Methodebeschrijving Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens Databank Effectieve sociale interventies
Deze methodebeschrijving is gemaakt door: Nicole Doornink MOVISIE
[email protected] Nicole Doornink is projectmedewerker van het programma Huiselijk en seksueel Geweld van MOVISIE. Datum: Maart 2013 Voor meer methodebeschrijvingen en eventuele vragen en/of reacties kunt u terecht bij: www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies of www.huiselijkgeweld.nl/interventies/effectieveinterventies Deze methodebeschrijving is mede mogelijk gemaakt door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het werkblad dat gebruikt is voor het maken van deze methodebeschrijving, is deels gebaseerd op het Werkblad beschrijving interventie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het RIVM.
2 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
Inhoudsopgave Inleiding: leeswijzer
04
Samenvatting
05
1.
Beschrijving methode 1.1 Probleemomschrijving 1.2 Doel van de methode 1.3 Doelgroep van de methode 1.4 Indicaties en contra-indicaties 1.5 Aanpak 1.6 Materiaal 1.7 Uitvoerende organisaties 1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder 1.9 Overige randvoorwaarden 1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies 1.11 Contactgegevens ontwikkelaar
08 08 09 09 09 10 12 12 13 13 14 15
2.
Onderbouwing 2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode 2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
16 16 17
3.
Onderzoek naar praktijkervaringen 3.1 Praktijkervaringen van de uitvoerder 3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger 3.3 Praktijkvoorbeeld
18 19 19 20
4.
Effectonderzoek 4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit 4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit
21 21 21
5.
Conclusies 5.1 Samenvatting werkzame elementen 5.2 Samenvatting effectonderzoek
22 22 22
6
Verantwoording 6.1 Zoeken en selecteren van literatuur 6.2 Literatuur
23 23 24
Bijlage 1: Toelichting effectonderzoek Bijlage 2: Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken
25 27
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 3
Inleiding: leeswijzer Professionals en burgers worden in de sociale sector geconfronteerd met een wirwar aan informatie waar ze een weg in moeten vinden. Die informatie is vaak versnipperd en daardoor weinig toegankelijk. In de Databank Effectieve sociale Interventies brengen wij methoden waarmee in de sociale sector gewerkt wordt, bij elkaar. De methodebeschrijvingen geven een zo volledig mogelijk beeld van alle beschikbare informatie over een methode. Als hulpverlener, actief burger of vrijwilliger kunt u hiermee vaststellen of de methode geschikt is voor de situatie waarin u of uw organisatie iets wil doen. Als gemeente kunt u zich op de hoogte stellen van de methoden die er zijn en wat er bekend is over de effectiviteit. Op basis daarvan kunt u met organisaties in uw gemeente in gesprek gaan over de inzet van deze methoden. Indien u besluit om met de methode aan de slag te gaan, verwijzen we u naar de ontwikkelaar voor het handboek en eventuele andere beschikbare materialen. De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen. Onderdeel 1 van dit document beschrijft de methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. Onderdeel 2 laat de onderbouwing van de methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar heeft gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. Onderdeel 3 geeft zicht op de praktijkervaringen van de uitvoerder en de cliënt/burger met de methode. Onderdeel 4 geeft inzicht in wat er wetenschappelijk bekend is over de effectiviteit van de methode. De methodebeschrijving is in nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van de methode tot stand gekomen. Zo levert de ontwikkelaar informatie aan en geeft deze feedback op het concept en toestemming voor publicatie. Soms schrijft de ontwikkelaar zelf de methodebeschrijving, dan biedt MOVISIE begeleiding en geeft zij feedback. De methode wordt uitgebreid in kaart gebracht. Dit kan de ontwikkelaar op zijn beurt een impuls geven voor verdere ontwikkeling van de methode. Een methode staat dus niet stil, de methodebeschrijvingen zullen dan ook regelmatig worden herzien. De methodebeschrijving is gebaseerd op een systematische zoektocht naar informatie. Bij die zoektocht werken de medewerker die de methodebeschrijving maakt en een informatiespecialist van de afdeling kennisstromen van MOVISIE intensief samen. Bij het zoeken van informatie over methoden zijn doorgaans de volgende zoekstrategieën toegepast: het inwinnen van informatie bij de ontwikkelaar, uitvoerende instanties en/of eventuele onderzoekers van de methode, het doorzoeken van Nederlandse en/of internationale databanken, het checken van referenties van reeds gevonden informatiemateriaal en een internet deskresearch. De verantwoording van de toegepaste zoekstrategieën is in beknopte zin terug te vinden in onderdeel 6.1. De zoekgeschiedenis is in uitgebreidere vorm vastgelegd in een hiertoe ontwikkelde flowchart, die is opgenomen in het archief van MOVISIE. Het relevante gevonden materiaal is terug te vinden in het literatuuroverzicht in onderdeel 6.2. Bij het effectonderzoek (onderdeel 4) wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit. Een toelichting op dit onderscheid vindt u in bijlage 1. Om de tekst in de methodebeschrijving zelf laagdrempelig te houden, worden de belangrijkste onderzoekskenmerken en resultaten zoveel mogelijk in woorden beschreven. Wij wensen u veel inspiratie bij het lezen van deze methodebeschrijving. Wij hopen dat u zich hiermee een goed beeld kunt vormen van wat deze methode u te bieden heeft.
4 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
Samenvatting
1. Beschrijving methode Doel De methode Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens informeert en ondersteunt volwassenen met een lichte verstandelijke beperking op het gebied van de thema’s vriendschap, relaties, seksualiteit en kinderwens en maakt deze onderwerpen beter bespreekbaar. Doelgroep De doelgroep bestaat uit mensen met een lichte verstandelijke beperking van 18 jaar en ouder die enigszins kunnen lezen en schrijven. Aanpak De cursus bestaat uit 11 bijeenkomsten (11 onderwerpen) van twee uur. Naast een bijeenkomst ter kennismaking en een bijeenkomst ter afronding, zijn de onderwerpen: hoe zie jij jezelf en hoe zien anderen jou; vriendschap, verliefdheid en verkering; vrijen en je eigen lichaam; vrijen met jezelf; vrijen met een ander; vrijen, voorspel en voorbehoedsmiddelen; vrijen, klaarkomen en naspel; kinderwens. Voor iedere bijeenkomst is een programma in het handboek opgenomen. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende werkvormen: bijvoorbeeld een quiz of een (kaart)spel. Ook wordt gebruik gemaakt van video’s/filmpjes en ander beeldmateriaal (afbeeldingen, strips) om het gesprek op gang te brengen. Cursisten krijgen thuiswerkopdrachten mee. Materiaal Het volgende handboek is beschikbaar: Cursus Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens, geschreven en in 1995 uitgegeven door MEE Oost-Gelderland in Doetinchem. In het handboek zijn voor iedere bijeenkomst bijbehorende formulieren, werkvormen, afbeeldingen/strips, beeldmateriaal en (thuis)werkopdrachten opgenomen. Daarnaast zijn ook formulieren opgenomen voor de cursusplanning en deelnemersregistratie, deelnemersinformatie en betalingsregistratie, cursusregels en prestatie-indicatoren. Uitvoerende organisaties Organisaties voor mensen met een lichte verstandelijke beperking die, al dan niet met een lichte vorm van begeleiding, zelfstandig wonen. Ontwikkelaar MEE Oost-Gelderland Christel de Krosse 0314 34 42 24
[email protected] www.mee-og.nl
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 5
2. Onderbouwing De cursus is gebaseerd op de cursus Lief en Lijf (Gesthuizen (red.), 1994) van de Groesbeekse Tehuizen. Lief en Lijf is ontwikkeld omdat uit landelijk onderzoek bleek dat er grote behoefte was aan educatief materiaal over seksualiteit gericht op volwassenen met een verstandelijke beperking (Soeter, Van de Bogaart & Gesthuizen, 1993, in: Gesthuizen (red.), 1994). MEE Oost-Gelderland heeft Lief en Lijf (door)ontwikkeld voor de doelgroep van MEE. Voor het onderdeel kinderwens is gebruik gemaakt van Verdonk (2011) en een visiedocument van MEE Nederland (Gorgels, Coolen & Liedmeier, 2009). In de visie van MEE Nederland staat respect voor de kinderwens én het feit dat een kind in een veilige omgeving moet kunnen opgroeien centraal. Het uitgangspunt van Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens is onder meer in navolging Van Doorn & Janssen (2009) dat sociale contacten, relaties en seksualiteit belangrijk zijn in het leven van ieder mens, dus ook voor mensen met een (verstandelijke) beperking. De kwaliteit van leven van mensen met een verstandelijke beperking wordt groter wanneer zij goede voorlichting krijgen over deze onderwerpen.
