I. RUST - EN OVERLEV INGSPEN SIO EN GROEPSVERZEKER ING (met inbegrip van de solidariteitstoezeggingen die tot doel hebben een aanvullend pensioen toe te kennen)
1.
Bijdrag e va n d e werk gever / on dern e mi ng 1.1.
Voor de werkgever / onderneming (artikelen 52, 3b en 59 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies kunnen slechts als beroepskosten worden afgetrokken onder de volgende voorwaarden en binnen de volgende perken : ze moeten definitief worden gestort aan een in de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling; de wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, mogen niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging en moeten worden berekend op basis van de normale duur van een beroepswerkzaamheid; de informatieplichten gevraagd in toepassing van het KB van 25 april 2007 ten opzichte van SIGEDIS moeten nagekomen zijn. Het doel van deze nieuwe bepaling is om de overheid in staat te stellen via SIGEDIS (hoofdstuk III, punt XIV) onder meer een correcte controle uit te oefenen op de naleving van de 80 %-regel of op de correcte heffing van de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 % en van de bijdrage van 1,5 %. De controles kunnen enkel vruchten afwerpen indien de nodige gegevens tijdig in de databank SIGEDIS worden ingevoerd. Deze bepaling die door de programmawet van 22 juni 2012 werd ingevoerd, is van toepassing op de werkgeversbijdragen betaald vanaf 1 januari 2013. De Memorie van Toelichting van de WAP bepaalt dat de aanvullende pensioenreglementen en pensioenovereenkomsten krachtens dewelke de bijdragen en premies worden betaald de van openbare orde zijnde bepalingen inzake aanvullende pensioenen moeten naleven als voorwaarde voor de fiscale aftrekbaarheid van de bijdrage of de premie. Deze voorwaarde is niet opgenomen in de tekst van de wet zelf. We vinden ze trouwens terug in het KB van 1 maart 2005 tot wijziging van artikel 35 van het KB tot uitvoering van het WIB (moet voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in de wet inzake aanvullende pensioenen). De begrenzing tot 80 % moet worden beoordeeld ten opzichte van het totale bedrag van de wettelijke pensioenen en van de in jaarlijkse renten uitgedrukte bovenwettelijke pensioenen. De uitkeringen op grond van het pensioensparen en op grond van individuele levensverzekeringscontracten die deel uitmaken van de derde pijler (andere dan deze die worden gesloten ter uitvoering van een individuele aanvullende pensioentoezegging inzake een rust- en/of overlevingspensioen of die voortvloeien uit een individuele voortzetting zoals bedoeld in artikel 33 van de wet) worden niet in aanmerking genomen.
© Axa Belgium 2015
De bovenwettelijke pensioenen omvatten inzonderheid de pensioenen : die met persoonlijke bijdragen zijn gevormd, betaald door zelfstandigen in het kader van de VAPZ; die met persoonlijke bijdragen zijn gevormd; die met werkgeversbijdragen zijn gevormd; die door de werkgever ter uitvoering van een contractuele verplichting zijn toegekend. Voor de zelfstandige bedrijfsleiders zijn de bijdragen van de onderneming aftrekbaar als beroepskosten, zelfs indien de bedrijfsleider regelmatige en maandelijkse bezoldiging krijgt (artikel 195 WIB). Vanuit fiscaal opzicht zijn de zelfstandige bedrijfsleiders enerzijds : de natuurlijke personen die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefenen; en anderzijds : de natuurlijke personen die in de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard, uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst. Voor een gedetailleerde analyse van de 80 %-regel, zie het hoofdstuk met betrekking tot de beschrijving van de regel (hoofdstuk IV). De werkgever/de sectorale inrichter moet een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage betalen van 8,86 % berekend op het bedrag van de werkgeversbijdrage (buiten de taks van 4,4 % op de verzekeringsverrichtingen). Deze bijzondere bijdrage is berekend op de werkgeversbijdrage pensioen, overlijden en overlijden door ongeval. Deze bijdrage kan door de werkgever als beroepskosten worden afgetrokken. De opbrengst van deze bijdrage moet door de werkgever/de sectorale inrichter aan de RSZ worden gestort, uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal waarin de stortingen werden gedaan. De werkgever/de sectorale inrichter moet alle bewijsstukken van de stortingen van het bedrag van de verschuldigde bijdrage gedurende 3 jaar bewaren. De bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % De kenmerken van deze bijdrage die ingevoerd werd door de programmawet van 22 juni 2012 werden volledig herzien in de programmawet van 27 december 2012. Voor uitvoerige uitleg over deze bijdrage, zie punt VII.
© Axa Belgium 2015
1.2.
Voor de werknemer en de zelfstandige bedrijfsleider (artikel 38 §1, 18 en 19 en §3 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies betaald in het kader van een collectieve pensioentoezegging maken voor de begunstigde aangeslotene geen voordeel van alle aard uit. Opdat er voor de zelfstandige bedrijfsleiders vrijstelling zou zijn, is het echter noodzakelijk dat de betaling van bijdragen en premies van de onderneming of van de rechtspersoon bedoeld in de artikelen 220 en 227, 3 WIB (de vzw’s) betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits deze bezoldigingen op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend. Bijgevolg vormen de door de onderneming gestorte bijdragen voor de bedrijfsleider een voordeel van alle aard indien hij niet beschikt over een regelmatig toegekende bezoldiging. Er werd nog een bijkomende voorwaarde toegevoegd. Voor de solidariteitstoezeggingen en de plannen met meerdere toezeggingen zijn de vrijstellingen slechts van toepassing voor zover de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling deze op gedifferentieerde wijze beheert. Dit betekent dat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd zowel inzake de behandeling van de premies als van de uitkeringen. De verzekeringen bij leven, de verzekeringen bij overlijden en de gemengde verzekeringen vereisen geen andersoortig beheer.
2.
Bijdrag e va n d e aangesloten e (artikelen 145-1 en 145-3 WIB) Er wordt een belastingvermindering van 30 % toegekend op de persoonlijke bijdragen en premies die worden betaald door de werkgever via inhouding op de bezoldigingen van de werknemer of door de onderneming via inhouding op de bezoldigingen van de bedrijfsleider. De persoonlijke bijdragen en premies komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat ze definitief zijn gestort aan een in de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling en dat de wettelijke en bovenwettelijke pensioenuitkeringen, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 % van de laatste normale brutojaarbezoldiging en rekening houden met een normale duur van beroepsactiviteit. De Memorie van Toelichting van de WAP bepaalt dat reglementen en overeenkomsten inzake aanvullend pensioen krachtens dewelke de bijdragen en premies worden betaald de van openbare orde zijnde bepalingen inzake aanvullende pensioenen moeten naleven als voorwaarde voor de fiscale aftrekbaarheid van de bijdrage of de premie. Deze voorwaarde is niet opgenomen in de tekst van de wet zelf. We vinden ze trouwens terug in het KB van 1 maart 2005 tot wijziging van artikel 35 van het KB tot uitvoering van het WIB. Wat betreft de begrenzing tot 80 %, cf. bijdrage van de werkgever / onderneming.
© Axa Belgium 2015
3.
Belasting va n d e uit ke ring en De uitkeringen worden altijd als inkomsten uit pensioen belast zelfs indien de premie nooit een fiscaal voordeel heeft genoten. 3.1.
Omzetting in fictieve renten (artikel 169 §1 WIB) Het stelsel van de omzetting in fictieve rente is van toepassing op de eerste schijf van 50.000 EUR (jaarlijks geïndexeerd bedrag) van het kapitaal of van de afkoopwaarde van een aanvullend pensioen waarop voorschotten op prestaties zijn opgenomen of dat heeft gediend voor het waarborgen van een lening of het wedersamenstellen van een hypothecair krediet, in zover die voorschotten verleend of die leningen gesloten zijn voor het bouwen, het verwerven, het verbouwen, het verbeteren of het herstellen van de in de Europese Economische Ruimte gelegen enige woning die uitsluitend bestemd is voor het persoonlijk gebruik van de leningnemer en zijn gezinsleden. Onder "enige woning" moet worden verstaan de enige woning die de belastingplichtige bezit en niet de eerste woning waarvan hij de eigendom verkrijgt. Opdat het stelsel van de omzetting in fictieve rente van toepassing zou zijn, moet het kapitaal vereffend zijn op de normale afloopdatum van het contract, bij het overlijden van de aangeslotene of in een van de 5 jaar die aan de normale afloopdatum van het contract voorafgaan. De begunstigde van het kapitaal moet de fictieve rente vermelden in zijn aangifte in de personenbelasting, gedurende 13 jaar (indien de omzettingscoëfficiënt kleiner is dan 5 %) of 10 jaar (indien de omzettingscoëfficiënt gelijk is aan 5 %) naargelang hij jonger is dan 65 jaar of hij die leeftijd heeft bereikt. De aangifte moet worden gedaan door de begunstigde aangewezen in het pensioenplan of in een bijvoegsel. Wanneer het kapitaal wordt vereffend ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd van de begunstigde die effectief actief is gebleven tot die leeftijd, wordt de eerste schijf waarop het omzettingsstelsel van toepassing is, slechts voor 80 % in aanmerking genomen. Hetzelfde geldt in geval van overlijden na de wettelijke pensioenleeftijd wanneer de overledene aangeslotene effectief actief is gebleven tot die leeftijd. Dat betekent dat de eerste schijf in aanmerking komt voor 40.000 EUR in plaats van 50.000 EUR voor de toepassing van het omzettingsstelsel. Er is dus een belastingvrijstelling voor de bedragen tussen 40.000 EUR en 50.000 EUR. Voor een gedetailleerde uitleg over het begrip "effectief actief", zie bijlage 1. Op het saldo van het kapitaal is het principe van de afzonderlijke belasting van toepassing voor zover de voorwaarden vervuld zijn (zie hierna).
3.2.
Belasting tegen de afzonderlijke aanslagvoeten (artikel 171 WIB) Zijn belastbaar tegen 20% de kapitalen en afkoopwaarden gevormd door de bijdragen van de werkgever of de onderneming en vereffend in geval van leven aan de aangeslotene op de leeftijd van 60 jaar of aan de beroepssporter die voor de leeftijd van 61 jaar gepensioneerd is. Zijn belastbaar tegen 18 % de kapitalen en afkoopwaarden gevormd door de bijdragen van de werkgever of van de onderneming en vereffend in geval van leven aan de aangeslotene op de leeftijd van 61 jaar.
