Onderzoek
O ND ERZO EK
Minderheid van oudere patiënten met schizofrenie in symptomatische remissie* Paul D. Meesters, Hannie C. Comijs, Lieuwe de Haan, Jan H. Smit, Piet Eikelenboom, Aartjan T.F. Beekman en Max L. Stek
Doel Onderzoeken bij welk percentage oudere patiënten met schizofrenie de psychotische symptomen in remissie zijn, en nagaan met welke klinische en sociale kenmerken deze symptomatische remissie samenhangt.
Opzet Descriptief cohortonderzoek. Methode Alle patiënten van 60 jaar en ouder die waren gediagnosticeerd met schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis en in
behandeling waren binnen een psychiatrisch verzorgingsgebied in Amsterdam, werd toestemming voor deelname gevraagd. De aanwezigheid en intensiteit van psychotische symptomen werd gedocumenteerd conform de internationale criteria voor symptomatische remissie. Tevens verzamelden we een aantal klinische en sociale kenmerken van de onderzoeksgroep. Resultaten Bij 29,4% van de 109 onderzochte patiënten was sprake van symptomatische remissie. Deze patiënten hadden vaker een schizoaffectieve stoornis en scoorden hoger op maten voor sociaal functioneren en voor medewerking aan behandeling. Het in remissie zijn hing niet samen met de leeftijd bij aanvang van de ziekte, een betere stemming of het ervaren van een hogere kwaliteit van leven. Conclusie Slechts een minderheid van de oudere patiënten met schizofrenie was in symptomatische remissie. De samenhang van remissie met sociaal functioneren en medewerking aan behandeling biedt mogelijkheden voor interventie.
GGZ inGeest-VUmc, Amsterdam. Dr. P.D. Meesters, prof.dr. A.T.F. Beekman en prof.dr. M.L. Stek, psychiaters; dr. H.C. Comijs, neuropsycholoog; prof.dr. J.H. Smit, epidemioloog; (allen tevens: afd. Psychiatrie, EMGO Instituut voor onderzoek naar gezondheid en zorg, VUmc, Amsterdam); prof.dr. P. Eikelenboom, psychiater. AMC, afd. Psychiatrie, Amsterdam. Prof.dr. L. de Haan, psychiater. Contactpersoon: dr. P.D. Meesters (
[email protected]). * Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Schizophrenia Research (2011;126:237-44) met als titel ‘Symptomatic remission and associated factors in a catchment area based population of older patients with schizophrenia’. Afgedrukt met toestemming.
De diagnose ‘schizofrenie’ heeft nog altijd het odium van een ziekte met een onvermijdelijk slechte uitkomst, in weerwil van diverse onderzoeken die een sterke variatie in het beloop van deze aandoening laten zien.1 Geïnspi reerd door het remissieconcept uit de somatische genees kunde zijn sinds 2005 internationale gestandaardiseerde criteria voor symptomatische remissie bij schizofrenie beschikbaar.2 Deze criteria vereisen de afwezigheid of lage intensiteit van 8 kernsymptomen (ernstcriterium), gedurende een periode van minstens 6 maanden (tijds criterium). Het remissieconcept wil bevorderen dat behandelaars objectiveerbare behandelresultaten nastre ven en remissie als een realistisch behandeldoel zien. Inmiddels hebben studies in verschillende populaties van jongere schizofreniepatiënten aanzienlijke remissie percentages laten zien. Van alle wetenschappelijke publicaties over schizofrenie handelt slechts 1% specifiek over ouderen, terwijl naar schatting 1 van elke 6 patiënten met schizofrenie ouder dan 60 jaar is. De prevalentie van schizofrenie onder ouderen is echter niet veel anders dan die in jongere populaties.3 Wel verschilt de groep oudere patiënten met schizofrenie in een aantal opzichten wezenlijk van jon gere patiënten. De groep omvat enerzijds oud geworden patiënten met vroeg ontstane schizofrenie, die als ‘over levers’ kunnen worden getypeerd, gezien de levensver wachting die bij schizofrenie sterk verlaagd is.4 Ander zijds bestaat deze groep uit een aanzienlijk aantal, NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4701
1
O ND ERZO EK
▼ Uitleg ▼ Schizofrenie versus schizoaffectieve stoornis Dit zijn sterk verwante aandoeningen. Van een schizoaffectieve stoornis is sprake als er naast de schizofrene psychotische symptomen ook stemmingsproblemen op de voorgrond staan. Bij de bipolaire vorm van de schizoaffectieve stoornis komen naast de psychotische verschijnselen manische en depressieve episodes voor; bij de depressieve vorm worden alleen depressieve episodes gezien. Positieve versus negatieve symptomen bij schizofrenie Positieve symptomen betreffen de aanwezigheid van ongebruikelijke percepties (hallucinaties), gedachten (wanen) en gedragingen. Negatieve symptomen duiden op afwezigheid of vermindering van normale psychische functies, zoals initiatiefverlies en vervlakking van emoties. Positieve symptomen staan in een actieve ziektefase veelal op de voorgrond en zijn vaak gevoelig voor medicatie; negatieve symptomen neigen tot persisteren en zijn niet beïnvloedbaar door medicatie.