3. Onderzoek naar praktijkervaringen De cursus is geëvalueerd door Hamers (2009) en MEE Oost-Gelderland (2012b). De cursusleiders waren enthousiast over de cursus (Hamers, 2009). In de praktijk bleek dat de cursusleiders verschillende accenten legden, afhankelijk van hun eigen insteek/focus en de vragen van de deelnemers. In beide evaluaties gaven cursisten aan dat ze het volgen van een cursus in een groep en de sfeer prettig vonden. Het belangrijkste dat ze uit de cursus meenemen is dat je ‘alleen dat doet wat je alle twee wilt, geen dingen tegen je zin in laten gebeuren’. De voorkennis van cursisten verschilde per cursist en onderwerp, waardoor sommige informatie voor de ene cursist nieuw was en voor de andere cursist al langer bekend. Of de cursus iets voor hen heeft opgeleverd, kon dus ook per onderwerp/bijeenkomst en cursist verschillen. Hun persoonlijke begeleiders gaven onder andere aan dat de cursisten volgens hen beter weten wat vriendschap, verkering en vrijen inhoudt (MEE Oost-Gelderland, 2012b).
4. Effectonderzoek De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar de effectiviteit van de methode. Dergelijk onderzoek is evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearch.
5. Samenvatting werkzame elementen Laagdrempelig informeren: eenvoudige informatie in een beperkte hoeveelheid per bijeenkomst. Aandacht voor normen en waarden voor seksualiteit . Het bespreekbaar maken van seksualiteit door uitwisseling van ervaringen en het elkaar laten adviseren van deelnemers. Het gebruik van beeldmateriaal (tekeningen en filmpjes). De afwisseling in werkvormen tijdens een bijeenkomst: kennisoverdracht, discussie,
6 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
(thuiswerk)opdrachten en spelvormen. De kleine groep (8-12 deelnemers) waarin de cursus wordt gegeven.
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 7
1. Beschrijving methode
De beschrijving van de methode is gebaseerd op het volgende handboek: Cursus ‘Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens’, geschreven door MEE Oost-Gelderland, in 1995 uitgegeven door MEE Oost-Gelderland te Doetinchem. Als er voor specifieke onderdelen in de beschrijving aanvullende informatiebronnen van de ontwikkelaar worden gebruikt, dan worden verwijzingen opgenomen in de tekst.
1.1 Probleemomschrijving Goede seksuele gezondheid niet vanzelfsprekend Het hebben van goede sociale contacten, relaties en seksualiteit zijn belangrijk in het leven van iedereen, dus ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Mensen hebben het recht om zelf relaties aan te gaan, om te genieten van seksualiteit en te kiezen voor een kind. Voor deze groep is het echter niet altijd vanzelfsprekend om een goede, seksueel gezonde relatie te bereiken. Dat zij seksuele relaties hebben, wordt over het algemeen minder geaccepteerd door de samenleving. Praten over seksualiteit De kwaliteit van hun leven wordt groter als cliënten goede voorlichting over de onderwerpen krijgen, waarbij aandacht wordt besteed aan zowel de positieve als de minder positieve kanten, denk bijvoorbeeld aan seksueel grensoverschrijdend gedrag (MEE Oost-Gelderland, 1995/2012a; persoonlijke communicatie met Christel de Krosse van MEE Oost-Gelderland op 23 oktober 2012). Niet alleen voor cliënten, ook voor hun consulenten en ondersteuners kan het moeilijk zijn om over seksualiteit te praten (MEE Oost-Gelderland, 1995/2012a). MEEconsulenten krijgen wel regelmatig vragen over onderwerpen als kinderwens/ouderschap en zwangerschap. Voorlichting aan cliënten is van belang om de onderwerpen ‘vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens’ bespreekbaar te maken. En om aan hen duidelijk te maken dat zij voor vragen hierover bij iemand terecht kunnen. Termen als ‘vriendschap’ en ‘verkering’ zijn voor mensen met een beperking echter te abstract. Het is daarom van belang om het taalgebruik af te stemmen op de doelgroep (Gesthuizen (red.), 1994, zie ook 2.1). De rol van de consulenten is om cliënten te ondersteunen bij het helder krijgen van hun vragen hierover, het maken van bewuste keuzes en eventueel bij de voorbereiding op het ouderschap (Gorgels, Coolen & Liedmeier, 2009). Cliënten hebben niet altijd zelf inzicht in hun mogelijkheden en beperkingen en de eventuele risico’s bij het opvoeden van kinderen. Consulenten kunnen dit met hen en hun netwerk in beeld brengen, met hen kijken welke ondersteuning nodig is en bespreken wat mogelijke zorgen zijn (MEE Nederland, 2011).
Omvang
8 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
In het handboek staat niets vermeld over de omvang van deze problematiek. Wanneer u wilt beschikken over meer actuele of gedetailleerde informatie, verwijzen wij u naar www.cbs.nl of www.scp.nl.
1.2 Doel van de methode De algemene doelen van de cursus luiden als volgt. 1. De deelnemers (mensen met een lichte verstandelijke beperking van 18 jaar en ouder) krijgen educatie over de thema’s vriendschap, relaties, seksualiteit en kinderwens. 2. De deelnemers kennen de algemene normen en waarden voor relaties en seksualiteit. 3. De deelnemers zijn beter in staat om seksualiteit een plek in hun leven te geven, op basis van hun eigen ontwikkeling en hun opvattingen en vermogens. 4. De onderwerpen vriendschap, relaties, seksualiteit en kinderwens zijn beter bespreekbaar. Doelstellingen per bijeenkomst Voor iedere bijeenkomst zijn doelen en doelstellingen geformuleerd. Zo is het doel bij bijeenkomst 7 ‘Vrijen met een ander’: ‘Inventariseren, verkennen en kennis van deelnemers vergroten op het terrein van vrijen met een ander’. En twee subdoelstellingen daarbij: ‘Deelnemers weten dat de één iets wel fijn kan vinden en de ander juist niet’ en ‘Deelnemers weten hoe zij grenzen ten aanzien van seksualiteit kunnen aangeven en dat grenzen per persoon en tussen man en vrouw kunnen verschillen’.
