Bart Samyn (afstudeerjaar 1976)
“Mijn vader zei dat als je in de vakbond werkt je nooit gedaan hebt, maar het bloed wou toch kruipen waar het niet gaan kon”
interview: Evi Vanhooren (5e wetenschappen – moderne talen)
Goede keuzes maken Waarom heeft u eigenlijk voor het Koninklijk Atheneum gekozen? Ik denk dat er, van thuis uit, weinig discussie over was. Ik kom namelijk uit een niet-confessionele familie, dus was het logisch dat ik (en ook mijn zus) naar de staatsschool gingen. Ik ben eigenlijk sinds de kindertuin in de Hugo Verrieststraat naar school geweest. Ik ben nooit naar een andere school geweest. Ik heb er zelf ook nooit vragen over gesteld, voor mij was het ook logisch. Ik kom uit de periode waar de discussie over zedenleer en godsdienst nog gevoerd werd. Ik maakte echter in de
1
lagere school al zelf de keuze om zedenleer te volgen. Het was duidelijk voor mij dat de enige keuze de staatsschool was en in Roeselare was dat het Koninklijk Atheneum. En toen u verder studeerde? Ik ben naar de normaalschool in Kortrijk geweest, maar mocht ik naar de universiteit gegaan zijn dan had ik voor Gent of Brussel gekozen en niet voor Leuven. Dit was voor mij een bewuste keuze. Was u tevreden over de leermethode in het K.A.? Ik heb veel leermethodes meegemaakt in het K.A., dit was, uiteraard, sterk afhankelijk van de leraar. Sommige waren beduidend beter dan andere. Diegene die ik het meest geapprecieerd heb, zijn diegene die veel zelfstudie en zelfactiviteiten gaven. Voor mij waren dit de leraren die wiskunde, geschiedenis en scheikunde gaven. Geschiedenis klinkt misschien wel eigenaardig als vak om zelfactiviteiten te doen, maar de toenmalige leerkracht gaf heel vaak opdrachten. We moesten per twee iets “uitzoeken” en dit dan voor de klas uitleggen, dat heb ik wel geapprecieerd. Dit was ook duidelijk bij mijn punten: voor de vakken die ik genoemd heb, had ik de beste punten. Andere leerkrachten die meer les gaven, bevielen mij minder. Ik kan niet zeggen dat het K.A. onverdeeld goed of onverdeeld slecht was op dit vlak, maar al bij al heb ik er een zeer goeie ervaring opgedaan. Heeft u dan wetenschappen gevolgd? Neen, ik heb Latijn-wiskunde gevolgd. Ik heb daar gedeeltelijk spijt van, maar gedeeltelijk ook niet. Er is altijd een discussie of je Latijn achteraf eigenlijk wel nodig hebt en het antwoord is nee. Maar aan de andere kant geeft het u een heel brede opvatting en een heel breed element om te kunnen kijken naar bepaalde zaken. Aangezien ik persoonlijk geïnteresseerd ben in geschiedenis, was Latijn geen zo’n slechte keuze want de helft van Latijn was ook al de geschiedenis van de Latijnse periode. Het heeft echter wel betekent dat ik achteraf minder keuze had. Ik was namelijk ook gedeeltelijk geïnteresseerd in wetenschappen, maar in Latijn (en zeker Latijn-wiskunde) kreeg je in scheikunde bijvoorbeeld enkel de anorganische scheikunde en niet de organische scheikunde. Dit betekende dat als je achteraf voor dokter wou studeren, je al een hele achterstand had. Latijn, en zeker Latijn-wiskunde beperken aan de ene kant maar bieden ook meer mogelijkheden. Wie kan dan zeggen wat de beste keuze is? In die tijd (en misschien nu nog altijd) was het ook zo dat, als je in de lagere school goede punten haalde, je de moeilijkste richting moest volgen. Dit was Latijn en dan later Latijn-wiskunde. Dus uiteindelijk doe je dit dan, ook op aanraden van de “adviseurs”. Ik heb er niet veel spijt van gehad, maar uiteindelijk heb ik in mijn professionele loopbaan iets gans anders gedaan. Wat heeft u dan gedaan als verdere studies? Ik heb na het middelbaar onderwijs hierover een grote discussie gehad met mijn vader. Mijn eerste keuze was om geschiedenis te volgen aan de universiteit maar mijn vader wees mij er op, en terecht, dat je met een doctoraat geschiedenis