© Axa Belgium 2015
Zijn belastbaar tegen 16,5 % de kapitalen en afkoopwaarden gevormd door de bijdragen van de werkgever of van de onderneming en vereffend hetzij bij het overlijden van de aangeslotene hetzij in geval van leven van de aangeslotene bij pensionering of vanaf de leeftijd van 62 jaar. (Artikelen 171, 2bis, 3quater, 4f WIB)
Volgens de fiscale commentaren is er sprake van "pensionering" bij de definitieve stopzetting van een welbepaalde en bezoldigde beroepsactiviteit omdat de betrokkene een bepaalde leeftijd heeft bereikt en aan hem omwille van die omstandigheid, een wettelijk of bovenwettelijk pensioen wordt toegekend in de vorm van periodieke uitkeringen of in de vorm van een kapitaal. Het feit dat een werknemer een door de pensioenwetgeving toegelaten beroepsactiviteit voortzet bij dezelfde werkgever of bij een andere werkgever, vormt geen obstakel voor de toepassing van het bijzondere aanslagstelsel (171/71 en 171/73 Com. I.B. 1992). Brugpensioen wordt niet beschouwd als pensionering. Krachtens artikel 85 van de programmawet van 22 december 2003 wordt het ogenblik van de pensionering voor een beroepssporter beoogd in de wet van 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, vastgelegd op het ogenblik van de stopzetting van de onderwerping van deze sportbeoefenaar aan deze wet. Dit ogenblik van de pensionering kan ten vroegste worden vastgelegd op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de sportbeoefenaar de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt en hij zijn beroepssportactiviteit definitief en volledig heeft beëindigd. De uitkeringen in kapitaal gevormd door bijdragen van de werkgever of de onderneming en vereffend ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd van de aangeslotene begunstigde die tot die leeftijd actief is gebleven of in geval van overlijden na de wettelijke pensioenleeftijd wanneer de aangeslotene effectief actief is gebleven tot die leeftijd zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 10 % (artikel 171, 2 b WIB). Voor een gedetailleerde uitleg over het begrip "effectief actief", zie bijlage 1. Zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 10 %, de kapitalen en afkoopwaarden van collectieve pensioentoezeggingen gevormd door persoonlijke bijdragen en premies wanneer die aan de aangeslotene begunstigde worden uitgekeerd naar aanleiding van zijn pensionering of vanaf de leeftijd van 60 jaar of naar aanleiding van zijn overlijden ten gunste van de aangeduide begunstigden (artikel 171, 2 b WIB). Zijn belastbaar in de personenbelasting tegen de progressieve aanslagvoet, de afkoopwaarden van collectieve pensioentoezeggingen gevormd door werkgeversbijdragen en -premies wanneer ze aan de aangeslotene worden uitgekeerd in andere omstandigheden dan die welke hierboven worden bedoeld. In die veronderstelling houdt de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling een bedrijfsvoorheffing van 33 % in. Zijn belastbaar tegen een aanslagvoet van 33 %, de afkoopwaarden van collectieve pensioentoezeggingen gevormd door persoonlijke bijdragen en premies wanneer ze aan de aangeslotene worden vereffend in andere omstandigheden dan die welke hierboven worden bedoeld (artikel 171, 1 d WIB).
© Axa Belgium 2015
Opmerking : Indien de aangeslotene het contract afkoopt vanaf de leeftijd van 60 jaar zal er geen enkele onmogelijkheid zijn op fiscaal vlak en zullen de uitkeringen de afzonderlijke aanslagvoet(en) genieten. Op technisch vlak is er echter een verplichting om de activiteiten in de vennootschap die het pensioenplan heeft afgesloten, stop te zetten indien dit plan niet voorziet in de mogelijkheid tot afkoop : "zolang de aangeslotene niet is uitgetreden, kan het recht op afkoop niet worden uitgeoefend, behoudens de in het reglement gespecifieerde gevallen en enkel ten voordele van de aangeslotene." (artikel 54 KB leven van 14 november 2003). Wat de sociale wetgeving betreft, zowel voor de loontrekkenden als voor de zelfstandige bedrijfsleiders, is het noodzakelijk dat het pensioenreglement voorziet in het recht op afkoop of de betaling van uitkeringen vanaf 60 jaar (artikel 27 WAP). 3.3.
Vrijstelling van winstdeelnemingen (artikel 40 WIB) De deelnemingen in de winst ter zake van levensverzekeringscontracten, aanvullende pensioentoezeggingen of van aanvullende pensioenovereenkomsten zijn vrijgesteld op voorwaarde dat zij gelijktijdig met de uit die contracten of toezeggingen voortvloeiende pensioenen worden vereffend. Daar de tekst van artikel 40 verwijst naar artikel 183bis WZGT, is voor de vrijstelling vereist dat de taks op de winstdeelnemingen werd ingehouden (behoudens de uitzonderingsgevallen die geen betrekking hebben op de tweede pijler).
3.4.
RIZIV-inhouding van 3,55 % Deze inhouding is van toepassing op de wettelijke ouderdoms-, rust- en overlevingspensioen of op elk als zodanig geldend voordeel ten laste van een Belgisch of van een buitenlands pensioenstelsel, alsmede op elk voordeel bedoeld als aanvulling op een pensioen. Deze inhouding is enkel verschuldigd indien de aangeslotene of de langstlevende echtgenoot de begunstigde is van de voordelen. Hetzelfde geldt indien de voordelen aan de wees worden betaald die een wezenpensioen geniet ten laste van de overheid. Deze inhouding wordt verricht op het kapitaal (of op de rente) alsook op de winstdeelnemingen vóór de inhouding van de afzonderlijke aanslagvoet(en). De inhouding is ook verschuldigd indien de prestatie wordt uitgekeerd aan een begunstigde (aangeslotene of echtgenoot) die in het buitenland verblijft maar die voor zijn geneeskundige verzorging ten laste is van België. (Wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de RIZIV-inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen)
© Axa Belgium 2015
3.5.
Solidariteitsbijdrage van 2 % Het toepassingsgebied van deze bijdrage is hetzelfde als dat van de RIZIV-inhouding. De Belgische uitbetalingsinstellingen van een na 31 december 1996 in de vorm van een kapitaal betaald aanvullend voordeel zijn verplicht een solidariteitsbijdrage van 2 % van het brutobedrag van dat kapitaal (winstdeelnemingen inbegrepen) in te houden. Deze bijdrage is bestemd voor de Rijksdienst voor Pensioenen. Het percentage van 2 % wordt 1 % : wanneer de bij leven betaalde sommen zich situeren tussen 2.478,94 EUR en 24.789,36 EUR; wanneer de bij overlijden betaalde sommen zich situeren tussen 2.478,94 EUR en 74.368,06 EUR. Het percentage bedraagt 0 %; • wanneer de bij leven betaalde sommen minder bedragen dan 2.478,94 EUR; • wanneer de bij overlijden betaalde sommen minder bedragen dan 2.478,94 EUR. Bij de vereffening van een prestatie in de vorm van kapitaal dient voor het bepalen van het percentage rekening te worden gehouden met alle kapitalen die aan dezelfde persoon zullen worden gestort, zelfs indien de vereffeningen op latere tijdstippen zullen gebeuren. Indien bij de eerste betaling van het definitieve bedrag van een wettelijk pensioen, het percentage van de inhouding lager blijkt dan het bedrag van de inhouding die op het kapitaal werd gedaan, dan verricht de Rijksdienst voor Pensioenen een terugbetaling vermeerderd met een nalatigheidsinterest van 4,75 % indien deze terugbetaling plaatsvindt meer dan 6 maanden na de datum van de eerste uitbetaling van het definitieve bedrag van een wettelijk pensioen. De bijdrage is ook verschuldigd indien de uitkering in kapitaal wordt uitgekeerd aan een begunstigde (aangeslotene of echtgenoot) die in het buitenland verblijft en een wettelijk pensioen geniet ten laste van België maar geen wettelijk pensioen geniet in zijn woonstland. (Wet van 13 maart 2013 tot hervorming van de RIZIV-inhouding van 3,55 % ten gunste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en de solidariteitsbijdrage verricht op de pensioenen)
© Axa Belgium 2015
3.6.
Successierechten De levensverzekeringskapitalen zijn onderworpen aan de successierechten krachtens artikel 8 van het wetboek op de successierechten. Er is voorzien in een vrijstelling op grond van artikel 8 al. 6, 4 sucessierechten code : Voor de bindende voorzorgsinstelling
reglementen
van
een
groepsverzekering
of
van
een
waarvan de verzekerde een werknemer is, en de begunstigde van het contract de langstlevende echtgenoot is, of bij ontstentenis, de kinderen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Deze vrijstelling is niet van toepassing op de zelfstandige bedrijfsleiders. De successierechten worden op een nettobasis geïnd. 3.7.
Vereffening in renten (artikel 17 §1, 4 WIB) Wanneer de prestatie als een kapitaal wordt uitgekeerd, hebben de aangeslotene of, in geval van overlijden, zijn rechthebbenden, het recht om de omvorming in een rente te vragen. In die veronderstelling zal de pensioeninstelling de belastingen en parafiscale taksen (d.w.z. de afzonderlijke aanslagvoeten, de RIZIV-inhoudingen en de solidariteitsbijdragen) verschuldigd op het kapitaal, afhouden. Daarna zal het nettokapitaal worden gestort op een rentecontract aangelegd tegen storting met afstand van kapitaal. Op een belastbare basis van 3 % van het gestorte kapitaal zal een afzonderlijke aanslag van 25 % als roerend inkomen worden ingehouden. Een vrijstelling van roerende voorheffing kan worden toegepast wanneer de begunstigde onderworpen is aan de personenbelasting (artikel 112 KB/WIB). Dit percentage maakt geen inkomsten uit pensioen uit. De rente maakt het voorwerp uit van een fiscale fiche 281.40 opgesteld door de pensioeninstelling teneinde het Belastingbestuur toe te laten een controle uit te oefenen op de gestorte rente. De rente moet worden aangegeven door de rentenier en is aan de aanvullende gewesten gemeente-belastingen onderworpen. Dit stelsel is niet van toepassing op de lopende renten, noch op de toekomstige prestaties die rechtstreeks in renten zullen worden vereffend en die hun huidig fiscaal stelsel zullen blijven behouden (toepassing van een bedrijfsvoorheffingspercentage naargelang het jaarlijkse bedrag van het pensioen of de rente en belasting tegen de progressieve aanslagvoet in de personenbelasting).
