Ruimtelijke onderbouwing Vomar te Heemstede projectnummer 13024
Opdrachtgever:
Trottoir Participaties B.V. mevrouw J. Reichenfeld Loet 2 1911 BR Uitgeest
Versienummer:
1.0
Datum:
21 mei 2013
Auteur:
mr. M.W. van der Hulst
Controle:
drs. I.M. Dias
Paraaf:
Mees Ruimte & Milieu | Postbus 854 | 2700 AW Zoetermeer
[email protected] | www.meesruimteenmilieu.nl | IBAN NL94ABNA0587770562 | KvK 34237628
Pagina | 1
COLOFON Mees Ruimte & Milieu | Postbus 854 | 2700 AW Zoetermeer 085 – 744 08 38 085 – 744 08 37 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch op geluidsband of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Mees Ruimte & Milieu.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 2
Inhoudsopgave
pagina
1
Inleiding ............................................................................................................................. 5
2
Planbeschrijving ................................................................................................................ 6 2.1 Projectlocatie .............................................................................................................. 6 2.2 Projectplan ................................................................................................................. 6 2.3 Vigerend bestemmingsplan ....................................................................................... 9
3
Ruimtelijk beleid .............................................................................................................. 11 3.1 Rijksbeleid ................................................................................................................ 11 3.1.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) ...................................... 11 3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte............................................................. 11 3.2 Provinciaal beleid ..................................................................................................... 12 3.2.1 Structuurvisie 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie ..... 12 3.3 Gemeentelijk beleid ................................................................................................. 12 3.3.1 Collegeprogramma 2010 – 2014 ...................................................................... 12 3.3.2 Herziening Beleidsstrategie Heemstede 2015 ................................................. 14 3.3.3 Welstandsnota .................................................................................................. 14 3.4 Conclusie ruimtelijke beleid ..................................................................................... 15
4
Planologische en stedenbouwkundige motivering ......................................................... 16
5
Analyse van verkeer- en parkeeraspecten ..................................................................... 18
6
Milieu- en omgevingsaspecten ....................................................................................... 20 6.1 Bedrijfs- en milieuzonering....................................................................................... 20 6.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol ........................................................................ 20 6.3 Externe veiligheid ..................................................................................................... 21 6.4 Bodem (milieukundig) .............................................................................................. 26 6.5 Geluid ....................................................................................................................... 26 6.6 Luchtkwaliteit ............................................................................................................ 27 6.7 Waterhuishoudkundige situatie (watertoets)............................................................ 29 6.8 Ecologie.................................................................................................................... 31 6.9 Archeologie en cultuurhistorie ................................................................................. 32 6.10 Mer-beoordeling ....................................................................................................... 33 6.11 Duurzaamheid .......................................................................................................... 35
7
Privaatrechtelijke beperkingen ........................................................................................ 36 7.1 Kabels en leidingen ................................................................................................. 36 7.2 Erfdienstbaarheden .................................................................................................. 36
8
Beschrijving economische uitvoerbaarheid .................................................................... 36
9
Conclusie ruimtelijke en functionele inpasbaarheid ....................................................... 37
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 3
Bijlagen 1
Voorlopig ontwerp
2
Akoestisch onderzoek
3
Quickscan flora en fauna
4
Verkeersonderzoek
5
DPO
6
Bodemonderzoek
7
KLIC-melding
8
Onderzoek erfdienstbaarheden
9
Préadvies Rijnland
10 Haalbaarheidonderzoek riolering
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 4
1
Inleiding
In opdracht van Trottoir Participaties B.V., onderdeel van Hoorne B.V., heeft Mees Ruimte & Milieu een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor de gewenste ontwikkeling van een full service supermarkt met parkeerkelder ter plaatse van het bedrijventerrein Binnenweg 72 abc en het naastgelegen garageboxencomplex aan de Eikenlaan. Voor deze ontwikkeling dient een planologische procedure te worden doorlopen. De planologische procedure zal doorlopen worden in de vorm van een bestemmingsplanprocedure. Na een uitgebreid overlegtraject met de vereniging Buurtgenoten Binnenweg-Oost en de positieve uitkomst van het distributieplanologisch onderzoek, hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede op 30 augustus 2012 het voornemen uitgesproken een ruimtelijk haalbaarheidsonderzoek te willen starten naar de mogelijkheden van het vestigen van een full service supermarkt van maximaal 1.900 m2 op deze locatie. Nadat een meerderheid van de raadscommissie Ruimte met dit voornemen heeft ingestemd, heeft het college op 27 november 2012 besloten het haalbaarheidsonderzoek te starten. Het haalbaarheidsonderzoek houdt concreet in dat Trottoir Participaties B.V. wordt verzocht een voorlopig ontwerp van de supermarkt met een ruimtelijke onderbouwing aan te leveren. De ruimtelijke onderbouwing zal worden beoordeeld op de vraag of een supermarkt op deze locatie vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. In de voorliggende rapportage wordt de onderbouwing gegeven waarin het project zowel ruimtelijk als milieutechnisch gemotiveerd wordt. Wanneer op basis van het ruimtelijk haalbaarheidsonderzoek blijkt dat de procedure in gang gezet kan worden, zal deze ruimtelijke onderbouwing omgevormd worden tot een toelichting van het bestemmingsplan.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 5
2
Planbeschrijving
2.1
Projectlocatie
De projectlocatie is gelegen tussen de percelen aan de Binnenweg, Julianalaan, Eikenlaan en Berkenlaan te Heemstede. Het terrein is momenteel deels in gebruik als bedrijventerrein en wordt deels door garageboxen ingevuld. De Vomar wordt gerealiseerd binnen de kadastrale percelen Heemstede A 5673, Heemstede A 8431, Heemstede A 9600 en Heemstede A 9599. Deze percelen zijn in eigendom van Trottoir Participaties B.V. De projectlocatie is aan drie kanten omringd door woningen en aan één kant met winkels met bovenwoningen. De toegang van de parkeerkelder wordt gerealiseerd op het openbare parkeerterrein aan de Eikenlaan, met de kadastrale aanduidingen Heemstede A 9626 en Heemstede A 9860. figuur 1: 1: luchtfoto projectlocatie
2.2
Projectplan
Op de projectlocatie wordt een supermarkt van Vomar Voordeelmarkt (hierna te noemen: Vomar) gerealiseerd van 1.802 m² b.v.o.. De Vomar wordt voorzien van 131 parkeerplaatsen. Deze worden bijna geheel (117 parkeerplaatsen) in een parkeerkelder onder de supermarkt verwezenlijkt. Voor bezoekers die met de fiets komen, is bij de entree van de winkel ruimte om 70 fietsen te stallen. Een deel van de fietsen kan worden gestald onder een overkapping.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 6
figuur 2: impressie plattegrond Vomar
figuur 3: impressie plattegrond parkeergarage
In het separaat uitgevoerde Verkeersonderzoek van Oranjewoud (zie bijlage) zijn verschillende varianten voor de ontsluiting van de parkeergarage onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de beste variant een ontsluiting vanaf het bestaande parkeerterrein aan de Eikenlaan is. Deze ontsluitingsvariant is derhalve uitgangspunt bij deze ruimtelijke onderbouwing. Om overlast naar de omgeving te minimaliseren, is er voor gekozen het laden en lossen inpandig te laten plaatsvinden. De bouwhoogte van de expeditie is hierop aangepast. Door een inpandige expeditie, vindt geen goederenopslag plaats op het buitenterrein. Vomar maakt gebruik van een zogenaamde” retour afvalstroom”, waarbij de leverende vrachtwagens het afval van de winkel retour nemen naar het distributiecentrum. Het aantal vervoersbewegingen wordt hierdoor gereduceerd, omdat geen specifiek afvaltransport meer nodig is. Bovendien wordt het afval inpandig opgeslagen/getransporteerd, zodat de omgeving hier geen hinder van ondervindt. Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 7
Het pand zal bestaan uit verschillende compartimenten, namelijk het winkeloppervlak, de personeelsruimte, opslagruimte en de expeditie. De oppervlaktes van de verschillende ruimtes zijn weergegeven in tabel 1 en de bouwhoogtes in tabel 2. tabel 1: oppervlaktes
Winkeloppervlak Personeelsruimte Opslagruimte Expeditie Totaal b.v.o.
