Moerkweek 2013 met aangezogen moerdopjes. Marco De Pauw Keuze van het pleegvolk. Aangezien het overgrote deel van onze leden imkert met simplex, als standaardmaat van bijenkasten, is dan ook deze uiteenzetting van moerteelt aan dit kasttype aangepast. Het pleegvolk is het volk dat de aangezogen larfjes zal ontvangen en opkweken tot volwaardige jonge koninginnen.
De keuze van het pleegvolk is dan ook van kapitaal belang want de kwaliteit van de gekweekte koninginnen hangt grotendeels af van de pleegstemming van het pleegvolk. Het tijdstip van de kweek is een andere belangrijke factor. Het meest geschikte tijdstip is de zwermtijd nl. mei en juni. De aanwezigheid van gesloten darrenbroed is niet enkel een aanwijzing voor een goed pleegvolk maar een noodzakelijkheid. We kiezen voor ons kweekvolk een heel sterk en gezond volk, reeds sterk de winter uitgekomen, overvol aan jonge bijen en de honingkamer op zijn minst half gevuld met honing. Het pleegvolk bestaat uit: - 2 broedkamers met een grote voorraad stuifmeel, voldoende honing en minstens 10 ramen broed - een goed leggende oudere moer en er is nog geen aanzet van zwermcellen. Indien de moer gemerkt is betekent dit een voordeel maar het is niet noodzakelijk. - 1 honingkamer deels gevuld met honing.
Klaarmaken van het pleegvolk.
- 10 dagen De bedoeling is dat we op de dag waarop we onze koninginnenteelt beginnen – de startdag waarop de aangezogen larfjes in het pleegvolk worden gehangengemakkelijk een totaal moerloos volk kunnen samenstellen. Exact 10 dagen vòòr de start zoeken we de koningin op en brengen ze over in de onderste broedkamer (broedkamer B). Door het moerrooster te verplaatsen tussen broedkamer A en B wordt de koningin in die broedkamer opgesloten en is eileg onmogelijk geworden in broedkamer A. Negen dagen na deze ingreep is in Broedkamer A geen open broed meer aanwezig, enkel gesloten broed, veel jonge bijen, stuifmeel en honing. Nu kunnen we het pleegvolk klaarmaken om de aangezogen larfjes te ontvangen en op te kweken tot volwaardige koninginnen. -Een alternatief is het gebruik van 2 moerroosters om na 10 dagen met zekerheid vast te kunnen stellen in welke broedkamer de koningin zich bevindt. -
Starten van de teelt en verzorging.
Dag 0 : inhangen teeltraam. Binnen de twee uur vòòr het inhangen van ons teeltraam met de aangezogen larfjes maken we ons pleegvolk klaar door een eenvoudige herschikking van dit volk. Extra materiaal nodig: één separator met vlieggat en dubbele laag gaas zodat de bijen die in de kamer bovenop de separator zijn geen koninginnestof kunnen doorgeven naar onder. Broedkamer B met alles erin wordt weggenomen en op een separator geplaatst. Zorg ervoor dat voldoende voer aanwezig is omdat straks alle vliegbijen zullen vervliegen naar het pleegvolk onderaan en er de eerste dagen geen nectar zal binnenkomen. Vloeibaar bijvoederen is aanzetten tot roverij; indien het moet enkel voederdeeg gebruiken. De broedkamer A, met daarboven de honingkamer zakken gewoon tot op de bodem. Aangezien daar geen moer meer aanwezig is kan het moerrooster achterwege blijven. We zorgen ervoor, door het wegnemen van