© Axa Belgium 2015
3.8.
Aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting Er wordt ook een aanvullende belasting op de personenbelasting door de gemeente geïnd. De begunstigde moet in zijn aangifte dus het ontvangen bedrag, alsook de bedragen die als belasting werden ingehouden, vermelden.
3.9.
Fiscale formaliteiten uit te voeren door de maatschappij uitgifte van een belastingfiche 281.11 of 281.40 voor het afgestane kapitaal; uitgifte van de RVP-aangifte (voor de RIZIV- en solidariteitsinhouding); uitgifte van de lijst 201 (voor de successierechten) (artikel 97 van het wetboek van de successierechten). De uitgifte van de lijst 201 vormt een informatieplicht ten opzichte van de Administratie der Registratie voor alle debiteurs (hier de maatschappij) zodra er betaling is van een som als gevolg van het overlijden van een inwoner van het koninkrijk. Ze zal eveneens dienen te worden uitgegeven vanaf 1 januari 2015 in geval van overlijden van een niet-rijksinwoner. Deze informatieplicht is nodig zelfs als er geen successierecht is. Er is een uitzondering voorzien voor de bedragen van minder dan 750 EUR.
4.
Taks op de verzekeringsverrichtingen Zie punt V.
5.
Taks op de winstdeelnemingen Zie punt VI.
© Axa Belgium 2015
II. ARBEIDSONGESCHIKTHEID (met inbegrip van de solidariteitstoezeggingen die tot doel hebben een inkomstenverlies te vergoeden in geval van arbeidsongeschiktheid)
1.
Bijdrag e va n d e werk gever / on dern e mi ng 1.1
Voor de werkgever / onderneming (artikelen 52, 3b en 59 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies kunnen slechts als beroepskosten worden afgetrokken onder de volgende voorwaarden en binnen de volgende perken : ze moeten definitief worden gestort aan een in de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming of voorzorgsinstelling; de wettelijke en aanvullende uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid, uitgedrukt in jaarlijkse renten, mogen niet meer bedragen dan de normale brutojaarbezoldiging. Voor de werkgeversbijdragen en -premies die verband houden met toezeggingen die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel door beroepsziekte of ziekte, moet de begrenzing tot de normale brutojaarbezoldiging worden beoordeeld ten opzichte van het totale bedrag van de wettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid en van de bovenwettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in jaarlijkse renten. De bovenwettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid omvatten inzonderheid : de uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid die met werkgeversbijdragen zijn gevormd; de uitkeringen die door de werkgever ter uitvoering van een contractuele verplichting zijn toegekend. Voor de zelfstandige bedrijfsleiders zijn de bijdragen van de onderneming aftrekbaar als beroepskosten indien de bedrijfsleider een regelmatige en maandelijkse bezoldiging ontvangt (artikel 195 WIB). Opmerking De omzendbrief van 20 mei 2010 van de fiscale administratie geeft tekst en uitleg bij het fiscaal stelsel van de premies van de collectieve verzekeringen gezondheidszorg en van de collectieve verzekeringen arbeidsongeschiktheid. Aan deze omzendbrief werd op 10 oktober 2011 een addendum toegevoegd. Om de bijdragen van de werkgever/onderneming als beroepskosten te kunnen aftrekken, moet in het contract vermeld zijn dat het doel is een (volledig of gedeeltelijk) inkomstenverlies te compenseren. Voor de contracten afgesloten voor 1 oktober 2012, moet deze specificiteit vermeld zijn in een afzonderlijk document dat deel uitmaakt van het contract.
© Axa Belgium 2015
1.2.
Voor de werknemer en de zelfstandige bedrijfsleider (artikel 38 §1, 18 en 19 en §3 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies betaald in het kader van een collectieve toezegging bij arbeidsongeschiktheid maken voor de begunstigde aangeslotene geen voordeel van alle aard uit. Opdat er voor de zelfstandige bedrijfsleiders vrijstelling zou zijn, is het echter noodzakelijk dat de betaling van bijdragen en premies van de onderneming of van de rechtspersoon bedoeld in de artikelen 220 en 227, 3 WIB (de vzw’s) betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits deze bezoldigingen op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend. Bijgevolg vormen de door de onderneming gestorte bijdragen voor de bedrijfsleider een voordeel van alle aard indien hij niet beschikt over een regelmatig toegekende bezoldiging. Er werd nog een bijkomende voorwaarde aan toegevoegd. Voor de solidariteitstoezeggingen en de plannen met meerdere toezeggingen zijn de vrijstellingen slechts van toepassing voor zover de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling deze op gedifferentieerde wijze beheert. Dit betekent dat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd zowel inzake de behandeling van de premies als van de uitkeringen.
2.
Bijdrag e va n d e aangesloten e (artikelen 52, 10 WIB) De huidige bepalingen werden niet gewijzigd : deze bijdragen zijn aftrekbaar als beroepskosten. Indien de aangeslotene opteert voor de forfaitaire beroepskosten, dan zijn deze bijdragen in het forfait begrepen.
© Axa Belgium 2015
3.
Belasting va n d e uit ke ring en 3.1.
Tijdelijke arbeidsongeschiktheid (artikel 31 alinea 2, 4 WIB) Worden als bezoldigingen beschouwd, de vergoedingen verkregen : tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen; daarin begrepen de vergoedingen die worden toegekend in uitvoering van een solidariteitstoezegging als bedoeld in de wet. Krachtens het KB tot vaststelling van de solidariteitsprestaties is een verlies van inkomsten vereist; de vergoedingen afkomstig van werkgeversbijdragen en -premies die dienen beschouwd te worden als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel door beroepsziekte of ziekte. Volgens de omzendbrief van 20 mei 2010 van de fiscale administratie, heeft de aanslag beoogd door artikel 31 alinea 2, 4 WIB betrekking op de gevallen waarin de verzekering de compensatie van inkomstenverlies tot doel heeft. De verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling moet op de toegekende rente een bedrijfsvoorheffing van 22 % inhouden.
3.2.
Blijvende arbeidsongeschiktheid (artikelen 34 en 169 WIB) Ze worden beschouwd als inkomsten uit pensioenen. In verband met de blijvende arbeidsongeschiktheid vinden we meerdere bepalingen. §1 1bis. pensioenen en lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen, die het gehele of gedeeltelijke herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uitmaken. Deze bepaling beoogt de arbeidsongeschiktheden die een inkomstenverlies vergoeden en die niet vallen onder punt 2 b). Deze bepaling is bijvoorbeeld van toepassing op prestaties betaald aan bedrijfsleiders die niet regelmatig een bezoldiging ontvangen. 2. b) Punt b vermeldt de bijdragen en premies voor de vorming van een aanvullend pensioen als bedoeld in de WAP daarin begrepen de aanvullende pensioenen die worden toegekend in uitvoering van een solidariteitstoezegging als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de WAP en de pensioenen die zijn gevormd door middel van bijdragen en premies als bedoeld in artikel 38 §1 18 en 19 WIB. Daar waar de tekst van punt 2. b) naar de pensioenen verwijst, kan men volgens de Memorie van Toelichting van de WAP denken dat eveneens wordt bedoeld, de vergoedingen gevormd door middel van bijdragen van de werkgever of de onderneming ter aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden, bij arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval, ofwel door beroepsziekte of ziekte.
© Axa Belgium 2015
Volgens de omzendbrief van 20 mei 2012 van de fiscale administratie, heeft de aanslag beoogd door artikel 34, § 1, 2 b) WIB betrekking op de gevallen waarin de verzekering de compensatie van inkomstenverlies tot doel heeft. Op dit ogenblik houdt de maatschappij op de toegekende rente een bedrijfsvoorheffing van 22 % in. Indien we te maken hebben met een vergoeding in kapitaal die een volledige of gedeeltelijke vergoeding van een permanent verlies van beroepsinkomsten vertegenwoordigt, dan zal die, voor wat de belasting betreft, in een fictieve rente worden omgezet. Deze rente moet gedurende 10 of 13 jaar worden aangegeven naargelang de omzettingscoëfficiënt gelijk is aan of kleiner is dan 5 %.
4.
Taksen op de verzekeringsverrichtingen Zie punt V.
© Axa Belgium 2015
III.
AN DERE PERS OON SV ERZEKERINGEN (medische kosten, afhankelijkheid, ernstige aandoeningen…)
Bedo elde v erzekering en (artikel 38 WIB)
Medische kosten De toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben medische kosten te vergoeden die verband houden met hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg van de werknemer of bedrijfsleider en in voorkomend geval van alle inwonende gezinsleden. Enkel de inwonende gezinsleden worden bedoeld. Het fiscale luik geeft een definitie van de bedoelde waarborgen : Hospitalisatie : elk medisch noodzakelijk verblijf van ten minste één nacht in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien. Dagverpleging : het medisch noodzakelijk verblijf zonder overnachting in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien. De begrippen hospitalisatie en dagverpleging omvatten eveneens de terugbetaling van de ambulante kosten die verband houden met de desbetreffende aandoeningen en die worden gemaakt in een periode van 6 maanden vóór tot 6 maanden na de ingreep. In geval van hospitalisatie loopt de eerste periode van 6 maanden tot het ogenblik waarop de patiënt in het ziekenhuis wordt opgenomen en begint de tweede periode van 6 maanden na het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis. Ernstige aandoeningen : de aandoeningen die als zodanig door de minister van Sociale Zaken zijn erkend. Hiertoe behoren kanker, leukemie, tuberculose, multiple sclerose, ziekte van Parkinson, difterie, poliomyelitis, cerebro-spinale meningitis, pokken, tyfus, tyfus- en paratyfuskoorts, encefalitis, miltvuur, tetanus, ziekte van Hodgkin, cholera, ziekte van Alzheimer, virale hepatitis, ziekte van Crohn, aids, malaria, ziekte van Pompe, ziekte van Creutzfeld-Jacob, mucoviscidose, diabetes, nierdialyse en progressieve spierdystrofie. Palliatieve thuiszorg : de behandeling thuis van terminale patiënten die gericht is op de fysieke en psychische noden van de patiënt en bijdragen tot het behouden van een zekere levenskwaliteit.