tabel 2: bouwhoogten bouwhoogten
1.507 m² 90 m² 90 m² 115 m² 1.802 m²
Bouwhoogte Bouwhoogte expeditie
4,25 m 5,30 m
Het gebouw wordt rechthoekig uitgevoerd, waarbij met de positionering rekening is gehouden met de bereikbaarheid van alle omliggende percelen. Achteringangen van omliggende woningen en winkels blijven toegankelijk. Op het binnenterrein worden 14 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarnaast is ruimte voor vrachtwagens om te manoeuvreren. Tevens is aan de achterzijde ruimte voor 15 fietsen ten behoeve van personeel. figuur 4: referentie beelden
De entree wordt uitgevoerd in de huisstijl van Vomar en wordt aangesloten op de Binnenweg. Op dit moment wordt uitgegaan van een aansluiting op de Binnenweg via het tussenpad ter hoogte van Binnenweg 72. In de nadere uitwerking van het plan zal gezocht worden naar mogelijkheden om de entree direct aan te sluiten op de Binnenweg. De gevels worden uitgevoerd in metselwerk, die qua kleur zal aansluiten bij andere bouwwerken in de omgeving (zie figuur 4). Reclame wordt beperkt tot bij de entree in de vorm van logo’s en een plaatstalen Vomar Voordeelmarkt gele band. Het dak krijgt een natuurlijke en groene uitstraling door het toepassen van mos-sedum. De definitieve keuze voor materalen zal worden overlegd met de omgeving en de welstandscommissie.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 8
figuur 5: vormperspectieven entree en achterterrein
2.3
Vigerend bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan voor de projectlocatie is het bestemmingsplan “Centrum en omgeving” van Gemeente Heemstede, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 april 2011. De projectlocatie bestaat uit verschillende bestemmingen. De locatie waar nu garageboxen staan heeft als enkelbestemming ‘Verkeer’, als dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 6’ en een functieaanduiding ‘garage’. Er geldt een bebouwingspercentage van 50% en een bouw- en goothoogte van 3 meter. De locatie waar nu bedrijven staan heeft als enkelbestemming ‘Bedrijf-1’ en als dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 6’. Er geldt een bebouwingspercentage van 90%, een bouwhoogte van 6 meter en een goothoogte van 4 meter. Een klein deel van de Vomar valt binnen bestemming ‘Centrum-1’. Hier geldt een bouwhoogte van 4 meter en een bebouwingspercentage van 100%. De hoofdtoegang dient gesitueerd te zijn aan de Binnenweg. De toegang van de parkeerkelder en de parkeerkelder zelf, vallen binnen de bestemmingen ‘Verkeer’, ‘Centrum-1’ ‘Gemengd-6’ en ‘Gemengd-7’. Binnen deze bestemmingen mag geen ondergronds bouwwerk worden gebouwd (buiten de bouwvakken).
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 9
figuur 6: uitsnede bestemmingsplankaart
Voorgenomen ontwikkeling is strijdig met het bestemmingsplan “Centrum en omgeving”, omdat: • de functie van een supermarkt niet is toegestaan binnen de vigerende bestemmingen ‘Verkeer’ en ‘Bedrijf-1’; • binnen de huidige bestemming ‘Verkeer’ niet hoger gebouwd mag worden dan 3 meter en binnen de bestemming ‘Centrum-1’ niet hoger dan 4 meter; • binnen de bestemmingen ‘Verkeer’, ‘Centrum-1’, ‘Gemengd-6’ en ‘Gemengd-7’ geen ondergronds bouwwerk gebouwd mag worden (buiten de bouwvlakken); • wanneer de hoofdtoegang niet gesitueerd is aan de Binnenweg, dit ook strijdig is met de bestemming ‘Centrum-1.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 10
Naast de strijdigheden met het bestaande bestemmingsplan, levert de geplande ontwikkeling ook verbeteringen op ten opzichte van wat binnen het vigerende bestemmingsplan mag worden gerealiseerd: • Binnen bestemmingsvlak ‘Bedrijf-1’ is nu een bouwhoogte toegestaan van 6 meter; deze wordt met de voorgenomen ontwikkeling teruggebracht naar 4.25 meter. • Voor het bestemmingsvlak ‘Bedrijf-1’ geldt een bebouwingspercentage van 90% en voor het bestemmingsvlak Verkeer een bebouwingspercentage van 50%. Daarmee kan onder het vigerende bestemmingsplan 1.870 m² b.v.o. aan bebouwing worden gerealiseerd. In de voorgenomen ontwikkeling wordt slechts 1.802 m² b.v.o. gebouwd.
3
Ruimtelijk beleid
3.1
Rijksbeleid
3.1.1
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Nadat de AMvB ruimte na de val van het voorgaande kabinet controversieel was verklaard, is onder het laatste kabinet het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening opgesteld. Dit besluit legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het meest recente ontwerp kent vergaande wijzigingen ten opzichte van eerdere versies. Het kabinetsbeleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor komt onder andere de aanwijzing van nationale landschappen te vervallen. Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat naar de provincies. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren. Op dit moment legt het Barro geen restricties op voor de onderhavige locatie. 3.1.2
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Zij verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien: • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys. • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed. • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners. In onderhavig geval is er geen sprake van rijksverantwoordelijkheid en daarmee wordt beleid hierover overgelaten aan de provincie en de gemeente.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 11
De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota’s zoals de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en de Pieken in de Delta. De structuurvisie is begin 2012 in werking getreden. In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen benoemd. Geen van de nationale belangen is relevant voor onderhavig project.
3.2
Provinciaal beleid
3.2.1
Structuurvisie 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld en herzien op 23 mei 2011 en 22 januari 2013. De Provincie Noord-Holland heeft gekozen voor drie hoofdbelangen: klimaatbestendigheid, duurzaam ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie borduurt voort op en heeft de eerdere streekplannen vervangen. Met name de scheiding tussen landelijk en stedelijk gebied komt sterk naar voren in de visie. In het landelijk gebied is de provincie veel meer terughoudend ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen dan in het stedelijke gebied, waar lokale overheden veel meer vrijheid hebben om hun eigen beleid te voeren. Naast de structuurvisie heeft de provincie een verordening vastgesteld waarin regels zijn opgenomen die de provinciale belangen beschermen. Deze regels zijn een uitwerking van de structuurvisie. De gehele projectlocatie bevindt zich binnen bestaand bebouwd gebied (zie figuur 7). Dit betekent dat er vanuit de provincie in zijn algemeenheid geen beperkingen worden opgelegd voor de ontwikkeling van stedelijke functies. De functieverandering sluit aan bij de aanwijzing van bestaand bebouwd gebied. figuur figuur 7: uitsnede bestaand bebouwd gebied (kaartviewer NoordNoord -Holland geraadpleegd op 2 april 2013)
3.3
Gemeentelijk beleid
3.3.1
Collegeprogramma 2010 – 2014
Voor de periode van 2010 – 2014 heeft het college een programma vastgesteld, dat vooral in het teken staat van financiële beperkingen.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 12