1.3 Doelgroep van de methode De doelgroep van de methode bestaat uit mensen met een lichte verstandelijke beperking van 18 jaar en ouder die enigszins kunnen lezen en schrijven. MEE richt zich vooral op mensen met een lichte verstandelijke beperking die zelfstandig wonen, al dan niet met een lichte vorm van begeleiding.
1.4 Indicaties en contra-indicaties In de documentatie over de methode worden geen specifieke indicatie- of contraindicatiecriteria gegeven.
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 9
1.5 Aanpak De cursus bestaat in principe uit 11 bijeenkomsten (11 onderwerpen) van twee uur. Afhankelijk van het niveau en de leerwensen van de leerlingen kunnen de consultenten die de cursus geven (cursusleiders) besluiten om een onderwerp meer of minder uitgebreid te behandelen. Het onderwerp ‘kinderwens’ kan, indien gewenst, worden weggelaten. De bijeenkomsten zijn eens per week of eens per twee weken. Thema’s In de 11 bijeenkomsten staan de volgende onderwerpen centraal. 1. Kennismaken en inventariseren leervragen: kennismaken met de groep, de begeleiders en het programma. 2. Hoe zie jij jezelf en hoe zien anderen jou? 3. Vriendschap: wat is vriendschap voor jou; wat doe je met wie; hoe maak je vrienden en hoe hou je ze? 4. Verliefdheid en verkering: wat voel je als je verliefd bent; hoe krijg je verkering; wat is het verschil tussen vriendschap en verkering? 5. Vrijen en je eigen lichaam: wat is seks; wat is vrijen; alle mensen zijn verschillend. 6. Vrijen met jezelf: zelfbevrediging: fijne plekjes bij jezelf; klaarkomen; hygiëne. 7. Vrijen met een ander: vertrouwen / ja - nee gevoel; mensen zijn divers in hun seksuele behoeften (hetero/homo/biseksueel); wat vind jij fijn/niet fijn; hoe laat je merken dat je wel of niet wilt vrijen?; verschillende manieren van vrijen. 8. Vrijen, voorspel en voorbehoedsmiddelen: seks en seksuele intimidatie via internet/webcam; sfeer maken: hoe doe je dat?; hygiëne: wat is belangrijk?; voorbehoedmiddelen en voorkomen van SOA (onder andere aids); wat is voorspel, hoe moet dat?; verschil tussen porno en gewone seks. 9. Vrijen, klaarkomen en naspel: voorspel; met elkaar vrijen; klaarkomen (verschil man/vrouw); de eerste keer; zin in seks/communicatie hierover; wat is naspel en hoe doe je dat?; ‘nee is nee’: grenzen aangeven; orale seks/penetratie. 10. Kinderwens: verantwoordelijkheden en leerpunten met betrekking tot opvoeding. 11. Afronding van de cursus: wat heb je geleerd; hoe vond je het om mee te doen aan deze cursus; wil je meer weten over bepaalde onderwerpen; hoe ga je verder? In het handboek staat voor iedere bijeenkomst beschreven wat het doel is, de onderliggende doelstellingen, duur, benodigde materialen en de benodigde voorbereidingen (wat moet vooraf worden meegenomen, geprint en/of klaargelegd/klaargezet). Ook is in het handboek een programma voor iedere bijeenkomst opgenomen. Voorbeeld van een bijeenkomst Ter illustratie hieronder een voorbeeld van wat is opgenomen bij bijeenkomst 7: Vrijen met een ander. Zie 1.2 voor het doel en subdoelen van bijeenkomst 7. Deze bijeenkomst duurt, net als alle andere bijeenkomsten, twee uur. We noemen hierna enkele van de benodigde materialen. De afbeeldingen ‘fijn - niet fijn’. Dit zijn striptekeningen. Twee voorbeelden: 1) een man en een vrouw liggen samen in bad. De man wast de vrouw met een washand, ze hebben
10 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
beiden de ogen dicht en lachen allebei; 2) een vrouw staat met ordners in haar hand, iets voorover gebukt. Een man staat achter haar en beweegt zijn hand naar haar achterste. Informatie voor deelnemers, waaronder het formulier ‘wel of niet fijn, wel of niet vrijen’. Op dit formulier staan mogelijke redenen waarom je wel wilt vrijen (bijvoorbeeld ‘omdat je de ander leuk vindt’, ‘omdat je verliefd bent op de ander’), wat je kunt doen als je wel wilt vrijen (bijvoorbeeld ‘tegen elkaar aan gaan zitten’, ‘elkaar lang in de ogen aankijken’) en wat je kunt zeggen als je zin hebt in vrijen (bijvoorbeeld ‘de ander vragen of hij/zij (ook) zin heeft’, ‘antwoorden of je wilt vrijen als iemand het aan je vraagt’). Maar ook mogelijke redenen waarom je iets niet fijn vindt of niet wilt vrijen (bijvoorbeeld ‘omdat je de ander niet leuk vindt’, ‘omdat je de ander niet (goed genoeg) kent’), wat je dan kunt doen (bijvoorbeeld ‘wegkijken’, ‘weglopen’ of ‘iemand van je afduwen’) en wat je dan kunt zeggen (bijvoorbeeld ‘zeggen dat je niet aangeraakt wilt worden’ of ‘blijf van mij af!’). Er wordt daarbij aangegeven dat, als dit niet helpt, je weg moet gaan of hulp moet vragen aan anderen. Vermeld wordt dat het kan zijn dat je nu geen zin hebt maar mogelijk later wel, en dat je dat ook kunt zeggen. En er staat bij dat het belangrijk is om je grenzen aan te geven, om te laten merken wat je wel/niet wilt. Ter voorbereiding moeten deze formulieren worden geprint en ook de andere benodigde materialen worden gepakt (platen, dvd, thuiswerkopdracht, evaluatieformulier). Het programma van bijeenkomst 7 (met een pauze tussendoor) ziet er als volgt uit. Ontvangst en een terugblik op de vorige bijeenkomst. Bespreking thuiswerkopdracht vorige bijeenkomst. Ervaringen tussen deelnemers worden uitgewisseld. De thema’s ‘vertrouwen’, ‘alle mensen zijn verschillend’ en ‘wat vind je wel en wat vind je niet fijn’ worden behandeld. Bij elk thema staan enkele aanknopingspunten om in gesprek te gaan met de deelnemers. Bijvoorbeeld: ‘Er zijn verschillen in seksuele voorkeur. Zijn deelnemers bekend met de termen: homo, biseksueel, hetero? Welke mening hebben zij hierover?’ en ‘Waaraan kun je merken dat iemand iets niet fijn vindt? En wanneer kun je merken dat iemand iets juist wel fijn vindt?’. De afbeeldingen en formulieren worden tijdens of voorafgaand aan de gesprekken uitgedeeld. Zij zijn bedoeld om gesprekken op gang te brengen of om informatie aan de deelnemers mee te kunnen geven naar aanleiding van wat er besproken is. Stukjes van de dvd van iTV ‘sociale vaardigheden’ (zie 1.6) worden tussendoor gebruikt, ter inleiding van gesprekken of bijvoorbeeld een spel. Bijvoorbeeld een stuk van de dvd over homoseksualiteit en vervolgens het spel: ‘Een deelnemer roept een naam van een bekende Nederlander. De rest van de deelnemers raden wat zijn/haar seksuele voorkeur is’. Na het behandelen van de thema’s wordt de thuiswerkopdracht uitgedeeld en toegelicht. De thuiswerkopdracht bij deze bijeenkomst gaat over hoe je laat merken dat je wel of niet wilt vrijen (wat doe je dan, wat zeg je dan?). Op het opdrachtformulier staat een korte samenvatting van wat er in de bijeenkomst is gesproken. Er wordt bij vermeld dat de deelnemer een bekende om hulp mag vragen als de vragen te moeilijk zijn. Tot slot vullen de deelnemers het evaluatieformulier in, wordt kort teruggeblikt op de bijeenkomst en kunnen deelnemers vragen stellen. De andere bijeenkomsten volgen eenzelfde stramien. Al staan er niet altijd (gespreks)thema’s centraal maar soms ook opdrachten, oefeningen, een (kaart)spel of quiz.
