Directoraat-Generaal Milieu Directie Klimaatverandering en Industrie Afdeling Producten en Consumenten Oranjebuitensingel 6 Postbus 30945 2500 GX Den Haag
Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen Een aanbeveling voor beleid en beleidsuitvoering 2004 – 2010 april 2003
0.
Voorwoord
Machines, werktuigen en gereedschappen dragen bij aan de vervuiling van het milieu. Dit gebeurt doordat gelekte smeermiddelen de bodem en het water verontreinigen, doordat lawaai, trillingen en stof hinder veroorzaken en door luchtverontreiniging. Lokaal kan dit tot problemen leiden. Deze notitie geeft: a. een overzicht van het beleid dat de afgelopen 20 jaar is gevoerd; b. de behaalde resultaten; c. aanbevelingen voor de periode tot 2010. De notitie doet voorstellen om te bereiken dat gebruik van mobiele machines na 2010 het milieu slechts verwaarloosbaar belast. Dit doel kan worden bereikt door: a. onderricht van bedienend en onderhoudspersoneel; b. te stimuleren dat het onderhoud van de machines verbetert; c. een intensief beleid te voeren dat het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen bevordert; d. de innovatie van de smeertechniek te bevorderen. 1.
Inleiding
Machines, werktuigen en gereedschappen zijn een bonte verzameling van apparaten en toestellen uiteenlopend van koffiemolen tot boormachine, grasmaaier, landbouwtrekker, hydraulische cilinder, torenkraan of baggermolen. Deze uiteenlopende reeks wordt op grote schaal gebruikt in alle segmenten van de Nederlandse maatschappij. Deze notitie richt zich niet op de milieueffecten van wasmachines, koffiemolens en andere toestellen die alleen binnenshuis worden gebruik doch op die van motorisch aangedreven, mobiele werktuigen die buitenshuis in de open lucht worden gebruikt; van grasmaaimachine en kettingzaag tot baggermolen. Beroepsmatig zijn in Nederland ruim 1 miljoen mobiele machines in gebruik. Over het particulier bezit van machines zijn geen gegevens beschikbaar, doch menigeen kent wel een zeer ruim geëquipeerde buurman zodat het totale aantal wellicht meerdere miljoenen kan bedragen. Dit enorme aantal betekent dat deze machines het leefmilieu in Nederland behoorlijk kunnen vervuilen. Dat men zich dit nauwelijks realiseert komt doordat de machines niet allemaal tegelijk op één plek worden gebruikt. De vervuiling is dus een beetje hier en een beetje daar, doch opgeteld is het veel. Bij elkaar verdwijnt tussen de 50.0001 en 500.000 liter hydraulische olie in het milieu plus een onbekende hoeveelheid smeerolie en smeervet. Één liter olie kan 1 miljoen liter water vervuilen. Daarnaast een hoeveelheid uitlaatgassen die in dezelfde orde van grootte ligt als die van het Nederlandse vrachtwagenpark2 en tot slot ervaren bijna 3 miljoen mensen3 in dit land regelmatig geluidsoverlast van mobiele bronnen. Over trillingen en stof zijn geen cijfers bekend. Dit fenomeen van wel veel maar toch onbekend wordt omschreven als “belasting van het milieu door diffuse bronnen”. 1 2 3
Bronnen van lokale bodembelasting – RIVM Rapportnr. 950011002 De vergeten sector - Innas 1990 Hinder in Nederland – PG-TNO 2000
2.