niet veel bent. Hij had mij dan gezegd dat ik toch ook een andere grote liefde heb, nl. wiskunde. Hij zei ook dat er altijd een gebrek zou zijn aan leerkrachten wiskunde. Dit heb ik ook gedaan, maar ik heb ook de beslissing genomen om naar de normaalschool te gaan. Dit was omdat ik mijzelf kende en als ik naar de universiteit zou gaan, zou ik waarschijnlijk te veel plezier maken en te weinig studeren. Naar de normaalschool in Kortrijk gaan betekende dat ik iedere avond terug naar Roeselare kon gaan met de trein. En dat je uiteindelijk jezelf meer onder controle hebt. En toch nog gestopt na één jaar. Omdat ik na één jaar al merkte, en dat was een verassing voor mij, gedeeltelijk, dat ik geen goesting had om de rest van mijn leven voor een klas te staan. Dat lag mij niet. Dit wil echter niet zeggen dat ik op leraars neerkijk, integendeel, o.a. mijn zus heeft ook de normaalschool gedaan en is afgestudeerd als lerares. Maar soms merk je gewoon of iets je ligt of niet en het was heel duidelijk voor mij dat dat niet hetgeen was wat ik wou doen, dus na één jaar ben ik gestopt en ben ik gaan werken.
Opschuiven in de vakbond En wat heeft u dan gedaan als werk?
2
Wel, ik heb een heel klein tussenstopje gedaan van zes maanden in Ieper, waar ik gewerkt heb als bediende op de verkoopsafdeling van een onderneming. Maar na die zes maanden ben ik overgestapt naar de vakbond. Dat was waar ik wilde terechtkomen en waar ik vandaag nog altijd zit, weliswaar niet meer op dezelfde plaats. Die keuze heb ik toen gemaakt, eigenlijk terwijl ik nog naar school ging. Dit was eigenlijk omdat ik die wereld kende, want mijn vader was ook actief in de vakbond. Hij was er eigenlijk een beetje op tegen dat ik dezelfde keuze maakte als hem. Om even het filosofisch element aan te halen: mijn vader zei dat, als je werkte bij de vakbond, je nooit gedaan had. Dan werk je heel lange uren en soms ook in het weekend, dan heb je geen familiaal leven en dus ook geen “geluk”. Dit was zijn visie natuurlijk, maar het bloed wou toch kruipen waar het niet gaan kon, dus ben ik toch in de vakbond geraakt. Achteraf heb ik wel moeten toegeven dat hij gelijk had op sommige vlakken. Maar gelijk hebben, betekent nog niet dat ik er spijt van heb dat ik het gedaan heb. Tot op vandaag heb ik geen enkele spijt van de keuze die ik gemaakt heb. Ondanks dat het mij mijn huwelijk gekost heeft. Ik heb dus die keuze gemaakt en ben altijd verder in de vakbond geëvolueerd. Ik ben eigenlijk gestart in de sector van de individuele hulpverlening, hier in Roeselare bij het ABVV in het kantoor voor sociaal dienstbetoon. Kort nadien ben ik opgeschoven omdat ik, uiteraard, daar tussendoor mijn legerdienst moest doen. Na mijn legerdienst was ik die post verloren, want die was ingenomen door iemand anders. Ik heb toen kunnen opschuiven naar verantwoordelijke van de jeugddienst. Ik ben gedurende drie jaar verantwoordelijke geweest voor de jeugddienst voor de regio Kortrijk – Roeselare – Ieper. Daarna ben ik overgestapt naar de metaalvakbond (afdeling binnen het ABVV). Dit was eerst drie jaar hier in Roeselare en dan ben ik gaan werken in Brussel in het hoofdkantoor. Toen ben ik van het individuele naar het collectieve overgegaan. Ik werd toen onderhandelaar voor CAO's (collectieve arbeidsovereenkomsten = loonsverhogingen, brugpensioen, arbeidsduur, ...), eerst voor de kleine sectoren. Van daaruit ben ik opgeschoven naar de grote metaalnijverheid. Daarvoor onderhandelde ik in Brussel op nationaal vlak voor de ganse metaalsector. Van daaruit ben ik dan actief geworden, voor mijn vakbond, op internationaal vlak. Daar word je dan ook een beetje actief, een beetje zichtbaar en in ’95 ben ik verkozen geweest als voorzitter van het CAO-comité. In ’99 heb ik dan de complete overstap gedaan, omdat ik dan de kans kreeg