Milieueffectrapport Paul Anthonissen Noordwateringsweg 26 2990 Wuustwezel
Milieueffectrapport voor een runder- en pluimveehouderij met stalruimte voor 100.200 stuks legkippen en 100 runderen te Wuustwezel
LNE/MER/PR0506 Niet-technische samenvatting
Coördinatie Milieueffectrapport
BODEMKUNDIGE DIENST VAN BELGIE vzw W. de Croylaan 48 3001 Leuven-Heverlee Tel: +32 (0)16 31 09 22 Fax: +32 (0)16 22 42 06 Website: www.bdb.be Bedrijfsdeskundigen
G.M.C. bvba Marktstraat 1 Bus 1 9111 Belsele (Puivelde) Tel: +32 (0)3 772 23 88
Colofon Projectnummer: P/OO/117 Realisatie: R003 Opdrachtgever: Paul Anthonissen, Noordwateringsweg 26, 2990 Wuustwezel Publicatiedatum: oktober 2010
2 - P/OO/085_R003 -
Inhoud 1.
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING .......................................................................................................... 5
1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2
INLEIDING ......................................................................................................................................................................................5 HET PROJECT ..................................................................................................................................................................................5 Verantwoording .............................................................................................................................................................................5 De bedrijfsinfrastructuur ................................................................................................................................................................5 Exploitatiecyclus............................................................................................................................................................................7 BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED (REFERENTIETOESTAND) ..................................................................................................8 SYNTHESE VAN MILIEUEFFECTEN ...................................................................................................................................................9 VOORSTELLEN VAN MILDERENDE MAATREGELEN ........................................................................................................................12 Voorgestelde dwingende milderende maatregelen .......................................................................................................................12 Voorgestelde niet-dwingende milderende maatregelen ................................................................................................................13
figuur 1-1 Bron:
Uittreksel uit het stratenplan (schaal 1/15.000) Basisinfo: Promedia Basiskaart: Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut (NGI)
figuur 1-3 Bron:
Uittreksel uit het kadasterplan Bestuur van het kadaster, de registratie en de domeinen
figuur 1-4 Bron:
Uittreksel uit het gewestplan (schaal 1/20.000) Basisinfo: GIS-Vlaanderen Basiskaart: Topografische Kaart van België (NGI)
figuur 1-4bis Bron:
Legende gewestplan Zie figuur 1-4
figuur 2-1a Bron:
Overzicht van de bedrijfsinfrastructuur in de huidige situatie (huidige vergunning) Bedrijfsadviseur (eigen opmaak)
figuur 2-1b Bron:
Overzicht van de bedrijfsinfrastructuur in de geplande situatie onder de aangevraagde vergunning Bedrijfsadviseur (eigen opmaak)
figuur 3-4 Bron:
Situering waterlopen in de nabijheid van het bedrijf (schaal 1/25.000) Basisinfo: Vlaamse Hydrografische Atlas, MVG, LIN, AMINAL afdeling Water Basiskaart: Topografische Kaart van België (NGI)
figuur 3-6 Bron:
Uittreksel uit de biologische waarderingskaart versie 2(2010) (schaal 1/15.000) Basisinfo: Biologische waarderingskaart (INBO) Basiskaart: Topografische kaart van België (NGI)
figuur 3-7 Bron:
Situering van het bedrijf t.o.v. VEN, habitat- en vogelrichtlijngebied (schaal 1/25.000) Basisinfo: MVG, LIN, AMINAL afdeling Natuur Basiskaart: Topografische Kaart van België (NGI)
3 - P/OO/085_R003 -
4 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
1.
Niet-technische samenvatting
1.1
Inleiding Het project omvat de uitbreiding van de milieuvergunning van de inrichting gelegen Noordwateringsweg 26, 2990 Wuustwezel. De veehouderij is gespecialiseerd in het houden van legkippen en het houden van runderen (o.m. stieren voor zaadproductie). Het bedrijf wenst een vergunning voor het houden van in het totaal 100.200 stuks legkippen en 100 runderen. Deze dieren zullen gehuisvest worden te Wuustwezel in vier stallen. Eén pluimveestal is nieuwbouw (eind 2009) en in gebruik genomen in 2010, een tweede pluimveestal was in gebruik tot 2009 en zal vernieuwd worden ingericht. De 2 runderstallen blijven behouden. De bedrijfsleider woont op het bedrijf met zijn gezin. Het bedrijf beschikt momenteel over een vergunning voor het houden van 59.900 stuks pluimvee en 100 runderen (d.d. 25.02.1993 en d.d. 10.07.2008, vergund tot 10.07.2028). In realiteit worden momenteel slechts 20 runderen gehouden, voor productie stierenzaad. Volgens het Besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (BS 17/02/2005, Art.2 §1 en Bijlage I, rubriek 21 c) is voor de volledigheid van de vergunningsaanvraag een milieueffectenrapport vereist indien de vergunde capaciteit voor een pluimveehouderij meer dan 60.000 leghennen bedraagt. Het geplande project omvat 100.200 leghennen en is bijgevolg MER-plichtig. Het milieueffectrapport is bedoeld om gevoegd te worden bij de aanvraag tot uitbreiding van de bestaande vergunningen van het bedrijf.
