SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN GLUSCAN 600MBq/ml oplossing voor injectie Fludeoxyglucose-(18F)
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
GLUSCAN 600 MBq/ml oplossing voor injectie 2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Eén ml oplossing bevat 600 MBq fludeoxyglucose (18F) op de datum en tijdstip van kalibratie. De activiteit per injectieflacon varieert tussen 300 MBq en 6000 MBq op de datum en tijdstip van kalibratie. Fluor (18F) vervalt met een halfwaardetijd van 110 minuten tot een stabiele isotoop van zuurstof (18O) door het uitzenden van positronstraling met een maximale energie van 634 keV gevolgd door een foto-annihilatiestraling van 511 keV. Hulpstoffen met bekende effecten: Elke ml fludeoxyglucose (18F) bevat 9 mg natriumchloride. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3.
FARMACEUTISCHE VORM
Oplossing voor injectie. Heldere, kleurloze of lichtgele oplossing. 4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties Dit geneesmiddel is uitsluitend voor diagnostisch gebruik. is geïndiceerd voor gebruik met Fludeoxyglucose (18F) positronemissietomografie (PET) bij volwassenen en pediatrsche populatie.
AAA-P-RA-049-03
1
Oncologie Bij patiënten die oncologische diagnostische onderzoeken ondergaan voor de beschrijving van functies of aandoeningen waarbij de verhoogde glucoseinflux van specifieke organen het diagnostisch doelwit is. De volgende indicaties zijn voldoende gedocumenteerd (zie ook rubriek 4.4): Diagnose: • Typering van solitaire longknobbeltjes • Detectie van kanker van onbekende herkomst, bijvoorbeeld uitgewezen door metastatische cervicale adenopathie of lever- of botmetastases • Typering van een pancreastumor. Stadiëring: • tumors in hoofd of hals, inclusief PET-gestuurde biopsie • primaire longkanker • lokaal geavanceerde borstkanker • oesofaguskanker • pancreascarcinoom • colorectale kanker, in het bijzonder bij recidiefstadium • maligne lymfomen • maligne melanomen, Breslow-dikte > 1,5 mm of lymfkliermetastasen bij eerste diagnose Bewaken van therapeutische respons: • maligne lymfomen • tumors in hoofd of hals Detectie bij redelijk vermoeden van recidief: • gliomen met hoge mate van kwaadaardigheid (III of IV) • tumors in hoofd of hals • schildklierkanker (niet-medullair): patiënten met verhoogde serum thyroglobulinespiegels en een negatief radioactief jodium scintigrafie van het gehele lichaam • primaire longkanker • borstkanker • pancreascarcinoom • colorectale kanker • eierstokkanker • maligne lymfomen • maligne melanomen AAA-P-RA-049-03
2
Cardiologie Bij de cardiologische indicatiestelling bestaat het diagnostische doelwit uit vitaal myocardiaal weefsel dat glucose opneemt, maar met hypoperfusie, hetgeen van te voren dient te worden vastgesteld door middel van de juiste beeldvormingstechnieken voor bloedvoorziening. • Beoordeling van de myocardiale weefselvitaliteit bij patiënten met een ernstige functiestoornis van de linkerventrikel, die in aanmerking komen voor een revascularisatie en waarbij conventionele beeldvormingstechnieken onvoldoende resultaten opleveren. Neurologie Bij de neurologische indicatiestelling vormt het interictale glucosehypometabolisme het diagnostische doelwit. • Het lokaliseren van epileptogene gebieden in de prechirurgische evaluatie van gedeeltelijke tijdelijke epilepsie. Infectieuze of ontstekingsaandoeningen Bij infectieuze of ontstekingsaandoeningen bestaat het diagnostische doelwit uit weefsel of structuren met een abnormaal gehalte aan geactiveerde witte bloedcellen. Bij infectieuze of ontstekingsaandoeningen zijn de volgende indicaties voldoende gedocumenteerd: Het lokaliseren van abnormale foci die helpen bij de aetiologische diagnose in gevallen van koorts met onbekende oorzaak Diagnose