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 11
Een uitzondering is de eerste bijeenkomst. Daarin staan de kennismaking, de toelichting op de cursus en de mappen en het inventariseren van leervragen centraal. Wel wordt daarin ook een thuiswerkopdracht meegegeven en wordt de bijeenkomst geëvalueerd. De thuiswerkopdracht bestaat uit het invullen van een ‘persoonlijk paspoort’ waarin deelnemers onder andere invullen wat hun hobby’s zijn, waar ze gewoond hebben tot nu toe, welke vrienden en vriendinnen ze hebben. Dat paspoort wordt gebruikt tijdens de volgende bijeenkomst, om elkaar beter te leren kennen. Tijdens de laatste bijeenkomst krijgen alle deelnemers een certificaat en is er, in afstemming met de deelnemers, iets lekkers gehaald voor bij de koffie en thee.
1.6 Materiaal De cursus ‘Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens’ bestaat uit de volgende onderdelen. Het handboek “Cursus Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens”, geschreven en uitgegeven door MEE Oost-Gelderland (1995). In het handboek zijn voor iedere bijeenkomst bijbehorende formulieren, afbeeldingen/strips en (thuis)werkopdrachten opgenomen. En daarnaast ook: • een formulier ‘cursusplanning en deelnemersregistratie cursus VVV’ • een formulier ‘deelnemersinformatie en betalingsregistratie’ • een formulier met cursusregels • een formulier met prestatie-indicatoren. • een pagina met handige links over het thema seksualiteit. Videomateriaal /filmpjes (productie ‘Seksualiteit’, ontwikkeld door MEE Oost-Gelderland in samenwerking met Centric ITV Solutions. Platen uit ‘Van top tot teen’ van Bosch & Suykerbuyk Trainingscentrum BV (www.boschsuykerbuyk.nl). In het handboek wordt verder verwezen naar twee dvd’s: de dvd ‘Liefde is overal’ en de dvd iTV ‘Sociale Vaardigheden’. Deze maken geen deel uit van het handboek. Medewerkers van MEE Oost-Gelderland kunnen de dvd’s intern vinden in hun documentendatabank of informatiecentrum.
1.7 Uitvoerende organisaties De methode wordt uitgevoerd door organisaties voor mensen met een lichte verstandelijke beperking die, al dan niet met een lichte vorm van begeleiding, zelfstandig wonen. De cursus kan volgens de ontwikkelaar ook (in een aangepaste vorm) worden toegepast in
12 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
instellingen voor mensen met een grotere verstandelijke beperking of bij een jongere doelgroep (persoonlijke communicatie met Christel de Krosse van MEE Oost-Gelderland op 1 mei 2012 en 23 oktober 2012). Actuele toepassing Verschillende locaties van MEE Oost-Gelderland voer(d)en de cursus uit. Ook wordt de cursus door consulenten van MEE Oost-Gelderland gegeven als module in het kader van een cursus Zelfstandig Wonen in samenwerking met ROC Graafschap College. In een aangepaste vorm wordt de cursus ook gegeven aan een vrijetijdsclub van LVG-meiden in de leeftijd van 12 tot 16 jaar.
1.8 Benodigde competenties van de uitvoerder De cursusleiders hebben een hbo-opleiding gevolgd en hebben kennis van de doelgroep. Scholing in het thema wordt dringend aanbevolen (zie ook 1.9: kwaliteitsbewaking). Nieuwe cursusleiders lezen zich in en geven een cursus eerst samen met een collega. De cursusleiders moeten kunnen zorgen voor een goede sfeer in de groep en voor veiligheid. De volgende punten staan daarbij centraal: ‘integriteit, vertrouwen, open en eerlijke gespreksvoering en respect’. Er worden verder geen specifieke eisen aan de competenties en begeleiding van de cursusleiders gesteld.
1.9 Overige randvoorwaarden Randvoorwaarden en/of succesfactoren Er moet draagvlak zijn voor het volgen van de cursus bij mensen uit de directe omgeving van de cursisten (ouders, verzorgers, partner). Zij dienen de cursisten te stimuleren en motiveren om de opdrachten te maken. De groep cursisten bestaat uit zowel mannen als vrouwen. De cursisten moeten enigszins kunnen lezen en schrijven (in verband met het maken van huiswerkopdrachten). Er zijn ongeacht de groepsgrootte twee cursusbegeleiders, bij voorkeur een man en een vrouw. De cursisten moeten zich veilig voelen om het onderwerp te bespreken (zie 1.8). De groep bestaat uit 6 tot maximaal 12 deelnemers. De bijeenkomsten worden gehouden in de woonplaats van de cursisten of anders in de nabije omgeving.
Kwaliteitsbewaking Er zijn formulieren in het handboek opgenomen om de effecten en resultaten van de cursus te
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 13
meten. De doelen zijn vertaald naar een lijst met prestatie-indicatoren, waarin ook streefnormen zijn opgenomen. Een voorbeeld van een streefnorm: ‘95% van de cursisten volgt de cursus tot aan het einde’. Voorafgaand aan iedere bijeenkomst wordt vervolgens nagegaan of iedereen die opgegeven is, ook daadwerkelijk aanwezig is. Aan het eind van de cursus vullen de deelnemers een formulier in over hoe zij de bijeenkomsten hebben ervaren. Een voorbeeld van een vraag: ‘Ik vond de filmpjes goed’. Daarbij als antwoordmogelijkheden: mee eens; beetje mee eens; beetje mee oneens; niet mee eens. Ook de persoonlijke begeleiders van de deelnemers krijgen het verzoek een formulier in te vullen, waarmee wordt nagegaan in hoeverre de begeleiders een effect van de cursus hebben opgemerkt. Dit gebeurt aan de hand van stellingen als: ‘Ik vind dat x nu weet wat vrijen inhoudt’. Met als antwoordmogelijkheden: mee eens; beetje mee eens; beetje mee oneens; niet mee eens. MEE Oost-Gelderland bundelt de ervaringen in evaluatieverslagen. Bij MEE Oost-Gelderland wordt met enige regelmaat een training ‘Seksualiteit: omgaan met hulpvragen omtrent seksualiteit en kinderwens’ aangeboden aan consulenten die met genoemde vraagstukken te maken krijgen. De consulenten die trainingen gaan geven wordt dringend aanbevolen om deze training te volgen. Er is een groep consulenten binnen het thema ‘Vrienden & Relaties’ bij MEE Oost-Gelderland die signaleren, nieuwe kennis verwerven, de materialen up to date houden, nieuwe dingen uittesten en projecten rondom gerelateerde onderwerpen uitvoeren (persoonlijke communicatie met Christel de Krosse van MEE OostGelderland op 30 juli 2012 en 23 oktober 2012). Kosten van de interventie De cursuskosten/deelnemerskosten bedragen € 25,00 voor de gehele cursus. Dit is een vergoeding voor de deelnemersmap, materialen en catering.