Achtergrond
Beleid inzake machines kwam aanvankelijk ad-hoc en vanuit verschillende disciplines tot stand. Reeds in 1979 werd in de Memorie van toelichting bij de Wet geluidhinder vermeld dat de geluidsoverlast veroorzaakt door bouwmachines zal worden bestreden door de ontwikkeling van Europese regelgeving te stimuleren en te ondersteunen. In 1990 werd door de Tweede Kamer een programma4 aanvaard om de geluidhinder veroorzaakt door toestellen in de periode tot 2010 drastisch te verminderen. Nadat in het NMP-plus5 was aangekondigd dat de productgroep smeermiddelen zou worden doorgelicht werd in 1993 in de Nota Produkt en Milieu6 aangekondigd dat bij het gebruik van machines de toepassing van biologisch afbreekbare smeermiddelen nadrukkelijk zal worden gestimuleerd. In 1994 werd in een notitie7 voorgesteld beleid te ontwikkelen om de milieubelasting door mobiele werktuigen middels een integrale aanpak te verminderen. In 1995 verscheen als reactie op aandringen van het Landbouwschap, de land- en tuinbouworganisatie LTO, het productschap voor margarine, vetten en olieën MVO en fracties uit de Tweede Kamer een plan van aanpak8 om het gebruik te bevorderen van smeermiddelen die minder belastend zijn voor het milieu. Onderzoek9 werd gestart om een inzicht te verkrijgen in de soorten en aantallen van machines die in Nederland in gebruik zijn. Aan de hand van deze cijfers werd door een adviesgroep met deskundigen uit het bedrijfsleven, een schatting gemaakt van de milieubelasting. Bij deze schatting werden de aantallen van de machines gecombineerd met de frequentie van het gebruik, de levensduur en de van de machines bekende effecten op het milieu gewogen op een schaal van geen tot veel (0-3). Op deze basis werd door de adviesgroep van deskundigen uiteindelijk een ranglijst gemaakt van de milieubelasting door de verschillende groepen mobiele werktuigen. Hierbij werd rekening gehouden met de door de EU-richtlijnen te behalen resultaten op het gebied van geluid en verbrandingsgassen. Door deze groep van deskundigen werd aangegeven dat voor 26 soorten mobiele werktuigen, die voornamelijk in de bouw en in de landbouw worden gebruikt, een beleid zou moeten worden ontwikkeld10. Voor 8 hiervan werd een prioriteit aangegeven. Gebruiksduur in jaren
Lekkages naar de bodem
Lekkages naar het water
Emissie van stof
42000
8
1
1
0
650
15
3
2
2
graafmachine
26600
15
2
1
1
heftruck
94400
12
2
1
1
8250
10
2
1
1
14250
25
2
2
0
pomp
146000
20
1
1
0
tractor
170000
20
1
1
1
Soort aggregaat voor energie funderingsmachine
laadschop lier
Aantal
Tot slot werd aan een adviesbureau opgedragen vast te stellen hoe groot het maatschappelijke draagvlak is voor een beleid voor machines en op welke wijze beleid succesvol zou kunnen worden uitgevoerd.11 Dit onderzoek vond plaats aan de hand van een analyse van het gevoerde beleid, gekoppeld aan interviews en workshops met belanghebbenden en werd begeleid door vertegenwoordigers van enkele departementen en de eerder genoemde groep van deskundigen. 4
Aktieprogramma toestellen geluid 1990-2010 – kamerstuk 20800-XI, 118 Tweede kamer, 1989-1990, 21 137, nrs. 20-21 / Actie 101c Nota Produkt en Milieu, Kamerstuk 23562,1 (blz 63) 7 Startnotitie Integraal Milieubeleid Mobiele Werktuigen – VROM 1994 8 Plan van aanpak milieuvriendelijkere smeermiddelen – VROM 1995 9 Aantallen materieel in Nederland – Heliview 1997 10 Rapport BIMW – VROM 2001 11 Mobiele Werktuigen van milieuanalyse naar een beleidsplan – QA+ 2002 5 6
Ministerie van VROM april 2003 Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen
Pagina 2/8
In de conclusie van dit onderzoek woog zwaar dat bij nieuwe machines reeds goede resultaten zijn behaald voor de aspecten geluid en luchtverontreiniging. Ook is belangrijk dat de resterende negatieve effecten op het milieu voornamelijk worden veroorzaakt door lekkages van smeermiddelen. Daar lekkages van smeermiddelen bijna altijd een gevolg zijn van technisch falen werd door de onderzoeker aanbevolen om, afwijkend van de eerdere aanbevelingen van de groep van deskundigen, het beleid niet te richten op enkele specifieke machines doch juist op het voorkomen van emissies door goed onderhoud. Goed onderhoud kan men bevorderen middels opleiding van personeel en regelmatige keuring van machines. Ook werd aanbevolen de verontreiniging door smeermiddelen te verminderen door het lopende stimuleringsbeleid inzake biologisch afbreekbare, niet giftige (milieuvriendelijkere) smeermiddelen te intensiveren. Deze aanbevelingen liggen ten grondslag aan de voorstellen in paragraaf 5 van deze notitie. 3.