© Axa Belgium 2015
Afhankelijkheid De toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben specifieke kosten te vergoeden, veroorzaakt door de afhankelijkheid van de werknemer of de bedrijfsleider. De dekking mag slechts betrekking hebben op de werknemer of de bedrijfsleider, de familieleden worden uitgesloten. De afhankelijkheid is de medisch vaststaande nood aan hulp voor het vervullen van gewone en instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven. Ernstige aandoeningen De toezeggingen die uitsluitend voorzien in de uitkering van een rente ingeval de werknemer of de bedrijfsleider het slachtoffer is van een ernstige aandoening. De ernstige aandoeningen zijn die welke door de minister van Sociale Zaken zijn erkend. De tekst voorziet niet in een betaling in kapitaal. Dit heeft tot gevolg dat, indien het gaat om een dekking die voorziet in de uitkering van een kapitaal, de werkgeversbijdragen enpremies in hoofde van de begunstigde niet zullen zijn vrijgesteld en dat de uitkering dient te worden beschouwd als een inkomen uit pensioen op basis van artikel 34 §1, 1 WIB (pensioenen en lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen, die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een beroepswerkzaamheid). Andere persoonsverzekeringen De andere persoonsverzekeringen die geen toezeggingen inzake rust- en overlevingspensioen zijn, noch toezeggingen bij arbeidsongeschiktheid, noch de eerder vermelde toezeggingen en die aan de volgende voorwaarden voldoen : de verzekeringscontracten of de toezeggingen kunnen worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend in het kader van de wetgeving inzake de sociale zekerheid; de contracten en toezeggingen mogen uitsluitend voorzien in uitkeringen tijdens het dienstverband van de voornoemde personen. Periodes van schorsing van het dienstverband worden ook in aanmerking genomen. Volgens de Memorie van Toelichting van de WAP betreft het een type van verzekeringen of toezeggingen die momenteel nog niet gangbaar is en waarvan de toepassingsmodaliteiten nog niet zijn gekend. De wetgever heeft gemeend een dergelijke beperking te moeten invoeren om eventuele misbruiken, die uit de toepassing van deze verzekeringen en toezeggingen zouden kunnen voortvloeien, uit te sluiten.
© Axa Belgium 2015
1.
Bijdrag e va n d e werk gever / on dern e mi ng 1.1
Voor de werkgever / onderneming (artikel 53, 21 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies zijn niet aftrekbaar als beroepskosten.
1.2
Voor de werknemer en de zelfstandige bedrijfsleider (artikel 38 §1, 20, §2 en §3 WIB) De werkgeversbijdragen en -premies betaald in het kader van een collectieve toezegging maken voor de begunstigde aangeslotene geen voordeel van alle aard uit. ! De vrijstelling is eveneens toepasselijk op de bijdragen en premies die door de werkgever / onderneming ten laste worden genomen ten gunste van werknemers of bedrijfsleiders met loopbaanonderbreking of tijdskrediet, met brugpensioen of gepensioneerd of werknemers of bedrijfsleiders die naar een andere werk-gever of naar een andere onderneming zijn overgestapt. Dit betekent dat de werkgever of de onderneming voor de risicodekkingen medische kosten die verband houden met hospitalisatie, afhankelijkheid, rente in geval van ernstige aandoening, de mogelijkheid zal hebben de betaling tijdens de voormelde omstandigheden voort te zetten, hoewel er geen werkelijke arbeid meer wordt geleverd. Deze bepaling beoogt ook de dekking tijdens de periode waarvoor een opzeggingsvergoeding wordt betaald. Voor de solidariteitstoezeggingen en de plannen met meerdere toezeggingen zijn de vrijstellingen slechts van toepassing voor zover de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling deze op gedifferentieerde wijze beheert. Dit betekent dat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd zowel inzake de behandeling van de premies als van de uitkeringen.
2.
Bijdrag e va n d e aangesloten e De door de aangeslotene betaalde bijdragen genieten geen enkel fiscaal voordeel.
© Axa Belgium 2015
3.
Belasting va n d e uit ke ring en (artikel 38 §1, 20 WIB) De uitkeringen zijn niet belastbaar.
Opmerking voor de dekking geneeskundige verzorging die systematisch tegemoet komt in e erugbetaling van kleine ambulante zorgen. Voor de dekking geneeskundige verzorging die systematisch tegemoet komt in de terugbetaling van de kosten van kleine ambulante zorgen is het volgende stelsel van toepassing : • de werkgeversbijdragen en –premies zijn een belastingvrij sociaal voordeel in hoofde van de werknemer of van de bezoldigde bedrijfsleider; (artikel 38 §1, 11 WIB); • de werkgeversbijdragen en –premies zijn niet aftrekbaar als beroepskosten in hoofde van de werkgever/onderneming; (artikel 53, 14 WIB); • de prestaties zijn niet belastbaar in hoofde van de begunstigden. Dit fiscaal stelsel werd bevestigd door de rondzendbrief van 20 mei 2010 van het Belastingbestuur. De verwerping van de aftrek van de premies zal slechts effectief zijn voor de premies betaald vanaf 1 januari 2007.
4.
RSZ-bijdrage van 10 % Zijn onderworpen aan een bijdrage van 10 % de premies inzake hospitalisatieverzekering alsook de premies betreffende bijkomende risico’s gedekt door de hospitalisatieverzekering. Het begrip "bijkomend risico" wordt als volgt omschreven : • gedekt zijn door hetzelfde contract als het hoofdrisico of door een samenhangend contract dat alleen bestaat en uitwerking heeft voor zover het verzekeringscontract zelf bestaat en uitwerking heeft; • een voorvalswet volgen die verband houdt met het hoofdrisico of betrekking heeft op een persoon verzekerd door de hoofdverzekering. Alle bijkomende risico’s van de hospitalisatieverzekering zoals de dekking van ambulante kosten ten gevolge van een hospitalisatie en ernstige ziekte, de dekking bijstand worden beoogd door de bijdrage.
5.
Taksen op de verzekeringsverrichtingen Zie punt V.
© Axa Belgium 2015
IV. SOLID AR ITEITS TOEZEGG ING (enkel voor werknemers)
De inhoud van de solidariteit kan verschillende vormen aannemen bepaald in het KB tot vaststelling van de solidariteitsprestaties. Ze kan voorzien in de financiering van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit (werkloosheid, loopbaanonderbreking, arbeidsongeschiktheid, faillissement van de werkgever), in de vergoedingen van inkomstenverlies in bepaalde gevallen (blijvende arbeidsongeschiktheid en overlijden), in de betaling van een rente in geval van ernstige ziekte, alsook in de verhoging van lopende uitkeringen.
1.
Bijdrag e va n d e werk gever / on dern e mi ng 1.1.
Voor de werkgever / onderneming (artikelen 52, 3b en 59 WIB) De bijdragen zijn aftrekbaar op grond van artikel 52, 3b, 3de streepje van het WIB. De aard van de in het solidariteitsluik beschouwde toezeggingen is niet van belang : de aftrekbaarheid geldt voor alle toezeggingen, zelfs indien het gaat om toezeggingen waarvoor normaal geen aftrekbaarheid van de bijdragen geldt wanneer ze buiten het kader van de solidariteit gefinancierd worden. Voor de naleving van de 80 % - en 100 % - grens worden de bijdragen en premies gestort ter uitvoering van een solidariteitstoezegging, verdeeld volgens hun doel tussen het luik pensioen en het luik ongeschiktheid.
1.2.
Voor de werknemer (artikel 38 §1, 18° en 20° §2 en §3 WIB) De vrijstelling in hoofde van de werknemer is onderworpen aan een voorwaarde van gedifferentieerd beheer door de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling.
2.
Belasting va n d e uit ke ring en Voor elk type van prestatie geldt het eigen fiscale stelsel naargelang zijn aard.