een kantraam, dat in het midden plaats gemaakt wordt waar straks ons teeltraam zal gehangen worden. Alle broedraten in broedkamer A worden op hetzelfde ogenblik nagekeken op eventuele redcellen die, indien aanwezig, allen worden verwijderd. Broedkamer A met de honingkamer bovenop is nu hopeloos moerloos en is nu ons pleegvolk.. Dit samengesteld pleegvolk bevat nu: - enkel broed in gesloten toestand., redcellen aanzetten kan niet meer. - honingvoorraad en stuifmeelvoorraad - jonge bijen genoeg om een tot vijftiental koninginnencellen maximaal te verzorgen. - alle vliegbijen zodat ook de honingoogst kan doorgaan maar vooral dat ons pleegvolk stampvol bijen zit. Binnen de twee uur na deze ingreep wordt het teeltraam met de aangezogen larfjes op de ledige plaats gehangen. Tijdens deze twee uur worden alle bijen in het pleegvolk zich terdege bewust dat ze hopeloos moerloos zijn, alle jonge bijen gaan de ledige ruimte die voor het teeltraam voorzien is vullen en gaan onmiddellijk de aangeboden larfjes in het teeltraam optimaal verzorgen. Nu is het enkel zorgen dat er geen broedwarmte verloren gaat. Vooral bovenaan goed afdekken. ’ s Anderendaags kan men al vaststellen hoeveel van de aangeboden larfjes zijn aangenomen door het teeltraam voorzichtig een paar ogenblikken uit te lichten en de opgebouwde moercelletjes te tellen. Eventueel kunnen we ook de cellen wegnemen waarvan de larfjes in te weinig brij liggen, meestal zijn dit deze die aan de buitenkant van de teeltlat geplaatst zijn. Bij heel ongunstig weer kan men een portie suikerdeeg geven tot op het ogenblik dat de moercellen gesloten zijn. Inbouwen van de moerdoppen tijdens de kweek is nu uitgesloten omdat een moerloos volk weinig of geen bouwlust vertoont.
Dag + 4 de gesloten doppen inkooien. Nu worden de moerdoppen door de bijen gesloten en kunnen ingekooid worden. Er zijn twee dagen waarop de gesloten doppen het minst kwetsbaar zijn nl. juist na het sluiten en in de laatste
twee dagen vòòr de geboorte. Om het risico op te late opsluiting te voorkomen is het best de gesloten cellen in te kooien 4 dagen na het inhangen van het teeltraam. Bij het inkooien zie je meteen als de gesloten doppen goed uitgebouwd zijn. Wees er van overtuigd dat: uit een kleine dop zal nooit een grote moer geboren wordt. Kwaliteit heeft hier absolute voorrang. Vergeet absoluut niet een klein beetje voer onderaan het kooitje te plaatsen. In de plastiekkooitjes (foto) is er onderaan een kleine ruimte voorzien om met behulp van een injectienaald een beetje vloeibare honing in te spuiten. Door het voer daar te plaatsen wordt verhinderd dat de koningin zich besmeurt met warm voeder. Tot aan het uitlopen van de doppen is er voor de bijen geen verzorging meer nodig. Enkel warmte en een hoge luchtvochtigheid is noodzakelijk. De bijen in ons pleegvolk zorgen daar voor. Onze teeltlat met de gekooide doppen gaat terug op haar oorspronkelijke plaats in het pleegvolk tussen de gesloten broedraten. Het plaatsen van de teeltlat in een broedstoof of in een ander volk tussen 2 broedraten boven een moerrooster kan ook, maar dit is een andere wijze van eindverzorging.-