Hoewel bezuinigingen op de voorzieningen onvermijdelijk zijn, doet het college zijn uiterste best om de kwaliteit die Heemstede nu te bieden heeft zo veel mogelijk te behouden en om de kansen die zich in Heemstede voordoen zo goed mogelijk te benutten. Naast de financiële situatie legt ook de demografische ontwikkeling een druk op de kwaliteit van het woonklimaat in Heemstede. Er zijn daarom maatregelen nodig die bijdragen aan een evenwichtige opbouw van de Heemsteedse bevolking en aan het in stand houden van het prettige leefklimaat. Door daarbij als gemeente duurzaam te opereren, ook financieel, kan Heemstede de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. Het college wil de aantrekkingskracht van Heemstede op (jonge) gezinnen vergroten door het woningaanbod voor deze doelgroep te verbeteren op locaties waar dat mogelijk is. Ook moet de mogelijkheid aantrekkelijker worden voor ouderen om door te stromen naar een gelijkvloerse woning, waarbij vaker zorgvoorzieningen aanwezig zijn. Voor de uitwerking van haar beleid heeft het college uitgangspunten opgesteld, waar aan getoetst dient te worden. Het betreft uitgangspunten met betrekking tot: wonen: het college streeft naar wijken met eengezinswoningen met voldoende (privé)groen en dat in de gebieden met veel groen alleen vervanging van huidige bebouwing mogelijk is. Om doorstroming op de woningmarkt te bevorderen, richt het college zich op het realiseren van woonvoorzieningen voor senioren. voorzieningen; het aangename woonklimaat van Heemstede wordt mede bepaald door de goede voorzieningen, zoals het bos, de kinderboerderij, speelterreintjes, sportclubs, het zorgloket en de bibliotheek. Bij alle voorzieningen moeten nut en noodzaak goed worden bewaakt. Burgers moeten bereid zijn voor deze kwaliteit te betalen en de gemeente moet altijd kijken of het beter kan en of het voor minder geld kan. duurzaamheid; duurzaamheid gaat om de harmonieuze verbinding van de elementen ‘People, planet en profit’. Het gaat om kwaliteit en is noodzakelijk voor ons welzijn en het behoud van onze welvaart in de toekomst. Het college beoordeelt duurzame initiatieven pragmatisch op kosten en baten op lange termijn en toont inzet en leiderschap op initiatieven waar veel potentieel in zit. Ook omarmt het college energiebesparing en CO2reductie zolang dit past in een financieel duurzaam kader. economie, werk en waar mogelijk en wenselijk vervult de gemeente een (pro)actieve rol bij inkomen; het stimuleren van de ‘bedrijvigheid’ in Heemstede. Door aandacht te geven aan het bedrijfsleven en het goede winkelaanbod in stand te houden, blijft Heemstede aantrekkelijk en ontstaat een gezonde lokale economie. verkeer. het college verbetert de veiligheid voor fietsers door de aanleg van vrijliggende fietspaden, veiligere oversteekplaatsen en 30 km-zones. Verder geldt bij bouwprojecten dat eerst de verkeerssituatie geregeld moet worden voordat er gebouwd kan worden. Tenslotte moeten nieuwe verbindingswegen worden aangelegd om het verkeer in de toekomst meer om Heemstede heen te leiden. Voorgenomen ontwikkeling geeft een positieve impuls aan uitganspunt ‘economie, werk en inkomen’. Met de vergroting van de Vomar worden circa 40 extra arbeidsplaatsen gecreëerd. Ook blijkt uit het uitgevoerde distributieplanologisch onderzoek dat de beoogde ontwikkeling van Vomar een sterke verbetering oplevert van de verdeling van bronpunten in het centrumgebied. Daarnaast komt de overmaat aan parkeerplaatsen ten goede aan alle winkeliers in het centrumgebied. Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 13
Bij de ontwikkeling van de Vomar zal aandacht worden besteed aan duurzame elementen. Dit is o.a. terug te vinden in de vormgeving, isolatie en energiegebruik van de Vomar. 3.3.2
Herziening Beleidsstrategie Heemstede 2015
In de Herziening Beleidsstrategie Heemstede 2015 geeft de gemeente haar langetermijnvisie vorm aan de hand van de invalshoeken wonen, werken en welzijn. wonen:
werken:
welzijn:
voor ‘wonen’ streeft de gemeente naar een gedifferentieerde, kwalitatief goede woningvoorraad die zoveel mogelijk beantwoordt aan de wensen en behoeften van woningzoekenden uit Heemstede en de regio. Daarbij wordt veel belang gehecht aan een kwalitatief goede en groene woon- en leefomgeving. Voor de aanpak van de woon- en leefomgeving wordt een integrale wijksgewijze benadering voorgestaan. voor ‘werken’ wil de gemeente de twee bestaande locaties waar bedrijvigheid is geconcentreerd handhaven, maar niet verder uitbreiden. Voor de Nijverheidsweg e.o. wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering en/of duurzame inrichting. Op kleinere schaal wordt de functiemenging van wonen en werken waar mogelijk gefaciliteerd door planologische inpassing van met name zakelijke dienstverlening. Op Heemsteedse schaal slaat ‘economie’ vooral op de detailhandel. De gemeente heeft een goed en gevarieerd winkelbestand dat een grote bijdrage levert aan de levendigheid en het is dan ook van groot belang de winkelcentra levensvatbaar te houden. ‘welzijn’ is in de eerste plaats gericht om te voorkomen dat Heemsteedse inwoners maatschappelijk in een achterstandssituatie belanden of sociaal buiten de gemeenschap komen te staan. Daarnaast bestaat de wens van de gemeente om voorwaarden te scheppen voor de aanbieding en instandhouding van een breedgeschakeerd pakket van voorzieningen en activiteiten.
Het huidige gebruik als bedrijventerrein en garageboxen draagt niet, of zeer beperkt, bij aan het functioneren van het centrumgebied. Door hier de functie detailhandel toe te staan, vindt een versterking plaats. Uit het uitgevoerde distributieplanologisch onderzoek blijkt dat de beoogde ontwikkeling van Vomar bijdraagt aan een goed en gevarieerd winkelbestand en daarmee aan de levendigheid van het centrumgebied. 3.3.3
Welstandsnota
In de Welstandsnota Gemeente Heemstede (mei, met wijzigingen in september 2007, januari 2010 en april 2011) is het gemeentelijk grondgebied opgedeeld in diverse gebieden met een eigen karakteristiek. Voorgenomen ontwikkeling valt aan de westgevel voor deel in het gebied van het gebied ‘Raadhuisplein, Raadhuisstraat, Binnenweg’ en voor het overige deel in het gebied ‘Woongebied ten oosten van Raadhuisplein, Raadhuisstraat en Binnenweg’. Bij de vormgeving van de Vomar dient rekening gehouden te worden de algemene welstandscriteria voor de gemeente Heemstede en de specifieke welstandscriteria voor de twee gebieden die van toepassing zijn. Omdat de criteria voor het gebied ‘Woongebied ten oosten van Raadhuisplein, Raadhuisstraat en Binnenweg’ zijn toegespitst op woningen, dient door de welstandcommissie een specifieke afweging gemaakt te worden voor een supermarkt in dit gebied.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 14
figuur 6: Uitsnede welstandnota – opdeling gebieden
3.4
Conclusie ruimtelijke beleid
Voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan ruimtelijk beleid. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het projectplan past binnen de kaders van rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 15
4
Planologische en stedenbouwkundige motivering