nistratiesysteem van GGZ inGeest werden alle in het verzorgingsgebied woonachtige patiënten van 60 jaar en ouder geïdentificeerd die in de periode maart 2006-sep tember 2008 psychiatrische zorg ontvingen. Alle dossiers van patiënten met een klinische diagnose die op schizo frenie of een schizoaffectieve stoornis kon wijzen, werden onderzocht (DSM-IV-codes: 295.10, 295.20, 295.30, 295.40, 295.60, 295.70, 295.90, 297.1, 297.3, 298.8, 298.9).5 177 patiënten kwamen in aanmerking voor onderzoeks deelname, van wie 109 in staat en bereid waren om infor med consent voor deelname te verlenen (figuur). Tussen patiënten die wel en niet toestemming verleenden wer den geen verschillen gevonden wat betreft basale demo grafische en klinische kenmerken, met uitzondering van het aantal gedwongen opnames dat hoger was onder nietdeelnemers (p = 0,02). De medisch-ethische toetsings commissie van het VUmc keurde de studie goed. Meetinstrumenten
overwegend vrouwelijke, patiënten die pas op latere leef tijd schizofrenie kregen.3 In Nederland zijn er nu ongeveer 20.000 60-plussers met schizofrenie. Door demografische ontwikkelingen zal deze groep over 20 jaar zijn toegenomen tot zo’n 30.000 personen. Daarmee vormen ouderen de snelst groeiende subgroep van alle mensen met schizofrenie. Door de sluiting van veel intramurale psychiatrische voorzienin gen in de afgelopen decennia wonen de meeste oudere patiënten vandaag de dag zelfstandig of in algemene ouderenvoorzieningen. Vaak wordt verondersteld dat de intensiteit van psychoti sche symptomen bij schizofrenie afneemt op latere leef tijd, maar feitelijk is dit onzeker. Om die reden onder zochten wij het remissiepercentage onder oudere patiënten met schizofrenie of een schizoaffectieve stoor nis (zie uitlegkader), die in psychiatrische behandeling waren binnen een omschreven gebied in Amsterdam. Tevens bestudeerden we de samenhang van symptomati sche remissie met een aantal klinische en sociale ken merken.
