du notaire ayant établi cet acte;
53410
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et, à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de l’intention du demandeur d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° alle relevante foto’s van het goed, van de aanpalende gebouwen en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste vier – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 11, 2° bedoelde inplantingsplan;
4° toutes les photos significatives du bien, des bâtiments contigus et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur – au nombre de quatre minimum – sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 11, 2°;
Art. 11. Het dossier bevat bovendien de hierna vermelde grafische en door de aanvrager ondertekende documenten :
Art. 11. Le dossier comprend en outre les documents graphiques énumérés ci-après, signés par le demandeur :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel, op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° het plan van de bestaande feitelijke en rechtstoestand op schaal 1/1.000, 1/500 of 1/200 en opgesteld op basis van een grondplan dat zich uitstrekt op een afstand van ten minste 50 meter buiten de grenzen van het in de aanvraag bedoelde goed, met vermelding van de volgende inlichtingen :
2° le plan de la situation existante de fait et de droit, établi sur base d’un fond de plan débordant le périmètre du bien objet de la demande d’une distance minimum de 50 mètres et dressés à une échelle de 1/1.000, 1/500 ou 1/200, contenant les renseignements ci-après :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) de grenzen, de naam van de eigenaars, de kadastrale nummers en de huisnummers van het te verkavelen goed en van de aanpalende percelen evenals de plaats van de beplantingen die zich er bevinden;
b) les limites, le nom des propriétaires, les numéros des parcelles cadastrales et les numéro de police du bien à lotir et des parcelles contiguës, ainsi que l’emplacement des plantations qui s’y trouvent;
c) de inplanting, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en van de bestemming van de omliggende bouwwerken binnen een straal van minstens 50 meter van het te verkavelen goed;
c) l’implantation, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions environnantes dans un rayon de 50 mètres au moins du bien à lotir;
d) de eventuele wettelijke erfdienstbaarheden voortvloeiend uit de rooilijn en, in voorkomend geval, door ’s mensen toedoen gevestigde erfdienstbaarheden of de bij overeenkomst vastgestelde verplichtingen betreffende het grondgebruik;
d) les servitudes légales éventuelles découlant des alignements et, le cas échéant, les servitudes du fait de l’homme ou les obligations conventionnelles concernant l’utilisation du sol;
e) op het goed, de inplanting met ingeschreven maten, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en van de bestemming van de bestaande te behouden of te slopen bouwwerken, evenals de plaats van de bestaande hoogstammen; met « hoogstammen » bedoelt men een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog is;
e) sur le bien, l’implantation cotée, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions existantes à maintenir ou à démolir; ainsi que l’emplacement des arbres à haute tige existants; on entend par « arbre à haute tige », un arbre dont le tronc mesure au moins 40 centimètres de circonférence à 1,50 mètre de hauteur et qui atteint au moins 4,00 mètres de hauteur;
f) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten, evenals de aanduiding van de bomen;
f) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement, ainsi que l’indication des arbres;
g) het huidige reliëf door middel van hoogtelijnen of -punten met een precisie van ten minste 1 meter;
g) l’indication du relief existant par courbes ou points à la précision du mètre d’altitude au moins;
h) in voorkomend geval, de vermelding van de bestaande beken, bronnen, watervlakken, vochtige gebieden of moerassen binnen een straal van 50 meter;
h) le cas échéant, l’indication de l’existence de ruisseaux, sources, plans d’eau, zones humides ou marais dans un rayon de 50 mètres;
3° het verkavelingsontwerp, waarvan het grondplan gevormd wordt door het in 2° hierboven bedoelde plan van de bestaande toestand, op zelfde schaal en dat volgende inlichtingen bevat :
3° le projet de lotissement, dont le fond de plan est constitué du plan de la situation existante visé au 2° ci-dessus, établi à la même échelle et contenant les renseignements ci-après :
a) de noordpijl en de schaal; b) de grenzen met ingeschreven maten van elk van de geplande kavels; c) de bouw- en de non-aedificandizones; d) een raming van de oppervlakten voor de wegenis, de openbare groene ruimten, de zones van koeren en tuinen, de minimale inspringstroken, de grondinname van de bouwwerken bestemd voor de huisvesting en andere openbare of privé-bestemmingen;
a) l’orientation et l’échelle; b) les limites cotées de chacun des lots envisagés; c) les zones à bâtir et les zones non aedificandi; d) une estimation des surfaces consacrées à la voirie, aux espaces verts publics, aux zones de cours et jardins, aux zones de recul minimum, aux emprises des constructions destinées aux logements et autres affectations publiques et privées;
e) de profielen van de te bouwen gebouwen;
e) les gabarits des bâtiments à construire;
f) de woondichtheid;
f) la densité de logements;
g) de berekening van de verhouding vloer/terrein die uit d) en e) voortvloeit.
g) le calcul du rapport plancher/sol qui découle des d) et e).
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53411
Art. 12. Wanneer het ontwerp de aanleg van nieuwe verkeerswegen, de wijziging van gemeentelijke verkeerswegen, de verbreding of de opheffing ervan omvat, dient het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundig attest naast de in artikelen 10 en 11 bedoelde documenten volgende documenten betreffende de uitrusting van het terrein, in zesvoud, te bevatten :
Art. 12. Lorsque le projet implique l’ouverture de nouvelles voies de communication, la modification de voies de communication communales existantes, l’élargissement ou la suppression de celles-ci, le dossier de demande de certificat d’urbanisme contient en six exemplaires, outre les documents cités aux articles 10 et 11, les documents ci-après, relatifs à l’équipement du terrain :
1° de ontwerp-verkaveling, opgesteld conform artikel 11, 3°, met aanduiding van, bovendien :
1° le projet de lotissement, établi conformément à l’article 11, 3° et indiquant en outre :
a) het tracé van de wegenis op het in de aanvraag bedoelde goed;
a) le tracé de la voirie sur le bien visé par la demande;
b) de rooilijnen van de openbare wegenis en hun dwars- en lengteprofiel;
b) les alignements des voiries publiques et leur profil en long et en travers;
c) de in het ontwerp geplande openbare wegen, openbare groene ruimten, openbare gebouwen en nutsvoorzieningen, alsook de grond die ze innemen of zullen innemen, waarvoor de aanvrager de verbintenis aangaat de eigendom ervan gratis aan de gemeente af te staan wanneer hij de verkavelingsvergunning zal bezitten;
c) les voiries publiques, les espaces verts publics, les bâtiments publics et les équipements publics prévus par le projet, de même que les terrains sur lesquels ils sont ou seront établis, dont le demandeur s’engage à céder la propriété gratuitement à la commune, lorsqu’il sera titulaire du permis de lotir;
2° een nota met de beschrijving van de wegenwerken en andere openbare werken waarvoor de aanvrager de verbintenis aangaat ze op zijn kosten uit te voeren, wanneer hij de verkavelingsvergunning zal bezitten.
2° une note décrivant les travaux de voirie et autres travaux publics que le demandeur s’engage à effectuer à ses frais, lorsqu’il sera titulaire du permis de lotir.
Art. 13. Wanneer de aanvraag de wijziging van een verkavelingsvergunning betreft, bevat het dossier de volgende documenten :
Art. 13. Lorsque la demande porte sur une modification d’un permis de lotir, le dossier contient les documents suivants :
1° de in artikel 10, 1°, 2°, 3° en 4° bedoelde documenten, in viervoud;
1° les documents visés à l’article 10, 1°, 2°, 3° et 4°, en quatre exemplaires;
2° alle relevante foto’s van het goed dat het voorwerp van de wijziging uitmaakt en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste vier – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4-formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 11, 2° bedoelde inplantingsplan;
2° toutes les photos significatives du bien objet de la modification et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur – au nombre de quatre minimum – sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 11, 2°;
3° de in artikel 11, 2° en 3° bedoelde documenten die de gevolgen van de aangevraagde wijziging aanduiden, in viervoud;
3° les documents visés à l’article 11, 2° et 3°, présentant les effets de la modification sollicitée, en quatre exemplaires;
Art. 14. Wanneer het ontwerp de aanleg van nieuwe verkeerswegen, de wijziging van gemeentelijke verkeerswegen, de verbreding of de opheffing ervan omvat, dient het dossier van de aanvraag om verkavelingsvergunning naast de in artikels 12 en 13 bedoelde documenten volgende documenten betreffende de uitrusting van het terrein, in zesvoud, te bevatten;
Art. 14. Lorsque la demande de modification d’un permis de lotir implique l’ouverture de nouvelles voies de communication, la modification de voies de communication communales existantes, l’élargissement ou la suppression de celles-ci, le dossier de demande de permis de lotir contient en six exemplaires les documents cités aux articles 12 et 13;
HOOFDSTUK IV. — Bepalingen
CHAPITRE IV. — Dispositions finales
Art. 15. Het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 13 mei 1993 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de aanvragen om verkavelingsvergunning en om stedenbouwkundig attest met het oog op verkaveling wordt opgeheven.
Art. 15. L’arrêté de l’Exécutif de la Région de Bruxelles-Capitale du 13 mai 1993 déterminant la composition du dossier des demandes de permis de lotir et de certificat d’urbanisme en vue de lotir est abrogé.
Art. 16. Het lid van de Regering tot wiens bevoegdheid stedenbouw behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 16. Le membre du Gouvernement qui a l’urbanisme dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Art. 17. Dit besluit treedt in werking, voor de ingediende dossiers, na de 60ste dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 17. Le présent arrêté entre en vigueur pour les dossiers introduits après le 60e jour de sa publication au Moniteur belge.
Brussel, 29 april 2004.
Bruxelles, le 29 aril 2004.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :
J. SIMONET, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek
J. SIMONET, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et de la Recherche scientifique
53412
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53413
53414
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 janvier 2002 déterminant la composition du dossier de demande de permis d’urbanisme.
Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :
J. SIMONET,
Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et de la Recherche scientifique
53415
53416
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 janvier 2002 déterminant la composition du dossier de demande de permis d’urbanisme. Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale : J. SIMONET, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et de la Recherche scientifique
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53417
53418
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53419
53420
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gezien om te worden gehecht aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 januari 2002 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
J. SIMONET, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gezien om te worden gehecht aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 januari 2002 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
J. SIMONET, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek
53421
53422
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2004 — 2527
[C − 2004/31298]
29 APRIL 2004. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvraag voor een stedenbouwkundig attest De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F. 2004 — 2527
[C − 2004/31298]
29 AVRIL 2004. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,
Gelet op de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, inzonderheid artikel 157;
Vu l’ordonnance du 29 août 1991 organique de la planification et de l’urbanisme, notamment l’article 157;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 6 juli 1992 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de aanvraag om stedebouwkunig attest;
Vu l’arrêté de l’Exécutif de la Région de Bruxelles-Capitale du 6 juillet 1992 déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 21 januari 2004
Vu l’avis de l’Inspection des Finances du 21 janvier 2004;
Overwegende de noodzaak over te gaan tot de uitvoering van de hervorming van de ordonnantie houdende organisatie van de planning en de stedenbouw die de aanvragen om stedenbouwkundige vergunning en om erfgoedvergunning geïntegreerd heeft;
Considérant la nécessité de procéder à la mise en œuvre de la réforme de l’ordonnance organique de la planification et de l’ urbanisme qui a intégré les demandes de permis d’urbanisme et permis patrimoine;
Overwegende eveneens de noodzaak nadere omschrijvingen aan te brengen bij het besluit van 6 juli 1992 tot bepaling van de samenstelling van het dossier van de aanvraag om stedenbouwkundig attest;
Considérant également la nécessité d’apporter des précisions à l’arrêté de l’Exécutif de la Région de Bruxelles-Capitale du 6 juillet 1992 déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme;
Gelet op het advies van de Raad van State van 8 januari 2004;
Vu l’avis du Conseil d’Etat du 8 janvier 2004;
Overwegende dat de reikwijdte van een stedenbouwkundig attest geen enkele specifieke informatie vereist inzake patrimoniale aspecten, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een goed dat ingeschreven is op de bewaarlijst, beschermd is, of waarvan de inschrijving of bescherming hangende is;
Considérant que la portée d’un certificat d’urbanisme ne requiert aucune information spécifique aux aspects patrimoniaux, lorsque la demande porte sur un bien inscrit sur la liste de sauvegarde ou classé ou en cours d’inscription ou de classement;
Dat, in het tegenovergesteld geval, de nauwkeurigheidsgraad van de documenten die bij het aanvraagdossier voor het stedenbouwkundig attest gevoegd moeten worden, dusdanig zou zijn dat hij alle belang zou ontnemen aan de etappe van de aanvraag van het stedenbouwkundig attest, in verhouding tot een aanvraag om stedenbouwkundige vergunning;
Que, dans le cas contraire, le degré de détail des documents à joindre au dossier de demande de certificat d’urbanisme serait tel qu’il ferait perdre tout intérêt à la démarche consistant en une demande de certificat d’urbanisme, par rapport à une demande de permis d’urbanisme;
Overwegende dat de verplichting voor de aanvrager om, wanneer hij niet de eigenaar is van het goed, noch houder van een zakelijk of persoonlijk recht, hetzij de eigenaar van een goed op de hoogte te brengen van zijn intentie om een aanvraag om stedenbouwkundig attest in te dienen, hetzij zijn akkoord te bekomen, geen invloed heeft op de beslissing die over de aanvraag genomen zal worden;
Considérant que l’obligation pour le demandeur, lorsqu’il n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel, soit d’avertir le propriétaire d’un bien de son intention d’introduire une demande de certificat d’urbanisme, soit d’obtenir l’accord de celui-ci, n’a aucun effet sur la décision qui sera prise sur la demande;
Op voorstel van de Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Staatssecretaris van ruimtelijke ordening, na beraadslaging,
Sur la proposition du Ministre-Président de la Région de BruxellesCapitale et du Secrétaire d’Etat chargé de l’aménagement du territoire, après délibération,
Besluit :
Arrête : HOOFDSTUK I. — Algemeen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit bedoelt men met :
CHAPITRE Ier. — Généralités Article 1er. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :
1° « ordonnantie », de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw;
1° « ordonnance », l’ordonnance du 29 août 1991 organique de la planification et de l’urbanisme;
2° « overlegcommissie », de territoriaal bevoegde overlegcommissie opgericht bij artikel 11 van dezelfde ordonnantie en geregeld door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 29 juni 1992 betreffende de overlegcommissies.
2° « commission de concertation », la commission de concertation territorialement compétente, instituée par l’article 11 de la même ordonnance et organisée par l’arrêté de l’Exécutif de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 juin 1992 relatif aux commissions de concertation.
Art. 2. De overheid die bevoegd is om het attest af te geven, stelt de formulieren voor de attestaanvraag en de in dit besluit bedoelde bijlagen ter beschikking van de aanvrager.
Art. 2. L’autorité compétente pour délivrer le certificat met à la disposition du demandeur les formulaires de demande de certificat et les documents annexes visés au présent arrêté.
Art. 3. Wanneer de aanvraag bij toepassing van de artikelen 111 B of 111 P van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw onderworpen is aan een voorgaande evaluatie van de effecten, wordt de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag, naargelang het geval, in vier exemplaren bijgevoegd.
Art. 3. Lorsque la demande est soumise à une évaluation préalable des incidences en application des articles 111 B ou 111 P de l’ordonnance du 29 août 1991 organique de la planification et de l’urbanisme, la note préparatoire à l’étude d’incidences ou le rapport d’incidences, selon le cas, est jointe en quatre exemplaires.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53423
Art. 4. De documenten van het attestaanvraagdossier worden neergelegd met twee bijkomende exemplaren wanneer de raadpleging van andere instanties vereist is bij toepassing van een verordenende bepaling, meer bepaald :
Art. 4. Les documents du dossier de demande de certificat sont déposés en deux exemplaires supplémentaires lorsque la consultation d’autres instances s’impose en application d’une disposition réglementaire, notamment :
1° indien het goed als monument of als landschap beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven is of het voorwerp is van een voorstel tot bescherming of tot inschrijving op de bewaarlijst;
1° lorsque le bien est classé ou inscrit sur la liste de sauvegarde comme monument ou comme site ou est visé par une proposition de classement ou d’inscription sur la liste de sauvegarde;
2° indien het goed langs een gewestweg gelegen is; 3° indien het goed in of aan een natuurreservaat, een bosreservaat of een natuurpark gelegen is;
2° lorsque le bien est situé le long d’une route régionale; 3° lorsque le bien est situé dans ou en bordure d’une réserve naturelle, d’une réserve forestière ou d’un parc naturel;
4° indien het goed aan een waterloop gelegen is;
4° lorsque le bien est situé le long d’un cours d’eau;
5° indien het goed langs een spoorweg gelegen is.
5° lorsque le bien est situé le long d’une voie de chemin de fer.
De uitreikende overheid kan bijkomende exemplaren van de vereiste documenten vorderen wanneer andere instellingen dienen te worden geraadpleegd.
L’autorité délivrante peut exiger des exemplaires supplémentaires des documents requis lorsque la consultation d’autres instances s’impose.
Bovendien zijn drie bijkomende exemplaren van de in lid 1 bedoelde documenten vereist wanneer de aanvraag om advies voorgelegd wordt aan de overlegcommissie.
En outre, trois exemplaires supplémentaires des documents visés à l’alinéa premier sont requis lorsque la demande est soumise à l’avis de la commission de concertation.
Wanneer de handelingen en werken zich over het grondgebied van meer dan één gemeente uitstrekken, zijn drie bijkomende exemplaren van de onder het eerste lid bedoelde documenten vereist per betrokken bijkomende gemeente.
Lorsque les actes et travaux s’étendent sur le territoire de plus d’une commune, trois exemplaires supplémentaires des documents visés à l’alinéa 1er sont requis par commune supplémentaire concernée.
Art. 5. De tekeningen worden gearceerd of gerasterd volgens een lijst van aanduidingen, op te nemen in de legende, met name donkergrijs voor beton, grijs voor nieuw metselwerk, arcering voor bestaand metselwerk en stippeling, die de ruimte opvult die afgebakend wordt met stippellijnen, voor de delen die gesloopt moeten worden.
Art. 5. Les dessins sont hachurés ou tramés suivant un répertoire à reprendre en légende soit le gris foncé pour le béton, le gris pour la mac¸ onnerie nouvelle, des hachures pour la mac¸ onnerie existante et des points remplissant l’espace délimité par des traits interrompus pour les parties à démolir.
De plannen worden genummerd, gedateerd en tot DIN A4-formaat gevouwen. Ze vermelden het adres van het goed, de naam van de aanvrager en, in voorkomend geval, de naam van de architect, en worden door hen ondertekend.
Les plans sont numérotés, datés et pliés au format DIN A4. Ils mentionnent l’adresse du bien, le nom du demandeur et, le cas échéant, de l’architecte et sont signés par eux.
HOOFDSTUK II. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest betreffende handelingen of werken voor bouw- en verbouwingswerken
CHAPITRE II. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme relatives a des actes ou travaux de construction et de transformation
Art. 6. Dit hoofdstuk is van toepassing op volgende handelingen of werken : bouwen, herbouwen, verbouwen en een grond gebruiken voor het plaatsen van één of meerdere vaste inrichtingen, met uitzondering van reclame-inrichtingen en uithangborden die geregeld worden door hoofdstuk III, en van de handelingen of werken inzake infrastructuur die geregeld worden door hoofdstuk IX.
Art. 6. Le présent chapitre s’applique aux actes ou travaux suivants : construire, reconstruire, transformer et utiliser un terrain pour le placement d’une ou de plusieurs installations fixes, à l’exception des dispositifs de publicité et des enseignes qui font l’objet du chapitre III et des actes ou travaux d’infrastructure qui font l’objet du chapitre IX.
Wanneer de in het eerste lid bedoelde handelingen of werken voorafgaande sloopwerken vereisen, wordt de samenstelling van het dossier enkel door dit hoofdstuk geregeld.
Lorsque les actes ou travaux visés au premier alinéa nécessitent des travaux préalables de démolition, la composition du dossier est réglée par le seul présent chapitre.
Art. 7. Het dossier van de aanvraag om te bouwen, te herbouwen, te verbouwen of een grond te gebruiken voor het plaatsen van één of meerdere vaste inrichtingen bevat volgende documenten :
Art. 7. Le dossier de demande de construire, de reconstruire, de transformer ou d’utiliser un terrain pour le placement d’une ou de plusieurs installations fixes contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag, in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit met aanduiding van de aard van de overwogen handelingen of werken, ondertekend door de aanvrager en, in voorkomend geval, door de architect;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe I du présent arrêté, précisant le type d’actes et de travaux envisagés signé par le demandeur et, le cas échéant, par l’architecte;
2° de inlichtingen, in tweevoud, betreffende het eigendomsbewijs van het betrokken goed, overgemaakt overeenkomstig artikel 144 van het wetboek van de successierechten van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is of als de akte dateert van minder dan drie maanden vóór het indienen van de aanvraag, een bewijs van de notaris die die akte heeft opgesteld;
2° les renseignements, en double exemplaire, relatifs au titre de propriété du bien en cause fournis, conformément à l’article 144 du Code des droits de succession du ressort dans lequel ce bien est situé ou, si l’acte date de moins de 3 mois avant l’introduction de la demande, une attestation du notaire ayant établi cet acte;
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de l’intention du demandeur d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° in geval van verbouwing van een sociale woning of van de bijgebouwen ervan, het advies, in viervoud, hetzij van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, hetzij van de erkende maatschappij;
4° lorsqu’il s’agit de travaux de transformation d’une habitation sociale ou de ses dépendances, l’avis soit de la Société du Logement de la Région bruxelloise soit de la société agréée, en quatre exemplaires;
53424
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
5° in geval van een ander gebruik dan voor huisvesting in een woongebied of in een gebied met gemengd karakter van het Gewestelijk Bestemmingsplan, een nota, in viervoud, met de beschrijving van de integratie van het project in de onmiddellijke omgeving;
5° lorsqu’il s’agit d’un usage autre que le logement, dans une zone d’habitat ou de mixité du plan régional d’affectation du sol, une note, en quatre exemplaires, décrivant l’insertion du projet dans le voisinage immédiat;
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of in het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
6° alle relevante foto’s van het goed, van de aanpalende gebouwen en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste vier – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 8, 3° bedoelde inplantingsplan;
6° toutes les photos significatives du bien, des bâtiments contigus et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur – au nombre de quatre minimum – sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 8, 3°;
Art. 8. Het dossier bevat bovendien de hierna vermelde grafische documenten; ondertekend door de aanvrager, en, in voorkomend geval, door de architect en worden in viervoud afgeleverd. De vereiste documenten zijn de volgende :
Art. 8. Le dossier comprend en outre les documents graphiques énumérés ci-après; signés par le demandeur et, le cas échéant, par l’architecte et fournis en quatre exemplaires. Les documents exigés sont les suivants :
1° een reproduceerbaar synthesedocument dat gemakkelijk te lezen is, opgesteld in DIN-A3 formaat en bestemd ter informatie van het publiek. Dit document bevat ten minste :
1° un document de synthèse reproductible et de lisibilité aisée dressé au format DIN A3 et destiné à assurer l’information du public. Ce document comprend au moins :
a) een inplantingsplan;
a) un plan d’implantation;
b) de algemene doorsneden met opgave onder meer van de profielen van de aanpalende gebouwen;
b) les coupes générales comportant notamment les profils des immeubles voisins;
2° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel, op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
2° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
3° een inplantingsplan en doorsneden op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en voorzien van de elementen die de beoordeling van de integratie van het project mogelijk maken in zijn openbare en private nabije omgeving, zoals :
3° un plan d’implantation et des coupes dressés à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant les éléments permettant d’évaluer l’inscription du projet dans l’environnement proche, tant public que privé, tels que :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten alsmede de aanduiding van de bomen;
b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement, ainsi que, le cas échéant, des arbres
c) in voorkomend geval, het huidig en gepland terreinprofiel, met aanduiding van de ingeschreven maten van de ophogingen of uitgravingen ten opzichte van de aangrenzende terreinen;
c) le cas échéant, l’indication du relief existant et projeté avec indication cotée des remblais ou déblais par rapport aux terrains voisins;
d) de naam van de eigenaars en het huisnummer van de belendende goederen evenals de inplanting, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en de bestemming van de constructies die we er terugvinden;
d) le nom des propriétaires et le numéro de police des biens contigus, ainsi que l’implantation, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions qui s’y trouvent;
e) de inplanting, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en van de bestemming van de omliggende bouwwerken binnen een straal van minstens 50 meter van de geplande bouwwerken;
e) l’implantation, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions environnantes dans un rayon de 50 mètres au moins des constructions projetées;
f) de eventueel door s mensen toedoen op het goed gevestigde erfdienstbaarheden;
f) les servitudes éventuelles du fait de l’homme existantes sur le bien;
g) de grenzen van het goed met ingeschreven maten, de naam van de eigenaar(s), het kadastraal nummer van het perceel en het huisnummer van het goed;
g) les limites cotées, le nom du (des) propriétaire(s), le numéro de la parcelle cadastrale et le numéro de police du bien;
h) op het goed, de inplanting met ingeschreven maten, de vermelding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de bedaking) en de bestemming, verdieping per verdieping, van de in voorkomend geval bestaande, te behouden, te slopen of te bouwen constructies;
h) sur le bien, l’implantation cotée, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et l’affectation, niveau par niveau, des constructions existantes à maintenir, à démolir ou à construire;
i) in voorkomend geval, de plaats van de aanwezige, te behouden of te vellen hoogstammen;
i) le cas échéant, l’emplacement des arbres à haute tige en distinguant ceux à maintenir et ceux à abattre
j) in voorkomend geval, de vermelding van de bestaande beken, bronnen, watervlakken, vochtige gebieden of moerassen binnen een straal van 50 meter;
j) le cas échéant, l’indication de l’existence de ruisseaux, sources, plans d’eau, zones humides ou marais dans un rayon de 50 mètres;
k) in voorkomend geval, de ligging van de parkeerruimten voor voertuigen, van de garages, van de interne ontsluitingswegen en hun verbinding met het publieke domein,
k) le cas échéant, l’emplacement des aires de stationnement, des garages, des voies intérieures de desserte et leur raccordement au domaine public;
l) in voorkomend geval de voornaamste elementen (inplanting, volumes, bestemmingen) van het bijzonder bestemmingsplan of van de niet vervallen verkavelingsvergunning;
l) s’il échet, les éléments principaux (implantation, gabarits, affectations) du plan particulier du sol ou du permis de lotir non périmé;
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53425
4° de uitvoeringsplannen op schaal 1/200, 1/100 of van 1/50 ter verduidelijking van de wijze waarop het project bij de aangrenzende bouwwerken past of meer in het algemeen zich in de buurt integreert; deze plannen, die in geval van verbouwingen de bestaande toestand weergeven, bevatten :
4° les plans de réalisation, dressés à une échelle de 1/200, 1/100 ou 1/50, mettant en évidence la fac¸ on dont le projet s’accorde aux constructions attenantes ou, plus largement, s’intègre au voisinage; ces plans, qui en cas de transformations, font apparaître la situation existante, comprennent :
a) een plattegrond van alle verdiepingen, de ondergrondse verdiepingen inbegrepen, met duidelijke vermelding van de bestemming ervan, van de bedakingen alsmede van de zones palend aan de geplande bouwwerken; deze plannen duiden de verschillende plaatsen aan van de hierna bedoelde dwars- en langsdoorsneden;
a) une vue en plan de tous les niveaux, y compris les sous-sols, en indiquant leur destination précise, des toitures, ainsi que des zones contiguës aux constructions projetées; ces plans indiquent les différents endroits de coupes transversales et longitudinales visées ci-après;
b) alle relevante dwars- en langsdoorsneden met vermelding van de verschillende hoogtematen ten opzichte van het natuurlijke peil van het terrein en van de wegen; bij deze doorsneden dient het profiel van de zijgevels der omliggende al dan niet aanpalende gebouwen afgebeeld te worden;
b) toutes les coupes transversales et longitudinales significatives renseignant les différentes cotes de niveau tant par rapport au niveau naturel du terrain que de celui de la voirie; elles doivent faire apparaître le profil des pignons des constructions voisines attenantes ou non;
c) alle significante opstanden van de geplande volumes, met vermelding van de volumes van de omliggende, al dan niet belendende bouwwerken.
c) toutes les vues en élévation significatives des volumes projetés, figurant également les volumes des édifices bâtis voisins, attenants ou non.
HOOFDSTUK III. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest betreffende de plaatsing van reclame-inrichtingen en uithangborden of reclame-inrichtingen verwijzend naar het uithangbord
CHAPITRE III. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme relatives au placement de dispositifs de publicité et d’enseignes ou de dispositifs de publicité associée à l’enseigne
Art. 9. Het dossier van de aanvraag voor de plaatsing van reclameinrichtingen, uithangborden of reclame-inrichtingen verwijzend naar het uithangbord bevat volgende documenten :
Art. 9. Le dossier de demande de placement de dispositifs de publicité, d’enseignes ou de dispositifs de publicité associés à l’enseigne contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit met aanduiding van de aard van de overwogen handelingen of werken, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe I du présent arrêté, précisant le type d’actes ou travaux envisagés, signé par le demandeur;
2° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
2° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de son intention d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
3° alle relevante foto’s van het goed en van de nabije omgeving ervan teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – vier ten minste – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4-formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 10, 2° bedoelde inplantingsplan;
3° toutes les photos significatives du bien et de son environnement proche permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur, au nombre de quatre minimum, sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 10, 2°;
4° een kleurenfotomontage in viervoud teneinde de reclameinrichting op het goed te visualiseren en de integratie van het project in zijn openbare en private nabije omgeving mogelijk te maken.
4° un montage photos en couleurs, en quatre exemplaires, permettant de visualiser le dispositif de publicité sur le bien et d’évaluer l’inscription du projet dans l’environnement proche, tant public que privé.
Art. 10. Het dossier bevat bovendien de volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud :
Art. 10. Le dossier comprend en outre les documents graphiques suivants, en quatre exemplaires, signés par le demandeur :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel op schaal tussen 1/10.000 en 1/1000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° een inplantingsplan op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 met vermelding van de elementen die beoordeling van de integratie van het project mogelijk maken in zijn privé- en openbare nabije omgeving, zoals :
2° un plan d’implantation, dressé à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant les éléments permettant d’évaluer l’inscription du projet dans l’environnement proche, tant public que privé, tels que :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten evenals van, in voorkomend geval, de bomen;
b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement, ainsi que, le cas échéant, des arbres;
3° minstens een opstand van de geplande inrichting, met vermelding van haar vorm, afmetingen en plaatsing op haar drager.
3° au moins une vue en élévation du dispositif projeté, indiquant sa forme, ses dimensions et sa position sur son support
53426
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK IV. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest betreffende sloopwerken
CHAPITRE IV. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme relatives a une demolition
Art. 11. Het dossier van de aanvraag om te slopen zonder heropbouw bevat volgende documenten :
Art. 11. Le dossier de demande de démolir sans reconstruction contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag, in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit met aanduiding van de aard van de overwogen handelingen of werken, ondertekend door de aanvrager en, in voorkomend geval, door de architect;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe Ire du présent arrêté, précisant le type d’actes ou travaux envisagés, signés par le demandeur et, le cas échéant, par l’architecte;
2° de inlichtingen, in tweevoud, betreffende het eigendomsbewijs van het betrokken goed, overgemaakt overeenkomstig artikel 144 van het wetboek van de successierechten van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is of, als de akte dateert van minder dan drie maanden vóór het indienen van de aanvraag, een bewijs van de notaris die die akte heeft opgesteld;
2° les renseignements, en double exemplaire, relatifs au titre de propriété du bien en cause fournis, conformément à l’article 144 du Code des droits de succession, par le receveur des droits de succession du ressort dans lequel ce bien est situé ou, si l’acte date de moins de 3 mois avant l’introduction de la demande, une attestation du notaire ayant établi cet acte;
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de son intention d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° in geval van sloping van een sociale woning of van de bijgebouwen ervan, het advies in viervoud hetzij van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, hetzij van de erkende maatschappij;
4° lorsqu’il s’agit de travaux de démolition d’une habitation sociale ou de ses dépendances, l’avis soit de la Société du Logement de la Région Bruxelloise, soit de la société agréée, en quatre exemplaires;
5° een verklarende nota in viervoud met de redenen van de sloping en, in voorkomend geval, gestaafd met alle documenten om de gegrondheid ervan te kunnen beoordelen, van het geplande gebruik van het terrein;
5° une note explicative, en quatre exemplaires, exposant les motifs de la démolition, accompagnée le cas échéant de tous documents permettant d’en apprécier le bien-fondé, l’utilisation projetée du terrain.
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
6° alle relevante foto’s van het goed, van de aanpalende gebouwen en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – vier ten minste – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten woorden aangeduid op het in artikel 12, 2° bedoelde inplantingsplan;
6° toutes les photos significatives du bien, des bâtiments contigus et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur, au nombre de quatre minimum, sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 12, 2°;
Art. 12. Het dossier bevat bovendien de volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager en, in voorkomend geval, door de architect, in viervoud :
Art. 12. Le dossier comprend en outre les documents graphiques suivants, en quatre exemplaires, signés par le demandeur et, le cas échéant, par l’architecte :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel, op schaal tussen 1/10.000 en 1/1000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° een inplantingsplan op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en met de elementen die de beoordeling van de integratie van het sloopproject in zijn nabije openbare en private omgeving mogelijk maken, zoals;
2° un plan d’implantation, dressé à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant les éléments permettant d’évaluer l’inscription du projet de démolition dans l’environnement proche, tant public que privé, tels que :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten evenals van, in voorkomend geval, de bomen;
b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement ainsi que, le cas échéant, des arbres,
c) de naam van de eigenaars en het huisnummer van de belendende goederen, evenals de inplanting, de vermelding van het volume (aantal bovengrondse niveaus en vorm van het dak) en de bestemming van de bouwweerken die erop staan;
c) le nom des propriétaires et le numéro de police des biens contigus, ainsi que l’implantation, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions qui s’y trouvent;
d) de eventueel door ’s mensen toedoen op het goed gevestigde erfdienstbaarheden;
d) les servitudes éventuelles du fait de l’homme existantes sur le bien;
e) de grenzen van het goed met ingeschreven maten, de naam van de eigenaar(s), het kadastraal nummer van het perceel en het huisnummer van het goed;
e) les limites cotées, le nom du (des) propriétaire(s), le numéro de la parcelle cadastrale et le numéro de police du bien;
f) op het goed de inplanting met ingeschreven maten, de vermelding van het volume (aantal bovengrondse niveaus en vorm van het dak) en de bestemming, verdieping per verdieping, van de bestaande of te slopen constructies of, in voorkomend geval, van de te behouden constructies;
f) sur le bien, l’implantation cotée, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et l’affectation, niveau par niveau, des constructions existantes à démolir ou, le cas échéant, à maintenir
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53427
g) in voorkomend geval, de plaats van de aanwezige, te behouden of te vellen hoogstammen;
g) le cas échéant, l’emplacement des arbres à haute tige en distinguant ceux à maintenir et ceux à abattre
h) in voorkomend geval, de vermedling van de bestaande beken, bronnen, watervlakken, vochtige gebieden of moerassen binnen een straal van 50 meter;
h) le cas échéant, l’indication de l’existence de ruisseaux, sources, plans d’eau, zones humides ou marais dans un rayon de 50 mètres;
i) in voorkomend geval, de ligging van de parkeerruimten voor voertuigen, van de garages, van de interne ontsluitingswegen en hun verbinding met het publieke domein;
i) le cas échéant, l’emplacement des aires de stationnement, des garages, des voies intérieures de desserte et leur raccordement au domaine public;
j) in voorkomend geval de voornaamste elementen (inplanting, volumes, bestemmingen) van het bijzonder bestemmingsplan of van de niet vervallen verkavelingsvergunning;
j) s’il échet, les éléments principaux (implantation, gabarits, affectations) du plan particulier du sol ou du permis de lotir non périmé;
3° de plannen betreffende de heraanleg, op schaal van 1/200, 1/100 of 1/50. Van het bij de sloping betrokken gedeelte van het goed en de onmiddellijke omgeving ervan met vermelding van :
3° les plans de réaménagement, dressés à une échelle de 1/200, 1/100 ou 1/50 de la partie du bien concerné par la démolition et de ses abords immédiats, et comportant :
a) de opstanden en doorsneden van het of van de te slopen gebouw(en);
a) le tracé en élévation et en coupes de la construction ou des constructions à démolir;
b) het profiel van de zijgevels van aanpalende gebouwen;
b) le profil des pignons des constructions attenantes;
c) in voorkomend geval, de doorsneden waarop het huidige en het geplande reliëf van het terrein zijn aangegeven met aanduiding van de ingeschreven maten van de ophogingen of uitgravingen ten opzichte van de aangrenzende percelen.
c) le cas échéant, les coupes indiquant le relief actuel et projeté du terrain avec indications cotées des remblais ou déblais par rapport aux terrains voisins.
HOOFDSTUK V. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest tot wijziging van de bestemming of van het gebruik van een goed
CHAPITRE V. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme visant la modification de la destination ou de l’utilisation d’un bien
Afdeling 1. — Wijziging van de bestemming of van het gebruik van een niet-bebouwd goed
Section 1re. — Modification de la destination ou de l’utilisation d’un bien non bâti
Art. 13. Het dossier van de aanvraag om de bestemming of het gebruik van een niet-bebouwd goed te wijzigen, bevat volgende documenten :
Art. 13. Le dossier de demande de modifier la destination ou l’utilisation d’un bien non bâti contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag, in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit met aanduiding van de aard van de overwogen handelingen of werken, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe I du présent arrêté précisant le type d’actes ou travaux envisagés, signé par le demandeur;
2° de inlichtingen, in tweevoud, betreffende het eigendomsbewijs van het betrokken goed, overgemaakt overeenkomstig artikel 144 van het wetboek van de successierechten van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is of, als de akte van minder dan 3 maanden dateert vóór het indienen van de aanvraag, een bewijs van de notaris die die akte heeft opgesteld;
2° les renseignements, en double exemplaire, relatifs au titre de propriété du bien en cause fournis, conformément à l’article 144 du Code des droits de succession du ressort dans lequel ce bien est situé ou, si l’acte date de moins de 3 mois avant l’introduction de la demande, une attestation du notaire ayant établi cet acte;
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de son intention d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° in geval van handelingen of werken betreffende een goed van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van een erkende maatschappij, het advies in viervoud van deze maatschappij;
4° lorsqu’il s’agit d’actes ou travaux sur un bien appartenant à la Société du Logement de la Région bruxelloise, ou à une société agréée, l’avis de ladite société en quatre exemplaires;
5° een verklarende nota in viervoud over het voorwerp en de redenen van de wijziging van de bestemming of van het gebruik van het goed. Indien de geplande bestemming of het gebruik elementen bevat die de rust en de hygiëne van de buurt kunnen bedreigen, moet de nota de geplande maatregelen ter vermijding van deze hinder vermelden;
5° une note explicative, en quatre exemplaires, exposant l’objet et les motifs de la modification de la destination ou de l’utilisation du bien. Dans la mesure où la destination ou l’utilisation projetée comporte des éléments susceptibles de nuire à la tranquillité ou la salubrité du vosinage, la note reprendra les dispositions prévues pour y remédier;
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
6° alle relevante foto’s van het goed, van de aanpalende gebouwen en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – vier ten minste – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 14, 2° bedoelde inplantingsplan.
6° toutes les photos significatives du bien, des bâtiments contigus et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur, au nombre de quatre minimum, sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 14, 2°.
53428
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Art. 14. Het dossier bevat bovendien de volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud :
Art. 14. Le dossier comprend en outre les documents graphiques suivants, en quatre exemplaires, signés par le demandeur :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel, op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° een inplantingsplan en eventueel doorsneden op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 met vermelding van de elementen die de beoordeling van de impact van de wijziging van de bestemming of van het gebruik van het goed mogelijk maken in zijn privé- en openbare nabije omgeving, zoals :
2° un plan d’implantation et, éventuellement, des coupes dressés à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant les éléments permettant d’évaluer les effets de la modification de la destination ou de l’utilisation du bien dans l’environnement proche, tant public que privé, tels que :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten evenals van, in voorkomend geval, de bomen;
b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement ainsi que, le cas échéant, des arbres;
c) in voorkomend geval, het huidig en gepland terreinprofiel met aanduiding van de ingeschreven maten van de ophogingen of uitgravingen ten opzichte van de aangrenzende terreinen;
c) le cas échéant, l’indication du relief existant et projeté, avec indications cotées des remblais ou déblais par rapport aux terrains voisins;
d) de naam van de eigenaars en het huisnummer van de belendende goederen, evenals de inplanting en de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en de vorm van de dakbedekking) en de bestemming van de constructies die we er terugvinden;
d) le nom des propriétaires et le numéro de police des biens contigus, ainsi que l’implantation, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation des constructions qui s’y trouvent;
e) eventueel de inplanting en de bestemming van de omliggende bouwwerken binnen een straal van minstens 50 meter van het goed waarop de geplande wijziging slaat;
e) éventuellement, l’implantation et l’affectation des constructions environnantes dans un rayon de 50 mètres au moins du bien concerné par le projet de modification;
f) de eventueel door ’s mensen toedoen op het goed gevestigde erfdienstbaarheden;
f) les servitudes éventuelles du fait de l’homme existantes sur le bien;
g) de grenzen van het goed met ingeschreven maten, de naam van de eigenaar(s), het kadastraal nummer van het perceel en het huisnummer van het goed;
g) les limites cotées, le nom du (des) propriétaire(s), le numéro de la parcelle cadastrale et le numéro de police du bien;
h) in voorkomend geval, de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammen;
h) le cas échéant, l’emplacement des arbres à haute tige en distinguant ceux à maintenir et ceux à abattre,
i) in voorkomend geval, de vermelding van de bestaande beken, bronnen, watervlakken, vochtige gebieden of moerassen binnen een straal van 50 meter;
i) le cas échéant, l’indication de l’existence de ruisseaux, sources, plans d’eau, zones humides ou marais dans un rayon de 50 mètres;
Afdeling 2. — Wijziging zonder werken van de bestemming of van het gebruik van een bebouwd goed
Section 2. — Modification sans travaux de la destination ou de l’utilisation d’un bien bâti
Art. 15. Het dossier van de aanvraag voor de wijziging zonder werken van de bestemming of van het gebruik van een bebouwd goed, bevat volgende documenten :
Art. 15. Le dossier de demande de modifier sans travaux la destination ou l’utilisation d’un bien bâti contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit met aanduiding van de aard van de overwogen handelingen, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe Ire du présent arrêté précisant le type d’actes envisagés, signé par le demandeur;
2° de inlichtingen, in tweevoud, betreffende het eigendomsbewijs van het betrokken goed, overgemaakt overeenkomstig artikel 144 van het wetboek van de successierechten van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is of, als de akte dateert van minder dan drie maanden vóór het indienen van de aanvraag, een bewijs van de notaris die die akte heeft opgesteld;
2° les renseignements, en double exemplaire, relatifs au titre de propriété du bien en cause fournis, conformément à l’article 144 du Code des droits de succession du ressort dans lequel ce bien est situé ou, si l’acte date de moins de 3 mois avant l’introduction de la demande, une attestation du notaire ayant établi cet acte;
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de son intention d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° in geval van handelingen betreffende een goed van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van een erkende maatschappij, het advies in viervoud van deze maatschappij;
4° lorsqu’il s’agit d’actes sur un bien appartenant à la Société du Logement de la Région bruxelloise ou à une société agréée, l’avis de ladite société, en quatre exemplaires;
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53429
5° een verklarende nota in viervoud over het voorwerp en de redenen van de wijziging van de bestemming of van het gebruik van het goed. Indien het geplande gebruik elementen bevat die de rust en de gezondheid van de buurt kunnen bedreigen, moet de nota de geplande maatregelen ter vermijding van deze hinder vermelden;
5° une note explicative, en quatre exemplaires, exposant l’objet et les motifs de la modification de la destination ou de l’utilisation du bien. Dans la mesure où l’utilisation projetée comporte des éléments susceptibles de nuire à la tranquillité ou la salubrité du vosinage, la note reprendra les dispositions prévues pour y remédier;
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
6° alle relevante foto’s van het goed, van de aanpalende gebouwen en van de buurt teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – vier ten minste – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het in artikel 16, 2° bedoelde inplantingsplan;
6° toutes les photos significatives du bien, des bâtiments contigus et du voisinage permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos en couleur, au nombre de quatre minimum, sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 16, 2°;
Art. 16. Het dossier bevat bovendien de hierna vermelde grafische documenten, ondertekend door de aanvrager en, in voorkomend geval, door de architect, en afgegeven in viervoud. De vereiste documenten zijn de volgende :
Art. 16. Le dossier comprend en outre les documents graphiques énumérés ci-après, signés par le demandeur et, le cas échéant, par l’architecte et fournis en quatre exemplaires. Les documents exigés sont les suivants :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel, op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° een inplantingsplan en doorsneden op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en met de elementen die de beoordeling van de integratie van de wijziging van de bestemming of van het gebruik van het goed mogelijk maken in zijn privé- en openbare nabije omgeving, zoals :
2° un plan d’implantation dressé à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant les éléments permettant d’évaluer les effets de la modification de la destination ou de l’utilisation du bien dans l’environnement proche, tant public que privé, tels que :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut, de benaming en de breedte van de wegen en van de voetpaden;
b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées et des trottoirs;
c) de naam van de eigenaars en het huisnummer van de belendende goederen, evenals de inplanting en bestemming van het perceel en het huisnummer van het goed;
c) le nom des propriétaires et le numéro de police des biens contigus, ainsi que l’implantation et l’affectation des constructions qui s’y trouvent;
d) eventueel de inplanting en de bestemming van de omliggende bouwwerken binnen een straal van minstens 50 meter van het bij het wijzigingsontwerp betrokken goed;
d) éventuellement, l’implantation et l’affectation des constructions environnantes dans un rayon de 50 mètres au moins du bien concerné par le projet de modification;
e) de eventueel door’s mensen toedoen op het goed gevestigde erfdienstbaarheden;
e) les servitudes éventuelles du fait de l’homme existantes sur le bien concerné;
f) de grenzen van het goed met ingeschreven maten, de naam van de eigenaar(s), het kadastraal nummer van het perceel en het huisnummer van het goed;
f) les limites cotées, le nom du (des) propriétaire(s), le numéro de la parcelle cadastrale et le numéro de police du bien;
g) op het goed, de inplanting met ingeschreven maten, de aanduiding van het volume (aantal bovengrondse verdiepingen en dakvorm) en de bestaande bestemming, verdieping per verdieping, van de bouwwerken die erop staan;
g) sur le bien, l’implantation cotée, l’indication du volume (nombre de niveaux hors sol et forme de la toiture) et de l’affectation existante, niveau par niveau, des constructions qui s’y trouvent;
3° een plattegrond van alle verdiepingen betrokken bij de wijziging van de bestemming of van het gebruik van het gebouw op schaal van 1/200 of van 1/100.
3° une vue en plan de tous les niveaux concernés par la modification de la destination ou de l’utilisation de l’immeuble, dressé à une échelle de 1/200 ou de 1/100.
HOOFDSTUK VI. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest betreffende de in artikel 84, § 1, 6°, 7° en 9° bedoelde handelingen of werken
CHAPITRE VI. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme relatifs aux actes ou travaux vises par l’article 84, § 1er, 6°, 7° et 9°
Art. 17. Dit hoofdstuk is van toepassing op de aanvragen die enkel volgende werken en handelingen tot doel hebben :
Art. 17. Le présent chapitre s’applique aux demandes qui ont pour seul objet les actes ou travaux suivants :
1° het reliëf van de bodem aanzienlijk wijzigen; 2° ontbossen;
1° modifier sensiblement le relief du sol; 2° déboiser;
3° ontginnen of de vegetatie wijzigen van elk gebied waarvan de bescherming noodzakelijk wordt geacht door de Regering.
3° défricher ou modifier la végétation de toute zone dont le Gouvernement jugerait la protection nécessaire.
Art. 18. Het dossier van de aanvraag betreffende de in dit hoofdstuk bedoelde handelingen of werken bevat volgende documenten :
Art. 18. Le dossier de demande relative aux actes ou travaux visés au présent chapitre contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit met aanduiding van de aard van de overwogen handelingen of werken, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe I du présent arrêté, précisant le type d’actes ou travaux projetés, signé par le demandeur;
2° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
2° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de son intention d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
53430
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
3° alle relevante foto’s teneinde de bestaande toestand op het goed en de aanpalende goederen nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – minstens vier – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het artikel 19, 2° bedoelde inplantingsplan;
3° toutes les photos significatives permettant d’évaluer correctement la situation existante sur le bien et les biens voisins; les photos en couleur, au nombre de quatre minimum, sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 19, 2°;
4° indien het handelingen of werken op een goed van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van een erkende maatschappij betreft, het advies in viervoud van deze maatschappij.
4° lorsqu’il s’agit d’actes et de travaux sur un bien appartenant à la Société du Logement de la Région bruxelloise ou à une société agréée, l’avis de ladite société, en quatre exemplaires.
Art. 19. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud :
Art. 19. Le dossier comprend en outre les documents graphiques suivants, en quatre exemplaires, signés par le demandeur :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° een inplantingsplan en eventueel doorsneden op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 met vermelding van de elementen die de beoordeling van de impact van de behandelingen of werken mogelijk maken in zijn privé- en openbare nabije omgeving, zoals :
2° un plan d’implantation et des coupes dressés à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant les éléments permettant d’évaluer l’inscription des actes ou travaux dans l’environnement proche, tant public que privé, tels que :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten evenals van, in voorkomend geval, de bomen;
b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement ainsi que, le cas échéant, des arbres;
c) in voorkomend geval, het huidig en gepland terreinprofiel, met aanduiding van de ingeschreven maten van de ophogingen of uitgravingen ten opzichte van de aangrenzende terreinen;
c) le cas échéant, l’indication du relief existant et projeté, avec indications cotées des remblais ou déblais par rapport aux terrains voisins;
d) de naam van de eigenaars en het huisnummer van de belendende goederen, evenals de inplanting en bestemming van de constructies die we er terugvinden;
d) le nom des propriétaires et le numéro de police des biens contigus, ainsi que l’implantation et l’affectation des constructions qui s’y trouvent;
e) eventueel de inplanting en de bestemming van de omliggende bouwwerken binnen een straal van minstens 50 meter van het bij de handelingen of werken betrokken goed;
e) éventuellement, l’implantation et l’affectation des constructions environnantes dans un rayon de 50 mètres au moins du bien concerné par le projet de modification;
f) de eventueel door ’s mensen toedoen op het perceel gevestigde erfdienstbaarheden;
f) les servitudes éventuelles du fait de l’homme existantes sur le bien;
g) de ingeschreven grensmaten, de naam van de eigenaar(s), de nummer van het kadastraal perceel en de huisnummer van het goed;
g) les limites cotées, le nom du (des) propriétaire(s), le numéro de la parcelle cadastrale et le numéro de police du bien
h) in voorkomend geval, de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammen,
h) le cas échéant, l’emplacement des arbres à haute tige en distinguant ceux à maintenir et ceux à abattre,
i) in voorkomend geval, de vermelding van de bestaande beken, bronnen, watervlakken, vochtige gebieden of moerassen binnen een straal van 50 meter;
i) le cas échéant, l’indication de l’existence de ruisseaux, sources, plans d’eau, zones humides ou marais dans un rayon de 50 mètres;
Art. 20. Wanneer het ontbossings-werken betreft, bevat het dossier bovendien een nota in viervoud met beschrijving van :
Art. 20. Lorsqu’il s’agit de travaux de déboisement, le dossier contient en outre une note, en quatre exemplaires, décrivant :
1° de ouderdom van de houtopstand, het doel van de ontbossing en het ontwerp van heraanleg van het goed na de ontbossing;
1° l’âge du peuplement, le but du déboisement et le projet de réaménagement du bien après le déboisement;
2° de grondwaterspiegel en de invloed van de geplande ontbossing op de waterhuishouding wanneer het omvangrijke ontbossingen betreft.
2° la nappe aquifère et les conséquences du déboisement projeté sur le régime hydrologique lorsqu’il s’agit de déboisement important.
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
Art. 21. Wanneer het werken tot aanzienlijke wijziging van het reliëf van de bodem betreft, bevat het dossier bovendien een nota in viervoud met nadere beschrijving van de beoogde doel en van de aard van de te verwijderen grond en, naargelang het geval, de aard en de herkomst van de aan te voeren grond, de ligging van de grondwaterspiegel. Het plan van het betrokken goed bevat bovendien de maataanduiding van het bestaande en geplande reliëf, de vermelding van de huidige bestemming van het terrein, de aanduiding van de beplanting op de aangrenzende eigendommen en de afstand ervan ten opzichte van het betrokken terrein.
Art. 21. Lorsqu’il s’agit de travaux de modification sensible du relief du sol, le dossier contient en outre une note, en quatre exemplaires, précisant les buts poursuivis et détaillant la nature des terres à enlever, le cas échéant, la nature et l’origine des terres à amener, la situation de la nappe aquifère. Le plan du bien en cause comporte en outre l’indication cotée du relief existant et projeté et la mention de l’affectation actuelle du terrain, les plantations des propriétés voisines, leur distance vis-à-vis des limites du bien en cause.
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53431
Art. 22. In geval van ontginningswerken of werken tot wijziging van de vegetatie in elk gebied waarvan de regering de bescherming noodzakelijk zou achten, bevat het dossier bovendien een nota in viervoud, met beschrijving van :
Art. 22. Lorsqu’il s’agit de travaux de défrichement ou de modifications de la végétation dans toute zone dont l’exécutif jugerait la protection nécessaire, le dossier contient en outre une note, en quatre exemplaires, décrivant :
1° de aard van de vegetatie, het doel van de werken en van de na de werken geplande heraanleg;
la nature de la végétation, les motifs des travaux et le projet de réaménagement du bien après les travaux;
2° de grondwaterspiegel en de invloed van de geplande ontginning of van de geplande wijziging van de vegetatie op de waterhuishouding wanneer deze handelingen omvangrijk zijn.
la nappe aquifère et les conséquences du défrichement ou de la modification de la végétation projetés sur le régime hydrologique lorsque ces actes sont importants.
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
HOOFDSTUK VII. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest met het oog op het vellen van hoogstammige bomen
CHAPITRE VII. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme en vue de l’abattage d’arbres a haute tige
Art. 23. Dit hoofdstuk is van toepassing op de aanvragen die enkel het vellen van één of meer hoogstammige bomen tot doel hebben.
Art. 23. Le présent chapitre s’applique aux demandes qui ont pour seul objet l’abattage d’un ou de plusieurs arbres à haute tige.
Met « hoogstammige boom » bedoelt men een boom waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog is.
On entend par « arbre à haute tige » un arbre dont le tronc mesure au moins 40 centimètres de circonférence à 1,50 mètre de hauteur, et qui atteint au moins 4,00 mètres de hauteur.
Art. 24. Het dossier van de aanvraag om hoogstammige bomen te vellen, bevat volgende documenten :
Art. 24. Le dossier de demande d’abattage d’arbres à haute tige contient les documents suivants :
1° een attestaanvraag in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe Ire du présent arrêté signé par le demandeur;
2° in geval van handelingen of werken op een goed van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van een erkende maatschappij, het advies van deze maatschappij in viervoud;
2° lorsqu’il s’agit d’actes et de travaux sur un bien appartenant à la Société du Logement de la Région Bruxelloise ou à une société agréée, l’avis de ladite société, en quatre exemplaires;
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de son intention d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° alle relevante foto’s teneinde de bestaande toestand op het goed en de aanpalende goederen nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste twee – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4-formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het artikel 25, 2° bedoelde inplantingsplan.
4° toutes les photos significatives permettant d’évaluer correctement la situation existante sur le bien et les biens voisins; les photos en couleur, au nombre de deux minimum, sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise en vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 25, 2°.
Art. 25. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud :
Art. 25. Le dossier comprend en outre les documents graphiques suivants, en quatre exemplaires, signés par le demandeur :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° een inplantingsplan op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100 en met aanduiding van :
2° un plan d’implantation dressé à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant :
a) de noordpijl en de schaal; b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan; c) de grenzen met ingeschreven maten van het goed;
a) l’orientation et l’échelle; b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif et de leur dénomination; c) les limites cotées du bien;
d) de naam van de eigenaars en het huisnummer van het goed en van de belendende goederen;
d) le nom des propriétaires et le numéro de police du bien et des biens contigus;
e) de plaats van de te behouden of te vellen hoogstammige bomen.
e) l’emplacement des arbres à haute tige en distinguant ceux à maintenir et ceux à abattre.