Reeds behaalde resultaten (1980 – 2002)
In 1974 werd door de Europese commissie een begin gemaakt met onderhandelingen om richtlijnen op te stellen die het geluid van een aantal bouwmachines aan banden zou moeten leggen. Deze onderhandelingen zouden uiteindelijk pas in 1984 tot overeenstemming leiden over richtlijnen die in 1986 in werking traden. Vooruitlopend op deze internationale regelgeving om het lawaai van enkele machines te beperken werd nationaal de aanschaf van stiller materieel bevorderd. Dit gebeurde aanvankelijk door gebruik te maken van de mogelijkheden van de regeling WIR-milieutoeslag later door die van de VAMIL- en de MIA-regelingen. Regelingen die werden ontworpen om de aanschaf van milieuhygiënisch geavanceerde bedrijfsmiddelen te bevorderen. Door deze stimulansen werd bereikt dat de vernieuwing van het machinepark met stillere machines in Nederland in vergelijking met elders in Europa versneld op gang kwam. Pas rond 2000 werden verdergaande Europese richtlijnen inzake het geluid en de uitlaatgassen van machines aangenomen. Voorstellen voor deze richtlijnen werden met name door Nederlands initiatief, gesteund door Duitsland, Engeland en Frankrijk tot stand gebracht. Thans bestaan twee richtlijnen die de luchtvervuiling door de motoren in mobiele werktuigen begrenzen12,13 en een richtlijn die voor een zestigtal machines, ter informatie van de koper en de gebruiker, een geluidsetiket verplicht stelt en bovendien voor een twintigtal van deze machines14 het geluid aan grenzen bindt. Hiermee is bereikt dat een groot aantal machines die nieuw op de markt worden gebracht een verwaarloosbare bijdrage aan de milieuvervuiling door geluid en luchtverontreiniging zullen leveren. Sinds1996 is door VROM beleid gevoerd om het gebruik van milieuvriendelijkere hydraulische olie te stimuleren. Ook hier werd gebruik gemaakt van de VAMIL en MIA regelingen. Dit beleid werd ondersteund vanuit SoZaWe met de FARBO-regeling. De FARBO is een regeling om de arbeidsomstandigheden te verbeteren door de aanschaf van geavanceerde bedrijfsmiddelen te stimuleren. Bereikt is dat thans ca. 5%15 van de totale markt van hydraulische olie milieuvriendelijker is. Daar de marktverandering alleen plaats vond bij de machines die op de lijsten van de MIA, de VAMIL en de FARBO vermeld staan, machines die in de open lucht dus met name in de aannemerij en de landbouw worden gebruikt, dan is in dit deel van de markt in hydraulische olie een aandeel van 15 tot 20% bereikt. Ook van de zijde van de Europese Commissie en het Europese Parlement is belangstelling ontstaan voor het onderwerp milieuvriendelijkere smeermiddelen. Dit heeft als eerste er toe geleid dat in de Richtlijn pleziervaartuigen een artikel16 wordt opgenomen dat maatregelen op Europees niveau aankondigt. Ook roept het artikel de Europese lidstaten op ter voorkoming van de verontreiniging van het oppervlaktewater het gebruik van 12
Richtlijn 97/68/EG inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines 13 Richtlijn 2000/25/EG inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers 14 Richtlijn 2000/14/EG betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis 15 Gegevens CBS 16 (Article 11a) Member States should consider introducing national support measures to encourage the use of synthetic biodegradable lubricants to reduce water pollution by recreational craft. The introduction of measures at Community level should be considered during the review of this Directive.