1.10 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies De cursus is gebaseerd op Lief en Lijf van de Groesbeekse Tehuizen (Gesthuizen, 1994). Verder wordt in het handboek de methode Praten over seks van Van Doorn & Janssen (2008) genoemd. Lief en Lijf Lief en Lijf heeft als doel: educatie van volwassenen met een verstandelijke beperking op het gebied van seksualiteit en relaties. Gesthuizen (1994) wilde met Lief en Lijf bijdragen aan de emancipatie van deze groep op het gebied van seksualiteit en relaties. En daarmee de boodschap aan hen afgeven dat zij ‘gewoon over seks kunnen praten’. Dit vond Gesthuizen ook van belang in het kader van aidspreventie. Daarnaast waren belangrijke boodschappen bij de ontwikkeling van Lief en Lijf dat ‘nee’ zeggen mogelijk en soms ook nodig is, dat je alleen dingen doet die je allebei fijn vindt en dat vriendschap en verkerin g niet altijd hoeven samen te hangen met of verbonden zijn aan seks en seksualiteit. Dit komt ook terug in Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens.
14 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
Bij Lief en Lijf gaat het om groepsgesprekken en wordt aangegeven dat het wenselijk is dat er minimaal twee cursusleiders zijn, zoals ook bij Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens. De groepsgrootte is echter kleiner (vier tot acht deelnemers). Er wordt ook gebruik gemaakt van beeldmateriaal, lees- en schrijfopdrachten. Tekeningen uit Lief en Lijf zijn overgenomen in Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens. Er zijn meer lessen in Lief en Lijf: 91 lessen zijn opgenomen in de begeleidershandleiding. Dit aantal is in Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens teruggebracht (zie 2.1). Praten over seks Ook Praten over seks wil mensen met een verstandelijke beperking ondersteunen bij hun seksuele ontwikkeling. Er wordt, net als bij Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens gebruik gemaakt van gesprekken die worden ondersteund met visueel materiaal. Thema’s zijn vergelijkbaar. Een verschil is dat de methode zich richt op mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking vanaf 12 jaar en dat het bij deze methode gaat om individuele gesprekken met cliënten. Nadere studie moet uitwijzen of beide methodes voldoende vergelijkbaar zijn met Vriendschap, verkeringvrijen en kinderwens om onderzoek ernaar mee te nemen als indirect bewijs voor de effectiviteit.
1.11 Contactgegevens ontwikkelaar MEE Oost-Gelderland Keppelseweg 15 7001 CE Doetinchem Postbus 837 7000 AV Doetinchem 0314 34 42 24 www.mee-og.nl Contactpersoon Christel de Krosse 0314 34 42 24
[email protected]
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 15
2. Onderbouwing
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode De eerste aanleiding voor de opzet van de cursus was dat een groepswerker van MEE OostGelderland, Maria Tersteeg, in/rond 1992 veel vrouwen met een verstandelijke beperking zag die te maken hadden met misbruik en moeite met het omgaan met mannen (persoonlijke communicatie met Christel de Krosse van MEE Oost-Gelderland op 13 juli 2012). Lief en Lijf De cursus is gebaseerd op de cursus Lief en Lijf (Gesthuizen (red.), 1994) van de Groesbeekse Tehuizen. Zoals eerder aangegeven worden afbeeldingen uit die cursus in de cursus Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens gebruikt. Lief en Lijf was echter gericht op mensen met een ernstiger beperking dan de doelgroep waarop MEE zich richt. Maria Tersteeg heeft de methode daarom zelf (door)ontwikkeld voor de doelgroep van MEE. Zij heeft de cursus bovendien naar tien bijeenkomsten teruggebracht. Gesthuizen heeft de cursus Lief en Lijf ontwikkeld omdat uit landelijk onderzoek bleek (Soeter e.a., 1993, in: Gesthuizen (red.), 1994) dat er grote behoefte was aan educatief materiaal over seksualiteit gericht op volwassenen met een verstandelijke beperking. Tien organisaties in de verstandelijk gehandicaptenzorg werkten aan het onderzoek mee. Er was op dat moment weinig materiaal voor deze groep beschikbaar. Uit het onderzoek bleek verder dat begrippen als ‘vriendschap’ en ‘verkering’ te abstract zijn voor mensen met een verstandelijke beperking. In Lief en Lijf, waarop de onderdelen ‘vriendschap, verkering en vrijen’ zijn gebaseerd, heeft Gesthuizen geprobeerd deze begrippen te vertalen naar concreet gedrag en het taalgebruik en de instructies af te stemmen op de doelgroep. Er werden drie leesboeken (‘vriendschap’, ‘vrijen’ en ‘met elkaar naar bed’) en vier videofilms (‘vriendschap’, ‘je eigen lichaam’, ‘sex’ en ‘voorbehoedmiddelen’) ontwikkeld. De tekst van de boekjes werd aangepast aan de criteria ‘gemakkelijk lezen’, zoals destijds opgesteld door het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum. Ook de tekeningen werden afgestemd op de doelgroep. Het was belangrijk dat de situaties die werden afgebeeld of getoond herkenbaar waren voor de doelgroep. En dat, in verband met de aard van de verstandelijke beperking, de nadruk lag op ervaringsleren en niet (alleen) op het overdragen van kennis. Zo werden in de filmpjes de mensen actief uitgenodigd om mee te denken over de onderwerpen en was er aandacht voor het uitwisselen van ervaringen. Informatie wordt bewust herhaald omdat herhaling een belangrijk aspect is in de educatie van deze doelgroep, aldus Gesthuizen. Doorontwikkeling MEE Oost-Gelderland heeft de cursus is in de loop van de jaren op onderdelen aangepast en er is gebruik gemaakt van nieuwere literatuur en inzichten. Er is meer aandacht voor homoseksualiteit in het handboek en de filmpjes zijn in de loop van de tijd vernieuwd. De cursus heette eerder ‘Vriendschap, verkering en vrijen’. Het onderdeel Kinderwens is op een later moment toegevoegd, op basis van Verdonk, auteur van het boek ‘Ze zeggen dat we het niet kunnen: kinderwens en ouderschap van mensen met een lichte verstandelijke beperking’ (2011). Verdonk heeft MEE Oost-Gelderland geadviseerd over het bespreekbaar maken van
16 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
het onderwerp. Hoe kies je de juiste toon, wat zeg je wel en niet in de gespreksvoering? Ook heeft zij met MEE Oost-Gelderland de scripts voor de filmpjes over het onderwerp geredigeerd en was zij aanwezig bij de opnamen. Verder is haar kaartspel ‘Ik wil een goede ouder zijn’, opgenomen in het handboek bij bijeenkomst 10 (Kinderwens). Het spel wil bewustwording en het uitwisselen van kennis en ervaringen onder de groep cursisten bevorderen. Enkele vragen uit het kaartspel: ‘Samen spelletjes doen. Waarom is dat belangrijk?’; 'Mogen vaders hun dochters knuffelen en op schoot nemen?’; ‘Hoe vaak moeten kinderen gewassen worden?’; ‘Kun je een kind alleen in de auto laten?’ (persoonlijke communicatie met Christel de Krosse van MEE Oost-Gelderland op 19 juni en 30 juli 2012).