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de planologische en stedenbouwkundige aspecten. Voorgenomen ontwikkeling is een herontwikkeling van garageboxen en bedrijven naar een supermarkt. De projectlocatie ligt in het centrumgebied, dat zich kenmerkt door de aanwezigheid van detailhandel, horeca en wonen. Het terrein is omringd door woningen en winkels. Bij de materiaalkeuze, vormgeving en kleurstelling van de supermarkt is rekening gehouden met een goede inpassing van het terrein. De inpasbaarheid wordt verder versterkt door het toepassen van een mos-sedum dak. Niet alleen vanuit een esthetisch oogpunt is voor dit type dak gekozen, maar ook voor de bijdrage die het heeft op het gebied van duurzaamheid. Ongeveer 60% van het terrein wordt bebouwd, zodat per saldo minder bebouwingsdichtheid wordt gerealiseerd dan in het huidige bestemmingsplan is toegestaan. In de huidige situatie kan ongeveer 1.870 m² worden bebouwd en in de nieuwe situatie zal dit slechts 1.802 m² zijn. Het grootste deel van de bebouwing wordt gerealiseerd waar op basis van het huidige bestemmingsplan tot 90% met een hoogte van 6 meter bebouwd kan worden. Het deel dat in de huidige situatie bestemd is met een bebouwingspercentage van 50% en een bouwhoogte van 3 meter, blijft grotendeels onbebouwd. Dit open terrein wordt ingericht met parkeerplaatsen en manoeuvreerruimte voor vrachtwagens en blijft hiermee deels gelijk aan de huidige verkeersbestemming. Met de invulling van verkeeraspecten is rekening gehouden met een goede woon- en leefomgeving en aan de uitstraling van het gebied. Door ondergronds parkeren, een entree ter hoogte van bestaande parkeervoorzieningen en een inpandige expeditie, wordt overlast bij de direct aanliggende woningen tot een minimum beperkt. Daarnaast worden 59 extra parkeerplaatsen gerealiseerd, waardoor de bestaande parkeerdruk in het omliggende gebied afneemt. In maart 2012 is een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd door RBOI (zie bijlage) voor de ontwikkeling van de Vomar in relatie met een nieuwe Albert Heijn, om te bepalen of het verstandig is om medewerking te verlenen aan het verzoek van Vomar en onder welke verdere voorwaarden medewerking verleend kan worden. In het DPO wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: 1. Is er door de beoogde ontwikkeling van Vomar sprake van duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van Heemstede? 2. Is de ontwikkeling van Vomar een versterking voor de detailhandelsstructuur van Heemstede in het algemeen en die van het centrumgebied in het bijzonder? Met de resultaten van de analyse zijn de hoofdvragen van het onderzoek beantwoord. De ontwikkeling zal leiden tot een verandering in de koopstromen. De verwachting is dat deze ontwikkeling niet zal leiden tot een grote verschuiving binnen het winkelaanbod. Per saldo is er voldoende economisch draagvlak voor het grotere winkelaanbod in Heemstede. Er is geen sprake van duurzame ontwrichting. Na ontwikkeling van Vomar en inclusief de beoogde ontwikkeling van Albert Heijn kunnen de inwoners van Heemstede en de inwoners van de buurgemeenten op aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen blijven doen. De beoogde ontwikkeling van Vomar betekent een sterke verbetering van de verdeling van bronpunten in het centrumgebied. Ten eerste krijgt het middendeel van de Binnenweg ('het Plein') de beschikking over een belangrijke consumententrekker. Onderzoek heeft uitgewezen dat 75% van de consumenten die boodschappen doen bij een fullservice-supermarkt ook winkels binnen het zicht van de supermarkt bezoeken.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 16
Ten tweede beoogt Vomar een parkeergarage met een overmaat aan parkeerplaatsen te realiseren, waardoor de winkel niet alleen ruim voldoende plaatsen heeft voor de eigen behoefte, maar ook het parkeertekort in dit deel van het centrumgebied sterk terugbrengt (tot een vermindering van 91%). De zekerheid van parkeren in dit deel van het centrumgebied neemt daarmee sterk toe, hetgeen ten goede komt aan alle winkeliers in het centrumgebied. Uitblijven van de ontwikkeling van Vomar heeft negatieve gevolgen door het wegvallen van een trekker voor het centrum, waardoor het draagvlak voor winkels afneemt. Ook verzwakt naar verwachting het middendeel ('het Plein') op termijn doordat het parkeertekort hier langdurig blijft bestaan. Een andere kostendrager voor een gebouwde parkeergelegenheid is niet snel gevonden. Met de herontwikkeling van bedrijventerrein en garageboxen naar detailhandel in de vorm van een supermarkt, worden de huidige functies in het centrumgebied versterkt.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 17
5
Analyse van verkeerverkeer- en parkeeraspecten
In het kader van de herontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan. Deze aspecten zijn onderzocht door Oranjewoud (zie bijlage 3). Door Oranjewoud zijn vier varianten onderzocht, welke allen verschillen in aantal m² b.v.o., de ontsluiting van autoverkeer en de ontsluiting van expeditieverkeer. Van alle varianten, komt variant B als beste variant uit de studie naar voren. Oranjewoud heeft de ontwerpen die beschikbaar waren ten tijde van de opdracht als uitgangspunt genomen. Inmiddels is het voorlopig ontwerp in deze ontsluitingsvariant B verder uitgewerkt. Het gebouw bedraagt 1.802 m² b.v.o. en in de garage worden 117 parkeerplaatsen gerealiseerd. De resultaten van de studie van Oranjewoud zijn omgerekend naar deze hoeveelheid m² b.v.o. en worden in deze paragraaf behandeld. Verkeersgeneratie Verkeersgeneratie Op basis van het onderzoek van Oranjewoud van 12 april 2013 is de verkeersgeneratie van een fullservice supermarkt met een laag tot middellaag prijsniveau bepaald. In dit onderzoek is uitgegaan van 1.938 m² b.v.o. en 42 parkeerplaatsen extra. Dit is inmiddels gewijzigd in 1.802 m² b.v.o. en 59 parkeerplaatsen extra. De cijfers uit het onderzoek van Oranjewoud zijn geconverteerd naar deze oppervlakte en hoeveelheid parkeerplaatsen en hieruit blijkt dat de verkeersgeneratie van 1.802 m2 b.v.o. bestaat uit 1.171 motorvoertuigen op een gemiddelde weekdag. De verkeersgeneratie van overige extra parkeerplaatsen betreft 451 motorvoertuigen op een gemiddelde weekdag. In totaal zijn dit 1.622 motorvoertuigen op een gemiddelde weekdag. Concreet betekent dit 811 ritten heen en 811 ritten terug. De verdeling van deze verkeersgeneratie over de verschillende straten is als volgt: tabel 3: toename motorvoertuigen per etmaal
Wegvak Eikenlaan (verkeer in zuidelijke richting) Julianalaan (Binnenweg-Eikenlaan) Julianaplein (Eikenlaan-Heemsteedse Dreef)
Absolute toename 137,8 243 1.175,3
Vomar heeft aangegeven dat voor de supermarkt kan worden uitgegaan van drie grote vrachtwagencombinaties per dag (inclusief zaterdag), met incidenteel één levering extra. Hierbij kan ervan worden uitgegaan dat de bevoorrading van brood, zuivel en vlees veelal vroeg in de morgen zal plaatsvinden. De bevoorrading van kruidenierswaren zal meer gespreid over de dag plaatsvinden. Ontsluiting De entree van de parkeergarage is gelegen op de parkeerplaats aan de oostzijde van de Eikenlaan. Expeditie zal worden ontsloten aan de westzijde van de Eikenlaan, ter hoogte van de bestaande toegang tot de garageboxen. Van alle varianten die zijn onderzocht door Oranjewoud, levert deze variant geen verkeerstechnische problemen of knelpunten op. Parkeren Op basis van het onderzoek van Oranjewoud van 12 april 2013 is de parkeerbehoefte voor een fullservice supermarkt van 1.802 m2 b.v.o. een aantal van 72 parkeerplaatsen en 65 fietsparkeerplaatsen. Daarnaast worden 59 extra parkeerplaatsen gerealiseerd om de bestaande parkeerdruk te verminderen. Onder de Vomar komt een parkeerkelder met 117 parkeerplaatsen. Op het terrein is nog ruimte voor 14 parkeerplaatsen. Bij de entree van de winkel is ruimte om 70 fietsen te stallen en aan de achterzijde voor 15 fietsen ten behoeve van personeel. Hiermee kan ruimschoots worden voldaan aan de parkeernorm van 72 parkeerplaatsen en 65 fietsparkeerplaatsen.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 18
Conclusie Conclusie Op het gebied van verkeer en parkeren voldoet voorgenomen ontwikkeling aan alle gestelde voorwaarden.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 19
6
MilieuMilieu- en omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het initiatief getoetst aan milieu- en omgevingsaspecten en de bijbehorende regelgeving.