53432
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
HOOFDSTUK VIII. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest betreffende de in artikel 84, § 1, 10° bedoelde handelingen of werken
CHAPITRE VIII. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme relatives aux actes ou travaux vises par l’article 84, § 1er, 10°
Art. 26. Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op volgende handelingen of werken : een grond gewoonlijk gebruiken voor :
Art. 26. Le présent chapitre s’applique aux seuls actes ou travaux suivants : utiliser habituellement un terrain pour :
1° het opslaan van één of meer gebruikte voertuigen, van schroot, van materialen of afval;
1° le dépôt d’un ou plusieurs véhicules usagés, de mitraille, de matériaux ou de déchets;
2° het parkeren van voertuigen, wagens of aanhangwagens voor reclamedoeleinden inbegrepen;
2° le stationnement de véhicules, en ce compris les véhicules ou remorques destinés à des fins publicitaires;
3° het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen worden gebruikt, zoals woonwagens, kampeerwagens, afgedankte voertuigen, tenten.
3° le placement d’une ou de plusieurs installations mobiles pouvant être utilisées pour l’habitation, telles que roulottes, caravanes, véhicules désaffectés, tentes.
Art. 27. Het dossier voor de aanvraag betreffende de handelingen of werken bedoeld in dit hoofdstuk bevat volgende documenten :
Art. 27. Le dossier de demande de certificat relative aux actes ou travaux visés au présent chapitre contient :
1° een attestaanvraag in viervoud, opgesteld op een formulier conform bijlage I van dit besluit met vermelding van de aard van de overwogen handelingen of werken, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, en quatre exemplaires, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe I du présent arrêté, précisant le type d’actes ou travaux envisagés signé par le demandeur;
2° de inlichtingen, in tweevoud, betreffende het eigendomsbewijs van het betrokken goed, overeenkomstig artikel 144 van het Wetboek van de ontvanger van de successierrechten van het ambtsgebied waarin het goed gelegen is of, als de akte dateert van minder dan 3 maanden vóór het indienen van de aanvraag, een bewijs van de notaris die de akte heeft opgesteld;
2° les renseignements, en double exemplaire, relatifs au titre de propriété du bien en cause fournis, conformément à l’article 144 du Code des droits de succession du ressort dans lequel ce bien est situé ou, si l’acte date de moins de 3 mois avant l’introduction de la demande, une attestation du notaire ayant établi cet acte;
3° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft en, bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) hernomen in het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving;
3° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire visé au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de son intention d’introduire une demande sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
4° in geval van handelingen of werken betreffende een goed van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of van een erkende maatschappij, het advies in viervoud van deze maatschappij;
4° lorsqu’il s’agit d’actes ou travaux sur un bien appartenant à la Société du Logement de la Région Bruxelloise, ou à une société agréée, l’avis de ladite société en quatre exemplaires;
5° alle relevante foto’s teneinde de bestaande toestand op het goed en de aanpalende goederen nauwkeurig te kunnen beoordelen; deze kleurenfoto’s – ten minste vier – moeten genummerd en in viervoud afgeleverd worden; ze worden op een afzonderlijk blad van DIN A4-formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden aangeduid op het artikel 28, 2° bedoelde inplantingsplan;
5° toutes les photos significatives permettant d’évaluer correctement la situation existante sur le bien et les biens voisins; les photos en couleur, au nombre de quatre minimum, sont numérotées et sont fournies en quatre exemplaires; elles sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 28, 2°;
Art. 28. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud :
Art. 28. Le dossier comprend en outre les documents graphiques suivants, en quatre exemplaires, signés par le demandeur :
1° een liggingsplan teneinde het goed nauwkeurig te kunnen situeren in het omliggende stadsweefsel op schaal tussen 1/10.000 en 1/1.000 met aanduiding van de noordpijl;
1° un plan de localisation permettant de situer précisément le bien dans le tissu urbain environnant, dressé à une échelle comprise entre 1/10.000 et 1/1.000 et comportant l’orientation;
2° een inplantingsplan en eventueel doorsneden op schaal van 1/500, 1/200 of 1/100, met de elementen die de beoordeling van de integratie van het project mogelijk maken in zijn openbare en private nabije omgeving te kunnen beoordelen, zoals :
2° un plan d’implantation et, éventuellement, des coupes dressés à une échelle de 1/500, 1/200 ou 1/100, et figurant les éléments permettant d’évaluer l’inscription du projet des actes ou travaux dans l’environnement proche, tant public que privé, tels que :
a) de noordpijl en de schaal;
a) l’orientation et l’échelle;
b) het tracé van de aangrenzende wegen met vermelding van het administratief statuut en de benaming ervan, de respectieve breedte van de wegen, de voetpaden en de parkeerruimten evenals van, in voorkomend geval, de bomen;
b) le tracé des voiries contiguës avec indication de leur statut administratif, de leur dénomination, de la largeur respective des chaussées, des trottoirs et des aires de stationnement ainsi que, le cas échéant, des arbres
c) in voorkomend geval, het huidig en gepland terreinprofiel met aanduiding van de ingeschreven maten van de ophogingen of uitgravingen ten opzichte van de aangrenzende terreinen;
c) le cas échéant, l’indication du relief existant et projeté, avec indications cotées des remblais ou déblais par rapport aux terrains voisins;
d) de naam van de eigenaars en het huisnummer van de belendende goederen, evenals de plaatsing en de vermelding van de bestemming van de constructies die we er terugvinden;
d) le nom des propriétaires et le numéro de police des biens contigus, ainsi que l’implantation et l’indication de l’affectation des constructions qui s’y trouvent;
e) eventueel de inplanting en de bestemming van de omliggende bouwwerken binnen een straal van ten minste 50 meter van het goed;
e) éventuellement, l’implantation et l’affectation des constructions environnantes dans un rayon de 50 mètres au moins du bien concerné par le projet de modification;
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53433
f) de eventueel door ’s mensen toedoen op het perceel gevestigde erfdienstbaarheden;
f) les servitudes éventuelles du fait de l’homme existantes sur le bien;
g) de grenzen van het goed met ingeschreven maten, de naam van de eigenaar(s), het kadastraal nummer van het perceel en het huisnummer van het goed;
g) les limites cotées, le nom du (des) propriétaire(s), le numéro de la parcelle cadastrale et le numéro de police du bien;
h) op het goed, de inplanting en de vermelding van de bestemming van de bouwwerken die erop staan;
h) sur le bien, l’implantation et l’indication de l’affectation des constructions qui s’y trouvent
i) in voorkomend geval, de plaats van de aanwezige, te behouden of te vellen hoogstammen;
i) le cas échéant, l’emplacement des arbres à haute tige en distinguant ceux à maintenir et ceux à abattre
j) in voorkomend geval, de vermelding van de bestaande beken, bronnen, watervlakken, vochtige gebieden of moerassen binnen een straal van 50 meter;
j) le cas échéant, l’indication de l’existence de ruisseaux, sources, plans d’eau, zones humides ou marais dans un rayon de 50 mètres;
Art. 29. Wanneer het gaat om de aanleg van een opslagruimte voor gebruikte voertuigen, schroot, materialen of afval of om het gebruik van een goed voor het parkeren van voertuigen, wagens en aanhangwagens voor reclamedoeleinden inbegrepen, bevat het dossier een verklarende nota in viervoud met beschrijving van de maatregelen om de hinder te vermijden die voor de buurt kan voortvloeien uit het gebruik van het terrein als opslag- of parkeerplaats.
Art. 29. Lorsqu’il s’agit de l’établissement d’un dépôt de véhicules usagés, de mitraille, de matériaux ou de déchets ou de l’utilisation d’un bien pour le stationnement de véhicules, en ce compris les véhicules ou remorques destinés à des fins publicitaires, le dossier comporte une note explicative en quatre exemplaires décrivant les mesures visant à prévenir les inconvénients ou nuisances pouvant résulter pour le voisinage de l’utilisation du terrain comme dépôt ou aire de stationnement.
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
Art. 30. Wanneer het gaat om een grond gewoonlijk te gebruiken voor het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning kunnen worden gebruikt, bevat het dossier bovendien een nota, in viervoud, met beschrijving van de aard en het aantal voorziene inrichtingen met duidelijke opgave van de gebruiksfrequentie van het terrein.
Art. 30. Lorsqu’il s’agit d’utiliser habituellement un bien pour le placement d’une ou plusieurs installations mobiles pouvant être utilisées pour l’habitation, le dossier contient en outre une note, en quatre exemplaires, décrivant les installations prévues, leur nombre et précisant la fréquence d’utilisation du terrain.
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
HOOFDSTUK IX. — Over het dossier van de aanvragen voor een stedenbouwkundig attest betreffende infrastructuurhandelingen of -werken
CHAPITRE IX. — Du dossier des demandes de certificat d’urbanisme relatives aux actes ou travaux d’infrastructure
Art. 31. Dit hoofdstuk is van toepassing op volgende infrastructuurhandelingen of –werken : het aanleggen, het wijzigen, het verbouwen of het afschaffen van wegen, bruggen, tunnels, parkeerruimten op het openbaar domein, spoorwegen, metro, hydraulische werken, rioleringen, kanalen, havens, geluidswerende inrichtingen en van de leidingen en installaties voor energie- en grondstoffenvervoer en voor telecommunicatie.
Art. 31. Le présent chapitre s’applique aux actes ou travaux d’infrastructure suivants : la création, la modification, la transformation ou la suppression de voiries, ponts, tunnels, parkings sur le domaine public, voies ferrées, métro, ouvrages hydrauliques, égouts, canaux, ports, installations anti-bruit, ainsi que des conduites et installations de transport d’énergies, de matières premières et de télécommunication.
Indien de aanvraag ook op handelingen of werken in de hierboven vermelde hoofdstukken II, III, IV, V, VI, VII of VIII betrekking hebben, wordt de samenstelling van het dossier hieromtrent door de bepalingen van de desbetreffende artikelen, evenals door de hierna vermelde artikelen 32 en 33, geregeld.
Lorsque la demande porte également sur des actes ou travaux visés aux chapitres II, III, IV, V, VI, VII ou VIII ci-dessus, la composition du dossier relatif à ceux-ci est réglée cumulativement par les articles les concernant ces actes ou travaux ainsi que par les articles 32 et 33 ci-après.
Art. 32. Het dossier voor de aanvraag van een stedenbouwkundig attest betreffende infrastructuurwerken bevat volgende documenten, in viervoud :
Art. 32. Le dossier de demande de certificat d’urbanisme concernant les travaux d’infrastructure contient les documents suivants, en quatre exemplaires :
1° een attestaanvraag, opgesteld op een formulier conform bijlage III van dit besluit met aanduiding van de aard van de overwogen handelingen of werken, ondertekend door de aanvrager;
1° une demande de certificat, rédigée sur un formulaire conforme à l’annexe III du présent arrêté, précisant le type d’actes et de travaux envisagés, signés par le demandeur;
2° een voorstellingsnota bevattende :
2° une note de présentation contenant :
a) de beschrijving van de infrastructuur zowel op het fysisch vlak als op het vlak van de werking;
a) la description de l’infrastructure considérée tant sur le plan physique que sur le plan du fonctionnement;
b) de doelstellingen van de aanvraag in functie van de evaluatie van de bestaande toestand;
b) les objectifs de la demande en fonction de l’évolution de la situation existante;
c) de beschrijving van het project en de invloed op de bestaande toestand; d) de van kracht zijnde wettelijke en verordenende voorschriften;
c) la description du projet et ses effets sur la situation existante; d) les prescriptions légales et réglementaires en vigueur;
Deze nota kan hernomen worden in kader IX van het formulier dat hernomen staat in bijlage I of, in voorkomend geval, in de voorbereidende nota van de effectenstudie of van het effectenverslag.
Cette note peut être reprise au cadre IX du formulaire repris à l’annexe Ire ou, le cas échéant, à la note préparatoire à l’étude d’incidences ou au rapport d’incidences.
3° een fotoreportage in kleur teneinde de bestaande toestand nauwkeurig te kunnen beoordelen; de foto’s worden op een apart blad van DIN A4 formaat geplakt; de verschillende fotografische opnamepunten worden op het in artikel 33, 3° bedoelde inplantingsplan vermeld.
3° un reportage photographique en couleur, permettant d’évaluer correctement la situation existante; les photos sont collées sur une feuille séparée de format DIN A4; les différents endroits de prise de vue sont indiqués sur le plan d’implantation visé à l’article 33, 3°.
53434
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
4° wanneer de aanvrager het goed niet bezit of geen zakelijk of persoonlijk bouwrecht heeft, dat de handelingen en werken, minstens gedeeltelijk, betrekking hebben op een privé-goed, en bij gebrek aan akkoord van de eigenaar(s) vermeld op het formulier bedoeld in 1°, het afschrift van de kennisgeving aan de eigenaar conform bijlage II van dit besluit, waarbij deze geïnformeerd wordt dat de aanvrager van plan is een aanvraag betreffende zijn goed in te dienen, alsmede van het ontvangstbewijs van de aangetekende zending van deze kennisgeving
4° lorsque le demandeur n’est pas propriétaire du bien ni titulaire d’un droit réel ou personnel de bâtir, que les actes et travaux portent, au moins partiellement, sur un bien privé et à défaut d’accord du (des) propriétaire(s) repris sur le formulaire repris au 1°, copie d’un avis au propriétaire conforme à l’annexe II du présent arrêté l’avertissant de l’intention du demandeur d’introduire une demande de permis d’urbanisme sur son bien ainsi que le récépissé de l’envoi recommandé de cet avis;
Art. 33. Het dossier bevat bovendien volgende grafische documenten, ondertekend door de aanvrager, in viervoud :
Art. 33. Le dossier comprend en outre les documents graphiques suivants, en quatre exemplaires, signés par le demandeur :
1° een reproduceerbaar synthesedocument dat makkelijk te lezen is, opgesteld in DIN A3-formaat en bestemd ter informatie van het publiek. Dit document bevat ten minste :
1° un document de synthèse reproductible et de lisibilité aisée, dressé au format DIN A3 et destiné à assurer l’information du public. Ce document comprend au moins :
a) een inplantingsplan; b) eventueel de gevelopstanden en de verticale elementen van de geplande infrastructuur; c) langs- en dwarsdoorsneden;
a) un plan d’implantation; b) s’il échet les élévations des fac¸ ades et des éléments verticaux de l’infrastructure considérée; c) des coupes transversales et longitudinales;
2° een liggingsplan op schaal van 1/5.000 of 1/10.000 met aanduiding van onder meer de noordpijl, de benaming en het administratief statuut van de aangrenzende wegen en het tracé van de geplande werken;
2° un plan de localisation à une échelle de 1/5.000 ou 1/10.000 figurant notamment l’orientation, la dénomination des voiries contiguës et leur statut administratif ainsi que le tracé des travaux projetés;
3° een inplantingsplan op schaal van 1/1.000 met aanduiding van onder meer de lijnen van het openbaar vervoer met de haltes ervan, de parkeerruimten;
3° un plan d’implantation à une échelle de 1/1.000 figurant notamment les lignes de transport public et leurs arrêts, les parkings;
4° een plattegrond op schaal van 1/500 of 1/200, aangevuld met de kruispunten op schaal van 1/200, waarbij de nadruk gelegd wordt op de wijze waarop het project bij de nabije omgeving past en zich in de bredere zin in de buurt integreert, met opgave zowel voor de bestaande toestand als voor het project :
4° une vue en plan à une échelle de 1/500 ou de 1/200, complétée par les carrefours à une échelle de 1/200, mettant en évidence la fac¸ on dont le projet s’accorde à l’environnement immédiat et plus largement s’intègre au voisinage, et indiquant tant pour la situation existante que pour le projet :
a) van het reliëf;
a) le relief;
b) van de voorziene bestemming voor elk deel van de infrastructuur;
b) la destination prévue pour chaque partie de l’infrastructure;
c) van de plaats van de hoogstammen, waarbij het onderscheid gemaakt wordt tussen de te behouden, te planten en te vellen bomen;
c) l’emplacement des arbres à haute tige en distinguant ceux à maintenir, à planter et à abattre;
5° de voor het goed begrip van het project noodzakelijk langs- en dwarsdoorsneden op schaal van 1/500, 1/200, 1/100 of 1/50;
5° les coupes longitudinales et transversales nécessaires à la bonne compréhension du projet à une échelle de 1/500, 1/200, 1/100 ou 1/50;
HOOFDSTUK X. — Slotbepalingen
CHAPITRE X. — Dispositions finales
Art. 34. Het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 6 juli 1992 dat de samenstelling bepaalt van het dossier voor de aanvraag om stedenbouwkundig attest wordt opgeheven.
Art. 34. L’arrêté de l’Exécutif de la Région de Bruxelles-Capitale du 6 juillet 1992 déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme est abrogé.
Art. 35. Het lid van de Regering tot wiens bevoegdheid stedenbouw behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 35. Le membre du Gouvernement qui a l’urbanisme dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Art. 36. Dit besluit treedt in werking voor de dossiers die ingediend worden na de 60e dag van haar publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 36. Le présent arrêté entre en vigueur pour les dossiers introduits après le 60e jour de sa publication au Moniteur belge.
Brussel, 29 april 2004.
Bruxelles, le 29 avril 2004.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :
J. SIMONET, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek
J. SIMONET, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et de la Recherche scientifique
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53435
53436
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53437
53438
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53439
53440
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53441
53442
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gezien om te worden gehecht aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 april 2004 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van aanvraag voor een stedenbouwkundig attest. Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : J. SIMONET, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gezien om te worden gehecht aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 april 2004 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van aanvraag voor een stedenbouwkundig attest. Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : J. SIMONET, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek
53443
53444
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Gezien om te worden gehecht aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 april 2004 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van aanvraag voor een stedenbouwkundig attest.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
J. SIMONET, Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek
53445
53446
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53447
53448
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53449
53450
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53451
53452
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 avril 2004, déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme. Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale : J. SIMONET, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et de la Recherche scientitifque
53453
53454
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 avril 2004, déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme. Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale : J. SIMONET, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et de la Recherche scientitifque
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53455
53456
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 avril 2004, déterminant la composition du dossier de demande de certificat d’urbanisme.
Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :
J. SIMONET, Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et des Sites, de la Rénovation urbaine et de la Recherche scientitifque
53457
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE COMMISSION COMMUNAUTAIRE FRANÇAISE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F. 2004 — 2528
[C − 2004/31351]
3 JUIN 2004. — Arrêté n° 2002/316 du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise de la Région de Bruxelles-Capitale modifiant l’arrêté du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise de la Région de Bruxelles-Capitale du 20 octobre 1994 portant statut des fonctionnaires des organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise de la Région de Bruxelles-Capitale Le Collège, Vu la loi spéciale des Réformes institutionnelles du 8 août 1980, notamment l’article 87 § 3, tel que modifié par la loi spéciale du 8 août 1988; Vu le décret de la Commission communautaire franc¸ aise du 17 mars 1994 portant création de l’Institut bruxellois francophone pour la formation professionnelle, notamment l’article 22; Vu l’arrêté du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise du 20 octobre 1994 portant le statut des fonctionnaires des organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise, notamment la partie XVI en ses articles 141 à 157; Vu la directive 96/34/CE du Conseil du 3 juin 1996 concernant l’Accord-cadre sur le congé parental conclu par l’UNICE, le CEEP et la CES; Vu l’avis du Comité de gestion de l’Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle, donné en date du 1er février 2002; Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances donné le 29 mai 2002; Vu l’accord du Membre du Collège chargé du budget donné le 30 mai 2002; Vu l’accord du Membre du Collège chargé de la fonction publique donné le 30 mai 2002; Vu l’accord du Ministre fédéral des pensions; Vu le protocole n° 2002/14 du Comité de secteur XV de la Commission communautaire franc¸ aise, signé le 11 juillet 2002; Vu la délibération du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise en date du 30 mai 2002 relatif à la demande d’avis dans un délai ne dépassant pas un mois; Vu l’avis du Conseil d’Etat donné le 17 février 2004 en application de l’article 84, § 1er alinéa 1er, 1° des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Considérant qu’il convient de moderniser les dispositions actuellement applicables en matière de positions administratives, de congés de courte durée et de congés politiques; Considérant que les fonctionnaires de la Commission communautaire franc¸ aise bénéficient dors et déjà d’un régime de congé de vacances annuelles de vingt-six jours; Considérant que dans un soucis de cohérence et d’homogénéité, il importe de suivre les mêmes lignes directrices que celles qui ont présidé à l’élaboration des textes de la Région de Bruxelles-Capitale et de la Commission communautaire franc¸ aise; Considérant qu’il convient donc de modifier la partie XVI – des positions administratives- de l’arrêté du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise du 20 octobre 1994 portant statut des fonctionnaires des organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise; Sur proposition du Membre du Collège chargé de la reconversion et du recyclage professionnel; Après délibération, Arrête : Article 1er. Le présent arrêté règle, en application de l’article 138 de la Constitution, une matière visée aux articles 127 et 128 de celle-ci. Art. 2. Les dispositions prévues par la partie XVI - des positions administratives - de l’arrêté du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise du 20 octobre 1994 portant statut des fonctionnaires des organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise sont remplacées par les dispositions suivantes : Partie XVI. — Des positions administratives, des absences et des congés CHAPITRE Ier . — Dispositions générales Art. 141. § 1er. Les dispositions de la présente partie sont applicables aux agents nommés à titre définitif aux sens de l’arrêté du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise du 20 octobre 1994 portant statut des fonctionnaires des organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise. Les présentes dispositions s’appliquent également aux stagiaires, à l’exception des dispositions relatives : 1° au congé pour accomplir un stage ou une période d’essai; 2° au congé pour prestations réduites pour maladie; 3° à la disponibilité par retrait d’emploi dans l’intérêt du service; 4° au congé de formation; 5° au congé pour mission d’intérêt général; 6° au congé pour interruption de la carrière professionnelle; 7° à l’absence de longue durée pour raisons personnelles; 8° aux prestations réduites pour convenance personnelle.
53458
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE § 2. Sont applicables au personnel engagé sous contrat de travail et ce pour autant que ce régime soit plus favorable que celui prévu par la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail et les lois particulières, les dispositions de la présente partie relative : 1° au congé annuel de vacances et au congé pour jours fériés; 2° au congé de circonstances; 3° au congé pour raisons médicales ou humanitaires; 4° au congé pour participer au jury d’une cours d’assises; 5° au congé parental; 6° au congé d’accueil en vue de l’adoption et de la tutelle officieuse; 7° à l’accueil, aux dispenses et congés de formation; 8° au congé pour raison politique. Les congés visés aux alinéas précédents sont octroyés selon les modalités applicables au personnel statutaire. CHAPITRE II. — Des positions administratives Section 1re. — Dispositions générales Art. 142. Le fonctionnaire se trouve dans une des positions administratives suivantes : 1° activité de service; 2° non-activité; 3° disponibilité. Art. 142/2. Pour la détermination de sa position administrative, le fonctionnaire est toujours censé être en activité de service, sauf disposition formelle le plac¸ ant soit de plein droit, soit sur décision de l’autorité compétente, dans une autre position administrative. Section 2. — De l’activité de service Art. 143. L’activité de service est la position administrative habituelle de l’agent. Sauf dispositions contraires, l’agent en activité de service a droit à son traitement et à l’avancement dans son échelle de traitement. Il peut faire valoir ses titres à la promotion, à l’attribution d’un mandat. Art. 143/2. Outre les congés visés aux articles 147 à 157/14, le fonctionnaire en activité de service peut s’absenter pour les motifs suivants, aux conditions fixées par le Collège : 1° Congé pour lui permettre d’accomplir un stage ou une période d’essai dans un autre emploi d’un service public, de l’enseignement subventionné, de l’enseignement universitaire, d’un centre psycho-médico-social subventionné, d’un office d’orientation professionnelle subventionné ou d’un institut médico-pédagogique subventionné; 2° congés pour maladie ou infirmité; 3° congés pour prestations réduites en cas de maladie ou d’infirmité; 4° congés pour prestations réduites justifiés par des raisons sociales ou familiales; 5° absences pour convenance personnelle; 6° disponibilité pour convenance personnelle; 7° absences de longue durée justifiées par des raisons familiales; 8° interruption de la carrière professionnelle; 9° congé pour mission internationale; 10° congé pour mission; 11° congé pour être mis à la disposition du Roi; 12° congé en vue de l’accomplissement, en temps de paix, des prestations militaires ou des services en exécution des lois sur les objecteurs de conscience, coordonnées le 20 février 1980; 13° congé d’accueil et de formation. Art. 143/3. Tant que le Collège n’a pas fixé les conditions d’obtention des congés visés à l’article 143/2, il est fait application, mutatis mutandis, des arrêtés royaux suivants et de leurs arrêtés modificatifs : 1° Arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif à certains congés accordés à des agents des administrations de l’Etat et aux absences pour convenance personnelle, pour les congés visés à l’article 143/2, 1° à 5°. 2° Arrêté royal du 13 novembre 1967 relatif à la position de disponibilité des agents de l’Etat, pour le congé visé à l’article 143/2, 6°. 3° Arrêté royal du 26 mai 1975 relatif aux absences de longue durée justifiées par des raisons familiales, pour le congé visé à l’article 143/2, 7°. 4° Arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l’Etat, pour le congé visé à l’article 143/2, 8°. 5° Arrêté royal n° 33 du 20 juillet 1967 fixant le statut de certains agents des services publics chargés d’une mission internationale, pour le congé visé à l’article 143/2, 9°. 6° Arrêté royal du 13 novembre 1967 fixant la situation administrative des agents de l’Etat chargés d’une mission, pour le congé visé à l’article 143/2, 10°. 7° Arrêté royal du 12 août 1993 relatif au congé accordé à certains agents des services de l’Etat mis à la disposition du Roi ou des Princes et Princesses de Belgique, pour le congé visé à l’article 143/2, 11°. 8° Arrêté royal du 1er juin 1964 fixant la position administrative de certains agents des administrations de l’Etat qui accomplissent, en temps de paix, des prestations militaires ou des services en exécution des lois coordonnées le 20 février 1980 portant le statut des objecteurs de conscience, pour le congé visé à l’article 143/2, 12°. Art. 143/4. Le fonctionnaire dont l’emploi est supprimé et qui est en réaffectation, est en activité de service.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Section 3. — De la non-activité Art. 144. L’agent peut, conformément aux dispositions du présent arrêté, être mis en non-activité de plein droit ou sur décision de l’autorité compétente. Sauf dispositions contraires, l’agent dans cette position, n’a pas droit à son traitement. Il ne peut faire valoir ses titres ni à la promotion, ni à l’attribution d’un mandat, ni à l’avancement dans son échelle de traitement qu’aux conditions fixées par le statut. Art. 144/2. Aux conditions fixées par le Collège, le fonctionnaire est en non-activité : 1° lorsqu’il accomplit, en temps de paix, certaines prestations militaires ou est affecté à la protection civile ou à des tâches d’utilité publique en application des lois portant le statut des objecteurs de conscience, coordonnées par l’arrêté royal du 20 février 1980; 2° lorsqu’il prolonge l’exercice d’une mission qui n’est pas reconnue d’intérêt général; 3° lorsque, pour des raisons familiales, il est autorisé à s’absenter pour une période de longue durée; 4° prorata temporis, lorsqu’il exerce des prestations réduites pour des raisons de convenance personnelle; 5° lorsqu’il bénéficie d’un congé politique facultatif ou d’office; 6° lorsqu’il est frappé d’une sanction de suspension disciplinaire. Art. 144/3. La suspension disciplinaire place de plein droit le fonctionnaire dans la position administrative de non-activité. Durant les périodes de suspension disciplinaire, le fonctionnaire ne peut faire valoir ses titres à la promotion ou à l’avancement de traitement et peut subir une retenue de traitement. Cependant, le Collège garantit au fonctionnaire qui subit une retenue de traitement, un traitement mensuel dont le montant net égale au moins le montant du minimum de moyens d’existence tel qu’il est fixé en vertu de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d’existence. Art. 144/4. Nul ne peut être mis ou maintenu en non-activité s’il se trouve dans les conditions de mise à la retraite. Section 4. — De la disponibilité Sous-section 1re. — De la disponibilité par retrait d’emploi dans l’intérêt du service Art. 145. L’agent peut, sans préavis, être mis en disponibilité par retrait d’emploi dans l’intérêt du service s’il ne peut exercer une fonction déterminée et s’il ne peut pas être immédiatement réaffecté à un emploi plus adapté. Sur la proposition du conseil de direction, l’autorité investie du pouvoir de nomination se prononce sur la mise en disponibilité. L’intéressé est préalablement entendu par le conseil de direction et peut être assisté par la personne de son choix. Art. 145/2. L’agent en disponibilité par retrait d’emploi dans l’intérêt du service n’a droit ni au traitement, ni à l’avancement dans son échelle de traitement. Il ne peut faire valoir ses titres à la promotion ou à l’attribution d’un mandat. Il bénéficie néanmoins durant la première année d’un traitement d’attente équivalant à son dernier traitement d’activité. A partir de la deuxième année, ce traitement d’attente est égal à 1/60e du dernier traitement d’activité, multiplié par le nombre d’années de service qu’il compte à la date de sa mise en disponibilité. Sous-section 2. — De la disponibilité pour maladie Art. 145/3. § 1 .L’agent qui est absent pour maladie après avoir atteint le nombre de jours de congés légalement accordés, se trouve de plein droit en disponibilité pour maladie. Il conserve ses titres à la promotion et à l’avancement dans son échelle de traitement. § 2. L’agent en disponibilité pour maladie rec¸ oit un traitement d’attente égal à 60 % de son dernier traitement d’activité. Toutefois, le montant de ce traitement d’attente ne peut en aucun cas être inférieur : 1° aux indemnités que l’intéressé obtiendrait dans la même situation si le régime de la sécurité sociale lui avait été applicable dès le début de son absence; 2° à la pension qu’il obtiendrait si, à la date de sa mise en disponibilité, il avait été admis à la retraite anticipée pour cause d’inaptitude physique. er
§ 3. L’agent a droit à un traitement d’attente mensuel égal au montant de son dernier traitement d’activité si l’affection dont il souffre est reconnue comme maladie grave et de longue durée par l’Office médico-social de l’Etat. Ce droit ne produit ses effets qu’à partir du moment où l’agent a été mis en disponibilité pour une période ininterrompue de trois mois au moins. Ce droit entraîne une révision de la situation de l’agent avec effet pécuniaire au jour où sa disponibilité a débuté. § 4. La disponibilité pour maladie ne met pas fin aux régimes de l’interruption de la carrière professionnelle, ni aux régimes du départ anticipé à mi-temps et de la semaine volontaire de quatre jours visés dans la loi du 10 avril 1995 relative à la redistribution du travail dans le secteur public. Pour l’application du § 2 du présent article, le dernier traitement d’activité est celui dû avant les prestations réduites. Art. 145/4. L’agent qui est mis en disponibilité pour maladie, subit chaque année un examen médical auprès du service de contrôle médical dans le courant du mois correspondant à celui au cours duquel il a été mis en disponibilité. Si l’agent ne comparaît pas devant le service de contrôle médical à l’époque fixée par l’alinéa 1er, le paiement de son traitement d’attente est suspendu depuis cette époque jusqu’à sa comparution. Sous-section 3. — De la disponibilité pour convenance personnelle. Art. 145/5. Le fonctionnaire mis en disponibilité pour convenance personnelle ne rec¸ oit aucun traitement d’attente. Il ne peut se prévaloir de maladie contractée pendant la période de disponibilité. Il ne peut faire valoir ses titres à la promotion ou à l’attribution d’un mandat.
53459
53460
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Sous-section 4. — Dispositions communes Art. 145/6. L’autorité investie du pouvoir de nomination peut, sur avis du conseil de direction, déclarer immédiatement vacant l’emploi dont l’agent placé en disponibilité était titulaire, en cas de disponibilité par retrait d’emploi dans l’intérêt du service. En cas de disponibilité pour maladie, la déclaration de vacance ne peut être décidée qu’après un an. Art. 145/7. L’autorité investie du pouvoir de nomination peut rappeler en activité de service l’agent placé en disponibilité s’il possède les aptitudes professionnelles et physiques requises. L’agent en disponibilité pour maladie dont l’emploi n’a pas été déclaré vacant, le reprend lorsqu’il réintègre son service. L’agent est tenu en tous cas d’occuper, dans les délais fixés par l’autorité investie du pouvoir de nomination, l’emploi qui lui est assigné. L’agent qui s’y refuse sans raison valable est, après dix jours ouvrables d’absence, démis d’office. Art. 145/8. Nul ne peut être mis ou maintenu en disponibilité s’il se trouve dans les conditions de mise à la retraite. CHAPITRE III. — Des absences Art. 146. L’agent ne peut s’absenter s’il n’a pas obtenu un congé ou une dispense de service. Par dispense de service, il y a lieu d’entendre l’autorisation accordée à l’agent de s’absenter pendant les heures de service pour une durée déterminée avec maintien de ses droits. A l’exception des cas prévus dans le présent arrêté, le fonctionnaire dirigeant ou l’agent désigné par lui accorde les congés et dispenses de service. Art. 146/2. La participation de l’agent à la cessation concertée du travail ne peut entraîner pour cet agent que la privation de son traitement. Art. 146/3. Sans préjudice de l’application éventuelle d’une peine disciplinaire, l’agent qui s’absente sans autorisation ou dépasse le terme de son congé sans motif valable, se trouve de plein droit en non-activité. Art. 146/4. L’agent qui, sans raison valable, s’absente plus de dix jours ouvrables, est démis d’office. CHAPITRE IV. — Des congés dans le cadre de la redistribution du travail Art. 147. Les membres du personnel bénéficient du régime de la semaine volontaire des quatre jours et du régime de départ anticipé à la pension à mi-temps. Les modalités spécifiques de ce régime sont fixées par arrêté du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise. CHAPITRE V. — Des congés de courte durée Section 1re. — Des vacances annuelles Art. 148. L’agent a droit à trente-cinq jours ouvrables par an de congé de vacances. Il bénéficie d’un supplément de congé annuel de vacances d’un jour ouvrable après cinq années d’ancienneté de service; soit deux jours après dix années d’ancienneté de service. Art. 148/2. L’agent jouit d’un congé annuel de vacances supplémentaires en raison de son âge. Il bénéficiera ainsi d’un jour supplémentaire chaque année entre 60 et 65 ans. Donc, 1. à 60 ans, l’agent bénéficiera d’un jour ouvrable. 2. à 61 ans, l’agent bénéficiera de deux jours ouvrables. 3. à 62 ans, l’agent bénéficiera de trois jours ouvrables. 4. à 63 ans, l’agent bénéficiera de quatre jours ouvrables. 5. à 64 ans, l’agent bénéficiera de cinq jours ouvrables. Art. 148/3. Les congés de vacances sont pris selon les convenances de l’agent tout en tenant compte des nécessités du service. L’agent a droit à un congé de vacances d’au moins dix jours ouvrables consécutifs. Art. 148/4. L’agent a le droit de prendre, dans les limites des trente-cinq jours ouvrables, quatre jours ouvrables de congé sans que l’intérêt du service puisse lui être opposé pour prendre soin d’une personne habitant sous son toit qui est victime d’une maladie ou d’un accident. Par personne vivant sous le même toit, il faut entendre : le conjoint, la personne avec laquelle il vit en couple, un parent soit de l’agent, soit du conjoint ou de la personne avec laquelle l’agent vit en couple, une personne accueillie en vue de son adoption ou de l’exercice d’une tutelle officieuse. L’agent doit produire un certificat médical attestant : 1. la maladie ou l’accident; 2. la nécessité impérieuse de la présence de l’agent. Art. 148/5. Si l’agent a utilisé les quatre jours ouvrables visés à l’article 148/4, alinéa premier, ou s’il a utilisé intégralement les jours ouvrables prévus à l’article 148, il a droit à deux jours ouvrables supplémentaires pour les mêmes motifs et dans les mêmes conditions qu’à l’article 148/4. Art. 148/6. Le congé annuel est pris dans l’année civile selon les modalités fixées par le fonctionnaire dirigeant. (Toutefois, pour des raisons exceptionnelles laissées à l’appréciation du fonctionnaire dirigeant un report de maximum 5 jours de vacances non utilisés peut être autorisé par celui-ci sur l’année civile suivante.) Art. 148/7. Les organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise sont dotés d’un régime de travail standard qui prévoit des plages fixes et des plages mobiles et des permanences de service. La présence de l’agent soumis au règlement relatif à l’horaire dynamique est enregistrée le matin, le midi et le soir. Les heures prestées en surplus sont régularisées pendant les plages mobiles.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 148/8. Toute période d’activité de service donne droit aux vacances annuelles. Ces dernières sont réduites à due concurrence : 1. lorsque l’agent entre en service dans le courant de l’année ou démissionne de ses fonctions; 2. lorsqu’il obtient au cours de l’année des congés : — pour accomplir un stage ou une période d’essai auprès d’un autre service public; — pour présenter sa candidature aux élections législatives, provinciales, régionales et européennes; — pour des raisons impérieuses d’ordre familial; — en raison d’un départ anticipé à mi-temps; — en application de la semaine volontaire de quatre jours; — pour interruption de la carrière professionnelle; — lorsque l’agent est en congé pour mission; — les absences pendant lesquelles l’agent se trouve dans la position administrative de non-activité ou de disponibilité donnent également lieu à une réduction proportionnelle du congé de vacances. Le nombre de jours ainsi calculé est toujours un demi-jour ou un jour complet. Ce nombre est arrondi au demi-jour ou au jour complet supérieur. Art. 148/9. Les jours de vacances fixés dans le présent chapitre sont suspendus en cas de maladie pour autant que le contrôle médical soit possible. Art. 148/10. Le congé annuel de vacances est assimilé à une période d’activité de service. Il en est de même pour les deux jours supplémentaires prévus à l’article 148/5. Section 2. — Des jours fériés Art. 149. § 1er. L’agent est en congé les jours fériés légaux, ainsi que les 27 septembre, 2 et 15 novembre et le 26 décembre. § 2. Les jours de congés visés au § 1er qui coïncident avec un samedi ou un dimanche peuvent être compensés par un congé du 27 décembre au 31 décembre inclus. § 3. L’agent qui en vertu du régime de travail qui lui est applicable ou en raison des nécessités du service, est obligé de travailler l’un des jours mentionnés au § 1er obtient en substitution des jours de vacances qui peuvent être pris aux mêmes conditions que le congé annuel de vacances. § 4. Les congés visés au présent article sont assimilés à une période d’activité de service. Section 3. — Du congé exceptionnel Art. 149/2. Des congés exceptionnels sont accordés dans les limites fixées ci-après : 1. le changement de résidence ordonné dans l’intérêt du service : deux jours ouvrables; 2. la participation à un jury de cour d’assises et ce, pour la durée de la session. Les congés visés au présent article sont rémunérés et sont assimilés à une période d’activité de service. Section 4. — Du congé pour raisons familiales Sous-section 1re. — Des congés de circonstance Art. 150. L’agent obtient, dans les limites fixées ci-après, un congé à l’occasion des événements suivants : 1. le mariage de l’agent (ou la célébration de son pacte de vie commune) : quatre jours ouvrables; 2. l’accouchement de l’épouse ou de la personne avec laquelle l’agent vit en couple au moment de l’événement : quatre jours ouvrables; 3. le décès du conjoint ou de la personne avec laquelle l’agent vivait en couple : quatre jours ouvrables; 4. Le décès d’un parent au premier degré soit de l’agent, soit du conjoint ou de la personne avec laquelle l’agent vit en couple : quatre jours ouvrables; 5. le mariage d’un enfant de l’agent ou de la personne avec laquelle l’agent vit en couple : deux jours ouvrables; 6. le décès d’un parent, à quelque degré que ce soit, soit de l’agent, soit du conjoint ou de la personne avec laquelle l’agent vit en couple habitant sous le même toit que l’agent : deux jours ouvrables; 7. le décès d’un parent jusqu’au troisième degré n’habitant pas sous le même toit que l’agent : un jour ouvrable. Si l’événement se produit au cours d’une période de travail à temps partiel, la durée du congé est réduite à due concurrence. Les congés visés au présent article sont assimilés à une période d’activité de service. Sous-section 2. — Du congé pour des motifs impérieux d’ordre familial Art. 150/2. Un agent peut obtenir un congé de maximum quarante-cinq jours ouvrables par année civile en raison de : 1. l’hospitalisation d’une personne habitant sous le même toit que l’agent, ou d’un parent ou allié au premier degré n’habitant pas sous le même toit que l’agent; 2. la garde d’un de ses enfants qui n’a pas atteint l’âge de 15 ans. Si le congé pour des motifs impérieux d’ordre familial est pris au cours d’une période de travail à temps partiel, sa durée est réduite à due concurrence. Art. 150/3. Ce congé n’est pas rémunéré. Il est assimilé pour le surplus à une période d’activité de service. Sous-section 3. — Du congé parental Art. 150/4. Un congé parental de trois mois au maximum est accordé à l’agent en activité de service, après la naissance ou l’adoption d’un enfant. Ce congé doit être pris avant que l’enfant n’ait atteint l’âge de 10 ans. Le congé ne peut être fractionné que par mois et ne peut être pris que par jour entier. A l’issue du congé parental, l’agent a le droit de retrouver son poste de travail ou, en cas d’impossibilité, un travail équivalent ou similaire. Art. 150/5. Le congé parental n’est pas rémunéré. Il est assimilé pour le surplus à une période d’activité de service.
53461
53462
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Sous-section 4. — Du congé d’accueil en vue de l’adoption et de la tutelle officieuse Art. 150/6. L’agent peut obtenir un congé lorsqu’un enfant de moins de dix ans est accueilli dans sa famille en vue de son adoption ou de sa tutelle officieuse. La durée maximum du congé est de quatre semaines si l’enfant accueilli a atteint l’âge de trois ans et de six semaines s’il n’a pas encore atteint cet âge. La durée maximum du congé d’accueil est doublée lorsque l’enfant accueilli est handicapé et satisfait aux conditions requises pour bénéficier des allocations familiales en application de l’article 47 des lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés ou de l’article 26 de l’arrêté royal du 8 avril 1976 établissant le régime des prestations familiales en faveur des travailleurs indépendants. Art. 150/7. Le congé d’accueil en vue de l’adoption et de la tutelle officieuse est rémunéré et assimilé à une période d’activité de service. Section 5. — Du congé de maternité et du congé de paternité Art. 151. § 1er. Le congé de maternité prévu par l’article 39 de la loi du 16 mars 1971 sur le travail est assimilé à une période d’activité de service. § 2. La rémunération due pour la période pendant laquelle l’agent féminin se trouve en congé de maternité ne peut couvrir plus de quinze semaines ou de dix-sept semaines en cas de naissance multiple. § 3. Les périodes d’absences pour maladie dues à la grossesse qui se situent pendant les six semaines qui tombent avant le septième jour qui précède la date réelle de l’accouchement sont converties en congé de maternité pour la détermination de la position administrative de l’agent féminin. Le présent paragraphe est également applicable lorsque les périodes d’absence pour maladie dues à la grossesse se situent pendant les huit semaines qui, en cas de naissance multiple, tombent avant le septième jour qui précède la date réelle de l’accouchement. Art. 151/2. Lorsque l’agent féminin a épuisé le congé prénatal et que l’accouchement se produit après la date prévue, le congé prénatal est prolongé jusqu’à la date réelle de l’accouchement. Durant cette période, l’agent féminin se trouve en congé de maternité. Par dérogation à l’article 151, la rémunération est due. Art. 151/3. Sont assimilées à des journées de travail susceptibles d’être reportées au-delà du congé postnatal les absences suivantes se situant pendant les six semaines qui tombent avant le septième jour qui précède la date réelle de l’accouchement : 1° le congé annuel de vacances; 2° les jours fériés visés à l’article 149; 3° les congés visés aux articles 148/4, 148/5, 150 et 152/6; 4° le congé pour motifs impérieux d’ordre familial; 5° les absences pour maladie à l’exclusion des absences visées à l’article 151, § 3. Art. 151/4. En période de grossesse ou d’allaitement, les agents féminins ne peuvent effectuer du travail supplémentaire. Est à considérer comme travail supplémentaire, pour l’application du présent article, tout travail effectué au-delà de 38 heures par semaine. Art. 151/5. L’agent qui, en application des articles 42 et 43 de la loi du 16 mars 1971 sur le travail, est dispensé de travail, est mis d’office en congé pour la durée nécessaire. Le congé est assimilé à une période d’activité de service. Art. 151/6. L’article 151 ne s’applique pas en cas de fausse couche se produisant avant le 181e jour de gestation. Art. 151/7. § 1er. Si, à la date de l’accouchement la mère de l’enfant décède ou est hospitalisée, le père de l’enfant obtient, à sa demande, un congé en en vue d’assurer l’accueil de l’enfant. § 2. En cas de décès de la mère, la durée du congé de remplacement du congé de maternité est au maximum égale à la durée du congé de maternité non encore épuisée par la mère. L’agent qui est le père de l’enfant et qui souhaite bénéficier du congé de remplacement du congé de maternité en informe par écrit l’autorité dont il relève dans les sept jours à dater du décès de la mère. Cet écrit mentionne la date du début de congé de remplacement du congé de maternité et sa durée probable. Un extrait de l’acte de décès de la mère est produit dans les meilleurs délais. § 3. En cas d’hospitalisation de la mère, l’agent qui est le père de l’enfant peut bénéficier du congé de remplacement du congé de maternité aux conditions suivantes : 1° le nouveau-né doit avoir quitté l’hôpital; 2° l’hospitalisation de la mère doit avoir une durée de plus de sept jours. Le congé de remplacement du congé de maternité ne peut débuter avant le septième jour qui suit le jour de la naissance de l’enfant et se termine au moment où prend fin l’hospitalisation de la mère et au plus tard au terme de la partie du congé de maternité non encore épuisé par la mère. L’agent qui est le père de l’enfant et qui souhaite bénéficier du congé de remplacement du congé de maternité en informe par écrit l’autorité dont il relève. Cet écrit mentionne la date du début du congé et sa durée probable. La demande de congé est appuyée par une attestation certifiant la durée de l’hospitalisation de la mère au-delà des sept jours qui suivent la date de l’accouchement et la date à laquelle le nouveau-né est sorti de l’hôpital. § 4. Le congé de remplacement du congé de maternité est rémunéré et assimilé à une période d’activité de service. Il est non cumulable avec le congé de circonstance visé à l’article 150, 2°, et avec le congé de paternité prévu ci-après à l’article 151/8, du présent arrêté. Art. 151/8. L’agent masculin a droit à un congé de paternité de dix jours dans les trois mois qui suivent la naissance d’un enfant. Ce congé peut être pris par jour entier ou par demi-jour. Il est rémunéré et assimilé à une période d’activité de service.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Section 6. — Du congé pour raisons médicales ou humanitaires Art. 152. Un agent féminin peut obtenir à sa demande une dispense de service pour subir des examens médicaux prénataux qui ne peuvent avoir lieu en dehors des heures de service. La demande doit être appuyée par un certificat médical. Art. 152/2. L’agent obtient un congé pour don de : 1. sang : à concurrence d’un jour; 2. plasma sanguin : à concurrence d’un demi-jour; 3. Plaquettes : à concurrence d’un jour. Ce congé peut être pris soit le jour même, soit le lendemain, avec un maximum cumulé de quatre jours ouvrables par an. L’agent doit fournir la preuve de son don de sang, de plasma ou de plaquettes. Art. 152/3. L’agent obtient un congé pour don de moelle osseuse, d’organes ou de tissus. La durée de ce congé est celle requise par l’hospitalisation et la convalescence. Le temps nécessaire pour effectuer les examens médicaux préalables peut également être pris en compte. La demande doit être appuyée par un certificat médical. Art. 152/4. Lorsque le conjoint ou la personne avec laquelle il est en couple ou un membre de leur famille, habitant sous le même toit que l’agent est atteint d’une maladie dont son médecin établit la gravité et le haut degré de contagiosité, ce médecin doit contacter le médecin chef du centre médical du service de contrôle médical du Service de Santé Administratif dont relève l’agent afin de déterminer de commun accord les mesures préventives les mieux appropriées, en ce compris la chimioprophylaxie et les congés éventuels. Art. 152/5. L’agent peut obtenir un congé pour : 1. suivre les cours de l’école du corps de la protection civile; 2. effectuer en temps de paix des prestations en qualité d’engagé volontaire auprès de ce corps. Art. 152/6. Pour autant que l’intérêt du service ne s’y oppose pas, l’agent peut obtenir un congé de maximum cinq jours ouvrables par an pour accompagner des handicapés et des malades ou pour effectuer d’autres missions humanitaires au cours de voyages et de séjours en Belgique ou à l’étranger. Ces voyages ou séjours doivent être organisés par un organisme public ou une association dont la mission est la prise en charge de handicapés, de malades ou l’action humanitaire. L’organisme ou l’association doit être reconnue par l’Etat belge ou une de ses entités fédérées. La demande de congé doit être appuyée par une attestation par laquelle l’association ou l’institution certifie que le voyage ou le séjour est placé sous sa responsabilité. Art. 152/7. Les congés pour raisons médicales ou humanitaires sont rémunérés et assimilés à des périodes d’activités de service. CHAPITRE VI. — Des congés pour raisons politiques Section 1re. — Dispositions générales. Art. 153. Pour l’application du présent chapitre, les agents statutaires sont placés dans une position administrative d’activité de service. Le congé accordé en vertu des dispositions énoncées ci-après n’est cependant pas rémunéré. Art. 153/2. Pour l’application du présent chapitre, les membres du personnel engagés sous contrat de travail voient l’exécution de leur contrat suspendu sauf disposition contraire. Les périodes de congés pour raisons politiques accordées constituent néanmoins des périodes de service administratif assimilables en vue de l’avancement du traitement. Art. 153/3. L’application des présentes dispositions se fait dans le respect des incompatibilités et interdictions applicables aux membres du personnel. Section 2. — Du congé pour présenter sa candidature aux élections. Art. 154. L’agent peut obtenir un congé lui permettant de présenter sa candidature aux élections législatives, régionales, provinciales, communales ou européennes. Ce congé est accordé pour la durée de la campagne électorale à laquelle participe l’intéressé en tant que candidat. Section 3. – Du congé pour l’exercice d’une fonction auprès d’un groupe politique reconnu. Art. 155. Il y a lieu d’entendre par groupe politique reconnu un groupe d’élus reconnu comme tel conformément au règlement de l’assemblée législative à laquelle ces élus appartiennent. Art. 155/2. L’agent peut obtenir un congé pour exercer une fonction dans un groupe politique reconnu. Le président d’un groupe politique introduit à cet effet une demande auprès du fonctionnaire dirigeant. Le Conseil de direction vérifiera que ce congé ne va pas à l’encontre de l’intérêt du service. Avec l’accord du Ministre fonctionnellement compétent, le Membre du Collège chargé de la Fonction publique accorde le congé. Art. 155/3. L’arrêté mentionne la durée du congé accordé, ainsi que le groupe politique au sein duquel l’agent exercera une fonction. Art. 155/4. Le Ministre peut mettre fin au congé pour des raisons de service moyennant le respect d’un délai de préavis d’un mois.