De intensiteit van psychotische symptomen werd geme ten met de ‘Positive and negative syndrome scale’ (PANSS), een schaal met 30 items;6 er zijn subschalen voor positieve, negatieve en algemene symptomen (zie uitlegkader). Aan elk item kent de interviewer een score toe van minimaal 1 (afwezig) tot maximaal 7 (extreem). Van symptomatische remissie is sprake bij een score van ≤ 3 (milde symptomen die het dagelijks functioneren niet belemmeren) voor elk van de 8 kernsymptomen: wanen;
177 patiënten geselecteerd voor studie
28 patiënten niet in staat tot informed consent: 9 ernstige gedragsstoornis 6 sterke ziekteontkenning 6 tussentijds uit zorg 3 taalbarrière 2 ernstige lichamelijke ziekte 1 gevorderde dementie 1 zwakbegaafdheid
Patiënten en methode 40 patiënten weigerden informed consent: 35 bij aanvang studie 5 ingetrokken tijdens studie
Selectie van patiënten
Wij voerden deze studie uit onder de deelnemers van het ‘Schizofrenie op oudere leeftijd’(SOUL)-onderzoek, dat het klinisch en sociaal functioneren bestudeert van een cohort oudere patiënten met schizofrenie in het verzor gingsgebied Amsterdam-Zuid. Dit gebied telde op 1 januari 2008 25.631 inwoners (19,6%) van 60 jaar of ouder. De psychiatrische zorg aan ouderen in deze regio wordt voornamelijk geleverd door GGZ inGeest, met uitzonde ring van 2 lokale verpleeghuizen. Via het patiëntenadmi 2
109 patiënten namen deel aan studie
FIGUUR Stroomschema van de opzet van een studie over symptomatische remissie bij patiënten met schizofrenie van 60 jaar en ouder binnen een psychiatrisch verzorgingsgebied in Amsterdam.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4701
niet in remissie scoorden de meesten (57,1%) voor het symptoom ‘wanen’ boven de drempelwaarde van > 3 op de PANSS (tabel 1). Van deze patiënten niet in remissie hadden 32 (41,6%) zowel hinderlijke positieve als negatieve symptomen, 31 (40,3%) alleen hinderlijke positieve symp tomen en 12 (15,6%) alleen hinderlijke negatieve sympto men. Slechts 2 patiënten (2,6%) voldeden niet aan de uit komstmaat ‘in remissie’ uitsluitend op basis van het tijdscriterium. Samenhang van symptomatische remissie met klinische en sociale kenmerken
Vergeleken met de patiënten niet in remissie hadden patiënten die in remissie waren vaker een schizoaffectieve stoornis (p = 0,03), een groter sociaal netwerk (p = 0,03), steunende naasten (p = 0,008) en een hogere SOFAS-score (p = 0,001). Ook waren ze vaker bereid mee te werken aan de behandeling (p = 0,02) (tabel 2). Met logistische regres sie, waarin werd gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, opleiding, ziekteduur en diagnose, bleken al deze kenmer ken significant bij te dragen aan de remissie, uitgezonderd de aanwezigheid van steunende naasten (tabel 3). Middels bivariate analyse met de diagnosegroepen schi zofrenie versus schizoaffectieve stoornis sloten wij uit dat onze bevindingen over de samenhang van remissie met de maten voor sociaal functioneren en medewerking aan behandeling beter verklaard werden door alleen het ver schil in diagnose. Er was enkel een trend voor een groter sociaal netwerk (p = 0,08) ten gunste van patiënten met een schizoaffectieve stoornis.
Beschouwing
Statistische analyse
Verschillen in klinische en sociale kenmerken tussen de groepen patiënten die wel of niet in remissie waren, wer den getoetst met de student-t-toets voor continue varia belen en met de χ2-toets voor categorische variabelen. We gebruikten de fisher-exacttoets als er ≤ 5 waarnemingen per cel waren. Alle toetsen werden tweezijdig uitgevoerd. We onderzochten de sterkte van de samenhang tussen kenmerken die verschillend waren tussen de groepen (p < 0,05) en remissie met behulp van logistische regressie, met wel of niet in remissie als uitkomstmaat. Eerst voer den we univariate analyses met alle afzonderlijke ken merken uit en vervolgens multivariate analyses, waarbij gecorrigeerd werd voor leeftijd, geslacht, opleiding, ziek teduur en diagnose.