6.1
BedrijfsBedrijfs - en milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het voor bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Voor het bepalen van de milieuzonering is gebruikgemaakt van de geactualiseerde handreiking (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering (het zogenoemde groene boekje) van de VNG. Een supermarkt wordt niet belemmerd door omliggende bedrijven. Bij een supermarkt dient wel rekening gehouden te worden met een richtafstand tot woningen. Een supermarkt heeft SBI-2008 code 471 en heeft als grootste richtafstand 10 meter voor de aspecten geluid en gevaar. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstanden kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Omdat hier sprake is van een centrumgebied met verschillende functies, is hier sprake van gemengd gebied. De richtafstand kan daarmee worden teruggebracht naar 0 meter. Het milieuaspect ‘bedrijfs- en milieuzonering’ vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
6.2
Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Op 23 augustus 2004 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) in werking getreden. Het Lib legt voor het gebied rond om Schiphol een aantal beperkingen op met betrekking tot het gebruik van gronden. Deze beperkingen zijn met name gericht op het voorkomen van (te) hoge bebouwing binnen de aanvliegroutes van de luchthaven en op het vermijden van (grootschalige) activiteiten met een vogelaantrekkende werking. Het plangebied ligt aan de rand het beperkingengebied (zie in het geel aangeduide locatie in figuur 9 en figuur 10) van het Lib. De beperking betreft alleen een hoogtebeperking tot 145 m en op het vermijden van (grootschalige) activiteiten met een vogelaantrekkende werking. Voorgenomen ontwikkeling heeft een maximale bouwhoogte van 5,30 meter en heeft bovendien geen vogelaantrekkende werking. Het Lib vormt derhalve geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 20
figuur iguur 9: uitsnede bijlage 2 beperkingengebied Lib
figuur 10: 10: uitsnede bijlage 5 beperkingengebied Lib
6.3
Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico’s moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 21
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Normen voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang: Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt ‘vertaald’ als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen. Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloeds-gebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een verantwoordingsplicht, kan afwijken. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR. RisicoRisico-inventarisatie Het Ipo (Interprovinciaal overleg) heeft een professionele risicokaart ontwikkeld waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de professionele risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven (inrichtingen) die gevaarlijke stoffen gebruiken, produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. figuur 11: 11: Aanwezige buisleiding (www.risicokaart.nl geraadpleegd op 4 april 2013) 2013)
Op de professionele risicokaart is te zien dat het projectgebied niet ligt binnen een risicocontour van een in de nabijheid gelegen inrichting. Ook is de Vomar zelf geen BEVI-inrichting of opslag van vuurwerk. Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 22
Rondom het gebied zijn wel transportroutes gelegen van gevaarlijke stoffen. Er is een hogedruk gastransportleiding gelegen op geruime afstand, waardoor deze buiten de effectafstand van 80 meter is gelegen, die voor deze specifieke transportleiding van toepassing is. Daarnaast heeft Gemeente Heemstede onder andere te maken met vervoer van propaan naar Gemeente Zandvoort en Gemeente Bloemendaal en met doorgaand transport van LPG van het tankstation Tankenstein in Haarlem. De N201 is een provinciale weg en als zodanig vrij gegeven voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De N208 is door de provincie opgenomen in het Kwaliteitsnet Goederenvervoer en wordt veel gebruikt door regionaal vrachtverkeer zonder herkomst of bestemming in Heemstede. Plaatsgebonden risico Beide eerder genoemde wegen hebben gelet op de te verwachte vervoersstromen geen 106/jaar PR-contour (<8.000 LPG-tankwagens/jaar). Groepsrisico De projectlocatie ligt deels binnen het invloedsgebied (120 meter) van de N201, maar buiten het invloedsgebied (meer dan 200 meter) van de N208. Om de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen conform het vigerende beleid te analyseren, wordt gebruik gemaakt van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is. Met de vuistregels kan ingeschat worden of de vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of aanwezigheidsdichtheden te klein zijn om tot een overschrijding van grenswaarde of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico dan wel of een overschrijding van de oriëntatiewaarde of 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te kunnen leiden. De drempelwaarde voor 0.1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico geeft een indicatie dat zeker een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd. De vuistregels voor de verschillende transportmodaliteiten zijn opgenomen in bijlage 1 van de HART. In deze bijlage zijn tevens de beperkingen en de randvoorwaarden die bij de toepassing van de vuistregels aan de orde zijn, uit gewerkt. De vuistregels zijn berekend met RBM II versie 1.3. Toetsing oriëntatiewaarde Vuistregel 1: Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe. Vuistregel 2: Wanneer GF3 minder is dan 10 maal de drempelwaarde in Tabel 7 (eenzijdige bebouwing) of 10 maal de drempelwaarde in Tabel 8 (2-zijdige bebouwing) wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden. Toetsing 10% van de oriëntatiewaarde Vuistregel 1: Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe. Vuistregel 2: Wanneer GF3 minder is dan de drempelwaarde in Tabel 7 (eenzijdige bebouwing) of in Tabel 8 (2-zijdige bebouwing) wordt 10% van de oriëntatiewaarde niet overschreden. N.B. 1. Alle vuistregels toepassen en in de aangegeven volgorde. 2. Wanneer een vuistregel aangeeft dat 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico overschreden kan worden, pas dan de RBM II toe om de hoogte van het groepsrisico te berekenen als een risicoanalyse ten behoeve van een vervoers- of omgevingsbesluit wordt uitgevoerd.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 23
Toetsing Vuistregel 1: De vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) bevat geen stoffen uit de categorieën LT3, GT4 of GT5. Vuistregel 2: Om te bepalen of GF3 minder is dan de drempelwaarde in Tabel 7 (eenzijdige bebouwing) of in Tabel 8 (2-zijdige bebouwing) zijn enkele basis gegevens nodig. In eerste instantie is op basis van telgegevens uit 2002 dat er van de stofcategorie code GF3 244 wagens reden. Daarnaast is van belang dat sprake is van 2-zijdige bebouwing naast de N201 ter hoogte van de projectlocatie, daarom dient gekeken te worden naar tabel 8 van bijlage 1 van de HART. De projectlocatie ligt op een afstand van tussen de 120 en 150 meter van de N201. Uit tabel 8 van de HART valt op te maken dat 244 wagens van de stofcategorie GF3 zijn toegestaan op een afstand van 150 meter bij een dichtheid van 700 personen. figuur 12: 12: tabel 8 uit bijlage 1 van de Handleiding Risicoanalyse Transport
In een drukke woonwijk is de conform tabel 4.4 van het HART de dichtheid 70 personen per hectare. Indien hier een winkel van 1.802 m² b.v.o. aan wordt toegevoegd, worden er conform tabel 4.3 van de HART 60 personen aan toegevoegd. Met dit aantal wordt nog geen rekening gehouden met bewoners uit het gebied die reeds meegeteld zijn bij de kencijfers van het woongebied.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 24
figuur 13: tabel 4.3 en 4.4 uit Handleiding Risicoanalyse Transport
Als uitgegaan wordt van deze kerncijfers, is de verwachting dat de dichtheid ongeveer 130 personen per hectare wordt na de toevoeging van de Vomar. Omdat 244 wagens van de stofcategorie GF3 zijn toegestaan op een afstand van 150 meter bij een dichtheid van 700 personen, blijft met een dichtheid van 130 personen per hectare het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico valt hiermee onder de vuistregels en hoeft derhalve niet berekend te worden. Het groepsrisico zal naar verwachting iets toenemen. Dit zal echter beperkt blijven, omdat de supermarkt in de plaats komt van andere bedrijvigheid en omdat een groot deel van de klanten al in het risicogebied aanwezig zijn. Een supermarkt is een beperkt kwetsbaar object en is gericht op zelfredzame groepen. Toekomstige ontwikkelingen De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft aan dat indien er sprake is van een toename van het groepsrisico een aanduiding opgenomen dient te worden van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met in begrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico en de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (periode van tien jaar) (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico. Het vigerende bestemmingsplan is vastgesteld in 2011 voor een planperiode van 10 jaar. In dit bestemmingsplan zijn ontwikkelingen meegenomen die in 2011 voorzien waren. Deze zijn Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 25
bij het opstellen van het bestemmingsplan getoetst op het aspect externe veiligheid. Nieuwe ontwikkelingen met invloed op de hoeveelheid vervoerstromen of kwetsbaren objecten dienen op zich zelf beoordeeld te worden. Bestrijding, beperking en in veiligheid brengen De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft aan dat indien er sprake is van een toename van het groepsrisico de mogelijkheden in kaart gebracht moeten worden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. Over bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en personen in veiligheid brengen indien een ramp of zwaar ongeval zich voordoet, geeft regionale brandweer advies. Wel dient met betrekking tot in veiligheid brengen van personen hierbij vermeld te worden dat alleen de oostgevel van de Vomar zich bevindt binnen het invloedsgebied. Alle uitgangen zijn gelegen buiten het invloedsgebied. Conclusie Het milieuaspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
6.4
Bodem (milieukundig)
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem. De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden. Voor de voorgenomen ontwikkeling is door Search Ingenieursbureau verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage). Door middel van het uitgevoerde onderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. De rapportage van 31 augustus 2009 geldt voor het noordelijk deel van het projectgebied. De rapportage van 27 november 2009 geldt voor het zuidelijk deel van de projectlocatie. Uit de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat verontreinigen aanwezig zijn. Wanneer de bodem ten behoeve van de parkeerkelder wordt afgegraven, dient minimaal 5 weken voor de werkzaamheden een BUS-melding ingediend te worden bij de provincie Noord-Holland. Na afloop van de werkzaamheden moet een BUS-evaluatie worden uitgevoerd. De verontreinigde grond moet afgevoerd worden naar een erkend verwerker. Voor de functie vormt het milieuaspect bodem geen belemmering.