van infectie in geval van: • Vermoeden van chronische ontsteking in het bot en/of aanliggende structuren: osteomyelitis, spondylitis, discitis of osteitis, inclusief wanneer metalen implantaat aanwezig is • Diabetische patiënten met een vermoeden van een Charcot-voet (neuroarthropathie), osteomyelitis en/of een ontsteking van de weke delen • Pijnlijke heupprosthese • Bloedvatprosthese • Koorts bij aidspatiënten • Detectie van septische metastatische haarden in geval van bacteriëmie of endocarditis (zie ook rubriek 4.4). Detectie van uitbreiding van de ontsteking in geval van: • sarcoïdose • inflammatoire darmziekten • vasculitis van de grote bloedvaten
AAA-P-RA-049-03
3
Therapie follow-up: Inoperabele alveolaire echinokokkose, op zoek naar actieve lokalisaties van de parasiet tijdens medische behandeling en na stopzetting van de behandeling. 4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering Volwassenen en ouderen De aanbevolen activiteit voor volwassenen met een lichaamsgewicht van 70 kg is 100 tot 400 MBq (deze activiteit dient aangepast te worden aan het lichaamsgewicht van de patiënt, het type camera en de manier van beeldacquisitie), toegediend via rechtstreekse intraveneuze injectie. Nier- en leverbeschadiging Er moet voorzichtigheid aan de dag worden gelegd bij het overwegen van het toedienen van de activiteit vermits een verhoogde stralingsblootstelling van deze patiënten mogelijk is. Er zijn geen uitgebreide onderzoeken uitgevoerd naar dosisbereik en aanpassingen voor dit middel in normale en speciale patiëntengroepen. De farmacokinetiek van fludeoxyglucose (18F) bij patiënten met nierfunctiestoornissen is niet beschreven. Pediatrische patiënten Bij gebruik in kinderen en adolescenten dienen de risico’s op basis van klinische noodzaak en de voor- en nadelen voor deze patiëntencategorie zorgvuldig te worden afgewogen. De toe te dienen activiteit voor kinderen en adolescenten kan worden berekend volgens het aanbevolen doseringsschema voor kinderen van de EANM (European Association of Nuclear Medicine); de toegediende activiteit aan kinderen en adolescenten kan worden berekend door de basisactiviteit (voor de berekening) te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die wordt bepaald aan de hand van gewicht, zie onderstaande tabel. A[MBq]Toegediend = basisactiviteit × coëfficiënt De basisactiviteit voor 2D-beeldvorming is 25,9 MBq en voor 3D-beelvorming 14,0 MBq (aanbevolen bij kinderen).
AAA-P-RA-049-03
4
Gewicht (kg)
Coëfficiënt
Gewicht (kg)
Coëfficiënt
Gewicht (kg)
Coëfficiënt
3
1
22
5,29
42
9,14
4
1,14
24
5,71
44
9,57
6
1,71
26
6,14
46
10,00
8
2,14
28
6,43
48
10,29
10
2,71
30
6,86
50
10,71
12
3,14
32
7,29
52-54
11,29
14
3,57
34
7,72
56-58
12,00
16
4,00
36
8,00
60-62
12,71
18
4,43
38
8,43
64-66
13,43
20
4,86
40
8,86
68
14,00
Wijze van toediening Voor intraveneus gebruik. Voor multidosis gebruik. De activiteit van fludeoxyglucose (18F) dient direct voorafgaand aan de injectie met een activimeter te worden gemeten. De injectie van fludeoxyglucose (18F) moet intraveneus worden toegediend om eventuele bestraling als gevolg van plaatselijke extravasatie en beeldvormingsartefacten te voorkomen. Voor instructies over het verdunnen van het middel alvorens toediening, zie rubriek 12. Voor de voorbereiding van de patiënt, zie rubriek 4.4. Beeldacquisitie De emissiescans worden doorgaans 45 tot 60 minuten na de injectie van fludeoxyglucose (18F) gestart. Mits er voldoende activiteit overblijft voor adequate tellingstatistiek, kan een PET-scan met fludeoxyglucose (18F) ook maximaal twee tot drie uur na toediening worden uitgevoerd, waardoor de achtergrondactiviteit wordt gereduceerd. Indien noodzakelijk kunnen meerdere PET-scans met fludeoxyglucose (18F) binnen een korte periode herhaald worden.