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Landelijk onderzoek Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens is gebaseerd op de methode Lief en Lijf (zie 2.1). Deze methode is ontwikkeld naar aanleiding van een landelijk onderzoek (Soeter e.a., 1993, in: Gesthuizen (red.), 1994) (persoonlijke communicatie met Christel de Krosse van MEE Oost-Gelderland op 19 juni en 30 juli 2012). Over de uitkomsten van het onderzoek is niet veel meer vermeld dan dat daaruit een grote behoefte was aan materiaal voor volwassenen met een verstandelijke handicap en dat begrippen als ‘vriendschap’ en ‘verkering’ te abstract zijn voor mensen met een verstandelijke handicap (zie 2.1). Kinderwens Voor het onderdeel Kinderwens is gebruik gemaakt van Verdonk (2011, zie 2.1) en het visiedocument van MEE Nederland (Gorgels e.a., 2009). In de visie van MEE Nederland staat respect voor de kinderwens én het feit dat een kind in een veilige omgeving moet kunnen opgroeien centraal. Verder is in het handboek niet duidelijk opgenomen wat de inhoud van deze publicaties is en hoe er gebruik van is gemaakt. Praten over seks In de inleiding van Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens worden Van Doorn & Janssens (2008), ontwikkelaars van de methode Praten over seks (zie 1.10), aangehaald. Zij stellen dat de kwaliteit van leven van mensen met een verstandelijke beperking groter wordt als zij goede voorlichting krijgen over sociale contacten, relaties en seksualiteit. Van Doorn & Janssens vinden het een taak van begeleiders van cliënten om seksualiteit bespreekbaar te maken, om hen de juiste informatie te geven en passend sociaal gedrag aan te reiken. De algemene doelen van Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens sluiten hierop aan.
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 17
3. Onderzoek naar praktijkervaringen
De beschrijving van de praktijkervaringen van de professional en cliënt/burger is gebaseerd op de volgende publicaties. •
De cursus ‘Vriendschap, verkering & vrijen’ op een hoger plan, geschreven door H. Hamers, in 2009 uitgegeven door Zorg Consult Nederland te Bilthoven.
Zorg Consult Nederland, een externe partij, heeft onderzoek gedaan in opdracht van MEE Oost-Gelderland om “inzicht te verkrijgen in en het verhogen van het effect van dit type cursusaanbod”. MEE wilde advies over de doelstelling van de cursus, het materiaal en de werkvormen, suggesties voor verbetering en een voorstel om het effect in de toekomst te meten (om daarmee de verdere ontwikkeling van de cursus te stimuleren). De onderzoeker heeft gebruik gemaakt van deskresearch (opzet cursus, schriftelijk materiaal, ander materiaal van de cursus), een interview met vijf (vrouwelijke) cursusleiders van MEE Oost-Gelderland en een interview met zes cursisten. In de rapportage staat niet vermeld of de onderzoeker gebruik heeft gemaakt van een vragenlijst die vooraf is opgesteld, alleen dat de interviews kort en interactief waren. De uitkomsten staan vrij globaal omschreven en de onderzoeker heeft zijn persoonlijke interpretaties erbij vermeld (‘ik heb de indruk dat’, ‘belangrijk lijkt mij om’). Het is daarbij niet altijd duidelijk in hoeverre de interpretaties gebaseerd zijn op uitspraken van geïnterviewden. •
Evaluatie cursus VVV van MEE Oost-Gelderland (april 2012, ongepubliceerd, intern document).
MEE Oost-Gelderland heeft een cursus, bestaande uit 11 bijeenkomsten die deels in 2011 en deels in 2012 zijn gehouden, geëvalueerd. Er is gebruik gemaakt van: evaluatieformulieren die de cursisten na iedere bijeenkomst hebben ingevuld, evaluatie door cursisten aan het eind van de totale cursus en evaluatieformulieren die de ondersteuners van de cursisten na afloop van de cursus hebben ingevuld. De evaluatieformulieren bevatten uit een aantal stellingen. Cursisten konden hun mening geven door bij stellingen als ‘Ik vond de cursus leuk om te doen’ en ‘Ik vond dat ik goed mijn mening kon zeggen’ aan te geven: ‘mee eens’, ‘beetje mee eens, beetje mee oneens’, ‘niet mee eens’ en ‘weet niet’. Begeleiders konden op dezelfde manier reageren op stellingen als ‘Ik heb gezien dat … graag naar de cursus ging’ en ‘Ik vind dat …. nu beter weet wat vrijen inhoudt’. De vier cursisten die deelnamen aan deze cursus, hebben allemaal meegewerkt aan de evaluatie. Nadere kenmerken van de cursisten (bijvoorbeeld leeftijd) worden niet genoemd. Twee van de vier persoonlijk begeleiders van de cursisten hebben eraan meegewerkt. In het
18 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
evaluatieverslag wordt opgemerkt dat de resultaten, ten aanzien van de mening van de begeleiders over de cursus, hierdoor vertekend zijn. Er staat niet vermeld waarom de twee andere persoonlijk begeleiders de evaluatieformulieren niet hebben geretourneerd.
3.1 Praktijkervaringen van de uitvoerder Waardering De geïnterviewde cursusleiders (Hamers, 2009) waren enthousiast over de cursus, zij hadden er goede ervaringen mee. Het gezamenlijk bekijken van de dvd’s gaf soms een ongemakkelijk gevoel. Maar in de praktijk bleek dat deelnemers hier ‘gewoon’ mee omgaan. Uitval Bij groepen kon er, voor de daadwerkelijke start van de cursus, sprake zijn van uitval van cursisten. De cursusleiders geven aan dat dit voorkomen kan worden door cursisten snel te plaatsen en te voorkomen dat ze op een wachtlijst komen. Accentverschillen In de uitvoering was sprake van accentverschillen, afhankelijk van de insteek/focus van de cursusleider en de vragen/wensen vanuit de deelnemers (Hamers, 2009). Zo heeft de ene cursusleider meer expliciet, meer direct het onderwerp besproken dan de ander. En bij een andere cursusleider lag het accent meer op seksuele voorlichting dan op waarden en normen. Ondersteuning vanuit de omgeving De cursusleiders uit het onderzoek van Hamers merkten dat de omgeving (bijvoorbeeld de ouders) soms meewerkten maar soms ook niet. Ouders konden bijvoorbeeld terughoudend of zelfs afhoudend reageren en de neiging hebben om de (ontluikende) seksualiteit van hun kind te ontkennen. Hamers wijst op het belang van steun en hulp vanuit de omgeving en dat dit een aandachtspunt is bij de werving van deelnemers.