53463
53464
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Section 4. — Du congé pour détachement auprès d’un cabinet ministériel. Art. 156 L’agent obtient un congé lorsqu’il est désigné pour exercer une fonction dans le cabinet d’un Ministre ou un Secrétaire d’Etat ou assimilé : 1) du Gouvernement fédéral; 2) du Gouvernement d’une Communauté ou Région; 3) du Collège de la Commission communautaire franc¸ aise, de la Commission communautaire flamande ou de la Commission communautaire commune. La désignation intervient après accord du Comité de gestion. Au terme de son détachement et à moins d’un nouveau détachement dans un autre cabinet, l’agent obtient un jour de congé par mois d’activité dans un cabinet, avec un minimum de trois jours ouvrables et un maximum de quinze jours ouvrables. Section 5. — Du congé pour exercer un mandat politique Art. 157. Les membres du personnel des organismes d’intérêt public de la Commission communautaire franc¸ aise ont droit au congé politique pour l’exercice d’un mandat politique ou d’une fonction qui peut y être assimilée. Art. 157/2. Par congé politique pour l’exercice d’un mandat politique ou d’une fonction qui peut y être assimilée, il faut entendre : 1. soit une dispense de service qui n’a aucune incidence sur la situation administrative et pécuniaire des membres du personnel; 2. soit un congé politique facultatif accordé à la demande des membres du personnel; 3. soit un congé politique d’office auquel le membre du personnel ne peut pas renoncer. Art. 157/3. L’agent peut obtenir, à sa demande, une dispense de service à raison de : 1. un demi-jour par mois pour exercer un mandat de conseiller communal, bourgmestre, échevin ou membre du conseil de l’aide sociale, y compris le président, dans une commune comptant jusqu’à 10 000 habitants; 2. un jour par mois pour exercer un mandat de : a) conseiller communal ou membre du conseil de l’aide sociale dans une commune de 10 001 habitants ou plus; b) bourgmestre, échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 10 001 à 30 000 habitants; c) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 30 001 à 50 000 habitants; d) conseiller provincial non membre de la députation permanente. Art. 157/4. La dispense de service prévue à l’article 157/3 se prend à la convenance de l’agent par jour ou demi-jour. Elle ne peut être reportée d’un mois à l’autre. Art. 157/5. L’agent peut obtenir, à sa demande, outre la dispense de service prévue à l’article 157/3, un congé politique facultatif à raison de : 1. un ou deux jours par mois pour exercer un mandat de bourgmestre, échevin, président ou de membre du bureau permanent du conseil de l’aide sociale, dans une commune comptant jusqu’à 10 000 habitants; 2. un à trois jours par mois pour exercer un mandat de : a) bourgmestre dans une commune de 10 001 à 30 000 habitants; b) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 10 001 à 50 000 habitants; c) membre du bureau permanent du conseil de l’aide sociale dans une commune de 10 001 à 20 000 habitants. 3. un à cinq jours par mois pour exercer un mandat de membre du bureau permanent du conseil de l’aide sociale dans une commune de plus de 20 000 habitants; 4. d’un quart d’un emploi à temps plein pour exercer un mandat de : a) bourgmestre dans une commune de 30 001 à 50 000 habitants; b) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 50 001 à 80 000 habitants. 5. la moitié d’un emploi à temps plein pour exercer un mandat de : a) bourgmestre dans une commune de 50 001 à 80 000 habitants; b) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 80 001 à 130 000 habitants. Art. 157/6. L’agent est en congé politique d’office, à raison de : 1. deux jours par mois pour exercer un mandat de : a) bourgmestre dans une commune de 20 001 à 30 000 habitants; b) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 20 001 à 50 000 habitants. 2. d’un quart d’un emploi à temps plein pour exercer un mandat de : a) bourgmestre dans une commune de 30 001 à 50 000 habitants; b) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 50.001 à 80.000 habitants. 3. la moitié d’un emploi à temps plein pour exercer un mandat de : a) bourgmestre dans une commune de 50 001 à 80 000 habitants; b) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de 80 001 à 130 000 habitants. 4. d’un emploi à temps plein pour exercer un mandat de : a) bourgmestre dans une commune de plus de 80 000 habitants; b) échevin ou président du conseil de l’aide sociale dans une commune de plus de 130 000 habitants; c) membre de la députation permanente d’un conseil provincial. Art. 157/7. Les membres du personnel sont mis en congé politique à temps plein d’office pour l’exercice des mandats politiques suivants : — Membre d’une des Chambres législatives ou du Gouvernement fédéral; — Membre d’un conseil de Communauté ou de Région; — Membre d’un Gouvernement de Communauté ou de Région; — Membre du Parlement européen ou de la Commission européenne.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 157/8. Le congé politique d’office prend cours à la date de la prestation de serment. Art. 157/9. Pour l’application des articles 156/3, 156/5 et 156/6, le nombre d’habitants est déterminé conformément aux dispositions des articles 5 et 29 de la nouvelle loi communale. Art. 157/10. L’agent qui n’exerce pas une fonction à temps plein est mis en congé politique d’office à temps plein dès lors que son mandat politique correspond déjà à un congé politique d’office d’au moins la moitié d’un emploi à temps plein. Art. 157/11. L’agent qui a droit à un congé politique dont la durée n’excède pas la moitié d’un emploi à temps plein, peut, à sa demande, obtenir un congé politique à mi-temps ou à temps plein. L’agent qui a droit à un congé politique à mi-temps, peut, à sa demande, obtenir un congé politique à temps plein. Art. 157/12. Les périodes couvertes par le congé politique facultatif ou le congé politique d’office sont assimilées à des périodes d’activité de service. Elles ne sont toutefois pas rémunérées. Pour les membres du personnel engagés par contrat de travail, les périodes couvertes par un congé politique facultatif ou un congé politique d’office constituent des périodes de suspension de service à considérer néanmoins comme services admissibles en vue de l’avancement de traitement. Art. 157/13. Le congé politique expire au plus tard le dernier jour du mois qui suit celui de la fin du mandat. A ce moment, l’intéressé recouvre ses droits. S’il n’a pas été remplacé dans son emploi, il réintègre cet emploi lorsqu’il reprend son activité. S’il a été remplacé, il est affecté à un autre emploi conformément aux dispositions qui lui sont applicables en matière de ré-affectation et de mobilité. Art. 157/14. Après sa réintégration, l’agent ne peut pas cumuler son traitement avec des avantages qui sont liés à l’exercice d’un mandat politique et qui tiennent lieu d’indemnité de réadaptation. Art. 3. Dispositions finales : Le présent arrêté produit ses effets en date du 1er janvier 2003. Art. 4. Le Président du Collège compétent pour la Reconversion et le Recyclage professionnel et le Membre du Collège compétent pour la Fonction publique sont chargés de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 3 juin 2004. Par le Collège : E. TOMAS, Président du Collège, chargé de l’Enseignement, de la Reconversion et du Recyclage professionnel, du Transport scolaire, de la Cohabitation des communautés locales, des Relations avec la Communauté franc¸ aise et la Région wallonne ainsi que des Relations internationales J. SIMONET, Membre du Collège, chargé de la Fonction publique A. HUTCHINSON, Membre du Collège chargé du Budget
VERTALING FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2004 — 2528 [C − 2004/31351] 3 JUNI 2004. — Besluit nr. 2002/316 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988; Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 maart 1994 houdende oprichting van het Franstalig Brussels Instituut voor beroepsopleiding, inzonderheid artikel 22; Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid deel XVI artikelen 141 tot 157; Gelet op Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof; Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Franstalig Brussels Instituut voor beroepsopleiding, gegeven op 1 februari 2002; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 mei 2002; Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met Begroting, gegeven op 30 mei 2002; Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met het Openbaar Ambt, gegeven op 30 mei 2002; Gelet op het akkoord van de Federale Minister van Pensioenen; Gelet op protocol nr. 2002/14 van het Sectorcomité XV van de Franse Gemeenschapscommissie, ondertekend op 11 juli 2002; Gelet op de beraadslaging van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 mei 2002 over het verzoek om binnen een termijn van ten hoogste één maand van advies te dienen; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 februari 2002, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Overwegende dat de bepalingen die momenteel van toepassing zijn inzake de administratieve standen, de verloven van korte duur en de politieke verloven geactualiseerd dienen te worden; Overwegende dat de ambtenaren van de Franse Gemeenschapscommissie reeds genieten van een verlofregeling van zesentwintig dagen jaarlijks vakantieverlof;
53465
53466
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Overwegende dat, in een streven naar samenhang en homogeniteit, het belangrijk is dezelfde richtlijnen te volgen die ten grondslag hebben gelegen aan de teksten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie; Overwegende dat daarom deel XVI – administratieve standen – van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie gewijzigd dient te worden; Op voordracht van het lid van het College belast met Beroepsomschakeling en Bijscholing; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Grondwet. Art. 2. De bepalingen van deel XVI − administratieve standen – van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie worden vervangen door de volgende bepalingen : Deel XVI. — Administratieve standen, afwezigheden en verloven HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen Art. 141. § 1. De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op de ambtenaren die vast benoemd zijn in de zin van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 oktober 1994 houdende het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de stagiairs, met uitzondering van de bepalingen betreffende : 1° het verlof om een stage of een proefperiode te verrichten; 2° het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte; 3° de disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst; 4° het opleidingsverlof; 5° het verlof wegens opdracht van algemeen belang; 6° het verlof voor loopbaanonderbreking; 7° de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden; 8° het verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid. § 2. Voor het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel en voorzover deze regeling gunstiger is dan die bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bijzondere wetten gelden de bepalingen van dit deel betreffende : 1° het jaarlijks vakantieverlof en de feestdagen; 2° het omstandigheidsverlof; 3° het verlof om medische of humanitaire redenen; 4° het verlof voor deelname aan een assisenjury; 5° het ouderschapsverlof; 6° het opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij; 7° de opvang, de dienstvrijstellingen voor opleiding en de opleidingsverloven; 8° het verlof om politieke redenen. De in de voorgaande leden bedoelde verloven worden toegekend overeenkomstig de modaliteiten die van toepassing zijn op de ambtenaren. HOOFDSTUK II. — Administratieve standen Afdeling 1. — Algemene bepalingen Art. 142. De ambtenaar bevindt zich in een van de volgende administratieve standen : 1° dienstactiviteit; 2° non-activiteit; 3° disponibiliteit. Art. 142/2. De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in actieve dienst te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst. Afdeling 2. — Dienstactiviteit Art. 143. De dienstactiviteit is de gewone administratieve stand van de ambtenaar. Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal. Hij kan zijn aanspraken op bevordering, op toekenning van een mandaat doen gelden. Art. 143/2. Behalve de in de artikelen 147 tot 157/14 bedoelde verloven kan de ambtenaar in actieve dienst, onder de door het College vastgestelde voorwaarden, om de volgende redenen afwezig zijn : 1° verlof om hem toe te laten een stage of proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst, van het gesubsidieerd onderwijs, van het universitair onderwijs, van een gesubsidieerd psychomedisch-sociaal centrum, van een gesubsidieerde dienst voor beroepskeuze of van een gesubsidieerd medischpedagogisch instituut; 2° verlof wegens ziekte of gebrekkigheid; 3° verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid; 4° verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen; 5° afwezigheid wegens persoonlijke aangelegenheid; 6° disponibiliteit voor persoonlijke aangelegenheid;
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE 7° afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen; 8° onderbreking van de beroepsloopbaan; 9° verlof voor internationale opdracht; 10° verlof voor opdracht; 11° verlof om ter beschikking van de Koning te worden gesteld; 12° verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten in uitvoering van de wetten op de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980; 13° verlof voor onthaal en opleiding. Art. 143/3. Zolang het College de voorwaarden voor het verkrijgen van de in artikel 143/2 bedoelde verloven niet bepaald heeft, worden volgende koninklijke besluiten en hun wijzigingsbesluiten mutatis mutandis toegepast : 1° Koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende bepaalde verloven toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen en afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid, voor de in artikel 143/2, 1° tot 5°, bedoelde verloven. 2° Koninklijk besluit van 13 november 1967 betreffende de stand disponibiliteit van het rijkspersoneel, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 6°. 3° Koninklijk besluit van 26 mei 1975 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 7°. 4° Koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 8°. 5° Koninklijk besluit nr. 33 van 20 juli 1967 tot vaststelling van het statuut van sommige ambtenaren van de openbare diensten, die met een internationale opdracht worden belast, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 9°. 6° Koninklijk besluit van 13 november 1967 tot vaststelling van de administratieve toestand van de rijksambtenaren die met een opdracht worden belast, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 10°. 7° Koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksbesturen, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 11°. 8° Koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten in uitvoering van de op 20 februari 1980 gecoördineerde wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, voor het verlof bedoeld in artikel 143/2, 12°. Art. 143/4. De ambtenaar wiens ambt afgeschaft wordt en die is wedertewerkgesteld, is in dienstactiviteit. Section 3. — Non-activiteit Art. 144. De ambtenaar kan, krachtens de bepalingen van dit besluit, van rechtswege of bij beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit worden geplaatst. Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in deze stand geen recht op zijn wedde. Hij kan alleen onder de door het statuut gestelde voorwaarden aanspraken op bevordering, toekenning van een mandaat en op verhoging in zijn weddeschaal doen gelden. Art. 144/2. Onder de door het College gestelde voorwaarden is de ambtenaar op non-activiteit : 1° wanneer hij in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarders, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 20 februari 1980; 2° wanneer hij de uitvoering voortzet van een opdracht die niet erkend is van algemeen belang te zijn; 3° wanneer aan de ambtenaar, om familiale redenen, toegestaan wordt voor een periode van lange duur afwezig te zijn; 4° prorata temporis, wanneer hij in zijn ambt verminderde prestaties uitoefent wegens persoonlijke aangelegenheid; 5° wanneer hij een facultatief of ambtshalve politiek verlof geniet; 6° wanneer hij tuchtschorsing als tuchtstraf opgelegd krijgt. Art. 144/3. Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit. Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op bevordering tot een hogere wedde niet doen gelden en kan hij aan een inhouding van wedde worden onderworpen. Het College waarborgt de ambtenaar die een inhouding van wedde ondergaat, echter een maandelijkse wedde waarvan het nettobedrag minstens gelijk is aan het bestaansminimum zoals bepaald krachtens de wet van 7 augustus 1974 houdende instelling van het recht op een bestaansminimum. Art. 144/4. Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om te worden gepensioneerd. Section 4. — Disponibiliteit Onderafdeling 1. — Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst Art. 145. De ambtenaar kan, zonder opzegging, in disponibiliteit worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wanneer hij een bepaald ambt niet kan uitoefenen en hij niet onmiddellijk in een beter geschikte betrekking wedertewerkgesteld kan worden. Op voorstel van de directieraad neemt de benoemende overheid een beslissing omtrent het in disponibiliteit stellen. De betrokkene wordt vooraf door de directieraad gehoord en kan worden bijgestaan door een persoon van zijn keuze. Art. 145/2. De ambtenaar in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst heeft geen recht op wedde of op verhoging in zijn weddenschaal. Hij verliest zijn aanspraken op bevordering of toekenning van een mandaat. Hij geniet het eerste jaar een wachtgeld gelijk aan zijn laatste activiteitswedde. Vanaf het tweede jaar is dit wachtgeld gelijk aan 1/60e van de laatste activiteitswedde per dienstjaar dat hij telt op de datum waarop hij in disponibiliteit is gesteld.
53467
53468
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Onderafdeling 2. — Disponibiliteit wegens ziekte Art. 145/3. § 1. De ambtenaar die afwezig is wegens ziekte is na het wettelijk toegekende aantal verlofdagen te hebben bereikt van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte. Hij behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddenschaal. § 2. De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde. Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid; 2° het pensioen dat hij verkregen zou hebben indien hij, op het ogenblik dat hij in disponibiliteit gesteld werd, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid toegelaten zou zijn. § 3. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waaraan hij lijdt door de Sociaal-medische rijksdienst als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht heeft slechts uitwerking nadat de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte werd gesteld voor een ononderbroken periode van ten minste drie maanden. Dit recht heeft een herziening van de toestand van de ambtenaar tot gevolg met geldelijke uitwerking op de dag waarop zijn disponibiliteit een aanvang heeft genomen. § 4. De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek zoals bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende arbeidsverdeling in de openbare sector. Voor de toepassing van § 2 van dit artikel, is de laatste activiteitswedde deze, welke voor de verminderde prestaties verschuldigd was. Art. 145/4. De ambtenaar die in disponibiliteit werd gesteld wegens ziekte, wordt ieder jaar medisch onderzocht door de medische controledienst in de loop van de maand overeenstemmend met die waarin hij in disponibiliteit werd gesteld. Verschijnt de ambtenaar niet voor de medische controledienst op het tijdstip bepaald in het eerste lid, dan wordt de uitkering van zijn wachtgeld vanaf dat tijdstip geschorst tot hij verschijnt. Onderafdeling 3. — Disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheid Art. 145/5. De ambtenaar in disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheid krijgt geen wachtgeld. Hij kan ook geen aanspraken doen gelden op ziektes opgedaan gedurende de periode van disponibiliteit. Hij verliest zijn aanspraken op bevordering of toekenning van een mandaat. Onderafdeling 4. — Gemeenschappelijke bepalingen Art. 145/6. De benoemende overheid kan, op advies van de directieraad, de betrekking waarvan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar titularis was, onmiddellijk vacant verklaren in geval van disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst. De vacantverklaring kan slechts worden beslist na verloop van een jaar in geval van disponibiliteit wegens ziekte. Art. 145/7. De benoemende overheid kan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar in actieve dienst terugroepen indien hij de vereiste beroeps- en lichamelijke geschiktheid bezit. De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte, wiens betrekking niet vacant werd verklaard, neemt haar opnieuw op wanneer hij zijn dienst hervat. De ambtenaar moet in ieder geval, binnen de door de benoemende overheid gestelde termijn, het aangewezen ambt opnemen. Indien hij zonder geldige reden weigert, wordt hij, na een afwezigheid van tien werkdagen, ambtshalve ontslagen. Art. 145/8. Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij voldoet aan de voorwaarden om gepensioneerd te worden. HOOFDSTUK III. — Afwezigheden Art. 146. De ambtenaar mag niet afwezig zijn zonder verlof of dienstvrijstelling te hebben gekregen. Onder dienstvrijstelling wordt verstaan de toestemming gegeven aan een ambtenaar om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met het behoud van al zijn rechten. Met uitzondering van de in dit besluit bepaalde gevallen worden de verloven en dienstvrijstellingen door de leidende ambtenaar of de door hem aangewezen ambtenaar toegekend. Art. 146/2. Deelneming van een ambtenaar aan een georganiseerde werkonderbreking kan voor de ambtenaar slechts het verlies van zijn wedde tot gevolg hebben. Art. 146/3. Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf, bevindt de ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of de duur van zijn verlof zonder geldige reden overschrijdt, zich van rechtswege in non-activiteit. Art. 146/4. Indien de ambtenaar zonder geldige reden meer dan tien werkdagen afwezig is, wordt hij ambtshalve ontslagen. HOOFDSTUK IV. — Verloven van arbeidsherverdelende aard Art. 147. De personeelsleden genieten het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek en het stelsel van halftijdse vervroegde uittreding. De bijzondere modaliteiten van dit stelsel worden bepaald bij Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK V. — Verloven van korte duur Afdeling 1. — Jaarlijks vakantieverlof Art. 148. De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof van 35 werkdagen. De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof van één werkdag na vijf dienstjaren; hetzij twee dagen na tien dienstjaren. Art.148/2. De ambtenaar geniet bijkomend jaarlijks vakantieverlof op grond van zijn leeftijd. Zo heeft hij tussen de 60 en de 65 jaar elk jaar recht op een bijkomende vakantiedag. Aldus, 1. op 60 jaar, geniet de ambtenaar één werkdag bijkomende vakantie; 2. op 61 jaar, geniet de ambtenaar twee werkdagen bijkomende vakantie; 3. op 62 jaar, geniet de ambtenaar drie werkdagen bijkomende vakantie; 4. op 63 jaar, geniet de ambtenaar vier werkdagen bijkomende vakantie; 5. op 64 jaar, geniet de ambtenaar vijf werkdagen bijkomende vakantie. Art. 148/3. Het vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst. De ambtenaar heeft recht op een vakantieverlof van minstens tien opeenvolgende werkdagen. Art. 148/4. De ambtenaar heeft het recht om, binnen een periode van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen om te zorgen voor een persoon die onder hetzelfde dak woont en die ziek is of die het slachtoffer is van een ongeval, zonder dat het belang van de dienst hiertegen kan worden ingeroepen. Als persoon die onder hetzelfde dak woont dient te worden beschouwd : de echtgeno(o)t(e), de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een bloed- of aanverwant van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij. De ambtenaar moet een doktersattest voorleggen om het volgende te bewijzen : 1. de ziekte of het ongeval; 2. de dringende noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar. Art. 148/5. Als de ambtenaar de vier werkdagen bedoeld in artikel 148/4, eerste lid, of alle werkdagen bepaald in artikel 148, heeft opgenomen, heeft hij/zij recht op twee bijkomende werkdagen voor dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden als in artikel 148/4. Art. 148/6. Het jaarlijks verlof wordt opgenomen in het kalenderjaar, volgens de voorwaarden die door de leidende ambtenaar zijn vastgelegd. (Om uitzonderlijke redenen waarover de leidende ambtenaar beslist, kan deze laatste evenwel een overdracht van maximaal 5 onbestede vakantiedagen naar het volgende kalenderjaar toestaan.) Art. 148/7. In de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie geldt een standaardwerktijdregeling met onderscheid tussen stamtijden, glijtijden en bereikbaarheid van de dienst. De aanwezigheid van de ambtenaar die onderworpen is aan het reglement betreffende de flexibele werktijd wordt ’s morgens, ’s middags en ’s avonds geregistreerd. De gepresteerde uren in meer worden geregulariseerd op de glijtijden. Art. 148/8. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijks verlof. Dit verlof wordt verminderd : 1. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn/haar ambt neerlegt; 2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen : — voor een stage of een proefperiode bij een andere overheidsdienst; — om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden, van de provincieraden of van de Europese vergaderingen; — om dringende redenen van familiaal belang; — wegens de halftijdse vervroegde uittreding; — voor de vrijwillige vierdagenweek; — voor onderbreking van de beroepsloopbaan; — voor een opdracht; — de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst leiden eveneens tot een evenredige vermindering van het vakantieverlof. Het op die manier berekend aantal dagen heeft altijd betrekking op een aantal halve of volledige dagen. Dit aantal wordt naar boven afgerond tot op een halve of volledige dag. Art. 148/9. De in dit hoofdstuk bepaalde vakantiedagen worden opgeschort bij ziekte voorzover de geneeskundige controle mogelijk is. Art. 148/10. Het jaarlijkse vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Dit geldt eveneens voor de twee bijkomende dagen voorzien in artikel 148/5. Afdeling 2. — Feestdagen Art. 149. § 1. De ambtenaar heeft verlof tijdens de wettelijke feestdagen, alsook op 27 september, 2 en 15 november en 26 december. § 2. De in § 1 bedoelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag, worden gecompenseerd door een verlof van 27 december tot en met 31 december. § 3. De ambtenaar die krachtens de arbeidstijdregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst, verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, verkrijgt vervangende verlofdagen die kunnen worden genomen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. § 4. De verloven bedoeld in dit artikel worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 3. — Uitzonderlijk verlof Art. 149/2. Uitzonderlijk verlof wordt toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald : 1. verandering van standplaats opgelegd in het belang van de dienst : 2 werkdagen; 2. om deel uit te maken van de jury van het hof van assisen en dit tijdens de duur van de zitting.
53469
53470
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Het verlof bedoeld in dit artikel wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. — Verlof om familiale redenen Onderafdeling 1. — Omstandigheidsverlof Art. 150. De ambtenaar krijgt binnen de perken zoals hierna bepaald verlof toegekend naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen : 1. huwelijk van de ambtenaar (of viering van het wettelijk samenwonen) : vier werkdagen. 2. bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : vier werkdagen. 3. overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleefde : vier werkdagen. 4. overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : vier werkdagen. 5. huwelijk van een kind van de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : twee werkdagen. 6. overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar onder hetzelfde dak samenleeft : twee werkdagen. 7. overlijden van een bloed- of aanverwant tot in de derde graad dat niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar : een werkdag. Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof overeenkomstig verminderd. Het verlof bedoeld in dit artikel wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Onderafdeling 2. — Verlof om dwingende redenen van familiale aard Art. 150/2. Een ambtenaar heeft recht op maximaal vijfenveertig werkdagen verlof per kalenderjaar wegens : 1. de ziekenhuisopname van een persoon die bij de ambtenaar inwoont, of van een familielid of aanverwant in de eerste graad die niet bij de ambtenaar inwoont; 2. de kinderopvang voor kinderen jonger dan 15 jaar. Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof overeenkomstig ingekort. Art. 150/3. Dit verlof wordt niet bezoldigd. Voor het overige wordt het gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Onderafdeling 3. — Ouderschapsverlof Art.150/4. Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind, maximaal drie maanden ouderschapsverlof toegestaan. Dit verlof moet worden genomen vóór het kind de leeftijd van 10 jaar heeft bereikt. Het verlof kan slechts opgesplitst worden in maanden en moet opgenomen worden met volledige dagen. Na het ouderschapsverlof heeft de ambtenaar het recht zijn functie opnieuw uit te oefenen of, indien dat onmogelijk is, een gelijkwaardige of gelijkaardige functie te bekleden. Art. 150/5. Dit ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Onderafdeling 4. — Opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij Art. 150/6. De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden tien jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij. De maximumduur van het verlof bedraagt vier weken indien het opgenomen kind ouder is dan drie jaar en zes weken indien het die leeftijd nog niet heeft bereikt. De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kindertoeslagen voor de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslagen ten voordele van de zelfstandigen. Art. 150/7. Het opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 5. — Bevallingsverlof en vaderschapsverlof Art. 151. § 1. Het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. De bezoldiging over de periode gedurende welke de vrouwelijke ambtenaar bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of zeventien weken in geval van de geboorte van een meerling. § 3. De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat worden voor het bepalen van de administratieve stand van de vrouwelijke ambtenaar veranderd in bevallingsverlof. Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de periodes van afwezigheden wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de acht weken die, in geval van de geboorte van een meerling, vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat. Art. 151/2. Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in bevallingsverlof. In afwijking van artikel 151 is de bezoldiging verschuldigd. Art. 151/3. Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat : 1° het jaarlijks vakantieverlof; 2° de in artikel 149 bedoelde feestdagen; 3° de in de artikelen 148/4, 148/5, 150 et 152/6 bedoelde verloven; 4° het verlof om dwingende redenen van familiale aard; 5° de afwezigheden wegens ziekte met uitsluiting van de afwezigheden bedoeld in artikel 151, § 3.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 151/4. Zwangere of de borstvoedende ambtenaren mogen geen overuren verrichten. Als overuren dienen, voor de toepassing van dit artikel, te worden beschouwd, alle werk bovenop de 38 uren week. Art. 151/5. De ambtenaar die, in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 is vrijgesteld van arbeid, wordt ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Art. 151/6. Artikel 151 is niet van toepassing in geval van miskraam vóór de 181e dag van de zwangerschap. Art. 151/7. § 1. Als, op de datum van de bevalling, de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de vader van het kind op eigen verzoek een vaderschapsverlof om in de opvang van het kind te voorzien. § 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had. De ambtenaar die vader van het kind is en die het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wenst te genieten stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte binnen zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof. Hij legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de moeder voor. § 3. In geval van hospitalisatie van de moeder kan de ambtenaar die vader van het kind is een verlof ter vervanging van het moederschapsverlof krijgen onder de volgende voorwaarden : 1° de pasgeborene moet het ziekenhuis hebben verlaten; 2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof kan niet aanvangen vóór de zevende dag volgend op de dag van de geboorte van het kind en wordt beëindigd op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en uiterlijk op het einde van het gedeelte van het bevallingsverlof dat door de moeder nog niet was opgebruikt. De ambtenaar die de vader van het kind is en die het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte. De brief waarin hij dat doet vermeldt de begindatum en de vermoedelijke duur van het verlof. De verlofaanvraag wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen volgend op de datum van de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten. § 4. Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het kan niet gecumuleerd worden met het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 150, 2°, en met het vaderschapsverlof waarin artikel 151/8 van dit besluit hierna voorziet. Art. 151/8. De mannelijke ambtenaar heeft recht op vaderschapsverlof van tien dagen in de drie maanden volgend op de geboorte van het kind. Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. Het wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 6. — Verlof wegens ziekte of humanitaire reden Art. 152. De vrouwelijke ambtenaar kan dienstvrijstelling krijgen om naar prenatale medische onderzoeken te gaan die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden. De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd. Art. 152/2. De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van het geven van : 1. bloed : één dag; 2. bloedplasma : een halve dag; 3. bloedplaatjes : één dag. Dit verlof kan op de dag zelf of de dag nadien worden genomen. Per jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard. De ambtenaar moet een bewijs kunnen voorleggen van het geven van bloed, plasma, of bloedplaatjes. Art. 152/3. De ambtenaar verkrijgt een verlof voor het afstaan van beenmerg, organen of weefsels. Dit verlof wordt toegestaan voor een periode die met de duur van de hospitalisatie en van de herstelperiode overeenkomt. Met de duur van de voorafgaande geneeskundige onderzoeken kan eveneens rekening worden gehouden. De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd. Art. 152/4. Wanneer de echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar samenleeft of een lid van het gezin, dat onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar, wordt getroffen door een ziekte waarvan de ernst en de besmettelijkheid door de arts zijn vastgesteld, moet deze arts met de hoofdarts van het geneeskundig controlecentrum van de Administratieve Gezondheidsdienst, waaronder de ambtenaar ressorteert, contact opnemen, teneinde in onderlinge overeenstemming de meest geschikte preventieve maatregelen te bepalen met inbegrip van chimioprophylaxie en eventueel verlof. Art. 152/5. De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van : 1. het volgen van lessen aan de school bij het korps van de Civiele Bescherming; 2. het verrichten van prestaties als vrijwillige dienstnemer bij dit korps in vredestijd. Art. 152/6. Voorzover het niet onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de ambtenaar verlof krijgen van maximaal vijf werkdagen per jaar om mindervaliden en zieken te vergezellen of om andere humanitaire diensten te verrichten tijdens vakantiereizen en -verblijven in België of in het buitenland. Deze reizen of verblijven worden georganiseerd door een openbare instelling of een vereniging waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden, zieken of humanitaire acties op zich te nemen. De instelling of vereniging moet erkend zijn door de Belgische Staat of een van haar gefedereerde entiteiten. De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid valt. Art. 152/7. Het verlof om medische of humanitaire redenen wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
53471
53472
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK VI. — Verloven om politieke redenen Afdeling 1. — Algemene bepalingen Art. 153. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de ambtenaren in de administratieve stand dienstactiviteit geplaatst. Het verlof toegekend krachtens de hierna vermelde bepalingen wordt echter niet bezoldigd. Art. 153/2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en tenzij anders bepaald, wordt voor het personeel dat bij arbeidsovereenkomst in dienst is genomen de uitvoering van hun overeenkomst opgeschort. De toegekende periodes van verlof om politieke redenen vormen niettemin periodes van administratieve dienst die gelijkgesteld kunnen worden met het oog een weddeverhoging. Art. 153/3. De toepassing van deze bepalingen gebeurt met inachtneming van de onverzoenbaarheden en verboden die op de personeelsleden van toepassing zijn. Afdeling 2. — Verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen. Art. 154. De ambtenaar kan een verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor de wetgevende, regionale, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen. Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan hij deelneemt. Afdeling 3. — Verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende politieke fractie Art. 155. Een erkende politieke fractie is een groep verkozenen die als dusdanig is erkend overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe zij behoren. Art. 155/2. De ambtenaar kan verlof krijgen om een ambt uit te oefenen bij een erkende politieke fractie. De voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een verzoek in bij de leidende ambtenaar. De directieraad gaat na of het belang van de dienst er zich niet tegen verzet. Met het akkoord van de functioneel bevoegde minister kent het lid van het College belast met het Openbaar Ambt het verlof toe. Art. 155/3. De beslissing vermeldt de duur van het toegekende verlof, alsmede de politieke fractie waarbij de ambtenaar een ambt zal uitoefenen. Art. 155/4. De Minister kan om dienstredenen het verlof beëindigen mits hij een opzeggingstermijn van één maand respecteert. Afdeling 4. — Verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet Art. 156. De ambtenaar krijgt verlof wanneer hij aangewezen wordt om een functie te vervullen op het kabinet van een Minister of een Staatssecretaris of ermee gelijkgesteld : 1) van de federale Regering; 2) van de Regering van een Gemeenschap of Gewest; 3) van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De aanstelling vindt plaats na akkoord van het Beheerscomité. Op het einde van zijn detachering en tenzij hij naar een ander kabinet overgaat, krijgt de ambtenaar, per maand activiteit in een kabinet, één dag verlof met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen. Afdeling 5. — Verlof om een politiek mandaat uit te oefenen Art. 157. De personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie hebben recht op politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of van een functie die daarmee gelijkgesteld kan worden. Art. 157/2. Onder politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of een functie die daarmee kan worden gelijkgesteld, dient te worden begrepen : 1. hetzij een vrijstelling van dienst die geen enkele invloed heeft op de administratieve en geldelijke situatie van de personeelsleden; 2. hetzij een facultatief politiek verlof toegekend op vraag van de personeelsleden; 3. hetzij een van ambtswege politiek verlof dat het personeelslid niet kan weigeren. Art. 157/3. De ambtenaar krijgt op zijn aanvraag vrijstelling van dienst, ten belope van : 1. een halve dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid, burgemeester, schepen of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter inbegrepen, in een gemeente tot 10 000 inwoners; 2. één dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van : a) gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 inwoners of meer; b) burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners; c) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners; d) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie. Art. 157/4. De vrijstelling van dienst bepaald in artikel 157/3, wordt naar keuze van de ambtenaar genomen in dagen of halve dagen. Zij mag niet van een maand naar een andere worden overgedragen. Art. 157/5. De ambtenaar kan op zijn aanvraag, behalve de vrijstelling van dienst bepaald in artikel 157/3, een facultatief politiek verlof krijgen, ten belope van : 1. één of twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen, voorzitter of lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn, in een gemeente tot 10 000 inwoners; 2. één tot drie dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 50 000 inwoners; c) lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 20 000 inwoners.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE . één tot vijf dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 20 000 inwoners; 4. een kwart van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners. 5. de helft van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners. Art. 157/6. De ambtenaar is in politiek verlof van ambtswege, ten belope van : 1. twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 20 001 tot 30 000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 20 001 tot 50 000 inwoners. 2. een kwart van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners. 3. de helft van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners. 4. een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van : a) burgemeester van een gemeente met meer dan 80 000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente met meer dan 130 000 inwoners; c) lid van de bestendige deputatie van een provincieraad. Art. 157/7. De personeelsleden zijn in politiek verlof van ambtswege, ten belope van een voltijds ambt, voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : — lid van één der Wetgevende Kamers of van de federale Regering; — lid van een Gemeenschaps- of Gewestraad; — lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering; — lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie. Art. 157/8. Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging. Art. 157/9. Voor de toepassing van de artikelen 156/3, 156/5 en 156/6, wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de Nieuwe Gemeentewet. Art. 157/10. De ambtenaar die geen voltijds ambt uitoefent wordt met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden indien aan zijn politiek mandaat reeds een politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt beloopt. Art. 157/11. De ambtenaar die recht heeft op een politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan, op zijn aanvraag, halftijds of voltijds politiek verlof krijgen. De ambtenaar die recht heeft op een halftijds politiek verlof, kan op zijn aanvraag, voltijds politiek verlof krijgen. Art. 157/12. De periodes welke door facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege worden gedekt, worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Ze worden evenwel niet bezoldigd. Voor de personeelsleden die zijn aangeworven met een arbeidscontract, vormen de periodes die gedekt zijn door een facultatief politiek verlof of door een van ambtswege politiek verlof periodes van opschorting van dienst die moeten worden beschouwd als diensten die in aanmerking komen voor de weddeverhoging. Art. 157/13. Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens de welke het mandaat een einde neemt. Vanaf dat ogenblik, herkrijgt de belanghebbende zijn rechten. Wanneer hij niet in zijn betrekking werd vervangen, bezet hij die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat. Indien hij wel werd vervangen, wordt hij voor een andere betrekking aangewezen in overeenstemming met de bepalingen die voor hem van toepassing zijn inzake reaffectatie en mobiliteit. Art. 157/14. De ambtenaar mag na zijn wederopneming zijn wedde niet cumuleren met voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat en die een wederaanpassingsvergoeding betreffen. Art. 3. Slotbepalingen. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003. Art. 4. De Voorzitter van het College belast met Beroepsomscholing en Bijscholing en het Lid van het College belast met het Openbaar Ambt worden belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 3 juni 2004. Door het College : E. TOMAS, Voorzitter van het College, Belast met Onderwijs, Beroepsomscholing en Bijscholing, Leerlingenvervoer, het Samenleven van plaatselijke gemeenschappen de Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, alsook met Internationale Betrekkingen J. SIMONET, Lid van het College belast met het Openbaar Ambt A. HUTCHINSON, Lid van het College belast met Begroting
53473
53474
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
ANDERE BESLUITEN — AUTRES ARRETES FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG
SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE
[2004/12187] 5 JUNI 2004. — Koninklijk besluit houdende benoeming van raadsheren en rechters in sociale zaken. — Erratum
[2004/12187] 5 JUIN 2004. — Arrêté royal portant nomination de conseillers et de juges sociaux. — Erratum
In het Belgisch Staatsblad nr. 211 van 14 juni 2004, pagina 44317, in de Nederlandse en de Franse tekst : In artikel 1 dient te worden gelezen « de heer Vanden Boer, Joseph, te Lommel » in plaats van « de heer Van den Boer, Joseph, te Lommel ».
Au Moniteur belge n° 211 du 14 juin 2004, page 44317, dans les textes néerlandais et français : A l’article 1er il faut lire : « M. Vanden Boer, Joseph, à Lommel » à la place de « M. Van den Boer, Joseph, à Lommel ».
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
[C − 2004/09464]
[C − 2004/09464]
Rechterlijke Orde
Ordre judiciaire
Bij koninklijk besluit van 14 juni 2004, in werking tredend op 4 juli 2004, is de heer Foucart, C., griffier bij de politierechtbank te Charleroi, op zijn verzoek in ruste gesteld. Betrokkene mag zijn aanspraak op pensioen laten gelden en het is hem vergund de titel van zijn ambt eershalve te voeren.
Par arrêté royal du 14 juin 2004, entrant en vigueur le 4 juillet 2004, M. Foucart, C., greffier au tribunal de police de Charleroi, est admis à la retraite à sa demande; L’intéressé est admis à faire valoir ses droits à la pension et est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions.
Bij koninklijke besluiten van 14 juni 2004 zijn benoemd tot : — griffier bij het arbeidshof te Gent, Mevr. Noerens, L., eerstaanwezend adjunct-griffier bij dit hof. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging; — griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Charleroi, Mevr. Scottini, P., eerstaanwezend adjunct-griffier bij deze rechtbank. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging; — eerstaanwezend adjunct-griffier bij de politierechtbank te Neufchâteau, Mevr. Wauthier, M.-C., adjunct-griffier bij deze rechtbank. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2004.
Par arrêtés royaux du 14 juin 2004, sont nommées : — greffier à la cour du travail de Gand, Mme Noerens, L., greffier adjoint principal à cette cour. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment; — greffier au tribunal de première instance de Charleroi, Mme Scottini, P., greffier adjoint principal à ce tribunal. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment; — greffier adjoint principal au tribunal de police de Neufchâteau, Mme Wauthier, M.-C., greffier adjoint à ce tribunal. Le présent arrêté produit ses effets le 1er mai 2004.
Bij koninklijk besluit van 17 juni 2004 is benoemd tot griffier bij het vredegerecht van het derde kanton Leuven, Mevr. Janssens, C., eerstaanwezend adjunct-griffier bij het vredegerecht van dit kanton. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging.
Par arrêté royal du 17 juin 2004, est nommée greffier à la justice de paix du troisième canton de Louvain, Mme Janssens, C., greffier adjoint principal à la justice de paix de ce canton. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment.
Bij koninklijke besluiten van 21 juni 2004 zijn benoemd tot : — griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, Mevr. Meyvis, I., adjunct-griffier bij deze rechtbank. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging. — eerstaanwezend adjunct-griffier bij de arbeidsrechtbank te Mechelen, de heer Moortgat, E., adjunct-griffier bij deze rechtbank. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2004.
Par arrêtés royaux du 21 juin 2004, sont nommés : — greffier au tribunal de première instance d’Anvers, Mme Meyvis, I., greffier adjoint à ce tribunal. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment; — greffier adjoint principal au tribunal du travail de Malines, M. Moortgat. E., greffier adjoint à ce tribunal. Le présent arrêté produit ses effets le 1er avril 2004.
Bij koninklijk besluit van 22 juni 2004 is benoemd tot eerstaanwezend adjunct-griffier bij het vredegerecht van het tweede kanton Bergen, de heer Thibaut, P., adjunct-griffier bij het vredegerecht van dit kanton. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2004.
Par arrêté royal du 22 juin 2004, est nommé greffier adjoint principal à la justice de paix du deuxième canton de Mons, M. Thibaut, P., greffier adjoint à la justice de paix de ce canton. Le présent arrêté produit ses effets le 1er juin 2004.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53475
Bij koninklijke besluiten van 14 juni 2004 zijn benoemd tot : — secretaris bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, Mevr. Van der Auwera, M., eerstaanwezend adjunct-secretaris bij dit parket. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging, welke niet kan geschieden vóór 1 juli 2004; — eerstaanwezend adjunct-secretaris bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Luik, Mevr. Laboulle, F., adjunct-secretaris bij dit parket. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2004.
Par arrêtés royaux du 14 juin 2004, sont nommées : — secrétaire au parquet du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Turnhout, Mme Van der Auwera, M., secrétaire adjoint principal à ce parquet. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment laquelle ne peut avoir lieu avant le 1er juillet 2004; — secrétaire adjoint principal au parquet du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Liège, Mme Laboulle, F., secrétaire adjoint à ce parquet. Le présent arrêté produit ses effets le 1er mai 2004.
Bij koninklijk besluit van 21 juni 2004 is benoemd tot eerstaanwezend adjunct-secretaris bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Bergen, Mevr. Wangermez, M.-L., adjunct-secretaris bij dit parket. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2004.
Par arrêté royal du 21 juin 2004, est nommée secrétaire adjoint principal au parquet du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Mons, Mme Wangermez, M.-L., secrétaire adjoint à ce parquet. Le présent arrêté produit ses effets le 1er juin 2004.
Bij koninklijk besluit van 23 juni 2004 is vast benoemd tot secretarishoofd van dienst bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Charleroi, de heer Denruyter, W., secretaris bij dit parket, met ingang van 1 juli 2004.
Par arrêté royal du 23 juin 2004, est nommé secrétaire-chef de service à titre définitif au parquet du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Charleroi, M. Denruyter, W., secrétaire à ce parquet, à partir du 1er juillet 2004;.
Bij koninklijk besluit van 21 juni 2004 is Mevr. Ganty, M., griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Nijvel, aangewezen tot griffier-hoofd van dienst bij deze rechtbank, voor een nieuwe termijn van drie jaar met ingang van 1 mei 2004.
Par arrêté royal du 21 juin 2004, Mme Ganty, M., greffier au tribunal de première instance de Nivelles, est désignée en qualité de greffier-chef de service à ce tribunal, pour un nouveau terme de trois ans prenant cours le 1er mai 2004.
Bij ministerieel besluit van 23 juni 2004 is aan Mevr. Pirmez, V., voorlopig benoemd beambte bij de griffie van de rechtbank van koophandel te Charleroi, opdracht gegeven om tijdelijk het ambt van adjunct-griffier bij deze rechtbank te vervullen. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging.
Par arrêté ministériel du 23 juin 2004, Mme Pirmez, V., employée à titre provisoire au greffe du tribunal de commerce de Charleroi, est temporairement déléguée aux fonctions de greffier adjoint à ce tribunal.
Bij ministeriële besluiten van 25 juni 2004 : — is aan de heer Dumortier, L., beambte op arbeidsovereenkomst bij de griffie van het vredegerecht van het kanton Moeskroen-KomenWarneton, opdracht gegeven om het ambt van adjunct-griffier bij het vredegerecht van dit kanton te vervullen, van 1 juli 2004 tot en met 31 juli 2004. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging welke niet kan geschieden vóór 1 juli 2004; — is aan Mevr. Denis, M., eerstaanwezend beambte bij de griffie van het vredegerecht van het kanton Péruwelz-Leuze-en-Hainaut, opdracht gegeven om het ambt van adjunct-griffier bij het vredegerecht van dit kanton te vervullen van 1 juli 2004 tot en met 31 juli 2004. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging welke niet kan geschieden vóór 1 juli 2004; — is aan Mevr. De Boever, N., eerstaanwezend opsteller bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent, opdracht gegeven om tijdelijk het ambt van adjunct-secretaris bij dit parket te vervullen. Dit besluit treedt in werking op de datum van de eedaflegging.
Par arrêtés ministériels du 25 juin 2004 : — M. Dumortier, L., employé sous contrat au greffe de la justice de paix du canton de Mouscron-Comines-Warneton, est délégué aux fonctions de greffier adjoint à la justice de paix de ce canton, du 1er juillet 2004 au 31 juillet 2004.
Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.
Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment.
Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment laquelle ne peut avoir lieu avant 1er juillet 2004; — Mme Denis, M., employée principale au greffe de la justice de paix du canton de Péruwelz-Leuze-en-Hainaut, est déléguée aux fonctions de greffier adjoint à la justice de paix de ce canton du 1er juillet 2004 au 31 juillet 2004; Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment laquelle ne peut avoir lieu avant 1er juillet 2004; — Mme De Boever, N., rédacteur principal au parquet du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Gand, est temporairement déléguée aux fonctions de secrétaire adjoint à ce parquet. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de la prestation de serment. Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section administration du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue le la Science 33, 1040 Bruxelles ), sous pli recommandé à la poste.
53476
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
[C − 2004/09461]
[C − 2004/09461]
Rechterlijke Orde
Ordre judiciaire
Bij koninklijk besluit van 24 juni 2004 is de heer Wynsdau, S., toegevoegd rechter voor het rechtsgebied van het arbeidshof te Brussel, aangewezen om zijn functie uit te oefenen in de arbeidsrechtbanken te Brussel en te Nijvel, voor een periode van drie jaar, met ingang van 28 juni 2004. Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.
Par arrêté royal du 24 juin 2004, M. Wynsdau, S., juge de complément pour le ressort de la cour du travail de Bruxelles, est désigné pour exercer ses fonctions aux tribunaux du travail de Bruxelles et de Nivelles pour une période de trois ans prenant cours le 28 juin 2004. Le recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut être soumis à la section d’administration du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
[C − 2004/09460]
[C − 2004/09460]
Notariaat
Notariat
Bij koninklijk besluit van 22 juni 2004 dat in werking treedt op de datum van de eedaflegging, welke dient te gebeuren binnen de twee maanden te rekenen vanaf heden, is de heer Lhôte, J.-L., licentiaat in de rechten, kandidaat-notaris, benoemd tot notaris in het gerechtelijk arrondissement Bergen. De standplaats wordt gevestigd te Dour. Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.
Par arrêté royal du 22 juin 2004, entrant en vigueur à la date de la prestation de serment, laquelle doit intervenir dans le deux mois à partir de ce jour, M. Lhôte, J.-L., licencié en droit, candidat-notaire, est nommé notaire dans l’arrondissement judiciaire de Mons. L’étude est fixée à Dour. Le recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut être soumis à la section d’administration du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [2003/29240] Nominations Par arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 8 juin 2004, Mme Nicole Dubigk, est nommée à la fonction d’inspecteur de langues anciennes dans l’enseignement secondaire et dans l’enseignement supérieur non universitaire de la Communauté française à la date du 1er août 2004.
Par arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 juin 2004, Mme Marie-Jeanne Lassaux et M. Jean-Albert Pieroux, sont nommés à la fonction d’inspecteur de cours généraux dans l’enseignement secondaire du degré inférieur de l’enseignement de promotion sociale de la Communauté française à la date du 1er juin 2004.
Par arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 juin 2004, MM. Robert Roba et André Rulmont, sont nommés à la fonction d’inspecteur de cours techniques et de pratique professionnelle dans l’enseignement secondaire du degré inférieur de l’enseignement de promotion sociale de la Communauté française à la date du 1er juin 2004.
53477
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2004/202069] Protection du patrimoine
CHARLEROI. — Un arrêté ministériel du 10 juin 2004 rectifie le plan cadastral joint à l’arrêté ministériel du 28 janvier 2004 inscrivant sur la liste de sauvegarde les anciens bacs à schlamm au lieu-dit « Le Martinet » à Roux et Monceau-sur-Sambre.
* MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2004/202021] Pouvoirs locaux
Par arrêté du Gouvernement wallon du 13 mai 2004, M. André-Marie Hubert est nommé bourgmestre de la commune de Gouvy, arrondissement de Bastogne, province de Luxembourg.
Par arrêté du Gouvernement wallon du 13 mai 2004, la démission présentée par M. Jean Bock de ses fonctions de bourgmestre de la commune de Gouvy, arrondissement de Bastogne, province de Luxembourg, est acceptée.
Par arrêté du Gouvernement wallon du 3 juin 2004, M. Daniel Adam est nommé bourgmestre de la commune de Comblain-au-Pont, arrondissement de Liège, province de Liège.
Par arrêté du Gouvernement wallon du 3 juin 2004, la démission présentée par M. Cyrille Tahay de ses fonctions de bourgmestre de la commune de Comblain-au-Pont, arrondissement de Liège, province de Liège, est acceptée.
Par arrêté du Gouvernement wallon du 3 juin 2004, M. Daniel Westrade est nommé bourgmestre de la ville de Péruwelz, arrondissement de Tournai, province de Hainaut.
Par arrêté du Gouvernement wallon du 3 juin 2004, la démission présentée par M. Jacques Devaux de ses fonctions de bourgmestre de la ville de Péruwelz, arrondissement de Tournai, province de Hainaut est acceptée.
Un arrêté ministériel du 14 juin 2004 approuve la décision du 23 avril 2004 par laquelle le conseil d’administration de la S.C.R.L. ″Services promotion initiatives en province de Liège″ a adopté, en son point 5, le règlement de travail.
Un arrêté ministériel du 14 juin 2004 approuve la décision du 15 décembre 2003 par laquelle l’assemblée générale extraordinaire des associés de la S.C.R.L. ″Association intercommunale pour le démergement et l’épuration des communes de la province de Liège″ modifie les articles 5, 7 et 66 des statuts de la société.
53478
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
OFFICIELE BERICHTEN — AVIS OFFICIELS COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIEEN ASSURANTIEWEZEN
COMMISSION BANCAIRE, FINANCIERE ET DES ASSURANCES
[C − 2004/03280] Toestemming voor de overdracht van rechten en verplichtingen tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen (artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen). — Bericht van overdracht van een portefeuille van hypothecaire kredieten (artikel 53 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet)
[C − 2004/03280] Autorisation de cession de droits et obligations entre établissements de crédit ou entre de tels établissements et d’autres institutions financières (article 31 de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit). — Avis de cession d’un portefeuille de crédits hypothécaires (article 53 de la loi du 4 août 1992 relative au crédit hypothécaire)
Overeenkomstig artikel 30 van de wet van 22 maart 1993 heeft de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen haar toestemming verleend voor de overname per 27 juni 2004 door de naamloze vennootschap « Record Bank », Henri Matisselaan 16, 1140 Evere, van de rechten en verplichtingen met betrekking tot de portefeuille van hypothecaire kredieten van de naamloze vennootschap « Record Finance », Henri Matisselaan 16, 1140 Evere. Ingevolge artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 is iedere overdracht tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen van rechten en verplichtingen die voortkomen uit verrichtingen van de betrokken instellingen of ondernemingen, waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig artikel 30 van voornoemde wet, aan derden tegenstelbaar zodra de toestemming van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Volgens de bepalingen van artikel 53 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, wordt de overdracht van rechten en verplichtingen betreffende de activiteit hypothecaire kredieten eveneens aan derden tegenstelbaar door deze bekendmaking. Brussel, 23 juni 2004.
Conformément à l’article 30 de la loi du 22 mars 1993, la Commission bancaire, financière et des assurances a autorisé la reprise au 27 juin 2004 par la société anonyme « Record Bank », avenue Henri Matisse 16, 1140 Evere, des droits et obligations relatifs au portefeuille de crédits hypothécaires de la société anonyme « Record Finance », avenue Henri Matisse 16, 1140 Evere. Aux termes de l’article 31 de la loi du 22 mars 1993, toute cession entre établissements de crédit ou entre de tels établissements et d’autres institutions financières des droits et obligations résultant des opérations des établissements ou entreprises concernés et autorisée conformément à l’article 30 de ladite loi, est opposable aux tiers dès la publication au Moniteur belge de l’autorisation de la Commission bancaire, financière et des assurances. Selon les dispositions de l’article 53 de la loi du 4 août 1992 relative au crédit hypothécaire, la cession des droits et obligations relatifs à la branche d’activité crédits hypothécaires est également opposable aux tiers par l’effet de la présente publication. Bruxelles, le 23 juin 2004. Le Président, E. Wymeersch.
De Voorzitter, E. Wymeersch.
* RECHTERLIJKE MACHT
POUVOIR JUDICIAIRE [C − 2004/09462]
[C − 2004/09462]
Arbeidsrechtbank te Leuven
Tribunal du travail de Louvain
Bij beschikking van 14 juni 2004 werd de heer Wets, H., door de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Leuven aangewezen, vanaf 14 juli 2004, om het ambt van plaatsvervangend rechter in sociale zaken, als werkgever, in deze rechtbank uit te oefenen tot hij de leeftijd van zeventig jaar heeft bereikt.
Par ordonnance du 14 juin 2004, M. Wets, H., a été désigné par le président du tribunal du travail de Louvain pour exercer, à partir du 14 juillet 2004, les fonctions de juge social suppléant, à titre d’employeur, à ce tribunal jusqu’à ce qu’il ait atteint l’âge de septante ans.
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
[C − 2004/09466]
[C − 2004/09466]
Rechterlijke Orde. — Vacante betrekkingen
Ordre judiciaire. — Places vacantes
— griffier bij de politierechtbank te Charleroi : 1, vanaf 4 juli 2004;
— greffier au tribunal de police de Charleroi : 1, à partir du 4 juillet 2004;
— adjunct-griffier :
— greffier adjoint :
— bij het arbeidshof te Gent : 1;
— à la cour du travail de Gand : 1;
— bij de rechtbank van eerste aanleg te :
— au tribunal de première instance de :
— Antwerpen : 1;
— Anvers : 1;
— Charleroi : 1;
— Charleroi : 1;
— bij het vredegerecht van het derde kanton Leuven : 1; — opsteller bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te :
— à la justice de paix du troisième canton de Louvain : 1; — rédacteur au greffe du tribunal de première instance de :
— Nijvel : 1;
— Nivelles : 1;
— Doornik : 1, vanaf 1 september 2004;
— Tournai : 1, à partir du 1er septembre 2004;
53479
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE — beambte bij de griffie : — van de rechtbank van eerste aanleg te Bergen : 1; — van het vredegerecht van het kanton : — Brussel III : 1 (*); — Wetteren-Zele : 1; — beambte bij het parket : — van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te : — Antwerpen : 2; — Bergen : 1; — van de arbeidsauditeur te Brugge : 1; — administratief agent bij het parket van de arbeidsauditeur te Brussel 1 (**). De kandidaturen voor een benoeming in de Rechterlijke Orde moeten bij een ter post aangetekend schrijven aan Mevr. de Minister van Justitie, Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, Dienst Personeelszaken, 3/P/R.O. II., Waterloolaan 115, 1000 Brussel, worden gericht binnen een termijn van één maand na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad (artikel 287 van het Gerechtelijk Wetboek). De kandidaten dienen een afschrift bij te voegen van het bewijs dat zij geslaagd zijn voor het examen voor de griffies en parketten van hoven en rechtbanken, ingericht door de Minister van Justitie, en dit voor het ambt waarvoor zij kandidaat zijn. De kennis van het Nederlands en van het Frans is vereist van de kandidaten voor de vacante plaatsen in de griffie van de gerechten die aangeduid zijn met een sterretje (*), overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 53 en 54bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken. (**) De geslaagden voor een wervingsexamen voor de graden van telefoniste of bode behouden hun aanspraken op benoeming in de graad van administratief agent (artikel 24 van het koninklijk besluit van 19 maart 1996).
— employé au greffe : — du tribunal de première instance de Mons : 1; — de la justice de paix du canton de : — Bruxelles III : 1 (*); — Wetteren-Zele : 1; — employé au parquet : — du procureur du Roi près le tribunal de première instance de : — Anvers : 2; — Mons : 1; — de l’auditeur du travail de Bruges : 1; — agent administratif au parquet de l’auditeur du travail de Bruxelles : 1 (**). Les candidatures à une nomination dans l’Ordre judiciaire doivent être adressées par lettre recommandée à la poste à Mme la Ministre de la Justice, Direction générale de l’Organisation judiciaire, Service du Personnel, 3/P/O.J. II., boulevard de Waterloo 115, 1000 Bruxelles, dans un délai d’un mois à partir de la publication de la vacance au Moniteur belge (article 287 du Code judiciaire). Les candidats sont priés de joindre une copie de l’attestation de réussite de l’examen organisé par la Ministre de la Justice, pour les greffes et les parquets des cours et tribunaux et ce pour l’emploi qu’ils postulent. La connaissance de la langue franc¸ aise et de la langue néerlandaise est exigée des candidats aux emplois vacants dans le greffe des juridictions marquées d’un astérisque (*), conformément aux dispositions des articles 53 et 54bis de la loi du 15 juin 1935 sur l’emploi des langues en matière judiciaire. (**) Les lauréats d’un examen de recrutement pour le grade de téléphoniste ou de messager conservent leurs titres à la nomination au grade d’agent administratif (article 24 de l’arrêté royal du 19 mars 1996).
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE
[C − 2004/09465] Rechterlijke Orde. — Vacante betrekkingen. — Erratum
[C − 2004/09465] Ordre judiciaire. — Places vacantes. — Erratum
In het Belgisch Staatsblad van 24 juni 2004, bladzijde 52026, regel 39, Franstalige tekst, lezen : « secrétaire en chef » i.p.v. « secrétaire ».
Au Moniteur belge du 24 juin 2004, page 52026, ligne 39, texte franc¸ ais, lire « secrétaire en chef » au lieu de « secrétaire ».