AAA-P-RA-049-03
5
4.3 Contra-indicaties • Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel, voor één van de hulpstoffen opgelijst in rubriek 6.1 of voor een van de componenten van de geïdentificeerde radiofarmaceutica. 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Mogelijke overgevoeligheid of anafylactische reacties. Indien zich overgevoeligheid of anafylactische reacties voordoen, moet het toedienen van het geneesmiddel onmiddellijk worden stopgezet en indien nodig met de intraveneuze behandeling worden gestart. Om onmiddellijke actie in noodgevallen mogelijk te maken moeten de vereiste medicinale producten en uitrusting zoals een endotracheale buis en ventilator onmiddellijk beschikbaar zijn. Rechtvaardiging van individuele baten en risico’s Voor elke patiënt dienen de te verwachten voordelen van de behandeling de risico’s van stralingsblootstelling te rechtvaardigen. In elk geval moet de laagst mogelijke activiteit om de gewenste diagnostische informatie te verkrijgen, worden toegediend. Nier - en leverbeschadiging Door de grote renale uitscheiding van fludeoxyglucose (18F) bij patiënten met een verminderde nierfunctie, moet de kosten-batenverhouding zorgvuldig worden afgewogen aangezien een verhoogde blootstelling aan straling mogelijk is. Indien nodig moet de activiteit worden aangepast. Pediatrische patiënten Voor informatie over het gebruik bij pediatrische patiënten, zie rubrieken 4.2 or 5.1. Zorgvuldige overweging van de indicatie is noodzakelijk aangezien de effectieve disis per MBq hoger is dan bij volwassenen (zie rubriek 11). Voorbereiding van de patiënt Voor een maximale verrijking van de activiteit dient GLUSCAN te worden toegediend aan patiënten die voldoende gehydrateerd zijn en minstens 4 uur niet hebben gegeten, aangezien de glucose-opname in de cellen is beperkt (“verzadigingskinetiek”). De hoeveelheid vocht dient niet te worden beperkt (dranken die glucose bevatten moeten worden vermeden).
AAA-P-RA-049-03
6
Om opnamebeelden van de beste kwaliteit te verkrijgen en om de bestralingsblootstelling van de blaas te verminderen, dienen patiënten te worden gestimuleerd om voldoende te drinken en voorafgaand aan het PETonderzoek de blaas te legen. - Oncologie, neurologie en infectieuze aandoeningen Om hyperfixatie van de tracer in spieren te voorkomen, is het aan te bevelen dat patiënten voorafgaand aan het onderzoek alle zware lichamelijke inspanningen vermijden en rust houden tussen de injectie en het onderzoek, en tijdens de acquisitie van de beelden (patiënten moeten gemakkelijk liggen zonder te lezen of te spreken). Het cerebrale glucosemetabolisme hangt af van de hersenactiviteit. Neurologische onderzoeken dienen daarom te worden verricht na een ontspanningsperiode in een verduisterde kamer met weinig achtergrondgeluid. Alvorens de toediening moet een glucosetest worden afgenomen, aangezien hyperglycaemie kan leiden tot een lagere sensitiviteit van GLUSCAN, in het bijzonder wanneer de bloedglucose meer dan 8 mmol/l bedraagt. Evenzo dienen patiënten met ongereguleerde diabetes PET-scans met fludeoxyglucose (18F) te vermijden. - Cardiologie Aangezien de glucoseopname in het myocard insulineafhankelijk is, wordt voor een myocardonderzoek ongeveer één uur voorafgaand aan de toediening van GLUSCAN een glucosebelasting van 50 g aanbevolen. Als alternatief kan bij patiënten met diabetes mellitus de bloedsuikerspiegel zo nodig worden aangepast door een gecombineerde infusie van insuline en glucose (insulin-glucose-clamp). Interpretatie van de beelden gemaakt met fludeoxyglucose (18F)positronenemmissietomografie (FDG-PET) Bij de studie van inflammatoire darmziekten werden de diagnostische prestaties van fludeoxyglucose (18F) niet direct vergeleken met die van scintigrafie met gelabelde witte bloedcellen die aangewezen kan zijn voorafgaand aan een fludeoxyglucose (18F) PET of na een fludeoxyglucose (18F) PET indien de resultaten niet doorslaggevend zijn. Zowel infectieuze en/of inflammatoire aandoeningen als regeneratieve processen na chirurgie kunnen resulteren in een aanzienlijke opname van fludeoxyglucose (18F) en eventueel vals-positieve resultaten opleveren, hoewel deze infectieuze of inflammatoire letsels niet het doelwit van de PETscan waren. In gevallen van fludeoxyglucose (18F)-accumulatie als gevolg van kanker, infecties of ontstekingen, kunnen extra diagnostische technieken vereist zijn om de reden van de causatieve pathologische verandering aan te tonen, in aanvulling op de informatie die met het PET-onderzoek met fludeoxyglucose (18F) verkregen is. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij AAA-P-RA-049-03