1.2
Het project
1.2.1 Verantwoording De exploitant en tevens initiatiefnemer baat een bestaande veeteeltinrichting uit gelegen te Wuustwezel. De initiatiefnemer wenst een verouderde niet meer in gebruik zijnde stal van 50.000 legkippen in batterijsysteem om te bouwen tot een stal die aan de huidige milieueisen en eisen van dierenwelzijn voldoet. In deze stal zullen in de toekomst slechts 34.200 legkippen worden gehouden in klein-volière systeem (verrijkt kooisysteem). Daarnaast worden 66.000 legkippen gehouden in de volièrestal die eind 2009 werd gebouwd. Het bedrijf bezit momenteel een milieuvergunning voor het houden van 59.900 legkippen. Deze kippen worden gehouden in de recent gebouwde volièrestal. Daarnaast heeft het bedrijf een vergunning voor het houden van 100 runderen die hij wenst te behouden. Vermits zoals eerder aangetoond het bedrijf als dusdanig mer-plichtig is, dient een milieueffectrapport te worden opgesteld in het kader van de vergunningsaanvraag. Het niet bekomen van een vergunning betekent het stopzetten van de activiteiten na het verlopen van de bestaande vergunning (de huidige milieuvergunning loopt tot 10/07/2028) met verlies van inkomen voor de uitbater, of het schrappen van 1 arbeidsplaats bij niet uitbreiding. 1.2.2 De bedrijfsinfrastructuur
Huidige bedrijfsinfrastructuur
De bedrijfsinfrastructuur omvat momenteel 2 runderstallen, een quarantainestal, een pluimveestal met batterijsysteem die niet meer in gebruik is, een nieuwe pluimveestal waarin 59.900 legkippen worden gehouden, een loods/garage/berging, het eierlokaal, een mestsilo, en de exploitantenwoning (figuur 2-1a). De bedrijfsgebouwen zijn opgetrokken uit rode bakstenen muren met donkere golfplaten als dakbedekking. De recent gebouwde pluimveestal werd conform met de bouwvergunning opgetrokken in donker groene panelen met een grijs golfplatendak. In de stallen is geen verwarming voorzien. Waar leveringen of afhaling plaatsvindt bevindt zich een erfverharding uit klinkers, asfalt of beton. Aan de straatzijde en rond het woonhuis is de erfbeplanting zeer verzorgd. Aan de oostzijde staan een 15-tal 20 jaar oude inlandse eiken, recent verplant.
5 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
Het bedrijf beschikt over eigen cultuurgronden. Pluimveestal 1 Deze stal met batterijsysteem is niet langer in gebruik, sinds januari 2010. Pluimveestal 2 Aan de oostelijke zijde van het bedrijf werd in 2009 een nieuwe pluimveestal gebouwd. Deze stal werd in gebruik genomen met een bezetting van 59.900 legkippen in januari 2010, volgens de huidige vergunningstoestand. Een nieuwe eierband verbindt deze stal met het bestaande eierlokaal. Het betreft een ammoniakemissiearme volièrestal volgens het type P-4.3 uit de lijst van ammoniakemissiearme stallen. Het volièresysteem is een systeem van grondhuisvesting voorzien van ruimte waar de dieren kunnen loslopen en scharrelen. De dierenwelzijnsnorm wordt gerespecteerd. De stal is gebouwd met 2 gescheiden verdiepingen waar telkens 29.950 leghennen worden gehouden. Er zijn ruime legnesten met een eierband (2 x daags afgedraaid) en zitstokken voorzien. De roosteroppervlakte bedraagt meer dan 60 % van de totale oppervlakte. Onder het volièresysteem is een mestband met geforceerde beluchting aanwezig die ervoor zorgt dat de mest snel droogt, waardoor de ammoniakemissie sterk gereduceerd wordt. Deze droge mest wordt 3 maal in 14 dagen afgevoerd en onmiddellijk naar de verwerker vervoerd. Bij het stalconcept is bijzondere aandacht gegaan naar de energetisch optimale werking van de ventilatie en mestbandbeluchting: De stal is voorzien van een plafondventilatiesysteem. In de stal wordt een onderdruk gecreëerd door 11 lengteventilatoren achteraan de stal met elk debiet van 35.000 m³/h. Deze worden aangevuld met 3 kleine toerental geregelde ventilatoren voor de minimumventilatie die elk een debiet leveren van circa 15000 m3 (minimum o.m. i.f.v. mestbandbeluchting). De totale ventilatie kan in extreme temperatuursomstandigheden m.a.w. 7 m³ per kip en per uur halen. Het geheel heeft duidelijk een aantal technische voordelen. De hogere investering zou worden terugbetaald door - een lagere energiekost: in andere stalsystemen wordt standaard een bepaalde onderdruk aangehouden. Door het aangelegde ventilatiesysteem kan de onderdruk daarentegen slechts op minder dan de helft gehouden worden. Dit betekent dat een lager vermogen wordt gevraagd aan de ventilatoren hetgeen minder schommelingen in luchtdruk, elektriciteitsbesparing, en verminderde geluidsproductie betekent; - de opwarming van de lucht vereist geen bijkomende warmtewisselaar, waardoor lager energieverbruik; - een duidelijke betere voederomzet doordat de hennen veel minder onderhevig zijn aan schommelingen in luchttemperatuur en -druk, en met een minimale gegarandeerde verluchting. Er kan verwacht worden dat dit eveneens positief effect heeft op de verminderde emissies via de luchtventilatie, doch in deze zijn geen gegevens gekend. Bij de stal is er een mestciterne van 20 m³ voor het opvangen van het kuiswater. Eveneens is er een regenwaterput met een volume van 50 m³. Voederopslag gebeurt in de 2 bestaande voedersilo’s (totale opslag van 50 ton). Runderstallen In 2 stallen zijn 100 runderplaatsen voorzien. De boxen zijn voorzien van een strolaag. In het lokaal in één van de 2 stallen is er eveneens de technische infrastructuur voor de afname, behandeling en het invriezen/opslag van stierenzaad. Quarantainestal Een kleine open stalling aan de oostzijde van de pluimveestal laat toe 2 nieuw aangevoerde stieren voor productie tijdelijk in quarantaine te plaatsen. Eierlokaal De eieren worden dagelijks via de eierbanden verzameld in het eierlokaal, waar ze in eiertrays uit plastic of karton worden gelegd en in grotere hoeveelheden worden verpakt. Hier bevindt zich ook de boorput voor de waterwinning, evenals de noodstroomgroep van 100 kW. Mestopslag De mest van de batterijstallen wordt onmiddellijk afgevoerd. Alle 2 à 3 dagen worden de mestbanden afgedraaid en wordt de mest (8 à 10 ton per keer) door de initiatiefnemer naar de verwerker gevoerd. De ingestrooide boxen van de runderen (potstalsysteem) worden 2 x per jaar uitgemest. De vaste rundermest wordt opgeslagen in de mestvaalt, die eveneens voorzien is voor de opvang van aal (vloeibaar gedeelte van de mest, 20 m³). De rundermest wordt 2 keer per jaar uitgereden op eigen grond.