om van mijn vakbond over te gaan naar de Europese metaalvakbond en daar verkozen te worden. Dus sedert ’99 ben ik, wat men in vakbondsjargon, adjunct-secretarisgeneraal, noemt. Dat klinkt heel belangrijk, maar dat betekent dat ik, in principe, één van de twee politiek verantwoordelijken ben van de Europese metaalvakbond. Die hergroepeert quasi alle (99%) metaalvakbonden in Europa, met inbegrip van alle drie de vakbonden in België. Het klinkt allemaal heel wat, maar voor mij blijft het eigenlijk allemaal dagdagelijks werk. Je schuift een beetje op in de loop van uw carrière en zonder dat je het beseft, ga je van Roeselare naar Brussel en van Brussel naar Europa, met het voordeel dat het hoofdkantoor nog steeds in Brussel gevestigd is. Ik ben wel altijd in Roeselare blijven wonen, oorspronkelijk omdat ik dit huis hier heb gebouwd een jaar voor ik naar Brussel ging. Eerst wou ik een beetje kijken hoe het ging lopen en verhuisde ik niet onmiddellijk, maar later besef je dat je wel graag in Brussel werkt, maar dat je daar niet graag zou willen wonen. Ik ben geen grote stadsmens, ik voel mij daar opgesloten. Ik heb een eindje een appartement gehad, net na mijn scheiding, toen ik dacht dat dit het moment was om toch te gaan verhuizen, en toen heb ik gemerkt dat dit mij toch niet zo aanstond. En dan heb ik beslist om in Roeselare te blijven wonen en de verre afstand er bij te nemen. Mocht het hoofdkantoor niet in Brussel gelegen zijn maar in een ander land, zou u dan overwogen hebben om te verhuizen? Ik zou het overwogen hebben maar ik weet, eerlijkheidshalve, niet of ik het gedaan zou hebben. Er bestaat ook een internationale metaalvakbond, voor de ganse wereld en die heeft zijn hoofdkantoor in Genève, in Zwitserland. De zaak of ik daar zou willen gaan werken heeft zich nooit helemaal gesteld, omdat ik ook niet geïnteresseerd ben. Het verschil tussen Europa en internationaal is dat in Europa er nog gewoon vakbondswerk gedaan wordt, bijna hetzelfde als op nationaal vlak. Internationaal gaat meer over vergaderingen en is minder praktijkgericht. Ik zou het waarschijnlijk ook voor die reden afgewezen hebben, maar wellicht zou het feit dat het Genève was ook wel meegespeeld hebben. Zeker kan ik het natuurlijk nooit weten omdat de kans zich niet heeft voorgedaan. Ik heb de kans gekregen in Europa en dat was ook hetgeen wat mij interesseerde en daar is het kantoor nu eenmaal in Brussel. Ik was ook al begonnen met in Brussel te werken dus was dat een hele kleine moeite. Dus eigenlijk weet ik het niet, aan de andere kant moet ik wel zeggen, ik heb dit interview eerst moeten afgelasten. De job brengt dus wel met zich mee dat ik enorm veel in het buitenland ben. Ik zit
3
zo’n zestig procent van mijn tijd in het buitenland. Het houdt heel veel reizen in, ik verblijf dus ook vaak in hotels, wat veel minder leuk is dan wat sommigen denken. Ik merk aan velen dat, als ik dat zeg, zij denken dat dat tof is als ik naar Zweden of naar Rome of naar gelijk waar ga. Maar eigenlijk kloppen al die zaken helemaal niet. Ik ga zeker drie of vier keer per maand naar Parijs, maar dan neem je de trein naar Parijs, dan kom je in het station aan, neem je een taxi naar de vergadering, duurt dit twee dagen dan ga je naar je hotel en ga je iets eten, dan ga je terug naar de vergadering en als de vergadering gedaan is, neem je een taxi naar het station en ga je met de trein terug naar Brussel. Wat heb je dan uiteindelijk gezien van Parijs? Heel weinig! Ik klaag daar niet over, maar dat wordt door andere mensen verkeerd bekeken. Het is ook hetgeen waarvan je het vlugst zegt dat het eigenlijk niet hoeft. Als de vergaderingen in Brussel op kantoor kunnen zijn is dit even praktisch. Ik weet dat ik altijd veel naar het buitenland zal moeten gaan, maar het is zeker geen must voor mij.