3.2 Praktijkervaringen van de cliënt/burger Alleen doen wat je alle twee wilt De cursisten waren positief over de cursus en namen vooral uit de cursus mee dat je ‘alleen dat doet wat je alle twee wilt, geen dingen tegen je zin in laten gebeuren’ (Hamers, 2009, p. 5). Cursisten leken enthousiast over het materiaal. Als nadeel noemden zij het feit dat zij veel moesten lezen. De cursus heeft voor de cursisten verschillende dingen opgeleverd, afhankelijk van hun verwachtingen vooraf. Zo vindt de ene cursist vooral de seksuele voorlichting positief en de andere cursist vooral de informatie over waarden en normen (wat is wel/niet wenselijk seksueel contact). De cursisten vonden de cursus prettig omdat ze in een groep waren en
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 19
daarmee anderen leerden kennen. Soms nieuw, soms bekend Uit het evaluatieverslag van MEE Oost-Gelderland (2012b) blijkt dat alle vier de cursisten de sfeer goed vonden. Drie voelden zich veilig genoeg om over de onderwerpen te spreken. Eén cursist voelde zich echter vaak niet veilig. Bij een les over verliefdheid gaf deze cursist aan: ‘Vervelend onderwerp om over te praten, met name over zaken uit het verleden’ (p. 1). Welke lessen de cursisten moeilijk of makkelijk vonden, verschilde per cursist. Ook de voorkennis van de cursisten verschilde: sommige onderwerpen waren voor de ene cursist nieuw en voor de andere cursist al meer bekend. Op het evaluatieformulier gaven alle vier de cursisten aan dat zij de thuiswerkopdrachten goed konden maken, dat de filmpjes goed waren, dat ze de manier waarop gewerkt werd goed vonden en dat ze goed hun mening konden zeggen. Ook gaven zij allemaal aan dat de cursusleider hen begreep en dat er naar hen werd geluisterd. Twee cursisten gaven aan niet zeker te weten of zij dankzij de cursus beter konden omgaan met verkering en vrijen. Drie cursisten waren tevreden over wat zij hebben geleerd in de cursus, één cursist was niet tevreden (een nadere toelichting hierop staat niet omschreven). De mening van de persoonlijk begeleiders van de cursisten De persoonlijk begeleiders waren het met alle stellingen eens. Dat wil zeggen dat zij aangaven gezien te hebben dat de cursist (waarvan zij de begeleider zijn) graag naar de cursus ging; hij/zij door de cursus een beter beeld heeft van zichzelf in relatie tot anderen; hij/zij nu beter weet wat vriendschap, verkering en vrijen inhoudt; hij/zij alle onderwerpen van de cursus openlijk met de begeleider heeft besproken; de begeleider het gevoel heeft dat hij/zij nu beter om kan gaan met de gangbare waarden en normen omtrent verliefdheid, verkering en vrijen en dat de onderwerpen gemakkelijk waren om met elkaar te bespreken (MEE Oost-Gelderland, 2012b).
3.3 Praktijkvoorbeeld In gevonden publicaties over de methode staan geen casestudies beschreven die illustreren hoe de methode in een specifiek geval is toegepast in de praktijk.
20 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
4. Effectonderzoek
4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar de effectiviteit van de methode. Dergelijk onderzoek is evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearch (zie 6.1).
4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar soortgelijke methoden, noch in Nederland, noch in het buitenland. Dergelijke onderzoeken zijn evenmin gevonden bij de door MOVISIE uitgevoerde literatuursearches (zie 6.1).
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 21
5. Conclusies
5.1 Samenvatting werkzame elementen De veronderstelde werkzame elementen van het lesprogramma zijn: Laagdrempelig informeren: eenvoudige informatie in een beperkte hoeveelheid per bijeenkomst (1, 3). Aandacht voor normen en waarden voor seksualiteit (1, 3). Het bespreekbaar maken van seksualiteit door uitwisseling van ervaringen en het elkaar laten adviseren van deelnemers (1). Het gebruik van beeldmateriaal (tekeningen en filmpjes) (1, 3). De afwisseling in werkvormen tijdens een bijeenkomst: kennisoverdracht, discussie, (thuiswerk)opdrachten en spelvormen (1). De kleine groep (8-12 deelnemers) waarin de cursus wordt gegeven (1, 3). Verklaring classificatie veronderstelde werkzame elementen: 1 = Veronderstelling ontwikkelaar 2 = Wetenschappelijke of theoretische onderbouwing 3 = Praktijkervaringen 4 = Wetenschappelijk effectonderzoek. Zie voor een toelichting de desbetreffende onderdelen van het werkblad.
5.2 Samenvatting effectonderzoek Er zijn geen wetenschappelijke onderzoeken bekend die directe of indirecte aanwijzingen leveren voor de effectiviteit van de methode. Verklaring classificatie voor typering onderzoeksopzet: A = Experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up B = Quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up C = (Quasi-) experimenteel onderzoek, in de praktijk (zonder follow-up) D = (Quasi-) experimenteel onderzoek, niet in de praktijk E = Veranderingsonderzoek F = Monitoring Z = Geen van de voorgaande alternatieven.
22 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
6. Verantwoording
6.1 Zoeken en selecteren van literatuur De zoekvraag op basis waarvan gezocht is naar literatuur over de methode: Wat is bekend over de praktijkervaringen met en de effectiviteit van de cursus Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens voor LVG (mensen met een lichte verstandelijke beperking) van 18 jaar en ouder die enigszins kunnen lezen en schrijven ten behoeve van de volgende doelen: Educatie op het gebied van vriendschap, relaties, seksualiteit en kinderwens. Deelnemers kennen de algemene normen en waarden voor relaties en seksualiteit. Bijdragen aan het tot stand komen van een leven waarbij men naar eigen ontwikkeling, naar eigen opvatting en vermogen seksualiteit een plek in het leven geeft. Bijdragen aan het bespreekbaar maken van de onderwerpen bij doel 1. De bijbehorende zoektermen die zijn gebruikt: Vriendschap, verkering, vrijen, kinderwens, verstandelijke beperking, verstandelijke handicap, verstandelijk gehandicapten, seks, praten over seks, MEE Oost-Gelderland, seksuele voorlichting. Zoekstrategieën Er is informatie opgevraagd bij de ontwikkelaar. Verder is er een zoektocht gedaan in Nederlandse databanken op basis van de hierboven genoemde zoektermen. Een overzicht van de databanken waarin is gezocht: MOVISIE Google NARCIS Google Scholar HBO Kennisbank WorldCat. Literatuurselectie De literatuursearch leverde geen relevante publicaties op die aanvullend waren op hetgeen door de ontwikkelaar is aangeleverd. Een overzicht van de geselecteerde literatuur is te vinden in hoofdstuk 6.2.
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 23
6.2 Literatuur Doorn, P. van & Janssen, A. (2008). Praten over seks. Methode voor het ondersteunen van mensen met een verstandelijke beperking bij hun seksuele ontwikkeling. Begeleidersboek. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Gesthuizen, S. (red.). (1994). Lief en Lijf. Handboek voor de begeleider. Leuven - Kessel Lo / Apeldoorn: Groesbeekse Tehuizen & Garant. Gorgels, D., Coolen, G. & Liedmeier, T. (2009). MEE Signaal. Richtlijn kinderwens en ouderschap van mensen met een verstandelijke beperking. Utrecht: MEE Nederland. Hamers, H. (2009). De Cursus ‘Vriendschap, verkering & vrijen’ op een hoger plan. Rapportage. Bilthoven: Zorg Consult Nederland. MEE Oost-Gelderland. (1995). Cursus ‘Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens’. Doetinchem: MEE Oost-Gelderland. MEE Nederland. (2011). Handreiking voor het gesprek over kinderwens, zwangerschap en ouderschap (concept). Utrecht: MEE Nederland. MEE Oost-Gelderland (2012a). Projectplan van ‘Vrienden en Relaties’. Doetinchem: MEE Oost-Gelderland (interne publicatie). MEE Oost-Gelderland (2012b). Evaluatie VVV. Doetinchem: MEE Oost-Gelderland (interne publicatie). Verdonk, I. (2011). Ze zeggen dat we het niet kunnen. Kinderwens en ouderschap van mensen met een lichte verstandelijke beperking. Assen: Van Gorcum.