6 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
Daarnaast is onder één van de stallen eveneens opvang van 80 m³ gier (vloeibare gedeelte van de mest) aanwezig. Op verschillende plaatsen liggen citernes voor de opvang van sappen (zie figuur 2-1a). Kadaveropslag Aan de ingang van het bedrijf is een gekoelde kadaveropslag geplaatst. Grondwaterwinning Er is een vergunde boorput met winning op 151 m diepte: deze winning wordt hoofdzakelijk gebruikt voor huishoudelijke doeleinden en drinkwater voor het vee. Er zijn geen peilbuizen aanwezig op het bedrijf. Aanplantingen Aan de straatzijde is de beplanting zeer verzorgd: rond het woonhuis betreft het sierplanten, een esdoorn en beukenhagen. Verder aan de straatzijde is een hoge beukenhaag waartussen hoge esdoornen groeien. Aan de oostzijde van de huidige oude pluimveestal stond oorspronkelijk een lange rij 20 jaar oude inlandse eiken. Voorafgaand aan de bouw van pluimveestal 2, heeft de initiatiefnemer deze eiken professioneel laten verplanten (plantgaten van minstens 4 m³) verder naar de oostzijde. Andere Opslag van 600 l vloeibare stikstof ; Opslag van mazout in een bovengrondse dubbelwandige tank van 2500 l met verdeelinstallatie.
Toekomstige bedrijfsinfrastructuur onder de aangevraagde vergunning
Er wordt vergunning aangevraagd voor het houden van 100.200 legkippen waarbij de stallen als volgt worden ingericht en in gebruik genomen: Pluimveestal 2 (de eind 2009 gebouwde volièrestal volgens het type P-4.3 uit de lijst van ammoniakemissiearme stallen). Beschrijving: zie boven. In deze stal worden steeds geheel in overeenstemming met de dierenwelszijnsnormen 66.000 legkippen gehouden. De staldimensies en –inrichting laat dit ruimschoots toe. Er worden 3 nieuwe voedersilo’s aan de straatzijde geplaatst naast de nieuw oprit voor de stal. Deze zullen het voeder bevatten voor alle leghennen. De oude pluimveestal 1 De stal wordt geheel omgevormd tot een kippenstal met verrijkt kooisysteem, volgens het type P-3.4 uit de lijst van ammoniakemissiearme stallen. Hiertoe wordt de bestaande natuurlijke verluchting afgesloten (zijwanden en nok) en wordt geforceerde verluchting geïnstalleerd volgens hetzelfde systeem als in de pluimveestal 2 (Beschrijving: zie boven). De bezetting in deze stal zal 34.200 legkippen bedragen (in plaats van de vorige 50.000 stuks in batterijsysteem). De verluchting wordt voorzien door 6 lengteventilatoren van elk 35.000 m³/h, aangevuld met 2 kleine toerental geregelde ventilatoren voor de minimumventilatie die elk een debiet leveren van circa 15000 m3. De 2 bestaande voedersilo’s worden verwijderd. 1.2.3 Exploitatiecyclus De leghennen zijn momenteel ondergebracht in de pluimveestal 2, een volièrestal waar de kippen in groep in volières worden gehouden. De legkippen worden gehouden gedurende een cyclus van 13 tot 14 maanden. De poeljen worden op een leeftijd van 17 weken geleverd. De kippen in een volièrestal hebben een voederomzet van 120 à 125 g/kip/dag. Het drinkwaterverbruik ligt rond de 200 g/kip/dag. Op een leeftijd van 72 weken worden de kippen afgezet als soepkippen. Gedurende deze periode van 55 weken (= cyclus van ca 13 maanden) leggen de hennen ongeveer 300 eieren. Na de afvoer van de soepkippen wordt er een leegstand gerespecteerd om de stal te reinigen. Er wordt naar gestreefd om tijdens de 13 maanden durende cyclus voldoende sanitaire maatregelen te treffen om de ziektedruk te beperken. Bij een goede toepassing van deze regels hoeft de stal bij leegstand slechts beperkt gereinigd en ontsmet te worden. Onder de volières bevindt zich een mestband. Over de mestband wordt in de geplande situatie lucht geblazen (geforceerde bandbeluchting) zodanig dat de mest nog bijkomend kan drogen tot min. 55% droge stof. Op regelmatige tijdstippen (ongeveer om de 5 dagen in de geplande situatie) wordt de mest op de banden 7 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
afgedraaid naar een afvoerband die de droge mest naar buiten brengt voor rechtstreekse afvoer naar de verwerker (Van Hoydonck nv, Wuustwezel). Het runderbestand is momenteel (en in het komende jaar) beperkt tot ca. 20 stieren die gehouden worden voor afnemen van zaad voor KI (kunstmatige inseminatie). De stieren worden gehouden in de twee runderstallen en in de weides, de huiskavels. De weides worden zodanig afgesloten, de omweiding wordt zodanig georganiseerd dat de stieren nooit in elkaars nabijheid kunnen komen. Omwille van genetische diversificatie worden geregeld nieuwe stieren op het bedrijf gebracht en aanwezige stieren afgevoerd. Het maximale aantal afvoer of aanvoer ligt rond de 20 stieren per jaar. Wanneer nieuwe stieren toekomen worden deze steeds een tijd in quarantaine geplaatst vooraleer deze zaad kunnen leveren, dit voornamelijk in verband met mogelijk virale infectie (griepgerelateerd virus). De initiatiefnemer verzorgt de stieren (huisvesten, voederen, omweiden, enz…). Het afnemen van zaad, behandelen en opslag (invriezen in vloeibare stikstof) wordt uitgevoerd door een werknemer van een externe firma (Belgimex). Deze werknemer werkt in de praktijk vrijwel voltijds op het bedrijf Anthonissen.