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP [C − 2004/35950] Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest Milieubeleidsovereenkomst betreffende de invoering van een milieuzorgsysteem in het kader van bodemsaneringswerken Gelet op het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten; Gelet op de bekendmaking van het ontwerp van de milieubeleidsovereenkomst betreffende de invoering van een milieuzorgsysteem in het kader van bodemsaneringswerken in het Belgisch Staatsblad van 13 januari 2004; Gelet op het feit dat het ontwerp van de milieubeleidsovereenkomst overeenkomstig artikel 6, § 1 van voormeld decreet bij de OVAM ter inzage lag gedurende een termijn van 30 dagen na de publicatie van de samenvatting in het Belgisch Staatsblad; dat gedurende deze termijn geen schriftelijke bezwaren en/of opmerkingen ter kennis van de OVAM werden gebracht; Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen op 21 januari 2004; Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen op 22 januari 2004; Gelet op de mededeling aan de voorzitter van het Vlaams Parlement van het ontwerp van de milieubeleidsovereenkomst en de adviezen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen op 25 maart 2004;
53480
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Gelet op het feit dat het Vlaams Parlement zich niet verzet heeft tegen de sluiting van de milieubeleidsovereenkomst; Overwegende dat de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest reeds enige tijd de naleving van het Achillespreventiesysteem’ oplegt in de conformverklaring van een bodemsaneringsproject; Overwegende dat dit preventiesysteem maatregelen bevat die moeten nageleefd worden in het kader van de uitvoering van bodemsaneringswerken; Overwegende dat de invoering en de naleving van een preventiesysteem er moet voor zorgen dat de uitvoering van de bodemsaneringswerken kan geschieden in de meest optimale omstandigheden met het oog op de bescherming van de mens en het milieu, de veiligheid de gezondheid en hygiëne; Overwegende dat het preventiesysteem in het kader van de uitvoering van bodemsaneringswerken één van de voorwaarden is waaronder de bodemsaneringswerken kunnen plaatsvinden; dat daardoor onder meer de bescherming van mens en milieu gewaarborgd wordt; Overwegende dat dit preventiesysteem voor de saneringsplichtigen de garantie biedt dat de sanering wordt uitgevoerd met de grootst mogelijke zorg; Overwegende dat dit preventiesysteem in generlei mate afbreuk doet aan om het even welke van toepassing zijnde regelgeving; Overwegende dat de Ondernemers Vereniging Bodemsaneerders (OVB) nog verdergaande maatregelen wenst te implementeren bij de uitvoering van bodemsaneringswerken; Overwegende dat de OVB het preventiesysteem wenst uit te breiden tot een volwaardig zorgsysteem; dat de OVB daaromtrent bepaalde afspraken wenst te maken met het Vlaamse Gewest; Overwegende dat één of meerdere organisaties van ondernemingen die de belangen van bodemsaneerders verdedigen, kunnen toetreden tot onderhavige milieubeleidsovereenkomst. komen de hiernavolgende partijen : 1° het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, en de heer Jef Tavernier, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, hierna genoemd ’het Vlaamse Gewest’, 2° Ondernemers Vereniging Bodemsaneerders vzw, gevestigd Theodoor Van Rijswijckplaats 7, bus 2, Antwerpen, vertegenwoordigd door Fred Haghebaert, Voorzitter en Siegfried D’Haene, Ondervoorzitter. hierna genoemd ″OVB″, hierna gezamenlijk aangeduid als ’de Partijen’, overeen wat volgt : HOOFDSTUK I. — Definities Artikel 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder : 1° Achilleszorgsysteem : het door OVAM opgesteld preventiesysteem voor on-site bodemsaneringswerken omvattende de aspecten veiligheid, gezondheid en milieu - ook gekend als het Achillespreventiesysteem - dat aangevuld werd met een aantal bepalingen teneinde het om te vormen tot een certificeerbaar zorgsysteem. 2° ACRED : het Belgisch Accreditatiesysteem conform de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen alsmede van beproevingslaboratoria of door een gelijkwaardige accreditatieinstelling opgericht binnen de Europese Economische Ruimte. 3° Audit : een systematisch,onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van auditbewijsmateriaal en het objectief beoordelen daarvan om vast te stellen in welke mate aan de auditcriteria is voldaan. 4° Auditrapport : een volledige, nauwkeurige, bondige en duidelijke weerslag van de audit, opgesteld door een geaccrediteerde instelling die audits uitvoert in het kader van het Achilleszorgsysteem. 5° Begeleidingscomité : beheerder van het Achilleszorgsysteem. 6° Bodemsaneerder : een rechtspersoon belast met het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van bodemsaneringswerken. 7° Bodemsaneringsdecreet : decreet van het Vlaams Parlement van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 8° Bodemsaneringswerk : werk dat uitgevoerd wordt in het kader van een door de OVAM conform verklaard bodemsaneringsproject tot op het ogenblik van de aflevering door de OVAM van een eindverklaring waarin de resultaten van de bodemsanering opgenomen zijn. 9° Certificatie-instelling : een door het ACRED geaccrediteerde instelling die audits uitvoert om na te gaan of de bodemsaneerder de bepalingen van het Achilleszorgsysteem naleeft 10° Inspectie : proces aan de hand waarvan de inspectie-instelling nagaat of de bodemsaneerder het Achillespreventiesysteem naleeft. 11° Inspectie-instelling : een door het ACRED geaccrediteerde instelling die inspecties uitvoert om na te gaan of de bepalingen van het Achillespreventiesysteem worden nageleefd. 12° Inspectierapport : een volledige, nauwkeurige, bondige en duidelijke weerslag van de inspectie, opgesteld door een geaccrediteerde inspectie-instelling die inspecties uitvoert in het kader van het Achillespreventiesysteem. 13° Leden : rechtspersonen die lid zijn van een organisatie van ondernemingen die deze milieubeleidsovereenkomst ondertekenen. 14° Minimumcriteria : door het begeleidingscomité vastgestelde criteria waaraan minstens dient voldaan te worden om de hinder voor mens en milieu, gezondheid en hygiëne en de veiligheid op aanvaardbare wijze te beheersen. 15° Minimumprocent : minimumscore uitgedrukt in procent.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE 16° Minimumscore : door het begeleidingscomité vooropgestelde score waaraan de leden na de audit minimaal moeten voldoen met het oog op het bereiken en het handhaven van het gewenste kwaliteitsniveau in het kader van het Achilleszorgsysteem. 17° OVAM : Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest. 18° Vlarebo : besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering, zoals herhaaldelijk gewijzigd. HOOFDSTUK II. — Voorwerp Art. 2. De OVAM legt de naleving van het Achillespreventiesysteem op bij elke conformverklaring van een bodemsaneringsproject. De leden wensen nog verdergaande maatregelen te implementeren bij de uitvoering van de bodemsaneringswerken. Vanuit dat oogpunt wensen zij het preventiesysteem uit te breiden tot een zorgsysteem. Deze overeenkomst heeft tot voorwerp om de noodzakelijke regels te bepalen voor de uitwerking en de verderzetting van een dergelijk zorgsysteem. Tevens worden de doelstellingen bepaald waartoe de naleving van het Achilleszorgsysteem aanleiding moet geven. Daarnaast worden de regels vastgelegd met betrekking tot het toezicht op de naleving van het Achilleszorgsysteem door de leden; zowel wat betreft de wijze waarop het toezicht zal worden uitgeoefend als wat betreft de bepaling van de voorwaarden waaraan de instellingen moeten voldoen die dergelijke controles zullen uitoefenen. Tevens wordt bepaald hoe de regels zullen vastgelegd worden die gelden bij de audit van de activiteiten van de leden. Eveneens worden de voorwaarden bepaald waaraan de certificatie-instellingen moeten voldoen. Tot slot worden ook de sancties bepaald die gelden in geval een lid een certificaat niet behaalt of behaalt maar naderhand niet langer voldoet aan de minimumcriteria of niet langer voldoet aan de minimumscores of minimumprocenten. Art. 3. De Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat wijzigingen kunnen aangebracht worden aan het Achilleszorgsysteem. Deze wijzigingen noodzaken niet tot een wijziging van voorliggende overeenkomst. De wijzigingen die aan het Achilleszorgsysteem aangebracht worden tijdens de looptijd van voorliggende milieubeleidsovereenkomst zijn van toepassing vanaf het eerstvolgende bodemsaneringproject dat ingediend wordt na de wijziging van het Achilleszorgsysteem. HOOFDSTUK III. — Doelstellingen Art. 4. Deze overeenkomst heeft tot doel, via de naleving van het Achilleszorgsysteem, de kwaliteit van de uitvoering van de bodemsaneringswerken te garanderen en continu te verbeteren. Op die wijze kan de hinder voor mens en milieu, veiligheid, gezondheid en hygiëne maximaal worden beheerst. In de eerste plaats moet dit zorgsysteem ertoe leiden dat de leden de door het begeleidingscomité opgelegde minimumcriteria halen, evenals aan de minimumscores en minimumprocenten voldoen. De certificatie-instellingen zullen in het kader van de uitvoering van hun evaluaties, ten aanzien van de doorgelichte leden, opmerkingen en tekortkomingen formuleren met betrekking tot de door hen uitgevoerde audit. De leden zullen op basis van deze opmerkingen de implementatie van het zorgsysteem aanpassen teneinde de scores te verbeteren. De naleving van deze doelstellingen moet ertoe leiden dat de bodemsaneringswerken worden uitgevoerd in de meest optimale omstandigheden op het vlak van het milieu in het algemeen. Tevens moet de naleving de kwaliteit van de uitgevoerde bodemsaneringswerken en de veiligheid gedurende de bodemsaneringswerken garanderen. Art. 5. De leden verbinden zich ertoe jaarlijks de door het begeleidingscomité vastgelegde scores te behalen bij de evaluaties en dit voor alle verschillende groepen bodemsaneringstechnieken waarvoor ze een certificaat ontvangen hebben. Alleen hierdoor kan binnen de gehele sector de kwaliteit van de bodemsaneringswerken gegarandeerd en continu verbeterd worden. Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst zal het certificaat pas worden afgeleverd indien voor alle onderdelen van het Achilleszorgsysteem een minimumprocent van 65 behaald wordt. Eén jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst moeten de leden voor alle onderdelen van het Achilleszorgsysteem een minimumprocent van 70 halen. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst moeten de leden voor wat betreft de regels van goed vakmanschap een minimumprocent halen dat hoger is dan 80. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst moet een minimumprocent behaald worden van meer dan 80 voor de risico-analyse en de projectfiches, het correct invullen ervan en het opvolgen van de actiepunten. Vanaf het vierde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal de nadruk gelegd worden op het implementeren van het zorgsysteem zelf, zijnde het gebruik van de procedures zowel op het terrein als in het hoofdkantoor. Het minimumprocent moet hoger zijn dan 80. Het begeleidingscomité kan per onderdeel van het Achilleszorgsysteem hogere minimumscores vastleggen. De leden moeten cumulatief voldoen aan de doelstellingen.
53481
53482
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK IV. — Certificatie Afdeling 1. — Algemeen Art. 6. Het Achilleszorgsysteem is opgezet als een klassiek zorgsysteem. De leden moeten hun beheerssysteem laten evalueren door een certificatie-instelling om na te gaan of ze voldoen aan de voorwaarden van het Achilleszorgsysteem. Leden waarvan het beheerssysteem in overeenstemming is met de voorwaarden van het Achilleszorgsysteem ontvangen een certificaat. Art. 7. Een certificaat wordt toegekend voor een bepaalde groep van bodemsaneringstechnieken. Wenst een lid aldus bodemsaneringswerken uit te voeren die de uitvoering impliceren van bodemsaneringstechnieken die behoren tot verschillende groepen bodemsaneringstechnieken dan zal het daartoe over verschillende certificaten moeten beschikken. Indien het lid voldoet aan de door het begeleidingscomité gestelde minimumscores, minimumprocenten en minimumcriteria zal het een certificaat ontvangen dat een geldigheidsduur heeft van drie jaar, onverminderd hetgeen bepaald wordt in hoofdstuk 15. Afdeling 2. — Indienen aanvraag Art. 8. Binnen de 12 maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst moeten de leden een aanvraag indienen tot certificatie bij een certificatie-instelling. De aanvraag omvat alle groepen van bodemsaneringstechnieken die de bodemsaneerder toepast op het moment van de aanvraag. Nieuwe leden moeten een aanvraag tot certificatie indienen bij een certificatie-instelling binnen een termijn van 12 maanden nadat ze lid geworden zijn. De leden die behoren tot een organisatie van ondernemingen die de milieubeleidsovereenkomst ondertekent na de inwerkingtreding ervan, moeten een aanvraag tot certificatie indienen binnen een termijn van 12 maanden na de toetreding van de organisatie van ondernemingen tot de milieubeleidsovereenkomst. Indien de bodemsaneerder een nieuwe groep van bodemsaneringstechnieken voor het eerst toepast, of na sanctionering met opheffing van het certificaat voor een bestaande groep van bodemsaneringstechnieken, dient hij zijn aanvraag voor certificatie in te dienen voor de start van de bodemsaneringswerken binnen die groep van bodemsaneringstechnieken. HOOFDSTUK V. — Certificatie-instellingen Afdeling 1. — Algemeen Art. 9. De certificatie-instellingen die de audits zullen uitvoeren moeten voldoen aan een aantal voorwaarden. Tevens moeten er ook een aantal voorwaarden bepaald worden voor het certificatiecomité binnen de geaccrediteerde certificatie-instelling dat de certificatie toekent. Hetzelfde geldt voor de auditors die werkzaam zijn voor deze certificatie-instelling. Art. 10. De certificatie-instellingen die de audits uitvoeren, moeten beschikken over een accreditatie die is afgegeven volgens de regels opgesteld door ACRED. Afdeling 2. — Kwalificatie-eisen van het certificatiecomité Art. 11. Binnen de certificatie-instelling bestaat een certificatiecomité dat beslist over de certificatie van een lid. De leden van het certificatiecomité hebben gezamelijk minimaal de volgende kwalificaties : — een universitaire opleiding in de richting milieuwetenschappen of een andere universitaire opleiding in combinatie met vergelijkbare ervaring; — kennis van het Achilleszorgsysteem; — kennis van de Vlaamse wetgeving omtrent bodemsanering; — kennis van de Vlaamse wetgeving omtrent milieu- en bouwvergunningen; — kennis van de wetgeving omtrent tijdelijke en mobiele werkplaatsen; — kennis van de wetgeving omtrent gezondheid en veiligheid op de werkplaatsen; — minimaal 1 jaar beroepservaring hebben die relevant is voor het opstellen van bodemsaneringsprojecten en het begeleiden van bodemsaneringswerken; — voldoen aan de kwalificaties inzake auditortraining en auditervaring voor hoofdauditor voor milieuzorgsystemen zoals beschreven in de norm ISO 19011 of 10 mandagen auditervaring hebben als auditor voor de certificatie van het Achilleszorgsysteem. Afdeling 3. — Kwalificatie-eisen auditors Art. 12. De certificatie-instellingen zetten auditors in voor het uitvoeren van de evaluaties. Deze auditors moeten voldoen aan de volgende eisen : — een opleiding A1 in de richting milieutoepassingen of een gelijkwaardige opleiding in combinatie met vergelijkbare ervaring; — kennis van het Achilleszorgsysteem; — kennis van de Vlaamse wetgeving omtrent bodemsanering; — kennis van de Vlaamse wetgeving omtrent milieu- en bouwvergunningen; — kennis van de wetgeving omtrent tijdelijke en mobiele werkplaatsen; — kennis van de wetgeving omtrent gezondheid en veiligheid op de werkplaatsen; — minimaal 5 jaar beroepservaring hebben die relevant is voor het begeleiden van bodemsaneringswerken; — 30 uur auditortraining en 10 mandagen auditervaring als «auditor in opleiding» hebben voor het uitvoeren van audits mbt het Achilleszorgsysteem of voldoen aan de kwalificaties inzake auditortraining en auditervaring als auditor voor milieuzorgsystemen zoals beschreven in de norm ISO 19011. Deze laatste kwalificatie-eis geldt enkel tijdens een periode van twee jaar na de inwerkingtreding van deze milieubeleidsovereenkomst.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK VI. — Uitvoering van de audit Afdeling 1. — Algemeen Art. 13. Aangezien het hier een certificatie van een bodemsaneerder met verschillende werven betreft, zal de audit zich toespitsen op : — een evaluatie van het potentieel om bodems te saneren en het garanderen van de beheersprocedures op het hoofdkantoor en op de werven; — een evaluatie van de implementatie van het Achilleszorgsysteem op de werven met bijzondere aandacht voor de implementatie van de beheerssystemen, de implementatie van de regels van goed vakmanschap, de projectfiches en de risicoanalyse; — een evaluatie van de te nemen maatregelen om de score met betrekking tot de toepassing van het zorgsysteem in de toekomst te verbeteren. Afdeling 2. — Certificatie-audit Art. 14. De bodemsaneerder stelt een geactualiseerde lijst op van alle bodemsaneringswerken die in uitvoering zijn alsmede deze die binnen het voorgaande jaar gegund werden, inclusief alle relevante informatie. De in uitvoering zijnde bodemsaneringswerken komen in aanmerking mits het bodemsaneringsproject na 15 september 2002 conform werd verklaard. De leden maken op eenvoudig verzoek aan de certificatie-instelling of aan de OVAM een kopie over van deze lijst van bodemsaneringswerken, inclusief alle relevante informatie. Uit deze bodemsaneringswerken zal de certificatie-instelling werven selecteren met het oog op het uitvoeren van de audit. De evaluaties worden gespreid over het gehele jaar. Tijdens een certificatie-audit wordt per groep van bodemsaneringstechnieken eerst een bezoek gebracht aan de hoofdzetel en dan aan minstens 10 % van de bodemsaneringswerken die de vorige 12 maanden in uitvoering waren, gegund werden of opgestart werden, waarin het lid optreedt als bodemsaneerder, met een minimum van drie. Indien er minder dan drie bodemsaneringswerken per groep van bodemsaneringstechnieken in uitvoering zijn, dan wordt elk volgend bodemsaneringswerk in die groep van bodemsaneringstechnieken automatisch geëvalueerd. Afdeling 3. — Jaarlijkse audits Art. 15. Er worden jaarlijkse audits voorzien. De bodemsaneerder houdt een geactualiseerde lijst bij van alle bodemsaneringswerken die in uitvoering zijn alsmede deze die het voorgaande jaar gegund werden, inclusief alle relevante informatie. De in uitvoering zijnde bodemsaneringswerken komen in aanmerking mits het bodemsaneringsproject na 15 september 2002 conform werd verklaard. De leden maken op eenvoudig verzoek aan de certificatie-instelling of aan de OVAM een kopie over van deze lijst van bodemsaneringswerken, inclusief alle relevante informatie. Uit deze lijst van bodemsaneringswerken zullen een aantal bodemsaneringswerken geselecteerd worden door de certificatie-instelling met het oog op het uitvoeren van een audit. De evaluaties worden gespreid over het gehele jaar. Per lopend certificaat wordt het hoofdkantoor eerst geëvalueerd. Per jaar worden in totaal 10 % van bodemsaneringswerken bezocht die de vorige 12 maanden in uitvoering waren, gegund werden of opgestart werden en dit per groep van bodemsaneringstechnieken, waarin het lid optreedt als bodemsaneerder, met een minimum van één. Afdeling 4. — Verlenging van het certificaat Art. 16. Na drie jaar wordt de verlenging van het certificaat doorgevoerd. In geval van verlenging van het certificaat of indien de bodemsaneerder beslist een nieuwe certificatie-instelling te contacteren, wordt de evaluatie uitgevoerd conform het schema van de certificatie-audit, met dien verstande dat de antecedenten van de bodemsaneerder (scores,...) meegenomen worden in de evaluatie. De aanvraag voor de verlenging gebeurt voor het verstrijken van de termijn van het bestaande certificaat. Afdeling 5. — Tijdsbesteding Art. 17. De certificatie-instellingen zullen de volgende richtlijn hanteren voor hun tijdsbesteding : — beoordeling van de implementatie van het Achilleszorgsysteem voor wat betreft de certificatie : 4 uur voor een bezoek aan het hoofdkantoor en 2 uur per werf; — beoordeling van de implementatie van het Achilleszorgsysteem voor wat betreft de jaarlijkse audits alsook de evaluatie van de verlenging van het certificaat : 4 uur voor een bezoek aan het hoofdkantoor en 2 uur per werf; — voorbereiding : per evaluatie 1 uur, voor het hoofdkantoor 2 uur; — verslaggeving : per evaluatie 2 uur, voor het hoofdkantoor 4 uur; — verslaggeving naar het begeleidingscomité : 8 uur per jaar. De vermelde tijden zijn exclusief de benodigde reistijd. De prestaties worden omstandig bijgehouden en bij facturatie voorgelegd. HOOFDSTUK VII. — Beslissing over de verlening en het behoud van het certificaat Afdeling 1. — Scores van de evaluatie Art. 18. De evaluatie gebeurt op basis van vragen waaraan scores toegekend worden. De vragen, evenals de daarbijhorende scores worden opgesteld door het begeleidingscomité. Het begeleidingscomité bepaalt tevens de minimumscores die per onderdeel moeten gehaald worden bij elke evaluatie. Tevens bepaalt het begeleidingscomité een aantal minimumcriteria die hoe dan ook ten allen tijde moeten worden nageleefd.
53483
53484
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Afdeling 2. — Beslissing Art. 19. De certificatie-instelling beoordeelt op basis van het auditrapport over het toekennen, handhaven, schorsen of opheffen van de certificatie. Op het certificaat wordt de geldigheidsdatum van het certificaat vermeld. Tevens wordt de norm, de naam van de certificatie-instelling, evenals de naam en het adres van het lid vermeld. Op het certificaat wordt tevens vermeld voor welke groep van bodemsaneringstechnieken men gecertificeerd is. Indien er geen certificaat kan worden afgeleverd, worden de redenen daarvan meegedeeld aan het lid en aan de OVAM. Afdeling 3. — Archiveren van de documenten Art. 20. De documenten worden door de certificatie-instellingen bewaard voor een periode van minstens 5 jaar. HOOFDSTUK VIII. — Rapportering Art. 21. Het begeleidingscomité dat het zorgsysteem beheert, zal jaarlijks voor 1 april een rapport ontvangen vanwege de certificatie-instellingen omtrent ondermeer : — de gecertificeerde leden; — het aantal certificaten die in het kalenderjaar zijn toegekend, gehandhaafd, geschorst of opgeheven; — de leden die een aanvraag hebben ingediend en die nog geen certificatie hebben verkregen; — een verantwoording van de af te leggen aantallen bezoeken per certificaat; — het aantal onder certificaat uitgevoerde bodemsaneringswerken; — de resultaten van de audits. In dit kader worden de auditrapporten geanonimiseerd en overgemaakt. Het begeleidingscomité dat het zorgsysteem beheert, zal jaarlijks voor 1 april een rapport ontvangen vanwege de OVAM omtrent : — het aantal uitgevoerde inspecties in het kader van het Achillespreventiesysteem alsook de algemene resultaten van de inspectierapporten. Het begeleidingscomité dat het zorgsysteem beheert, zal jaarlijks voor 1 april een rapport ontvangen vanwege de organisaties die de belangen van de bodemsaneerders verdedigen omtrent : — de initiatieven inzake het informeren en sensibiliseren van de leden; — de verzorgde opleidingen en kennisverspreiding m.b.t. de inhoud van de milieubeleidsovereenkomst en het daaraan gekoppelde Achilleszorgsysteem; de adviesverlening inzake de praktische implementatie van het Achilleszorgsysteem. HOOFDSTUK IX. — Verbintenis van het Vlaamse Gewest Art. 22. De OVAM zal, namens het Vlaamse Gewest, in elke conformverklaring van een bodemsaneringsproject opnemen dat de bodemsaneringswerken minstens moeten uitgevoerd worden in overeenstemming met de regels zoals opgenomen in het meest recente Achillespreventiesysteem. De OVAM zal tevens vermelden dat dit impliceert dat de opdrachtgever zijn werf moet laten inspecteren door een door het ACRED geaccrediteerde inspectie-instelling om na te gaan of de bodemsaneerder het Achillespreventiesysteem naleeft, tenzij de bodemsaneerder verbonden is door de milieubeleidsovereenkomst met betrekking tot het Achilleszorgsysteem. Tevens zal de aandacht erop gevestigd worden dat het niet naleven van het Achillespreventiesysteem zal leiden tot het sanctioneren conform het Achilles preventiesysteem. De OVAM zal nauwgezet toezien op het voorhanden zijn van het certificaat of het inspectierapport in hoofde van de bodemsaneerders. Art. 23. Het Vlaamse Gewest verbindt er zich toe te voorzien in het noodzakelijke reglementair kader indien tijdens de duur van de milieubeleidsovereenkomst blijkt dat daartoe een noodzaak bestaat. Art. 24. Na wijziging van het Achillespreventiesysteem zal de OVAM onverwijld aan de organisaties van ondernemingen die deze milieubeleidsovereenkomst ondertekend hebben, het gewijzigd Achillespreventiesysteem overmaken. Dit gewijzigd Achillespreventiesysteem zal een gecoördineerde tekst zijn waarin alle wijzigingen verwerkt zijn. Op basis daarvan zal de OVAM erop toezien dat de minimumcriteria en de minimumscores van het Achillespreventiesysteem en het Achilleszorgsysteem worden aangepast en onderling met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Het Vlaamse Gewest verbindt er zich toe de meest recente versie van het Achillespreventiesysteem op te nemen op de website van de OVAM (www.ovam.be). Tevens zal daar duidelijk worden aangegeven wat de datum is van de laatst beschikbare versie. HOOFDSTUK X. — Verbintenis van de toegetreden organisaties van ondernemingen Art. 25. De leden passen het Achilleszorgsysteem steeds toe in het kader van de door hen uitgevoerde bodemsaneringswerken. De organisaties van ondernemingen verbinden zich ertoe de leden te informeren omtrent het bestaan van het Achilleszorgsysteem en hen te sensibiliseren om deze milieubeleidsovereenkomst strikt na te leven. De organisaties van ondernemingen zullen tevens voor de leden de vereiste opleidingen verzorgen met het oog op een maximale kennisverspreiding van de inhoud van de milieubeleidsovereenkomst en het daaraan gekoppelde Achilleszorgsysteem. De organisaties van ondernemingen zullen tevens de leden adviseren omtrent elke moeilijkheid die zij ondervinden bij de toepassing van het Achilleszorgsysteem in de praktijk. De organisaties van ondernemingen verbinden er zich toe aan alle leden een exemplaar van het Achilleszorgsysteem te bezorgen. Tevens bezorgen ze spontaan aan alle leden de laatst gecoördineerde versie wanneer er aanpassingen werden in aangebracht.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE HOOFDSTUK XI. — Begeleidingscomité Art. 26. Er wordt een begeleidingscomité opgericht waarin de Partijen vertegenwoordigd zijn. Elk der partijen vaardigt twee leden af. Het voorzitterschap wordt waargenomen door de OVAM namens het Vlaams Gewest. Art. 27. Dit begeleidingscomité heeft tot taak om zich, op voorstel van het Vlaams Gewest, te buigen over alle aangelegenheden die verband houden met het bestaan en de uitvoering van de milieubeleidsovereenkomst : Zo laat zij zich onder meer in met het formuleren van voorstellen met het oog op het aanpassen van het Achilleszorgsysteem; het periodiek nagaan van de moeilijkheden die ervaren worden in de uitvoering van de milieubeleidsovereenkomst; het beoordelen van nieuwe saneringstechnieken en de invloed daarvan op het Achilleszorgsysteem; het beoordelen van de noodzaak tot invoering van een parallel reglementair kader; het bepalen van de minimumscores en de minimumcriteria. Het begeleidingscomité bepaalt ook de verschillende groepen bodemsaneringstechnieken die bestaan en die relevant zijn vanuit het oogmerk van de accreditatie. Het begeleidingscomité is tevens belast met de verzameling en de evaluatie van de resultaten van de verschillende audits die gebeurden bij de verschillende leden door de geaccrediteerde certificatie-instellingen. Deze gegevens worden door de certificatie-instelling verstrekt zonder de naam van het lid hierbij herkenbaar te maken. Op basis daarvan zullen nieuwe maatregelen worden doorgevoerd om de werking van het zorgsysteem te verbeteren. Deze maatregelen kunnen zowel bestaan uit het aanpassen van elementen uit het Achilleszorgsysteem, als uit het aanpassen van de vragen en de scores alsook de minimumscores voor de audit en het aanpassen van de minimumcriteria voor toekenning en behoud van een certificaat. Het begeleidingscomité kan nadere eisen vastleggen m.b.t. de kwalificaties van het certificatie-comité en de auditors. Het begeleidingscomité kan met betrekking tot de tijdsbesteding en het aantal bezoeken bijkomende richtlijnen vaststellen. Art. 28. Indien er zich een geschil voordoet dan zullen de Partijen trachten dit minnelijk op te lossen binnen de schoot van het begeleidingscomité. Dit begeleidingscomité vergadert 2 maal per kalenderjaar. Zij vergadert daarenboven eveneens wanneer één der partijen daartoe verzoekt. Dit begeleidingscomité zal een huishoudelijk reglement opmaken dat ter kennisname wordt voorgelegd aan de Vlaamse minister bevoegd voor het Leefmilieu. HOOFDSTUK XII. — Duur en opzegging Art. 29. Deze overeenkomst wordt gesloten voor de duur van 5 jaar en treedt in werking op datum van publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. De Partijen kunnen deze overeenkomst opzeggen mits inachtname van een opzeggingstermijn van zes maanden. De kennisgeving van de opzegging gebeurt, op straffe van nietigheid, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij bij deurwaardersexploot. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving. HOOFDSTUK XIII. — Wijzigingen Art. 30. Tijdens de looptijd van de overeenkomst kunnen de partijen aan deze overeenkomst wijzigingen aanbrengen en dit volgens de daartoe voorziene procedure in het Decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten. De wijzigingen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en zijn verbindend voor de Partijen. HOOFDSTUK XIV. — Bevoegdheidsbeding Art. 31. Elk geschil dat ontstaat in het kader van deze overeenkomst of ermee verband houdt en waarvoor geen oplossing kan gevonden worden binnen de schoot van het begeleidingscomité wordt voorgelegd aan de rechtbank van en te Brussel. HOOFDSTUK XV. — Sancties Art. 32. Indien de certificatie-instelling naar aanleiding van een audit, uitgevoerd met het oog op het verkrijgen van een certificaat, vaststelt dat het lid niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een certificaat (met name niet voldoet aan de minimumcriteria, minimumscores of minimumprocenten), dan kan het lid alleen de bodemsaneringswerken die in uitvoering zijn, verder zetten onder toepassing van het Achillespreventiesysteem voor zover het lid via een inspectierapport aantoont dat hij voldoet aan de voorwaarden van het Achillespreventiesysteem. Art. 33. Indien de certificatie-instelling tijdens de geldingsduur van een certificaat vaststelt dat het lid niet voldoet aan een minimumcriterium, geeft het per aangetekend schrijven een waarschuwing aan het betrokken lid. Indien dit slaat op de activiteiten op het hoofdkantoor, dient het lid binnen een termijn van één maand na de dag van ontvangst van de waarschuwing via een audit aan te tonen dat het voldoet aan de minimumcriteria. Indien uit deze laatste audit blijkt dat het lid niet voldoet aan de minimumcriteria, worden alle certificaten onmiddellijk opgeheven. Alle werven dienen onmiddellijk te worden stilgelegd. Gedurende een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de dag na ontvangst van de beslissing tot opheffing van zijn certificaat, kan het lid geen nieuwe bodemsaneringswerken opstarten. Indien dit slaat op de activiteiten op de werf geldt het volgende : Het lid kan de in uitvoering zijnde bodemsaneringswerken in het kader waarvan werd vastgesteld dat het niet langer voldoet aan een minimumcriterium, slechts verderzetten op voorwaarde dat het binnen de maand na de dag van ontvangst van de waarschuwing via een evaluatie aantoont dat het voldoet aan de minimumcriteria. Voor al de andere in uitvoering zijnde bodemsaneringswerken moet het lid, binnen de drie maand na de dag van ontvangst van de waarschuwing van de certificatie-instelling, per werf via een evaluatie aantonen dat voldaan wordt aan alle minimumcriteria wil het deze werven verderzetten. De werven waarvan het lid na drie maanden na de dag van ontvangst van de waarschuwing niet kan aantonen dat hij voldoet aan deze minimumcriteria moeten onmiddellijk worden stilgelegd.
53485
53486
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Van zodra één bodemsaneringswerk dat bezocht werd, niet voldoet aan de minimumcriteria die gelden voor die groep van bodemsaneringstechnieken, worden alle certificaten waarop deze minimumcriteria betrekking hebben, onmiddellijk opgeheven. Indien het certificaat wordt opgeheven mag het lid slechts deze werven verderzetten waarvan hij na drie maanden na de dag van ontvangst van de waarschuwing via een inspectierapport kan aantonen dat hij voldoet aan de minimumcriteria onder toepassing van het Achillespreventiesysteem. Indien het lid voor alle in uitvoering zijnde bodemsaneringswerken binnen de gegeven termijn van drie maanden na de dag van ontvangst van de waarschuwing aantoont dat voldaan wordt aan de minimumcriteria, vervalt de waarschuwing en blijft het certificaat behouden. Gedurende een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de dag na ontvangst van de beslissing tot opheffing van zijn certificaat, kan het lid geen nieuwe bodemsaneringswerken opstarten. Art. 34. Indien de certificatie-instelling tijdens de duur van een certificaat vaststelt dat een lid dat voldoet aan de minimumcriteria, niet voldoet aan de minimumscores of minimumprocenten voor certificatie zal zij dit per aangetekend schrijven melden aan het lid. Indien het niet behalen van de minimumscores of minimumprocenten wordt bepaald door de activiteiten ter hoogte van het hoofdkantoor krijgt het lid drie maand tijd, na de dag na ontvangst van de mededeling door de certificatie-instelling, om de vastgestelde problemen te verhelpen en een nieuwe audit te laten uitvoeren ter hoogte van het hoofdkantoor. Indien uit deze laatste evaluatie blijkt dat het lid niet voldoet aan de minimumscores of minimumprocenten, worden alle certificaten onmiddellijk opgeheven. Indien het niet behalen van de minimumscores of minimumprocenten wordt bepaald door de activiteiten ter hoogte van de werf geldt het volgende : Het lid krijgt drie maand tijd, na de dag van ontvangst van de mededeling door de certificatie-instelling, om de vastgestelde problemen te verhelpen en een nieuwe audit te laten uitvoeren op de werf waarvan werd vastgesteld dat hij niet voldoet aan de minimumscores of minimumprocenten, om aan te tonen dat hij voor de betreffende werf voldoet aan de minimumscores en minimumprocenten. In het geval er een negatieve beslissing volgt, wordt het certificaat voor die groep van bodemsaneringstechnieken opgeheven. Tijdens een periode van zes maanden na de dag van ontvangst van de mededeling door de certificatie-instelling worden additioneel audits uitgevoerd op 10 % van de overige in uitvoering zijnde bodemsaneringswerken voor de desbetreffende groep van technieken. Heeft een lid minder dan drie werven in uitvoering dan moeten ze allemaal geaudit worden. In deze periode moet de bodemsaneerder aantonen dat al deze werven voldoen aan de minimumscores en minimumprocenten. Indien na zes maanden na de dag van ontvangst van de mededeling door de certificatie-instelling voor minstens één werf vastgesteld wordt dat niet voldaan wordt aan de minimumscores of minimumprocenten dan wordt het certificaat opgeheven voor de desbetreffende groep van bodemsaneringstechnieken. De in uitvoering zijnde bodemsaneringswerken kunnen slechts verder gezet worden nadat het lid via een inspectierapport heeft aangetoond dat hij voldoet aan de bepalingen van het Achillespreventiesysteem. Gedurende een termijn van drie maand te rekenen vanaf de dag van ontvangst van de beslissing tot opheffing van zijn certificaat voor de desbetreffende groep van bodemsaneringstechnieken, mag het lid geen nieuwe bodemsaneringswerken opstarten. Art. 35. In geval van het niet behalen of opheffen van het certificaat dient het lid alle belanghebbenden daarvan per brief op de hoogte te brengen. Het lid maakt op hetzelfde ogenblik een kopie van deze brief over aan de OVAM. Art. 36. In geval van overtreding van de voorschriften van deze milieubeleidsovereenkomst kan iedereen die erdoor verbonden is de dwanguitvoering in natura of bij equivalent vorderen van de overtreder. HOOFDSTUK XVI. — Slotbepalingen Art. 37. Deze overeenkomst wordt afgesloten op 9 juni 2004 door de vertegenwoordigers van de Partijen. Elke partij erkent haar exemplaar van deze overeenkomst alsmede van het Achilleszorgsysteem ontvangen te hebben. Voor het Vlaamse Gewest : B. SOMERS, minister-president van de Vlaamse regering J. TAVERNIER, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking Voor de OVB F. HAGHEBAERT, Voorzitter OVB : S. D’HAENE, Ondervoorzitter OVB
53487
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP [C − 2004/35836] Milieubeleidsovereenkomst betreffende de vermindering van de SO2en NOx-emissies afkomstig van installaties van elektriciteitsproducenten MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Algemene toelichting Historiek In 1991 werd tussen de federale overheid en de drie gewesten enerzijds en de NV Electrabel en de Samenwerkende Vennootschap voor de Productie van Elektriciteit (SPE) anderzijds de overeenkomst « Emissiereducties van SO2 en NOx afkomstig van elektriciteitsproductie-installaties » afgesloten. Deze overeenkomst wordt op 31 december 2003 beëindigd. Deze overeenkomst omvat alle installaties die door de twee hoger vermelde producenten worden uitgebaat, dus ook de installaties die op andere bedrijfsterreinen staan. Wat betreft de types gebruikte installaties, gaat het voornamelijk om grote stookinstallaties (thermische centrales) en steg’s van 300 MW thermisch of meer. Daarnaast worden ook gasturbines en motoren, al dan niet voorzien van een warmtekrachtkoppeling gebruikt. De thermische centrales vallen onder het toepassingsgebied van de (ondertussen herziene) Europese Richtlijn van 24 november 1988 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigde stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (88/609/EG). De overeenkomst is dan ook een uitvoering van deze Europese richtlijn 88/609/EG. In deze overeenkomst waren verschillende verplichtingen van de elektriciteitsproducenten opgenomen. Ze kunnen als volgt worden samengevat : — De bevoorrading met zwavelarme brandstoffen (max. 1%) in alle installaties waarvoor de elektriciteitsproducenten de brandstofbevoorrading verzekeren en die niet voorzien zijn van een rookgasontzwaveling; — De implementatie van de technische maatregelen zoals voorgesteld in het kader van het « NOx control » studieprogramma van de elektriciteitsproducenten; — De installatie van continue-emissiemeetapparatuur voor SO2 en NOx op alle productie-eenheden met een vermogen groter dan 300 MWth; — De voorzetting van acties in het kader van onderzoeksprogramma’s; — Een programma voor de vermindering van SO2- en NOx-emissies voor het geheel van de productieinstallaties. Deze reductieafspraken worden weergegeven in onderstaande tabel : Referentie-emissies in 1980
Reducties in 2003
SO2
351.643 ton
80% met als streefwaarde 85%
NOx uitgedrukt in NO2-equivalent
87.010 ton
40% met als streefwaarde 45%
In 2002 werden voor België reeds reducties van 93% voor SO2 en 66,5% voor NOx bereikt t.o.v. 1980. Of nog, met een reductie van 326.895 ton SO2 tot een niveau van 24.748 ton SO2 en met een reductie van 57.845 ton NOx tot een niveau van 29.165 ton NOx, werden de verplichtingen van de elektriciteitsproducenten steeds nageleefd. De reële emissies afkomstig van de productie-installaties van de elektriciteitsproducenten, inclusief de emissies van het elektriciteitsgedeelte van de warmtekrachtinstallaties bedroegen in 2002 in Vlaanderen 22,6 kton SO2 en 20,4 kton NOx. Onder het toepassingsgebied van de nieuwe milieubeleidsovereenkomst vallen meer installaties, voornamelijk enkele gasturbines en gasmotoren voorzien van een warmtekrachtkoppeling, dan vroeger. De NOx-emissies van de huidige milieubeleidsovereenkomst dienen dan ook vermeerderd te worden met ongeveer 1kt. Kader nieuwe milieubeleidsovereenkomst De Europese Richtlijn 88/609/EG is reeds vervangen door de Europese Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigde stoffen in de lucht (Richtlijn grote stookinstallaties). De Richtlijn grote stookinstallaties legt minimumgrenswaarden op voor zowel nieuwe als bestaande installaties en voor de polluenten NOx en SO2. De meeste installaties van de elektriciteitsproducenten vallen eveneens onder het toepassingsgebied van deze Richtlijn grote stookinstallaties. Deze richtlijn wordt omgezet in de Titel II van het Vlarem. De Europese Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake de nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigde stoffen (NEC-richtlijn) bepaalt emissieplafonds voor de polluenten SO2 en NOx. Deze opgenomen emissieplafonds die individueel per lidstaat en per polluent zijn vastgesteld, zijn emissiejaarvrachten die uiterlijk vanaf 2010 niet meer overschreden mogen worden. De SO2- en NOx-emissieplafonds die in deze richtlijn voor België zijn opgenomen bedragen respectievelijk 99 en 176 kiloton, wat een reductie ten opzichte van 1990 van respectievelijk 73 en 48 % betekent. Op de Interministeriële Conferentie Leefmilieu van 16 juni 2000 werd een akkoord bereikt over de verdeling van de Belgische emissieplafonds tussen de verschillende gewesten in België. De SO2- en NOX-emissieplafonds die hierbij voor stationaire bronnen in Vlaanderen zijn vastgelegd bedragen respectievelijk 65,8 en 58,3 kt. In het ontwerp van Vlaams milieubeleidsplan is bepaald dat zoveel mogelijk moet worden gestreefd naar de streefwaarden (afgeleid van het oorspronkelijke Commissievoorstel, ″NEC+″) en dat de in de richtlijn bepaalde plafonds (″NEC ») gelden als een bindend minimum. Bij de voorbereidingen van de internationale onderhandelingen zijn deze plafonds door de administratie vertaald naar de volgende voorlopige sectorale emissieplafonds. NEC
NEC+
SO2 (kton)
5,9
4,32
NOx (kton)
16,0
10,87
53488
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Met het instrument milieubeleidsovereenkomst zijn tussen de sector en de overheid reeds in het verleden goede ervaringen geweest waardoor er tijdens de besprekingen in het najaar 2002 besloten werd om terug een nieuwe milieubeleidsovereenkomst af te sluiten. Dit instrument biedt voor beide partijen een meerwaarde en is voor beide partijen een flexibel instrument om de doelstellingen te halen en dit op de meest kostenefficiënte manier. In de eerste helft van 2003 werden hierover verder gesprekken gevoerd. Dit leidde tot de tekst die nu voorligt. Er is geopteerd om enkel een milieubeleidsovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest en BFE af te sluiten. BFE is een representatieve organisatie voor de elektriciteitsbedrijven in Vlaanderen. Sinds de vorige overeenkomst is de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gewesten gewijzigd. Nu zijn uitsluitend de gewesten bevoegd voor milieubeleidsovereenkomsten. Eveneens zijn de doelstellingen zoals hierboven gesteld per gewest vastgelegd. In het Vlaams gewest is er een decretaal kader om milieubeleidsovereenkomsten af te sluiten. Er werd dus geopteerd om enkel een milieubeleidsovereenkomst binnen het Vlaams gewest af te sluiten zodat het inhoudelijk en procedureel niet te ingewikkeld werd. Bepalen van het sectoraal emissieplafond Om het reductiepotentieel en de effecten hiervan in kaart te brengen heeft AMINAL een sectorstudie opgesteld. In bijlage 1 wordt beknopt de technische en economische informatie uit deze studie weergegeven. Om de doelstellingen van de sector in zijn geheel te bepalen, is rekening gehouden met de resultaten van de uitgevoerde sectorstudie door VITO in opdracht van AMINAL en met de indicatieve sectorale NEC-doelstellingen. Over de doelstellingen in deze overeenkomst werd uitgebreid en constructief overlegd met de elektriciteitssector. 2. Toelichting bij belangrijke artikelen Artikel 1. Juridisch kader De overeenkomst is bindend voor de Organisatie die de overeenkomst ondertekent en voor de leden van de Organisatie die een mandaat aan de Organisatie voor het sluiten van deze overeenkomst hebben gegeven. Deze memorie van toelichting zal tevens voorgedragen worden aan de Vlaamse regering en de rechtsgeldigheid voor de uitvoering van de overeenkomst zal hierop eveneens gebaseerd zijn. Artikel 2. Definities en toepassingsgebied In artikel 2 wordt verwezen naar bijlage 1 van de overeenkomst. In deze bijlage wordt een limitatieve opsomming gegeven van de bestaande installaties die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen. Deze installaties betreffen elektriciteitsproductie-installaties in Vlaanderen, die geëxploiteerd worden door of eigendom zijn van de toegetreden leden van de Organisatie. Hieronder vallen eveneens de installaties die in synergie met derden zijn opgericht, maar enkel deze installaties waarvoor de toegetreden leden van de Organisatie een exclusief gebruiksrecht hebben. Uitgesloten van de overeenkomst zijn de installaties waarvoor de productie van elektriciteit voornamelijk voor eigen gebruik wordt aangewend. Voor de overheid is het van belang de garanties te krijgen dat de emissies van de elektriciteitssector in zijn geheel beneden een bepaald plafond blijven. In het verleden, waar er slechts twee bedrijven betrokken waren, was dit relatief eenvoudig. In de huidige situatie van een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt ligt dit echter minder voor de hand. Er kunnen immers moeilijk nu afspraken worden gemaakt met spelers die in de toekomst op de markt zullen komen. Deze nieuwe spelers kunnen moeilijk verplicht worden tot de milieubeleidsovereenkomst toe te treden en bij elke nieuwe installatie of speler zou zich de vraag stellen hoe in de nieuwe situatie het emissieplafond moet herverdeeld worden tussen de reeds aanwezige en de nieuwe speler(s). Om deze reden heeft de elektriciteitssector voorgesteld de MBO te beperken tot de bestaande installaties (bv. alles vergund bij de aanvangsdatum van de MBO) en de emissies van de nieuwe installaties te regelen met Vlaremvoorwaarden. Het schaniermoment tussen bestaande installatie en nieuwe installatie is de einddatum van de huidige overeenkomst. Wanneer een installatie vergund is voor 1 januari 2004 dan wordt deze installatie opgenomen als bestaande installatie (geplande) op de lijst van bijlage 1. Een nieuwe installatie wordt gedefinieerd als een installatie die elektriciteit produceert voor levering aan derden en waarbij NOx- en/of SO2emissies vrijkomen, met een netto ontwikkelbaar vermogen groter dan 100 kW elektrisch, en die vergund is na 1 januari 2004 en die niet als gepland opgenomen is in de lijst in bijlage 1. Wanneer door een toegetreden lid een bestaande installatie van een derde wordt overgenomen, vallen de emissies van deze installatie niet onder het toepassingsgebied van de milieubeleidsovereenkomst. Deze installaties zijn voornamelijk WKK – motoren met een klein netto ontwikkelbaar vermogen waarbij de elektriciteitsproductie voornamelijk gestuurd wordt door de warmtebehoefte. In artikel 2, § 3 worden de modaliteiten voor de bepaling van de NOx-emissies van de warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK’s) opgericht door toegetreden leden al dan niet in synergie met derden, beschreven. Ongeacht de vergunninghouder van deze bovenvermelde installaties en in de mate het toegetreden lid het exclusieve gebruiksrecht op de elektriciteitsproductie van deze installaties uitoefent (onder de vorm van eigendom, huur of andere wijze van ter beschikking stelling), vallen enkel de NOx-emissies van het elektriciteitsgedeelte onder het toepassingsgebeid van deze overeenkomst. Voor zowel bestaande als nieuwe installaties worden de NOx-emissies bepaald op basis van de volgende emissiefactoren : Bestaande installaties
Nieuwe installaties
Gasturbine – WKK
280 g NOx/ MWhe
100 g NOx/ MWhe
Gasmotor – WKK
1.400 g NOx/ MWhe
1.000 g NOx/ MWhe
Dieselmotor – WKK
5.000 g NOx/ MWhe
1.500 g NOx/ MWhe
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE De SO2-emissies afkomstig van een WKK vallen steeds onder het toepassingsgebied. Momenteel zijn deze SO2-emissies niet relevant omdat de meeste WKK’s gas als brandstof gebruiken. Artikel 3. Doelstellingen In 2008 wordt voor NOx het door de administratie vooropgestelde sectorale NEC- plafond reeds gerealiseerd. Voor SO2 zal dit pas gebeuren in 2010 omdat de sector zolang mogelijk een gediversifieerd productiepark wil behouden. In 2013 worden de NEC-streefwaarden voor beide polluenten gerealiseerd. Bij de besprekingen van deze overeenkomst zijn beide partijen vertrokken van een 10 jarige visie waardoor nu reeds doelstellingen voor na 2008 in de overeenkomst zijn opgenomen. De jaarvrachten voor de periode 2009 –2013 zijn in deze overeenkomst als indicatieve waarden ingeschreven. Bij verlenging van de overeenkomst worden deze jaarvrachten beschouwd als absolute plafonds (zie ook bespreking artikel 8). Vanaf 2010 is voor de NOx-emissie niet alleen een absoluut plafond van 12.5 kt ingeschreven, maar eveneens een streefwaarde van 11 kt. Een hoger plafond laat aan de Organisatie meer flexibiliteit toe in het sluitingsscenario van bestaande installaties. Er zijn bovendien nog wat onzekerheden over de beschouwde periode : de invloed van import/export, de evolutie in de historische contracten met de kerncentrales, de realisatie van de windprojecten, de evolutie van de elektriciteitsvraag, de brandstofprijzen, de komst van nieuwe elektriciteitsproducenten in Vlaanderen. Er zal wel gestreefd worden om het plafond van 11 kt NOx-emissies te behalen. Artikel 4. Verbintenissen van de Organisatie Het toepassingsgebied van de overeenkomst beperkt zich tot de reeds vergunde installaties. Hierdoor is er risico dat bij het in bedrijf nemen van nieuwe installaties zowel bij leden als niet leden van de Organisatie de totale emissie van bestaande en nieuwe installaties voor de sector hoger ligt dan de afgesproken absolute emissieplafonds voor het geheel van bestaande installaties. Om te vermijden dat de overheid de NEC-plafonds niet zou bereiken is daarom overeengekomen dat wanneer nieuwe installaties in bedrijf worden genomen of een bestaande installatie die in eigendom of in exploitatie wordt overgedragen aan derden die geen toegetreden leden van de Organisatie zijn de jaarvrachten van de bestaande installaties verminderd worden met de emissies van nieuwe installaties, die jaarlijks bepaald worden door de Begeleidingsgroep op basis van : — de verwachte elektriciteitsproductie door nieuwe installaties; — emissiefactoren voor nieuwe installaties, rekening houdend met de vigerende reglementering en met de beste beschikbare technieken op het moment van de vergunningverlening voor de nieuwe installatie. Om te vermijden dat de overheid de NEC plafonds niet zou bereiken is overeengekomen dat bij overname van een bestaande installatie door een derde, de jaarvrachten verminderd worden met deze installatie Wanneer een bestaande installatie overgenomen wordt door een derde die lid wordt van de Organisatie en de Organisatie mandateert inzake de toepassing van de milieubeleidsovereenkomst valt deze installatie nog steeds onder het toepassingsgebied en worden de jaarvrachten niet verminderd. Wanneer een derde geen lid wordt van de Organisatie dan worden de vrachten van deze overgenomen installaties bepaald door de Begeleidingsgroep op basis van overleg tussen de partijen van de overeenkomst en de betrokken overnemer en op basis van het door de Organisatie opgestelde plan om de doelstellingen te bereiken. Het is dan de taak van de overheid te komen tot een billijke bepaling van deze emissievrachten. In het geval van onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden bij de energiebevoorrading (bijvoorbeeld het langdurig uitvallen van de kerncentrales of problemen bij de levering van aardgas) kunnen de in artikel 3 van de milieubeleidsovereenkomst vastgestelde doelstellingen worden overschreden. De Begeleidingsgroep bepaalt op welke wijze de toegelaten overschrijdingen worden bepaald. Door de Organisatie zal samen met de eerste rapportage een plan van aanpak worden voorgesteld. In dit plan zal aangegeven worden welke maatregelen door de leden van de Organisatie zullen genomen worden om de doelstellingen in 2008 te bereiken. Eveneens zal indicatief aangegeven worden welke maatregelen dienen genomen te worden om de doelstellingen in 2010 en in 2013 te bereiken. Artikel 5. Verbintenissen van het Gewest Het Gewest zal gedurende de geldingstermijn van de onderhavige milieubeleidsovereenkomst, geen reglementering uitvaardigen door middel van een uitvoeringsbesluit dat, met betrekking tot de door de milieubeleidsovereenkomst behandelde punten, strengere eisen stelt dan deze laatste. Het Gewest blijft wel bevoegd om verordenend op te treden, hetzij in geval van dringende noodzaak, hetzij om te voldoen aan dwingende verplichtingen van internationaal of Europees rechtelijke aard. Vooraleer gebruik te maken van deze bevoegdheid, pleegt het Gewest overleg met de sector. Deze bepalingen zijn overeenkomstig de bepalingen in artikel 4 van het decreet. Eveneens zal het Gewest ervoor zorgen dat de doelstellingen van deze overeenkomst doorwerken in haar vergunningenbeleid. Artikel 6. Begeleidingsgroep De Begeleidingsgroep dient aan de hand van het opgemaakte verslag overeenkomstig artikel 7 van de overeenkomst jaarlijks na te gaan of : — De doelstellingen van het werkjaar gerealiseerd zijn. — Er onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden bij de energiebevoorrading opgetreden zijn waardoor de emissieplafonds overschreden zijn. Eveneens dient nagegaan te worden of deze overschrijdingen toegelaten zijn. — De bepaling van de emissies van nieuwe installaties correct is nageleefd. Artikel 7. Jaarlijkse rapportering en evaluatie Overeenkomstig artikel 12, § 1 van het decreet dienen de partijen, ten laatste zes maanden na het afsluiten van een volledig werkjaar een rapport aan de Vlaamse minister van Leefmilieu te overhandigen. De evaluatie van de jaarvrachten gebeurt aan de hand van de opgemaakte emissiejaarrapporten ingediend bij de Vlaamse Milieumaatschappij. Het rapport en de evaluatie opgemaakt door de bevoegde dienst van de Vlaamse regering, die wordt aangeduid bij goedkeuring van de milieubeleidsovereenkomst, worden door de Vlaamse minister van Leefmilieu binnen de twee maanden doorgestuurd naar de Voorzitter van het Vlaams Parlement. Het rapport wordt eveneens overhandigd aan de Begeleidingsgroep.
53489
53490
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Eveneens stelt de Organisatie een jaarlijks verslag met de volgende minimale gegevens : 1. Een inventaris van de volgende gegevens : — De installaties behorende tot het toepassingsgebied van de onderhavige milieubeleidsovereenkomst; — Nieuwe installaties in gebruik genomen tijdens het voorbije werkjaar en de geplande installaties voor de toekomst; — Het energieverbruik per brandstof (GJ) en voor de netto- elektriciteitsproductie (MWh); — Emissiegegevens voor SO2 en NOx per installatie; — De reeds geïmplementeerde maatregelen op het niveau van het globale installatiepark en per installatie; — De geplande maatregelen en een prognose van de emissies in functie van de in deze overeenkomst bepaalde doelstellingen. 2. Een evaluatie van de bereikte emissiereducties en de resultaten in functie van de doelstellingen. 3. Een jaarlijks rapport zoals hoger voorzien. Artikel 8. Duur, einde en verlenging van de milieubeleidsovereenkomst. Overeenkomstig artikel 8 van het decreet kunnen de partijen zelf de duur van een milieubeleidsovereenkomst bepalen, met een maximumduur van vijf jaar. Deze milieubeleidsovereenkomst heeft een looptijd van 5 jaar, met een optie voor 5 bijkomende jaren. De partijen hebben de intentie om deze overeenkomst te verlengen. Overeenkomstig artikel 8 § 2 van het decreet kunnen de partijen de milieubeleidsovereenkomst verlengen, op voorwaarde dat zij daarbij geen inhoudelijke wijzigingen aanbrengen. Om deze reden zijn nu reeds doelstellingen voor na 2008 opgenomen. Dit biedt als voordeel dat de overheid een waarborg heeft voor de sectorale emissieplafonds en zo in 2010 de nationale emissieplafonds kan bereiken. Eveneens biedt dit aan de sector de garantie dat de Vlaremnormen tussentijds niet strenger zullen worden. Het blijft evenwel mogelijk dat één van beide partijen de MBO na de eerste 5 jaar opzegt (eind 2008). In dit geval zal worden teruggevallen op emissiegrenswaarden om de emissies van de betrokken installaties te beperken. Overeenkomstig artikel 8, § 3 van het decreet kan deze overeenkomst te allen tijde worden gewijzigd. Overeenkomstig artikel 9 van het decreet kunnen de partijen te allen tijde de milieubeleidsovereenkomst opzeggen, mits zij een opzeggingstermijn van zes maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt op straffe van nietigheid, hetzij bij een ter post aangetekende brief, hetzij bij deurwaardersexploot. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving. Overeenkomstig artikel 10, § 2 van het decreet kunnen bij niet naleving van de verplichtingen van de overeenkomst de partijen de dwanguitvoering of de uitvoering bij equivalent van de overtreder door de rechter laten vaststellen. Brussel, 23 april 2004. De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER
BIJLAGE Technisch - economische informatie uit de sectorstudie « Evaluatie van het reductiepotentieel voor diverse polluenten naar het compartiment lucht voor elektriciteitsproductie in Vlaanderen In de bovenvermelde sectorstudie werd door Vito een aantal scenario’s ontwikkeld die de mogelijke evolutie van de emissies afkomstig van de elektriciteitsproductie in Vlaanderen tussen 2000 en 2010 inschatten. In deze studie worden alle installaties die elektriciteit produceren beschouwd. In de milieubeleidsovereenkomst zijn de installaties waar elektriciteit geproduceerd wordt voor eigen gebruik (de zogenaamde zelfproducenten) van het toepassingsgebied uitgesloten. Een van de ontwikkelde scenario’s in de sectorstudie is het referentiescenario waarbij volgende uitgangspunten werden aangenomen : een jaarlijkse gemiddelde groei van het elektriciteitsverbruik van 2% en een prijs voor aardgas en steenkool van respectievelijk 3,5 en 2 euro/GJ. De voorspelde kosten zijn sterk afhankelijk van de evolutie van de vermelde parameters. In het referentiescenario bestaat de NOx- kostencurve uit twee specifieke segmenten : 1. een vlak aanloopgedeelte waarin de emissies worden gereduceerd tot ongeveer 15 kt, met een relatief bescheiden emissiereductiekost, lager dan S 3/kg : de reducties worden hoofdzakelijk gerealiseerd door specifieke NOx reductietechnieken toe te passen in kolencentrales – zoals het uitrusten van de kolengroepen met selectieve katalytische reductie en het aanpassen van een aantal branders; 2. een steil opwaarts gedeelte : er worden nageschakelde technieken toegepast op gasgestookte centrales en uiteindelijk worden kolencentrales zelf gedeeltelijk buiten dienst gesteld en vervangen door nieuwe gasgestookte STEG centrales. De kosten voor de bijkomende reductie lopen echter snel op. Een bijkomende ton reductie kost ongeveer 8000 euro en deze prijs loopt verder op tot meerdere tienduizenden euros per ton. De SO2 – kostencurve van het referentiescenario vertoont een aantal duidelijke segmenten met een relatief groot reductiepotentieel. Voor minder dan S 1/kg kunnen de emissies tot ongeveer 15 kt gereduceerd worden door toepassing van natte kalkwassing in alle resterende kolencentrales. De maatregel heeft aanzienlijke secundaire baten onder de vorm van emissiereducties voor fijn stof en zware metalen. In een tweede segment (van 14.5 tot 13 kt) krijgen we een verandering van de productieallocatie, waarbij meer gas wordt gestookt en de oude steenkoolgroepen gedeeltelijk worden ontmanteld. In het derde segment (tot 4 kt) wordt in de steenkoolgroepen, die allen zijn uitgerust met natte kalkwassing, overgeschakeld naar laagzwavelige steenkool. Verder reduceren wordt zeer duur. Volgens de kostencurven uit het referentiescenario blijkt dat het, om het vooropgestelde sectorale NEC-SO2-plafond van 5,9 kt te halen, volstaat om bijna volledig over te schakelen op steenkool met 0,5% zwavel, bijna alle kolencentrales te voorzien van een natte wassing en bovendien reeds 500 MW te produceren met een nieuw te bouwen STEG. Met dezelfde maatregelen, doch iets meer verschuivingen in het productiepark, kan ook het NEC+-plafond (4,32 kt) worden gehaald. In de SO2-kostencurve in het referentiescenario zit een vlak deel tussen 10,5 kt en 4 kt. Men kan zich op dit deel bewegen door meer of minder over te schakelen op laagzwavelige steenkool en de elektriciteitsproductie in meerdere of mindere mate te laten gebeuren door een nieuwe STEG. De marginale kost in dit gedeelte bedraagt 3,38 S/kg.