Dag + 11
1. Jonge koninginnen lopen uit.
Het eerste onderzoek is voor de lege dop: er moet nog een beetje voeder voorhanden zijn, wel ten dele opgedroogd, maar een bewijs dat die koningin geen tekort aan voeder heeft gehad. Daarna worden de koninginnen aan een grondig onderzoek onderworpen op hun uiterlijke kenmerken: of er geen gebreken zijn aan poten, vleugels en voelhorens. Bij het bemonsteren van de grootte van de koningin hoef je niet naar het achterlijf te kijken maar beoordeel vooral de breedte van het borststuk. Kort bij de geboorte is het achterlijf altijd klein maar verandert tijdens de drie eerste weken. Koninginnen die een tekort aan voeder hadden, te klein uitvallen of te laat geboren werden kunnen beter meteen worden doodgeknepen. Soms kruipt een koningin terug in de dop na haar geboorte en kan het gebeuren dat ze de cel niet achterwaarts.kan verlaten. Voorzichtig de cel openmaken om haar te bevrijden is dan de enige weg. Zodra de koninginnen geboren zijn worden ze gemerkt. We hebben ze bij de hand, opzoeken hoeft niet, ze zijn bemonsterd en goedgekeurd. Genummerde opalithplaatjes zijn het meest geschikt. Met een speldenpunt brengt men een klein druppeltje lijm op het borststuk en zorgt dat het plaatje zo ver mogelijk achterop het rugschild wordt geplakt. Met een licht gebogen stukje moerrooster bovenop een zacht stukje mousse heeft men beide handen vrij om het merkteken aan te brengen. Lijm goed laten drogen en de koningin is klaar om in een bevruchtingskastje in te voeren. De bijen voor de bevruchtingskastjes (BVK) moeten uit gezonde en vitale volken komen. Voor het vullen van bevruchtingskastjes met bijen is het ook van belang dat er
geen bijen genomen worden van volken die in zwermstemming zijn. De mogelijkheid is groot dat, ofwel steken ze de jonge moer af direct na het inbrengen ofwel vliegen ze mee op bruidsvlucht en komen ze, samen met de koningin, niet meer terug. Bij het afvegen in een emmer of ander rond recipiënt worden ze licht beneveld met water. Wil je meteen de varroa uitschakelen dan is het aangeraden de bijen te verstuiven met een oxaalzuuroplossing. Het moeten jonge bijen zijn, neem de tijd om oudere bijen te laten afvliegen. Hoeveel? Hangt af van de grootte van het soort bevruchtingskastje dat je gebruikt. De EWK’s zoals op bijgaande foto bvb. hebben genoeg aan één kop bijen. Gebruik je een drieramer, ligt het aantal bijen veel hoger. De jonge koningin kan gewoon bovenop de bijen bijgegeven worden bij het vullen of later de koningin, na een korte onderdompeling in lauw water, laten inlopen via het vlieggat. De BVK’s gaan drie dagen vertoeven op een koele, rustige plaats. Vergeet niet elke dag een klein beetje water te verstuiven door het verluchtingsrooster. De 3de dag, s’avonds, opgesteld ter bevruchting op de stand voor standbevruchting of in afwachting voor de reis naar een bevruchtingsstand. In dit geval moet de vliegopening op kleine opening staan zodat de koningin niet buiten kan. Voor ons is Kreverhille (Ossenisse) de meest aangewezen bevruchtingsstand. Aangezogen larfjes voor de teelt zijn beschikbaar bij de overlarvers uit de streek waaruit de koninginnen geboren worden voor een latere bevruchting met aangepaste darren op Kreverhille.
2. Pleegvolk terug in oorspronkelijke staat brengen. Onmiddellijk na het wegnemen van het teeltraam met de uitgelopen jonge koninginnen brengen we het pleegvolk terug in zijn oorspronkelijke staat. Even de honingkamer opzij zetten, op de plaats van het weggenomen teeltraam wordt een waswafel gehangen, broedkamer B met de koningin op broedkamer A plaatsen met daarop terug een moerrooster en bovenop de moerrooster de honingkamer. Dank zij het gebruik van de separator blijven de bijen in alle kamers dezelfde geur hebben en kan men deze samenstelling uitvoeren zonder afsteken van koningin of onderlinge gevechten tussen de werksters. Aangezien alle vliegbijen die voorhanden waren hun werk samen hebben voortgezet is ook de honingoogst blijven doorgaan. Sedert een viertal jaar heb ik zo aan moerteelt gedaan met uitstekende resultaten, zowel voor de goede aanname van de aangeboden teeltstof, het kweken van prachtig uitgebouwde moeren met een hoge score voor bevruchting.
Bijkomend materiaal is enkel een separator; heel gemakkelijk om zelf te maken.