6.5
Geluid
In het kader van de plantontwikkeling dient bekeken te worden of er geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd. Omdat het niet om een geluidsgevoelig object gaat, is op basis van de Wet geluidhinder geen geluidonderzoek noodzakelijk voor geluidwaarden binnen de Vomar zelf. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing inzichtelijk gemaakt te worden wat de geluidseffecten van de Vomar zijn ten opzichte van omliggende geluidsgevoelige objecten.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 26
Geluid zal met name gegenereerd worden door vrachtwagens op het binnenterrein in de directe nabijheid van de woningen en door condensors op het dak voor koeling van producten. Winkelwagentjes blijven inpandig, waardoor de omgeving hiervan geen geluidsoverlast zal ondervinden. Ook blijft geluidsoverlast door bevoorrading tot het minimum beperkt doordat laden en lossen inpandig plaatsvindt. Vrachtwagens van Vomar Voordeelmarkt zijn voorzien van een achteruitrijdcamera en hebben geen waarschuwingssignaal meer. Hierdoor zullen omwonenden geen overlast ondervinden van piepend geluid bij achteruit rijden. Resultaten Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling is de te verwachten geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen bepaald (zie bijlage). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de berekende geluidniveaus ter plaatse van de omliggende woningen niet voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. De overschrijdende geluidniveaus komen voort uit het rijden van voertuigen op het binnenterrein en het inwerking zijn van de installaties/condensors op het dak. Het verkeer van en naar de ondergrondse parkeergarage levert geen relevante bijdrage. Maatregelen Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsniveaus niet voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Om wel te kunnen voldoen aan het Activiteitenbesluit worden de volgende maatregelen getroffen: •
•
Voor de dagperiode (van 07.00 tot 19.00 uur) is in het Activiteitenbesluit voor de optredende maximale geluidniveau een uitzondering opgenomen, waardoor de berekende geluidniveaus niet getoetst hoeven te worden. Door de bevoorrading en parkeren van voertuigen bovengronds alleen plaats te laten vinden in de dagperiode (7.00 tot 19.00), wordt voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Op het dak worden geluidarme condensors toegepast welke in de richting van de woningen worden voorzien van een eventueel geluidscherm. Indien het geluidniveau van de condensors minder is dan 72 dB(A), voldoet de geluidbelasting vanwege de installaties ter plaatse van de omliggende woningen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Het type condensor dat gebruikt wordt (Carrier AL91 6MDD 455RPM voorzien van pre-painted lamellen, of een geluidarmere variant), heeft een bronsterkte van maximaal 63 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit.
Met toepassing van deze maatregelen, vormt het milieuaspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
6.6
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer gewijzigd (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Staatsblad 2007, 414) en zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer vernieuwde luchtkwaliteitseisen opgenomen. Gelijktijdig zijn de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Staatscourant 2007, 220), het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) in werking getreden. Een belangrijk element uit deze wetswijziging is het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM). Luchtkwaliteitseisen vormen nu geen belemmering voor ontwikkelingen, als: • geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of • een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 27
•
een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
AMvB ‘niet in betekenende mate’ In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteiteisen) (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Op verzoek van de Nederlandse overheid heeft de EU verlenging van de termijn (derogatie) gegeven waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Per 1 augustus 2009 is het NSL vastgesteld (een belangrijke voorwaarde voor het verkrijgen van de derogatie). Hierdoor kan volledig gebruik worden gemaakt van deze derogatie. Bovendien is de definitie van ‘niet in betekenende mate’ verlegd van 1% naar 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3) voor zowel PM10 als NO2. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Op 7 juni 2012 is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen aangepast, zodat het mogelijk wordt gemaakt om bij ministeriële regeling (Regeling NIBM) bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën aan te wijzen waarbinnen geen gebruik meer kan worden gemaakt van de NIBM-grond. Het zal gaan om gebieden waar de grenswaarde voor PM10 wordt overschreden of waar overschrijding van de grenswaarde dreigt. Dit betreft naar verwachting een enkele gemeente in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland met veel intensieve veehouderijen, pluimveehouderijen in het bijzonder. De aanwijzing van gebieden en broncategorieën zal plaatsvinden in nauwe samenspraak met betrokken overheden en sectoren en zal gepubliceerd worden in de Regeling NIBM. Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder: • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen; • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen. In onderhavig geval is geen sprake van woningbouw of kantoorlocaties, maar van een supermarkt. Zoals in hoofdstuk 5 van deze ruimtelijke onderbouwing is toegelicht, is op basis van het onderzoek van Oranjewoud de verkeersgeneratie van voorgenomen ontwikkeling in totaal 1.622 motorvoertuigen op een gemiddelde weekdag. Op basis van de NIBM-rekentool (figuur 14) kan geconcludeerd worden dat de grenswaarde van 3% niet wordt overschreden en daarmee niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 28
figuur 14: NIBMNIBM -rekentool (geraadpleegd op 10 april 2013)
Goed woonwoon- en leefklimaat Met behulp van de saneringstool is op 17 mei 2013 vastgesteld wat de huidige achtergrondconcentraties zijn ter plaatse van het plangebied (bron: http://www.saneringstool.nl/ saneringstool.html). Dit om te bepalen of het realiseren van deze functie op deze specifieke plek in het kader van een goed leefklimaat te motiveren is. Uit de resultaten van Atlas Leefomgeving blijkt dat de achtergrondconcentratie zowel voor NO2 als voor PM10 ver onder de grenswaarde van 40 µg/m3 (voor zowel NO2 als PM10) blijft. tabel 4: achtergrondconcentraties NO2 en PM10 ter plaatse van het plangebied Jaar
GCNGCN-achtergrondconcentratie achtergrondconcentratie NO2 (µg/m 3)
2017 2016 2015 2014 2013 2012
18.7 19.4 20.0 20.6 21.2 21.8
PM10 (µg/m 3) 22.1 22.4 22.6 22.8 23.0 23.3
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
6.7
Waterhuishoudkundige Waterhuishoudkundige situatie (watertoets)
Heemstede ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Het ruimtelijk beleidskader van het Hoogheemraadschap is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de Keur en Beleidsregels 2009. Waterbeheerplan 20102010- 2015 Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het er om het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatveran-
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 29
dering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het WBP is te vinden op de website van Rijnland. Keur en Beleidsregels 2009 Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur was nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor: • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden; • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken); • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels zijn te vinden op de website van Rijnland. Watertoets Ten behoeve van deze ontwikkeling is op 8 april 2013 de digitale watertoets doorlopen. Op basis van de gegeven antwoorden concludeert het systeem dat het Hoogheemraadschap een waterbelang hebben bij de plannen. Op basis daarvan is op 9 april 2013 het plan toegestuurd met een toelichting op de plannen. Per brief van 29 april 2013 heeft het Hoogheemraadschap een wateradvies toegezonden (zie bijlage). Het advies van het Hoogheemraadschap is verwerkt in deze ruimtelijke onderbouwing. Waterkwaliteit Uit onderzoek van het Hoogheemraadschap naar het Heemsteedse watersysteem is gebleken dat het systeem toereikend en van voldoende kwaliteit is. Bij de Vomar worden geen activiteiten verricht die verontreiniging van grondwater tot gevolg kunnen hebben. De voorgenomen ontwikkeling zal geen invloed hebben op de waterkwaliteit ter plaatse. Waterkwantiteit Ter plaatse zijn geen waterpartijen aanwezig, dus er vinden geen aanpassingen plaats aan waterpartijen. De projectlocatie is in de huidige situatie volledig verhard, dus er vindt geen toename verhard oppervlak plaats. Door toepassing van een mos-sedum dak, zal regenwater vertraagd afgevoerd worden. Daarmee heeft voorgenomen ontwikkeling een positief effect op de hemelwaterafvoer ter plaatse. De afvoer van regen- en vuilwater zal conform de daarvoor geldende eisen worden ontworpen. Beschermde gebieden In de Legger van het Hoogheemraadschap Rijnland zijn geen gegevens vermeld over beschermde gebieden ter plaatse van de projectlocatie. Ook in de uitkomst van de digitale watertoets is vermeld dat geen beperkingsgebied geraakt wordt. Grondwater Op basis van het bodemonderzoek van Search ingenieursbureau (zie bijlage) bevond het grondwater zich op 27 augustus 2009 op circa 1,4 m -mv. De grondwaterstanden in de omge-
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 30
ving van de projectlocatie over verschillende jaren is weergegeven in figuur 15. De parkeerkelder zal worden uitgevoerd tot ongeveer 3 m -mv. Ten behoeve van de realisatie van de parkeerkelder (en wellicht permanent) zal grondwater onttrokken moeten worden. Hiervoor dient een watervergunning voor te worden aangevraagd, onderbouwd met een bemalingsadvies. Voor het effect op de grondwaterstromen zal een model worden gemaakt. Mocht blijken dat er een significant effect te verwachten is, dan zullen hiervoor maatregelen worden genomen. figuur 15: grondwaterstanden in omgeving projectlocatie
De in het grondwater gemeten waarden voor de zuurgraad en het geleidingsvermogen kunnen als normaal worden beschouwd. Het grondwater bevat een lichte verontreinigen. Riolering Ten behoeve van de realisatie van de parkeerkelder en de in- en uitrit daarvan, zal een deel van de riolering ter hoogte van de ingang van de parkeergarage in de Eikenlaan omgelegd dienen te worden. Uit een haalbaarheidsonderzoek (zie bijlage) blijkt dat een knip en de omlegging niet leidt tot problemen onder DWA-condities, maar verslechterd wel de situatie onder RWA-condities. Als de leiding tussen put 2826 en 2830 van 52 m lengte verruimd wordt van 300 mm naar 400 mm, dan verslechterd de situatie onder RWA-condities niet. Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de Vomar.