24 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
Bijlage 1 – Toelichting effectonderzoek
Voor het vaststellen van de effectiviteit van methoden (onderdeel 4 van het werkblad) wordt het onderzoek hiernaar systematisch in kaart gebracht (bijlagen 2 en 3).
Directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit Er zijn twee typen aanwijzingen voor de effectiviteit van een methode: Directe aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek die betrekking hebben op precies die methode die in het onderhavige document is beschreven. Indirecte aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek naar andere methoden met hetzelfde doel en dezelfde doelgroep en aanpak. Deze worden hier verder aangeduid als ‘soortgelijke methoden’. Het gaat hier om: • resultaten uit onderzoek naar buitenlandse versies van de methode (zoals Motivational interviewing, de Amerikaanse variant van de Nederlandse Motiverende gespreksvoering of de Amerikaanse ABCD-methode als voorloper van de Nederlandse ABCD-methode) • resultaten uit onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse methoden die tot hetzelfde type of dezelfde ‘familie’ behoren (zoals de Nederlandse activeringsmethoden die alle gebaseerd zijn op Supported employment of de methode Samenwerking tegen agressie, een op Turkse en Marokkaanse plegers van huiselijk geweld gerichte versie van de methode Niet meer door het lint). Soms zijn er onvoldoende directe aanwijzingen of kunnen relevante indirecte aanwijzingen de directe aanwijzingen ondersteunen. Bij de selectie van soortgelijke methoden is maatgevend in hoeverre de methode in de kern overeenkomt met de beschreven methode. Wanneer dit niet duidelijk is of wanneer de methode te zeer verschilt, is er geen sprake van een soortgelijke methode en dus ook niet van indirect bewijs voor effect. Wanneer een methode veelvuldig is onderzocht, is het aantal primaire onderzoeken soms te groot om binnen het kader van Effectieve sociale interventies te analyseren. Veelal zijn de primaire onderzoeken dan al geanalyseerd in reviews en metastudies. In dat geval gebruiken we de informatie uit deze overzichtsstudies. We volstaan dan met een globale analyse van de effectiviteit zoals gebleken uit de overzichtsstudies. Dit vullen we eventueel aan met een meer uitgebreide analyse van de (recente) primaire studies die (nog) niet in de overzichtsstudies zijn opgenomen.
Kenmerken effectonderzoek Bij onderdeel 4 van het werkblad gaan we ervan uit dat er sprake is van een effectonderzoek wanneer er ten minste een nameting heeft plaats gevonden die een cijfermatige indicatie geeft van het effect van een methode. Onderzoek naar de door professionals, burgers en/of cliënten ervaren effectiviteit van een methode nemen we mee in onderdeel 3 van het werkblad. Het methodologische gewicht van het effectonderzoek en de resultaten daarvan wordt onder meer bepaald door de aanwezigheid van een voor- en nameting, een controlegroep, de willekeurige samenstelling daarvan, de modelgetrouwheid van de methode en de uitvoering van een followupmeting. Het methodologische gewicht varieert van ‘licht’ effectonderzoek (monitoring- of
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 25
veranderingsonderzoek) tot ‘zwaar’ effectonderzoek (Randomized Controlled Trial ofwel RCTonderzoek) en diverse vormen daar tussenin. Hoe ‘zwaarder’ het effectonderzoek, hoe ‘harder’ de uitspraken over de effectiviteit zijn. Dit wil niet zeggen dat er altijd gekozen moet worden voor zo zwaar mogelijk effectonderzoek. Welk type effectonderzoek het meest passend is, hangt af van de kenmerken en het ontwikkelingsstadium van de methode en de beschikbare financiële middelen. Monitoring wordt alleen meegenomen als ‘effectonderzoek’ wanneer het een cijfermatige indicatie geeft van de behaalde resultaten met betrekking tot de doelen van de methoden. Bijvoorbeeld: bij buurtbemiddeling gaat het bij het monitoren om het aantal geslaagde bemiddelingen afgezet tegen het totaal aantal bemiddelingen dat heeft plaatsgevonden. Het gaat hier niet om tevredenheidonderzoek, dit hoort bij deel 3.
Gemeten effecten In een tabel worden de onderzoeksresultaten cijfermatig gepresenteerd. De onderzoeksresultaten kunnen aanwijzingen geven voor positieve, geen of negatieve effecten. Uitkomstmaten Effectonderzoeken beantwoorden een beperkt aantal vragen. De gestelde vragen worden aangeduid als ‘uitkomstmaten’. Alleen op deze uitkomstmaten wordt een effect gemeten. Er kan alleen iets over effect gezegd worden voor zover het betrekking heeft op één van de onderzochte uitkomstmaten. Effectgrootte De mate waarin een resultaat als positief is aan te merken, is mede afhankelijk van de effectgrootte. Tot voor kort werd het effect van een methode vooral uitgedrukt in een statistisch significant verschil tussen voor- en nameting, of tussen voor- en nameting en follow-up, of tussen de nameting van de experimentele groep en de controlegroep. Een probleem bij deze aanpak is dat grote verschilscores in kleine groepen vaak niet significant zijn. Bij grote groepen kunnen heel kleine verschillen weliswaar als zeer significant uit de bus komen, maar praktisch gezien van weinig waarde zijn. De laatste jaren wordt er vaak voor gekozen om naast de statistische significantie ook de zogeheten effectgrootte d (‘effectsize’, ook wel aangeduid met ES) te rapporteren. Dit is een index die aangeeft hoe groot het waargenomen verschil is tussen voor- en nameting of tussen de experimentele (interventie-) en controlegroep. In sommige onderzoeksrapporten worden andere effectmaten gebruikt. In deze methodebeschrijving worden de effectmaten overgenomen uit de oorspronkelijke onderzoeksrapporten.
26 * * * Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens
Bijlage 2 – Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken Onderzoeken naar praktijkervaringen (deel 3) Methode
Onderzoek 1
Onderzoek 2
Titel rapport
De cursus ‘Vriendschap, verkering & vrijen’ op
Evaluatieverslag cursus VVV
een hoger plan. Rapportage Auteur
Hub Hamers
MEE Oost-Gelderland
Jaar
2009
2012
Onderzoeks-
Wat is het effect van het/dit type cursusaanbod
Het inventariseren van meningen aan de hand
vraag
en hoe kan het effect worden verhoogd?
van stellingen, via evaluatieformulieren
In het onderzoek
Cursisten en cursusleiders
Cursisten en hun begeleiders
6 cursisten 5 cursusleiders
4 cursisten 2 begeleiders
betrokken doelgroep Aantal geïncludeerde subjecten (n)
Vriendschap, verkering, vrijen en kinderwens * * * 27