53491
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE In de kostencurven kunnen de jaarlijkse kosten afgelezen worden voor verschillende emissieniveaus. De som van de kosten voor NOx en SO2 geeft een eerste benadering van de kosten die door de sector zullen moeten gedragen worden om de doelstellingen te realiseren. De reductie van meerdere polluenten kan soms goedkoper worden gerealiseerd door de voorkeur te geven aan reductietechnieken die meerdere polluenten gezamenlijk bestrijden. In onderstaande tabel worden zowel de afzonderlijke als de gezamenlijke kosten voor de verschillende niveau’s weergegeven. Referentiescenario met gasprijs van 3,5 euro/GJ en interestvoet van 5% Afzonderlijke analyses
Gezamenlijke analyses
Emissies in kt
Kostprijs in MS/jaar
Emissies in kt
NOx
15,5
16,32
16
SO2
5,9
39,12
5,9
Kostprijs in MS/jaar
NEC doelstellingen
Totale kostprijs
55,44
47,5
Niveau in 2008 NOx
14
19
14
SO2
7,5
32
7,5
Totale kostprijs
51
43,35
Niveau in 2010 NOx
12,5
25
12,5
SO2
6
37,8
6
Totale kostprijs
62,8
50,24
Niveau in 2010 (streefwaarde) NOx
11
46
11
SO2
6
37,8
6
Totale kostprijs
83,2
67,36
NEC streefwaarden = niveau in 2013 NOx
10,5
59,9
10,87
SO2
4,32
44,46
4,32
Totale kostprijs
104,36
75,1
De totale jaarlijkse kost om een emissieplafond van 10,87 kt NOx en 4,32 kt SO2 (NEC+) te realiseren bedraagt volgens de sectorstudie bij gezamenlijke optimalisatie jaarlijks 75,1 MS/jaar. Uitgaande van een thermisch productiepark in Vlaanderen van ongeveer 6.000 MWe met een gemiddelde gebruiksduur van 6.000 h/jaar (de elektriciteitsproductie bedraagt ongeveer 36 TWh/jaar), kan de globale economische impact van deze maatregelen geraamd worden op ongeveer 2.100 S/GWh. Ter vergelijking hiermee : de huidige groothandelsprijs voor elektriciteit ex centrale bedraagt tussen de 30.000 en 40.000 S/GWh. De totale jaarlijkse kost om een emissieplafond van 16 kt NOx en 5,9 kt SO2 (NEC) te realiseren bedraagt volgens de sectorstudie bij gezamenlijke optimalisatie jaarlijks 47,5 MS/jaar. Deze simulaties houden geen rekening met de bijkomende maatregelen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan het Kyoto-engagement. Brussel, 23 april 2004. De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER
53492
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Milieubeleidsovereenkomst betreffende de vermindering van de SO2- en NOx-emissies afkomstig van installaties van elektriciteitsproducenten Gelet op het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomst; Gelet op het besluit van 14 november 2003 tot uitvoering van het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomst; Gelet op de bekendmaking van het ontwerp van milieubeleidsovereenkomst betreffende de vermindering van de SO2- en NOx-emissies afkomstig van installaties van elektriciteitsproducenten in het Belgisch Staatsblad van 22 januari 2004; Gelet op het feit dat het voormelde ontwerp van milieubeleidsovereenkomst overeenkomstig artikel 6, § 1 van voormeld decreet en artikel 1 van voormeld besluit bij de Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ter inzage lag gedurende een termijn van 30 dagen na de publicatie van de samenvatting in het Belgisch Staatsblad en na bekendmaking in minstens drie dagbladen die in het hele Vlaamse Gewest worden verspreid; dat gedurende deze termijn een schriftelijke bezwaar en/of opmerking ter kennis van de afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid werd gebracht; Gelet op het ontwerp - advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen uitgebracht op 4 februari 2004 en later bevestigd op 11 februari 2004; Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen uitgebracht op 22 januari 2004; Gelet op het verslag aan de Vlaamse regering met de verantwoording van de beslissing tot afsluiting van onderhavige milieubeleidsovereenkomst; Gelet op de in toepassing van artikel 6, § 4 van voormeld decreet gedane mededeling aan de voorzitter van het Vlaams Parlement van het voormelde ontwerp van milieubeleidsovereenkomst en de voormelde adviezen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen; Gelet op het feit dat het Vlaams Parlement zich niet heeft verzet tegen de sluiting van onderhavige overeenkomst; Overwegende dat de beperking van NOx- en SO2 emissies van de elektriciteitsproductie-installaties kan geconcretiseerd worden door het vastleggen van absolute emissieplafonds; Overwegende dat het vastleggen van absolute emissieplafonds aan de elektriciteitsproducenten toelaat, binnen de grenzen van de wetgeving terzake, de hiertoe vereiste inspanningen op de meest oordeelkundige en economische verantwoorde wijze te leveren; HEBBEN HIERNA VOLGENDE PARTIJEN : 1° Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de heer Bart Somers, minister-president van de Vlaamse regering, en de heer Jef Tavernier, Vlaams minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, hierna genoemd het Gewest; 2° De sector, hier vertegenwoordigd door de Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector (BFE) VZW, als representatieve organisatie, hierna genoemd de Organisatie; volgende milieubeleidsovereenkomst afgesloten : Artikel 1. Juridisch kader De milieubeleidsovereenkomst wordt gesloten tussen bovenvermelde partijen overeenkomstig het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten. Deze overeenkomst is bindend voor de bovengenoemde partijen alsook voor al de leden van de Organisatie die een mandaat hebben verleend aan de Organisatie voor het sluiten van de overeenkomst. Een lijst van de leden van de Organisatie die een mandaat voor het sluiten van de overeenkomst hebben verleend wordt in bijlage 2 bij deze overeenkomst gevoegd; de nieuwe leden worden ter kennis van het Gewest gebracht. De Organisatie licht haar toegetreden leden maximaal in over de verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst. Artikel 2. Definities en toepassingsgebied § 1. Voor de toepassing van deze milieubeleidsovereenkomst wordt verstaan onder : 1° Begeleidingsgroep : de Technische Begeleidingsgroep, opgericht overeenkomstig artikel 6 van deze overeenkomst. 2° Installaties : installaties die elektriciteit produceren voor levering aan derden en waarbij NOx- en/of SO2emissies vrijkomen, met een netto ontwikkelbaar vermogen vanaf 100 kW elektrisch. 3° Bestaande installaties : Installaties die vergund zijn voor 1 januari 2004 en zoals opgelijst in bijlage 1 bij deze overeenkomst, inclusief deze vermeld als gepland. 4° Nieuwe installatie : installaties niet vermeld in de lijst in bijlage 1 bij de overeenkomst. 5° Absoluut plafond : de jaarlijkse emissievracht die niet mag overschreden worden. 6° Toegetreden leden : leden die aan de Organisatie een mandaat hebben verleend of zullen verlenen. § 2. Onderhavige milieubeleidsovereenkomst heeft betrekking op de emissies afkomstig van bestaande installaties. § 3. De NOx- emissies van de warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK’s) worden bepaald volgens de navolgende modaliteiten. Voor bestaande en nieuwe installaties worden de NOx- emissies voor het elektriciteitsgedeelte bepaald op basis van de volgende emissiefactoren : Bestaande installaties
Nieuwe installaties
280 g NOx/ MWhe
100 g NOx/ MWhe
Gasmotor – WKK
1.400 g NOx/ MWhe
1.000 g NOx/ MWhe
Dieselmotor – WKK
5.000 g NOx/ MWhe
1.500 g NOx/ MWhe
Gasturbine – WKK
53493
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Art. 3. Doelstelling § 1. De doelstelling is het terugdringen van de emissies van de elektriciteitssector, vallend onder de NACE-code 40.11 tot de volgende jaarvrachten : Referentie 1990
Vanaf 2005
Vanaf 2008
Vanaf 2009
Vanaf 2010
Vanaf 2013
NOx emissies in kt
47
25
14
14
12,5 met als streefwaarde 11
11
SO2 emissies in kt
72
25
7,5
7,5
6
4,3
§ 2. De in vorige lid vermelde jaarvrachten gelden als absolute plafonds voor de periode 2005 – 2009 en als indicatieve waarden voor de periode 2010 – 2014. Na verlenging van de milieubeleidsovereenkomst overeenkomstig artikel 8, § 2 gelden de jaarvrachten voor de periode 2010 –2014 als absolute plafonds, behalve de streefwaarde van 11 kt NOx - emissie. Art. 4. Verbintenissen van de Organisatie § 1. De emissies van de bestaande installaties mogen niet meer bedragen dan de in artikel 3 vermelde jaarvrachten. De Organisatie zal hiertoe de nodige maatregelen treffen. § 2. De jaarvrachten worden verminderd met de emissies van nieuwe installaties en de bestaande installaties die in eigendom of in exploitatie wordt overgedragen aan derden die geen toegetreden lid van de Organisatie zijn. Deze vrachten van de hierboven vermelde nieuwe installaties worden jaarlijks bepaald door de Begeleidingsgroep op basis van : — de verwachte elektriciteitsproductie door nieuwe installaties; — emissiefactoren voor nieuwe installaties, rekening houdend met de vigerende reglementering en met de beste beschikbare technieken op het moment van de vergunningverlening voor de nieuwe installatie. — de beschikbare informatie over de reële emissies. De hierboven bedoelde vrachten van bestaande installaties die in eigendom of in exploitatie worden overgedragen aan derden die geen toegetreden lid van de Organisatie zijn, worden jaarlijks bepaald door de Begeleidingsgroep op basis van overleg tussen de partijen van de Overeenkomst en de betrokken overnemer en op basis van de in § 5 van dit artikel bedoelde plannen. § 3. Wanneer een installatie in eigendom of exploitatie overgedragen is aan een overnemer die een toegetreden lid is of de overnemer lid wordt van de Organisatie en de Organisatie mandateert inzake de toepassing van onderhavige milieubeleidsovereenkomst dan blijft deze installatie behoren tot het toepassingsgebied van deze overeenkomst. § 4. In het geval van onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden bij de energiebevoorrading, buiten de wil en de controle van de Organisatie en haar leden, (bijvoorbeeld het langdurig uitvallen van de kerncentrales of problemen bij de levering van aardgas) kunnen de in artikel 3 en in artikel 4 vastgestelde jaarvrachten worden overschreden. De Begeleidingsgroep bepaalt of en op welke wijze de toegelaten overschrijdingen worden bepaald. § 5. Begin 2005 wordt door de Organisatie een plan 2005 – 2009 en een indicatief plan 2010 – 2014 aan de Begeleidingsgroep bezorgd. Beide plannen geven aan welke maatregelen door de Organisatie zullen genomen worden om de absolute plafonds respectievelijk in 2009, 2010 en 2013 te bereiken. § 6. De Organisatie zal onderzoek op emissie-arme bestrijdingstechnieken blijven uitvoeren, en hierover rapporteren aan de Begeleidingsgroep. § 7. De Organisatie zal aan de Begeleidingsgroep de informatie die het Gewest nuttig acht voor de beoordeling van de in deze milieubeleidsovereenkomst te bereiken doelstellingen en jaarvrachten overhandigen. Art. 5. Verbintenissen van het Gewest § 1. Overeenkomstig de verplichtingen vermeld in artikel 4 van het decreet zal het Gewest geen reglementering uitvaardigen door middel van een uitvoeringsbesluit dat met betrekking tot de door de milieubeleidsovereenkomst behandelde punten, strengere eisen stelt dan deze laatste. § 2. Het Gewest zal in het kader van zijn bevoegdheid, op het vlak van de vergunningsprocedure, het nodige doen om de inhoud van deze overeenkomst door de vergunningverlenende overheden te laten naleven. § 3. Het Gewest zal de Begeleidingsgroep informeren over de vergunningen verleend voor nieuwe installaties en over de ingebruikname van installaties door niet toegetreden leden van de Organisatie. Art. 6. Begeleidingsgroep § 1. Er wordt een Begeleidingsgroep opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van : 1° AMINAL 2° VMM 3° BFE 4° de toegetreden leden van de Organisatie.
53494
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE § 2. De Begeleidingsgroep is belast met de volgende taken : 1. Het begeleiden van de uitvoering van onderhavige milieubeleidsovereenkomst; 2. Het nemen van alle nodige initiatieven en het onderzoeken van mogelijke knelpunten met betrekking tot de uitvoering van de milieubeleidsovereenkomst; 3. Het jaarlijks bepalen van de verwachte elektriciteitsproductie door nieuwe installaties; 4. Het jaarlijks bepalen van de emissiefactoren voor nieuwe installaties, rekening houdend met de vigerende reglementering en met de beste beschikbare technieken op het moment van de vergunningverlening voor de nieuwe installatie; 5. Het kennis nemen van de verslaggeving en de rapportering zoals bedoeld in artikel 7; 6. De evaluatie van de resultaten in het licht van de doelstellingen; 7. De evaluatie van de mogelijke verlenging van de onderhavige milieubeleidsovereenkomst. De Begeleidingsgroep vergadert ten minste eenmaal per jaar. Hij vergadert tevens op verzoek van een van de leden. Het Gewest duidt een voorzitter voor de Begeleidingsgroep aan. De Organisatie duidt een secretaris aan. De Begeleidingsgroep zal bij consensus beslissen. Art. 7. Jaarlijkse rapportering en evaluatie § 1. Ten laatste zes maanden na het afsluiten van elk volledig jaar wordt door de Organisatie, een verslag aan de Begeleidingsgroep overhandigd. Dit jaarlijks verslag omvat minimaal de volgende gegevens : 1. Een inventaris van de volgende gegevens : — De installaties behorende tot het toepassingsgebied van de onderhavige milieubeleidsovereenkomst; — Nieuwe installaties in gebruik genomen tijdens het voorbije werkjaar en de geplande installaties voor de toekomst; — Het energieverbruik per brandstof (GJ) en voor de netto- elektriciteitsproductie (MWh); — Emissiegegevens voor SO2 en NOx per installatie; — De reeds geïmplementeerde maatregelen op het niveau van het globale installatiepark en per installatie; — De geplande maatregelen en een prognose van de emissies in functie van de in deze overeenkomst bepaalde doelstellingen. 2. Een evaluatie van de bereikte emissiereducties en de resultaten in functie van de doelstellingen. 3. Het jaarlijkse rapport, zoals bepaald in § 2. § 2. Na bespreking in de Begeleidingsgroep en ten laatste zes maanden na het afsluiten van elk volledig jaar dienen de partijen, een rapport betreffende de uitvoering van de milieubeleidsovereenkomst in bij de Vlaamse minister bevoegd voor leefmilieu. Dit rapport omvat minimaal de volgende gegevens : 1. Een oplijsting van de belangrijkste knelpunten en mogelijke oplossingen in verband met deze milieubeleidsovereenkomst; 2. Een artikelsgewijze bespreking van de stand van zaken; 3. De opportuniteit van de overeenkomst in relatie tot de eventueel gewijzigde externe omstandigheden. Art. 8. Duur, einde en verlenging van de overeenkomst § 1. De milieubeleidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 na de publicatie van de milieubeleidsovereenkomst in het Belgisch Staatsblad, zoals bepaald in artikel 6, § 6, van het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten. § 2. Deze milieubeleidsovereenkomst wordt afgesloten voor de duur van 5 jaar. Deze milieubeleidsovereenkomst is verlengbaar overeenkomstig artikel 8, § 2 van het decreet. § 3. Onverminderd de bepalingen in artikel 9 van het decreet bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden. Art. 9. Slotbepaling De milieubeleidsovereenkomst werd gesloten te Brussel op 12 april 2004 en werd ondertekend door de vertegenwoordigers van alle partijen. Elke partij erkent haar exemplaar van de overeenkomst te hebben ontvangen. Brussel, 12 april 2004. Voor het Vlaams Gewest :
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER Voor de sector :
Voorzitter Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, J.-P. CONNEROTTE Bestuurder Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, E. ANTOONS
53495
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE BIJLAGE 1 Thermische productie-installaties van de elektriciteitsbedrijven in het Vlaamse Gewest
Producent
type
adres
netto ontwikkelbaar vermogen MWe
opm
ELECTRABEL Kallo
thermisch
Kapeldijk 40, 9120 Kallo
522
Mol
thermisch
Lichtstraat 55, 2400 Mol-Donk
255
Rodenhuize
thermisch
Rodenhuizekaai 3, 9042 Desteldonk
526
Ruien
thermisch
Herpelgem 18, 9690 Kluisbergen
546
Langerlo
thermisch + repowering
Swinnenwijerweg 30, 3600 Genk
602
Ruien
thermisch + repowering
Herpelgem 18, 9690 Kluisbergen
333
Drogenbos
steg
De Bruyckerweg 1, 1620 Drogenbos
460
Herdersbrug
steg
Pathoekstraat 300, 8000 Brugge
460
Vilvoorde
steg
JF Willemsstraat 200, 1800 Vilvoorde
385
Drogenbos
gasturbine
De Bruyckerweg 1, 1620 Drogenbos
78
Mol
gasturbine
Lichtstraat 55, 2400 Mol-Donk
30
Aalter
turbojet
Venecolaan, 9880 Aalter
18
Beerse
turbojet
Busselenstraat 6, Beerse
32
Noordschote
turbojet
Ieperleedijkstraat, 8647 Lo-Reninge
18
Zedelgem
turbojet
Torhoutsesteenweg 118A, 8230 Torhout
18
Zeebrugge
turbojet
Lancelot Blondeellaan, 8380 Zeebrugge
18
Zelzate - Sidmar
turbojet
Achiel Declercqlaan, 9060 Zelzate
18
Zandvliet Power n.v.
wkk-steg
Haven 725, Scheldelaan 600, 2040 Antwerpen
385
G/E
Amylum
wkk-gasturbine
Burchtstraat 10, 9300 Aalst
48
E
Bayer
wkk-gasturbine
Haven 507, Scheldelaan, 2040 Antwerpen
43
E
Chembel (ex Amoco)
wkk-gasturbine
Amocolaan 2, 2440 Geel
43
E
Degussa
wkk-gasturbine
Tijsmanstunnel West, 2040 Antwerpen
43
E
Distrigas
wkk-gasturbine
Oostelijke Strekdam, Zeebrugge
41
E
Esso
wkk-gasturbine
Polderdijkweg 3, 2030 Antwerpen
38,8
E
Langerbrugge 20/30
wkk-gasturbine
Langerbruggekaai 3, 9000 Gent
59
E
Monsanto
wkk-gasturbine
Haven 627, Scheldelaan 460, 2040 Antwerpen
43,3
E
Oudegem Papier
wkk-gasturbine
Oude Baan 120-122, 9200 Dendermonde
14,5
E
Phenolchemie
wkk-gasturbine
Geslecht 1, 9130 Doel
22,8
E
Sappi
wkk-gasturbine
Montaigneweg 2, 3620 Lanaken
43
E
TotalFinaElf
wkk-gasturbine
Haven 447, Scheldelaan 16, 2030 Antwerpen
154
E
Fina 6
wkk-tegendruk
Antwerpen
25
E
Balta
wkk-gasmotor
Nijverheidslaan 15, 8580 Avelgem
1,8
E
Hartog Union (Unipro)
wkk-gasmotor
Borrewaterstraat 11, 2170 Merksem
1,3
E
ITC/Balta
wkk-gasmotor
Kanegemstraat 15, 8700 Tielt
5
E
Fabelta
wkk-gasmotor
Desire De Bodtkaai 27, 9400 Ninove
2,8
E
53496
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Producent
type
adres
netto ontwikkelbaar vermogen MWe
opm
6
E
Balta
wkk-gasmotor
Wakkensteenweg 2, 8710 St-Baafs-Vijve
IGEAN
stortgasmotor
Oostmalsebaan 2960 Brecht
0,3
Coghe
wkk-gasmotor
Meulebeekstraat 38a, 8850 Ardooie
1,9
E
DDS
stortgasmotor
Bevrijdingslaan 201, 9200 Appels
0,6
E
Floreac
wkk-gasmotor
Stationstraat 111, 9080 Lochristi
1,4
E
Floreat
wkk-gasmotor
Kasteellaan 30 a, 9220 Moerzeke
0,6
E
De plataan
wkk-gasmotor
Meensesteenweg 94, 8870 Izegem
0,2
E
Van Remoortel
wkk-gasmotor
Avenakers 15b,9130 Verrebroek
0,6
E
Algoet
wkk-gasmotor
Lintseheide 39b, 2570 Duffel
0,7
E
Capsugel
wkk-gasmotor
Rijksweg 11, 2880 Bornem
0,7
E
De Kock - Sita
stortgasmotor
Wolfshaegen 15, 3040 Huldenberg
0,7
E
Hoyer
wkk-gasmotor
Transcontinentaalweg 12, 2030 Antwerpen
0,7
E
Kliniek 2000
wkk-gasmotor
Reepkaai 4, 8500 Kortrijk
0,6
E
Lauwereysen
wkk-gasmotor
Koekhoven 37, 2330 Merksplas
4,2
E
Luchtbal
wkk-gasmotor en aardgasontspanningsturbine
Argentieënlaan, 2030 Antwerpen
5,3
E
LCB
wk-gasmotor
L. Bonnetweg 28, 2030 Antwerpen
2,8
G/E
Pijl
wkk-gasmotor
Priemstraat 30, 9120 Melsele
2,8
E
Schering Plough
wkk-gasmotor
Industriepark 30 a, 2220 Heist op den Berg
1,4
E
Sobelgra
wkk-gasmotor
6° havendok noordkaai 350, 2030 Antwerpen
5,2
E
Vanrobays
wkk-gasmotor
Vlasbloemstraat 17, 8850 Ardooie
1,5
E
Van Hautegem
wkk-gasmotor
Krijgsbaan151, 2070 Zwijndrecht
1,5
E
Vito
wkk-gasmotor
Boeretang 200, 2400 Mol
0,6
E
Willaert
wkk-gasmotor
Kasteellaan 25c, 9220 Hamme
1,5
E
Sunparks
wkk-gasmotor
Wenduinsesteenweg 150, 8421 De Haan
0,4
E
St. Augustinus
wkk-gasmotor
Oosterveldlaan 24, 2610 Wilrijk
0,8
E
O.L. Vrouwziekenhuis
wkk-gasmotor
Koning Albertlaan 8, 8000 Brugge
0,4
E
VandeWaetere
wkk-gasmotor
Duifhoekstraat 3a, 8810 Lichtervelde
1
E
Vandevelde
wkk-gasmotor
Faliestraat 40b, 8210 Zedelgem
1,1
E
St. Antonius
wkk-gasmotor
Lostraat 20, 9880 Aalter
0,3
E
Aerts
wkk-gasmotor
Maxburgdreef 36a, 2321 Meer-Hoogstraten
1,6
E
Beirinckx
wkk-gasmotor
Rossem 7, 2200 Noorderwijk
2,8
E
IOK
stortgasmotor
Veedijk, 2450 Meerhout
0,3
E
IOK
stortgasmotor
Rendelaar, 2250 Olen
0,2
E
Inza
wkk-gasmotor
Wasserijstraat 5, 2900 Schoten
1,3
E
Moortgat
wkk-gasmotor
Bistweg 37, 2520 Broechem
1,5
E
Oostvogels
wkk-gasmotor
Oostmalseweg 169, 2340 Beerse
1,9
E
Pittoors-TIPM
wkk-gasmotor
Donderheide 35, 2500 Koningshooikt-Lier
2,6
E
53497
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Producent
type
adres
netto ontwikkelbaar vermogen MWe
opm
R. De Jong
wkk-gasmotor
Heivelden 30, 2990 Wuustwezel
1,5
E
Rombouts
wkk-gasmotor
Gaarshof 12, 2321 Hoogstraten
1,6
E
Scheers
wkk-gasmotor
Pierstraat 262, 2550 Kontich
0,5
E
Stannuco
wkk-gasmotor
Pietingbaan 105, 2160 Wommelgem
2
E
Stoffels
wkk-gasmotor
Kleine Gammel 61, 2310 Rijkevorsel
2,8
E
Van den Eynde
wkk-gasmotor
Pierstraat 245, 2550 Kontich
2
E
Van de Mierop
wkk-gasmotor
Lacyns 4, 2310 Rijkevorsel
2,6
E
Van Gool
wkk-gasmotor
Oude Heerestraat 20, 2360 Oud-Turnhout
2
E
Verdonck
wkk-gasmotor
Achterlo 17, 2520 Broechem
1,6
E
Vissers
wkk-gasmotor
Heikenweg 29, 2990 Loenhout
1,6
E
Dijledal
wkk-gasmotor
Sint Maartensdal, 3000 Leuven
0,4
E
Flanamat
wkk-gasmotor
Molenweg Haven Nr1938, 9130 Kallo
1,4
E
St-Jozef Kliniek
wkk-gasmotor
Gendarmeriestraat 35, 1800 Vilvoorde
0,6
E
Plantentuin Meise
wkk-gasmotor
Domein Van Bouchout, 1860 Meise
1,5
E
VGT
wkk-gasmotor
Bolksedijk 8, 2310 Rijkevorsel
1,1
G
Gent-Ham
steg
Ham 68, 9000 Gent
53
Gent-Ringvaart
steg
Buitenring Wondelgem 10, 9000 Gent
350
Gent-Ham
diesel
Ham 68, 9000 Gent
71
Harelbeke
diesel-thermisch
Vaarnewijkstraat 20, 8530 Harelbeke
77
Cargill (ex Vandemoortele)
wkk-gasturbine
Prins-Albertlaan 12, 8870 Izegem
22
E
Stortplaats Pellenberg
Biogas
Papenveld, 3212 Pellenberg
0,9
E
Microplant
wkk-gasmotor
Eerste Aardstraat 30, 8530 Bavikhove (Harelbeke)
1,0
E
Defever snijbloemen
wkk-gasmotor
Zevekoteheirweg 45 – 47, 8470 Gistel
0,2
E
Brouwershove
wkk-gasmotor
Ellestraat 29, 8470 Gistel
0,1
E
OCMW Leiezicht
wkk-gasmotor
Vrijdomkaai, 8530 Harelbeke
0,2
E
Horizon kwekerij
wkk-gasmotor
Ginstestraat 44, 8530 Hulste (Harelbeke)
0,7
E
OCMW De Ril
wkk-gasmotor
Sluisvaartstraat 17, 8430 Middelkerke
0,2
E
Ziekenhuis St. Rembert
wkk-gasmotor
Rembertlaan 21, 8820 Torhout
0,3
E
OCMW St. Augustinus
wkk-gasmotor
Vestingstraat 1, 8820 Torhout
0,2
E
Zon & Zee
wkk-gasmotor
Westende
0
0
Maes Kwekerij
wkk-gasmotor
Ieperstraat 173, 8560 Moorsele
0,5
E
DPS, Chaucer Foods
wkk-gasmotor
Werkenstraat 43, 8600 Diksmuide (Vladso)
1,9
E
Goudberg
wkk-gasmotor
Heerbaan, 8530 Harelbeke
0.2
G
Hof ter Bloemenmolens
wkk-gasmotor
Diksmuide
0,2
G
Ziekenhuis Hoge Beuken
wkk-gasmotor
Cdt Weynstraat 63, 2660 Hoboken
0,5
E
Hengelhoef
wkk-gasmotor
Houthalen-Helchteren
0,3
E
SPE
ASPIRAVI
53498
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Producent
type
adres
netto ontwikkelbaar vermogen MWe
opm
St. Trudo Ziekenhuis
wkk-gasmotor
Sint-Truiden
0,2
E
Virga Ziekenhuis
wkk-gasmotor
Hasselt
0,7
E
Vossemeren
wkk-gasmotor
Lommel
1
E
Stedelijk Zwembad
wkk-gasmotor
Bilzen
0,2
E
Echo
wkk-gasmotor
Houthalen
1,4
E
Telenet
spitsgroep
Herfelingen
0,3
Telenet
spitsgroep
Sint-Joris-Wingene
0,5
Telenet
spitsgroep
Wommersom
0,5
Mercator Press 1
spitsgroep
Industriezone 2, 8440 Jabbeke
1,6
Mercator Press 2
spitsgroep
Industriezone 2, 8440 Jabbeke
1,6
Vanca 1
spitsgroep
Drieslaan 41, 8560 Gullegem
1,6
Vanca 2
spitsgroep
Drieslaan 41, 8560 Gullegem
1,6
Lefevere
spitsgroep
Generaal Deprezstraat 2, 8530 Harelbeke
1,6
Ceres
spitsgroep
Watermolenstraat 26, 8530 Harelbeke
0,8
Verduyn
spitsgroep
Galgestraat 9, 8610 Kortemark
0,8
Aelter
spitsgroep
Ambachtstraat 16, 8820 Torhout
0,8
Boal
spitsgroep
Drieslaan 29, 8560 Moorsele (Gullegem)
0,8
Sauropak
spitsgroep
Nijverheidslaan 10, 8560 Gullegem
0,8
Bonduelle
spitsgroep
Kortemark
0,5
Telenet
spitsgroep
Klein Kasteelstraat 5, 8430 Middelkerke
0,5
Leraplast
spitsgroep
Generaal Deprezstraat 2, 8530 Harelbeke
0.8
Aspiravi
spitsgroep
Leut Meeswijk
1,2
Aspiravi
spitsgroep
Beringen
2,4
Aspiravi
spitsgroep
Bilzen
0,5
Aspiravi
spitsgroep
Maaseik
0,5
Aspiravi
spitsgroep
Overpelt
0,5
G = gepland; E = enkel emissie van elektriciteitsgedeelte; 0 = niet in dienst / uit dienst. (BIJLAGE 1 : Thermische productie-installaties van de elektriciteitsbedrijven in het Vlaamse Gewest) Voor het Vlaams Gewest :
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER Voor de sector :
Voorzitter Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, J.-P. CONNEROTTE Bestuurder Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, E. ANTOONS
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE BIJLAGE 2 Betrokken elektriciteitsproducenten 1. ASPIRAVI Rik VAN de WALLE, Directeur-generaal Vaarnewijksstraat 18 8530 HARELBEKE 2. ELECTRABEL Vincent WITTEBOLLE, Directeur Productie Regentlaan 8 1000 BRUSSEL 3. SPE Piet DE FOER, Bestuurder-directeur Koningsstraat 55, bus 14 1000 BRUSSEL Voor het Vlaams Gewest : De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER Voor de sector : Voorzitter Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, J.-P. CONNEROTTE Bestuurder Beroepsfederatie van de Elektriciteitssector, E. ANTOONS
* MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP [C − 2004/36017] 4 JUNI 2004. — Omzendbrief VR 2004/26. — Betreffende openbaarheid van bestuur Met het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur en het besluit van de Vlaamse regering van 4 juni 2004 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur wordt één regeling uitgewerkt die zal gelden voor alle bestuursniveaus die onder de bevoegdheid vallen van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap. Met dit nieuwe decreet worden ook de bepalingen van het Verdrag van Aarhus en de Europese Richtlijn inzake vrije toegang tot milieu-informatie geïmplementeerd. In het eerste deel van deze omzendbrief wordt het toepassingsgebied van het decreet en de algemene principes inzake openbaarheid van bestuur nader toegelicht, terwijl in het tweede deel, aan de hand van een concreet stappenplan, een praktische houvast wordt geboden aan eenieder die met een verzoek om openbaarmaking wordt geconfronteerd. Voor meer informatie over dit decreet en de bijhorende memorie van toelichting (waarbij de relevante teksten op gebruiksvriendelijke wijze toegankelijk zijn), verwijs ik graag naar de volgende website : http ://www.vlaanderen.be/openbaarheid. Deel 1 : Het toepassingsgebied en de algemene principes a) Toepassingsgebied Dit decreet kent een heel ruim toepassingsgebied. Vooreerst wordt het begrip ″bestuursinstantie″ gehanteerd als criterium, wat een ruimere invulling krijgt dan het begrip ″administratieve overheid″ uit het vorige decreet en de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten. Onder ″bestuursinstantie″ wordt begrepen : a) een rechtspersoon die is opgericht bij of krachtens de Grondwet, een wet, decreet of ordonnantie; b) een natuurlijke persoon, een groepering van natuurlijke personen, een rechtspersoon of groepering van rechtspersonen die in hun werking bepaald en gecontroleerd worden door a); c) een natuurlijke persoon, een groepering van natuurlijke personen, een rechtspersoon of groepering van rechtspersonen, voorzover zij door een bestuursinstantie in de zin van a) zijn belast met de uitoefening van een taak van algemeen belang of voorzover zij een taak van algemeen belang behartigen en beslissingen nemen die derden binden. Voor de milieusector, wordt het begrip ″milieu-instantie″ nog wat ruimer ingevuld, in die zin dat er eveneens wordt onder begrepen : elke rechtspersoon, natuurlijke persoon of groepering ervan die onder toezicht staan van een bestuursinstantie, voor zover zij openbare verantwoordelijkheden of functies uitoefenen of openbare diensten verlenen met betrekking tot het milieu. Uit de opsomming in artikel 4 van het decreet blijkt duidelijk dat er voortaan nog slechts één openbaarheidsregeling zal gelden voor alle bestuursniveaus in Vlaanderen. Het nieuwe decreet is van toepassing op de volgende bestuursinstanties : * het Vlaams Parlement en de eraan verbonden instellingen (voor aangelegenheden met betrekking tot overheidsopdrachten en personeelsleden van hun diensten); * diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest. Daarmee worden bedoeld : het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en alle Vlaamse openbare instellingen. Ook alle nieuwe entiteiten die worden opgericht in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid (nieuwe ministeries, eva’s en iva’s) zullen hieronder vallen; * de gemeenten en districten; * de provincies;
53499
53500
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE * alle mogelijke gemeentelijke en provinciale instellingen die in een openbare dienst voorzien (voorbeeld : gemeentelijke vzw’s, autonome gemeentebedrijven, gemeentescholen …); * verenigingen van provincies en gemeenten (alle mogelijke samenwerkingsvormen zoals bepaald in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking); * de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; * de polders en wateringen; * de kerkfabrieken en instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, * alle andere instanties binnen het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap (voorbeelden : Gimvindus, Aquafin, allerhande adviesorganen, fondsen, vzw’s waarbij de Vlaamse regering is toegetreden, onderwijsinstellingen …). b) Algemene principe inzake passieve openbaarheid van bestuur Het algemene principe inzake de passieve openbaarheid van bestuur, zoals grondwettelijk bepaald in artikel 32 van de Grondwet, blijft onveranderd. Dit houdt dus in dat elke instantie waarop het decreet van toepassing is (zie hierboven), verplicht is om aan eenieder (natuurlijk persoon, rechtspersoon of groepering) die erom verzoekt, de gewenste bestuursdocumenten openbaar te maken door : — er inzage in te verlenen — er uitleg over te verschaffen — er een afschrift van te overhandigen Deze drie concrete wijzen waarop het grondwettelijk recht, zoals gegarandeerd door artikel 32 G.W., kan uitgeoefend worden, zijn evenwaardig. De aanvrager om openbaarmaking geeft aan op welke wijze hij van zijn recht gebruik wil maken. Doet hij of zij dat niet onmiddellijk, dan moet de instantie hierom vragen. Het is zeker geen reden om de aanvraag als niet ontvankelijk te beschouwen. Het begrip ″bestuursdocument″ wordt zeer ruim geïnterpreteerd : de drager, in welke vorm ook, van informatie waarover een instantie beschikt. Het kan dus gaan om schriftelijke stukken, geluids- of beeldopnamen, notulen, processen-verbaal, statistieken, contracten, films, foto’s enzovoort. Het gewenste document moet dus niet noodzakelijk opgemaakt of geproduceerd zijn door de instantie waarbij het wordt opgevraagd : het volstaat dat het document in het bezit is van die instantie om onder de principiële openbaarheid te vallen. Een verzoek om openbaarmaking kan evenwel geen verplichting met zich meebrengen om bestuursdocumenten te verwerken of te analyseren, laat staan om bepaalde documenten aan te maken. Krachtens artikel 32 van de Grondwet kan de principiële openbaarmaking van bestuursdocumenten enkel geweigerd worden in geval van uitzonderingen en bij beperkingen die bij wet, decreet of ordonnantie zijn opgelegd. Het decreet van 26 maart 2004 voorziet in een aantal uitzonderingen, die hierna in het stappenplan worden opgesomd. In het decreet wordt inzake de toepassing van de uitzonderingen een onderscheid gemaakt tussen informatie die niet met het milieu te maken heeft en milieu-informatie. Alle uitzonderingen zijn in ieder geval strikt en limitatief te interpreteren en de beoordeling moet in concreto plaatsvinden op het moment van de aanvraag om openbaarmaking. c) Het begrip ″milieu-informatie Aan het begrip ″milieu-informatie″ wordt eveneens een zeer ruime invulling gegeven. Hieronder wordt begrepen : a) het milieu : ’de klassieke’ elementen van het milieu zoals in het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (Parl. St. Vl.R. 1994-1995, nr. 718/1, 11-16), maar ook de genetisch gemodificeerde organismen; b) maatregelen en activiteiten, zowel van privé-actoren als van overheden, die milieuverstoring opleveren of kunnen opleveren : bij beleidsvoorbereiding, beleidsvoorbereidend onderzoek, beleidsformulering, beleidsuitvoering, handhaving en evaluatie. Ook de analyses (bv. kosten-batenanalyse) en evaluaties (bv. milieueffectrapportage) ervan behoren hiertoe; c) verstoringsfactoren : uitputting, verontreiniging en aantasting; d) de waarden die beschermd moeten worden, voorzover ze kunnen worden aangetast door het milieu, maatregelen of activiteiten of verstoringsfactoren : de natuur zoals omschreven in het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, de cultureel waardevolle gebieden en bouwwerken, de gezondheid (zowel lichamelijk als geestelijk), veiligheid en levensomstandigheden van de mens; e) de beschermingsmaatregelen en –activiteiten voor mens en milieu, en de analyses en evaluaties ervan. Het begrip ″milieu-informatie″ zal hoofdzakelijk een rol spelen bij de toepassing van de uitzonderingsgronden op de openbaarmaking, waarvoor wordt verwezen naar het stappenplan in het tweede deel van deze omzendbrief. d) Andere basisprincipes uit het decreet * Aan de personeelsleden van de instanties waarop het decreet van toepassing is, wordt ook de verplichting opgelegd om behulpzaam te zijn bij eenieder die informatie zoekt waarover die instanties beschikken. Dat houdt bijvoorbeeld in dat men de aanvrager antwoord geeft op de vraag of een bepaald bestuursdocument wel degelijk bestaat, of de vraag waar een welbepaald bestuursdocument zich bevindt. Zoals reeds eerder gesteld, brengt dat geen verplichting mee om bepaalde bestuursdocumenten te verwerken, te analyseren of aan te maken. * Als een instantie weigert om op een verzoek tot openbaarmaking in te gaan, dan kan de betrokkene beroep instellen bij een daartoe speciaal opgerichte beroepscommissie. Voortaan zal er nog slechts één enkele beroepsinstantie zijn voor alle bestuursniveaus in Vlaanderen : een commissie van ambtenaren, die haar taak in volledige onafhankelijkheid en neutraliteit uitoefent en waarvan de werking is geregeld in het besluit van de Vlaamse regering van 4 juni 2004 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur. Deze beroepsinstantie zal nu ook de bevoegdheid hebben om, indien nodig, zelf haar beslissingen uit te voeren. * Het decreet verplicht ook elke instantie om bij elke beslissing of administratieve handeling met individuele strekking, die beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meer bestuurden, steeds de beroepsmogelijkheid te vermelden en de modaliteiten ervan. Als dat niet gebeurt, dan heeft dit tot gevolg dat de termijn om beroep in te stellen geen aanvang neemt. Deze bepaling heeft dus een algemene draagwijdte en geldt bijgevolg niet alleen voor beslissingen die te maken hebben met de passieve openbaarheid van bestuur.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE e) Actieve openbaarheid van bestuur Inzake de actieve openbaarheid van bestuur, geldt als algemeen principe dat de instanties de verplichting hebben om de bevolking systematisch, correct, evenwichtig, tijdig en op verstaanbare wijze over hun beleid, regelgeving en dienstverlening voor te lichten. Alle mogelijke informatie kan en mag men actief verspreiden, behalve als ze behoort tot de uitzonderingen die vastgesteld zijn inzake de passieve openbaarheid van bestuur (zie stappenplan in deel 2 van deze omzendbrief). Inzake de actieve openbaarmaking van milieu-informatie voorziet het decreet ook dat de milieu-instanties alle milieu-informatie waarover ze beschikken moeten ordenen, actualiseren en accuraat en vergelijkbaar ter beschikking stellen. De Vlaamse regering zal in een uitvoeringsbesluit nog verder bepalen welke milieu-informatie minimaal moet verspreid worden en op welke wijze de verspreiding zal moeten plaatsvinden. Inzake actieve openbaarheid van bestuur, voorziet het decreet in drie nieuwigheden : — Voortaan zijn ook de OCMW’s (naast de diensten en instellingen van de Vlaamse Gemeenschap/Vlaamse Gewest, de provincies en de gemeenten) verplicht om een communicatieambtenaar (contractueel of statutair) aan te stellen. Dat houdt niet noodzakelijk een extra aanwerving in : het kan volstaan dat een ambtenaar wordt belast met de taak als ″communicatieambtenaar″. Bovendien kan het, afhankelijk van de grootte van het OCMW, zelfs om een deeltijdse functie gaan of kan er in samenspraak met het gemeentebestuur een gezamenlijke communicatieambtenaar aangesteld worden. — Alle bestuursinstanties zijn verplicht om mee te werken aan de uitbouw van een gezamenlijk bestand met wegwijsinformatie en eerstelijnsinformatie van de verschillende bestuursinstanties. De Vlaamse overheid moet hieromtrent één en ander nader uitwerken. In afwachting van de realisatie hiervan, moeten de provincies en de gemeenten hun verplichtingen nakomen inzake het wegwijsbestand dat ze op grond van de wet van 12 november 1997 moesten opstellen en ter beschikking stellen. — Elke briefwisseling die uitgaat van een instantie, moet de naam, de hoedanigheid, het adres en het telefoonnummer bevatten van diegene die meer inlichtingen kan verstrekken over het dossier. Deel 2 : Stappenplan bij de afhandeling van een verzoek om openbaarmaking a) Nazicht formele vereisten Een verzoek om openbaarmaking wordt schriftelijk ingediend, dit wil zeggen per brief, per fax, per e-mail of kan persoonlijk worden overhandigd. Desnoods kan iemand zich ter plaatse aanbieden bij een ambtenaar, maar dan wordt de aanvraag genoteerd. Op een louter mondeling of telefonisch verzoek moet men bijgevolg niet ingaan. De aanvrager moet het gewenste bestuursdocument vermelden of tenminste de aangelegenheid waarover het gaat. Als één en ander onduidelijk is, dan kan een instantie het verzoek niet meteen afwijzen, maar moet ze in dialoog treden met de verzoeker om alsnog duidelijkheid te krijgen (zie punt e), 1° van dit stappenplan). Elke instantie heeft immers een bijstandsverplichting in dit verband. Als de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie, dan kan het verzoek een voorstel van termijn bevatten waarbinnen de aanvrager de informatie wil ontvangen. De aanvrager moet ook zijn identiteit bekendmaken. Als een gevolmachtigde optreedt, bijvoorbeeld een advocaat, dan moet tevens de identiteit van de cliënt meegedeeld worden. Van een advocaat wordt vermoed dat hij zijn cliênt vertegenwoordigt, terwijl dat niet geldt voor anderen die optreden in naam van de aanvrager. Zij moeten hun mandaat schriftelijk aantonen. De aanvraag wordt gericht aan de instantie die het gewenste bestuursdocument in haar bezit heeft (daarom niet noodzakelijk zelf geproduceerd) of het in een archief heeft neergelegd. Als het een aanvraag betreft bij de Vlaamse administratie, dan kan de verzoeker, als hij het niet exact zou weten, zijn verzoek ook richten aan de aangestelde communicatieambtena(a)r(en), die de aanvraag onmiddellijk doorstuurt naar de betrokken instantie. Als de aanvraag wordt gericht aan een instantie die het gevraagde document niet in haar bezit heeft, dan stuurt die instantie de aanvraag zo spoedig mogelijk door naar de instantie die het document vermoedelijk in haar bezit heeft en brengt ze de aanvrager hiervan op de hoogte. b) Het register Elke bestuursinstantie die een aanvraag ontvangt, is verplicht om die aanvraag onmiddellijk in een register te noteren, met vermelding van de datum van ontvangst. Die registratie is van het allergrootste belang, omdat dit meestal het aanvangspunt is voor de termijnen (zie verder in punt d) van dit stappenplan). Ook onontvankelijke aanvragen moeten geregistreerd worden. Het verdient aanbeveling dat ook de communicatieambtenaren die een aanvraag ontvangen deze registreren. Deze registratie kan op elektronische wijze gebeuren en dit wordt zelfs aanbevolen. In het kader van de evaluatie van de werking van het decreet (artikel 39 van het decreet), zullen de gegevens inzake registratie bij de verschillende bestuursinstanties wellicht opgevraagd worden door de Vlaamse overheid, teneinde een globaal zicht te krijgen op de juiste werking en impact van dit decreet : een elektronische registratie vergemakkelijkt uiteraard het opvragen van die gegevens. Het register zou tenminste de volgende gegevens moeten bevatten : — identiteit van de aanvrager (naam en adresgegevens); — nummer van de aanvraag; — datum van de registratie; — in voorkomend geval : datum van verduidelijking van de aanvraag; — korte omschrijving van de gewenste documenten; — datum van de beslissing; — aard en inhoud van de beslissing met (in voorkomend geval) de vermelding van de uitzonderingsgrond. Dit register is openbaar voor de aanvrager, zonder dat hiervoor de procedure van het decreet gevolgd moet worden. Het spreekt voor zich dat het register enkel toegankelijk is voor de aanvrager wat betreft de informatie die op zijn aanvraag betrekking heeft. De instantie moet dus geen ontvangstmelding sturen naar de aanvrager.
53501
53502
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE a) Aantonen van een belang De persoon die een verzoek om openbaarmaking indient, moet in principe geen belang aantonen. Als het verzoek om openbaarmaking echter betrekking heeft op informatie van persoonlijke aard (een beoordeling, waardeoordeel of beschrijving van een gedrag van een natuurlijk persoon), dan moet de aanvrager wel een belang aantonen : hij moet dan rechtstreeks en persoonlijk in zijn rechtssituatie geraakt kunnen worden, behalve wanneer het gaat om milieu-informatie en informatie over de aanvrager zelf. Het aantonen van een belang bij informatie van persoonlijke aard moet beschouwd worden als een ontvankelijkheidsvereiste voor het openbaarmakingsverzoek waaraan in eerste instantie voldaan moet worden. Het feit dat de aanvrager het vereiste belang kan aantonen, betekent nog niet dat de openbaarheid van het gewenste bestuursdocument automatisch wordt toegestaan. Als het vereiste belang aanwezig is, dan moet men de gegrondheid van het verzoek nog steeds beoordelen, dit wil zeggen nagaan of eventueel bepaalde uitzonderingsgronden ingeroepen moeten of kunnen worden om het openbaarheidsverzoek alsnog niet of slechts gedeeltelijk toe te staan (zie verder in punt e) van dit stappenplan). b) Aanvang van de termijnen Alle termijnen die in het decreet voorkomen, zowel de beslissings- als de uitvoeringstermijnen, nemen een aanvang op de dag na de datum van de registratie van de aanvraag. Als er ondanks de decretale verplichting toch geen registratie zou plaatsvinden, dan nemen de termijnen een aanvang op de dag na de datum van ontvangst van de aanvraag. Als een aanvraag evenwel terechtkomt bij een instantie die niet over het gevraagde bestuursdocument beschikt, dan heeft die instantie de plicht om de aanvraag door te sturen naar de juiste instantie (zie hierboven bij punt a) van het stappenplan). De termijn begint dan slechts te lopen na de registratie bij die laatste instantie. Als een verzoek te vaag is geformuleerd, dan zal de termijn slechts beginnen lopen nadat de aanvrager correcte en duidelijke informatie heeft verstrekt. Voor de exacte beslissings- en uitvoeringstermijnen wordt verwezen naar punt g) en h) van dit stappenplan. c) uitzonderingsgronden op de principiële openbaarheid Elke instantie die te maken krijgt met een verzoek om passieve openbaarmaking van een bestuursdocument, gaat na in hoeverre uitzonderingen kunnen worden ingeroepen op het algemeen principe dat de gewenste bestuursdocumenten openbaar gemaakt moeten worden. 1° formele uitzonderingen De bestuursinstanties mogen een verzoek om openbaarmaking afwijzen als de aanvraag kennelijk onredelijk blijft of op een te algemene wijze geformuleerd blijft. Voorwaarde is wel dat de instantie verplicht is om eerst aan de aanvrager te vragen om het verzoek te herformuleren (als dat mogelijk is, geeft de instantie aan welke gegevens nodig zijn om alsnog op de aanvraag te kunnen ingaan). Pas wanneer de aanvrager op dit verzoek niet ingaat of de aanvraag kennelijk onredelijk of te algemeen geformuleerd blijft, kan het verzoek om openbaarmaking afgewezen worden op die grond. Deze uitzondering is opgenomen om manifeste misbruiken tegen te gaan, dit wil zeggen dat de aanvrager niet zozeer informatie wil verkrijgen, maar wel de werking van een bestuursinstantie verstoren (bv : opvragen van honderden vergunningen van een bedrijf, opvragen van toekomstige examenvragen). Een bestuursinstantie kan een verzoek om openbaarmaking ook afwijzen als de gewenste documenten niet af of onvolledig zijn. Een document opgesteld in het kader van een besluitvormingsproces verkrijgt zijn definitieve status als het ondertekend is door de daartoe bevoegde persoon. Dat betekent dus niet dat er een eindbeslissing moet zijn in een besluitvormingsproces : ook tussentijdse rapporten, adviezen en dergelijke zijn openbaar, tenminste als ze af zijn. Als die uitzonderingsgrond wordt ingeroepen, dan geeft de bestuursinstantie de geschatte termijn aan voor de voltooiing van het document. 2° inhoudelijke uitzonderingsgronden Bij de beoordeling van een verzoek om openbaarmaking, moet een onderscheid gemaakt worden tussen informatie die niet met het milieu te maken heeft en milieu-informatie. Voor de informatie die niet met het milieu te maken heeft, zijn er een aantal absolute uitzonderingen op het algemene principe van openbaarheid van bestuur, dit wil zeggen dat ze moeten worden ingeroepen door de bestuursinstantie, zonder daarbij een belangenafweging te moeten maken. Dit betekent evenwel niet dat deze absolute uitzonderingsgronden toelaten om zomaar bepaalde informatie niet openbaar te maken. De instanties zullen in concreto moeten aantonen dat de openbaarmaking afbreuk doet aan één van de hierna opgesomde belangen. Die absolute uitzonderingen zijn : — een bestaande geheimhoudingsverplichting; — bescherming van de persoonlijke levenssfeer; — geheim van de beraadslagingen van de instanties waarop het decreet van toepassing is; — documenten, uitsluitend opgesteld ten behoeve van de strafvordering of een administratieve sanctie; — documenten, uitsluitend opgesteld ten behoeve van een mogelijke toepassing van tuchtmaatregelen; — informatie die vrijwillig door derden werd verstrekt en die uitdrukkelijk als vertrouwelijk is bestempeld. Voor de informatie die niet met het milieu te maken heeft, zijn er ook een aantal relatieve uitzonderingen voorzien, wat inhoudt dat een bestuursinstantie eerst een belangenafweging moet maken : het belang van de openbaarheid zal moeten afgewogen worden tegenover één of meerdere van de hierna opgesomde belangen. Slechts wanneer dan wordt geoordeeld dat het te beschermen belang belangrijker is dan het belang van de openbaarheid, zal de uitzondering moeten worden toegepast en bijgevolg zal er geen of slechts gedeeltelijke openbaarmaking toegestaan worden. De te beschermen belangen zijn de volgende : — het economisch, financieel of commercieel belang van de instantie; — het vertrouwelijke karakter van de internationale betrekkingen; — het vertrouwelijke karakter van commerciële en industriële informatie; — de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding; — de vertrouwelijkheid van het handelen van een instantie, nodig voor de uitoefening van de administratieve handhaving, de uitvoering van een interne audit of de politieke besluitvorming; — de openbare orde en de veiligheid. Voor milieu-informatie zijn de mogelijke in te roepen uitzonderingen steeds relatief. Bijgevolg zal er hier altijd een belangenafweging moeten gebeuren. De te beschermen belangen zijn de volgende : — bescherming van de persoonlijke levenssfeer; — geheim van de beraadslagingen van de instanties waarop het decreet van toepassing is;
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE — documenten, uitsluitend opgesteld ten behoeve van de strafvordering of een administratieve sanctie; — documenten, uitsluitend opgesteld ten behoeve van een mogelijke toepassing van tuchtmaatregelen; — informatie die vrijwillig door derden werd verstrekt en die uitdrukkelijk als vertrouwelijk is bestempeld; — het vertrouwelijke karakter van de internationale betrekkingen; — het vertrouwelijke karakter van commerciële en industriële informatie; — de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding; — de vertrouwelijkheid van het handelen van een instantie, nodig voor de uitoefening van de administratieve handhaving, de uitvoering van een interne audit of de politieke besluitvorming; — de openbare orde en de veiligheid; — de bescherming van het milieu. Als de milieu-informatie betrekking heeft op emissies in het milieu, dan kunnen enkel de volgende uitzonderingen worden ingeroepen : — documenten, uitsluitend opgesteld ten behoeve van de strafvordering of een administratieve sanctie; — documenten, uitsluitend opgesteld ten behoeve van een mogelijke toepassing van tuchtmaatregelen; — het vertrouwelijke karakter van de internationale betrekkingen; — de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding; — de openbare orde en de veiligheid. Gaat het bovendien om Seveso-informatie, dan kunnen de uitzonderingsgronden die verband houden met de vertrouwelijkheid van het handelen van een milieu-instantie en deze die de bescherming beoogt van het milieu waarop de informatie betrekking heeft, niet ingeroepen worden. Voor een nadere toelichting bij de bovenvermelde uitzonderingen, kan men het best de memorie van toelichting bij het decreet raadplegen. U vindt die op de website : http ://www.vlaanderen.be/openbaarheid 3° toestemming van derden In de lijst van uitzonderingen zijn drie gevallen, waarbij het mogelijk is dat een bestuursdocument alsnog openbaar gemaakt wordt, mits toestemming daartoe van de derde betrokken persoon : — bescherming van de persoonlijke levenssfeer; — informatie die vrijwillig door derden werd verstrekt en die uitdrukkelijk als vertrouwelijk is bestempeld; — het vertrouwelijke karakter van commerciële en industriële informatie. Als een aanvraag tot openbaarmaking zou worden afgewezen op grond van één van voormelde redenen, dan moet de instantie contact opnemen met de betrokkene (derde) en vragen of de aanvrager de toestemming krijgt om alsnog toegang te krijgen tot het gevraagde document. Zowel het contact opnemen met de derde als het verlenen van de toestemming kan het best via brief, fax of mail gebeuren, zodat de aansprakelijkheid van de instantie niet in het gedrang komt wanneer er achteraf discussie zou rijzen. Als een instantie een uitzondering inroept waarbij aan een derde vooralsnog de toestemming kan gevraagd worden, dan moet de instantie haar beslissing nemen binnen de decretaal vastgestelde termijn (zie verder in punt g) van dit stappenplan). De instantie vermeldt in haar brief waarin ze haar beslissing meedeelt de mogelijkheid dat er alsnog openbaarmaking kan geschieden na toelating van de persoon op wie de informatie betrekking heeft. Ze vermeldt hierin ook dat ze de vraag om toelating aan de derde heeft verstuurd. Samen met de beslissing moet immers ook de aanvraag om toelating verstuurd worden. Het is wel zo dat enkel de beslissing van de instantie vatbaar is voor beroep en niet de beslissing van de derde om al dan niet toelating te verlenen. Het verlenen van de toelating door de derde is decretaal niet gebonden aan een termijn. Het is een toemaatje om vooralsnog openbaarmaking mogelijk te maken, maar de beslissing hiertoe ligt niet in handen van een instantie. 4° andere uitzonderingsgronden Naast de decretale uitzonderingsgronden die hiervoor werden vermeld onder 1°, 2° en 3°, moet bij de behandeling van een verzoek om openbaarmaking eventueel ook rekening gehouden worden met uitzonderingsgronden die voorkomen in de federale openbaarheidregelgeving (artikel 6, §1 en §2, van de wet van 11 april 1994, B.S. 30 juni 1994)) of in regelgevingen van andere gemeenschappen en gewesten. De andere wetgevers zijn immers ook bevoegd om uitzonderingen op het principe van de openbaarheid van bestuur te bepalen op gronden die betrekking hebben op materies die tot hun bevoegdheid behoren (voorbeeld : dossiers bij O.C.M.W.’s inzake het leefloon, opvang van migranten). d) Gedeeltelijke openbaarmaking Als op basis van de hiervoor beschreven uitzonderingen bepaalde informatie in een bestuursdocument niet openbaar gemaakt kan worden en die informatie gescheiden kan worden van de andere informatie in het gevraagde document, dan moet het bestuursdocument gedeeltelijk openbaar gemaakt worden. De bestuursinstantie vermeldt dat uitdrukkelijk in haar beslissing. g) Wie neemt de beslissing en binnen welke termijn Het decreet gaat ervan uit dat de beslissing over de openbaarmaking van een bestuursdocument geen politieke, maar eerder een juridische beslissing is. Daarom vertrouwt ze die beslissingen toe aan de hoogst geplaatste ambtenaar of persoon of een bevoegd leidinggevend personeelslid van de instantie. In artikel 19 van het decreet worden deze aangeduid voor een groot aantal instanties die nominatief opgesomd worden in artikel 4 van het decreet. Uiteraard kan men de bevoegdheid delegeren. Die delegatie moet uitdrukkelijk en formeel gebeuren. Het is wel de bedoeling dat zoveel als mogelijk ambtenaren die voldoende juridisch geschoold zijn de beslissingen nemen. Het decreet beoogt dat binnen elke instantie de beslissingsbevoegdheid zo veel als mogelijk bij de meest geschikte persoon zou liggen, rekening houdend met de eigenheid en mogelijkheden van elke instantie. De aanvraag tot openbaarmaking moet uiterlijk binnen vijftien kalenderdagen, na registratie van de aanvraag, beantwoord worden, schriftelijk, per fax of per e-mail. Slechts wanneer een bestuursinstantie van oordeel is dat de gevraagde informatie moeilijk tijdig te verzamelen is, kan de voormelde termijn van antwoord verlengd worden tot dertig kalenderdagen. De bestuursinstantie deelt dit dan uitdrukkelijk mee aan de aanvrager, met vermelding van de redenen van het uitstel.