1.3
Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) Het bedrijf bevindt zich in de gemeente Wuustwezel en is gelegen in agrarisch gebied. Het bedrijfsterrein omvat de kadastrale percelen sectie C 1ste afdeling nrs. 203r en 204f, en is ongeveer 0,9 ha groot (figuur 1-3). Verder heeft het bedrijf ongeveer 11,5 ha grond in Wiekevorst, ongeveer 2,5 ha grond in de Wuustwezelse Heide en ongeveer 2,5 ha grond achter het bedrijf (sectie C, afdeling 1, nr. 206a) in eigendom. Rekening houdend met het gewestplan kunnen verschillende zones onderscheiden worden in de omgeving van het bedrijf (figuur 1-4): Zone Agrarisch gebied Landschappelijk waardevol agrarisch gebied Woongebied landelijk karakter Woongebied Woonuitbreidingsgebied Bosgebied Kmo-zone Stortgebied
Afstand tot het centrum van het bedrijf 0m 1.030 m 780 m 1.950 m 1.265 m 1.260 m 1.480 m 580 m
De Nederlandse grens ligt ten NNO op ca. 1.300 m van de bedrijfsgebouwen en op ca. 1000 m van de perceelsgrens aan de Huisheuvelstraat. De potentieel gevoelige locaties in de buurt van het bedrijf zijn: Locatie
Potentieel gevoelige factor
Afstand ten opzichte van het bedrijf
Woonhuizen in nabije omgeving, agrarisch gebied (zie figuren 1-1 en 1-2) Woongebied (zie figuur 1-4)
verstoring door geur-, geluids- & stofhinder
- 1 woonhuis binnen straal van 250m (dichtste op 115 m ten ZO)
verstoring door geur- & geluidshinder
Biologisch waardevolle vegetatie (zie figuur 3-6)
verzuring
- Woongebied met landelijk karakter (Braken): 780 m ten oosten - Woonuitbreidingsgebied (Braken): 1.265 m ten oosten - Woongebied (Wuustwezel): 1.950 m ten zuiden - aanplant van Grove Den op 500 m ten W; loofhoutaanplant op 540 m ten NW; domein met recreatie-infrastructuur en enkele waardevolle tot zeer waardevolle elementen op 350 m ten NW. 8
- P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
Veldvoortloop (ex Steertheuvelseloop) (zie figuur 3-4) Openbare wegen naar en van het bedrijf (zie figuur 1-1) Weiden & akkers (zie figuur 1-1) Natuurmonumenten op Nederlands grondgebied
1.4
verontreiniging van oppervlaktewater
- Aan perceelsgrens
verkeershinder
- Noordwateringsweg, Polderstraat, N144 doorheen het dorpscentrum van Loenhout
vermesting
- in ruimere omgeving
verdroging, verzuring, vermesting,
- vanaf 4.2 km ten noorden van het bedrijf
Synthese van milieueffecten Onderstaande tabel geeft voor de situaties (huidige situatie, geplande situatie/aangevraagde vergunning) een overzicht van de ingeschatte milieueffecten per discipline en per thema. Discipline
Thema
Huidige situatie
Geplande situatie onder de aangevraagde vergunning
Lucht
Geur Stof Broeikasgassen
SNE SNE -
SNE SNE -
Water
Waterhuishouding Waterkwaliteit Structuur Watergebruik
Bodem
Grondverzet Bodemverstoring
GNE MNE MNE -
GNE MNE MNE -
Geluid
Geluidshinder
Mens
Klachtenbehandeling Verkeershinder
MNE VWE GNE
MNE VWE GNE
Fauna & flora
Direct ecotoopverlies Verzuring door ammoniakdepositie Vermesting door ammoniakdepositie Verdroging Rustverstoring
Beperkte bijdrage aan de KL Beperkte bijdrage aan de KL GNE GNE
Tot belangrijke bijdrage aan de KL Tot relevante bijdrage aan de KL GNE GNE
Landschap
Structuur- en relatiewijzigingen Verlies erfgoedwaarde Perceptieve aspecten
MNE
MNE
‘ – ‘ = geen effect; VWE = verwaarloosbaar effect; GNE = gering negatief effect; MNE = matig negatief effect; SNE = significant negatief effect. M.b.t. vermesting en verzuring gelden andere beoordelingen Het bedrijf wordt beschouwd als deel uitmakend van een groot aantal veeteeltbedrijven die de geurbelasting in de omgeving bepalen. De effecten door geurverspreiding worden zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie als significant negatief beoordeeld. Het aantal woningen dat binnen de beschouwde clusteranalyse valt binnen de contour van 10 OUE/m³ blijft onveranderd indien het project doorgang vindt. (OUE: European Odour Unit, een maat voor de geurwaarneming).