Werk en privéleven Dus als u dan vakantie hebt, blijft u waarschijnlijk liever thuis? De laatste vijf jaar, inderdaad. Als ik nog eens op reis ga, is het met de wagen, voor een week, maximum, naar Frankrijk, om zeker ook te vermijden dat ik met het vliegtuig moet gaan. Ik heb al genoeg vliegtuigen en luchthavens gezien in de loop van het jaar om dat er dan nog bij te nemen. Ik ga wel, en dat is ook voor een stuk vakantie, ieder jaar, met de kerstperiode, voor een week naar Zweden naar vrienden en dat doe ik wel met het vliegtuig. Maar dat heb ik er dan toch voor over. Doordat je veel reist heb je waarschijnlijk ook veel buitenlandse mensen leren kennen en misschien ook veel buitenlandse vrienden gemaakt. Ik heb uiteraard wel vrienden hier en ook nog een aantal van mijn oud werk (de metaalvakbond) en ook van hier in de omgeving, maar mijn dichtste vrienden zijn inderdaad de internationale. Mijn beste vriendin is van Zweden, zij is getrouwd en dat is het koppel waarmee ik het beste overeenkom. Ik heb internationaal ook nog andere goede vrienden: mensen uit Kopenhagen, Parijs, ook iemand in Wenen die ik regelmatig bezoek. Dus uiteraard door deze job kom je veel mensen tegen van andere landen. Hier heb ik ook nog vrienden, ik heb een hele goede vriend waarmee ik ieder jaar wijn ga gaan proeven in Frankrijk. Plus een aantal vrienden van de postzegelclub, hier in Roeselare, waar ik probeer contact mee te houden. Heeft u dan nog veel tijd voor hobby’s? Veel te weinig. Eén van mijn hobby’s is lezen en dat gaat dus wel omdat je dat overal kunt doen. Mijn andere hobby is filatelie en daar heb ik geen tijd voor. Ik ben zelf voorzitter van de postzegelclub en ik heb, toen ik verkozen was in ’99 in de Europese metaalvakbond, aangeboden om ontslag te nemen. Dus wel nog actief te blijven en lid te blijven maar om de post van voorzitter af te staan omdat ik niet vaak zou kunnen komen. Ze hebben dit dan geweigerd en hebben dan een ondervoorzitter aangesteld, maar ik merk dat ik van de tien vergaderingen per jaar van de club er maximum twee of drie kan bijwonen. Dus, inderdaad, hobby’s zijn zeer beperkt, maar dat zijn dingen die je er moet bijnemen. Dat heeft er op een bepaald moment, zoals ik al eerder vermeldde, toe geleid dat ik met een scheiding zat. Mijn vader had wel gelijk, een familiaal leven is heel moeilijk als vakbondsman. Maar dan haal je waarschijnlijk toch wel veel plezier uit je job? Klopt inderdaad. Zoals ik al zei: ik zou het ook niet willen missen. Ik weet bijvoorbeeld, op het moment van mijn scheiding, ik werkte toen nog voor de Belgische vakbond, dat ik veel moest reizen. Het was toen rond de periode ’95-’99 en mijn toenmalige baas zei tegen mij: “Als dat zo is, moeten we je misschien terugtrekken van dat internationaal vlak, want dan ga je misschien nog iets kunnen doen.” Ik heb toen ook gezegd tegen hem dat het nu te laat is, jammer genoeg, en als hij mij van het internationaal vlak zou weg trekken, ik het plezier in mijn werk zou verliezen plus ook het contact met mijn vrienden. Uiteindelijk zit er ook een stuk compensatie in. Het werk doe ik met enorm veel plezier. En heeft u kinderen? Neen, gelukkig. 4