© Axa Belgium 2015
SAMENVATTING
DE COLLECTIEVE AANVULLENDE PENSIOENTOEZEGGINGEN
Bijdrage van de werkgever / Onderneming Pensioenen
Bijdrage van de aangeslotene
Voor de werkgever / de onderneming -
Belasting
- RIZIV- en solidariteitsbijdragen
Aftrekbaar als beroepskosten voor zover de wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen naar aanleiding van de pensionering niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale brutojaarbezoldiging
- Belastingvermindering van 30 %
Art. 52, 3 b en 59 WIB
Art. 1451, 1 en 59 WIB
- Naleving van de 80 %-regel
- Bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 % enkel indien werknemer - Bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % op de bedragen toegewezen aan de rekeningen die de drempel van 30.000 EUR/jaar per werknemer / zelfstandigen overschrijden - De bedrijfsleider moet regelmatig en minstens om de maand een bezoldiging ontvangen Art. 195 § 1 WIB
© Axa Belgium 2015
- Niet-belasting van de WD - Toepassing van het stelsel van de omzetting in fictieve lijfrente op de eerste schijf van 50.000 EUR van het kapitaal voor voorschot of HL (of ten belope van 80 % indien de kapitalen vereffend zijn ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd van de begunstigde die effectief actief is gebleven of bij zijn overlijden als hij effectief actief is gebleven tot die leeftijd) Art. 169 § 1 WIB
Bijdrage van de werkgever / Onderneming
Bijdrage van de aangeslotene
- Voor de werknemer en de zelf-standige bedrijfsleider Geen voordeel van alle aard, maar voor de zelfstandige bedrijfsleider wordt vereist dat de bijdragen en premies betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend, vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezol-digde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits deze bezol-digingen op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend. Art. 38 § 1, 18 en 19 WIB
Belasting
- Voor het gedeelte gevormd door de werkgeversbijdragen en vereffend: • op 60 jaar (en voor de sporters voor 61 jaar): 20 % • op 61 jaar: 18 % • bij pensionering of vanaf 62 jaar of in geval van overlijden: 16,5% Art. 171, 2quater, 3bis en 4f WIB
- 10 % voor het gedeelte gevormd door persoonlijke bijdragen en vereffend bij de pensionering of ten vroegste op 60 jaar of in geval van overlijden Art. 171, 2b WIB
- 10% voor het deel gevormd door werkgeversbijdragen indien het kapitaal wordt vereffend ten vroegste op de wettelijke pensioen-leeftijd van de begunstigde die effectief actief is gebleven of bij zijn overlijden als hij effectief actief is gebleven tot die leeftijd Art. 171, 2 b WIB
- In geval van uitkering in kapitaal en omvorming in rente, aanslag in kapitaal en nadien rente met afstand van kapitaal : 25 % op een basis van 3 % van het afgestane kapitaal Art. 20 WIB
© Axa Belgium 2015
Bijdrage van de werkgever / Onderneming Solidariteitsprestaties
Bijdrage van de aangeslotene
Belasting
Voor de werkgever - Aftrekbaar als beroepskosten voor zover - Voor het luik pensioen: Belastingvermindering van : 1) de wettelijke en bovenwettelijke 30 % uitkeringen naar aanleiding van de Naleving van de 80 %-regel pensionering niet meer bedragen dan (rustpensioen) 80% van de laatste normale brutojaarbezoldiging Art. 1451, 1 en 59 WIB 2) de wettelijke en aanvullende uitkeringen bij arbeidsonge- Voor het luik schiktheid niet meer bedragen dan de arbeidsongeschiktheid: aftrekbaar normale brutojaar-bezoldiging als beroepskosten indien werkelijke kosten toegepast Art. 52, 3 b, 59 WIB worden
- Belastbaar als pensioen of vervangingsinkomen
Voor de aangeslotene (werknemer) - Geen voordeel van alle aard Art. 38 § 1, 18 WIB Arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval, ongeval, beroepsziekte of ziekte
Voor de werkgever / de onderneming - Aftrekbaar als beroepskosten voor zover de wettelijke en aanvullende uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid niet meer bedragen dan de normale brutojaarbezoldiging
- Aftrekbaar als beroepskosten indien werkelijke kosten toegepast worden
Art. 52, 3 b en 59 WIB
© Axa Belgium 2015
- Belastbaar als vervangingsinkomen
Bijdrage van de werkgever / Onderneming Arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval, ongeval, beroepsziekte of ziekte
Bijdrage van de aangeslotene
- In het contract moet vermeld zijn dat het doel ervan is een inkomstenverlies te compenseren. - De bedrijfsleider moet regelmatig minstens om de maand een bezoldiging te ontvangen Art. 195 § 1 WIB
Voor de aangeslotene (werknemer en zelfstandige bedrijfsleider) Geen voordeel van alle aard, maar voor de zelfstandige bedrijfsleider wordt vereist dat de bijdragen en premies betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend, vóór het einde van het belastbare tijdperk waarin de bezoldigde werkzaamheid die er recht op geeft is verricht en mits deze bezol-digingen op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend. Art. 38 § 1, 18 en 19 WIB
© Axa Belgium 2015
Belasting
Bijdrage van de werkgever / Onderneming
Medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), afhankelijkheid en rente in geval van ernstige aandoeningen
Bijdrage van de aangeslotene
Belasting
Voor de werkgever / de onderneming - niet aftrekbaar als beroepskosten
- Niet aftrekbaar als beroepskosten
Art. 53, 21 WIB
- Geen belasting Art. 38 § 1, 20 WIB
Voor de aangeslotene - geen voordeel van alle aard Art. 38 § 1, 20 en § 2 WIB
Belangrijke opmerking : bijkomende voorwaarde voor de vrijstelling in hoofde van de aangeslotene. De ten voordele van de aangeslotenen bepaalde vrijstellingen zijn slechts van toepassing voor zover de solidariteitstoezegging of de verschillende toezeggingen van het plan door de verzekeringsonderneming of de voorzorgsinstelling op gedifferentieerde wijze worden beheerd. Te allen tijde moet voor elke belastingplichtige de toepassing van een specifiek regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kunnen worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de premies als van de uitkeringen.
© Axa Belgium 2015
V. JAARLIJKS E TAKS OP DE VER ZEKERINGSVERRICHTINGEN
Ond erwerping (artikelen 173 en 174 WDRT) De verzekeringsverrichtingen zijn onderworpen aan de taks op de verzekeringsverrichtingen wanneer het risico in België gelegen is. Artikel 174 van het WDRT preciseert dat met verzekeringen worden gelijkgesteld, de contracten van lijfrente of tijdelijke renten gesloten met een verzekeringsonderneming evenals elke verbintenis aangegaan door de pensioeninstellingen en de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging.
Ta ri ef van de ta ks (artikel 175 WDRT)
Ta ri ef van de ta ks : 9 ,25 % Het basistarief van de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten is op 9,25 % vastgesteld. Om een einde te stellen aan het onderscheid dat de Administratie maakte tussen hoofdrisico's en bijkomende risico's, een onderscheid dat was gebaseerd op artikel 6 van het KB van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, heeft de Ministerraad bovendien besloten om een duidelijk kader te scheppen voor de verschillende aangeboden verzekeringsrisico's in de tweede pijler. Voortaan geldt als principe dat elk risico zijn eigen fiscaal stelsel volgt. Wat de tweede pijler betreft, wordt piste bijkomende risico's of aanvullende verzekeringen verlaten.
To epassing van d e taks van 4,4 % Voor de pensioentoezeggingen Bedoeld worden de pensioentoezeggingen uitgevoerd door de verzekeringsondernemingen en de pensioeninstellingen. Worden bedoeld zowel de collectieve pensioentoezeggingen als de individuele pensioentoezeggingen en dit zowel voor de werknemers als voor de zelfstandige bedrijfsleiders.
© Axa Belgium 2015
Voor de collectieve toezeggingen arbeidsongeschiktheid De collectieve toezeggingen die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel beroepsziekte of ziekte. Deze toezeggingen moeten door een verzekeringsonderneming of een pensioeninstelling worden uitgevoerd. Bovendien moet de collectieve toezegging op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn voor alle aangeslotenen, zijnde alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders van eenzelfde onderneming of een bijzondere categorie ervan. Een collectieve toezegging houdt in dat slechts één enkel risico wordt gewaarborgd, nl. het risico arbeidsongeschiktheid. Maar dit risico moet worden aangeboden aan alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan. De toezegging moet onder de vorm van een afzonderlijke collectieve toezegging worden aangeboden, indien er in de onderneming andere collectieve toezeggingen bestaan. Wat de garantie "arbeidsongeschiktheid" betreft, gaat het in de praktijk om de polissen van de typen "gewaarborgd inkomen", "invaliditeit", "lichamelijke ongevallen" en "aanvulling arbeidsongevallen", die tot doel hebben een inkomensverlies op te vangen bij invaliditeit. Men kan stellen dat het nagestreefde doel is de economische ongeschiktheid te vergoeden teneinde het inkomensverlies in geval van ongeschiktheid te vergoeden. Dit doel moet blijken uit de bewoordingen van het contract. Met "op eenzelfde en niet-discriminerende wijze" wordt bedoeld dat alle werknemers en regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders toegang moeten hebben tot deze collectieve toezeggingen en dat noch tussen de werknemers en de regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders, noch tussen de werknemers, noch tussen de regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders een ongeoorloofd onderscheid mag worden gemaakt. De toezegging moet deel uitmaken van een reglement dat uniform wordt toegepast voor alle werknemers en bedrijfsleiders en waarbij de aansluiting verplicht is na de invoering van de toezegging. Evenwel kunnen de aansluitingsvoorwaarden afhankelijk worden gesteld van bijvoorbeeld de leeftijd, de beroepscategorie of het aantal dienstjaren in de onderneming. Er wordt niet vereist dat het bedrag voor iedereen gelijk zou zijn. Het is voldoende dat dit bedrag evenredig is met de bezoldiging van de aangeslotenen, maar het is wel vereist dat deze evenredigheid voor alle aangeslotenen identiek is. De collectieve toezeggingen kunnen enkel toegankelijk zijn voor een bijzondere categorie van het personeel of een categorie van de regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders die genoegzaam omschreven zijn in de wet of in een collectieve arbeidsovereenkomst of waarvan bewezen is dat ze in de onderneming een homogene groep uitmaken gelet op de aard van hun beroepswerkzaamheden. Onder "onderneming" wordt verstaan de technische bedrijfseenheid, bepaald op grond van de economische en sociale criteria.
© Axa Belgium 2015
Plan met meerdere to ezeggi ng en De wetgever heeft een bijzonderheid opgenomen voor de plannen met meerdere toezeggingen. Elke toezegging begrepen in de plannen die worden uitgevoerd door de verzekeringsondernemingen of door de pensioeninstellingen wordt onderworpen aan het tarief dat op die bepaalde toezegging van toepassing is, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. Wat moet worden verstaan onder "plan met meerdere toezeggingen" ? De wetgever geeft geen precieze definitie. De Memorie van Toelichting van de WAP preciseert enkel dat met "collectief plan" wordt bedoeld dat minstens twee toezeggingen aan alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan wordt aangeboden. We zijn van mening dat indien een werkgever voor een bepaalde categorie werknemers, bijvoorbeeld de personeelsleden, in een plan leven en overlijden voorziet, alsook een toezegging inzake arbeidsongeschiktheid, en deze laatste toezegging vaste vorm krijgt in een afzonderlijk contract dat volledig onafhankelijk is van het pensioenplan, we niet te maken hebben met een plan met meerdere toezeggingen. Deze zienswijze vloeit voort uit een passage in de Memorie van Toelichting van de WAP betreffende de collectieve verzekering arbeidsongeschiktheid. Er wordt gezegd : "de collectieve toezeggingen arbeidsongeschiktheid genieten enkel van het verlaagd tarief van 4,4 %, indien ze aan de hoger vermelde voorwaarden voldoen en indien ze in de vorm van afzonderlijke collectieve verzekeringen worden aangeboden wanneer binnen de onderneming nog andere collectieve toezeggingen zouden bestaan. Indien ze worden aangeboden in het kader van een plan dat meerdere toezeggingen omvat, dan dienen de voorwaarden voorzien voor dergelijke plannen te worden nageleefd." Dit zou betekenen dat, indien elke toezegging los van de andere door de onderneming aangegane toezeggingen bestaat, de voorwaarden in verband met de plannen met meerdere toezeggingen niet zouden moeten worden nageleefd. De volgende voorwaarden gelden : Eerste voorwaarde Het collectief plan en de eventueel voorziene alternatieve individuele keuzemogelijkheden zijn op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk voor alle aangeslotenen, zijnde alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders van eenzelfde onderneming of een bijzondere categorie ervan.