7
stadiëring van myeloom, wordt naar zowel maligne als infectieuze foci gezocht, die met goede nauwkeurigheid kunnen worden onderscheiden op topografische criteria; opname in extra-medullaire gebieden en/of in bot- en gewrichtsletsels is bijvoorbeeld atypisch voor multipel myeloom en zou dus worden geassocieerd met een infectie. Er zijn momenteel geen andere criteria om infecties en ontstekingen met behulp van fludeoxyglucose (18F)beeldvorming te onderscheiden. Omwille van hoog de fysiologische opname van fludeoxyglucose (18F) in de hersenen, het hart en de nieren, werd PET/CT met fludeoxyglucose (18F) is niet geëvalueerd voor de detectie van metastatische infectiehaarden in deze organen, wanneer de patiënt werd doorverwezen voor bacteriëmie of endocarditis. Vals-positieve of vals-negatieve resultaten van PET-scans met fludeoxyglucose (18F) kunnen de eerste 2 tot 4 maanden na radiotherapie niet worden uitgesloten. Als de klinische indicatie een vervroegde diagnose door middel van een PET-scan met fludeoxyglucose (18F), vereist, moet de reden voor het vervroegde onderzoek met fludeoxyglucose (18F) goed worden onderbouwd. Een uitstel van minstens 4 tot 6 weken na de laatste toediening van chemotherapie is optimaal, in het bijzonder om vals-negatieve resultaten te voorkomen. Als de klinische indicatie een vervroegde diagnose door middel van een PET-scan met fludeoxyglucose (18F), vereist, moet de reden voor het vervroegde onderzoek met fludeoxyglucose (18F) goed worden onderbouwd. In geval van chemotherapeutische behandeling met cycli korter dan 4 weken, moet het PET-onderzoek met fludeoxyglucose (18F) vlak voor het begin van een nieuwe cyclus worden uitgevoerd. Bij laaggradig lymfoom en een vermoeden van recidiverend ovariumcarcinoom dient alleen rekening te worden gehouden met positieve voorspellende waarden, vanwege een beperkte sensitiviteit van PET met fludeoxyglucose (18F). Fludeoxyglucose (18F) is niet effectief in de detectie van hersenmetastasen. De nauwkeurigheid van beeldvorming met fludeoxyglucose (18F) PET is beter indien gebruikt wordt gemaakt van PET/CT, dan indien alleen PET-camera's worden gebruikt. Wanneer een hybride PET-CT-scanner met of zonder toediening van CT contrastmiddelen wordt gebruikt, kunnen bepaalde artefacten verschijnen op de voor verzwakking gecorrigeerde PET-beelden. Na de procedure Nauw contact met kinderen en zwangere vrouwen moet worden beperkt tijdens de initiële 12 uur na de injectie.
AAA-P-RA-049-03
8
Specifieke waarschuwingen Afhankelijk van de tijd waarop u de injectie toedient, kan de inhoud natrium die de patiënt krijgt in sommige gevallen groter dan 1 mmol (23 mg) zijn. Hiermee dient rekening te worden gehouden voor patiënten die een zoutarm dieet volgen. Voorzorgsmaatregelen ten opzichte van milieurisico zie rubriek 6.6. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Alle geneesmiddelen die de bloedglucosespiegels veranderen, kunnen de sensitiviteit van het onderzoek beïnvloeden (bijv. corticosteroïden, valproaat, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en catecholaminen). Bij toediening van ‘colony stimulating factors’ (CSF’s) treedt er gedurende enkele dagen in het beenmerg en in de milt een verhoogde opname van fludeoxyglucose (18F) op. Hiermee moet bij de interpretatie van de PETbeelden rekening worden gehouden. Door tussen de CSF-therapie en de PET-scan een interval van minstens 5 dagen in te lassen, kan deze interactie worden verminderd. De toediening van glucose en insuline beïnvloedt de instroom van fludeoxyglucose (18F) in de cellen. Bij zowel hoge bloedglucosespiegels als lage plasma-insulinespiegels is de instroom van fludeoxyglucose (18F) in organen en tumoren verlaagd. Er is geen onderzoek naar de interacties van fludeoxyglucose (18F) met contrastmiddelen voor computertomografie uitgevoerd. 4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding Vruchtbare vrouwen Indien radiofarmaca aan vrouwen in de vruchtbare leeftijd toegediend moeten worden, is het belangrijk om eerst te controleren of zij zwanger is. Vrouwen die minstens één menstruatie hebben gemist, moeten als zwanger worden beschouwd. In geval van twijfel (bijvoorbeeld als de vrouw een menstruatie heeft gemist, maar haar bloedingen wel vaker onregelmatig zijn) dienen eventuele alternatieve technieken die geen gebruik maken van straling worden overwogen. Zwangerschap Procedures met radionucliden die worden uitgevoerd bij zwangere vrouwen, stellen tevens de foetus aan straling bloot. Tijdens zwangerschap dienen slechts uiterst noodzakelijke onderzoeken te worden uitgevoerd, en alleen als de te verwachten voordelen veel zwaarder wegen dan de risico’s voor moeder en foetus. AAA-P-RA-049-03