En zou dit een invloed gehad hebben, dat u misschien minder snel internationaal zou gegaan zijn? Dat zou misschien inderdaad wel gekund hebben. Ik ben redelijk vroeg internationaal gegaan, als je kijkt in de vakbondswereld. De meeste van mijn collega’s starten heel vaak eind de jaren veertig begin de jaren vijftig. Ik was, op het moment dat ik verkozen werd, negenendertig. Dat is dus heel jong, dus moest ik kinderen gehad hebben, dan zou ik wellicht ook nog een beetje afgewacht hebben. Het is heel goed mogelijk dat dat, inderdaad, een ander besluit zou geweest zijn. Maar ja, er waren geen kinderen dus, uiteindelijk, neem je dan een andere beslissing ook. Bent u van plan om tot het einde van uw carrière internationaal actief te blijven of om stilletjes aan terug nationaal te gaan werken? Dat is een heel goeie vraag. Naar werk toe zou ik zeggen dat ik liefst dit zou willen blijven doen. Fysiek weet ik niet of dat mogelijk zal zijn. Dat is iets waar we allemaal mee geconfronteerd worden. We hebben dat ook gemerkt. We hebben een groep van internationale vakbondsleden in Brussel en daar wordt vaak over gebabbeld en iedereen geeft dat toe, dat met de jaren het reizen, de vluchten, de luchthavens, het sleuren en sjorren met bagage, dat dat steeds maar lastiger wordt. Dus, zal dat mogelijk zijn? Ik weet het niet. De bedoeling is wel dat ik dit nog vier tot zeven jaar doe. Nu, ik heb ook wel een afspraak gemaakt met mijn thuisvakbond in België dat, als ik nood heb om terug te keren naar België, voor één of andere reden, dat ik terug bij hen terecht kan. Dat ik zal opgevangen worden en niet zonder job zal terechtkomen. Het kan natuurlijk ook, want in ons vak heb je veel contacten, dat je ergens anders een andere job vindt. Dus ook dat is een mogelijkheid die zeker kan overwogen worden. Want uiteindelijk heb ik mijn ganse carrière in de vakbond gedaan, maar dat betekent toch wel dat ik al vier verschillende werkgevers heb gehad. Dus je wisselt toch van werkgever, en uiteindelijk raak je dat gewoon op een bepaald moment. Verandert u dan ook veel van collega’s of blijft u dezelfde mensen telkens ontmoeten? Wel, uiteraard, als je van Roeselare naar Brussel verhuist, krijg je een aantal andere collega’s, maar verlies je die van Roeselare niet helemaal uit het oog omdat je, uiteraard, nog altijd vergaderingen hebt waar die regionale of lokale mensen ook uitgenodigd worden en waar je ze dus terug ontmoet. Dus dat gebeurt heel vaak, ook op internationaal vlak. Ik was iemand die in mijn nationale vakbond naar internationale vergaderingen ging, heel veel. Nu ben ik wel de organisator van die vergaderingen maar zie ik wel mensen van mijn vakbond daar naar toe komen. Uiteindelijk hou je wel nog voor een stuk contact, maar verlies je wel ook contact met een aantal andere, vooral administratieve medewerkers omdat zij niet reizen. Dus de bedienden die helpen op kantoor, verlies je een beetje meer uit het zicht, omdat die niet naar vergaderingen gaan.