Resultaten Symptomatische remissie
Van de 109 geselecteerde patiënten voldeden 32 (29,4%) aan de criteria voor symptomatische remissie, terwijl 77 patiënten (70,6%) niet in remissie waren. Van de patiënten
In ons onderzoek waren 3 van elke 10 oudere patiënten met schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis in
TABEL 1 Aanwezigheid van actieve psychotische symptomen bij 77 patiënten met schizofrenie van 60 jaar en ouder die niet in symptomatische remissie waren, gemeten met de PANSS kernsymptoom
patiënten met score > 3 (%)
wanen hallucinaties gedesorganiseerd denken afgevlakt gevoel sociale teruggetrokkenheid gebrek aan spontaniteit maniërismen/poses ongewone gedachte-inhoud
57,1 31,2 31,2 27,3 36,4 16,9 10,4 36,4
PANSS = ‘Positive and negative syndrome scale’, een test met 30 items met een schaal van 1 (afwezig) tot 7 (extreem) voor elk item
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4701
3
O ND ERZO EK
hallucinaties; gedesorganiseerd denken; afgevlakt gevoel; sociale teruggetrokkenheid; gebrek aan spontaniteit; maniërismen/poses; en ongewone gedachte-inhoud.2 Vanwege de cross-sectionele opzet van onze studie ver vingen we het oorspronkelijke tijdscriterium van de remissiedefinitie (afwezigheid of lage intensiteit van symptomen gedurende een periode van minstens 6 maan den) door de afwezigheid van psychiatrische opnames in het voorafgaande halfjaar. Zelfrapportage van depressieve symptomen werd geme ten met de ‘Center for epidemiologic studies depressi on’(CES-D)-schaal;7 in de algemene bevolking wijst een CES-D-score ≥ 16 op klinisch relevante depressiviteit. Het niveau van cognitief functioneren werd bepaald met de ‘Mini mental state examination’ (MMSE).8 De mate van medewerking aan behandeling (dat wil zeggen: het nakomen van afspraken en een positieve houding ten opzichte van gegeven adviezen) werd bij de belangrijkste hulpverlener van de patiënt nagevraagd. Sociale activitei ten werden gemeten met de ‘Social participation scale’.9 Het niveau van sociaal functioneren werd bepaald met de ‘Social and occupational functioning assessment scale’ (SOFAS).5 Voorts schatten de deelnemers de omvang van hun sociale netwerk (dat wil zeggen: het aantal personen met wie er regelmatige en betekenisvolle contacten waren), alsmede het aantal personen dat hen emotioneel of materieel steunde. De ervaren kwaliteit van leven werd geëvalueerd met de ‘Manchester short assessment of qua lity of life’(MANSA)-schaal.10 De oorspronkelijke publica tie bevat verdere details van deze meetinstrumenten.
O ND ERZO EK
symptomatische remissie. Daaruit blijkt dat schizofrenie ook op oudere leeftijd meestal nog een actieve ziekte is. Aan het niet in remissie zijn droegen zowel positieve symptomen (81,9%) als – in iets mindere mate – negatieve symptomen (57,2%) bij. Het gevonden remissiepercentage ligt in de buurt van waardes die in algemene populaties van jongere schizofreniepatiënten zijn gevonden.11,12 Ver moedelijk waren in onze totale studiegroep nog minder patiënten in remissie, omdat patiënten die door gedrags
stoornissen of door ontkenning van hun ziekte niet in staat bleken om informed consent te verlenen, vrijwel zeker niet in remissie waren. Ook weigerde naar onze indruk een aanzienlijk aantal patiënten onderzoeksdeel name vanuit psychotische motieven. Patiënten met een schizoaffectieve stoornis bleken aan merkelijk vaker in remissie te zijn dan patiënten met schizofrenie (47,8 vs. 24,4%). Deze bevinding sluit aan bij ander onderzoek dat een betere uitkomst voor de schizo