9 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
Binnen de geurcontouren 5 tot 10 OUE/m³ als 98P, in de clusteranalyse, neemt bij uitvoering van het project het aantal woningen in woongebied met landelijk karakter (Brakel) toe, hetgeen eveneens als significant negatief wordt beoordeeld. Op Nederlands grondgebied is geen verandering in het aantal betrokken woningen. Binnen de contouren van minder dan 3 of tot 5 OUE/m³ als 98P, in de clusteranalyse, neemt het aantal woningen vermoedelijk toe onder de uitvoering van de aangevraagde vergunning, hetgeen als gering of matig negatief wordt beoordeeld. Dit is ook het geval op Nederlands grondgebied. Zowel onder de huidige als onder de aangevraagde vergunning wordt voldaan aan de afstandsregels. Het dichtstbijzijnde gevoelig gebied is een woonuitbreidingsgebied op 1.240 m. De te respecteren minimumafstand volgens de Vlarem reikt niet tot op Nederlands grondgebied. Er is geen overschrijding van de PM10 jaargrenswaarde van 40 µg/m³ ter hoogte van bedrijfsvreemde woningen in de omgeving van het bedrijf. Zowel in de huidige als in de geplande situatie bedraagt de bijdrage aan de jaargemiddelde PM10stofconcentratie ter hoogte van het woonhuis van een nabijgelegen voormalig veeteeltbedrijf meer dan 2 µg/m³ hetgeen significant negatief is. De luchtkwaliteit voor deze parameter zal na uitvoering van het project onder de aangevraagde vergunning nauwelijks veranderen. In de uitvoering van het project worden geen gebouwen opgetrokken of bijkomende verhardingen aangelegd waardoor geen toename van afstromend water wordt verwacht. Bijkomende aanleg van opvang voor gebruik regenwater, infiltratie of buffering is ofwel technisch niet haalbaar ofwel niet te verantwoorden. Door de winning van grondwater, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie, is het effect op grondwaterwinningen in de omgeving als op het freatische grondwaterpeil verwaarloosbaar. Huishoudelijk afvalwater wordt in een gracht geloosd, na voorbehandeling in een septische put, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie. Er vindt geen lozing van bedrijfsafvalwater plaats. Binnen het voorliggende project ondergaat geen enkel oppervlaktewater enige structuurwijziging. Het geregistreerde waterverbruik ligt in dezelfde grootteorde van het verbruik zoals berekend volgens de algemene waterverbruikscijfers indien men rekening houdt met de specialisatie. Het bedrijf zal ook in de geplande situatie hemelwater opvangen en dit in de mate van het mogelijke hergebruiken (nl. als reinigingswater en water voor huishoudelijk gebruik). Hierbij zal minder dan 50% van de totale waterbehoefte gedekt worden door hemelwater. Dit wordt als matig negatief beoordeeld. Toename van gebruik van hemelwater is met de huidige en geplande dierbezetting niet mogelijk. Binnen het voorgestelde project, onder de aangevraagde vergunning, is niet voorzien dat nieuwe structuren of gebouwen worden opgericht, of dat roering van bodems gebeurt. Er is in dit licht geen effect verwacht m.b.t. grondverzet, bodemverstoring, of verlies van archeologisch erfgoed. Een vereenvoudigde berekening van het specifiek geluidsniveau in de huidige situatie, en onder de aangevraagde vergunning, ter hoogte van de dichtstbijzijnde woning (op 115 m ZO-richting) resulteert er in een overschrijding van de toepasselijke richtwaarde met meer dan 6 dB(A). De realiteit echter voldoet geheel niet aan deze slechtste gevalsanalyse omwille van de locatie en afscherming van de geluidsbron (barrières, windrichting), gezien de slechtste gevalsanalyse (continue, maximale ventilatie), en het omgevingsgeluid. De geluidshinder wordt als matig negatief beoordeeld. Op 650 m wordt als gevolg van de exploitatie, een geluidsniveau berekend zonder barrières te verrekenen, van maximaal minder dan 30 dB(A) overdag, en max 23.3 dB(A) in de toekomstige situatie. In de toekomstige situatie wordt gerekend met maximale werking van 17 grote en 5 kleine ventilatoren. In de situatie vóór 2010, waarvoor eveneens een aantal metingen gebeurden, betrof het enkel 4 grote ventilatoren van de oude pluimveestal 1. Er wordt kan op deze basis dan ook geen enkele grond gevonden worden waarop de klacht m.b.t. geluidshinder aan een woning op 650 m als gevolge van de exploitatie kan steunen. Het aantal transporten neemt toe van 7 (huidige situatie) naar 9 (geplande situatie, aangevraagd vergunning) per week. De belangrijkste aan- en afvoerroute stelt – voor het deeltraject over lokale wegen – geen problemen naar capaciteit, verkeersveiligheid, en gezondheid. Effecten worden daarom als gering negatief effect beoordeeld.
10 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
De onder de geplande situatie wordt geen bijkomende bouw voorzien. Bijgevolg wordt geen effect toegekend voor het thema ‘direct ecotoopverlies’. Enerzijds ligt onder zowel de huidige als onder de aangevraagde vergunning, zowel de vermestende als de verzurende depositie betekenisvol lager t.o.v. de situatie in het verleden, vóór januari 2010. Het is duidelijk dat de sluiting van de batterijstal eind 2009 een zeer gunstig effect heeft gehad. Onder de nu aangevraagde vergunning bedraagt de verzurende depositie niet meer dan 5 % of niet meer dan 10 % van de kritische last voor de respectievelijke boseenheden, m.a.w. een beperkte of relevante bijdrage aan de KL. (KL: kritische last of de maximaal toegelaten depositiewaarde per eenheid van oppervlakte en per tijdseenheid van een bepaald ecosysteem die onbeperkt kan getolereerd worden zonder dat er nadelige effecten optreden op basis van de huidige kennis). Onder de nu aangevraagde vergunning bedraagt de vermestende depositie resp. nog 12% en 14% van de kritische last aan de dichtstbij zijnde bosranden van de bosjes van Grove den met ondergroei van stuiken en bomen deels op domein met recreatie-infrastructuur. Gezien de depositie 10% van de KL overschrijdt wordt het