MOERTEELT MET BROEDAFLEGGER Marco De Pauw OPKWEKEN VAN DE AANGEZOGEN MOERCELLEN Dit is de dag waarop we de vooraf bestelde aangezogen larfjes afhalen bij de overlarver. - uit de honingkamer halen we twee ramen weg. - We maken ruimte in het midden en vullen die ruimte op met 2 ramen open broed. Pas op: geen koningin mee ! ! ! - 2 (of 3) celhoudertjes met de aangezogen dopjes maken we vast op een insteekblikje met een weinig gesmolten was. Het gebruik van een soldeerboutje is daarvoor een ideaal instrument.( foto 1) - De insteekblikjes, met aangehechte moercellen, worden op één van de twee broedramen vastgeprikt. (foto 2) Om aanbouwen aan het tegenoverstaande raam te vermijden drukken we de was onder de geprikte moercellen ietwat plat. Dit voorkomt dat de cellen later beschadigd zouden worden bij het uitnemen. - Is er absoluut geen dracht kunnen we eventueel wat bijvoederen met verdunde vloeibare honing. DAG 3: we kunnen eventueel een controle uitvoeren op het aantal aanvaarde cellen. DAG 5: moercellen zijn nu gesloten DAG 9: we gaan een broedaflegger maken. - we nemen de twee broedramen met de gesloten moercellen en opzittende bijen uit de honingkamer en hangen die in een lege romp. Werk vlug en zonder schokken om de gesloten moercellen niet te beschadigen. - we vullen aan met één of twee raten gesloten broed, opzittende bijen incluis. Let op dat je de koningin niet meeneemt. - we vullen aan met een raam stuifmeel en een raam voeding. (in het voorjaar uitgenomen overtollig wintervoer bewijst hier zijn dienst). - de vrije ruimte vullen we aan met vulblokken - bovenop de honingkamer plaatsen we een separator, met vlieggat. - op de separator plaatsen we onze broedaflegger. - de vliegopening van de separator wordt klein gehouden. DAG 11: de koninginnen worden geboren. - aangezien de koninginnen, één, twee of drie naargelang het aantal vastgeprikte moercellen, ongeveer dezelfde ouderdom hebben maken ze onderling uit wie zal overblijven. Eén enkele keer maakte ik mee dat er toch een zwermpje was afgevlogen. HET VERVOLG: als de koningin tien dagen oud is en alles perfect verloopt, mooi weer enz. kan de koningin aan de leg gaan doch meestal is dit wel een paar dagen later. Soms wacht ze met de leg tot al het broed van de vorige moer uitgelopen is. Als we alles goed gepland hebben, de zaak regelmatig in de gaten houden vanaf de 10de dag na de geboorte kunnen we perfect weten op welk tijdstip de broedaflegger geen enkele cel gesloten broed zal hebben: het oude broed is uitgelopen en het nieuwe broed is nog niet gesloten. Dit is het tijdstip dat we perfect een anti-varroabehandeling kunnen toepassen door verstuiven of bedruppelen met een oxaalzuuroplossing. Persoonlijk kies ik altijd voor verstuiven met behulp van een plantenbestuiver. Ik zoek de koningin op, neem ze in een metalen klemkooitje, bestuif alle ramen met opzittende bijen en laat de koningin terug op het raam lopen waar ik ze wegnam. Zo wordt de koningin gespaard van een oxaalzuurbestuiving.
HET EINDE: wanneer het eerste gesloten broed uitloopt betekent dit het einde van het volk als broedaflegger. Boven onze separator staat een nieuw volk dat nu de warmte van het hoofdvolk niet meer noodzakelijk nodig heeft maar nog wel dezelfde nestgeur heeft. We merken de moer en kunnen met dat volkje twee wegen inslaan: 1.Verenigen met het hoofdvolk onder de separator: - verwijderen de oude koningin, de separator en de moerrooster en doen een controle op eventuele zwermcellen. Een drietal dagen nadien controleren we of de koningin aan de leg is in de broedkamer onder de honingkamer. We herschikken alle ramen, verwijderen de bovenste romp en plaatsen de moerrooster op zijn plaats terug onder de honingkamer. 2. Tot een volwaardig volk laten groeien. (liefst uitvoeren bij goed vliegweer) - de kamer boven de separator plaatsen we gewoon op een nieuwe bodem en zetten dit nieuwe volkje op een willekeurige plaats in de bijenhal. - nu rest enkel het werk om het volkje langzaam te laten uitgroeien tot een volwaardig productievolk door: -geleidelijk ruimte te geven door opgewerkte raam bij te hangen tussen broedraam en voederraam en door langzaam bij te voederen. Om roverij te voorkomen is het echter aan te raden het vlieggat klein te houden en niet bij te voederen gedurende de eerste drie dagen na deze ingreep.