53503
53504
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Als het gewenste bestuursdocument in de gevraagde vorm beschikbaar is, dan verschaft de instantie dat document in die gevraagde vorm. h) Uitvoering van de beslissing De uiteindelijke beslissing tot inwilliging van een verzoek tot openbaarmaking moet uiterlijk binnen dertig kalenderdagen, na registratie, uitgevoerd worden. Dit wil zeggen dat de instantie binnen die termijn inzage moet verlenen, er uitleg over moet verschaffen of er een afschrift van moet overhandigen In geval van verlenging van de termijn, zoals gesteld in punt g), wordt de uitvoeringstermijn eveneens verlengd tot 45 kalenderdagen. Als het de inzage van een document betreft, dan maakt de bestuursinstantie hieromtrent de nodige praktische afspraken in onderling overleg met de aanvrager. De bestuursdocumenten die in het kader van dit decreet verkregen worden, mogen niet voor commerciële doeleinden gebruikt of verspreid worden, behalve als het milieu-informatie betreft. i) Retributie voor afschriften De inzage en de uitleg zijn kosteloos. De overhandiging van een afschrift is dat in principe ook, maar de instanties kunnen daarvoor een retributie vragen, waarvan het bedrag vooraf is vastgesteld op basis van een redelijke kostprijs (zo zullen de personeelskosten niet aangerekend mogen worden). Elke instantie voor zich is dus vrij om al dan niet een dergelijke retributie vast te stellen voor het verkrijgen van een afschrift. Voor het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse wetenschappelijke instellingen is de Vlaamse regering bevoegd om die retributie eventueel vast te leggen. De Vlaamse openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid kunnen daar autonoom over beslissen. Dat zal ook gelden voor alle in de toekomst op te richten intern of extern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid. De bestaande gemeenteraadsbeslissingen die een retributie opleggen blijven van kracht na de inwerkingtreding van dit decreet van 26 maart 2004. j) Verplichting tot vermelden van beroepsmogelijkheid De bestuursinstanties zijn verplicht om in hun beslissing waarbij een verzoek om openbaarmaking wordt geweigerd of slechts gedeeltelijk wordt toegestaan, uitdrukkelijk de modaliteiten te vermelden van de beroepsmogelijkheid die bestaat voor de aanvrager : de termijn (dertig kalenderdagen) waarbinnen en de instantie waarbij beroep kan worden ingesteld moet meegedeeld worden aan de aanvrager. Het secretariaat van de beroepsinstantie is gevestigd bij de Administratie Kanselarij en Voorlichting van het departement Coördinatie bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Boudewijnlaan 30 in 1000 Brussel. Het is aanbevolen om de volgende formule te gebruiken : « Tegen deze beslissing kunt u beroep instellen bij de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur, waarvan het secretariaat gevestigd is bij de administratie Kanselarij en Voorlichting van het departement Coördinatie bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Boudewijnlaan 30 in 1000 Brussel. U beschikt daartoe over een termijn van dertig kalenderdagen, die ingaat op de dag nadat de beslissing werd verstuurd. » Als de beroepsmogelijkheid niet wordt vermeld, heeft dat tot gevolg dat de termijn om beroep in te dienen geen aanvang neemt. k) Afhandeling van de beroepen In dit nieuwe decreet wordt er nog slechts één beroepsinstantie gecreëerd voor alle instanties waarop het decreet van toepassing is : een commissie die samengesteld is uit vier ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en waarvan de werking wordt geregeld bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 juni 2004 tot oprichting van de beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur. Als er een beroep wordt ingesteld, dan zal de instantie wiens beslissing wordt aangevochten, op de hoogte gebracht worden door de beroepsinstantie van het feit dat er een beroep werd ingediend. Als de beroepsinstantie beslist om de openbaarmaking van een document toe te staan, dan moet de bestuursinstantie in kwestie uiterlijk binnen veertig dagen die beslissing uitvoeren. Gebeurt dat niet binnen deze termijn, dan kan de beroepsinstantie alsnog zelf haar beslissing ten uitvoer brengen en bijgevolg de openbaarheid daadwerkelijk toestaan. Voor de uitvoering van haar taak kan de beroepsinstantie alle bestuursdocumenten ter plaatse inzien of opvragen bij de bestuursinstanties in kwestie. Deze omzendbrief vervangt de volgende omzendbrieven : — omzendbrief VR 1995/26 van 20 juni 1995 — omzendbrief BA 2000/06 van 27 oktober 2000. B. SOMERS, minister-president van de Vlaamse regering P. VAN GREMBERGEN, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken
REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2004/202012] Environnement
Certificat d’utilisation octroyé à INTRADEL Faisant suite à la demande introduite par la S.A. VALOMAC, en date du 26 février 2004 et déclarée recevable le 2 mars 2004, conformément aux dispositions de l’arrêté du Gouvernement wallon du 14 juin 2001 favorisant la valorisation de certains déchets et, après avis favorable de l’Office wallon des Déchets, il est acté que : les mâchefers traités mélangés ou non à un liant hydraulique, déchets référencés sous les codes 190112 et 190112II de l’annexe I de l’arrêté susvisé, produits exclusivement à l’unité d’INTRADEL à Herstal et traités par VALOMAC à 1850 Grimbergen, Westvaardijck 83, peuvent être utilisés dans les domaines suivant : Travaux de génie civil : travaux de remblais pour les mâchefers non liés ainsi que sous-fondation et fondation en sable, ciment ou béton maigre.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS UNIVERSITEIT GENT
Vacatures (zie http://aivwww.ugent.be/DPO/vacatures/AAP.pl) Assisterend academisch personeel Bij de Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen zijn volgende mandaten te begeven : het betreft tijdelijke aanstellingen voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is. GE01 twee betrekkingen van voltijds assistent bij de vakgroep inwendige ziekten (tel. : 09-240 21 51). betrekking 1 : Profiel van de kandidaat : diploma van arts of dierenarts of apotheker of bio-ingenieur of licentiaat in de biologie of licentiaat in de biomedische wetenschappen. Inhoud van de functie : bijstand bij het onderwijs van de vakgroep; verrichten van dierexperimenteel onderzoek op het gebied van tolerantiemechanismen in internistische pathologieën, ter voorbereiding van een doctoraat; bijstand bij de dienstverlening in de vakgroep; betrekking 2 : Profiel van de kandidaat : diploma van arts; erkend neuropsychiater of neuroloog. Inhoud van de functie : bijstand bij het klinisch onderwijs van de vakgroep; verrichten van klinisch en experimenteel wetenschappelijk onderzoek in het gebied van de epileptologie, ter voorbereiding van een doctoraat. De kandidaturen, met curriculum vitae, een afschrift van het vereist diploma en een overzicht van de behaalde studieresultaten (per jaar), moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en Organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 16 juli 2004. (19413)
Bij de Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is.
53505
Inhoud van de functie : organisatie en begeleiding van de stages van studenten (AILO opleiding lichamelijke opvoeding; als tussenpersoon fungeren tussen de vakdidacticus en de mentoren; contacten onderhouden met de hospiteerscholen en stagementoren; actief meewerken aan de ontwikkeling van curricula. De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma, moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en Organisatie van de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 16 juli 2004. (19414)
Bij de Faculteit politieke en sociale wetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van drie jaar die eenmaal hernieuwbaar is. PS05 een betrekking van voltijds doctor-assistent bij de vakgroep Studie van de Derde Wereld (tel. : 09-264 69 15). Profiel van de kandidaat : diploma van doctor in de politieke en sociale wetenschappen : politieke wetenschappen met een proefschrift op het gebied van de Arabische wereld (Mashrek-Maghreb) (aan deze diplomavoorwaarde dient voldaan te zijn op datum van aanstelling); diploma van aanvullende studies van ontwikkelingssamenwerking (of daarmee gelijkgesteld) strekt tot aanbeveling; publicaties over de politieke evoluties in de Mashrek-Maghreb in wetenschappelijke tijdschriften die een ruime verspreiding kennen; ruime terrein- en onderzoekservaring in Mashrek-Maghreb; mededelingen of voordrachten op wetenschappelijke conferenties strekken tot aanbeveling; uitgesproken interesse hebben voor studentenbegeleiding in de academische en/of voortgezette academische opleiding; onderwijservaring; talenkennis : Nederlands, Engels, Frans, notities Arabisch strekken tot aanbeveling. Inhoud van de functie : medewerking aan het onderwijs van de vakgroep; wetenschappelijk onderzoek m.b.t. politieke problemen van de area’s Mashrek en Maghreb; uitbouw internationaal onderzoeksnetwerk; medewerking aan de dienstverlening in de vakgroep. De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma, moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en Organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 16 juli 2004. (19415)
GE25 een betrekking van deeltijds praktijkassistent (40 %) bij de vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen (tel. : 09-264 63 35).
Wet van 29 maart 1962 (artikelen 9 en 21) Loi du 29 mars 1962 (articles 9 et 21)
Profiel van de kandidaat : diploma van licentiaat in de lichamelijke opvoeding en van geaggregeerde voor het secundair onderwijs — groep 2 in de lichamelijke opvoeding; ervaring hebben in het lesgeven van het vak lichamelijke opvoeding in het onderwijs; vakdictactisch en pedagogisch onderlegd zijn met het oog op de begeleiding van studenten; overige beroepsactiviteiten uitoefenen die bijdragen tot de kwaliteit van de stagebegeleiding; over de nodige communicatieve vaardigheden beschikken om goede contacten met alle onderwijsbetrokkenen te behouden.
Stad Geraardsbergen Berichten Het college van burgemeester en schepenen van de stad Geraardsbergen : Overeenkomstig met de bepalingen van het decreet van 18 mei 1999, houdende organisatie van de ruimtelijke ordeningen en stedenbouw, brengt ter kennis van de bevolking dat het bijzonder plan van aanleg nr. 20 ″Gebied gelegen Zakkaai-Sint-Annastraat-WeverijstraatDenderstraat″, opgemaakt overeenkomstig de wettelijke bepalingen en door de gemeenteraad voorlopig aangenomen in vergadering van
53506
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
15 juni 2004 op het Administratief Centrum, Weverijstraat 20, 9500 Geraardsbergen — departement Leefmilieu en Infrastructuur — voor het publiek ter inzage ligt, gedurende een termijn van dertig dagen, van 9 uur tot 12 uur, en dit vanaf maandag 12 juli 2004 tot en met donderdag 12 augustus 2004. Personen die tegen genoemd ontwerp bezwaren willen inbrengen worden verzocht deze schriftelijk te laten geworden aan het stadsbestuur binnen de 30 dagen na bekendmaking of zich op het Administratief Centrum, Weverijstraat 20, te Geraardsbergen aan te bieden op 12 augustus 2004, tussen 11 en 12 uur, teneinde er hun mondelinge opmerkingen aan de afgevaardigde van het college van burgemeester en schepenen mede te delen. Geraardsbergen, 21 juni 2004.
(25388)
Het college van burgemeester en schepenen van de stad Geraardsbergen : Overeenkomstig met de bepalingen van het decreet van 18 mei 1999, houdende organisatie van de ruimtelijke ordeningen en stedenbouw, brengt ter kennis van de bevolking dat het bijzonder plan van aanleg nr. 21 ″De Bleek″, opgemaakt overeenkomstig de wettelijke bepalingen en door de gemeenteraad voorlopig aangenomen in vergadering van 15 juni 2004 op het Administratief Centrum, Weverijstraat 20, 9500 Geraardsbergen — departement Leefmilieu en Infrastructuur —voor het publiek ter inzage ligt, gedurende een termijn van dertig dagen, van 9 uur tot 12 uur, en dit vanaf maandag 12 juli 2004 tot en met donderdag 12 augustus 2004. Personen die tegen genoemd ontwerp bezwaren willen inbrengen worden verzocht deze schriftelijk te laten geworden aan het stadsbestuur binnen de 30 dagen na bekendmaking of zich op het Administratief Centrum, Weverijstraat 20 te Geraardsbergen aan te bieden op 12 augustus 2004 tussen 11 en 12 uur, teneinde er hun mondelinge opmerkingen aan de afgevaardigde van het college van burgemeester en schepenen mede te delen. Geraardsbergen, 21 juni 2004.
ter algemene kennis van het publiek dat een openbaar onderzoek wordt ingesteld nopens het ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS), voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 21 juli 2004. Dit openbaar onderzoek loopt vanaf 1 juli 2004 tot 28 september 2004, om 13 u. 30 m. Voormeld ontwerp ligt ter inzage van het publiek op het stadhuis, dienst stedenbouw, niveau -1, iedere werkdag tijdens de kantooruren, van 9 tot 12 uur, en van 14 u. 30 m. tot 17 uur. Eventuele adviezen, bezwaren en opmerkingen met betrekking tot dit ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan moeten uiterlijk vóór 28 september 2004, om 13 u. 30 m. : ofwel ingediend zijn, bij ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (Gecoro), Marktstraat 29, te 8530 Harelbeke; ofwel afgegeven zijn op het stadhuis, technische dienst, dienst stedenbouw, niveau -1, tegen ontvangstbewijs. De bezwaren en opmerkingen moeten duidelijk aangeven : naam en adres van de persoon (of organisatie) die het bezwaar indient; de verwijzing naar het betreffend deel en de bladzijde van het ontwerp gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. In het kader van dit openbaar onderzoek organiseert het stadsbestuur op 6 juli 2004 een informatievergadering met de bevolking in het CC ’t Spoor (aula), om 19 uur. (25392)
Aankondigingen − Annonces
(25389) VENNOOTSCHAPPEN − SOCIETES
Gemeente Begijnendijk Bijzonder plan van aanleg « Zonevreemde terreinen en gebouwen voor sport-, recreatie- en jeugdactiviteiten » — Bericht van onderzoek
N.V. Optibel & Co, naamloze vennootschap, Edisonplein 8, 2900 Schoten
Het college van burgemeester en schepenen brengt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, brengt ter kennis aan de bevolking dat het sectoraal B.P.A. « Zonevreemde bedrijven en gebouwen voor sport-, recreatie- en jeugdactiviteiten » door de gemeenteraad voorlopig werd aangenomen in zitting van 24 juni 2004.
R.P.R. 0422.665.226, Rechtbank van koophandel te Antwerpen
Overeenkomstig de bepalingen van voornoemd decreet wordt een openbaar onderzoek ingesteld van 12 juli 2004 tot en met 10 augustus 2004. Het B.P.A. ligt ter inzage van het publiek op de technische dienst van het gemeentehuis, Kerkplein 5, te 3130 Begijnendijk, tijdens de openingsuren. De eventuele bezwaren of opmerkingen moeten schriftelijk gestuurd worden aan het college van burgemeester en schepenen, Kerkplein 5, te 3130 Begijnendijk, en dit ten laatste op 10 augustus 2004, om 19 uur, waarop het openbaar onderzoek door het college van burgemeester en schepenen zal gesloten worden. Begijnendijk, 28 juni 2004. (25390) Stad Harelbeke Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Bekendmaking van openbaar onderzoek In uitvoering van artikel 33, § 3, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij de decreten van 28 september 1999, 22 december 1999 en 26 april 2000, brengt het college van burgemeester en schepenen der stad Harelbeke
Betaling van coupon nr. 11 Vanaf 28 juni 2004, wordt coupon nr. 11 betaalbaar gesteld aan de loketten van de Bank J. Van Breda & Co, Paalstraat 133, 2900 Schoten, tegen het brutobedrag van 30,00 euro per aandeel. (25340) Speculum, société anonyme, place Reine Astrid 24-26, 1090 Bruxelles Numéro d’entreprise 0431.522.415 Messieurs les actionnaires sont priés d’assister aux assemblées générales suivantes : A. L’assemblée générale se réunira au siège social le 9 juillet 2004, à 13 heures. — Ordre du jour : 1. Rapport de gestion du conseil d’administration. 2. Rapport spécial visé à l’article 633 du Code des sociétés. 3. Poursuite des activités de la société. 4. Approbation des comptes annuels. 5. Affectation des résultats. 6. Décharge aux administrateurs. 7. Nominations d’administrateurs. 8. Divers. B. Suite à la prorogation intervenue lors de l’assemblée générale ordinaire du 18 juin 2004 conformément à l’article 555 du Code des sociétés, l’assemblée générale se réunira au siège social le 9 juillet 2004, à 14 heures. — Ordre du jour : 1. Rapport de gestion du conseil d’administration. 2. Approbation des comptes annuels. 3. Affectation des résultats. 4. Décharge aux administrateurs. 5. Nominations d’administrateurs. 6. Divers. Pour assister à ces assemblées, se conformer aux statuts.
(25341)
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53507
Imprimerie P. François, société anonyme, Site-Vésalius, avenue Ariane 25, Woluwe-Saint-Lambert (1200 Bruxelles)
De agenda van respectievelijk de gewone algemene vergadering en de buitengewone algemene vergadering luidt als volgt :
R.P.M. 408.425.131
1. Kennisname en bespreking van het jaarverslag van de raad van bestuur over de statutaire en geconsolideerde jaarrekening voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2003.
I. Gewone algemene vergadering
L’assemblée générale extraordinaire du 28 juin 2004, n’ayant pas atteint le quorum requis, une seconde assemblée se réunira le 19 juillet 2004, à 17 heures, au siège social. — Ordre du jour : 1. Partenariat avec la S.P.R.L. Cartonnage Regent. (25342)
2. Kennisname en bespreking van het verslag van de commissaris over de statutaire en geconsolideerde jaarrekening voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2003.
Emile Soumoy Assurances, société anonyme
3. Kennisname van de statutaire en de geconsolideerde jaarrekening van de Vennootschap voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2003 en van de voorgestelde bestemming van het resultaat.
Siège social : 5621 Florennes, Morialmé, rue Fort Jaco 54 Tribunal de commerce de Dinant Inscrite au registre des personnes morales sous le numéro 0439.186.801
Les actionnaires sont priés d’assister à l’assemblée extraordinaire qui se tiendra le 9 juillet 2004, à 19 heures, à 1000 Bruxelles, rue Royale, 55.
Ordre du jour : 1. Rapport du conseil d’administration en application de l’article 559 du Code des sociétés avec, en annexe, une situation active et passive ne datant pas de plus de trois mois. 2. Modification de l’objet social. 3. Modifications des statuts et actualisation des statuts avec adaptation au Code des sociétés et conversion du capital en Euro. 4. Nominations d’administrateurs. Pour assister à l’assemblée, les actionnaires sont priés, cinq jours avant l’assemblée, conformément à l’article 37 des statuts, de déposer leurs titres au porteur au siège social de la société. (25343)
Le conseil d’administration
Immobilière Beau Séjour, société anonyme, avenue de la Sapinière 6, à 1180 Bruxelles R.P.M. 406.985.076
Assemblée générale ordinaire le 9 juillet 2004, à 16 heures, au siège social. — Ordre du jour : 1. Approbation de la date reportée de l’assemblée générale ordinaire. 2. Approbation des comptes annuels clôturés au 31 décembre 2003. 3. Décharge aux administrateurs. 4. Affectation des résultats sociaux. 5. Divers. (25344)
Keyware Technologies, naamloze vennootschap die een openbaar beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan, Marguerite Bervoetsstraat 136, 1190 Brussel Ondernemingsnummer 0458.430.512 — BTW 458.430.512 (de ″Vennootschap″) Oproeping tot de gewone algemene vergadering en de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders De houders van aandelen, obligaties en van warrants uitgegeven door Keyware Technologies N.V. worden uitgenodigd deel te nemen aan de gewone algemene vergadering van aandeelhouders, onmiddellijk gevolgd door de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders, die gehouden zullen worden te Espace del Goutte, Bois Seigneur-Isaac 40, 1421 Braine-l’Alleud, op 16 juli 2004, vanaf 15 uur. Indien niet tenminste de helft van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigd is op deze buitengewone algemene vergadering, dan wordt een nieuwe buitengewone algemene vergadering bijeengeroepen op voormeld adres op 6 augustus 2004 met dezelfde agenda.
Voorstel van besluit goedkeuring van de statutaire jaarrekening voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2003, zoals voorgesteld door de raad van bestuur, alsook van de door de raad van bestuur voorgestelde overdracht van de verliezen van het boekjaar naar het volgend boekjaar. 4. Kwijting aan de bestuurders. Voorstel van besluit : Verlening van kwijting aan alle bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat gedurende het boekjaar afgesloten op 31 december 2003. 5. Kwijting aan de commissaris. Voorstel van besluit : Verlening van kwijting aan de commissaris voor de uitoefening van zijn opdracht gedurende het boekjaar afgesloten op 31 december 2003. 6. Bekrachtiging van de beslissingen betreffende de betwistingen met Infolink N.V. Voorstel van besluit : Bekrachtiging, voorzover als nodig, van de beslissingen van en acties ondernomen door de Vennootschap in het kader van de betwistingen met Infolink N.V. en haar vertegenwoordigers of aangestelden. 7. Benoeming van bestuurders : (i) Voorstel van besluit : Benoeming van Cennini N.V., met als vaste vertegenwoordiger de heer Leo Claeys, als bestuurder van de Vennootschap voor een termijn van zes jaar eindigend na de algemene vergadering die zal uitgenodigd worden om de rekeningen over het boekjaar 2009 goed te keuren; (ii) Voorstel van besluit : Benoeming van Bigfriend N.V., met als vaste vertegenwoordiger de heer Stéphane Vandervelde, als bestuurder van de Vennootschap voor een termijn van zes jaar eindigend na de algemene vergadering die zal uitgenodigd worden om de rekeningen over het boekjaar 2009 goed te keuren; (iii) Voorstel van besluit : Benoeming van de heer Pierre Delhaize, als bestuurder van de Vennootschap voor een termijn van zes jaar eindigend na de algemene vergadering die zal uitgenodigd worden om de rekeningen over het boekjaar 2009 goed te keuren; (iv) Voorstel van besluit : Benoeming van Advisam N.V., met als vaste vertegenwoordiger de heer Guy Warlop, als onafhankelijk bestuurder in de zin van artikel 524 Wetboek van vennootschappen voor een termijn van zes jaar eindigend na de algemene vergadering die zal uitgenodigd worden om de rekeningen over het boekjaar 2009 goed te keuren; (v) Voorstel van besluit : Benoeming van de heer Yves van Sante als onafhankelijk bestuurder in de zin van artikel 524 Wetboek van vennootschappen voor een termijn van zes jaar eindigend na de algemene vergadering die zal uitgenodigd worden om de rekeningen over het boekjaar 2009 goed te keuren; (vi) Voorstel van besluit : Herbenoeming van de heer Luc Pintens als onafhankelijk bestuurder in de zin van artikel 524 Wetboek van vennootschappen voor een termijn van zes jaar eindigend na de algemene vergadering die zal uitgenodigd worden om de rekeningen over het boekjaar 2009 goed te keuren; De hoedanigheid van onafhankelijk bestuurder wordt toegekend omdat de entiteit en de personen vermeld sub (iv) tot en met (vi) niet worden gevat door één van de onverenigbaarheden voorzien in artikel 524 Wetboek van vennootschappen, en omdat zij voor het overige geen relatie onderhouden met een vennootschap die van aard
53508
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
is hun onafhankelijkheid in het gedrang te brengen. Het mandaat van voormelde bestuurders is onbezoldigd, behoudens andersluidende beslissing van de algemene vergadering (met inbegrip van, maar niet beperkt tot de voorgestelde toekenning van warrants waarnaar wordt verwezen in punt 11 en volgende van de hiernavolgende agenda van de buitengewone algemene vergadering van de Vennootschap). 8. Varia II. Buitengewone algemene vergadering 1. Kennisname en bespreking van het bijzonder verslag van de raad van bestuur overeenkomstig artikel 633 Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de financiële situatie van de Vennootschap. Voorstel van besluit : Beslissing tot goedkeuring van het verslag van de raad van bestuur en de daarin voorgestelde maatregelen tot herstel van de financiële situatie van de Vennootschap. 2. Beslissing tot het verlenen van bijzondere kwijting aan de leden van de raad van bestuur. Voorstel van besluit : Beslissing tot het verlenen van bijzondere kwijting aan de leden van de raad van bestuur voor overtredingen van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen bij de vaststelling van kapitaalverhoging en uitgifte van aandelen beneden fractiewaarde ingevolge de uitoefening van warrants uitgegeven bij beslissing van de algemene vergadering d.d. 17 december 1999, zoals nader omschreven in het jaarverslag van de Vennootschap. 3. Kennisname en bespreking van het bijzonder verslag van de raad van bestuur en bijhorende staat van activa en passiva van de Vennootschap en het verslag van de commissaris daarover overeenkomstig artikel 559 Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de wijziging van het doel van de Vennootschap. 4. Beslissing tot wijziging van het doel van de Vennootschap en aanpassing van artikel 3 van de statuten. Voorstel van besluit : Beslissing tot wijziging van het doel om de verwijzingen naar biometrie weg te laten uit het statutaire doel van de Vennootschap en artikel 3 van de statuten overeenkomstig aan te passen door het schrappen in de eerste paragraaf van de woorden ″die biometrische verificatietechnologie, waaronder pattem recognition en speaker verification technologie, integreren voor beveiligingsdoeleinden’. 5. Beslissing tot vermindering van het kapitaal door aanzuivering van geleden verliezen. Voorstel van besluit : Beslissing om het kapitaal te verminderen met tweeëntachtig miljoen vierhonderdentweeduizend driehonderd en vijf Euro en zestig cent (82.402.305,60 EUR) om het te brengen van honderd en zeven miljoen tweehonderdzevenenvijftigduizend driehonderd en vijf euro zestig cent (107.257.305,60 EUR) op vierentwintig miljoen achthonderdvijfenvijftigduizend Euro (24.855.000,00 EUR) door aanzuivering van geleden verliezen, zoals deze blijken uit de laatst goedgekeurde jaarrekening, zonder vernietiging van aandelen. 6. Kennisname en bespreking van het bijzonder verslag van de raad van bestuur overeenkomstig de artikelen 582 en 602 Wetboek van vennootschappen naar aanleiding van de inbreng in natura van de rechten onder (i) de lening uitgegeven door de Vennootschap ingevolge een inschrijvingsovereenkomst gedateerd 19 juli 2002 ten belope van een maximaal bedrag in hoofdsom en verlopen interesten van een miljoen achthonderdeenenzestigduizend honderdnegenenzeventig USD en tweehonderdtweeëntachtigduizend vierhonderdzevenentachtig Euro (USD 1.861.179 en 282.487 EUR), zoals nader beschreven in het verslag, (ii) de lening uitgegeven door de Vennootschap ingevolge een inschrijvingsovereenkomst gedateerd 17 juli 2003 ten belope van een maximaal bedrag in hoofdsom en verlopen interesten van achthonderddrieëntwintigduizend tweehonderd vijfenvijftig Euro (823.255,00 EUR), zoals nader beschreven in het verslag, (iii) de interestloze leningen uitgegeven door de Vennootschap ingevolge een investeringsovereenkomst van 21 oktober 2003 ten belope van een totaal bedrag in hoofdsom van een miljoen zeshonderdduizend Euro (1.600.000,00 EUR) en (iv) een aantal handelsvorderingen ten belope van een maximaal bedrag in hoofdsom van een miljoen tweehonderdzevenendertigduizend vijftien Euro (1.237.01500 EUR), zoals nader beschreven in het verslag, (de rechten onder (i), (ii), (iii), en (iv) hierna gezamenlijk de ″Schuldvorderingen″ genoemd) en de uitgifte van nieuwe aandelen eventueel beneden de fractiewaarde van de bestaande aandelen.
7. Kennisname van het bijzonder verslag van de commissaris overeenkomstig de artikelen 582 en 602 Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de hierna bepaalde uitgifte van aandelen ingevolge de inbreng in natura van voormelde rechten onder de Schuldvorderingen en de uitgifte van nieuwe aandelen eventueel beneden de fractiewaarde van de bestaande aandelen. 8. Kapitaalverhoging door inbreng in natura van voormelde rechten onder de Schuldvorderingen. Voorstel van besluit : Beslissing tot kapitaalverhoging ten belope van een provisoir bedrag van vijf miljoen vierhonderdvijfentwintigduizend Euro (5.425.000,00 EUR), ingevolge de inbreng in natura van voormelde rechten onder de Schuldvorderingen, zoals nader toegelicht in het bijzonder verslag vermeld sub 6., tegen uitgifte van nieuwe aandelen eventueel beneden de fractiewaarde van de bestaande aandelen. In het andere geval zal het positieve verschil tussen de fractiewaarde en de inschrijvingsprijs geboekt worden als een uitgiftepremie. 9. Uitgifte van aandelen van de Vennootschap. Voorstel van besluit : Beslissing tot uitgifte van een aantal gewone aandelen op naam van de Vennootschap gelijk aan de som van de individuele aantallen aandelen uit te geven aan de inbrengers van de rechten onder de Schuldvorderingen, welk individueel aantal voor elk van de inbrengers gelijk is aan de breuk (afgerond naar de dichtstbijzijnde lagere eenheid) met als teller het bedrag van de inbrengwaarde van de rechten onder de Schuldvorderingen, zoals nader toegelicht in het bijzonder verslag vermeld sub 6., aangehouden door die individuele inbrenger, en als noemer de gemiddelde koers van het aandeel van de Vennootschap over een periode van dertig dagen voorafgaand aan de datum van de buitengewone algemene vergadering die beslist tot verhoging van het kapitaal door inbreng in natura van voormelde rechten onder de Schuldvorderingen, welke aandelen dezelfde rechten genieten als de bestaande gewone aandelen van de Vennootschap en die delen in de eventuele winst van het boekjaar vanaf 1 januari 2004 en alle volgende boekjaren. 10. Toekenning van aandelen Voorstel van besluit : Beslissing tot toekenning van de aandelen aan de inbrengers van de rechten onder de Schuldvorderingen, in de verhouding vermeld sub 9., die de toekenning van de aandelen aanvaarden. 11. Kennisname en bespreking van het bijzonder verslag van de raad van bestuur overeenkomstig de artikelen 582, 583, 596 juncto 598 Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de hierna bepaalde uitgifte van zeven miljoen (7.000.000) warrants onder het Globaal Warrantenplan 2004 (″Warrants″), de opheffing van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders naar aanleiding van de vooropgestelde uitgifte van de Warrants en de uitgifte van nieuwe aandelen beneden fractiewaarde van de bestaande aandelen. 12. Kennisname en bespreking van het bijzonder verslag van de commissaris overeenkomstig de artikelen 582 en 596 juncto 598 Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de uitgifte van de Warrants, de opheffing van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders naar aanleiding van de vooropgestelde uitgifte van de Warrants en de uitgifte van nieuwe aandelen beneden fractiewaarde van de bestaande aandelen. 13. Uitgifte van zeven miljoen (7 000 000) Warrants en vaststelling van de uitgiftevoorwaarden van de Warrants. Voorstel van besluit beslissing tot uitgifte van zeven miljoen (7 000 000) Warrants en tot vaststelling van de uitgiftevoorwaarden van de Warrants. 14. Kapitaalverhoging onder opschortende voorwaarde van de uitoefening van de Warrants, en door uitgifte van een aantal gewone aandelen van de Vennootschap met dezelfde rechten als de bestaande aandelen. Voorstel van besluit : Beslissing tot kapitaalverhoging onder opschortende voorwaarde van de uitoefening van de Warrants, met een bedrag gelijk aan de vermenigvuldiging van (i) het aantal aandelen uitgegeven bij de uitoefening van de Warrants met (ii) de fractiewaarde van de bestaande gewone aandelen van de Vennootschap op het ogenblik van de uitgifte of, indien lager, de uitoefenprijs van de Warrants, en door uitgifte van een aantal gewone aandelen van de Vennootschap met dezelfde rechten als de bestaande gewone aandelen
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE van de Vennootschap en die zullen delen in de eventuele winst van het boekjaar (en, in dat geval, voor het volledige boekjaar) waarin zij worden uitgegeven en alle volgende boekjaren; het eventuele positieve verschil tussen de uitoefenprijs van de Warrrants en het bedrag van de kapitaalverhoging zal als een uitgiftepremie geboekt worden. 15. Opheffing van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders. Voorstel van besluit : Beslissing tot opheffing van het voorkeurrecht van de bestaande aandeelhouders naar aanleiding van de uitgifte van de Warrants ten voordele van (i) de Vennootschap, en (ii) de hierna vermelde personen (de personen onder (ii) hierna gezamenlijk de ″Bepaalde Personen″) naar aanleiding van de uitgifte van, en met het oog op de inschrijving door de Bepaalde Personen op, een maximaal aantal van zes miljoen (6 000 000) Warrants : Pierre Delhaize, Guido Van der Schueren, Johan Dejager, Marc Van Rompaey, Luc Pintens, Leo Claeys, Guy Warlop, Yves van Sante, Stephane Vandervelde, OMG N.V. en Chris Buyse. 16. Inschrijving op de Warrants. Voorstel van besluit : Beslissing tot toekenning aan, en inschrijving op (i) maximaal zes miljoen (6 000 000) Warrants door de Bepaalde Personen, in een nader te bepalen verhouding, en (ii) het saldo van de Warrants door de Vennootschap, voor rekening van de deelnemers aan het Globaal Warrantenplan 2004 en in afwachting van de eventuele toekenning van de Warrants aan de deelnemers aan het Globaal Warrantenplan 2004 door, of voor rekening van, de raad van bestuur van de Vennootschap. 17. Volmacht. Voorstel van besluit : Beslissing tot verlening van een volmacht aan de raad van bestuur van de Vennootschap tot vaststelling van de uitoefening van de Warrants, de verwezenlijking van de daaruit eventueel voortvloeiende kapitaalverhogingen (met inbegrip van de incorporatie van de uitgiftepremie geboekt naar aanleiding daarvan) en de uitgifte van de aandelen, de notariële akte te verlijden houdende de vaststelling van de kapitaalverhogingen naar aanleiding van de uitoefening, de wijziging van de statuten teneinde deze aan te passen aan het nieuw bedrag van het kapitaal en het nieuwe aantal aandelen ingevolge de uitoefening, alsmede tot de praktische regeling van de uitvoeringsmodaliteiten, de aantekening in het aandeelhoudersregister te verrichten van de nieuw uitgegeven aandelen ten name van de personen die op de kapitaalverhoging sub 8. hebben ingeschreven en die Warrants hebben uitgeoefend. 18. Verplaatsing maatschappelijke zetel en verlening van volmacht Voorstel van besluit : Beslissing tot verplaatsing van de maatschappelijke zetel van de Vennootschap, op een adres nader te bepalen door de raad van bestuur van de Vennootschap in overeenstemming met de statuten, en verlening van een volmacht aan de raad van bestuur tot eventuele vertaling van de statuten naar het Frans. 19. Combinatie van de bestaande aandelen van de Vennootschap, waarbij tien (10) bestaande aandelen recht geven op één (1) nieuw aandeel van de Vennootschap Voorstel van besluit : Beslissing tot combinatie, onder de modaliteiten en met ingang vanaf de datum bepaald door de raad van bestuur van de Vennootschap (de ″Datum van de Aandelencombinatie″), van de bestaande aandelen van de Vennootschap in een verhouding van tien (10) op één (1), zodat tien (10) bestaande aandelen van de Vennootschap recht geven op één (1) aandeel van de Vennootschap. 20. Voormelde combinatie van aandelen van de Vennootschap geldt, onder voormelde voorwaarden, evenzeer voor de warrants uitgegeven door de Vennootschap (met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de Warrants) die op Datum van de Aandelencombinatie niet zijn uitgeoefend, vervallen, verstreken of anderszins zonder waarde zijn geworden conform de bepalingen van het relevante warrantenplan, zodat het aantal nieuw uit te geven aandelen waarin deze warrants kunnen worden uitgeoefend, met ingang vanaf de Datum van de Aandelencombinatie, automatisch en in diezelfde verhouding zal geacht worden te zijn aangepast. Voor het overige blijven de uitgiftevoorwaarden van deze warrants (met inbegrip van, doch niet beperkt tot, de Warrants) onverminderd van kracht.
53509
21. Volmacht Voorstel van besluit : Beslissing tot verlening aan de raad van bestuur van de Vennootschap van een volmacht tot vaststelling van de Datum van de Aandelencombinatie alsook van alle andere voorwaarden en modaliteiten die verband houden met de combinatie van de aandelen zoals vermeld sub 19., in het bijzonder maar niet beperkt tot, de bepaling van de uitvoeringsmodaliteiten, het verlijden van de notariële akte houdende de vaststelling van de wijziging van het aantal aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen, de verrichting van de aantekening in het register van aandeelhouders en warranthouders, de coördinatie en implementatie van de combinatie van aandelen met de toezichthoudende instanties en Euronext Brussels, en, in het algemeen, het stellen van alle noodzakelijke of nuttige handelingen voor de vervulling van onderhavige volmacht en het ondertekenen van alle akten, notulen en andere documenten die daarmee verband houden. 22. Wijziging van artikel 5 van de statuten Voorstel van besluit : Beslissing tot aanpassing van artikel 5 van de statuten aan de hiervoor genomen beslissingen. 23. Wijziging van artikel 8 van de statuten Voorstel van besluit : Beslissing tot verhoging van de initiële drempel van drie percent voor doeleinden van de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen conform de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnamebiedingen (zoals gewijzigd) tot vijf percent in artikel 8 van de statuten, door schrapping van de woorden ″drie tenhonderd″ in voormeld artikel 8. 24. Wijziging van artikel 27 van de statuten Voorstel van besluit : Beslissing tot wijziging van de datum van de gewone algemene vergadering van de Vennootschap in artikel 27 van de statuten naar de vierde vrijdag van de maand mei, door vervanging van het woord ″maart″ door ″mei″ in voormeld artikel 27. 25. Coördinatie van de statuten Voorstel van besluit : Beslissing de notaris te gelasten met de uitwerking en de neerlegging ter griffie van de bevoegde Rechtbank van Koophandel van de nieuwe gecoördineerde tekst van de statuten van de Vennootschap. 26. Bijzondere volmacht BTW en Kruispuntbank Voorstel van besluit : Het verlenen van een bijzondere volmacht aan Mevr. Maria Trombetta, wonende te 2018 Antwerpen, Brederodestraat 28, en/of Mevr. Elisabeth Vogelzang, wonende te 1780 Wemmel, Vijverslaan 6, met mogelijkheid tot indeplaatsstelling, teneinde alle nodige formaliteiten te vervullen voor de wijziging van de inschrijving van de Vennootschap in de Kruispuntbank van Ondernemingen, de diensten van de BTW-administratie en bij alle andere diensten. Iedere aandeelhouder, obligatiehouder of warranthouder kan, tegen overlegging van zijn effect, ter zetel van de vennootschap kosteloos een afschrift van de stukken vermeld in de agenda van de Algemene en buitengewone algemene vergadering van Aandeelhouders verkrijgen. Deze stukken zullen eveneens ter beschikking worden gesteld op de website van de Vennootschap : www.keyware.com. Conform de wettelijke bepalingen terzake, zal een afschrift van de verslagen worden bezorgd aan diegenen die hebben voldaan aan de formaliteiten om te worden toegelaten tot de Algemene enlof buitengewone algemene vergadering. Om te worden toegelaten tot de Algemene en buitengewone algemene vergadering van Aandeelhouders, dienen de aandeel-, obligatie- en warranthouders zich te schikken naar de bepalingen van artikel 29 en 30 van de statuten. Houders van aandelen aan toonder moeten de aandelen waarmee zij wensen deel te nemen aan de stemming, of een door Euroclear of Clearstream of een door hen erkende rekeninghouder opgesteld certificaat waarin het aantal aandelen aangehouden door de aandeelhouder en hun onbeschikbaarheid tot op de datum van de Algemene en buitengewone algemene vergadering van Aandeelhouders wordt bevestigd, neerleggen op de maatschappelijke zetel van de Vennootschap ten minste drie volle werkdagen voor de Algemene en buitengewone algemene vergadering van Aandeelhouders. Houders van obligaties en warrants die, krachtens artikel 537 Wetboek van vennootschappen aan de vergadering met raadgevende stem mogen deelnemen, en de houders van aandelen op naam moeten de Vennootschap minstens drie volle werkdagen voor de vergadering
53510
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
schriftelijk in kennis stellen van hun voornemen om de Algemene en/of buitengewone algemene vergadering van Aandeelhouders bij te wonen. Indien een houder van financiële instrumenten zich wenst te laten vertegenwoordigen door een lasthebber, dient een schriftelijke volmacht te worden opgesteld en dient deze volmacht, samen met de aandelen waarmee aan de stemming wordt deelgenomen of een door Euroclear of Clearstream of een door hen erkende rekeninghouder opgesteld certificaat (zie hoger), minstens drie volle werkdagen voor de datum van de Algemene en buitengewone algemene vergadering van Aandeelhouders worden neergelegd op de maatschappelijke zetel van de Vennootschap. Teneinde een vlotte registratie mogelijk te maken, worden de aandeel-, obligatie- en warranthouders verzocht minstens vijftien minuten voor de aanvang van de Algemene Vergaderingen aanwezig te zijn. (25345) De raad van bestuur. Dexia Banque Belgique, société anonyme, boulevard Pachéco 44, 1000 Bruxelles (Belgique) RPM Bruxelles — T.V.A. 403.201.185 Convocation Assemblée générale extraordinaire Le Conseil d’administration a l’honneur d’informer les obligataires de la tenue d’une assemblée générale extraordinaire des actionnaires à laquelle ils peuvent participer avec voix consultative. Cette assemblée se tiendra le lundi 12 juillet à 15 heures, au bâtiment Galilée sis à 1210 Bruxelles, avenue Galilée 5. Ordre du jour : A. Fusion par absorption par la société anonyme « Dexia Banque Belgique », société absorbante, de la société anonyme « Immo Artesia », la première société absorbée. 1. Rapports préalables Communication aux actionnaires des rapports mentionnés ci-dessous dont ils ont obtenu gratuitement une copie : 1.1. Le projet de fusion du 11 mai 2004 établi par les Conseils d’administration des sociétés participant à la fusion conformément aux articles 671, 693 et suivants du Code des sociétés et qui a été déposé par chacune des sociétés concernées au Greffe du Tribunal de Commerce le 18 mai 2004. 1.2. Le rapport spécial du Conseil d’administration du 11 mai 2004 établi conformément à l’article 694 du Code des sociétés. 1.3. Le rapport de contrôle relatif au projet de fusion établi par le collège des commissaires de la société conformément à l’article 695 du Code des sociétés. 2. Communication relative aux modifications importantes du patrimoine actif et passif des sociétés fusionnantes intervenues entre la date de l’établissement du projet de fusion et la date de la fusion, conformément à l’article 696 du Code des sociétés. 3. Entrée en vigueur Proposition que les décisions concernant les points 4, 5 et 6 ci-dessous prendront immédiatement effet au moment de la décision de l’assemblée générale. 4. Décision de la fusion Proposition d’approbation du projet de fusion précité et par conséquent proposition de fusion par absorption par la société anonyme « Dexia Banque Belgique » de la société anonyme « Immo Artesia » selon les modalités et conditions fixées dans le projet de fusion mentionné au point A.1.1. 5. Augmentation du capital Proposition d’augmenter le capital social, suite à la fusion, avec un montant de dix euros soixante-six cents (EUR 10,66) pour le porter à neuf cent vingt-quatre millions cent huit mille six cent soixante-sept euros nonante et un cents (EUR 924.108.667,91). 6. Nombre d’actions à émettre Proposition d’émettre un nombre d’actions « Dexia Banque Belgique » correspondant au nombre obtenu par l’application du rapport d’échange fixé dans le projet de fusion au nombre d’actions de la société absorbée « Immo Artesia » qui ne sont pas détenues par la société absorbante.
Ces nouvelles actions seront émises sous la forme nominative et bénéficieront des mêmes droits et avantages que les actions existantes de la présente société. Elles participeront au résultat d’exploitation et donneront droit aux dividendes distribués sur le résultat de l’exercice comptable ayant commencé le 1er janvier 2004 et dont l’assemblée annuelle de 2005 décidera. Ces nouvelles actions seront attribuées, entièrement libérées, à la société anonyme « Dexia Lease Services », étant le seul actionnaire de la société à absorber, outre la société absorbante. 7. Constatation de la réalisation de la fusion par absorption de la société anonyme « Immo Artesia » par laquelle cette dernière a cessé d’exister B. Fusion par absorption de la société anonyme « Sivart », deuxième société absorbée par la Société anonyme « Dexia Banque Belgique », société absorbante qui, suite à la décision prise sous le point a, est devenue actionnaire unique de la deuxième société absorbée. 1. Rapports préalables Communication aux actionnaires du projet de fusion du 11 mai 2004 établi par les Conseils d’administration des sociétés participant à la fusion conformément à l’article 676 et 719 du Code des sociétés et déposé par chacune des sociétés concernées au Greffe du Tribunal de Commerce le 18 mai 2004. Les actionnaires ont obtenu gratuitement une copie dudit projet de fusion. 2. Entrée en vigueur Proposition que la décision relative au point 3 ci-dessous entrera immédiatement en vigueur. 3. Décision de fusion Proposition d’approbation du projet de fusion précité et par conséquent proposition de fusion par absorption de la société anonyme « Sivart » par la société anonyme « Dexia Banque Belgique », actionnaire unique de la société absorbée, selon les modalités et conditions fixées dans le projet de fusion mentionné au point B.1. C. Modification des statuts Suite à la décision prise sous le point A, proposition de remplacer l’article 4 par le texte suivant : « Le capital social souscrit et entièrement libéré s’élève à neuf cent vingt-quatre millions cent huit mille six cent soixante-sept euros nonante et un cents (924.108.667,91). Il est représenté par trois cent quarante-six millions six cent septantetrois mille sept cent cinquante-six (346 673 756) actions nominatives, sans désignation de valeur nominale, représentant chacune untrois cent quarante-six millions six cent septante-trois mille sept cent cinquantesixième (1/346 673 756ème) du capital social. » Proposition de remplacer dans l’article 6, cinquième alinéa les mots « dans le deuxième alinéa » par les mots « au présent article ». Proposition d’insérer après le dernier alinéa de l’article 6 un alinéa supplémentaire (alinéa 8) libellé comme suit : « Le Conseil peut nommer un secrétaire qu’il soit administrateur ou non. » Proposition de remplacer dans l’article 8, deuxième alinéa les mots « Commission bancaire et financière » par les mots « la Commission bancaire, financière et des assurances ». Proposition d’insérer deux nouveaux alinéas 3 et 4 dans l’article 8, libellé comme suit : « Chaque année, le Conseil d’administration s’exprimera sur la décharge à donner aux membres du comité de direction pour l’accomplissement de leur mandat pendant l’exercice précédent. » « Le comité de direction peut nommer un secrétaire qu’il soit membre du comité ou non. » Proposition d’ajouter dans l’article 8, avant-dernier alinéa, les mots « ou par le secrétaire du comité. » Proposition d’ajouter dans l’article 9, dernier alinéa, les mots « soit par le secrétaire du Conseil. » Proposition de remplacer dans l’article 11, premier alinéa les mots « Commission bancaire et financière » par les mots « la Commission bancaire, financière et des assurances ».
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Proposition de remplacer le dernier alinéa de l’article 15 par le texte suivant :
Dexia Bank België, naamloze vennootschap, Pachecolaan 44, 1000 Brussel (België)
« Les actionnaires peuvent, à l’unanimité, prendre par écrit, toutes les décisions qui relèvent du pouvoir de l’assemblée générale, à l’exception de celles qui doivent être passées par un acte authentique. A cet effet, le Conseil d’administration, enverra aux actionnaires une circulaire par lettre recommandée et aux administrateurs et commissaires une circulaire par lettre ordinaire, téléfax, courrier électronique ou tout autre moyen de communication ayant un support matériel. Cette circulaire contiendra l’ordre du jour et les propositions de décision ainsi que la demande adressée aux actionnaires d’approuver les propositions de décision et de renvoyer ladite circulaire dûment signée dans un délai de quinze jours bancaires ouvrables après sa réception à l’adresse y indiquée. A défaut de réception de l’approbation de tous les actionnaires dans ce délai, la décision sera présumée ne pas avoir été prise. Les détenteurs d’obligations, de droits de souscription ou de certificats émis avec la collaboration de la société, peuvent prendre connaissance de ces décisions. »
RPR Brussel — BTW 403.201.185
Proposition de supprimer dans l’article 16, deuxième alinéa les mots suivants : « parmi les membres autres que ceux visés à l’article 6, deuxième alinéa ». D. Prolongement de l’autorisation d’acquérir des actions propres Proposition de prolonger l’autorisation du Conseil d’administration, pour une nouvelle durée de 18 mois, d’acquérir des actions propres conformément aux dispositions de l’article 620 du Code des sociétés, et plus particulièrement des actions qui seront émises à la suite de l’exercice des options attribuées en 1999 et 2000 par Artesia Banking Corporation S.A. (actuellement Dexia Banque Belgique S.A.) et qui n’ont pas été échangées dans le cadre de l’offre d’échange relative à ces options lancée par Dexia S.A. en 2002. Il s’agit de maximum 14 784 actions à la suite de l’exercice des options 1999 qui n’ont pas encore été exercées (soit maximum 704 options × 21 actions à la suite de la division de l’action le 28 mars 2002) et de maximum 53 151 actions à la suite de l’exercice des options 2000 (soit maximum 2 531 options × 21 actions à la suite de la division de l’action le 28 mars 2002), pour une contre-valeur de minimum EUR 300,00 et de maximum EUR 900,00. Proposition d’autoriser le Conseil d’administration, pour une durée de 18 mois, à aliéner les actions propres ainsi acquises aux conditions qu’il fixera. Ces autorisations entreront en vigueur à la date de la première réunion du Conseil d’administration qui suivra la présente assemblée générale. A partir de cette même date, les autorisations temporaires accordées le 29 août 2003 au Conseil d’administration prendront fin. E. Pouvoirs Proposition d’attribuer tous pouvoirs à chacun des membres du comité de direction de la société, agissant seul, avec pouvoirs de substitution, pour faire le nécessaire pour l’exécution des décisions prises et au notaire instrumentant notamment pour coordonner les statuts. Pour être admis à l’assemblée générale extraordinaire avec voix consultative, le Conseil d’administration invite, conformément à l’article 15 des statuts : les détenteurs d’obligations nominatives à faire part de leur intention par simple lettre à adresser à l’adresse suivante : Dexia Banque Belgique, boulevard Pachéco 44 (TA 3/12), 1000 Bruxelles, au plus tard cinq jours avant la date de l’assemblée; les détenteurs d’obligations au porteur à déposer leurs titres, au plus tard cinq jours avant la date de l’assemblée, auprès d’une agence de Dexia Banque Belgique, y compris les agences BACOB. Les détenteurs d’obligations seront admis à l’assemblée sur présentation d’un extrait de compte ou d’un certificat de dépôt prouvant cette détention. Les obligataires qui souhaitent plus d’informations sur les modalités de participation à l’assemblée, peuvent toujours contacter la société en téléphonant au numéro 02-222 67 87 (tous les jours ouvrables de 10 à 16 heures). (25346) Le conseil d’administration.