6.8
Ecologie
De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Hiervoor zijn twee wetten actief: de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. In beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een quickscan uitgevoerd naar de effecten op beschermde soorten en gebieden. De quickscan is bijgevoegd in de bijlagen en de resultaten worden in deze paragraaf per onderdeel beschreven. Soortenbescherming Beschermde plantensoorten en broedvogels worden ter plaatse van de toekomstige Vomar tussen de percelen aan de Binnenweg, Julianalaan, Eikenlaan en Berkenlaan te Heemstede niet verwacht. Op basis van de waarnemingen en de onaantrekkelijkheid van het projectge-
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 31
bied (ontbreken van bomen en aanwezige verlichting) kunnen verblijfplaatsen in de te slopen panden -met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid- worden uitgesloten. Gebiedsbescherming Het projectgebied is niet in of nabij de Ecologische Hoofdstructuur of Natura 2000-gebied gelegen, zie afbeelding 3. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is Kennemerland-Zuid en het Beschermde natuurmonument Huis te Manpad dat binnen de grenzen van Kennemerland-Zuid is gelegen en tevens aangeduid is als Ecologische Hoofdstructuur. De afstand van het projectgebied en Kennemerland-Zuid is ongeveer 1,5 kilometer. Gezien de afstand en het tussengelegen stedelijke gebied, in relatie tot de effecten van de ontwikkeling, worden geen effecten op de beschermde gebieden verwacht.
6.9
Archeologie en cultuurhistorie cultuurhistorie
Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: „de veroorzaker betaalt‟. In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd. Situatie plangebied archeologie Het archeologiebeleid van de gemeente Heemstede is op 24 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld in de nota “Archeologiebeleid Heemstede: toekomst voor het verleden”. Op basis van de beleidskaart Archeologie, geldt ter plaatste van de projectlocatie een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 6. Binnen deze bestemming is dient een archeologisch rapport overlegd worden bij bodemroerende werkzaamheden ter realisering of sloop van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die: 1. een oppervlakte hebben, groter dan 10.000 m² en; 2. verder gaan dan een diepte van 0,4 m. Omdat voorgenomen ontwikkeling minder oppervlakte behelst dan 10.000 m², is geen onderzoek vereist. Situatie plangebied cultuurhistorie c ultuurhistorie Cultuurhistorische waarden zijn te raadplegen via de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland (bron: http://maps.noord-holland.nl/extern/gisviewers/ilc/ geraadpleegd op 9 april 2013) en in de Monumentenverordening Heemstede 2003. Binnen het projectgebied zijn geen cultuurhistorische waarden of monumenten aanwezig. De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 32
6.10
MerMer-beoordeling
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk. Een stedelijke ontwikkelingsproject, zoals ontwikkeling van een supermarkt, is vermeld in de bijlagen van het Besluit m.e.r. onder D 11.2. Een stedelijke ontwikkeling is m.e.r.beoordelingsplichtig wanneer het betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Omdat niet wordt voldaan aan die criteria, is geen m.e.r.beoordeling nodig. Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is het gevolg van de uitspraak van het Europese hof van 15 oktober 2009 (zaak C-255/08) over de manier waarop de EU-richtlijn in de Nederlandse regelgeving was geïmplementeerd, één van de aanleidingen voor de aanpassing van het Besluit m.e.r. De essentie van die uitspraak is dat altijd m.e.r. noodzakelijk is als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten. De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld: 1. Kenmerken van de projecten; 2. Plaats van de projecten; 3. Kenmerken van het potentiële effect. 1. Kenmerken van de projecten Het project bestaat uit een herontwikkeling van een terrein met bedrijven en garageboxen, naar een full service supermarkt van 1.802 m² b.v.o. met parkeerkelder. De bestaande bebouwing wordt gesloopt en er wordt nieuwe bebouwing teruggeplaatst. Voor de realisatie van de parkeerkelder dienen bodemroerende werkzaamheden uitgevoerd te worden. Wanneer de Vomar in gebruik genomen wordt, zal dit een verkeergeneratie met zich meebrengen van 1.622 motorvoertuigen op een gemiddelde weekdag. 2. Plaats van de projecten De projectlocatie is gelegen bij het centrum van Heemstede en is omringd door woningen en centrumgebied. De projectlocatie ligt op geruime afstand van beschermde natuurgebieden. 3. Kenmerken van het potentiële effect De ontwikkeling van de Vomar heeft een verkeersgeneratie van 1.622 motorvoertuigen op een gemiddelde weekdag. Dit heeft met name gevolgen voor de milieuaspecten luchtkwaliteit en geluid. Daarnaast wordt een kelder gegraven, wat effecten heeft voor de milieuaspecten bodem, archeologie en water. Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 33
Luchtkwaliteit Op basis van de NIBM-rekentool kan geconcludeerd worden dat de grenswaarde van 3% niet wordt overschreden en daarmee niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Geluid Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling is de te verwachten geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen bepaald (zie bijlage). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de berekende geluidniveaus ter plaatse van de omliggende woningen niet voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. De overschrijdende geluidniveaus komen voort uit het rijden van voertuigen op het binnenterrein en het inwerking zijn van de installaties/condensors op het dak. Het verkeer van en naar de ondergrondse parkeergarage levert geen relevante bijdrage. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsniveaus niet voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Om wel te kunnen voldoen aan het Activiteitenbesluit worden de volgende maatregelen getroffen: • Voor de dagperiode (van 07.00 tot 19.00 uur) is in het Activiteitenbesluit voor de optredende maximale geluidniveau een uitzondering opgenomen, waardoor de berekende geluidniveaus niet getoetst hoeven te worden. Door de bevoorrading en parkeren van voertuigen bovengronds alleen plaats te laten vinden in de dagperiode (7.00 tot 19.00), wordt voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. • Op het dak worden geluidarme condensors toegepast welke in de richting van de woningen worden voorzien van een eventueel geluidscherm. Indien het geluidniveau van de condensors minder is dan 72 dB(A), voldoet de geluidbelasting vanwege de installaties ter plaatse van de omliggende woningen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Het type condensor dat gebruikt wordt (Carrier AL91 6MDD 455RPM voorzien van pre-painted lamellen, of een geluidarmere variant), heeft een bronsterkte van maximaal 63 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Met toepassing van deze maatregelen, vormt het milieuaspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
Bodem Uit de resultaten van het bodemonderzoek kan geconcludeerd worden dat verontreinigen aanwezig zijn. Wanneer de bodem ten behoeve van de parkeerkelder wordt afgegraven, dient minimaal 5 weken voor de werkzaamheden een BUS-melding ingediend te worden bij de provincie Noord-Holland. Na afloop van de werkzaamheden moet een BUS-evaluatie worden uitgevoerd. De verontreinigde grond moet afgevoerd worden naar een erkend verwerker. Voor de functie vormt het milieuaspect bodem geen belemmering.