Ministerie van VROM april 2003 Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen
Pagina 3/8
milieuvriendelijkere smeermiddelen te bevorderen. Verder is de eerste stap gezet om een Europees eco-label voor milieuvriendelijkere smeermiddelen in te voeren. Financieel ondersteund door de Europese commissie hebben fabrikanten van machines, fabrikanten van smeermiddelen en gebruikers van machines projecten gestart waarin wordt onderzocht hoe de vervuiling van het oppervlaktewater door smeermiddelen kan worden verminderd. Naast deze Nederlandse en Europese ontwikkelingen is ook in andere lidstaten van de Europese Unie een beleid inzake milieuvriendelijkere smeermiddelen in ontwikkeling. In Duitsland richt men zich op het vervangen van minerale hydraulische olie in het bestaande machinepark door milieuvriendelijkere. Dit vergt een aanmerkelijke investering voor enerzijds ombouwkosten, arbeidsloon en het vervangen van pakkingen en filters en anderzijds door de kosten van de vroegtijdige vervanging van de minerale olie door de milieuvriendelijkere. Echter in Duitsland is deze stimulering een tweesnijdend zwaard. Wordt enerzijds het gebruik van milieuvriendelijkere olie gestimuleerd, anderzijds wordt door de aanvullende eis dat deze olie op basis van planten moet zijn vervaardigd de agrificatie geholpen. Ter indicatie, voor het in Duitsland opgezette programma is jaarlijks een budget van 10,2 miljoen Euro beschikbaar. Op aanvraag wordt een subsidie van maximaal € 100.000 verstrekt. Bij bestaande installaties die op milieuvriendelijkere olie overstappen worden alle loon- en materiaalkosten volledig vergoed, inclusief spoelen en filterwisseling en de noodzakelijke veranderingen aan de installatie. Alle oliewisselingen en navulhoeveelheden komen in aanmerking voor een vergoeding die is gebaseerd op het prijsverschil tussen de milieuvriendelijkere olie en het minerale equivalent. 1.1.1 4. Kansen voor verder beleid Uit het onder 6) genoemde onderzoek blijkt duidelijk dat de bevraagde doelgroepen een verdergaande beleidsuitvoering door VROM ondersteunen. Wel lopen de gedachten uiteen van hard regulerend beleid met verplichte periodieke keuringen of stimulerend beleid met financiële instrumenten tot zachtere acties zoals voorlichting aan of onderricht van de gebruiker. Verschillende beleidsvarianten zijn overwogen: a. b. c. d.
Voortzetting van het lopende beleid dat zich beperkt tot stimulering van milieuvriendelijkere smeermiddelen; Invoering van een streng regulerend beleid gericht op bepaalde machines met invoering van grenswaarden en verplichte keuringen; Intensivering van het lopende beleid inzake milieuvriendelijkere smeermiddelen door het actief bevorderen van het vervangen van minerale olie in het bestaande machinepark door milieuvriendelijkere olie; Aansluiting bij bestaande structuren inzake arbeidsveiligheid. Arbeidsveiligheid wordt met name bereikt door naast het stellen van veiligheidseisen aan nieuwe machines middels scholing van personeel en keuring van machines een goede staat van onderhoud te handhaven.
Bij het inschatten van de kansen voor het beleid is het volgende overwogen: o
o
o
Voortzetting van het lopende beleid is niet kostbaar doch zal er door zijn beperkte aanpak niet toe leiden dat de omzet van milieuvriendelijkere olie een kritische massa zal behalen. Hoewel het beleid zelf als succesvol mag worden beschreven en de kracht van het financiële instrument heeft aangetoond zal geen permanent resultaat behaald worden. Invoeren van nieuwe technische eisen gekoppeld aan typekeuringen schept nieuwe lasten voor fabrikant, gebruiker en de overheid en is slechts mogelijk middels Europese regelgeving. Dit is een dermate lang traject dat resultaten binnen de planperiode onmogelijk zijn. Goed onderhoud van de machines zorgt ervoor dat de vermindering van de emissies van geluid en uitlaatgassen die bereikt wordt door de vernieuwing van het machinepark, behouden blijft waardoor alleen de vervuiling door olielekkages nog van belang is. Wel zal bij
Ministerie van VROM april 2003 Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen
Pagina 4/8
o o 4.1
goed onderhoud bereikt worden dat de lekkage van smeermiddelen naar de omgeving beperkt wordt. Het actief bevorderen van het ombouwen van het bestaande machinepark naar het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen is kansrijk doch kostbaar. Een belangrijk doel van dit beleid is te bereiken dat eventueel gelekte olie minder schade veroorzaakt aan het milieu. Goed onderhoud kan op eenvoudige wijze worden bereikt door aansluiting bij bestaande opleidingen en keuringsregimes. Waarom richten op smeermiddelen?