TABEL 2 Klinische en sociale kenmerken van 109 patiënten met schizofrenie van 60 jaar en ouder die wel of niet in symptomatische remissie waren kenmerk
in remissie (n = 32) niet in remissie (n = 77)
p-waarde*
leeftijd in jaren; gemiddelde (SD) ♂; n (%) relatie met partner; n (%) opleiding; n (%)† laag gemiddeld hoog verblijfplaats; n (%) zelfstandig wonend beschermd wonen intramurale ggz-voorziening DSM-IV-diagnose; n (%) schizofrenie schizoaffectieve stoornis leeftijd bij aanvang ziekte; n (%) < 40 jaar 40-60 jaar > 60 jaar ziekteduur (jaren); gemiddelde (SD) CES-D-score; gemiddelde (SD)† MMSE-score; gemiddelde (SD) medicatietrouw adequaat; n (%)‡ medewerking aan behandeling; n (%) goed redelijk onbevredigend ‘Social participation scale’-score; gemiddelde (SD) SOFAS-score; gemiddelde (SD) omvang sociaal netwerk; n (%)† 0-1 persoon 2-5 personen ≥ 6 personen aanwezigheid steunende naasten; n (%)† niemand 1 persoon ≥ 2 personen MANSA-score; gemiddelde (SD)†
68,0 (7,3) 8 (25,0) 6 (18,8)
68,0 (7,4) 29 (37,7) 15 (19,5)
0,97 0,20 0,93 0,68
10 (31,3) 11 (34,4) 11 (34,4)
21 (27,6) 33 (43,4) 22 (28,9)
26 (81,3) 6 (18,8) 0 (0)
49 (63,6) 19 (24,7) 9 (11,7)
21 (65,6) 11 (34,4)
65 (84,4) 12 (15,6)
21 (65,6) 8 (25,0) 3 (9,4) 31,1 (15,8) 16,9 (11,6) 27,6 (2,7) 26 (92,9)
51 (66,2) 18 (23,4) 8 (10,4) 30,7 (14.1) 16,3 (11,8) 26,4 (3,5) 54 (84,4)
21 (65,6) 10 (31,3) 1 (3,1) 10,3 (3,8) 58,5 (11,5)
29 (37,7) 37 (48,1) 11 (14,3) 8,6 (4,5) 49,6 (13,0)
4 (12,5) 12 (37,5) 16 (50,0)
26 (34,2) 29 (38,2) 21 (27,6)
8 (25,0) 5 (15,6) 19 (59,4) 4,98 (0,66)
25 (32,9) 29 (38,2) 22 (28,9) 4,77 (1,06)
0,08
0,03 0,98
0,90 0,81 0,06 0,33 0,02
0,07 0,001 0,03
0,008
0,22
CES-D = ‘Center for epidemiologic studies depression’-schaal; MMSE = ‘Mini mental state examination’; SOFAS = ‘Social and occupational functioning assessment scale’; MANSA = ‘Manchester short assessment of quality of life’-schaal * Significante p-waarden zijn in rood weergegeven. † 1 ontbrekende waarde bij groep patiënten niet in remissie. ‡ N = 92.
4
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4701
breekt, wordt herstel algemeen gezien als een multi dimensioneel concept dat naast symptoomremissie ook functionele uitkomsten omvat, zoals adequaat sociaal functioneren en subjectief welbevinden.15 In onderzoek bij jongere schizofreniepatiënten is het aantal patiënten bij wie gelijktijdig sprake is van symptoomremissie en van functioneel herstel soms teleurstellend klein geble ken.16 Het huidige remissieconcept kan daarom worden beschouwd als een nog onvolkomen, maar belangrijke aanzet om de uitkomsten van behandeling te objective ren en de heterogeniteit van het beloop van schizofrenie zichtbaar te maken. De epidemiologische opzet van onze studie beschouwen wij als een sterk punt. Omdat wij probeerden alle patiën ten binnen een psychiatrisch verzorgingsgebied te inclu deren, kunnen de resultaten als klinisch relevant worden opgevat. Tegelijk moet worden opgemerkt dat het door ons gevonden remissiepercentage niet zonder meer opgaat voor alle ouderen die ooit in hun leven schizofre nie ontwikkelen. Mensen met schizofrenie die nooit in psychiatrische behandeling kwamen of die in een eerder stadium zo ver herstelden dat zij niet langer psychiatri sche zorg behoefden, bleven in onze studie buiten zicht.