53511
Oproepingsbericht Buitengewone algemene vergadering De raad van bestuur heeft het genoegen de obligatiehouders mee te delen dat een buitengewone algemene vergadering der aandeelhouders georganiseerd wordt, waaraan zij met raadgevende stem kunnen deelnemen. De vergadering vindt plaats op maandag 12 juli 2004 om 15 uur, in het Galilée-gebouw, gelegen te 1210 Brussel, Galiléelaan 5. Agenda : A. Fusie door overneming door de naamloze vennootschap ″Dexia Bank België″, overnemende vennootschap, van de naamloze vennootschap ″Immo Artesia″, de eerste overgenomen vennootschap. 1. Voorafgaande verslagen Kennisneming door de aandeelhouders van de hiernavolgende verslagen waarvan zij kosteloos een afschrift hebben bekomen : 1.1. Het fusievoorstel van 11 mei 2004 opgesteld door de raden van bestuur van al de bij de fusie betrokken vennootschappen overeenkomstig artikel 671 en 693 e.v. van het Wetboek van vennootschappen en door ieder van de betrokken vennootschappen neergelegd ter griffie van de Rechtbank van Koophandel op 18 mei 2004. 1.2. Het verslag van de raad van bestuur van 11 mei 2004 opgesteld overeenkomstig artikel 694 van het Wetboek van vennootschappen. 1.3. Het controleverslag over het fusievoorstel opgesteld door het college van commissarissen van de vennootschap overeenkomstig artikel 695 van het Wetboek van vennootschappen. 2. Mededeling betreffende belangrijke wijzigingen in de vermogenstoestand van de te fuseren vennootschappen tussen de datum van opstelling van het fusievoorstel en de datum van de fusie, overeenkomstig artikel 696 van het Wetboek van vennootschappen. 3. Inwerkingtreding Voorstel dat de besluiten met betrekking tot de punten 4, 5 en 6 hierna onmiddellijke uitwerking zullen hebben vanaf de beslissing van de algemene vergadering. 4. Fusiebesluit Voorstel tot goedkeuring van het vermelde fusievoorstel en bijgevolg voorstel tot fusie door overneming door de naamloze vennootschap ″Dexia Bank België″ van de naamloze vennootschap ″Immo Artesia″ tegen de ruilverhouding en volgens de modaliteiten en voorwaarden bepaald in het fusievoorstel vermeld onder A. 1.1. 5. Kapitaalverhoging Voorstel tot verhoging van het maatschappelijk kapitaal ten gevolge van de fusie met een bedrag van tien euro zesenzestig cent (10,66 EUR) om het te brengen op een bedrag van negenhonderd vierentwintig miljoen honderdenachtduizend zeshonderd zevenenzestig euro en éénennegentig cent (924.108.667,91 EUR). 6. Aantal aandelen uit te geven Voorstel om een aantal ″Dexia Bank België″ aandelen uit te geven dat overeenstemt met het bedrag bereikt door toepassing van de ruilverhouding bepaald in het fusievoorstel, op het aantal aandelen van de overgenomen vennootschap ″Immo Artesia″ die niet aangehouden worden door de overnemende vennootschap. Deze nieuwe aandelen zullen op naam zijn en van dezelfde rechten en voordelen genieten als de bestaande aandelen van deze vennootschap. Zij zullen deelnemen aan het bedrijfsresultaat en zijn dividendgerechtigd vanaf het resultaat over het boekjaar dat een aanvang heeft genomen op 1 januari 2004 en waarover zal worden beslist op de jaarvergadering van 2005. Deze nieuwe aandelen zullen volledig volgestort toegekend worden aan de naamloze vennootschap ″Dexia Lease Services″, enige aandeelhouder van de overgenomen vennootschap, samen met onderhavige overnemende vennootschap. 7. Vaststelling van de realisatie van de fusie door overname van de naamloze vennootschap “Immo Artesia” waardoor deze heeft opgehouden te bestaan
53512
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
B. Fusie door overneming van de naamloze vennootschap ″Sivart″, de tweede overgenomen vennootschap door de naamloze vennootschap ″Dexia bank belgië″, overnemende vennootschap en, ten gevolge van de beslissing genomen onder punt A, enige aandeelhouder van de tweede overgenomen vennootschap. 1. Voorafgaande verslagen Kennisneming door de aandeelhouders van het fusievoorstel van 11 mei 2004 opgesteld door de raden van bestuur van de bij de fusie betrokken vennootschappen overeenkomstig artikel 676 en 719 van het Wetboek van vennootschappen en door ieder van de betrokken vennootschappen neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel op 18 mei 2004. De aandeelhouders hebben hiervan kosteloos een afschrift bekomen. 2. Inwerkingtreding Voorstel dat het besluit met betrekking tot het punt 3 hierna onmiddellijke uitwerking zal hebben. 3. Fusiebesluit Voorstel tot goedkeuring van het vermelde fusievoorstel en bijgevolg voorstel tot fusie door overneming van de naamloze vennootschap ″Sivart″, volgens de modaliteiten en voorwaarden bepaald in het fusievoorstel vermeld in B.1, door de naamloze vennootschap ″Dexia Bank België″, enige aandeelhouder van de overgenomen vennootschap. C. Statutenwijziging Ingevolge de onder punt A genomen beslissing, voorstel tot vervanging van artikel 4 door de volgende tekst : “Het geplaatste en volgestorte maatschappelijk kapitaal bedraagt negenhonderd vierentwintig miljoen honderdenachtduizend zeshonderd zevenenzestig euro en éénennegentig cent (924.108.667,91). Het wordt vertegenwoordigd door driehonderd zesenveertig miljoen zeshonderddrieënzeventigduizend zevenhonderd zesenvijftig (346 673 756) aandelen op naam, zonder vermelding van nominale waarde, die elk één driehonderd zesenveertig miljoen zeshonderddrieënzeventigduizend zevenhonderd zesenvijftigste (1/346 673 756ste) van het kapitaal vertegenwoordigen.” Voorstel om in artikel 6, vijfde lid de woorden “het tweede lid” te vervangen door “onderhavig artikel”. Voorstel om na het laatste lid van artikel 6 een lid toe te voegen dat luidt als volgt : “De raad kan een secretaris benoemen die al dan niet bestuurder is.” Voorstel om in artikel 8, tweede lid de woorden “Commissie voor het Bank- en Financiewezen” te vervangen door “Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen”. Voorstel om een nieuw derde en vierde lid in te lassen in artikel 8 : “De raad van bestuur zal jaarlijks oordelen over de kwijting te verlenen aan de leden van het directiecomité voor de uitoefening van hun mandaat tijdens het voorbije boekjaar.” “Het directiecomité kan een secretaris benoemen die al dan niet lid is van het comité.” Voorstel om in artikel 8, voorlaatste lid de woorden “of de secretaris van het comité” toe te voegen; Voorstel om in artikel 9, laatste lid de woorden “hetzij door de secretaris van de raad” toe te voegen. Voorstel om in artikel 11, eerste lid de woorden “Commissie voor het Bank- en Financiewezen” te vervangen door “Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen”. Voorstel om het laatste lid van artikel 15 te vervangen door de volgende tekst : “Met uitzondering van de beslissingen welke bij authentieke akte moeten worden verleden, kunnen de aandeelhouders eenparig en schriftelijk alle besluiten nemen die tot de bevoegdheid van de algemene vergadering behoren. Daartoe zal de raad van bestuur een rondschrijven sturen naar de aandeelhouders, bij aangetekend schrijven, en naar de bestuurders en commissarissen, bij gewone brief, fax, e-mail of enige andere informatiedrager. In dit rondschrijven wordt melding gemaakt van de agenda en van de voorstellen van besluit, alsook van de vraag aan de aandeelhouders om deze voorstellen van besluit goed te keuren en binnen een termijn van vijftien bankwerkdagen na ontvangst van het rondschrijven rechtsgeldig ondertekend terug te sturen naar de plaats op het rondschrijven vermeld. Is binnen deze periode de goedkeuring van alle aandeelhouders niet ontvangen, dan wordt de beslissing geacht niet genomen te zijn. De houders van obligaties, warrants en certificaten die met de medewerking van de vennootschap werden uitgegeven mogen van die besluiten kennis nemen.”
Voorstel om in artikel 16, tweede lid de woorden “onder de andere leden dan deze bedoeld in artikel 6, tweede lid” te schrappen. D. Verlenging van de machtiging tot verkrijging van eigen aandelen Voorstel tot verlenging van de machtiging van de raad van bestuur van de vennootschap voor een nieuwe termijn van 18 maanden om eigen aandelen te verkrijgen overeenkomstig de voorwaarden die voorzien zijn door artikel 620 van het Wetboek van vennootschappen en meer bepaald voor de verkrijging van de aandelen die uitgegeven zullen worden ten gevolge van de uitoefening van de opties die in 1999 en 2000 zijn toegekend door Artesia Banking Corporation N.V. (thans Dexia Bank België) en die niet werden omgeruild in het kader van het Openbaar Bod tot Omruiling dat door Dexia N.V. in 2002 werd gelanceerd, hetzij maximum 14 784 aandelen tengevolge van de uitoefening van de opties 1999 die nog niet werden uitgeoefend (hetzij maximum 704 opties × 21 aandelen ten gevolge van de split van het aandeel op 28 maart 2002) en maximum 53 151 aandelen tengevolge van de uitoefening van de opties 2000 (hetzij maximum 2 531 opties × 21 aandelen ten gevolge van de split van het aandeel op 28 maart 2002), tegen een minimale vergoedingswaarde van 300,00 EUR en een maximale vergoedingswaarde van 900,00 EUR. Voorstel tot machtiging van de raad van bestuur van de vennootschap om gedurende een periode van 18 maanden de aldus verworven eigen aandelen te vervreemden tegen de voorwaarden die hij zal vastleggen. Deze machtigingen worden van kracht op de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur na deze algemene vergadering. Vanaf diezelfde datum eindigen de voorlopige machtigingen die op 29 augustus 2003 aan de raad van bestuur toegekend werden. E. Machtigingen Voorstel tot het verlenen van alle machten aan elk van de leden van het directiecomité van de vennootschap, met bevoegdheid tot indeplaatsstelling, om alleen handelend al het nodige te doen voor de uitvoering van de genomen beslissingen en aan de instrumenterende notaris om de statuten te coördineren. Om tot de buitengewone algemene vergadering met raadgevende stem te worden toegelaten, verzoekt de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 15 van de statuten : de houders van obligaties op naam hun voornemen mee te delen bij een schrijven gericht aan het volgende adres : Dexia Bank België, Pachecolaan 44 (TA 3/12), 1000 Brussel, uiterlijk vijf dagen vóór de datum van de vergadering; de houders van obligaties aan toonder hun effecten neer te leggen, uiterlijk vijf dagen vóór de datum van de vergadering, in een agentschap van Dexia Bank België, met inbegrip van de BACOB-kantoren. Op vertoon van een rekeningafschrift of een deponeringsattest waaruit uw hoedanigheid van obligatiehouder blijkt, zal u tot de vergadering toegelaten worden. De obligatiehouders die meer informatie wensen over de modaliteiten aangaande de deelneming aan de vergadering worden verzocht contact op te nemen met de vennootschap op het nummer 02-222 67 87 (alle werkdagen van 10 tot 16 uur). (25346) De raad van bestuur.
De Erken, naamloze vennootschap, Watersportlaan 7/206, 8620 Nieuwpoort H.R. Veurne 18899 — BTW 428.483.444
De aandeelhouders worden uitgenodigd tot de buitengewone algemene vergadering die zal gehouden worden op 10 juli 2004, om 14 u. 30 m., op de maatschappelijke zetel. Agenda : 1. Goedkeuring van de notulen van de buitengewone algemene vergadering d.d. 18.02.2004. 2. Benoeming commissaris. 3. Bezoldiging commissaris. Neerlegging van de aandelen, zie statuten.
(82176)
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53513
Krokus, naamloze vennootschap,
Openbare Besturen en Technisch Onderwijs
Vlierstraat, 9000 Gent
Administrations publiques et Enseignement technique
H.R. Dendermonde 34270 — BTW 419.997.528
Aangezien het wettelijk quorum niet bereikt werd op de algemene vergadering d.d. 21 juni 2004, wordt een tweede jaarvergadering gehouden op 17 juli 2004, om 10 u. 30 m., op de zetel. — Dagorde : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31 december 2003. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Allerlei. Zich richten naar de statuten. (82177)
Pelsmaekers, naamloze vennootschap, Van Luppenstraat 46-50, 2018 Antwerpen Antwerpen RPR 0417.214.024
Aangezien een eerste buitengewone algemene vergadering, gehouden op 17/06/2004, niet kon besluiten bij gebrek aan het wettelijk quorum, worden de aandeelhouders verzocht, een tweede buitengewone algemene vergadering bij te wonen, die zal gehouden worden ter studie van notaris Michel Van Damme, te Sint-Andries (Brugge), op 12/07/2004 om 9.00 uur, en dewelke geldig zal kunnen besluiten, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen, over dezelfde volgende agenda : 1/ Uitdrukking kapitaal in euro. 2/ Kapitaalverhoging met maximaal S 128.473,80 om het kapitaal te brengen op maximaal S 271.012,58 door inbreng in speciën. Beslissing inzake het voorkeurrecht. Verwezenlijking door onderschrijving van maximaal 676 nieuw uit te geven aandelen tegen maximaal S 300.000,00, hetzij maximaal S 171.526,20 aan uitgiftepremie. Creatie van de nieuwe aandelen. Vergoeding van de inbreng. 3/ Inschrijving en volstorting. Plaatsing uitgiftepremie. Vaststelling verwezenlijking 1e kapitaalverhoging. 4/ Kapitaalverhoging met maximaal S 171.526,20, om het kapitaal te brengen op maximaal S 442.538,78, door incorporatie in het kapitaal van voormelde uitgiftepremie, zonder creatie van nieuwe aandelen. Vaststelling verwezenlijking 2e kapitaalverhoging. 5/ Kapitaalverhoging met maximaal S 1.461,22 om het kapitaal te brengen op maximaal S 444.000,00 door incorporatie in het kapitaal van beschikbare belaste reserves ten belope van het overeenkomstig bedrag, zonder creatie van aandelen. Vaststelling verwezenlijking 3e kapitaalverhoging. 6/ Wijziging artikel 5 van de statuten. 7/ (Her)formulering van de statuten. 8/ Aanneming van volledig nieuwe statuten en actualisering. 9/ Opdracht tot coördinatie en tot uitvoering van de genomen besluiten - volmachten. De aandeelhouders worden verzocht zich te schikken naar de bepalingen van de statuten. (35347)
OPENSTAANDE BETREKKINGEN − PLACES VACANTES
Katholieke Hogeschool Leuven De Katholieke Hogeschool Leuven is een hogeschool met 5 000 studenten in meerdere studiegebieden en opleidingen. De vestigingsplaatsen zijn verspreid over Leuven en Diest. Voor het departement lerarenopleiding zoeken wij 1. Functie : roosterverantwoorderlijke - ICT-ondersteuning (m/v) (Ref. : KHLeuven/ATP/2004-01) Opdracht : de examens administratief organiseren, webuitbouw en automatisering : coördinatie, begeleiding, ondersteuning en/of uitvoering - ICT-ondersteuning op technisch en didactisch vlak Ervaring in het hoger onderwijs is noodzakelijk Profiel : diploma : hoger onderwijs 1 cyclus, een specialisatie of optie in de informatica is noodzakelijk; communicatief vaardig en discreet; zin voor organisatie en efficiëntie; flexibel en stressbestendig. Aard van de betrekking : ATP - 100 % (38 u./week), tijdelijk vacant Datum van indiensttreding : 1 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Jan Vanderghote, adjunctdepartementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 30 juni 2004. 2. Functie : administratief bediende niveau B, graad B2 (m/v) (Ref. : KHLeuven/ATP/2004-02) Opdracht : ondersteuning verantwoordelijke kwaliteitszorg en internationalisering Diploma : hoger onderwijs 1 cyclus Ervaring in de administratie van het hoger onderwijs is noodzakelijk Salarisschaal : B21
3 DDD, naamloze vennootschap, Diestersteenweg 349, 3510 Hasselt (Kermt) Hasselt RPR 0452.718.497
Aard van de betrekking : 10 %, tijdelijk vacant Datum van indiensttreding : 1 oktober 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest
De dames en heren aandeelhouders van voornoemde vennootschap worden uitgenodigd om de buitengewone algemene vergadering bij te wonen dewelke gehouden zal worden op maandag 12 juli 2004 om 12 uur, op het kantoor van notaris Lucien Barthels, te Riemst, Statiestraat 36, met de volgende agenda : 1/ Voorstel om de naam van de vennootschap te wijzigen van ″3DDD″ naar ″3DDD Pharma, naamloze vennootschap″. De nieuwe naam wordt afgekort als ″3DDD″. 2/ Ingevolge de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen, schrapping van de verwijzingen in de statuten naar de vennootschapswetgeving. Aanpassen aan de taalwetgeving van de procedure van zetelverplaatsing. 3/ Vervollediging der nummering van de artikelen van de statuten. 4/ Opdracht tot coördinatie van de statuten en tot uitvoering van de genomen besluiten - volmachten (35348)
Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Jan Vanderghote, adjunctdepartementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 5 juli 2004. 3. Functie : Administratief bediende niveau B, graad B2 (m/v) (Ref. : KHLeuven/ATP/2004-03) Opdracht : ondersteuning opleidingshoofden en stageregeling Diploma : diploma hoger onderwijs 1 cyclus Ervaring in de administratie van het hoger onderwijs is noodzakelijk
53514
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Salarisschaal : B21 Aard van de betrekking : 65 %, tijdelijk vacant Datum van indiensttreding : 1 oktober 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Jan Vanderghote, adjunctdepartementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 5 juli 2004. 4. Functie : administratief bediende niveau B, graad B2 (m/v) (Ref. : KHLeuven/ATP/2004-04) Opdracht : ondersteuning verantwoordelijke Public Relations Diploma : hoger onderwijs 1 cyclus Ervaring in de administratie van het hoger onderwijs is noodzakelijk Salarisschaal : B21 Aard van de betrekking : 5 %, tijdelijk vacant Datum van indiensttreding : 20 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Jan Vanderghote, adjunctdepartementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 5 juli 2004. 5. Functie : Administratief bediende niveau B, graad B1 (m/v) (Ref. : KHLeuven/ATP/2004-05) Opdracht : algemene administratieve ondersteuning Diploma : diploma hoger onderwijs 1 cyclus Ervaring in de administratie van het hoger onderwijs is noodzakelijk Salarisschaal : B11 Aard van de betrekking : 75 %, tijdelijk vacant Datum van indiensttreding : 1 oktober 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Jan Vanderghote, adjunctdepartementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 5 juli 2004.
Aard van de betrekking : deeltijds (20 %), tijdelijk lid van het onderwijzend personeel. Salarisschaal : salaris van praktijklector : barema 316. Datum van indiensttreding : 20 september 2004 Plaats van tewerkstelling : KHLeuven, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven.
departement
Rega,
Selectiemethode : preselectie op basis van een vergelijking van de ingestuurde sollicitatiedossiers, gevolgd door een interview in verband met de opdracht. Kandidaatstelling met curriculum vitae sturen naar : Mady Van Cauteren, departementshoofd Rega, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven, met vermelding van het referentienummer vóór 10 juli 2004. 7. Functie : praktijklector (Ref. : KHLeuven/OP/2004-02)
laboratorium
hematologie
(m/v)
Opdracht : begeleiden van de laboratoriumsessies Laboratoriumhematologie in de opties Farmaceutische en Biologische Technieken en Medische laboratoriumtechnologie van de opleiding Laboratorium- en voedingstechnologie. Diploma : minimaal een diploma van het niveau gegradueerde (bijvoorbeeld gegradueerde in de Laboratorium- en voedingstechnologie). Ervaring : grondige praktijkervaring in de laboratoriumhematologie is een vereiste. Aard van de betrekking : deeltijds (20 %), tijdelijk lid van het onderwijzend personeel. Salarisschaal : salaris van praktijklector : barema 316. Datum van indiensttreding : 20 september 2004 Plaats van tewerkstelling : KHLeuven, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven.
departement
Rega,
Selectiemethode : preselectie op basis van een vergelijking van de ingestuurde sollicitatiedossiers, gevolgd door een interview in verband met de opdracht. Kandidaatstelling met curriculum vitae sturen naar : Mady Van Cauteren, departementshoofd Rega, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven, met vermelding van het referentienummer vóór 10 juli 2004. 8. Functie : lector biologie (m/v) (Ref. : KHLeuven/OP/2004-03) Opdracht : doceren van theoretische opleidingsonderdelen in het vakgebied biologie; begeleiden van laboratoriumsessies, stages en eindwerken in de opleidingen Laboratorium- en voedingstechnologie (optie Farmaceutische en biologische technieken) en Chemie. Diploma : doctoraat in de Biologie + een pedagogisch diploma of getuigschrift. Ervaring : enige ervaring in het hoger onderwijs is gewenst. Aard van de betrekking : deeltijds (40 %), tijdelijk lid van het onderwijzend personeel. Salarisschaal : salaris van lector : barema 502. Datum van indiensttreding : 20 september 2004 Plaats van tewerkstelling : KHLeuven, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven.
departement
Rega,
6. Functie : praktijklector laboratorium klinische microbiologie(m/v) (Ref. : KHLeuven/OP/2004-01)
Selectiemethode : preselectie op basis van een vergelijking van de ingestuurde sollicitatiedossiers, gevolgd door een interview in verband met de opdracht.
Opdracht : begeleiden van de laboratoriumsessies Klinische microbiologie in de optie Medische laboratoriumtechnologie en Microbiologie in de optie Farmaceutische en biologische technieken van de opleiding Laboratorium- en voedingstechnologie.
Kandidaatstelling met curriculum vitae sturen naar : Mady Van Cauteren, departementshoofd Rega, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven, met vermelding van het referentienummer vóór 10 juli 2004.
Diploma : minimaal een diploma van het niveau gegradueerde (bijvoorbeeld gegradueerde in de Laboratorium- en voedingstechnologie). Ervaring : grondige praktijkervaring in de klinische microbiologie is een vereiste.
9. Functie : lector chemie (m/v) (Ref. : KHLeuven/OP/2004-04) Opdracht : doceren van theoretische opleidingsonderdelen in het vakgebied chemie; begeleiden van laboratoriumsessies, stages en eindwerken in de opleidingen Chemie en Laboratorium- en voedingstechnologie (optie Farmaceutische en biologische technieken).
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Diploma : doctoraat in de Scheikunde + een pedagogisch diploma of getuigschrift. Ervaring : enige ervaring in het hoger onderwijs is gewenst. Aard van de betrekking : voltijds, tijdelijk lid van het onderwijzend personeel. Salarisschaal : salaris van lector : barema 502.
departement
Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004. 12. Functie : lector Frans voor de opleiding tot onderwijzer(es) (Ref. : KHLeuven/OP/2004-07)
Datum van indiensttreding : 20 september 2004 Plaats van tewerkstelling : KHLeuven, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven.
Rega,
Selectiemethode : preselectie op basis van een vergelijking van de ingestuurde sollicitatiedossiers, gevolgd door een interview in verband met de opdracht. Kandidaatstelling met curriculum vitae sturen naar : Mady Van Cauteren, departementshoofd Rega, St.-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven, met vermelding van het referentienummer vóór 10 juli 2004. 10. Functie : lector medische vakken (m/v) voor de basisopleiding verpleegkunde en vroedkunde (ref. : KHLeuven/OP/2004-05) Opdracht : als lid van het docententeam werkt u mee aan de beroepsen bestaansgerichte vorming van studenten verpleegkunde en vroedkunde via theoretisch onderwijs. U werkt mee aan de ontwikkeling van het nieuwe curriculum voor de opleiding verpleegkunde en vroedkunde en van permanente vorming voor verpleegkundigen en vroedkundigen uit het werkveld. Diploma’s : diploma van arts. Diploma van geaggregeerde voor het hoger onderwijs van het korte type strekt tot aanbeveling Ervaring : ervaring binnen het hoger onderwijs strekt tot aanbeveling. Kennis en vaardigheden : U beschikt over actuele kennis met betrekking tot medische basiswetenschappen en ziekteleer. U beschikt over actuele kennis en vaardigheden m.b.t. de vakdidactiek in het hoger onderwijs en de gewijzigde visie op het onderwijsleerproces waarbij de nadruk ligt op zelfsturend leren.
Diploma : licentie Romaanse Filologie met aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding) Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk Salarisschaal : 502 Aard van de betrekking : 60 %, tijdelijk vacant in het ambt van lector (onderwijzend personeel) Datum van indiensttreding : 1 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004. 13. Functie : lector LO voor de opleiding tot geaggregeerde secundair onderwijs (groep 1) - regentaatsopleiding lichamelijke opvoeding (Ref. : KHLeuven/OP/2004-08) Diploma : licentie lichamelijke opvoeding met aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding) Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk Salarisschaal : 502 Aard van de betrekking : 100 % tijdelijk vacant, in het ambt van lector (onderwijzend personeel)
U kan zowel zelfstandig werken als in teamverband.
Datum van indiensttreding : 1 september 2004
U bent bereid tot het volgen van navorming.
Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding,
Aard van de betrekking en volume : 1 deeltijdse (30 %) lector binnen de opleiding verpleegkunde en vroedkunde, tijdelijke aanstelling als lid van het onderwijzend personeel (tijdelijke vacante betrekking). Datum van indiensttreding : 20 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement Verpleegkunde en Vroedkunde, Kapucijnenvoer 39, 3000 Leuven Bezoldiging : salarisschaal 502 Selectiemethode : preselectie op basis van vergelijking van de ingestuurde sollicitatiedossiers - Interview en/of proeven in verband met de functie Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het betreffende referentienummer te sturen aan : Luc Dekeyser, departementshoofd verpleegkunde en vroedkunde, Kapucijnenvoer 39, 3000 Leuven, ten laatste op 30 juni 2004. 11. Functie : lector aardrijkskunde voor de opleiding tot onderwijzer(es) (Ref. : KHLeuven/OP/2004-06) Diploma : licentie geografie met aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding)
Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004 14. Functie : lector logopedie voor de opleiding tot onderwijzer(es) (Ref. : KHLeuven/OP/2004-09) Diploma : licentie logopedie met aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding) Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk Salarisschaal : 502 Aard van de betrekking : 60 %, tijdelijk vacant, in het ambt van lector (onderwijzend personeel) Datum van indiensttreding : 1 september 2004
Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk
Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding,
Salarisschaal : 502
Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee
Aard van de betrekking : 100 %, tijdelijk vacant in het ambt van lector (onderwijzend personeel) Datum van indiensttreding : 1 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee
53515
Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004.
53516
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
15. Functie : lector milieu voor de opleiding tot kleuterleid(st)er (Ref. : KHLeuven/OP/2004-10)
18. Functie : lector opvoedkundige wetenschappen voor de opleiding tot kleuterleid(st)er (Ref. : KHLeuven/OP/2004-13)
Diploma : licentie wetenschappen met aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding)
Diploma : licentie pedagogische wetenschappen en aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding)
Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk
Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk
Salarisschaal : 502
Salarisschaal : 502
Aard van de betrekking : 45 %, tijdelijk vacant, als lector (onderwijzend personeel)
Aard van de betrekking : 25 %, tijdelijk vacant, in het ambt van lector (onderwijzend personeel)
Datum van indiensttreding : 20 september 2004
Datum van indiensttreding : 1 september 2004
Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding,
Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding,
Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee
Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee
Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest
Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest
Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews.
Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews.
Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004.
Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004.
16. Functie : lector Nederlands voor de opleiding tot onderwijzer(es) (Ref. : KHLeuven/OP/2004-11)
19. Functie : lector opvoedkundige wetenschappen voor de opleiding tot geaggregeerde secundair onderwijs (groep 1) - regentaatsopleiding lichamelijke opvoeding (Ref. : KHLeuven/OP/2004-14)
Diploma : licentie Germaanse Filologie met aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding) Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk Salarisschaal : 502 Aard van de betrekking : 100 %, tijdelijk vacant, in het ambt van lector (onderwijzend personeel) Datum van indiensttreding : 1 januari 2005 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding,
Diploma : licentie pedagogische wetenschappen en aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding) Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk Salarisschaal : 502 Aard van de betrekking : 80 %, tijdelijk vacant, in het ambt van lector (onderwijzend personeel) Datum van indiensttreding : 1 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding,
Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee
Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee
Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest
Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest
Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews.
Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews.
Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004.
Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004.
17. Functie : lector Nederlands / logopedie voor de opleiding tot geaggregeerde lager secundair onderwijs (groep 1) (Ref. : KHLeuven/ OP/2004-12)
20. Functie : coördinator voor de éénjarige opleiding initiële lerarenopleiding lager onderwijs (Ref. : KHLeuven/OP/2004-15)
Diploma : licentie Germaanse Filologie met aggregatie secundair onderwijs (academische lerarenopleiding) Ervaring : voorafgaande onderwijservaring is noodzakelijk Salarisschaal : 502 Aard van de betrekking : 20 %, tijdelijk vacant, in het ambt van lector (onderwijzend personeel) Datum van indiensttreding : 20 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004.
Diploma : minimum diploma hoger onderwijs Ervaring : ervaring in het lager onderwijs/lerarenopleiding is noodzakelijk Salarisschaal : 316 Aard van de betrekking : 40 %, tijdelijk vacant in het ambt van praktijklector (onderwijzend personeel) Datum van indiensttreding : 1 september 2004 Plaats van tewerkstelling : departement lerarenopleiding, Campus Heverlee, Naamsesteenweg 355, te 3001 Heverlee Campus Diest, Demerstraat 12, te 3290 Diest Selectiemethode : preselecties op basis van vergelijking van ingestuurde sollicitatiedossiers en eventueel selectie-interviews. Sollicitaties met curriculum vitae en vermelding van het referentienummer sturen aan : de heer Wim Bergen, departementshoofd lerarenopleiding, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee, voor 10 juli 2004. (25349)
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE KaHo Sint-Lieven
KaHo Sint-Lieven, een katholieke hogeschool met opleidingen van één cyclus en van twee cycli, werft aan voor volgende vacante betrekkingen (m/v) : Betrekking ref. 2004/06/13 : assistent bouwkunde 100 % Opdracht : geven van werkcolleges en laboratoria in de verschillende disciplines van de opleiding industrieel ingenieur bouwkunde optie bouwkunde; opvolgen van projecten van wetenschappelijk onderzoek. Vereiste : diploma van industrieel ingenieur bouwkunde optie bouwkunde. Betrekking ref. 2004/06/14 : assistent bouwkunde-landmeten 100 % Opdracht : geven van werkcolleges en laboratoria in de verschillende disciplines van de opleiding industrieel ingenieur bouwkunde optie landmeten; opvolgen van projecten van wetenschappelijk onderzoek. Vereiste : diploma van industrieel ingenieur bouwkunde optie landmeten. Betrekking ref. 2004/06/15 : docent elektromechanica 100 % Opdracht : verder uitbouwen van het toegepast wetenschappelijk onderzoek op gebied van machinebouw, in het bijzonder numerieke simulatietechnieken; opbouwen van industriële contacten, voornamelijk met K.M.O.’s; doceren van enkele hoorcolleges. Vereiste : diploma van doctor in de toegepaste wetenschappen richting natuurkunde. Betrekking ref. 2004/06/16 : assistent elektromechanica 100 % Opdracht : verder uitbouwen van het toegepast wetenschappelijk onderzoek op gebied van productietechniek, inbegrepen geometrische meettechniek; opbouwen van industriële contacten, voornamelijk met K.M.O.’s; doceren van enkele hoorcolleges. Vereiste : diploma van industrieel ingenieur of burgerlijk ingenieur of doctor in de toegepaste wetenschappen; ten minste één jaar relevante onderzoekservaring. Betrekking ref. 2004/06/17 : docent elektromechanica 100 % Opdracht : verder uitbouwen van het toegepast wetenschappelijk onderzoek op gebied van hydraulische aandrijvingen, pneumatica, implementatie van servomotoren; opbouwen van industriële contacten, voornamelijk van K.M.O.’s; doceren van enkele hoorcolleges. Vereiste : diploma van dr. ir. met ten minste één jaar relevante onderzoekservaring. Betrekking ref. 2004/06/18 : docent elektromechanica 100 % Opdracht : geven en ontwikkelen van onderwijsactiviteiten in het vakgebied van de regeltechniek en de automatisering en van de algemene elektriciteit; begeleiden van eindwerken; opstarten en opvolgen van projecten van wetenschappelijk onderzoek in het vakgebied van de regeltechniek en de automatisering. Vereiste : diploma van doctor in de toegepaste wetenschappen. Betrekking ref. 2004/06/19 : ATP-verantwoordelijke logistiek proefbrouwerij graad A2 100 % Opdracht : coördinatie van de logistiek van de proefbrouwerij en van de practica in ingenieurstechnieken en in mouterij en brouwerij; ondersteuning op organisatorisch en materieel vlak van eindwerken en van toegepast wetenschappelijk onderzoek in het vakgebied mouterijen brouwerijtechnologie. Vereiste : diploma van industrieel ingenieur in chemie optie biochemie; ten minste vier jaar praktische ervaring in de brouwerijtechnologie en in ontwikkeling van bieren.
53517
Betrekking ref. 2004/06/20 : assistent E-communicatie 100 % Opdracht : ondersteuning PR, monitoraat en infobeurzen; opmaak van websites, CD-roms en infobrochures; contacten met directies van scholen secundair onderwijs. Vereiste : academisch diploma of diploma van academisch niveau; bij voorkeur diploma van de specialisatieopleiding ″gediplomeerde in de gespecialiseerde studies van E-Communicatie″. Voor het ambt van assistent geldt de salarisschaal 502, voor het ambt van docent geldt de salarisschaal 528, voor de betrekking 2004/06/19 geldt de salarisschaal A21. De aanstellingen in de betrekkingen 2004/06/13 t.e.m. 2004/06/15 kunnen aanvangen vanaf 1 september 2004, de aanstellingen in de betrekkingen 2004/06/16 t.e.m. 2004/06/19 kunnen aanvangen vanaf 1 oktober 2004, de aanstelling in de betrekking 2004106120 kan aanvangen vanaf 11 oktober 2004. De aanstellingen uiterlijk 1 oktober 2004 in het ambt van assistent gebeuren voor een termijn van twee jaar, de aanstellingen uiterlijk 1 oktober 2004 in het ambt van docent gebeuren voor een termijn van één jaar. Aanstellingen na 1 oktober 2004 eindigen op 30 september 2005. De aanstelling in de betrekking 2004/06/19 gebeurt voor een termijn van één jaar. Bij het verstrijken van de termijn van elke aanstelling is verlenging mogelijk. De standplaats bij aanvang is het departement Industrieel Ingenieur te Gent en te Aalst. De kandidaten voor de betrekkingen 2004/06/13 tot en met 2004106115 bezorgen uiterlijk 11 augustus 2004 en de kandidaten voor de betrekkingen 2004/06/16 t.e.m. 2004/06/20 bezorgen uiterlijk 25 augustus 2004 hun schriftelijke gemotiveerde sollicitatie, met vermelding van het referentienummer van de gesolliciteerde betrekking en met hun curriculum vitae, aan KaHo Sint-Lieven, t.a.v. de heer L. Vanhooymissen, departementshoofd, Gebr. Desmetstraat 1, te 9000 Gent. Betrekking ref. 2004/06/21 : lector biologie 35 % Opdracht in de initiële lerarenopleiding lager onderwijs : verzorgen van colleges en vakkenstages biologie (wereldoriëntatie-natuur) en technologische opvoeding (wereldoriëntatie-mens en techniek) in de opleiding; stagebegeleiding; begeleiding van de proeflessen wereldoriëntatie-natuur; meewerken aan de uitbouw van de vakwerkgroep wereldoriëntatie en hun visie. Vereisten : diploma van licentiaat in de biologie en pedagogisch bekwaamheidsbewijs; bij voorkeur ervaring met de leerstof wereldoriëntatie van de lagere school en ervaring met de praktijkbegeleiding van studenten initiële lerarenopleiding. Voor het ambt van lector geldt de salarisschaal 502. De aanstelling kan aanvangen vanaf 1 oktober 2004 en eindigt op 30 september 2005 waarna verlenging mogelijk is. De standplaats bij de aanvang is het departement Sint-Niklaas. De kandidaten voor de betrekking 2004/06/21 bezorgen uiterlijk 18 augustus 2004 hun schriftelijke gemotiveerde sollicitatie, met vermelding van het referentienummer van de gesolliciteerde betrekking en met hun curriculum vitae, aan KaHo Sint-Lieven, t.a.v. de heer E. Van Hoye, departementshoofd, Plezantstraat 157, te 9100 SintNiklaas. Betrekking ref. 2004/06/22 : lector economie 50 % Opdracht : verzorgen van de opleidingsonderdelen m.b.t. algemene economie, financieel beheer, bedrijfsbeleid, statistiek en aanverwante domeinen in de opleidingen bedrijfsmanagement, officemanagement, bouw en vastgoed; zich inwerken en bekwamen in de economische en juridische aspecten van de vastgoedsector; meewerken aan activiteiten m.b.t. maatschappelijke dienstverlening en projectbegeleiding. Vereisten : diploma van licentiaat in de economie of in de toegepaste economie of diploma van handelsingenieur; andere academische diploma’s of diploma’s van academisch niveau komen in aanmerking als de kandidaat door studie en ervaring gelijkwaardige kennis en vaardigheden heeft ontwikkeld.
53518
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Betrekking ref. 2004/06/23 : lector milieuadministratie 50 % Opdracht : verzorgen van de opleidingsonderdelen zoals milieutechnieken, bedrijfsinterne milieuzorg, milieurecht en aanverwante domeinen in de opleiding bedrijfsmanagement afstudeerrichting milieuadministratie; zich verder bekwamen in de milieutechnische en administratieve aspecten van de regelgeving; meewerken aan activiteiten m.b.t. maatschappelijke dienstverlening en projectbegeleiding. Vereisten : diploma van licentiaat of van industrieel ingenieur of van burgerlijk ingenieur, met diploma milieucoördinator niveau A; andere academische diploma’s of diploma’s van academisch niveau komen in aanmerking als de kandidaat door studie en ervaring gelijkwaardige kennis en vaardigheden heeft ontwikkeld. Voor het ambt van lector geldt de salarisschaal 502. De aanstellingen kunnen aanvangen vanaf 1 oktober 2004 en eindigen op 30 september 2005 waarna verlenging mogelijk is. De standplaats bij de aanvang is het departement Aalst. De kandidaten voor de betrekkingen 2004/06/22 en 2004/06/23 bezorgen uiterlijk 18 augustus 2004 hun schriftelijke gemotiveerde sollicitatie, met vermelding van het referentienummer van de gesolliciteerde betrekking en met hun curriculum vitae, aan KaHo SintLieven, t.a.v. de heer P. Poelaert, departementshoofd, Kwalestraat 92-94, te 9320 Aalst. Betrekking ref. 2004/06/24 : ATP-technisch medewerker facilitaire diensten graad B1 100 % Opdracht : ondersteuning van de technische dienst i.v.m. bouwkundige technieken (elektriciteit, CV, HVAC, netwerkbekabeling, beveiligingsinstallaties, telefoon...); advies bij infrastructuurwerken; beheer van technische plannen; de helft van de opdracht is toegewezen aan het beheer van het technisch documentatiecentrum van de mediatheek. Vereisten : diploma van gegradueerde in elektriciteit, elektromechanica of mechanica; affiniteit voor bouwkundige technieken. Voor deze functie geldt de salarisschaal B11. De aanstelling kan aanvangen vanaf 1 oktober 2004 en eindigt op 30 september 2005 waarna verlenging mogelijk is. De standplaats bij de aanvang is de campus Rabot te Gent.
Voor de betrekking 2004/06/25 geldt de salarisschaal A11, voor de betrekking 2004/06/26 geldt de salarisschaal A21. De aanstellingen kunnen aanvangen vanaf 1 oktober 2004 en eindigen op 30 september 2005 waarna verlenging mogelijk is. De standplaats bij de aanvang is de campus Rabot te Gent. De kandidaten voor de betrekkingen 2004/06/25 en 2004/06/26 bezorgen uiterlijk 18 augustus 2004 hun schriftelijke gemotiveerde sollicitatie, met vermelding van het referentienummer van de gesolliciteerde betrekking en met hun curriculum vitae, aan KaHo SintLieven, t.a.v. de heer L. Haerens, algemeen directeur, Gebr. Desmetstraat 1, te 9000 Gent. Alle betrekkingen zijn splitsbaar in deelbetrekkingen. De kandidaten voor elke betrekking genieten de burgerlijke en politieke rechten. De selectieprocedure voor elke betrekking bestaat uit een preselectie op basis van het onderzoek van het sollicitatiedossier en een mondeling gedeelte (ongeveer 30 minuten). De selectiecommissie evalueert de professionele kwaliteiten van de kandidaten met betrekking tot het vermelde ambt, de motivatie en de interesse voor het werkterrein. (25350)
BTC - CTB
De Belgische Technische Coöperatie (BTC) is een naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk die in opdracht van de overheid bilaterale programma’s en projecten uitvoert van de Belgische officiële internationale samenwerking. De BTC is sinds april 1999 operationeel en beheert ruim 200 programma’s in meer dan 35 landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Momenteel stelt de BTC 240 personeelsleden te werk, waarvan 90 in het hoofdkantoor in Brussel en 150 verspreid over de landen waar projecten en programma’s worden uitgevoerd. In het kader van de verdere ontwikkeling van haar activiteiten, zoekt BTC een (M/V) : D.R. CONGO – Media-Expert voor de begeleiding van de Haute Autorité des Médias (HAM) bij de oprichting van de instelling en de implementatie van haar actieprogramma – RDC/03/020-5 Geïnteresseerd ?
De kandidaten voor de betrekking 2004/06/24 bezorgen uiterlijk 18 augustus 2004 hun schriftelijke gemotiveerde sollicitatie, met vermelding van het referentienummer van de gesolliciteerde betrekking en met hun curriculum vitae, aan KaHo Sint-Lieven, t.a.v. de heer W. Van Wittenberghe, hoofd facilitaire diensten, Gebr. Desmetstraat 1, te 9000 Gent. Betrekking ref. 2004/06/25 : ATP-medewerker financiële dienst graad A1 100 % Opdracht : registratie en verwerking van financiële en boekhoudkundige gegevens; toezicht op boekingen, betalingen en ontvangsten; financiële verwerking van investeringsdossiers; opstellen van financiële overzichten en rapporten; medewerking verlenen aan het diensthoofd bij de begrotingsopmaak, de budgetopvolging en de opmaak van de jaarrekening. Vereisten : academisch diploma of diploma van academisch niveau in een financieel-economische richting; goede kennis van analytische boekhoudingstechnieken. Betrekking ref. 2004/06/26 : ATP-medewerker ICT graad A2 100 % Opdracht : verdere uitbouw van de software voor het informatiebeheer van de centrale diensten, o.m. de analyse en de implementatie van toepassingen in SQL-server en Access. Vereisten : diploma van industrieel ingenieur; kennis van relationele databanken, van Windows 2000, SQL 2000 of een ander databasesysteem; bij voorkeur kennis van Access 2000.
Solliciteer uiterlijk op 19 juli 2004, bij voorkeur via onze website, of stuur uw motiveringsbrief en curriculum vitae, met duidelijke vermelding van de functie waarvoor u solliciteert en het referentienummer, naar Belgische Technische Coöperatie, Hoogstraat 147, 1000 Brussel, t.a.v. het departement Human Resources, dienst Rekrutering of mail naar
[email protected] Voor de gedetailleerde beschrijvingen en profielen van deze functies verwijzen wij naar onze website www.btcctb.org (25391)
CTB - BTC
La Coopération Technique Belge (CTB) est une société anonyme de droit public à finalité sociale chargée d’assurer, pour le compte du Gouvernement belge, l’exécution des programmes et projets bilatéraux de la coopération internationale officielle de la Belgique. La CTB est opérationnelle depuis avril 1999 et gère plus de 200 programmes répartis dans plus de 35 pays en Afrique, Asie et Amérique latine. Actuellement, la CTB occupe 240 collaborateurs, dont 90 au siège à Bruxelles et 150 répartis dans les pays où se déroule l’exécution des projets et des programmes. Dans le cadre du développement de ses activités, la CTB recherche un (H/F) : R.D. CONGO – Expert média, chargé d’accompagner la Haute Autorité des Médias (HAM) dans la mise en place de l’Institution et la mise en œuvre de son programme d’action – RDC/03/020-5
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Intéressé(e) ? Postulez de préférence via notre site Internet, au plus tard le 19 juillet 2004 ou adressez votre lettre de motivation ainsi que votre curriculum vitae en mentionnant clairement la fonction pour laquelle vous posez votre candidature ainsi que le numéro de référence à la Coopération Technique Belge, rue Haute 147, à 1000 Bruxelles, à l’attention du Département des Ressources humaines, service Recrutement, ou envoyez un courriel à l’adresse
[email protected]
53519
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 9 juni 2004. Eeklo, 24 juni 2004. De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) Van Cauwenberghe, Guy. (65877)
Les descriptions de fonctions et les profils détaillés sont disponibles sur notre site Internet www.btcctb.org (25391)
Vredegerecht van het kanton Geel
Gerechtelijke akten en uittreksels uit vonnissen
Bij beschikking van de plaatsvervangend rechter van het kanton Geel, verleend op 25 mei 2004, werd Bruynoghe, Noë, geboren op 3 maart 1972 te Sint-Amandsberg, wonend te 2440 Geel, Pas 200, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Stevens, Willy, wonend te 9180 MoerbekeWaas, Dortvaart 2.
Actes judiciaires et extraits de jugements
Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 van het Burgerlijk Wetboek Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er du Code civil
Aanstelling voorlopig bewindvoerder Désignation d’administrateur provisoire
Geel, 24 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peggy Cools. (65878)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Geel, verleend op 16 juni 2004, werd Vanderhenst, Maria Ludwina Lambertina, geboren op 26 augustus 1922 te Overpelt, wonend te 2440 Geel, Home Laarsveld, Laarsveld 28, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : De Moitié, Juul Leopold Jozef, geboren op 29 juli 1955 te Lisala, wonend te 2440 Geel, Albert Westerlinckxstraat 12. Geel, 24 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peggy Cools. (65879)
Vredegerecht van het vijfde kanton Antwerpen
Bij beschikking van de vrederechter van het vijfde kanton Antwerpen, verleend op 21 juni 2004, werd Katschanowa, Louisa, wonende te 2050 Antwerpen, August Vermeylenlaan 13, bus 15, verblijvende in het R.V.T. Hof ter Schelde, August Vermeylenlaan 6, te 2050 Antwerpen, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Janssens, Bert, advocaat, met kantoor te 2600 Berchem (Antwerpen), Koninklijkelaan 32. Antwerpen, 23 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Albert Verbaeten. (65875)
Vredegerecht van het derde kanton Gent
Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht derde kanton Gent, verleend op 22 juni 2004, werd Kersschot, Filip, geboren te Antwerpen op 5 juni 1982, wonende te 9051 Gent, James Ensorlaan 1, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Mr. Jeroen Leaerts, advocaat te 9052 Zwijnaarde, er kantoorhoudende aan de Hutsepotstraat 16. In toepassing van datum neerlegging verzoekschrift ter griffie op 9 juni 2004.
Vredegerecht van het kanton Eeklo
Gent, 24 juni 2004. De adjunct-griffier, (get.) Caroline Desal.
(65880)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Eeklo, verleend op 24 juni 2004, werd de heer De Mits, Lucien André, geboren te Waarschoot op 1 oktober 1950, wonende te 9900 Eeklo, Gentsesteenweg 39, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : De Muer, Karin, advocaat, wonende te 9900 Eeklo, Visstraat 20.
Vredegerecht van het vijfde kanton Gent
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 8 juni 2004.
Bij vonnis van de vrederechter van het vijfde kanton Gent, verleend op 23 juni 2004, werd beslist :
Eeklo, 24 juni 2004. De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) Van Cauwenberghe, Guy. (65876)
Stelt vast dat Cosyn, Josephina, geboren op 30 mei 1926 te Gent, gepensioneerde, wonende te 9050 Gent (Gentbrugge), Robiniahof 48, niet in staat is zelf haar goederen te beheren.
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Eeklo, verleend op 24 juni 2004, werd Mevr. Vandekerckhove, Christiane, geboren te Antwerpen op 18 maart 1927, zonder beroep, wonende te 9900 Eeklo, Zonnepark 33, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Patyn, Astère, wonende te 9940 Evergem, Schoonstraat 64.
Voegt toe als voorlopige bewindvoerder, haar dochter, De Vos, Doreen, huisvrouw, wonende te 9080 Lochristi, Populierenhof 9. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 11 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) De Mil, Ina. (65881)
53520
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Vredegerecht van het kanton Geraardsbergen-Brakel, zetel Geraardsbergen
Vredegerecht van het eerste kanton Kortrijk
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton GeraardsbergenBrakel, zetel Geraardsbergen, verleend op 21 juni 2004, werd De Moyer, Emilienne, geboren te Nederboelare op 3 mei 1933, uit de echt gescheiden van D’Haese, Armand, gedomicilieerd te Geraardsbergen, Kattestraat 42, doch in feite verblijvende te Geraardsbergen, Kattestraat 3 (rusthuis « Vincent »), niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : De Backer, Piet, advocaat te Geraardsbergen, er kantoorhoudende aan de Brugstraat 20 B6.
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Kortrijk, verleend op 15 juni 2004, werd Mevr. Gadeyne, Carine, echtgescheiden van de heer Dalschaert, Mario, geboren te Kortrijk op 19 augustus 1961, wonende te 8500 Kortrijk, Doorniksesteenweg 52, verblijvende te 8500 Kortrijk, A.Z. Groeninge, Campus O.L.Vrouw, Reepkaai 4, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Vanhoutte, Brigitte, advocaat, met kantoor te 8500 Kortrijk, Gentsesteenweg 214. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Lambrecht, Greta. (65886)
Geraardsbergen, 23 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de afgev. adjunct-griffier, (get.) Vanden Herreweghe, Kathleen. (65882)
Vredegerecht van het kanton Oudenaarde-Kruishoutem, zetel Oudenaarde
Vredegerecht van het kanton Haacht
Beschikking d.d. 22 juni 2004 verklaart Verleye, Björn, geboren te Knokke-Heist op 9 augustus 1983, wonende te 9700 Oudenaarde, Dorre Wei 31, niet in staat zelf zijn goederen te beheren.
Vonnis van de vrederechter van het kanton Haacht, verleend op 23 juni 2004 verklaart Van Hove, Emmanuel Stanislas Marie, geboren te Arendonk op 12 oktober 1924, gepensioneerde, wonende te 3110 Rotselaar, Echostraat 32, niet in staat zelf zijn goederen te beheren.
Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Decabooter, Lucie, advocaat, met burelen gevestigd te 9700 Oudenaarde, Voorburg 3.
Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Stevens, Patricia, advocaat, met kantoor te 3130 Begijnendijk (Betekom), Raystraat 61. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 8 juni 2004.
Oudenaarde, 23 juni 2004. De e.a. adjunct-griffier, (get.) Baguet, Filip.
(65887)
Vredegerecht van het tweede kanton Sint-Niklaas
Haacht, 24 juni 2004. Voor Peeters.
eensluidend
uittreksel :
de
griffier,
(get.)
Annika (65883)
Vonnis van de vrederechter van het kanton Haacht, verleend op 23 juni 2004 verklaart Verhaeren, Marie Louise Elisabeth, geboren te Mechelen op 14 mei 1939, gepensioneerde, wonende te 3190 Boortmeerbeek, Weerstandsstraat 33, niet in staat zelf haar goederen te beheren. Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Vermeylen, Berlinda Irena Ferdinanda, geboren te Mechelen op 19 augustus 1961, verzorgende in de thuiszorg, wonende te 3190 Boortmeerbeek, Provinciesteenweg 51. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 9 juni 2004. Haacht, 24 juni 2004. Voor Peeters.
eensluidend
uittreksel :
de
griffier,
(get.)
Annika (65884)
Vredegerecht van het kanton Herne - Sint-Pieter-Leeuw, zetel te Herne
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Herne - SintPieters-Leeuw, met zetel te Herne verleend op 16 juni 2004, verklaren Spitaels, Elise Marie, geboren te Herne op 10 juli 1920, wonende te 1570 Vollezele, Grunselborrestraat 15, niet in staat zelf haar goederen te beheren.
Bij beschikking van de vrederechter van het tweede kanton SintNiklaas, verleend op 23 juni 2004 werd De Vrij, Martha, geboren te Malle op 31 januari 1922, wonende te 2100 Antwerpen (Deurne), Herentalsebaan 542, doch verblijvende in het woon- en zorgcentrum « De Kroon », te 9170 Sint-Gillis-Waas, Zwanenhoekstraat 3, niet in staat verklaard haar goederen te beheren, en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : De Prins, Joannes, wonende te 2170 Antwerpen (Merksem), Groenendaallaan 142. Sint-Niklaas, 23 juni 2004. De adjunct-griffier, (get.) Michiels, Gert.
(65888)
Vredegerecht van het kanton Sint-Pieters-Woluwe
Bij bevelschrift gegeven door de vrederechter van Sint-PietersWoluwe, op 22 juni 2004, werd Mevr. Jeanne Demets, geboren op 31 juli 1931, wonende te 1150 Brussel, Mimosalaan 33, niet in staat verklaard alleen haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : de heer Pol Vandenhende, wonende te 2018 Antwerpen-1, Durletstraat 19. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Georges Stevens. (65889)
Vredegerecht van het kanton Sint-Truiden
Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Debacker, Edouard, geboren te Ninove op 22 augustus 1943, gepensioneerd, wonende te 1570 Tollembeek, Groenstraat 13.
Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Sint-Truiden, verleend op 22 juni 2004, werd Torelli, Georgette, wonende te 3700 Tongeren, Paquaylaan 6/49, verblijvende P.Z. Sancta Maria, Melverencentrum 111, te 3800 Sint-Truiden, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren.
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift op 19 mei 2004 werd neergelegd.
Voegt toe als voorlopige bewindvoerder : Reard, Frederik, advocaat te 3700 Tongeren, Kogelstraat 19.
Herne, 24 juni 2004. Voor Nicole.
eensluidend
uittreksel :
de
griffier,
(get.)
Van
Laere, (65885)
Sint-Truiden, 22 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : Derwael.
de
hoofdgriffier,
(get.)
Marina (65890)
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Vredegerecht van het kanton Willebroek
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Willebroek, verleend op 23 juni 2004, werd Cools, Celina Maria Francisca, geboren te Ruisbroek op 14 mei 1962, wonende te 2870 Puurs, Pullaar 216, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Borgonie, Jan, advocaat te 2830 Willebroek, Mechelsesteenweg 26.
53521
Zegt de rechtbank voor recht dat de voornaam van de voorlopige bewindvoerder « Frits », dient gelezen als en vervangen door « Frederic Marie », in de beschikking van 5 februari 2004 (A.R. 04A194Rep.V. 722/2004). Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Scheltjens, Jean. (65895)
Vredegerecht van het kanton Kontich
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 17 juni 2004. Willebroek, 23 juni 2004. De waarnemend hoofdgriffier, (get.) Lemmens, Danny.
(65891)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Kontich, verleend op 24 juni 2004, werd Van Dyck, Maria Josepha, wonende te 2530 Boechout, Sportveldlaan 25, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Verbeemen, Christiaan Maria Jan, geboren te Mortsel op 8 januari 1965, wonende te 2530 Boechout, Kardinaal Sterckxstraat 7.
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Willebroek, verleend op 23 juni 2004, werd Marynissen, Alfons, geboren te Boom op 25 november 1924, wonende te 2870 Puurs, Palingstraat 48, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Marynissen, Jan, geboren te Bornem op 6 juni 1955, wonende te 2870 Puurs, W. De Vochtstraat 8.
Kontich, 24 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Nuffel, Geert. (65923)
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 16 juni 2004.
Vredegerecht van het eerste kanton Oostende
Willebroek, 23 juni 2004. De waarnemend hoofdgriffier, (get.) Lemmens, Danny.
(65892)
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Willebroek, verleend op 23 juni 2004, werd Verbeeke, Blondina, geboren te Bornem op 27 februari 1922, wonende te 2870 Puurs, Palingstraat 48, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Marynissen, Jan, geboren te Bornem op 6 juni 1955, wonende te 2870 Puurs, W. De Vochtstraat 8.
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Oostende, verleend op 21 juni 2004, werd Batsleer, Frank, advocaat te 8400 Oostende, Kemmelbergstraat 11, aangesteld als voorlopige bewindvoerder over Vanysacker, Doris, geboren te Oostende op 31 maart 1955, wonende te 8400 Oostende, Dr. E. Moreauxlaan 125. Oostende, 21 juni 2004. De hoofdgriffier, (get.) Wybo, Marleen.
(65926)
Justice de paix du canton de Boussu
Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 16 juni 2004. Willebroek, 23 juni 2004. De waarnemend hoofdgriffier, (get.) Lemmens, Danny.
(65893)
Vredegerecht van het kanton Zottegem-Herzele, zetel Herzele
Beschikking d.d. 14 juni 2004 verklaart Bury, Sylvain Georges, geboren te Sint-Martens-Lierde op 23 juni 1936, verblijvende in het rusthuis « Terlinden », Tolstraat 11, te 9550 Herzele (SteenhuizeWijnhuize), niet in staat zelf zijn goederen te beheren. Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : De Bruyn, Karolien, advocaat, wonende te 9550 Herzele (Woubrechtegem), Kasteelstraat 9. Herzele, 23 juni 2004. De afgevaardigd adjunct-griffier, (get.) Evenepoel, Greet.