9
Borstvoeding Alvorens het toedienen van radiofarmaca aan een moeder die borstvoeding geeft, dient eerst te worden overwogen of de procedure kan worden uitgesteld tot de moeder met borstvoeding is gestopt. Indien dit niet mogelijk is, moet de beste keuze van radiofarmaca overwogen worden, rekening houdend met de hoeveelheid activiteit dat in de melk wordt uitgescheiden. Als toediening tijdens de lactatieperiode onvermijdelijk is, moet de borstvoeding minstens 12 uur worden onderbroken en moet de afgekolfde melk worden weggegooid. Tevens dient gedurende de eerste 12 uur na de injectie nauw contact met zuigelingen worden vermeden. Vruchtbaarheid Er werden geen onderzoeken over fertiliteit uitgevoerd. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Niet van toepassing. 4.8 Bijwerkingen Blootstelling aan ioniserende straling kan tot het ontstaan van kanker of van erfelijke afwijkingen leiden. Met een effectieve dosis van 7,6 mSv bij een maximaal aanbevolen activiteit van 400 MBq, kunnen deze bijwerkingen met een lage waarschijnlijkheid worden verwacht. 4.9 Overdosering In het geval van een stralingsoverdosis als gevolg van toediening van fludeoxyglucose (18F) dient de geabsorbeerde dosis in de patiënt waar mogelijk te worden verminderd door de eliminatie van de radionuclide door middel van geforceerde diurese en frequente mictie. Het kan nuttig zijn om de effectieve dosis die was toegediend, te schatten. 5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1 Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: diagnostische radiofarmaca, andere diagnostische radiofarmaca voor tumordetectie. ATC-code: V09IX04. AAA-P-RA-049-03
10
Farmacodynamische effecten Bij de chemische concentraties die voor diagnostisch onderzoek worden gebruikt, lijkt fludeoxyglucose (18F) geen enkele farmacodynamische activiteit te bezitten. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen Distributie Fludeoxyglucose (18F) is een glucose-analogon dat zich in alle cellen die glucose als primaire energiebron gebruiken, ophoopt. Fludeoxyglucose (18F) hoopt zich op in tumoren met een hoog glucose-turnover. Na intraveneuze injectie is het farmacokinetische profiel van fludeoxyglucose (18F) in het vasculaire compartiment bi-exponentieel. Het heeft een distributietijd van 1 minuut en een eliminatietijd van ongeveer 12 minuten. Bij gezonde proefpersonen wordt fludeoxyglucose (18F) door het gehele lichaam gedistribueerd, in het bijzonder in the hersenen en het hart, en in mindere mate in de longen en de lever. Orgaanopname De cellulaire opname van fludeoxyglucose (18F) vindt plaats via weefselspecifieke carriersystemen die gedeeltelijk insulineafhankelijk zijn en daarom worden beïnvloed door eten, voedingstoestand en de aanwezigheid van diabetes mellitus. Bij patiënten met diabetes mellitus treedt er een verminderde cellulaire opname van fludeoxyglucose (18F) op als gevolg van veranderingen in weefseldistributie en glucosemetabolisme. Fludeoxyglucose (18F) wordt net als glucose via het celmembraan getransporteerd, maar ondergaat slechts de eerste stap van de glycolyse, waardoor er fludeoxyglucose (18F)-6-fosfaat wordt gevormd, dat in de tumorcellen gevangen blijft en niet verder wordt afgebroken. Aangezien de daaropvolgende defosforylering door intracellulaire fosfatasen langzaam verloopt, wordt het fludeoxyglucose (18F)-6-fosfaat in het weefsel vastgehouden (het zogenaamd ‘trapping’-mechanisme). Fludeoxyglucose (18F) passeert de bloed-hersenbarrière. Ongeveer 7% van de geïnjecteerde dosis wordt binnen 80-100 minuten na de injectie in de hersenen opgenomen. Epileptogene gebieden vertonen een verlaagd glucosemetabolisme in de aanvalsvrije perioden. Ongeveer 3% van de geïnjecteerde activiteit wordt binnen 40 minuten in het myocard opgenomen. De distributie van fludeoxyglucose (18F) in normaal hartweefsel is voornamelijk homogeen, hoewel regionale verschillen tot maximaal 15% voor het interventriculaire septum worden beschreven. Tijdens en na een omkeerbare myocardischemie is er sprake van een verhoogde glucoseopname in de myocardiale cel. 0,3% en 0,9 – 2,4 % van de geïnjecteerde activiteit wordt in de alvleesklier en de longen opgenomen.