Werk en geluk Is uw visie op geluk dan vooral uw werk en uw hobby’s? Oorspronkelijk hoorde mijn huwelijk daar natuurlijk ook bij, dat geef ik grif toe. Ik bedoel, het is niet met plezier dat ik gescheiden ben. Achteraf kan je misschien wel zeggen dat het onvermijdelijk was, maar het is niet iets dat je met plezier doet, zeker en vast niet. Het was ook al vijftien jaar dat ik getrouwd was, dus dat is toch ook wel al een eindje. Maar uiteindelijk maak je dan wel van uw visie iets anders. Ook al omdat je dan in een job zit waar dat het uiteindelijk moeilijk is om een nieuwe vaste relatie op te bouwen. Want zeker een nieuwe vaste relatie heeft tijd nodig en als je veel reist, heb je die tijd niet. Dus je zoekt inderdaad wel voor een stuk alternatieven en die vind je dus in je werk en in je hobby’s. Ik kan ook niet ontkennen, het is nu twaalf jaar dat ik gescheiden ben, dat je uiteindelijk het voor een stuk gewoon wordt en dat je je meer en meer begint te beschouwen als een vrijgezel. Je gaat daar wel aan voorbij, het geluk ligt in vanalles dat je kan doen en waar je plezier aan hebt. Ook contact met de rest van je familie, ook contact met uw vrienden. Moest ik getrouwd zijn, dan zou ik ook niet met Kerstmis op reis gaan naar Zweden om mijn vrienden te bezoeken. Er zit voor een stuk geven en voor een stuk nemen in. Had uw vrouw dan ook een totaal andere job? 5
Toen we scheidden, had ze eigenlijk geen job, was ze werkloos. Maar dat heeft eigenlijk weinig, of misschien heeft het wel meer meegespeeld want dan zat ze ook een hele dag alleen thuis. Dus als je het op die manier bekijkt, heeft het misschien wel meegespeeld. Er zijn meer elementen die daar in meespelen in ieder geval, dus het is niet het enige. Mijn vrouw was trouwens ook iemand van het Koninklijk Atheneum. Maar ik heb ze niet ontmoet tijdens school. Eén van de vragen was ook wat u ons aanraadt om te doen om verder te raken in ons leven, enkele tips of zo. (denkt lang na) Dat is een hele moeilijke vraag, ook al omdat mijn carrièrekeuze niet de meest logische was in vergelijking met de studies die ik gevolgd heb. Ik zou bijna dezelfde raad geven zoals mijn vader indertijd: kies iets uit waar je goed in bent, maar waar ook vraag naar is. Kies dus niet iets uit waarin je goed bent, maar waarvan je weet dat je nergens terecht kan komen. Je kan dan ook geluk hebben, ik heb iemand gekend die psychologie heeft gedaan en daarmee raak je ook nergens. Met psychiatrie kan je nog als dokter optreden maar psychologie is één van die opleidingen waar je uiteindelijk niet veel mee bent. Die persoon zijn tweede keuzevak was filosofie, dus prachtig om te studeren, dat ga ik niet ontkennen, maar die is, via alternatieve werkrelatie-elementen in de jaren ’80, terechtgekomen in de vakbond. Hij heeft dan geluk gehad en is dan nog ergens terechtgekomen via de politieke weg, zoals ik, en is nu voorzitter van het ABVV West-Vlaanderen. Dus het kan, maar dan moet je wel geluk hebben. Als je dan geen geluk hebt en gewoon een beetje blijft rondhangen, dan ga je zeker geen job krijgen die evenwaardig is met uw diploma. Dus iets waar je goed in bent, maar die ook gevraagd wordt. Het tweede element is ook, en dat is dan een beetje mijn opvatting erover, dat je moet doen wat je wil doen. Want moest ik dat gedaan hebben, dan zou ik geschiedenis gestudeerd hebben in Brussel en met geschiedenis zou ik toch in de vakbond terecht gekund hebben. Het zou dus zeker geen tegendraadse situatie geweest zijn. Dus vandaar dat ik zeg dat het moeilijk lijkt als je niet weet wat je moet doen, want ik wist het zelf ook niet toen ik afstudeerde, maar een jaar later, toen ik normaalschool gedaan had, wist ik het wel. Dus toen was het duidelijk en als het duidelijk is wat je wil doen, moet je er voor gaan. Zelfs, soms, met een stuk risico. Want ik had uiteindelijk ook die job bij dat bedrijf in Ieper toen ik overstapte naar de vakbond, omdat ik die mogelijkheid kreeg. Ik kon ook bij dat bedrijf in Ieper gebleven zijn, ik was daar op dat moment administratief bediende in de verkoopsdienst, dus ik kon daar ook gebleven zijn en een mooie carrière gehad hebben. Soms moet je dus risico’s durven nemen, zolang dat het alternatief iets is dat je werkelijk wil doen. Dat was het ongeveer, dank u wel voor dit interview.
6