Conclusie In dit zowel voor Nederland als internationaal 1e epide miologische onderzoek naar remissie onder oudere patiënten met schizofrenie was slechts een minderheid in symptomatische remissie. Dit weerspreekt de veron derstelling dat een hogere leeftijd veelal samengaat met aanmerkelijke symptoomreductie. Tegelijk contrasteert de aanzienlijke intensiteit van zowel psychotische als depressieve symptomen met de bevinding dat meer dan 2 van elke 3 patiënten zelfstandig in de maatschappij woonden. Dit suggereert dat ouderen met schizofrenie
TABEL 3 Significante voorspellers voor symptomatische remissie bij patiënten met schizofrenie van 60 jaar en ouder*
kenmerk
ongecorrigeerde oddsratio (95%-BI)
gecorrigeerde oddsratio (95%-BI)†
diagnose (schizoaffectieve stoornis vs. schizofrenie) meewerken aan behandeling (goed vs. onbevredigend) SOFAS-score sociaal netwerk (≥ 6 personen vs. 0-1 persoon) aanwezigheid steunende naasten (≥ 2 personen vs. niemand)
2,84 (1,09-7,37) 7,97 (0,95-66,55) 1,06 (1,02-1,09) 4,95 (1,44-17,07) 3,16 (1,13-8,84)
3,19 (1,14-8,98) 11,08 (1,19-103,30) 1,06 (1,02-1,11) 3,93 (1,03-15,04) 2,44 (0,78-0,60)
SOFAS = ‘Social and occupational functioning assessment scale’ * Significante oddsratio’s zijn in rood weergegeven. † Gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, opleiding, ziekteduur en diagnose.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4701
5
O ND ERZO EK
affectieve stoornis toonde.13 Patiënten in remissie werk ten beter mee aan behandeling en scoorden hoger op 3 verwante maten voor sociaal functioneren: de omvang van het sociale netwerk, de aanwezigheid van steunende naasten en de ‘Social and occupational functioning assessment scale’-score. De interpretatie van deze uitkomsten wordt beperkt door de cross-sectionele opzet van onze studie. Beschermt bijvoorbeeld een groter sociaal netwerk tegen een psy chotische exacerbatie, of faciliteert het in remissie zijn juist het leggen van nieuwe contacten waardoor de omvang van het sociale netwerk groeit? Longitudinaal onderzoek is nodig om deze vraag te beantwoorden. Daarmee kan ook het belang van de remissieduur voor het sociaal functioneren worden opgehelderd. Het is goed voorstelbaar dat een langere remissieduur nodig is om verbeteringen in sociale prestaties te bewerkstelligen. Verder verdient de precieze aard van de gevonden samen hang tussen remissie en het medewerken aan behande ling nadere studie. Het belang van het bevorderen van medewerking aan behandeling voor de prognose van schizofrenie op zich is onomstreden.14 De leeftijd bij aanvang van de ziekte en de ziekteduur waren niet gerelateerd aan symptomatische remissie. Dat pleit tegen het idee dat psychotische symptomen op latere leeftijd veelal uitdoven. Eveneens opvallend was dat remissie niet samenging met een betere stemming of een hogere kwaliteit van leven. De zelfrapportage van depressieve symptomen liet rela tief hoge scores zien, die vrijwel gelijk waren voor patiën ten in remissie en voor patiënten niet in remissie. Ook in ervaren kwaliteit van leven onderscheidden de 2 groepen zich nauwelijks. Deze bevindingen relativeren het belang van remissie voor herstel in bredere zin. Remissie is wel licht een essentiële, maar niet afdoende stap richting herstel. Hoewel een uniforme definitie vooralsnog ont
▼ Leerpunten ▼ O ND ERZO EK
• Sinds 2005 is er voor schizofrenie een internationale gestandaardiseerde definitie van symptomatische remissie beschikbaar. • Van elke 6 patiënten met schizofrenie is er ongeveer 1 ouder dan 60 jaar, maar tot nu toe is er weinig onderzoek naar deze oudere groep gedaan. • In een psychiatrisch verzorgingsgebied in Amsterdam was bij maar 29% van de oudere patiënten met schizofrenie sprake van symptomatische remissie. • Symptomatische remissie hing onder meer samen met medewerking aan behandeling en een hoger niveau van sociaal functioneren. • Symptomatische remissie is waarschijnlijk een voorwaarde voor herstel, maar voor werkelijk herstel zijn ook adequaat sociaal functioneren en subjectief welbevinden van belang.