© Axa Belgium 2015
Tweede voorwaarde De eventuele toezegging bij overlijden van de aangeslotene, de eventuele toezegging bij arbeidsongeschiktheid van de aangeslotene en de eventuele toezegging medische kosten van de aangeslotene, kan worden onderschreven zonder uitsluiting op basis van een medisch onderzoek indien meer dan tien personen bij dat collectief plan zijn aangesloten. Wat het sociale luik betreft, kan een geneeskundig onderzoek voor het pensioenstelsel in drie gevallen worden opgelegd : de aangeslotene is vrij om de omvang van de overlijdensdekking zelf te kiezen; het kapitaal bij overlijden is minstens 50% hoger dan het kapitaal bij leven; tien personen of minder zijn bij het pensioenstelsel aangesloten. In geen geval mag de aansluiting afhankelijk worden gesteld van het resultaat van dat geneeskundig onderzoek. Bijgevolg kan het geneeskundig onderzoek aanleiding geven tot een bijpremie, maar in geen geval tot een weigering van aansluiting. Wat het fiscale luik betreft : Wat de dekking overlijden betreft, mag er, wanneer we te maken hebben met een plan dat meer dan tien aangeslotenen heeft, geen uitsluiting zijn op grond van het medisch onderzoek. Dit geldt zowel voor de aansluiting, als voor een uitsluiting eigen aan een aangeslotene. Alle werknemers die tot de categorie behoren, moeten worden aangesloten, eventueel met toepassing van een bijpremie. Wat de dekkingen arbeidsongeschiktheid en medische kosten betreft, mag er, wanneer we te maken hebben met een plan dat meer dan tien aangeslotenen heeft, geen uitsluiting zijn op grond van het medisch onderzoek. Dit geldt zowel voor de aansluiting, als voor een uitsluiting eigen aan een aangeslotene. Alle werknemers die tot de categorie behoren, moeten worden aangesloten, eventueel met toepassing van een bijpremie. Er mag dus geen uitsluiting van het plan zijn op grond van het medisch onderzoek, indien er meer dan tien personen door het collectief plan zijn gebonden. Derde voorwaarde Het plan moet door de verzekeringsonderneming of de pensioeninstelling op gedifferentieerde wijze worden beheerd, zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen. Volgens de Memorie van Toelichting van de WAP impliceert het gedifferentieerd beheer dat alle stortingen, contractreserves en uitkeringen verbonden aan de toezeggingen die door het plan worden aangeboden en waarvoor een ander fiscaal regime geldt, gedurende de volledige duurtijd van het plan van elkaar worden onderscheiden. Daar voor elke toezegging begrepen in het plan een specifiek tarief wordt voorzien door artikel 175 WDRT en er ook inzake de inkomstenbelastingen een specifiek stelsel wordt opgelegd, is een gedifferentieerd beheer noodzakelijk.
© Axa Belgium 2015
De verzekeringen bij leven, de verzekeringen bij overlijden en de gemengde verzekeringen vereisen geen andersoortig beheer. Deze vereiste van gedifferentieerd beheer vinden we ook terug in verband met de vrijstelling van de werkgeverspremies als voordeel van alle aard voor de aangeslotene begunstigde (cf. artikel 38 WIB). Opgelet, indien de bovenstaande voorwaarden niet zijn voldaan, is het tarief van 9,25 % van toepassing op alle dekkingen, met inbegrip van de dekkingen leven en overlijden. Specificiteit voor de cafetariaplannen Een bijzonderheid is voorzien voor de cafetariaplannen in verband met het verbod van uitsluiting op basis van een medisch onderzoek. Indien we te maken hebben met een collectief plan met een globaal premiebudget voor de aangeslotenen, dan moet in een standaard toezegging worden voorzien. In afwachting van een keuze of indien de aangeslotene geen keuze maakt, wordt de standaard toezegging voor deze aangeslotene toegepast. Het gaat hier om collectieve plannen met een zekere flexibiliteit want aan de aangeslotene wordt binnen de perken van het premiebudget en binnen de in het pensioenreglement vastgestelde limieten, de mogelijkheid geboden om te kiezen voor welke van de in het plan aangeboden risico's hij verzekerd wil zijn en voor welke dekking. Voor elke dekking wordt in een standaard dekking voorzien. "Standaard dekking" betekent dat de aangeslotene bij aansluiting en bij elke wijziging in de gezinssamenstelling steeds het recht heeft om deze dekking in zijn plan op te nemen. Het collectief plan met premiebudget waarin de aangeslotene een keuze maakt uit de door het plan aangeboden risico's, moet voor dit risico of deze risico's altijd voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een standaard dekking. Uit het voorafgaande volgt dat de werkgever niet alleen een standaard toezegging die verschillende risico's omvat, moet voorzien. Voor elk risico moet in een standaard dekking worden voorzien. De aangeslotene heeft de mogelijkheid een keuze te maken, zowel uit de door de werkgever gekozen risico's als op het vlak van de dekking. Het verbod van uitsluiting op grond van een medisch onderzoek geldt zowel voor deze standaard dekking als voor de standaard toezeggingen. De standaard dekkingen en de standaard toezegging moeten in het reglement worden omschreven en een betekenisvolle inhoud hebben. De notie "betekenisvol" moet worden geïnterpreteerd vanuit de redelijke behoeften van de aangeslotene en rekening houdend met zijn premiebudget. Deze standaard dekkingen mogen familie- of loongekoppeld zijn.
© Axa Belgium 2015
Het sociaal-economisch voordeel van deze standaard dekkingen is dat dit een welbepaalde verzekeringscombinatie zonder medische acceptatie mogelijk maakt. Dit laat de werkgevers en verzekeraars toe om aan alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan dekkingen aan te bieden zonder dat het medisch onderzoek aanleiding kan geven tot uitsluiting. De aansluiting wordt bijgevolg niet afhankelijk gesteld van het resultaat van het medisch onderzoek. Ook personen met een minder goede algemene gezondheidstoestand, voor wie een dergelijk medisch onderzoek negatief zou uitvallen, kunnen bijgevolg genieten van de door de standaard toezegging geboden risico's en dekkingen. Indien de aangeslotene een hogere dekking kiest dan de voor die toezegging aangeboden standaard dekking, is de medische acceptatie voor die bepaalde verhoogde dekking toegestaan. Indien een bijpremie voor het surplus wordt gevraagd, zal deze ten laste van de aangeslotene zijn. Opgelet, indien de voornoemde voorwaarden (dus de 3 hierboven uiteengezette voorwaarden) niet zijn voldaan, is het tarief van 9,25 % van toepassing voor alle dekkingen, met inbegrip van de dekkingen leven en overlijden.
© Axa Belgium 2015
Vrijst elling v an de ta ks (artikel 176 -2, WDRT) Zijn vrijgesteld van de taks : De verbintenissen aangegaan, zowel door de verzekeringsondernemingen als door de pensioeninstellingen en door de rechtspersonen belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging zoals bedoeld in de WAP voor zover die verbintenissen op gedifferentieerde wijze worden beheerd, zodat te allen tijde voor elke belastingplichtige of belastingschuldige de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en diverse rechten en taksen kan worden gewaarborgd, zowel inzake de behandeling van de bijdragen of premies als van de uitkeringen. De vrijstelling van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen, zowel voor de pensioentoezegging als voor alle verbintenissen begrepen in de solidariteitstoezegging, welke toezeggingen samen een sociaal pensioenstelsel vormen, geldt op voorwaarde dat de verschillende risico's door de verzekeringsonderneming of de pensioeninstelling op gedifferentieerde wijze worden beheerd. We vinden hier opnieuw deze verplichting van gedifferentieerd beheer. Ter herinnering : we vinden deze voorwaarde terug : in verband met de vrijstelling van de werkgeverspremies in hoofde van de aangeslotene; in verband met de taks op de verrichtingen, voor de plannen met meerdere toezeggingen; en voor de vrijstelling van de taks op de verrichtingen voor de sociale plannen. De verzekeringen medische kosten gesloten als individuele voortzetting van een verzekering gezondheidszorg gebonden aan de beroepsactiviteit. Op het ogenblik van de aansluiting van een persoon bij een verzekering gebonden aan een beroepsactiviteit kunnen vooraf bestaande ziekten of aandoeningen bijpremies, uitsluitingen of beperkingen van de tussenkomst ten gevolge hebben. Op het ogenblik van de individuele voortzetting kunnen deze vooraf bestaande ziekten of aandoeningen enkel in de supplementen verschuldigd naar aanleiding van een verblijf in een individuele kamer een beperking of een uitsluiting van de tussenkomst ten gevolge hebben. De verzekeringen medische kosten niet gebonden aan een beroepsactiviteit mits naleving van de volgende voorwaarden : 1. de verzekering is toegankelijk voor iedere kandidaat verzekerde die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt; 2. deze verzekering neemt de kosten van de schade ten laste, ook als die voortvloeit uit een vooraf bestaande situatie; 3. de aanwezigheid van een vooraf bestaande ziekte of aandoening in hoofde van de verzekerde mag niet leiden tot weigering van de verzekerde, of mag geen aanleiding geven tot een verhoging van de premies of een beperking op het vlak van de tussenkomst. Het bestaan van een vooraf bestaande ziekte of aandoening in hoofde van de verzekerde op het ogenblik van de contractsluiting kan echter leiden tot een beperking of een uitsluiting van de tussenkomst in de supplementen verschuldigd naar aanleiding van een verblijf in een individuele kamer;
© Axa Belgium 2015
4. het contract mag niet voorzien in een wachttijd van meer dan 12 maanden. Deze twee vrijstellingen zijn van toepassing vanaf 1 juli 2011. Voor de contracten in portefeuille worden de hernieuwingen vanaf deze datum in aanmerking genomen. De verzekeringen aangegaan door de Staat, de gewesten, de Gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de autonome provinciebedrijven en de openbare instellingen. De openbare instellingen die van de taks vrijgesteld zijn, zijn vermeld in de verschillende lijsten van de fiscale administratie (www.fisconet.fgov – fiscaliteit – diverse rechten en taksen – richtlijnen – administratief commentaar – repertorium RJ- openbare instellingen)
Berekeningsbasis (artikel 176 – 1 WDRT) De taks wordt berekend op het totaalbedrag van de premies (persoonlijke bijdragen en werkgeversbijdragen) vermeerderd met de lasten die in het aanslagjaar door de verzekeringsnemers of door de aangeslotenen en hun werkgevers dienen te worden betaald of gedragen.