AAA-P-RA-049-03
11
Fludeoxyglucose (18F) wordt tevens in mindere mate aan de oogspieren, farynx en darmen gebonden. Spierweefselbinding kan worden waargenomen na recente inspanningen en in geval van spieractiviteit gedurende het onderzoek. Eliminatie Eliminatie van fludeoxyglucose (18F) vindt voornamelijk plaats via de nieren, waarbij 20% van de activiteit binnen 2 uur na de injectie via de urine wordt uitgescheiden. De binding aan het nierparenchym is zwak, maar omdat fludeoxyglucose (18F) via de nieren wordt uitgescheiden, wordt in het gehele urinewegstelsel, in het bijzonder de urineblaas, activiteit waargenomen. 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Toxicologische studies met muizen en ratten hebben aangetoond dat met een enkele intraveneus injectie van 00002 mg/kg er geen overlijdens warden vastgesteld. Toxiciteit met herhaalde toediening trad niet op vermits GLUSCAN in een enkele dosis wordt toegediend. Dit middel is niet bedoeld voor reguliere of voortdurende toediening. Er zijn geen onderzoeken naar de mutageniteit en carcinogeniteit op lange termijn uitgevoerd. 6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1 Lijst van hulpstoffen natriumchloride 0,9 mg/mL, water voor injectie. 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Dit middel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen met uitzondering van de geneesmiddelen vermeld in rubriek 6.6. 6.3 Houdbaarheid 10 uur na het tijdstip van productie en 8 uur na eerste gebruik. De vervaldatum en -tijd staan vermeld op de oorspronkelijke verpakking en op het etiket van de injectieflacon.
AAA-P-RA-049-03
12
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaar dit product in de originele verpakking bij een temperatuur beneden 25°C. Voor opslagvoorwaarden na het eerste openen van het medicinaal product, zie rubriek 6.3. Radiofarmaca dienen te worden bewaard in overeenstemming met de landelijke regelgeving voor radioactieve materialen. 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Kleurloze glazen flacon, 15 mL, Europese Farmacopee Type I, afgesloten met een rubber stop en een aluminium verzegeling. Eén flacon bevat 0,5 tot 10 mL oplossing in overeenstemming met 300 tot 6000 MBq op het tijdstip van kalibratie. Flacon voor meerdere doses. 6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies Algemene waarschuwingen Radiofarmaca dienen uitsluitend in ontvangst te worden genomen, gebruikt en toegediend door bevoegde personen in daartoe aangewezen klinische settings. Ontvangst, bewaring, gebruik, overbrenging en verwijdering zijn onderworpen aan de voorschriften en/of van toepassing zijnde vergunningen van de plaatselijke, daartoe bevoegde, officiële instantie. Radiofarmaca dienen door de gebruiker zodanig te worden bereid dat wordt voldaan aan zowel de eisen ten aanzien van stralingsveiligheid als aan farmaceutische kwaliteitseisen. Er dienen de juiste aseptische voorzorgsmaatregelen te worden genomen. De toediening van radiofarmaca brengt risico’s mee voor derden als gevolg van externe bestraling of contaminatie door urine, braaksel enz. Voorzorgsmaatregelen voor stralingsveiligheid conform de nationale regelgeving moeten in acht genomen worden. Alle ongebruikte producten en afvalstoffen dienen te worden vernietigd in overeenstemming met lokale voorschriften.