Verliessmeermiddelen zoals tweetaktolie en doorsmeervetten komen vroeg of laat in het milieu terecht. Echter ook smeermiddelen die in een gesloten systeem worden toegepast, zoals hydraulische olie voor krachtoverbrenging en olie voor warmteoverdracht kunnen toch in het milieu terecht komen door mechanisch falen zoals slangbreuk of andere lekkages. In het verleden is door het RIVM en door de Vereniging van Chefs van Materieeldiensten geschat dat in Nederland het verlies van hydraulisch olie uit grondverzetmaterieel naar het milieu, met name door slangbreuk, jaarlijks tussen de 50.000 en 500.000 liter zal bedragen. Dit zijn hoeveelheden die wanneer zij geconcentreerd in het water terechtkomen, zoals wel bij lekgeslagen schepen gebeurt, milieurampen kunnen veroorzaken doch daar hier is gelukkig geen sprake van. Wel kan de biotoop lokaal ernstig vergiftigd worden. Hoewel de wet verplicht na een olielekkage de bodem te reinigen gebeurt dit zelden. Tel hier nog bij op de enkele tonnen doorsmeervet die in het milieu verdwijnt, dan begrijpt men dat zonder maatregelen deze verontreiniging niet zal afnemen, in tegendeel daar het machinepark en het wagenpark nog steeds groeien zal de vervuiling alleen maar toenemen. Lekkages zijn bijna altijd een gevolg van technisch falen. Door goed onderhoud kunnen wij deze kans verminderen doch nooit voorkomen. Daarom zal het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen moeten worden gestimuleerd om de vervuiling van bodem en oppervlaktewater terug te dringen. 5
Beleid en uitvoering tot 2010
Dit voorstel dient om het beleid ter vermindering van de nadelige effecten die het gebruik van mobiele werktuigen, machines en gereedschappen op het milieu hebben in de komende periode voort te zetten en in 2010 af te ronden. Hierbij zijn de volgende vragen overwogen: • Wat willen wij bereiken? o Het doel is dat gebruik van mobiele machines na 2010 het milieu slechts verwaarloosbaar belast door olielekkages. • Wat gaan wij daarvoor doen? o onderricht van bedienend en onderhoudspersoneel stimuleren o er zorg voor dragen dat het onderhoud van de machines verbetert; o een intensief beleid voeren zodat het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen toeneemt; Aanbevolen wordt de reeds lopende stimulering van het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen te intensiveren. Daarnaast dient ook een Europese aanpak tot stand gebracht te worden waardoor eenduidigheid in begrip en beleid en een transparante markt kunnen ontstaan. Vooruitlopend daarop wordt een intensieve, bilaterale samenwerking met Duitsland en Oostenrijk aanbevolen.
o • •
de innovatie van de smeertechniek te bevorderen. Daar waar mogelijk zullen de toepassing van modernere gesloten systemen of van alternatieve technieken worden bevorderd.
Wat mag het kosten? o Het voorstel is zo opgesteld dat met minimale kosten een optimaal resultaat wordt behaald. Welke kans hebben we? o Bij de uitvoering van dit voorstel is het belangrijk gebruik te maken van het bestaande, goed functionerende, netwerk. In dit netwerk zijn, op verschillende niveaus, alle betrokken groeperingen opgenomen. Het is zowel de wens van de meeste van deze
Ministerie van VROM april 2003 Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen
Pagina 5/8
groeperingen maar ook van een terughoudende overheid om zonder nieuwe regels te stellen het doel te bereiken. Bovendien is regelgeving niet noodzakelijk omdat uit de reeds behaalde resultaten blijkt dat met een goede communicatie en het op de juiste wijze inzetten van indirecte beleidsinstrumenten zoals financiële instrumenten een goed resultaat kan worden bereikt. Met deze aanpak wordt ook aangesloten op de huidige maatschappelijke visie. De kans dat het gestelde doel zal worden bereikt is dan ook groot. 5.1
De partners
De partners zijn te onderscheiden in verschillende belangengroeperingen. De belangen zijn onder te verdelen in productie en verkoop van machines en smeermiddelen, zorg voor mens en milieu, de wijze van uitvoering van het beleid, bedrijfszekerstelling en bedrijfsimago. Potentiële partners en hun redenen voor samenwerking in volgorde van belang zijn: •
•
• •
• •
• •
•
•
Fabrikanten van machines, werktuigen en gereedschappen; 1. Inzicht in de te verwachten ontwikkelingen teneinde technische achterstand te voorkomen; 2. milieu-imago, Kopers van machines, werktuigen en gereedschappen; 1. Financieel voordeel; 2. Technisch voordeel; 3. Inzicht in de te verwachten beleidsontwikkelingen teneinde bedrijfsmatig voorbereid te zijn; 4. Milieu-imago; Bedienend personeel en onderhoudspersoneel; 1. Trots op machine en werk; 2. Arbeidsomstandigheden, Brancheverenigingen 1. Inzicht in de te verwachten ontwikkelingen teneinde technische achterstand te voorkomen; 2. Inzicht in de te verwachten beleidsontwikkelingen teneinde bedrijfsmatig voorbereid te zijn; 3. Arbeidsomstandigheden; 4. Milieu-imago, Vakbeweging; 1. Arbeidsomstandigheden, 2. Milieu-imago; Ministerie van SoZaWe; 1. Arbeidsomstandigheden; 2. Efficiency van toezicht; 3. Milieu-imago, Ministerie van OCenW; 1. Kwaliteit van het technisch onderwijs; 2. Efficiency van toezicht, Ministerie van Defensie; 1. Financieel of technisch voordeel; 2. Milieu-imago; 3. Voorbeeldwerking van de overheid, Ministerie van VenW; 1. Financieel of technisch voordeel; 2. Milieu-imago; 3. Voorbeeldwerking van de overheid, Onderwijsinstituten;
Ministerie van VROM april 2003 Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen
Pagina 6/8
•
1. Kwaliteit van het technisch onderwijs; 2. Uitbreiding lesuren Lagere overheden. 1. Financieel of technisch voordeel; 2. Milieu-imago; 3. Voorbeeldwerking van de overheid.