beoordeeld als een belangrijke bijdrage aan de KL. Daarom, en gezien de ligging algemeen in het Vogelrichtlijngebied, zal de nodige aandacht besteed te worden aan milderende maatregelen, te nemen op korte termijn. Verzurende en vermestende deposities op vegetaties en bodem verder gelegen zijn zeer beperkt in alle beschouwde situaties. Ze bedragen minder dan 3 % van de kritische lasten. De effecten worden verwaarloosbaar ter hoogte van het faunistisch voornaam gebied. Op Nederlandse grondgebied en in het bijzonder ter hoogte van de genoemde natuurmonumenten worden de effecten als verwaarloosbaar beoordeeld. Gezien de ligging in SBZ (Speciale Beschermingszone), en gezien het hoge ambitieniveau m.b.t. de elementen in het gebied, ondanks de huidige eutrofe toestand van de bosgebiedjes, en ondanks dat ten opzichte van 2009, in 2010 reeds een betekenisvolle daling werd gerealiseerd in de emissies, dienen maatregelen onderzocht te worden om de NH3-emissie nog verder te verminderen. Noch onder de huidige exploitatie, noch in de geplande situatie worden effecten van verdroging verwacht. Rustverstoring: gezien de slechtste gevalsanalyse, het huidige perceelsgebruik aansluitend aan het bedrijf en de geringe toename van het aantal transporten zijn effecten op de dichtheid van vogelbestanden (weidevogels en bosvogels) waarschijnlijk zeer gering onder de huidige exploitatie en in de geplande situatie. Er bevinden zich geen erfgoedwaarden in de onmiddellijke nabijheid van de exploitatie. Onder de geplande situatie wordt enkel een stal heringericht zodat geen effecten op erfgoedwaarden worden verwacht. Aan de zuidzijde is het bedrijf voortreffelijk landschappelijk geïntegreerd, dankzij de daar aanwezige groenaanplanting, en dankzij de rij berken die de Noordwateringsweg aldaar flankeert. Aan de oostzijde vormt de rij eiken reeds een begin van groenscherm. Het bedrijf is langs die zijde niet/nauwelijks zichtbaar vanop de Noordwateringsweg zelf door de bomenrijen (berken, esdoornen). Gezien de ligging in het vogelrichtlijngebied is echter een meer gesloten begroeiing gepast. De eikenaanplanting zonder ondergroei staat voor een zeer open aanplanting. Langs de noord- en westzijde is geen groenaanplanting aanwezig. Vanaf de Huisheuvelstraat en de Polderstraat ten noorden van de Noordwateringsweg rijst vooral de zijgevel (noordzijde) van de recent gebouwde pluimveestal op ondanks dat het bedrijf vanaf de genoemde straten slechts uit de verte zichtbaar is. De nieuwe stal contrasteert hier met de oude bedrijfsgebouwen omwille van bouwvolume en -materiaal. Bij de stedenbouwkundige vergunning voor de nieuwe pluimveestal verleend in 2008, werden geen andere materialen en kleuren in de voorwaarden opgenomen. Afgezien van het vogelrichtlijngebied, zijn geen andere hindergevoelige locaties in de nabijheid van het bedrijf aanwezig (geen fiets- of wandelroutes, geen ankerplaatsen, dorpszichten of beschermde landschappen, enz.).
11 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
Noch in de huidige situatie, noch onder de aangevraagde vergunning bestaan momenteel plannen die de landschappelijke integratie van het bedrijf verder ontwikkelt, verbetert. In die zin wordt een matig negatief effect voor het thema ‘perceptieve aspecten’ toegekend.
1.5
Voorstellen van milderende maatregelen Hieronder wordt een overzicht gegeven van de elders in dit MER voorgestelde dwingende en niet-dwingende milderende maatregelen. Dwingende maatregelen worden enkel opgelegd indien er significant negatieve milieueffecten werden vastgesteld, en dienen door het bedrijf uitgevoerd te worden teneinde het project milieukundig aanvaardbaar te maken. Bij de niet-dwingende maatregelen wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds prioritaire maatregelen, waarvan het wenselijk is dat ze worden uitgevoerd in het kader van de (matig negatieve) effecten die werden vastgesteld, en anderzijds niet-prioritaire, eerder triviale maatregelen, die door de exploitant kunnen gevolgd worden om te invloed van zijn bedrijf op de omgeving maximaal te beperken. In het bijzonder de algemene maatregelen die samenhangen met thema’s waarvoor een gering negatief effect werd gescoord, zijn relevant.
1.5.1 Voorgestelde dwingende milderende maatregelen Bouw van een ‘windbreak wall’ wordt als dwingende maatregel voorgesteld in dit project:
De windbreak wall wordt gebouwd aan de NW-zijde en zal voldoen aan de technische ontwerpcriteria die worden voorgeschreven. Op het bedrijf zal de muur gebouwd worden parallel aan, en op een afstand gelegen tussen 3 en 6 m verwijderd van de NNW-puntgevel, dwars op de ventilatoren, doorlopend langs de 2 pluimveestallen. Volgens het voorliggende plan is dit een lengte van ca. 50m. Aan beide uiteinden van deze muur wordt tussen muur en stal een poort of dichte afsluiting voorzien zodat een gesloten volume wordt bekomen dat enkel aan de hemelzijde open is. De hoogte van deze muur bedraagt 3 m, te verhogen met de hoogte van de bovenzijde van de ventilatoren. Deze muur wordt uitgevoerd in een geluiddempende structuur of materiaal (bv. sandwichpanelen).
De windbreak wall wordt uitgebreid met een ‘vegetative screen’, een hoog opgaand groenscherm, waarvan verwacht wordt dat deze de werking van de windbreak wall zal versterken. De samenstelling en inplanting van het nodige groenscherm zijn beschreven onder de maatregelen in het MER. Het scherm zal bestaan uit zwarte els, met Gelderse roos, haagbeuk, taxus, hondsroos, hulst, kardinaalsmuts meidoorn, rode kornoelje, sleedoorn, veldesdoorn, lijsterbes en/of hazelaar (minstens 5 soorten) als struiklaag. Het scherm wordt aangelegd op een strook van minstens 5 m breedte tussen de windbreak wall en de perceelsgrens. Hierbij worden de bomen op minstens 2 m van de perceelsgrens aangeplant. De tussenafstand bij de aanplanting van de struiklaag bedraagt max. 1 m. De struiklaag wordt groepsgewijze aangeplant.