(65894)
Suite à la requête déposée le 9 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Boussu, rendue le 17 juin 2004, Delpature, Henri Joseph Aimable, de nationalité belge, né à Harmignies le 29 avril 1931, domicilié à 7130 Bray, rue de la Chapelette 60, résidant résidence « Les Glycines », rue Clarisse 35, à 7301 Hornu, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Delplancq, Christelle, avocat, domiciliée à 7390 Quaregnon, rue Paul Pastur 217. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Doyen, Hélène. (65896)
Suite à la requête déposée le 9 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Boussu, rendue le 17 juin 2004, Delpature, Marie Irène Denise, de nationalité belge, née à Mons le 10 mars 1928, domiciliée à 7130 Bray, rue de la Chapelette 60, résidant résidence « Les Glycines », rue Clarisse 35, à 7301 Hornu, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Delplancq, Christelle, avocat, domiciliée à 7390 Quaregnon, rue Paul Pastur 217. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Doyen, Hélène. (65897)
Verbeterend bericht Vredegerecht van het kanton Lier
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 15 juni 2004, werd de beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Lier, op 5 februari 2004 (R.V. 04A194-Rep.R. 722/2004, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 februari 2004, blz. 8745 en onder nr. 61167) verbeterd als volgt :
Suite à la requête déposée le 10 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Boussu, rendue le 18 juin 2004, La Fisca, Rosaria, domiciliée à 7301 Hornu, rue Clarisse 35, home « Les Glycines », a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de De Felicis, Bruno, avocat, domicilié à 7370 Dour, rue d’Elouges 23. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Doyen, Hélène. (65898)
53522
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Suite à la requête déposée le 11 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Boussu, rendue le 17 juin 2004, Vloebergh, Jacqueline, née à Etterbeek le 8 janvier 1956, domiciliée à 7061 Casteau (Soignies), rue Maurice Nicodème 31, résidant hôpital de Warquignies, rue des Chauffours 27, à 7300 Boussu, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Pepin, Hélène, avocat, dont le cabinet est sis 7330 SaintGhislain, rue du Port 42. Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Doyen, Hélène. (65899)
Justice de paix du cinquième canton de Charleroi
Par ordonnance du juge de paix du cinquième canton de Charleroi, en date du 21 juin 2004, la nommée Piazza, Madeleine Rosée Claire, épouse de M. Gourdin, Adelin, née à Morlanwelz-Mariemont le 11 février 1958, domiciliée à Charleroi (Couillet), rue du Vingt-Deux Août 32, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Desart, Vincent, avocat, domicilié rue de l’Athénée 4/7, Charleroi, requête déposée le 13 mai 2004. Pour extrait certifié conforme : le greffier adjoint, (signé) Fabienne Hiernaux. (65904)
Justice de paix du premier canton de Charleroi Justice de paix du canton de Fléron Suite à la requête déposée le 11 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Charleroi, rendue le 18 juin 2004, M. Van Haver, Kamiel, né le 27 avril 1944, veuf, domicilié à 6060 Gilly, impasse Nanon 22, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Marc Nicaise, avocat à 6000 Charleroi, rue Willy Ernst 7, bte 18. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Patart, Jacques. (65900)
Suite à la requête déposée le 27 mai 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Fléron, rendue le 10 juin 2004, Mme Bas, Denise, née le 26 décembre 1927 à Altnegentien (Allemagne), sans profession, domiciliée rue de l’Eperon 6, 4053 Embourg, résidant Rés. Fr. Schervier, rue J. Brel 6, 4053 Embourg, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Secco, Daniel, né le 23 janvier 1955 à Rocourt, médecin, domicilié rue Bel Fays 43, 4052 Beaufays. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Joseph Leruth. (65905)
Suite à la requête déposée le 14 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Charleroi, rendue le 18 juin 2004, Mme Verhauwen, Maria, née le 7 avril 1932, veuve, domiciliée à 6060 Gilly, rue des Auduins 29, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Marc Nicaise, avocat à 6000 Charleroi, rue Willy Ernst 7, bte 18. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Patart, Jacques. (65901)
Suite à la requête déposée le 8 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Fléron, rendue le 17 juin 2004, Mlle Leclercq, Françoise, née le 16 janvier 1965 à Retinne, célibataire, domiciliée rue Croix Bolette 17, 4621 Retinne, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme Frayon, Jeannine, née le 7 décembre 1933 à Pont-Saint-Maxence (France), domiciliée rue Croix Bolette 17, 4621 Retinne. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Joseph Leruth. (65906)
Justice de paix du deuxième canton de Charleroi
Par ordonnance du juge de paix du deuxième canton de Charleroi, en date du 23 juin 2004, la nommée De Cock, Jeanne, née à Bruxelles le 20 janvier 1928, domiciliée à Gerpinnes, résidence La Biesmelle, rue Fernand Bernard 1, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Scutenelle, Laurence, avocat, rue Fernand Bernard 10, Gerpinnes. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dumay, Marie-Paule. (65902)
Suite à la requête déposée le 2 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Fléron, rendue le 10 juin 2004, Mme Lesuisse, Louise, veuve de Servais, Désiré, née le 23 octobre 1928, domiciliée rue du Petit Chêne 43, 4000 Liège, résidant Au Jardin du Cœur, rue de Magnée 82, 4620 Fléron, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Mme Girouard, Françoise, avocat, domiciliée rue Gilles Demarteau 8, 4000 Liège. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Joseph Leruth. (65907)
Justice de paix du canton de Hamoir Justice de paix du quatrième canton de Charleroi
Par ordonnance rendue le 16 juin 2004 par M. le juge de paix suppléant du quatrième canton de Charleroi, siégeant en chambre du conseil, M. Franz Verlinden, né le 6 juin 1927, domicilié à 6042 Lodelinsart, rue des Hamendes 26/6, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Christian Boudelet, avocat à 6040 Jumet, chaussée de Gilly 61/63.
Suite à la requête du 10 juin 2004, déposée au greffe et visée le 15 juin 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Hamoir, datée du 24 juin 2004, Mme Husquinet, Marie, née le 2 février 1952 à Seraing, domiciliée Esplanade de la Paix 92, à 4040 Herstal, résidant au centre neurologique, champ des Alouettes 70, à 4557 Fraiture, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Strepenne, Stéphane, né le 29 octobre 1974 à Rocourt, réassortisseur, domicilié rue Petite Faschalle 199, à 4040 Herstal.
Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) Christine Canivet. (65903)
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Simon, Maryse. (65908)
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53523
Justice de paix du premier canton de Huy
Justice de paix du canton de Marche-en-Famenne-Durbuy, siège de Marche-en-Famenne
Suite à la requête déposée le 7 juin 2004, par jugement du juge de paix du premier canton de Huy, rendu le 15 juin 2004, M. Counard, Jean Marie, de nationalité belge, né le 25 mai 1969 à Waremme, sans profession, célibataire, domicilié rue Petit-Bois 27, à 4500 Tihange, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Lefevre, David, avocat, dont l’étude est établi rue Sous-le-Château 53, à 4500 Huy.
Suite à la requête déposée le 30 avril 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Marche-en-Famenne-Durbuy, siège de Marcheen-Famenne, rendue le 18 mai 2004, Mlle Laetitia Leduc, domiciliée chaussée de l’Ourthe 37A, à 6900 Marche-en-Famenne, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Cécile Orban, avocat, dont le cabinet est rue de la Gare 10/9, à 6980 La Roche-en-Ardenne.
Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Grifnée, MariePaule. (65909)
Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Liliane Jacob-Lebrun. (65912)
Justice de paix du canton de Saint-Gilles Suite à la requête déposée le 27 mai 2004, par jugement du juge de paix du premier canton de Huy, rendu le 14 juin 2004, M. Weigert, Jean Bernard Ghislain, de nationalité belge, né le 29 septembre 1980 à Liège, sans profession, célibataire, domicilié rue Zénobe Gramme 15, à 4540 Jehay-Bodegnée, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Weigert, Marcel Florent Victor, né le 11 mai 1954 à Francorchamps, domicilié rue Zénobe Gramme 15, à 4540 Jehay-Bodegnée.
Par jugement du juge de paix du canton de Saint-Gilles, en date du 15 juin 2004, le nommé De Langhe, Bernard, né le 22 février 1950 à Ellezelles, domicilié à 1060 Saint-Gilles, rue de la Victoire 75, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Mme Veerle Simeons, avocat, rue Fontainas 13, 1060 Saint-Gilles.
Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Grifnée, MariePaule. (65910)
Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Robert Denhaen. (65913)
Suite à la requête déposée le 28 mai 2004, par jugement du juge de paix du premier canton de Huy, rendu le 16 juin 2004, Mme Preud’Homme, Josée Marie Florentine, de nationalité belge, née le 22 mars 1948 à Moha, divorcée, domiciliée rue Griange 14, à 4500 Huy, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Machiels, Pierre, avocat, dont l’étude est établie rue Sous-le-Château 53, à 4500 Huy. Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Grifnée, MariePaule. (65930)
Par jugement du juge de paix du canton de Saint-Gilles, en date du 15 juin 2004, le nommé Roland, Pierre, né à Ixelles le 27 avril 1926, domicilié à 1060 Saint-Gilles, rue de Mérode 192, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : M. Lebout, Jean-Marc, chaussée de Wavre 525, 1040 Etterbeek. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Robert Denhaen. (65914)
Justice de paix du canton de Saint-Hubert-Bouillon-Paliseul, siège de Bouillon
Suite à la requête déposée le 8 juin 2004, par jugement du juge de paix du premier canton de Huy, rendu le 15 juin 2004, M. Streel, Edmond Félicien Marie Joseph Ghislain, de nationalité belge, né le 9 septembre 1949 à Huy, sans profession, divorcé, « La Relance », rue du Beau Site 15, à 4500 Huy, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Machiels, Pierre, avocat, dont l’étude est établie rue Sous-leChâteau 53, à 4500 Huy.
Suite à la requête déposée le 9 juin 2004, par jugement du juge de paix du canton de Saint-Hubert-Bouillon-Paliseul, siège de Bouillon, rendu le 23 juin 2004, Mme Nollevaux, Marie Denise Simone, Belge, née le 18 juillet 1924 à Nollevaux, pensionnée, veuve, domiciliée rue d’Almache 8, à 6851 Plainevaux, résidant Résidence Saint-Charles, Château des Moines, rue des Champs 1, à 6830 Bouillon, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Nicolas, Claude, né le 7 novembre 1957, domicilié rue de Bernifalouche 1, à 6832 Sensenruth.
Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Grifnée, MariePaule. (65931)
Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Warnman, Pernilla. (65915)
Justice de paix du second canton de Tournai
Tribunal de première instance de Liège
Il résulte d’un jugement prononcé à l’audience de la quatrième chambre du tribunal de première instance de Liège, en date du 22 juin 2004, qu’il dit n’y avoir lieu de décharger l’appelante, Mme Marguerite Mariano, domiciliée à 4120 Neupré-Rimière, allée des Villas 15, de la mission d’administratrice provisoire des biens de son père M. Ercolino Mariano, qui lui a été conférée par l’ordonnance du 19 avril 2002, de M. le juge de paix de Seraing, et publiée au Moniteur belge le 4 mai 2002. Le greffier chef de service : (signature illisible).
(65911)
Par ordonnance du juge de paix du second canton de Tournai, rendue le 21 juin 2004, M. Huain, Daniel, né le 2 octobre 1929 à Ere, domicilié à 7622 Brunehaut (Laplaigne), résidence du Maïeur 48, résidant C.H.R.site Hôpital, service 1, 1er étage, chambre 155, boulevard Lalaing 39, à 7500 Tournai, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Pochart, JeanPhilippe, avocat, dont les bureaux sont établis à 7500 Tournai, rue Childéric 47. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Danielle Delbart. (65916)
53524
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Justice de paix du canton d’Uccle
Vredegerecht van het vierde kanton Brugge
Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en date du 18 juin 2004, en suite de la requête déposée le 2 juin 2004, Mme Smans, Julia Mari Mathilda, née à Wechelderzande le 26 avril 1918, pensionnée, domiciliée à 1180 Uccle, avenue de Beersel 103, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me De Ridder, Olivier, avocat, ayant son cabinet à 1050 Ixelles, avenue Louise 391/22. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Goies, Pascal. (65917)
Bij beschikking d.d. 24 juni 2004, gewezen op verzoekschrift van 20 juni 2004 heeft de vrederechter over het vierde kanton Brugge voor recht verklaard dat De Nolf, Johan, advocaat te 8000 Brugge, Maagdenstraat 31, ontlast is van zijn opdracht als voorlopige bewindvoerder over het vermogen van Dumon, Jules, geboren te Brugge op 27 juli 1911, laatst wonende in het rust- en verzorgingstehuis Sint-Jozef, Spoorwegstraat 250, te 8200 Sint-Michiels, overleden te Brugge op 16 juni 2004. Brugge, 24 juni 2004. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Impens, Nancy.
(65921)
Mainlevée d’administration provisoire Opheffing voorlopig bewind Vredegerecht van het kanton Haacht Vredegerecht van het eerste kanton Antwerpen
Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Antwerpen, verleend op 24 juni 2004 werd vastgesteld dat aan de opdracht van Beaujean, Leo, zanger-acteur, wonende te 2018 Antwerpen-1, Moonsstraat 44, als voorlopig bewindvoerder toegewezen aan Beaujean, Karel, geboren te Antwerpen op 31 augustus 1902, wonende te 2018 Antwerpen-1, Arthur Goemaerelei 18, bij beschikking verleend door de vrederechter eerste kanton Antwerpen op 21 juni 2002 (rolnummer 02B170-Rep.R.1306/2002 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 juni 2002, blz. 29551 en onder nr. 65299), een einde is gekomen op datum van 18 juni 2004, ingevolge het overlijden van de beschermde persoon op die datum. Antwerpen, 24 juni 2004. De griffier, (get.) Braeken, Godelieve.
Beschikking van de vrederechter van het kanton Haacht, verleend op 23 juni 2004, verklaart Vanderroost, Beatrice, geboren te Mechelen op 12 februari 1956, sociaal verpleegkundige, wonende te 2100 Deurne (Antwerpen), Eksterlaar 209/211 B 4, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Haacht op 16 september 2002 (rolnummer 02B208-Rep.R. 1393/2002), tot voorlopig bewindvoerder over Vanderroost, Jan Marcel, geboren te Keerbergen, Haachtsebaan 42, verblijvende R.V.T. Ninde, Pater Damiaanstraat 39A, te 3120 Tremelo, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 september 2002, blz. 43419 en onder nr. 67354), met ingang van heden ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is te Tremelo op 3 oktober 2003. Haacht, 23 juni 2004.
(65918)
Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Annika Peeters. (65922)
Vredegerecht van het achtste kanton Antwerpen Vredegerecht van het kanton Lier Bij beschikking van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen, verleend op 24 juni 2004, werd Van Der Put, Walter, geboren te Antwerpen op 16 maart 1955, echtgescheiden, wonende te 2600 Berchem (Antwerpen), Lambert Briesstraat 20, opnieuw in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren vanaf heden met uitzondering van het beheer over zijn appartement gelegen te 2600 Berchem (Antwerpen), Lambert Briesstraat 20, tweede verdieping, waarvan het beheer behouden blijft aan zijn vader, Jan Van Der Put, zodat onze beschikking verleend op 18 juli 2001 (rolnummer 01B106-Rep. R. 1364/ 2001), ophoudt uitwerking te hebben, behoudens het beheer over het appartement gelegen te 2600 Berchem (Antwerpen), Lambert Briesstraat 20, tweede verdieping. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 17 mei 2004. Berchem (Antwerpen), 24 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Arthur Jespers. (65919)
Vredegerecht van het kanton Beringen
Beschikking d.d. 23 juni 2004 verklaart Mevr. Vanherle, Elie, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Beringen op 25 maart 1998 (rolnummer 98B37-Rep. nr. 1038/1998), tot voorlopig bewindvoerder over Mevr. Vanhamel, Elisa, (gepubliceerd in het Moniteur belge van 23 april 1998, blz. 12540 en onder nr. 60145), met ingang van 13 juni 2004 ontslagen van deze opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Beringen, 23 juni 2004. De hoofdgriffier, (get.) Goris, Martine.
Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 23 juni 2004, werd Vervliet, Greta, geboren te Duffel op 15 mei 1959, wonende te 2570 Duffel, Rooienberg 42/7, opnieuw in staat verklaard zelf haar goederen te beheren vanaf heden, zodat de beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Leuven-3 op 30 mei 2002 (R.V. 02B95-Rep. V. 974/2002, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 juni 2002, blz. 27168 en onder nr. 64790), waarbij Van Espen, Hans, wonende te 3000 Leuven, Vaartstraat 70, aangesteld werd tot voorlopige bewindvoerder ophoudt uitwerking te hebben vanaf heden. Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Scheltjens, Jean. (65924)
Vredegerecht van het kanton Ninove
Beschikking d.d. 24 juni 2004, bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Ninove d.d. 24 juni 2004 werd Sorgeloos, Denise, gepensioneerde, wonende te 9400 Ninove, Lindendreef 75, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Ninove op 4 september 2003 (rolnummer 03B121-Rep.R. 1546/ 2003), tot voorlopig bewindvoerder over Van Belle, Jozef, geboren te Appelterre op 5 juli 1923, wonende te 9400 Ninove, Lindendreef 75, verblijvende in de instelling Ter Bake, Steenweg 732, te 9470 Denderleeuw (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 september 2003, blz. 47694 en onder nr. 68323), ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is te Denderleeuw op 13 mei 2004. Ninove, 24 juni 2004.
(65920)
De griffier, (get.) Poelaert, Sabine.
(65925)
53525
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Justice de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant
Suite à la requête déposée le 25 mai 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant, rendue le 24 juin 2004, mettons fin aux effets de notre ordonnance du 12 octobre 2000, qui a désigné Me Dufour, Christine, avocat, dont les bureaux sont situés à 5500 Dinant, rue des Orfèvres 7, en qualité d’administrateur provisoire chargé d’assurer la gestion des biens de Delsat, Marcelle, née le 14 octobre 1918, à Mûr de Bretagne, de son vivant domiciliée chaussée de Nivelles 354, à 5020 Temploux, et résidant au C.H.D., section de Saint-Anne, rue du Pont d’Amour, à 5500 Dinant, et décédée à Namur, le 23 février 2004. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Wislet, Nicole. (65927)
Suite à la requête déposée le 25 mai 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant, rendue le 24 juin 2004, mettons fin aux effets de l’ordonnance prononcée le 25 mai 2001, qui a désigné Me Christine Dufour, avocat, dont les bureaux sont établis à 5500 Dinant, rue des Orfèvres 7, en qualité d’administrateur provisoire chargé d’assurer la gestion des biens de Mme Padou, Edmée, née le 26 janvier 1923, à Namur, de son vivant domiciliée à la résidence Sainte Anne, rue du Pont d’Amour 50, à 5500 Dinant, décédée à Dinant le 10 avril 2004. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Wislet, Nicole. (65928)
avenue des Casernes 41, fonctions lui conférées par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode, du 27 mai 1998, suite au décès de la personne protégée survenu à Etterbeek le 31 janvier 2004. Le greffier adjoint délégué, (signé) Damien Lardot. (65933)
Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder Vredegerecht van het achtste kanton Antwerpen
Bij beschikking van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen, verleend op 24 juni 2004, werd Van De Velde, Jozef, wonende te 2060 Antwerpen, Violetstraat 1/3, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen op 2 april 2003 (rolnummer 03B93-Rep.R. 869), tot voorlopig bewindvoerder over Cools, Joanna, geboren te Antwerpen op 27 april 1924, ongehuwd, verblijvende in het rust- en verzorgingstehuis Sint-Maria, Vredestraat 93, te 2600 Berchem (Antwerpen), met ingang van heden ontslagen van zijn opdracht. Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, Cools Joanna : Mr. Wim Leenaards, advocaat, kantoorhoudende te 2610 Wilrijk (Antwerpen), Ridderveld 16. Er werd vastgesteld dat de zaak ambtshalve werd ingeschreven op 11 juni 2004. Berchem (Antwerpen), 24 juni 2004. Voor eensluidend uittreksel : de Jespers.
hoofdgriffier,
(get.) Arthur (65934)
Justice de paix du premier canton de Charleroi
Par ordonnance de M. le juge de paix du premier canton de Charleroi du 21 juin 2004, la mission de Mme Françoise van Drooghenbroeck, avocat à 6000 Charleroi, boulevard Defontaine 11, désignée par notre ordonnance du 27 novembre 2000 en qualité d’administrateur provisoire des biens de M. Alain Bouchez, né le 16 avril 1973, domicilié à 6000 Charleroi, rue Vauban 13/01, a été levée sauf en ce qui concerne la gestion de son procès à l’encontre de la société New Bahamas et de M. David Duval ainsi que les relations contractuelles de M. Alain Bouchez, avec cette personne. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Jacques Patart. (65929)
Justice de paix du second canton de Mons
Suite à la requête déposée le 25 juin 2003, par ordonnance du juge de paix du second canton de Mons, rendue en chambre du conseil le 23 juin 2004, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 21 septembre 2001 de M. le juge de paix du premier canton de Mons à l’égard de AP 12/03, Matton, Claudine Lucette, née le 18 septembre 1948, à Dottignies, domiciliée ruelle Houtart 9, à 7110 Houdeng-Goegnies, cette personne étant redevenue capable de gérer ses biens, il a été mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir : Me Luc Van Kerckhoven, avocat, dont le cabinet est sis à 7000 Mons, rue des Marcottes 30. Mons, le 23 juin 2004. Pour extrait conforme : le greffier adjoint, (signé) Thibaut, Patrick. (65932)
Vredegerecht van het kanton Leuven-3
Beschikking d.d. 18 juni 2004, verklaart Hans Van Espen, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Leuven-3, op 27 juni 2003 (rolnr. 03B61-Rep.R. 3266/2003), tot voorlopig bewindvoerder over Dauwen, Leonard Remi, geboren te Herselt op 26 december 1939, gepensioneerde, wonende te 2230 Herselt, Provinciebaan 90, met ingang van 18 juni 2004 ontslagen van zijn opdracht. Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Dauwen, Leonard : Chris Vandebroeck, advocaat met kantoor te 3000 Leuven, Vaartstraat 70. Leuven, 22 juni 2004. De hoofdgriffier, (get.) Van Der Borght, Celina.
(65935)
Beschikking d.d. 18 juni 2004, verklaart Hans Van Espen, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Leuven-3, op 28 februari 2003 (rolnr. 03B21-Rep.R. 1286/2003), tot voorlopig bewindvoerder over Devroye, Marc, geboren op 18 juli 1957, wonende te 3000 Leuven, R. Vandervaerenlaan 14, verblijvende UZ Pellenberg, Weligerveld 1, te 3212 Pellenberg, met ingang van 18 juni 2004 ontslagen van zijn opdracht. Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Chris, Vandenbroeck, advocaat met kantoor te 3000 Leuven, Vaartstraat 70. Leuven, 22 juni 2004. De hoofdgriffier, (get.) Van Der Borght, Celina.
(65936)
Justice de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode
Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode, en date du 22 juin 2004, mettons fin à la mission de Seghers, Désirée, dont le cabinet est établi à 1050 Ixelles, rue P.E. Janson 21, administrateur provisoire des biens de Muller, Marion, née le 23 mars 1919, domiciliée en dernier lieu à 1040 Etterbeek, « Les Trois Pommiers »,
Beschikking d.d. 18 juni 2004, verklaart Hans Van Espen, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Leuven-3, op 14 februari 2002 (rolnr. 02B10-Rep.R. 202/2002), tot voorlopig bewindvoerder over Vercammen, Johannes, geboren te Krefeld op 29 oktober 1920, wonende te 3000 Leuven, woon- en zorgcentrum De Wingerd, Noormannenstraat 68, met ingang van 18 juni 2004 ontslagen van zijn opdracht.
53526
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Vercammen, Johannes : Chris Vandebroek, advocaat met kantoor te 3000 Leuven, Vaartstraat 70. Leuven, 22 juni 2004. De hoofdgriffier, (get.) Van Der Borght, Celina.
(65937)
De schuldeisers en de legatarissen worden verzocht hun rechten te doen kennen, binnen de drie maanden te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht gericht aan de door de erfgenaam gekozen woonplaats. Antwerpen, 25 juni 2004. De griffier, (get.) R. Aerts.
(25352)
Justice de paix du canton de Saint-Nicolas
Suite à la requête déposée le 14 mai 2004, par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Nicolas, rendue le 16 juin 2004, il a été mis fin à la date du 16 juin 2004 au mandat de Me Le Boulenge, Olivier, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de Mme Stammen, Anne, de nationalité belge, née à Waremme, le 2 janvier 1967, domiciliée rue Ciseleux 11/63, à 4420 Saint-Nicolas, résidant rue Professeur Mahaim 84, à 4000 Liège, et a été désigné en qualité de nouvel administrateur provisoire : Me Chapelier, Joël, avocat dont l’étude est sise chaussée de Gaulle 20, à 4000 Liège. Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Kaket, Alberte. (65938)
Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek Publication prescrite par l’article 793 du Code civil Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving Acceptation sous bénéfice d’inventaire
Par déclaration au greffe du tribunal de première instance de Nivelles le 23 avril 2004, Mme Nicola Ruth Buckman, de nationalité anglaise, née à Kingsbury (GB), le 16 décembre 1958, domiciliée à 1360 Perwez, rue Thémouroux 80, agissant en sa qualité de mère et détentrice de l’autorité parentale sur ses enfants mineurs domiciliés avec elle, savoir :
Rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde
Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde op 25 juni 2004, heeft Mevr. Hoel, Magali Andrée Francine, geboren te Doornik op 11 november 1976 en wonende te 9600 Ronse, Viermaartlaan 167/302, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Vancoppenolle, David, geboren te Ronse op 20 september 1976, in leven laatst wonende te 9600 Ronse, Vierde Maartlaan 167/302, en overleden te Enghien op 15 juni 2004. Ten einde deze wordt keuze van woonst gedaan ten kantore van notaris Loix, Tanguy, met kantoor te 7911 Frasnes-lez-Buissenal, rue Léon Desmottes 35. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht hun rechten te doen kennen binnen de drie maand te rekenen van de datum van de opneming in het Belgisch Staatsblad, van de onderhavige bekendmaking, bij aangetekend schrijven te richten aan de voormelde gekozen woonplaats. Oudenaarde, 25 juni 2004. De griffier-hoofd van dienst, (get.) P. Van Der Hauwaert.
(25353)
Faillissement − Faillite
Elisabeth Jane Dickinson, née à Leuven le 22 novembre 1990 et James Robert Dickinson, né à Leuven le 22 septembre 1993, et ayant été autorisée à agir par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Jodoigne-Perwez, section Perwez le 29 mars 2004, a déclaré accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de : M. Joseph Dickinson, né à Lincoln (GB) le 12 décembre 1945 domicilié en dernier lieu à 1360 Perwez, rue Trémouroux 80, et décédé à Genappe le 7 octobre 2003. Les créanciers et légataires sont requis de faire connaître leurs droits, dans les trois mois à compter de la date de publication au Moniteur belge, par lettre recommandée adressée à l’étude du notaire Eric Neven, à 1190 Forest, chaussée d’Alsemberg 295. Forest, le 25 juin 2004. (Signé) Eric Neven, notaire.
(25351)
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
Volgens akte verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 25 juni 2004, heeft : Dillen, Irma Maria Francisca, geboren te Broechem op 28 december 1933, wonende te 2240 Zandhoven, Ringlaan 2; verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Vleugels, Frans Hubert Maria, geboren te Zandhoven op 3 november 1935, in leven laatst wonende te 2240 Zandhoven, Ringlaan 2, en overleden te Zandhoven op 26 mei 2004. Er wordt woonstkeuze gedaan ten kantore van Van Den Hove Paul, notaris te 2240 Zandhoven, Dr. August Sniedersstraat 1A.
Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende
Bij vonnis van de derde kamer van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd op 24 juni 2004, op dagvaarding, het faillissement uitgesproken van de B.V.B.A. Cindy, met zetel gevestigd te 8400 Oostende, Velodroomstraat 2, bus 10, en met handelsuitbating (volgens KBO) te 3190 Boortmeerbeek, Laarstraat 23, met als handelsactiviteit gespecialiseerde detailhandel in uurwerken en sieradenhorloges en sieraden, in drogisterijartikelen en onderhoudsproducten, met ondernemingsnummer 0427.661.815. De datum van staking van betaling is vastgesteld op 24 juni 2004. Tot curator werd aangesteld : Mr. Filip Van Caenegem, advocaat te 8400 Oostende, Hospitaalstraat 3. De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canadaplein, vóór 24 juli 2004. De afsluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen zal plaatsgrijpen op vrijdag 6 augustus 2004, om 17 u. 15 m., in de raadkamer van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende, op de eerste verdieping van het gerechtsgebouw te 8400 Oostende, Canadaplein. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, hoofd van dienst, (get.) A. Toune. (Pro deo) (25354)
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Rechtbank van koophandel te Dendermonde
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zevende kamer, d.d. 23 juni 2004, werd het faillissement Mecham B.V.B.A., met zetel gevestigd te 9190 Stekene, Hellestraat 123, met ondernemingsnummer 0473.304.471. De datum van staking van de betaling die in het vonnis van faillissement werd bepaald op 25 mei 2003, thans gewijzigd naar 5 februari 2003. Voor eensluidend uittreksel : de e.a. adjunct-griffier, (get.) K. Van Londersele. (25355)
53527
Bij vonnis van de buitengewone zitting eerste kamer, d.d. 24 juni 2004, werd het faillissement van Manege ’T Gavergoed B.V.B.A., te 8540 Deerlijk, Gaverstraat 44, voorheen H.R. Kortrijk 135738, afgesloten wegens gebrek aan activa. Als vermoedelijke vereffenaar wordt beschouwd : de heer Karel Olbrechts, zonder gekend adres. De griffier : (get.) Nathalie Bostoen.
(25362)
Rechtbank van koophandel te Veurne Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zevende kamer, d.d. 23 juni 2004, werd het faillissement Sparbo B.V.B.A., met zetel gevestigd te 9150 Kruibeke, Bazelstraat 262, met ondernemingsnummer 0416.054.775. De datum van staking van de betaling die in het vonnis van faillissement werd bepaald op 25 maart 2002, thans gewijzigd naar 3 oktober 2001. Voor eensluidend uittreksel : de e.a. adjunct-griffier, (get.) K. Van Londersele. (25356)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Veurne van 23 juni 2004 werden de verrichtingen van het faillissement van de B.V.B.A. Bilzers Loonbedrijf, destijds met maatschappelijke zetel te 8630 Veurne, Ondernemingenstraat 3, met als ondernemingsnummer 0450.796.909, afgesloten wegens ontoereikend actief waardoor de voormelde vennootschap wordt ontbonden en haar vereffening onmiddellijk wordt afgesloten.
Rechtbank van koophandel te Kortrijk
Wordt als vereffenaar beschouwd, overeenkomstig artikel 185 van het Wetboek van vennootschappen : de heer Defrancq, Philip, wonende te 8400 Oostende, Kastanjelaan 12. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) E. Niville.
Bij vonnis van de buitengewone zitting eerste kamer, d.d. 24 juni 2004, werd het faillissement van Peers, Nestor Jules, Groene Wandeling 28, te 8790 Waregem, geboren op 12 juni 1927, ondernemingsnummer 0533.229.091, door vereffening beëindigd. De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard. De griffier : (get.) Nathalie Bostoen. (25357)
(25363)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Veurne van 23 juni 2004 werden de verrichtingen van het faillissement van de B.V.B.A. Kevin Enterprises, in vereffening, destijds met maatschappelijke zetel te 8630 Veurne, Ondernemingenstraat 3, met als ondernemingsnummer 0460.560.948, afgesloten wegens ontoereikend actief waardoor de voormelde vennootschap wordt ontbonden en haar vereffening onmiddellijk wordt afgesloten.
Bij vonnis van de buitengewone zitting eerste kamer, d.d. 24 juni 2004, werd het faillissement van Dewyn, Gerard André, O.L.Vrouwstraat 31, bus 5, te 8500 Kortrijk, ondernemingsnummer 0524.371.409, door vereffening beëindigd. De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard. De griffier : (get.) Nathalie Bostoen. (25358)
Wordt als vereffenaar beschouwd, overeenkomstig artikel 185 van het Wetboek van vennootschappen : de heer Peter Ivorton, met laatst gekend adres te Manchester M14 5TL, (Verenigd Koninkrijk), 151 Wimslow Road, Rusholme.
Bij vonnis van de buitengewone zitting eerste kamer, d.d. 24 juni 2004, werd het faillissement van Berteloot, Dirk Remi, Boerenkrijglaan 59, te 8800 Oekene, geboren op 14 juli 1965, ondernemingsnummer 0690.126.188, door vereffening beëindigd. De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard. De griffier : (get.) Nathalie Bostoen. (25359)
Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Veurne van 23 juni 2004 werden de verrichtingen van het faillissement van de N.V. Jumi, destijds met maatschappelijke- en uitbatingszetel te 8670 Koksijde, Zeelaan 148, met als ondernemingsnummer 0453.441.346 (H.R. Veurne 36600), afgesloten door vereffening waardoor de voormelde vennootschap wordt ontbonden en haar vereffening onmiddellijk wordt afgesloten.
Bij vonnis van de buitengewone zitting eerste kamer, d.d. 24 juni 2004, werd het faillissement van Consult en Service B.V.B.A., Kachtemsestraat 135, te 8870 Izegem, ondernemingsnummer 0457.379.546, door vereffening beëindigd.
Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) E. Niville.
(25364)
Wordt als vereffenaar beschouwd, overeenkomstig artikel 185 van het Wetboek van vennootschappen : Mevr. Deetens, Christine, wonende te 8380 Brugge, Westhinderstraat 38, en de heer Czekala Tadeusz, wonende te 8620 Nieuwpoort, Kerkstraat 30/101. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) E. Niville.
(25365)
Als vermoedelijke vereffenaar wordt beschouwd : de heer Robert Willems, wonende Koningstraat 16/13. De griffier : (get.) Nathalie Bostoen.
te
8400
Oostende,
Tribunal de commerce d’Arlon
(25360)
Bij vonnis van de buitengewone zitting eerste kamer, d.d. 24 juni 2004, werd het faillissement van Belgian Trading Development B.V.B.A., Zuidstraat 12, te 8560 Wevelgem, voorheen ingeschreven in het H.R. Kortrijk 116981, afgesloten wegens gebrek aan activa. Als vermoedelijke vereffenaar wordt beschouwd : Abdel Khalek Kamel, wonende te Frankrijk, 59170, Croix 241, Résidence Flandre. De griffier : (get.) Nathalie Bostoen. (25361)
Par jugement du 24 juin 2004, le tribunal de commerce d’Arlon a prononcé la clôture, par liquidation, de la faillite de la S.P.R.L. « Blue Venus », dont le siège social est établi rue du 10e de Ligne 141, à 6700 Arlon, inscrite au registre de la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0465.072.834. En application de l’article 185 du Code des sociétés, est considérée comme liquidatrice, Mme Barka Mansour, route de Longwy 282, à L-1940 Luxembourg (G.D.L.). Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J.L. Godiscal. (25366)
53528
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Tribunal de commerce de Charleroi
Par jugement du 23 juin 2004, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré ouverte, sur aveu, la faillite de Mme Bellec, Gwenaëlle, née à La Louvière le 13 février 1978, domiciliée à 7301 Boussu, rue Alphonse Brenez 122, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0861.474.222. Activité commerciale : débit de boissons. Curateur : Me B. Grofils, avocat à 7130 Binche, rue Robiano 62.
Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25370)
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Euro-Bat-De Backer Marc S.C.S., rue Cheniat 30, 1470 Genappe, n° B.C.E. 0454.977.114. Juge-commissaire : M. Quoidbach, Lievin.
Juge-commissaire : J.-Cl. Duchateaux. La date provisoire de cessation des paiements est fixée au 28 avril 2004. Les créanciers sont invités à déposer leurs créances au greffe du tribunal de commerce avant le 20 juillet 2004. La clôture du procès-verbal de vérification des créances est fixée au 17 août 2004, à 8 h 15 m, en chambre du conseil de la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi. Le pro deo a été ordonné. Pour extrait conforme : la greffière, (signé) Cathy Page.
Curateur : Me Roosen, Laurence, avocat à 1490 Court-Saint-Etienne, rue des Fusillés 45A. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25371)
(25367)
Tribunal de commerce de Nivelles
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de L’Oasis S.C.R.L., rue de l’Etang 24, 1310 La Hulpe, n° B.C.E. 0443.394.027. Juge-commissaire : M. Larbuisson, Pierre.
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Rans, Rita, née le 3 avril 1947, rue des Wallons 15/303, 1348 Louvain-la-Neuve, n° B.C.E. 0659.414.215. Juge-commissaire : M. Larbuisson, Pierre.
Curateur : Me Chardon, Christophe, avocat à 1400 Nivelles, rue de la Procession 25. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite.
Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite.
Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25372)
Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25368)
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Via Roma S.P.R.L., chaussée de Namur 272, 1495 Villersla-Ville , n° B.C.E. 0415.721.907.
Curateur : Me Jossart, Dominique, avocat à 1470 Genappe, rue des Marchats 7.
Juge-commissaire : M. Larbuisson, Pierre. Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Formindus S.A., chaussée de Wavre 504/24B, 1390 GrezDoiceau, n° B.C.E. 0457.570.081. Juge-commissaire : M. Quoidbach, Lievin. Curateur : Me Goethals, Luc, avocat à 1330 Rixensart, avenue de Merode 112. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25369)
Curateur : Me Chardon, Christophe, avocat à 1400 Nivelles, rue de la Procession 25. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25373)
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Cristar S.P.R.L., rue Champ des Garennes 1, 1490 Court-SaintEtienne, n° B.C.E. 0443.449.356. Juge-commissaire : M. Quoidbach, Lievin.
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Compagnie financière du Bassin wallon S.P.R.L., en abrégé CFBW, avenue Général-Jacques 19, 1400 Nivelles, n° B.C.E. 0472.477.003. Juge-commissaire : M. Larbuisson, Pierre. Curateur : Me Roosen, Laurence, avocat à 1490 Court-Saint-Etienne, rue des Fusillés 45A. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite.
Curateur : Me Janssens, Michel, avocat à 1400 Nivelles, rue de la Procession 25. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25374)
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de GM Trading Company S.P.R.L.U., en abrégé GMTC, chemin du Croly 58, 1430 Rebecq (Quenast), n° B.C.E. 0477.410.640. Juge-commissaire : M. Larbuisson, Pierre. Curateur : Me Jeegers, Christine, avocat à 1330 Rixensart, avenue de Mérode 8. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25375)
Par jugement du 24 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Go Line S.P.R.L., rue du Centry 19, 1390 Grez-Doiceau, n° B.C.E. 0475.901.695. Juge-commissaire : M. Quoidbach, Lievin. Curateur : Me Goethals, Luc, avocat à 1330 Rixensart, avenue de Mérode 112. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25376)
53529
Huwelijksvermogensstelsel − Régime matrimonial
Bij vonnis verleend door de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk werd gehomologeerd, op 6 mei 2004, de akte van wijziging van het huwelijksvermogensstelsel, verleden op 10 februari 2004, voor notaris Vincent Guillemyn, te Lauwe (Menen), waarbij de echtgenoten Johnny Dejonckheere, toezichter en Mevr. Katrien Vanhoecke, samenwonende te Menen, Ontvoogdingstraat 21, gehuwd onder het stelsel der wettelijke gemeenschap van goederen, een eigen ontroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen hebben ingebracht. Namens de echtgenoten-verzoekers, (get.) Vincent Guillemyn, notaris.
(25379)
Bij verzoekschrift d.d. 29 april 2004, neergelegd op de rechtbank van eerste aanleg van Tongeren op 5 en 20 juni 2004, hebben : De heer Bas, Peter Georges Jozef, geboren te Hasselt op 4 januari 1973, en zijn echtgenote Mevr. Demortier, Els Marie Eugenie Ghislana, geboren te Sint-Truiden op 16 januari 1975, nationaal nummer 750116-210 19, samenwonende te 3870 Heers, Opheersstraat 73. Homologatie gevraagd van de akte houdende aanvulling in van hun huwelijksvermogensstelsel, met behoud van het stelsel, opgemaakt door de notaris Frank Wilsens, te Wellen, in dato van 29 april 2004, inhoudende inbreng in het gemeenschappelijk vermogen van een persoonlijk goed van Mevr. Demortier, Els. Wellen, 29 april 2004. Namens echtgenoten Bas - Demortier, (get.) F. Wilsens, notaris. (25380)
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de Androuet Belgium S.A., boulevard Georges Deryck 26/12, 1480 Tubize, n° B.C.E. 0478.759.039. Activité : dégustation et commerce de détail de fromages. Juge-commissaire : M. Debuysscher, Willy. Curateur : Me Jeegers, Christine, avocat à 1330 Rixensart, avenue de Mérode 8. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite.
De heer Dillen, Stig Edmond Jan, arbeider, geboren te Lommel, op 14 mei 1977, en zijn echtgenote Mevr. Breugelmans, Inge Albina François, bankbediende, geboren te Lommel op 11 mei 1978, wonende te 3920 Lommel, Roerdompstraat 7, hebben bij verzoekschrift de dato 23 juni 2004, de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt verzocht om de akte wijziging huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Bruno Indekeu te Lommel op 23 juni 2004, en inhoudend een inbreng in de huwelijksgemeenschap, te homologeren. (get.) Bruno Indekeu, notaris.
(25381)
Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25377)
Par jugement du 21 juin 2004, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de The Little Look S.P.R.L., chaussée de Tervuren 127, 1410 Waterloo, n° B.C.E. 0454.682.847.
Par jugement du 6 mai 2004, rendu par le tribunal de première instance de Dinant, a été homologué l’acte modificatif du régime matrimonial de M. et Mme Rolland, Noël Chantal Fernand Vicomte Le Boucq de Beaudignies, retraité, né à Paris (16e arrondissement, France) le 1er janvier 1933, de nationalité belge, et Chantal Yvonne Marie Gérardine de Talhouet de Boishorand, sans profession, née à Amanlis (France) le 23 septembre 1933, de nationalité française, tous deux demeurant et domiciliés ensemble à 5360 Natoye (Hamois), Château de Skeuvre.
Juge-commissaire : M. Larbuisson, Pierre. Curateur : Me Jossart, Dominique, avocat à 1470 Genappe, rue des Marchats 7. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Clôture du procès-verbal de vérification des créances : le 5 août 2004, à 11 heures, en l’auditoire de ce tribunal, palais de justice II, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J. Delchambre. (25378)
L’acte modificatif a été reçu par Me Jean-Pierre Misson, notaire de résidence à Ciney, en date du 11 mars 2004. Aux termes de cet acte, M. Le Boucq de Beaudignies, a déclaré apporter dans la société qu’il a constituée avec son épouse prénommée aux termes de l’acte précité des biens immeubles lui appartenant en propre et sis à Emptinne et Natoye (commune de Hamois), Pittem, Villebout et Saint Jean Froidmentel (département du Loir-et-Cher, France), et Cloyes sur le Loir (département de l’Eure-et-Loir, France). Fait le 25 juin 2004. (Signé) Jean-Pierre Misson, notaire.
(25382)
53530
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Par requête en date du 15 juin 2004, les époux Saporito, Pietro, né à Agrigento (Italie) le 29 août 1970 (numéro registre national : 70 08 29 13140), et Alberti, Elvire, née à Binche le 13 décembre 1967 (numéro registre national : 67 12 131 2803), demeurant ensemble à La Louvière, rue Mitant des Camps 106, ont introduit devant le tribunal de première instance séant à Mons, une requête en homologation du contrat modificatif de leur patrimoine dressé par acte reçu par le notaire Pierre-Philippe Debauche, résidant à La Louvière en date du 20 mai 2003. Le contrat modificatif ne comporte pas de modification de régime matrimonial mais un ameublissement d’un bien sis à La Louvière, rue Mitant des Camps 106, cadastré ou l’ayant été section B numéro 209 G 6, pour une contenance de nonante-cinq centiares. La Louvière, le 22 juin 2004. Pour extrait conforme : (signé) P.-Ph. Debauche, notaire.
(25383)
Bekendmaking gedaan in uitvoering van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen Publication faite en exécution de la loi du 6 août 1990 relative aux mutualités et aux unions nationales de mutualités Mutualité neutre du Hainaut, avenue de Waterloo 23, 6000 Charleroi Liste des administrateurs — Assemblée générale du 19 juin 2004 Mlle Bonnet, Martine, avenue Beau Séjour 3A, 7500 Tournai. Mlle Declercq, Aimée, rue Dewiest 108, 6040 Jumet. Mme Declercq, Désirée, rue Dewiest 103, 6040 Jumet.
Onbeheerde nalatenschap − Succession vacante
Mme Geerts, Stéphanie, rue des Combattants 20, 5060 Falisolle. M. Camilliard, Claude, rue des Monts 38, 6250 Pont-de-Loup.
Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen
M. Chif, Didier, rue du Cimetière 28, 6061 Montignies-sur-Sambre. M. Chif, Roger, rue de la Résistance 24, 6200 Châtelineau.
Op 28 november 2003 verleende de eerste B kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een vonnis waarbij Mr. André van Lidth de Jeude, advocaat en plaatsvervangend rechter te Antwerpen, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Van Bréestraat 21, werd aangesteld als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Gedopt, Rudolf Franciscus Anna, geboren te Deurne, thans Antwerpen (district Deurne) op 11 februari 1946, echtgenoot van Erna Pierre Marie-José Van Broeck, laatst wonende te Antwerpen (district Borgerhout), Linnaeusstraat 9, en van wie het overlijden werd vastgesteld te Antwerpen (district Borgerhout) op 6 oktober 1999. Antwerpen, 24 juni 2004. De griffier, (get.) C. Cox.
(25384)
M. Delviesmaison, Marc, rue des Aubépines 7, 5651 Tarcienne. M. Fievet, Léon, clos de Courcelles 9, 7503 Froyennes. M. Ganassin, Joseph, chemin de la Belle Epine 26, 6120 Ham-surHeure. M. Gauthier, Jean-Luc, rue Jules Destrée 118, 6001 Marcinelle. M. Marique, Michel, rue de Bruxelles 98, 6220 Fleurus. En outre, la personne chargée de la gestion journalière est M. Roger Chif, directeur général, les personnes habilitées à représenter la mutualité sont M. Michel Marique, président, et M. Roger Chif, directeur général. (25385)
BIJLAGE tot het Belgisch Staatsblad van 1 juli 2004 — ANNEXE au Moniteur belge du 1er juillet 2004
Pensioenfonds Contractuelen VRT, Onderlinge Verzekeringsvereniging, Auguste Reyerslaan 52, 1043 Brussel Ondernemingsnummer 0477.760.533 Uittreksel uit de notulen van de jaarlijkse algemene vergadering der vennoten, gehouden te Brussel op 2 juni 2004 Beslissing 1/2004/2 : de algemene vergadering neemt er akte van dat Luc Vandenhoeck, Duivelshofstraat 47, 2140 Borgerhout, als ondervoorzitter wordt aangeduid door de bestuurders van de werknemersdelegatie. Beslissing 1/2004/3 : de algemene vergadering beslist unaniem de tekst van art. 4 § 1, art. 6 § 1, art. 6 § 2, art. 7 § 1, art. 11 § 1, art. 11 § 2, art. 11 § 5, art. 12, art. 13 § 4, art. 13 § 5, art. 13 § 7, art. 13 § 8, art. 13 § 9, art. 15 § 1, art. 16 § 1, art. 17 § 2, art. 21 § 2, art. 21 § 5, art. 22 § 1 in de statuten te vervangen door : Artikel 4. Doel. § 1. Het Pensioenfonds Contractuelen VRT heeft als uitsluitend doel het opbouwen van middelen met het oog op het toekennen van aanvullende pensioenvoordelen en solidariteitstoezeggingen aan de in het Pensioenreglement Contractuelen VRT omschreven aangesloten personen (of hun begunstigden) van de aangesloten vennootschappen, evenals het effectief toekennen ervan, en dit tot uitvoering van de Pensioenreglementen van de bij het Pensioenfonds Contractuelen VRT aangesloten ondernemingen, hierna te noemen het Pensioenreglement Contractuelen VRT. Artikel 6. De vennoten. § 1. Het aantal vennoten van het Pensioenfonds Contractuelen VRT bedraagt minimum 4 en maximum 16. Na de oprichting van het Pensioenfonds Contractuelen VRT bestaat het uit 16 vennoten, die de algemene vergadering vormen. § 2. Tot de vennoten behoren : Maximum 8 vennoten aangeduid door de werknemersdelegatie waarbij elke representatieve vakorganisatie twee vennoten aanduidt en de twee overige vennoten alternerend gekozen worden uit de drie door de representatieve vakorganisaties aangeduide technici. Zij worden hierna genoemd : de eerste groep. Maximum 8 vennoten worden aangeduid door de werkgeversdelegatie. Zij worden hierna genoemd : de tweede groep. De voorzitter van de raad van bestuur van de N.V. van publiek recht VRT zit de vergaderingen van de algemene vergadering van het Pensioenfonds Contractuelen VRT voor met raadgevende stem.
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
53531
Elke representatieve vakorganisatie duidt één technicus aan die met raadgevende stem de vergadering van de algemene vergadering en van de raad van bestuur bijwoont. Conform de bepalingen uit artikel 6, § 2, en artikel 11, § 1, kan een technicus het statuut van vennoot/bestuurder bekomen. Onder representatieve vakorganisatie wordt verstaan die vakorganisatie die conform de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en de wet van 15 januari 2002 tot wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, als representatief wordt beschouwd. Artikel 7. Toetredingen en vervangingen. § 1. Een toetreding is enkel mogelijk om het vooropgestelde maximum aantal vennoten per groep te bereiken of in het kader van de vervanging van een uittredend, overleden of uitgesloten vennoot. In geval van toetreding door vervanging moet de aanduiding van de vervanger zonder verwijl worden verricht door de groep die de te vervangen vennoot heeft aangeduid volgens de modaliteiten voorzien in artikel 6. De aanstelling wordt op de eerstvolgende algemene vergadering bekrachtigd. Een toetreding wordt schriftelijk betekend aan alle vennoten. Artikel 11. De raad van bestuur. § 1. Het Pensioenfonds Contractuelen VRT wordt bestuurd door een raad van bestuur, die bestaat uit een even aantal bestuurders, minimum 4 en maximum 8 en als volgt is samengesteld : de helft van de bestuurders wordt benoemd uit de vennoten van de eerste groep, waarbij elke representatieve vakorganisatie één bestuurder aanduidt en de vierde bestuurder alternerend gekozen wordt uit de drie door de representatieve vakorganisaties aangeduide technici; de andere helft van de bestuurders wordt benoemd uit de vennoten van de tweede groep. De Voorzitter van de raad van bestuur van de N.V. van publiek recht VRT zit de vergaderingen van de raad van bestuur van het Pensioenfonds Contractuelen VRT voor met raadgevende stem. § 2. De door de verschillende groepen voorgedragen bestuurders worden voor een hernieuwbare periode van drie jaar benoemd door de algemene vergadering. § 5. Ingeval een bestuurdersmandaat openvalt, duidt de raad van bestuur een vennoot aan als plaatsvervanger, tot de effectieve titularis van de functie wordt benoemd door de eerstvolgende algemene vergadering. Deze plaatsvervanger wordt aan de raad van bestuur voorgedragen door de groep waarvan het te bezetten bestuurdersmandaat is opengevallen. Artikel 12. Voorzitter en ondervoorzitter van de raad van bestuur. De Voorzitter van de raad van bestuur van de N.V. van publiek recht VRT is voorzitter van de raad van bestuur van het Pensioenfonds Contractuelen VRT; hij heeft slechts een raadgevende stem. De ondervoorzitter van de raad van bestuur wordt aangeduid uit de bestuurders benoemd uit de vennoten van de eerste groep. De bestuurders uit de vennoten van de eerste groep bepalen in onderling overleg wie ondervoorzitter wordt. Artikel 13. Werking van de raad van bestuur. § 4. De uitnodigingen moeten schriftelijk en ten laatste zeven dagen vóór de vergadering naar elke bestuurder worden verstuurd op het adres dat hij daartoe heeft opgegeven. De raad van bestuur kan slechts geldig beraadslagen en beslissen indien de meerderheid van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. § 5. De voorzitter zit de raad van bestuur voor. Wanneer de voorzitter verhinderd of afwezig is, wordt de vergadering voorgezeten door de ondervoorzitter. Indien de ondervoorzitter eveneens verhinderd is, dan wordt de vergadering voorgezeten door de oudste (in leeftijd) van de andere bestuurders die overeenkomstig artikel 11, § 1, zijn aangeduid. § 7. De beslissingen worden tijdens de zitting bij gewone meerderheid van stemmen genomen, met uitzondering van de goedkeuring van het beleggingsreglement, het wijzigen van de beheersovereenkomst en de uitvoering van de laatste zin van de eerste alinea van artikel 4, § 3, van de beheersovereenkomst waarvoor een viervijfdemeerderheid moet worden gehaald. De onthoudingen, ongeldige of blanco-stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. § 8. De raad van bestuur duidt een secretaris aan die gelast wordt het proces-verbaal van de beraadslagingen van de raad van bestuur op te stellen. § 9. Alle beslissingen van de raad van bestuur worden vastgelegd in de processen-verbaal. De processen-verbaal worden na goedkeuring door de raad van bestuur ondertekend door de voorzitter of de bestuurder die de vergadering heeft voorgezeten en bewaard op de zetel van het Pensioenfonds Contractuelen VRT. Artikel 15. Het dagelijks bestuur. § 1. De raad van bestuur zal het dagelijks bestuur van het Pensioenfonds Contractuelen VRT toevertrouwen aan een afgevaardigd bestuurder, lid van de raad van bestuur van het Pensioenfonds Contractuelen VRT. Deze afgevaardigd bestuurder zal de gebruikelijke handtekeningbevoegdheid hebben om het dagelijks bestuur van het Pensioenfonds Contractuelen VRT te kunnen waarnemen. Tot de daden van dagelijks bestuur worden alle handelingen gerekend die dag aan dag moeten worden verricht om de normale gang van zaken van het Pensioenfonds Contractuelen te verzekeren. Hiertoe behoort ook de bevoegdheid tot het aangaan van verbintenissen, en de vertegenwoordigingsbevoegdheid in dit verband, waaronder beleggingsovereenkomsten op korte termijn, tot een bedrag van 1 miljoen euro. De afgevaardigd bestuurder zal het Pensioenfonds Contractuelen VRT vertegenwoordigen in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen. Artikel 16. De Commissaris. § 1. De controle van de financiële toestand, van de jaarrekening en de regelmatigheid van de verrichtingen van het Pensioenfonds Contractuelen VRT wordt toevertrouwd aan een door de CBFA, Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkende commissaris, hierna genoemd ″de Commissaris″, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de Controle der Verzekeringsondernemingen en haar uitvoeringsbesluiten zoals deze desgevallend aangevuld of gewijzigd worden. Artikel 17. De algemene vergadering van de vennoten. § 2. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur van het Pensioenfonds Contractuelen VRT. Wanneer de voorzitter verhinderd of afwezig is, wordt de vergadering voorgezeten door de ondervoorzitter van de raad van bestuur van het pensioenfonds. Wanneer de ondervoorzitter eveneens verhinderd is, wordt de vergadering voorgezeten door de oudste (in leeftijd) van de andere bestuurders die overeenkomstig artikel 11, § 1, zijn aangeduid.
53532
BELGISCH STAATSBLAD — 01.07.2004 — MONITEUR BELGE
Artikel 21. Vereist aanwezigheids- en meerderheidsquorum. § 2. De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde vennoten, behoudens uitzonderingen voorzien in de statuten. § 5. Elke vennoot beschikt over één stem. Artikel 22. Mededelen van de beslissingen. § 1. De secretaris die door de raad van bestuur belast is de beraadslagingen van de vergaderingen te notuleren, wordt eveneens belast met het notuleren van de beraadslagingen van de algemene vergadering. De notulen van de algemene vergaderingen worden ondertekend door de voorzitter en bijgehouden in een speciaal register op de zetel van het Pensioenfonds Contractuelen VRT, alwaar de vennoten, de bestuurders en de commissaris er inzage van kunnen nemen. Beslissing 1/2004/5 : de algemene vergadering benoemt in de raad van bestuur : Bestuurders : Mevr. Kris Houthuys, Belgiëlei 113, 2018 Antwerpen. Mevr. Brigitte Parisis, Oud-Strijderslaan 105/29, 1140 Brussel. De heer Luc Vandenhoeck, Duivelshofstraat 47, 2140 Borgerhout. De heer Hugo De Vreese, Albrecht Rodenbachstraat 1, 9840 De Pinte. De heer Tony Mary, Araucarialaan 147, 1020 Brussel. De heer Jan Kempinaire, Koning Leopold I-straat 27, 8500 Kortrijk. De heer Franz Schnelle, Vissenholstraat 3, 9506 Geraardsbergen. De heer Jean-Paul Van Der Vurst, Pachthofstraat 133, 9308 Gijzegem, en zulks voor een termijn van 3 jaar, met ingang van 1 januari 2004. Beslissing 1/2004/9 : de algemene vergadering beslist unaniem Deloitte & Partners Bedrijfsrevisoren, met zetel te 1050 Brussel, Louizalaan 240, aan te stellen als commissaris en dit voor een termijn van drie jaar, met ingang van 1 januari 2004. Voor gelijkvormig uittreksel : De afgevaardigd bestuurder, H. De Vreese.
De voorzitter, G. Peeters. (25387)
Pensioenfonds VRT voor de rust- en overlevingspensioenen van het statutair personeel van de N.V. van publiek recht VRT, Onderlinge Verzekeringsvereniging, Auguste Reyerslaan 52, 1043 Brussel Ondernemingsnummer 0462.343.273 Uittreksel uit de notulen van de jaarlijkse algemene vergadering der vennoten, gehouden te Brussel, op 2 juni 2004 Beslissing 1/2004/2/1 : de algemene vergadering neemt er akte van dat de heer Jean-Paul Van Der Vurst, Pachthofstraat 133, 9308 Gijzegem, als ondervoorzitter wordt aangeduid door de bestuurders van de eerste groep. Beslissing 1/2004/2/2 : de algemene vergadering benoemt in de raad van bestuur : Bestuurders : Mevr. Kris Houthuys, Belgiëlei 113, 2018 Antwerpen; de heer Marc Kerki, Overwinningstraat 25, 3010 Leuven; de heer Eric De Temmerman, Kampenstraat 2, 9552 Herzele; de heer Hugo De Vreese, Albrecht Rodenbachstraat 1, 9840 De Pinte; de heer Tony Mary, Araucarialaan 147, 1020 Brussel; de heer Jan Kempinaire, Koning Leopold I-straat 27, 8500 Kortrijk; de heer Jean-Paul Van Der Vurst, Pachthofstraat 133, 9308 Gijzegem, en zulks voor een termijn van drie jaar met ingang van 1 januari 2004. Beslissing 1/2004/6 : de algemene vergadering beslist unaniem Deloitte & Partners Bedrijfsrevisoren, met zetel te 1050 Brussel, Louizalaan 240, aan te stellen als commissaris en dit voor een termijn van drie jaar, met ingang van 1 januari 2004. Voor gelijkvormig uittreksel : De afgevaardigd bestuurder, (get.) Hugo De Vreese.
Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. − Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. Adviseur/Conseiller : A. VAN DAMME
De voorzitter, (get.) Guy Peeters. (25386)