AAA-P-RA-049-03
13
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Advanced Accelerator Applications SA (AAA) 20 rue Diesel 01630 SAINT GENIS POUILLY FRANKRIJK 8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VAN HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE288574 9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
DE
Datum van eerste verlening van de vergunning: 20/11/2006 Datum van laatste hernieuwing: 08/10/2010 (Europese datum) 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 05/2013 11. DOSIMETRIE De hieronder vermelde gegevens komen uit de ICRP 106-publicatie: Geabsorbeerde dosis per toegediende eenheid activiteit (mGy/MBq) Orgaan Volwassene 15 jaar 10 jaar 5 jaar 1 jaar Bijnieren 0,012 0,016 0,024 0,039 0,071 Urineblaas 0,130 0,160 0,250 0,340 0,470 Botoppervlak 0,011 0,014 0,022 0,034 0,064 Hersenen 0,038 0,039 0,041 0,046 0,063 Borsten 0,009 0,011 0,018 0,029 0,056 Galblaas 0,013 0,016 0,024 0,037 0,070 Maagdarmkanaal: Maag 0,011 0,014 0,022 0,035 0,067 Dunne darm 0,012 0,016 0,025 0,040 0,073 Dikke darm 0,013 0,016 0,025 0,039 0,070 Bovenste dikke 0,012 0,015 0,024 0,038 0,070 AAA-P-RA-049-03
14
darm Onderste dikke darm Hart Nieren Lever Longen Spieren Slokdarm Eierstokken Alvleesklier Rode beenmerg Huid Milt Testes Thymus Schildklier Baarmoeder Overige organen Effectieve dosis (mSv/MBq)
0,014 0,067 0,017 0,021 0,020 0,010 0,012 0,014 0,013 0,011 0,008 0,011 0,011 0,012 0,010 0,018 0,012
0,017 0,087 0,021 0,028 0,029 0,013 0,015 0,018 0,016 0,014 0,010 0,014 0,014 0,015 0,013 0,022 0,015
0,027 0,130 0,029 0,042 0,041 0,020 0,022 0,027 0,026 0,021 0,015 0,021 0,024 0,022 0,021 0,036 0,024
0,041 0,210 0,045 0,063 0,062 0,033 0,035 0,043 0,040 0,032 0,026 0,035 0,037 0,035 0,034 0,054 0,038
0,070 0,380 0,078 0,120 0,120 0,062 0,066 0,076 0,076 0,059 0,050 0,066 0,066 0,066 0,065 0,090 0,064
0,019
0,024
0,037
0,056
0,095
De effectieve dosis die het resultaat is van de toediening van een maximum aanbevolen activiteit van 400 MBq fludeoxyglucose (18F) van een volwassene die 70 kg weegt is ongeveer 7.6 mSv. Voor een toegediende activiteit van 400 MBq zijn de typische stralingsdoses geleverd voor de kritische organen, blaas, hart en hersenen respectievelijk 52 mGy, 27 mGy en 15 mGy. 12. INSTRUCTIES VOOR GENEESMIDDELEN
DE
BEREIDING
VAN
RADIOACTIEVE
Bereidingswijze Alvorens gebruik dient de verpakking te worden gecontroleerd en de activiteit met een activimeter te worden gemeten. Het geneesmiddel mag met een natriumchlorideoplossing van 9 mg/ml voor injectie worden verdund. Onttrekkingen dienen te worden uitgevoerd onder aseptische omstandigheden. Desinfecteer de stop alvorens de flacon te openen; de oplossing dient via de stop te worden onttrokken met behulp van een injectiespuit bestemd voor eenmalig gebruik die is voorzien van de juiste bescherming en een steriele wegwerpnaald of gebruik maken van een goedgekeurd toedieningssysteem. AAA-P-RA-049-03
15
Gebruik dit product niet als de integriteit van de flacon is aangetast. Kwaliteitscontrole De oplossing moet alvorens gebruik visueel worden gecontroleerd. Alleen heldere oplossingen zonder zichtbare deeltjes mogen worden gebruikt. Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten http://www.fagg-afmps.be.
Verwijzing van het document: AAA-P-RA-049-03 Advanced Accelerator Applications SA 20, rue Diesel 01630 SAINT GENIS POUILLY, FRANCE Tel : +33 4 50 99 30 70 Fax : +33 4 50 99 30 71
[email protected] E-mail : AAA-P-RA-049-03
16