© Axa Belgium 2015
SAMENVATTING TAKS OP DE VERZEKERINGSVERRICHTINGEN Klassieke toezeggingen
- Leven - Overlijden
Tarief van de taks
4,4 %, maar vrijstelling indien de toezegging ook een luik solidariteit omvat dat beantwoordt aan de voorwaarden opgelegd door het sociale luik (sociaal pensioenplan), toezegging op gedifferentieerde wijze beheerd
collectieve toezegging individuele toezegging, alsook individuele voortzetting van het aanvullend pensioen
Arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval, ongeval, beroepsziekte of ziekte
Art. 175-1 §2 WDRT
Art. 176-2 4°bis WDRT
9,25 % 4,4 %, indien de collectieve toezegging op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk is voor alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan vrijstelling indien de toezegging deel uitmaakt van een sociaal pensioenplan dat op gedifferentieerde wijze wordt beheerd Art. 175-1 § 2, 4° WDRT
© Axa Belgium 2015
Art. 176-2 4°bis WDRT
Medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), afhankelijkheid …
9,25 % Art. 175-1 § 1 WDRT Vrijstelling voor de individuele voortzetting van een verzekering medische kosten gebonden aan de beroepsactiviteit Art. 176-2, 7bis WDRT
© Axa Belgium 2015
Plan met meerdere toezeggingen
Tarief van de taks
Leven
toepassing van het tarief eigen aan elke toezegging (4,4 %, 9,25 %), op voorwaarde
Overlijden Arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval, ongeval, beroepsziekte of ziekte Medische kosten (hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen, palliatieve thuiszorg), …
1)
dat het collectief plan en de eventueel voorziene alternatieve individuele keuzemogelijkheden op eenzelfde en niet-discriminerende wijze toegankelijk zijn voor alle werknemers of regelmatig bezoldigde bedrijfsleiders of een bijzondere categorie ervan
2)
dat er geen uitsluiting is op basis van een medisch onderzoek voor de toezeggingen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid of medische kosten indien meer dan 10 personen bij het collectief plan zijn aangesloten
3)
dat het collectief plan of individueel plan voor elke toezegging op gedifferentieerde wijze wordt beheerd
!
In geval van keuze binnen een globaal premiebudget geldt het verbod van uitsluiting op basis van een medisch onderzoek voor de toezeggingen bij overlijden, arbeidsongeschiktheid of medische kosten enkel voor de standaard dekkingen en de standaard toezeggingen indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan : 9,25 % voor alles Art. 175-1 § 3 WDRT
© Axa Belgium 2015
VI.
TAKS OP DE WINSTDEELNEMINGEN
Ond erwerping (artikel 183 WDRT) De sommen verdeeld als winstdeelneming die betrekking hebben op levensverzekeringen, op contracten van lijfrente of tijdelijke renten, of op aanvullende pensioenen die op een andere wijze worden opgebouwd dan door middel van een levensverzekering gesloten met een beroepsverzekeraar of een pensioeninstelling, die in België zijn hoofdinrichting, een agentschap, een bijhuis, een vertegenwoordiger of om het even welke zetel van verrichtingen heeft, zijn onderworpen aan een jaarlijkse taks. Zijn dus onderworpen aan de taks op de WD : de individuele levensverzekeringen (voor zover de premies een fiscaal voordeel genoten hebben), de groepsverzekeringen, de bedrijfsleidersverzekeringen, de individuele pensioentoezeggingen; de verbintenissen aangegaan bij een pensioeninstelling. De pensioeninstellingen die de winstdeelneming toekennen zijn op dezelfde wijze als de verzekeraars aan een taks op de winstdeelnemingen onderworpen. Anderzijds worden de winstdeelnemingen die op het ogenblik van de vereffening worden toegekend, vrijgesteld van de inkomstenbelastingen (artikel 40 WIB); de individuele voortzetting van een pensioenstelsel; de contracten van lijfrente of tijdelijke renten gesloten met een verzekeringsonderneming.
© Axa Belgium 2015
VII.
BIJZONDERE SOCIALE ZEKERHEIDSBIJDRAGE VAN 1,5%
Het hieronder beschreven regime is een overgangsregime dat van toepassing is tot uiterlijk 31 december 2016. 1.
Basisprincipe voor de werknemers
Voor elke betrokken werknemer die aangesloten is bij een pensioentoezegging is door de werkgever in het 4de kwartaal van elk bijdragejaar een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % verschuldigd, berekend op het verschil tussen de bedragen X en Y indien dit verschil positief is. Vallen niet onder het toepassingsgebied de aanvullende rust- en/of overlevingspensioenen waarvan de uitvoering niet toevertrouwd is aan een pensioeninstelling, d.w.z. de pensioentoezeggingen gefinancierd door provisies op de passiefzijde van de balans of gefinancierd door een bedrijfsleidersverzekering. de sectorale aanvullende pensioenen tot het bijdragejaar 2014. Vanaf het bijdragejaar 2014, zal de bijdrage van 1,5 % berekend worden in functie van de bedragen toegewezen aan de individuele pensioenrekeningen door de sectorale inrichters. Berekeningsbasis: X-Y = Z waarbij X vertegenwoordigt de bedragen toegewezen aan de rekeningen betreffende de opbouw van een aanvullend rust- en/of overlevingspensioen in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (=n-1), in voorkomend geval vermeerderd tot de bedragen die gewaarborgd zijn in toepassing van artikel 24 WAP, het bedrag van de premie voor de dekking van het overlijdensrisico van de werknemer die in het jaar n-1 door de pensioeninstelling gevorderd werd om dit risico te dekken. Worden in aanmerking genomen de premies die niet gefinancierd worden door de bedragen toegewezen aan de individuele rekeningen betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen, zoals de premies AO 1 jaar, de premies AO termijn, de premies betreffende de AVR0-dekking, de premies voor de dekking tijdelijke wezenrente.
© Axa Belgium 2015
Worden in aanmerking genomen voor de inningsbasis Het betreft bedragen toegewezen aan de rekeningen, dus: de persoonlijke bijdragen en de werkgeversbijdragen, de bedragen (pensionering/overlijden) voortvloeiend uit de dekking premievrijstelling, de bedragen opgenomen uit het financieringsfonds om de rekeningen aan te vullen, de premies van ‘back service’ en van ‘futur service’, de premies voor de dekking van de opzeggingsperiode ongeacht of de arbeidsovereenkomst verbroken werd mits het naleven van een opzeggingstermijn of mits het betalen van een opzeggingsvergoeding. Worden niet in aanmerking genomen voor de inningsbasis de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de provisies overgedragen naar een verzekering individuele pensioentoezegging in het kader van artikel 515 septies WIB, de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de kapitalen en afkoopwaarden die overgedragen worden overeenkomstig de voorwaarden van artikel 515 novies WIB (overdracht van een bedrijfsleidersverzekering naar een individuele pensioentoezegging), de bedragen die nodig zijn om een onderfinanciering aan te zuiveren, indien deze bedragen niet toegewezen worden aan de rekeningen en niet bijdragen in de verandering van de verworven reserves, de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen, de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 8,86 %. Notie van de « rekening betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen » Het betreft een rekening die de pensioeninstelling toekent aan iedere werknemer en die de verzamelplaats is van de bedragen waarop de werknemer recht heeft in het kader van het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst. Men zal dus alle aan die rekeningen toegekende bedragen tijdens het jaar n-1 moeten samentellen, zonder rekening te houden met inhoudingen voor kosten, tarifaire lasten of risicopremies. En wat met de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie? In het kader van de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie, is het bedrag dat in aanmerking wordt genomen dat van de verandering van de verworven reserves van de werknemer in het jaar n-1. Dat vertegenwoordigt het positieve verschil tussen de verworven reserves op 1 januari van het jaar n en de verworven reserves berekend op 1 januari van het jaar n-1. Voorbeeld: voor het bijdragejaar 2012(=n) neemt men het verschil tussen de verworven reserves op 1 januari 2012(=n) en de verworven reserves op 1 januari 2011(=n-1). Indien het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst een andere datum voorziet voor de herberekening van de pensioenrechten (bijvoorbeeld op 1 april), worden de verworven reserves berekend op de eerste vroegere datum waarop de pensioenrechten worden herberekend in het jaar n-1 en het jaar n-2 (in het voorbeeld, respectievelijk op 1 april n-1 en op 1 april n-2).
© Axa Belgium 2015
Voorbeeld voor het bijdragejaar 2012(=n) en voor een hernieuwingsdatum die niet in januari valt, bijvoorbeeld in april, neemt men het verschil tussen de verworven reserves op 1 april 2011(=n-1) en de verworven reserves op 1 april 2010(=n-2). De wetgever voorziet ook de gevallen waarin de verworven reserves niet op 1 januari of op de hernieuwingsdatum kunnen worden berekend omwille van een gebeurtenis die zich in de loop van een jaar heeft voorgedaan zoals een aansluiting, een pensionering, een overlijden, een individuele of collectieve overdracht. In deze gevallen moet men de reserves nemen, berekend op de datum die het dichtst bij de gebeurtenis ligt. Voorbeeld: bijdragejaar 2012(=n) -
hernieuwingsdatum = januari
De berekeningen gebeuren tussen 1 januari 2011(=n-1) en 1 januari 2012(=n). Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2011(=n-1),bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 januari 2011, neemt men de verworven reserve op het eerste ogenblik waarop ze bestaat na 1 januari 2011, hetzij bij de aansluiting (in dat geval is de reserve gelijk aan nul), hetzij op het ogenblik van de overdracht in. Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2012(=n), bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 januari 2012, neemt men de verworven reserve op het laatste ogenblik waarop ze bestaat voor 1 januari 2012, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering . -
hernieuwingsdatum = april
De berekeningen gebeuren tussen 1 april 2010(=n-2) en 1 april 2011(=n-1). Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 april 2010, bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 april 2010, neemt men de verworven reserve op het 1ste ogenblik waarop ze bestaat na 1 april 2010, hetzij bij de aansluiting (in dat geval is ze gelijk aan nul) of op het ogenblik van de overdracht in. Indien de verworven reserve niet beschikbaar is op 1 april 2011, bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 april 2011 neemt men de verworven reserve op het laatste ogenblik waarop ze bestaat voor 1 april 2011, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering.