interventies bieden. Behandelaars van deze patiënten groep past dan ook een actieve houding, of het nu gaat om het nastreven van optimale farmacotherapie of om het organiseren van passende dagbesteding. Anna Paauw, Maureen Smeets-Janssen, Kathelijn Staverman, Karin Vermond en Marjan Weeda van GGZ inGeest-VUmc hielpen bij het verzamelen van de onderzoeksgegevens. Belangenconflict: het instituut waar H.C. Comijs werkt ontving een beurs van NARSAD en zelf ontving ze een vergoeding voor het geven van lezingen van de NVvP; A.T.F. Beekman ontving beurzen van Eli Lilly, AstraZeneca, Janssen en Shire, en een vergoeding voor het geven van lezingen van Lundbeck en Eli Lilly. Financiële ondersteuning voor dit artikel: P.D. Meesters ontving een educatieve beurs van AstraZeneca. Aanvaard op 26 februari 2012
een kwetsbare, maar tegelijk veerkrachtige groep vormen. Dat beter sociaal functioneren en medewerking aan behandeling samenhingen met remissie, is reden voor voorzichtig optimisme, omdat deze factoren ingang voor
Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A4701
> Meer op www.ntvg.nl/onderzoek ●
Literatuur 1
Van Os J, Kapur S. Psychose. Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1874.
2
Andreasen NC, Carpenter WT Jr, Kane JM, Lasser RA, Marder SR,
10 Priebe S, Huxley P, Knight S, Evans S. Application and results of the Manchester Short Assessment of Quality of Life (MANSA). Int J Soc Psychiatry. 1999;45:7-12.
Weinberger DR. Remission in schizophrenia: proposed criteria and 11
rationale for consensus. Am J Psychiatry. 2005;162:441-9. 3
Meesters PD, de Haan L, Comijs HC, Stek ML, Smeets-Janssen MM, Weeda MR, et al. Schizophrenia spectrum disorders in later life: prevalence and distribution of age at onset and sex in a Dutch catchment Saha S, Chant D, McGrath J. A systematic review of mortality in schizophrenia: is the differential mortality gap worsening over time? Arch
5
7
patients with schizoaffective disorders, schizophrenia, affective disorders and mood-incongruent psychotic symptoms. Br J Psychiatry.
Kay SR, Fiszbein A, Opler LA. The positive and negative syndrome scale
2000;177:421-6. 14 Kreyenbuhl J, Nossel IR, Dixon LB. Disengagement from mental health
(PANSS) for schizophrenia. Schizophr Bull. 1987;13:261-76.
treatment among individuals with schizophrenia and strategies for
Radloff LS. The CES-D scale: a self-report depression scale for research in
facilitating connections to care: a review of the literature. Schizophr Bull. 2009;35:696-703.
Folstein MF, Folstein SE, McHugh PR. “Mini-mental state”. A practical method for grading the cognitive state of patients for the clinician. J
15 Van Os J, Kahn R. Remissiecriteria voor de diagnose schziofrenie. Tijdschr Psychiatrie 2007;49:21-6. 16 Schennach-Wolff R, Jager M, Seemuller F, Obermeier M, Messer T, Laux
Psychiatr Res. 1975;12:189-98. 9
patients with psychotic disorders. Schizophr Res. 2007;93:160-8. 13 Harrow M, Grossman LS, Herbener ES, Davies EW. Ten-year outcome:
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. 4th ed. TR.
the general population. Appl Psychol Meas. 1977;1:385-401. 8
cohort. Schizophr Res. 2007;92:68-73. 12 Helldin L, Kane JM, Karilampi U, Norlander T, Archer T. Remission in
Gen Psychiatry. 2007;64:1123-31. Washington, DC: American Psychiatric Association; 2000. 6
Remission criteria for schizophrenia: evaluation in a large naturalistic
prognosis of functional outcome: a new dimension in the treatment of
area. Am J Geriatr Psychiatry. 2012;20:18-28. 4
De Hert M, van Winkel R, Wampers M, Kane J, van Os J, Peuskens J.
Depla MF, de Graaf R, van Busschbach JT, Heeren TJ. Community
G, et al. Defining and predicting functional outcome in schizophrenia and
integration of elderly mentally ill persons in psychiatric hospitals and two
schizophrenia spectrum disorders. Schizophr Res. 2009;113:210-7.
types of residences. Psychiatr Serv. 2003;54:730-5.
6
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4701