5.2
De instrumenten
5.2.1
Uitbreiding van veiligheidskeuringen met milieubescherming
In het kader van arbeidsveiligheid bestaat door advisering op bedrijfsniveau, opleidingen, cursussen en regelgeving een goede overlegstructuur. Daar de thema’s arbeidsveiligheid, goed onderhoud van machines, arbeidsvoorwaarden en milieu elkaar overlappen biedt dit aanknopingspunten om de aandacht voor het milieu in positieve zin te bevorderen. Bijvoorbeeld goed onderhouden mobiele werktuigen voldoen aan gestelde veiligheidseisen en hebben ook een relatief beperkte milieubelasting. Uit regelgeving van SoZaWe volgen verplichtingen voor werkgevers inzake de veiligheid en arbeidsomstandigheden van hun werknemers. De invulling van deze zorgplicht moet aantoonbaar zijn in de onderneming. Zo zijn de bedrijven onder meer verplicht om periodieke keuringen uit te voeren om het goed en veilig functioneren van het arbeidsmiddel in de arbeidssituatie te waarborgen. In overleg met de brancheverenigingen, die keursystemen ontwikkelen en keurmeesters opleiden, en SoZaWe als toezichthouder op de arbeidsveiligheid zal bezien worden of de inhoud van de periodieke keuringen van machines inzake de veiligheid niet aangevuld kan worden met milieuaspecten. Geïnvesteerd zal moeten worden in de opleiding van de keurmeesters. Deze opleiding dient een zodanig permanent karakter te krijgen dat ook volgende generaties keurmeesters een goede kennis van de milieuaspecten zullen bezitten. Een programma zal worden ontwikkeld in samenwerking met de brancheverenigingen, OCenW en de opleidingsinstituten. VROM zal, als vragende partij, hiertoe het initiatief moeten nemen. 5.2.2
Bewustmaking van milieuaspecten bij technisch onderwijs
Juist in de gebruiksfase is, naast de primaire verantwoordelijkheid van de werkgever voor de arbeidsmiddelen, een verantwoordelijke rol weggelegd voor de werknemer als gebruiker en onderhouder van het werktuig. Scholing en opleiding van werknemers is dan ook belangrijk om de kennis over milieu, naast kennis over Arbo en veiligheid, te bevorderen. Een werknemer die over kennis inzake milieufacetten beschikt, zal deze kunnen toepassen bij het gebruik en onderhoud van mobiele werktuigen. Kundige werknemers zorgen daarmee zowel voor hun eigen veiligheid en gezondheid als voor een schoner milieu. Aanvullende opleidingen voor de werknemer zullen ertoe leiden dat deze zich bewuster wordt van milieubelangen en deze belangen meeneemt bij het onderhoud. Naarmate zijn kennis daartoe groter is, is de werknemer sneller in staat te oordelen of het werktuig gebreken vertoont die schadelijk zijn voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu. VROM zal het initiatief moeten nemen om in samenwerking met OCenW, de brancheopleidingen en de ROC’s lesbrieven op te stellen om de bestaande opleidingen aan te vullen. 5.2.3
Bevordering van het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen
De basis van het door VROM gevoerde beleid is beschreven in het Plan van aanpak milieuvriendelijkere smeermiddelen. De onwilligheid van de markt om milieuvriendelijkere smeermiddelen toe te passen wordt niet langer veroorzaakt door de perceptie van een mindere kwaliteit of aan een klein aanbod. Met name de prijs speelt een doorslaggevende rol: milieuvriendelijkere smeermiddelen op basis van synthetische esters zijn het breedst toepasbaar doch tot 3-maal duurder (ca € 2,5 / kg) dan Ministerie van VROM april 2003 Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen
Pagina 7/8
gewone smeermiddelen. Veelal is onbekend dat deze duurdere smeermiddelen een langere standtijd hebben waardoor de kosten, zeker bij goed onderhoud, weer afnemen en zelfs nog winst kunnen opleveren. Raapzaadolie is ongeveer even duur als minerale olie, doch heeft een beperkt toepassingsgebied. Het kan eigenlijk alleen worden gebruikt voor eenvoudige open smering waarbij het smeermiddel direct in het milieu komt, zoals bijvoorbeeld bij het smeren van kabels van hijskranen. Mobiele werktuigen zijn niet alleen diffuse bronnen van milieuvervuiling, ook de gebruikers van deze machines zijn niet als een groep te onderscheiden. Eigenaren en gebruikers lopen uiteen van particulieren tot dagloners, boeren, tuinders, grote aannemers en overheden. Het is dan ook onmogelijk door het maken van afspraken het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen te bevorderen. Stimulering van het gebruik door het prijsverschil te verminderen en door technische en economische informatie te verstrekken zal wel een groot effect hebben. Communicatie naar gebruikers inzake kwaliteit en toepassing zal zeker een grote rol kunnen spelen. Door het stimuleren van het gebruik van milieuvriendelijkere smeermiddelen worden meerdere doelen bereikt. Als eerste zal door een toenemende markt het aanbod van merken en soorten worden vergroot. Als tweede zal door een toenemend gebruik ervaring worden opgedaan waardoor een toch nog heersende argwaan zal afnemen. Tot slot zal een toenemend gebruik een grotere afzet creëren waardoor de producten goedkoper kunnen worden wat de financiële drempel zal verlagen. Mogelijke acties • Bedrijfsmiddelen die afbreekbare smeermiddelen produceren onderscheiden zich van de bedrijfsmiddelen die minerale oliën maken. o Eenvoudig door plaatsing van deze bedrijfsmiddelen op de VAMIL / MIA-milieulijst kunnen de kosten voor het produceren van milieuvriendelijkere smeermiddelen worden verlaagd. • Accijns heffen op minerale smeermiddelen o de beschikbaar komende middelen dienen te worden aangewend om de kosten van milieuvriendelijkere smeermiddelen te verlagen zodat het draagvlak blijft behouden c.q. toeneemt. • Analoog aan het Duitse beleid het “omkatten” (retrofitting) van machines sterker ondersteunen. o indien verhoudingsgewijs wordt uitgegaan van het Duitse budget zullen de kosten naar schatting gedurende een periode van 4 jaar jaarlijks € 2.000.000 bedragen. • Voortzetten van het stimuleringsbeleid middels VAMIL en MIA waardoor meer nieuwe machines met milieuvriendelijkere hydraulische olie worden afgevuld. o Voortzetting van dit beleid zal naar verwachting uiteindelijk resulteren in een aandeel van de totale handel in milieuvriendelijkere hydraulische olie van 10% hetgeen onvoldoende wordt geacht voor het bereiken van een kritische massa. 5.3
Schatting van de door VROM te dragen lasten
Lasten die ontstaan uit financiële instrumenten zijn niet in deze kostenschatting opgenomen. Wel wordt er vanuit gegaan dat de kosten voor het omkatten van machines door VROM zullen worden gedragen. Geschat wordt dat gedurende de periode van 6 jaar de volgende bedragen nodig zijn: 2004
2005
2006
2007 2008
2009
50 ----50 100
250 250 150 100 50 100 150 200 100 50 2000 2000 2000 2000 --50 100 100 50 50 2400 2500 2450 2250 150
2010
Bedragen in k€
keuringen onderwijs smeermiddelen (omkatten) smeermiddelen (communicatie) Totaal
Ministerie van VROM april 2003 Milieueffecten van machines, werktuigen en gereedschappen
--25 --25 50
Pagina 8/8