De locatie en de aanleg van de lengteventilatie en de windbreak wall met groenscherm zoals de maatregelen en het project voorzien, zal naast een invloed op aspecten zoals ‘geurhinder’, ‘verzuring’ en ‘stofhinder’ eveneens een betekenisvolle reductie van de geluidsdruk teweegbrengen. In de realisatie van de windbreak wall zal hiermee rekening gehouden worden en zal het scherm worden opgetrokken in een vast bouwmateriaal o.v.v. sandwichpanelen. Dit type panelen heeft een geluidsdempend effect. De met de rest van het bedrijf en de omgeving eerder contrasterende nieuwbouwstal zal bij voorkeur verdergaand aan het zicht onttrokken worden. De voorgestelde maatregel sluit aan bij de maatregel die geformuleerd werd als gevolg van de effectanalyse m.b.t. lucht, fauna&flora gezien de ligging in SBZVogelrichtlijngebied: •
het groenscherm aan de oostzijde zal verdichten (ondergroei aan te planten onder de eikenbomen), met aanplantingen zoals hierboven beschreven.
•
het groenscherm wordt verder doorgetrokken aan de N-W-zijde (kop van de pluimveestallen) op de plaats en met de vegetatie zoals hierboven beschreven.
12 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
1.5.2 Voorgestelde niet-dwingende milderende maatregelen Prioritaire maatregelen Door het zoveel mogelijk voorkomen van vloerbevuiling wordt vervluchtiging van nutriënten en geurhinder beperkt. Eventueel kan hierdoor ook worden bespaard op de nodige chemicaliën bij reinigingsactiviteiten. Daarnaast heeft dit ook een positief effect op het voorkomen/beperken van ongedierte. Deze techniek wordt beschouwd als BBT (Beste beschikbare techniek). Ook de kadaveropslag dient proper gehouden te worden. Bij elke ophaling van de kadavers kan de kadaveropslag gereinigd worden. Daarnaast is de regelmatige controle en reiniging van leidingen en ventilatoren in mechanisch geventileerde stallen BBT. Hierdoor wordt de optimale werking van het ventilatiesysteem bevorderd en kan zowel het energieverbruik als mogelijke hinder door geluid en trillingen beperkt worden, alsook de emissies van nutriënten of stof- en/of geurdeeltjes. Het gebruik van alternatieve waterbronnen wordt beschouwd als BBT. De BBT-studie stelt dat hemelwater kan ingezet worden als drink- en renigingswater voor pluimvee voor zover wordt voldaan aan de geldende kwaliteitseisen. Voor pluimvee schrijft het KB van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee voor dat het drinkwater en het water voor reiniging van stallen moet voldoen aan de normen voor pluimvee. Chemische en/of microbiologische analyse van dit regenwater is dus noodzakelijk om na te gaan of dit water aan de normen voldoet. Er wordt voorgesteld om zulke analyses te laten uitvoeren, om na te gaan of eventueel een deel van het drinkwaterverbruik kan ingevuld worden met regenwater. Wanneer silo’s dienen vervangen te worden zullen deze qua hoogte zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met de nokhoogte van de stal(len). Er wordt voorgesteld om voor een neutrale, onopvallende kleur te kiezen, bij voorkeur grijs. Niet-prioritaire maatregelen Indien mogelijk, kan getracht worden om over te schakelen naar minder vervuilende energiebronnen, zoals aardgas (deze bezit een lagere CO2-emissiefactor). Een groot gedeelte van de elektriciteit wordt geproduceerd door verbranding van fossiele brandstoffen. Vermindering van het elektriciteitsverbruik doet de verbranding van deze fossiele brandstoffen en dus de uitstoot van broeikasgassen afnemen. Het is dus belangrijk om de toegepaste apparatuur goed af te stellen en niet nodeloos te laten draaien. Ook tijdige vervanging van oude apparatuur door nieuwe, minder energieverbruikende (dus efficiëntere) apparatuur is belangrijk. Door het intern opstellen van een energiebalans binnen het bedrijf kan het energieverbruik opgevolgd worden en kunnen eventuele energieverslinders worden opgespoord, zodat efficiënter kan worden omgegaan met energie. Het opstellen van een energiebalans / uitvoeren van een energieaudit wordt als BBT beschouwd. Het bedrijf zou zich, al dan niet autonoom, al dan niet gedeeltelijk, kunnen voorzien van groene energielevering, zonder uitstoot van broeikasgassen (bvb. door het installeren van zonnepanelen of door zich te abonneren op een groene-stroomleverancier). Goed gebruik van de drinkwatervoorziening wordt als BBT beschouwd. Voor de leghennen houdt dit in een juiste druk op het drinkwatersysteem instellen en de nippels horizontaal opstellen en/of gebruik te maken van cups (wateropvangreservoirs) onder de nippel. Laatst vernoemde heeft echter nadelen qua hygiëne. Algemeen kan waterverspilling worden vermeden door lekken onmiddellijk te repareren en de drinkwatervoorziening regelmatig te ijken. Ook opstellen van een waterbalansschema op bedrijfsniveau wordt als BBT beschouwd. Door een goed zicht te hebben op de benodigde hoeveelheid en de vereiste kwaliteit van het water, kan, door het effectief inzetten van waterbeperkende maatregelen, bespaard worden op de benodigde hoeveelheid vers water. Deze maatregel wordt economisch haalbaar geacht voor alle veeteeltbedrijven. Een waterbalans voor het bedrijf opgesteld in het kader van dit MER is terug te vinden elders in dit hoofdstuk ‘water’.
13 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
Volgende ‘tips’ zijn nog belangrijk voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau: -
Herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen;
-
Gebruik een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik in vergelijking met een klassieke tuinslang tot de helft teruggebracht worden. De meest efficiënte hogedrukreinigers hebben een debiet van 6,5 l/min. Zowat alle types laten het gebruik van alternatieve waterbronnen –vrij van bezinkbare deeltjes- toe. Bij gebruik van niet-leidingwater raden de producenten een extra voorfilter aan. Zorg bij het gebruik van een hogedrukreiniger altijd voor voldoende verluchting;
-
Gebruik goede drinkbakken, -nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen door het afstellen van vlotter, …;
-
Gebruik regenwater als basisvloeistof voor het spuiten. Spuit met minder milieubelastende stoffen, conform de Code van goede landbouwpraktijken met betrekking tot bestrijdingsmiddelen.