Archeologie Ter plaatse van de project locatie geldt een lage verwachting voor archeologische vondsten. Hierdoor vormt het milieuaspect archeologie geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
Water Voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op waterkwantiteit, de waterkwaliteit of beschermde gebieden. Wel dienen de effecten op grondwaterstromen onderzocht worden en is een bemalingsadvies nodig ten behoeve van de ondergrondse parkeerkelder.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 34
6.11
Duurzaamheid
Landelijk beleid Het werkprogramma van Schoon en Zuinig (VROM, 2007) beschrijft hoe Nederland in 2020 30 procent minder broeikasgassen wil uitstoten ten opzichte van 1990. Op basis hiervan hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend. Nederland heeft in het Energierapport 2008 (EZ, 2008) de doelstelling voor energiebesparing opgehoogd van 1,5 naar 2 procent per jaar in 2020. Onder duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie uit waterkracht, windenergie, zonne-energie, omgevingsenergie en biomassa. Duurzame energie speelt in Nederland nog een beperkte rol. De Nederlandse overheid streeft naar 20 procent duurzame energie in 2020 (VROM, 2007). Het kabinet Rutte II hanteert het aandeel duurzame energie van 16 procent in 2020. Duurzaamheid bedrijven Bij nieuw op te richten bedrijvigheid of bij grootschalige veranderingen binnen bestaande bedrijven moeten worden voldaan aan de wettelijke kaders op milieugebied; supermarkten vallen onder het Activiteitenbesluit. Wanneer blijkt dat de normen van de jaarverbruikcijfers in de oude bedrijfsvoering al worden overschreden (jaarverbruik meer dan 50.000 kWh elektriciteit en/of 25.000 m³ gas) of als uit de bouwaanvraag blijkt dat de normen zullen worden overschreden (aan de hand van m² vloeroppervlak en m³ gebouwinhoud, na toepassing van de kengetallen), moet op grond van artikel 2.15, eerste lid uit het Activiteitenbesluit aangeven worden op welke wijze wordt voldaan aan BBT (Best Beschikbare Techniek). Voorwaarde hierbij is dat de terugverdientijd vijf jaar of minder is. Mogelijkheden die niet door de architect in overweging zijn genomen, kunnen op grond van Best Beschikbare Techniek (BBT) alsnog verlangd worden. Deze maatregelen zijn beschikbaar via de website: www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/energiebesparing. Duurzaamheid Vomar Bij Vomar wordt gebruik gemaakt van BBT. Deze technieken betreffen onder andere dagafdekking van koel- en vriesmeubelen bij supermarkten en energiezuinige verlichting. Daarnaast wordt gewerkt met vloerverwarming op basis van de restwarmte van de condensors. Bij de ontwikkeling van de Vomar wordt tevens uitvoering gegeven aan het thema duurzaamheid door het toepassen van een mos-sedumdak waarmee isolatiewaarde van het gebouw toeneemt. Bovendien draagt een dergelijk dak bij tot extra waterberging op locatie.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 35
7
Privaatrechtelijke beperkingen beperkingen
7.1
Kabels en leidingen
Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling is een KLIC-melding ingediend. Uit de resultaten van de KLIC-melding (zie bijlage) blijkt dat enkele kabels en leidingen zijn gelegen binnen het plangebied. Tevens is een haalbaarheid onderzoek uitgevoerd naar het aanbrengen van een knip en het omleggen van de leiding, van een deel van de riolering ter hoogte van de ingang van de parkeergarage in de Eikenlaan. Uit het haalbaarheidsonderzoek blijkt dat een knip en de omlegging uitgevoerd kan worden, mits deze deels wordt verruimd. Voor aanpassingen aan deze kabels en leidingen worden afspraken gemaakt met netwerkbeheerders. De aanwezige kabels en leidingen vormen geen beperking voor voorgenomen ontwikkeling.
7.2
Erfdienstbaarheden
In 2009 is een onderzoek uitgevoerd naar erfdienstbaarheden voor de percelen Heemstede A 8431 en Heemstede A 9600 (zie bijlage). Uit dit onderzoek blijkt dat verschillende erfdienstbaarheden zijn verleend en aanvaard. De percelen waarvan de eigenaar een erfdienstbaarheid heeft aanvaard, blijven toegankelijk. Deze erfdienstbaarheden vormen derhalve geen beperking voor voorgenomen ontwikkeling.
8
Beschrijving economische uitvoerbaarheid
Gelet op het stelsel van de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Op grond van artikel 6.2.1b Bro wordt een bouwplan van een of meer andere hoofdgebouwen toegestaan. Er moet een afweging worden gemaakt over het vaststellen van een exploitatieplan. Dit is niet aan de orde als er sprake is van een overeenkomst. Tussen de gemeente en initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst aangegaan, waarin afspraken worden vastgelegd over planschade, verwerving van gronden, herinrichting parkeerterrein, riolering, etcetera. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid afdoende gewaarborgd. Het project wordt uitgevoerd op eigen terrein en voor rekening van initiatiefnemer. Door de gekozen ontsluiting van de parkeergarage dient initiatiefnemer grond af te nemen van de gemeente. Hierover dienen onderhandelingen plaats te vinden.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 36
9
Conclusie ruimtelijke en functionele inpasbaarheid
In voorliggende onderbouwing is de realisatie van de Vomar Voordeelmarkt zowel ruimtelijk als milieutechnisch gemotiveerd. Voorgenomen ontwikkeling is een herontwikkeling van garageboxen en bedrijven naar een supermarkt. De projectlocatie ligt in het centrumgebied, dat zich kenmerkt door de aanwezigheid van detailhandel, horeca en wonen. De herontwikkeling van bedrijventerrein en garageboxen naar een detailhandel in de vorm van een supermarkt, versterkt de huidige functies in het centrumgebied. Er is sprake van een goede ruimtelijke inpassing, waarbij rekening is gehouden met de leefbaarheid voor omliggende woningen en een uitstaling die past binnen de bestaande bebouwing. De inpasbaarheid wordt verder versterkt door het toepassen van een mos-sedum dak. Niet alleen vanuit een esthetisch oogpunt is voor dit type dak gekozen, maar ook voor de bijdrage die het heeft op het gebied van duurzaamheid. De beoogde ontwikkeling van Vomar zorgt niet voor een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur en er is zelfs sprake van een versterking voor de detailhandelsstructuur van Heemstede in het algemeen en die van het centrumgebied in het bijzonder. Met de invulling van verkeeraspecten is rekening gehouden met een goede woon- en leefomgeving en aan de uitstraling van het gebied. Er is weliswaar sprake van een toename van verkeer door de Eikenlaan, maar dit blijft onder de norm van 6.000 mvt/ etmaal. Door ondergronds parkeren, een entree ter hoogte van bestaande parkeervoorzieningen, een inpandige expeditie en 59 parkeerplaatsen extra die een bijdrage levert aan de vermindering van de huidige parkeerdruk, wordt overlast bij de direct aanliggende woningen tot een minimum beperkt. Tevens is de uitvoerbaarheid van het initiatief getoetst aan milieu- en omgevingsaspecten en de bijbehorende regelgeving en hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor voorgenomen ontwikkeling.
Mees Ruimte & Milieu | 13024
Pagina | 37