Volgens Vlarem-II is het verboden vloeren van stallen, mestkanalen en mestkelders te voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput (art. 5.9.2.1§3). Het bedrijf kan hierop gecontroleerd worden door een bevoegde instantie. De verharde oppervlakten van het bedrijf dienen steeds zuiver gehouden te worden van mestresten, zodat er geen uitspoeling van mestresten kan plaatsvinden naar de gracht. Verder kan afspoeling van vervuild water van de verharde oppervlakten naar de gracht verhinderd worden door het voorzien van systemen zoals randen, opvanggoten en dergelijke. In eerste instantie dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van mechanische ongediertebestrijding. Indien de mechanische bestrijding ontoereikend blijkt, kan gebruik gemaakt worden van chemische bestrijding, waarbij er op dient gelet te worden dat enkel gebruik gemaakt wordt van erkende middelen. Op de markt worden een serie producten voor de chemische bestrijding in de landbouw aangeboden die erkend zijn door de Minister die de Landbouw onder zijn/haar bevoegdheid heeft. Voor de toelating van bestrijdingsmiddelen voor niet landbouwkundig gebruik (biociden) is de Minister van Volksgezondheid bevoegd. De erkende bestrijdingsmiddelen voor de landbouw in België kunnen teruggevonden worden op de website “fytoweb” (http://www.fytoweb.fgov.be). De toegelaten biociden kunnen teruggevonden worden op https://portal.health.fgov.be. Indien deze producten gebruikt worden, moeten alle voorzorgsmaatregelen getroffen worden om risico’s op de gezondheid van de mens en (niet geviseerde) dieren te elimineren. Bestrijdingsmiddelen dienen steeds volgens de voorgeschreven methode per product correct te worden toegepast. Eventuele resten en lege verpakkingen dienen volgens de wettelijke bepalingen verwijderd te worden. Uitwerking van een ongediertebestrijdingsplan is aan te raden. Het doel van het ongediertebestrijdingsplan is de aanwezigheid van ongedierte te registreren en te voorkomen dat ongedierte dierziekten en zoönosen (ziektes voor de mens via het vlees) overbrengt. Een ongediertebestrijdingsplan bestaat in wezen uit 4 onderdelen: 1)
identificatie: Kennen en opsporen van de aantallen en de soort van een ongedierte;
2)
weren: Maatregelen nemen die de aanwezigheid van ongedierte onmogelijk maken;
3)
beheersen: Het bedrijf onaantrekkelijk maken voor ongedierte: met name voorkomen dat voedsel, drinken en slaap-/schuilplaatsen beschikbaar zijn voor ongedierte;
4)
bestrijden: Ongedierte dat ondanks de bovenstaande benadering door het type bedrijf niet te weren en/of te beheersen is, wegvangen of doden.
Het toepassen van de goede huisvader principes (motoren van vrachtwagens niet nodeloos laten draaien etc.).
14 - P/OO/085_R003 -
MER Veeteeltbedrijf Anthonissen, Wuustwezel. Niet technische samenvatting.
Er wordt voorgesteld om, wanneer na verloop van tijd de ventilatoren dienen vervangen te worden, bijzondere aandacht te besteden aan geluidsarme modellen. Daarnaast dienen de ventilatoren diep ingeplant te zijn in de kokers om de geluidsproductie zo sterk mogelijk te reduceren. Dergelijke maatregelen gelden ook voor de plaatsing van nieuwe ventilatoren. Door het regelmatig controleren en reinigen van ventilatoren kan mogelijke hinder door geluid en trillingen beperkt worden. Daarnaast kan deze maatregel het energieverbruik beperken, alsook de emissies van nutriënten of stof- en/of geurdeeltjes. Deze techniek wordt als BBT beschouwd voor de veeteeltsector. Voor nieuwe stallen is het optimaliseren van het ontwerp van het ventilatiesysteem BBT. Hierdoor kan een goede temperatuursbeheersing in de stallen worden bekomen en kan de mate van ventilatie geminimaliseerd worden in de winter, waardoor mogelijke hinder door geluid en trillingen wordt beperkt. Daarnaast wordt met deze maatregel het energieverbruik beperkt. Voor het laden en lossen van de dieren wordt aanbevolen om gebruik te maken van de technieken uit de BBT voor slachthuizen. Dit houdt o.a. in dat gebruik gemaakt wordt van losbruggen, waarmee een directe verbinding kan gemaakt worden tussen een verdieping van de vrachtwagen en het niveau van de stallen. Op deze manier kunnen de dieren rustig van de vrachtwagen naar de stallen (en omgekeerd) geleid worden. De uitbater zou zijn controle op de verkeershinder kunnen verhogen door in de contracten met transportfirma’s clausules op te nemen met bepaalde kwaliteitseisen betreffende verkeershinder. Op deze manier kan hij firma’s weigeren die zich niet aan de gestelde eisen houden. Er kan tevens een aangepast rijgedrag van de chauffeurs gevraagd worden: traag rijden, niet snel optrekken, … In de milieuvergunning kan opgelegd worden dat transporten in de weekends en op feestdagen moeten vermeden worden. Dit is belangrijk voor de rust van de omwonenden en de verkeersveiligheid. De gemeente zou op de toegangswegen naar het bedrijf waarschuwingsborden kunnen plaatsen (zowel voor de zwakke weggebruikers als voor de vrachtwagens). Daarnaast kan een snelheidsbeperking worden opgelegd op deze wegen en/of kunnen verkeersdrempels aangelegd worden. Deze maatregelen dienen uiteraard gepaard te gaan met de nodige controles.
15 - P/OO/085_R003 -