© Axa Belgium 2015
Vooraleer het verschil te maken, moeten de verworven reserves die normaal berekend worden op 1 januari van het jaar n-1 (indien januari de hernieuwingsdatum is) of op de herberekeningsdatum van het jaar n-2 (indien de hernieuwingsdatum niet in januari valt) eerst gekapitaliseerd worden op basis van een rentevoet van 6 %. Voorbeeld: bijdragejaar 2012 : Indien hernieuwing = 1 januari: Verworven reserves (01/01/2012) – (Verworven reserves (01/01/2011) x 1,06) Indien hernieuwing = 1 april (≠ januari): Verworven reserves (01/04/2011) – (Verworven reserves (01/04/2010) x 1,06) Indien de overlijdenspremies niet kunnen worden geïndividualiseerd per werknemer, neemt men het bedrag dat bekomen wordt door de verschuldigde overlijdensuitkering te vermenigvuldigen met de kans op overlijden (« qx » genoemd) op de leeftijd die de werknemer in het jaar n-1 heeft bereikt. De normaal verschuldigde uitkering in geval van overlijden wordt berekend op 1 januari van het bijdragejaar of op de datum van herberekening in de loop van het jaar n-1 indien de datum van herberekening vastgesteld door het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst niet valt op 1 januari. De kans op overlijden is die welke blijkt uit de sterftetafels MK/FK vermenigvuldigd met 0,6. Waarbij Y overeenstemt met 30.000 euro. Dit bedrag is geïndexeerd volgens de modaliteiten bepaald door de wet van 2 augustus 1971 (gezondheidsindex). Het bedraagt op dit ogenblik 31.212 €. Waarbij Z het resultaat is van het verschil. Indien het resultaat positief is, is de bijdrage van 1,5 % door de inrichter op dit bedrag verschuldigd voor de betrokken werknemer. Dit resultaat is echter beperkt tot het aandeel dat niet door de aangeslotene wordt gedragen in het bedrag X indien dit aandeel minder bedraagt dan het resultaat van dit verschil. Voorbeeld : Aandeel dat niet door de aangeslotene wordt gedragen:35.000 euro Persoonlijk aandeel: 40.000 euro Totaal: 75.000 euro Het drempelbedrag van 30.000 euro is met 45.000 euro overschreden maar aangezien het aandeel dat niet door de aangeslotene gedragen wordt minder bedraagt dan 45.000 euro, zal de bijdrage van 1,5 % verschuldigd zijn op het bedrag van dit aandeel nl. 35.00 euro. Berekeningsbasis: MIN (45.000;35.000) = 35.000 euro.
© Axa Belgium 2015
Administratieve procedure De inrichters delen ten laatste op 28 februari van elk bijdragejaar aan de pensioeninstellingen de lijst van de werknemers mede die in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (= n-1) jaar aangesloten werden bij de pensioentoezegging, alsook de INSZ van de werknemers en de KBO- nummers. De eerste mededeling moet gebeuren tegen 28 februari 2013 voor de werkgevers en tegen 28 februari 2014 voor de inrichters van de sectorale plannen. De pensioeninstellingen delen ten laatste op 30 juni van elk bijdragejaar en voor de eerste maal op 30 juni 2013 aan de vzw SIGeDIS de gegevens mede aan de hand waarvan de inningsbasis van de sociale bijdrage kan worden bepaald. De eerste mededeling in juni 2013 zal zowel de gegevens voor het bijdragejaar 2012 als die voor het bijdragejaar 2013 bevatten. De vzw SIGeDIS zal ten laatste tegen 30 september van elk bijdragejaar aan de inrichters de gegevens meedelen die nodig zijn voor de berekening en de betaling van de bijzondere bijdrage. De eerste mededeling gebeurt tegen 30 september 2013. De vzw SIGeDIS stelt de gegevens die zij ontvangt ter beschikking van de instellingen die de sociale zekerheidsbijdragen innen zodat deze de controles betreffende de inning van de bijdrage kunnen uitvoeren. Kenmerken van de bijdrage Deze bijzondere bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, meer bepaald wat betreft de aangifte, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van strafbepalingen en de verjaring. De bijdrage moet ten laatste tegen 31 januari van het jaar n+1 worden betaald. De bijdrage moet binnen dezelfde termijn aangegeven worden. Voor de niet tijdig betaalde bijdragen zal de inrichter een verhoging van de bijdrage met 10 % van het verschuldigde bedrag en met 7 % nalatigheidsintresten te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn debiteren. De verjaringstermijn bedraagt 3 jaar. Voor de RSZ begint deze termijn te lopen na afloop van de wettelijke termijn voor de aangifte en betaling. Ten opzichte van de inrichter begint de termijn te lopen vanaf de dag waarop de werkgever de niet-verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen betaald heeft. De bijdrage kan als beroepskost worden afgetrokken. De opbrengst van deze bijdrage wordt overgedragen naar de RSZ-globaal beheer.
© Axa Belgium 2015
2.
Basisprincipe voor de zelfstandigen
Voor elke zelfstandige die aangesloten is bij een pensioentoezegging is door de onderneming in het 4de kwartaal van elk bijdragejaar een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 % verschuldigd, berekend op het verschil tussen de bedragen X en Y indien dit verschil positief is. Vallen niet onder het toepassingsgebied de aanvullende rust- en/of overlevingspensioenen waarvan de uitvoering niet toevertrouwd is aan een pensioeninstelling, d.w.z. de pensioentoezeggingen gefinancierd door provisies op de passiefzijde van de balans of gefinancierd door een bedrijfsleidersverzekering. Berekeningsbasis: X-Y = Z waarbij X vertegenwoordigt de bedragen die overeenstemmen met het aandeel van de onderneming in de bedragen toegewezen aan de rekeningen betreffende de opbouw van een aanvullend rust- en/of overlevingspensioen ten voordele van de zelfstandige in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (=n-1), het bedrag dat overeenstemt met het aandeel van de onderneming in het bedrag van de premie voor de dekking van het overlijdensrisico van de zelfstandige die in het jaar n-1 door de pensioeninstelling gevorderd werd om dit risico te dekken. Worden in aanmerking genomen de premies die niet gefinancierd worden door de bedragen toegewezen aan de individuele rekeningen betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen, zoals de premies AO 1 jaar, de premies AO termijn, de premies betreffende de AVR0-dekking, de premies voor de dekking tijdelijke wezenrente. Worden in aanmerking genomen voor de inningsbasis enkel de bijdragen van de onderneming, de bedragen (pensionering/overlijden) voortvloeiend uit de dekking premievrijstelling, de bedragen opgenomen uit het financieringsfonds om de rekeningen aan te vullen, de premies van ‘back service’ en van ‘futur service’,
© Axa Belgium 2015
Worden niet in aanmerking genomen voor de inningsbasis de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de provisies overgedragen naar een verzekering individuele pensioentoezegging in het kader van artikel 515 septies WIB, de bedragen toegewezen aan de rekeningen die overeenstemmen met de kapitalen en afkoopwaarden die overgedragen worden overeenkomstig de voorwaarden van artikel 515 novies WIB (overdracht van een bedrijfsleidersverzekering naar een individuele pensioentoezegging), de bedragen toegewezen aan de rekeningen betreffende de opbouw van een aanvullend rust- en/of overlevingspensioen in het kader van vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ), alsook in het kader van de RIZIV-contracten (artsen, tandartsen, apothekers), de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen. Notie van de « rekening betreffende de opbouw van een rust- en/of overlevingspensioen » Het betreft een rekening die de pensioeninstelling toekent aan iedere zelfstandige en die de verzamelplaats is van de bedragen waarop iedere zelfstandige recht heeft in het kader van het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst. Men zal dus alle aan die rekeningen toegekende bedragen tijdens het jaar n-1 moeten samentellen, zonder rekening te houden met inhoudingen voor kosten, tarifaire lasten of risicopremies. En wat met de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie? In het kader van de toezeggingen beheerd door middel van collectieve kapitalisatie, is het bedrag dat in aanmerking wordt genomen het aandeel van de onderneming in de verandering van de verworven reserves van de zelfstandige of bij gebrek aan verworven reserves, van de reserves in het jaar n-1. Dat vertegenwoordigt het positieve verschil tussen de verworven reserves of de reserves op 1 januari van het jaar n en de verworven reserves of de reserves berekend op 1 januari van het jaar n-1. Voorbeeld: voor het bijdragejaar 2012(=n) neemt men het verschil tussen de verworven reserves of de reserves op 1 januari 2012(=n) en de verworven reserves of de reserves op 1 januari 2011 (=n-1). Toelichting De wetgever spreekt over verworven reserves of reserves. In de 2de pijler van de pensioenen voor zelfstandigen zijn er slechts verworven reserves in het kader van het VAPZ. In de andere gevallen hebben de zelfstandigen enkel recht op de reserves krachtens de bepalingen van het pensioenreglement of van de pensioenovereenkomst. Aangezien het VAPZ uitgesloten is, zal men in de overgangsregeling van « reserves » spreken. Indien het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst een andere datum voorziet voor de herberekening van de pensioenrechten (bijvoorbeeld op 1 april), worden de verworven reserves of de reserves berekend op de eerste vroegere datum waarop de pensioenrechten worden herberekend in het jaar n-1 en het jaar n-2 (in het voorbeeld, respectievelijk op 1 april n-1 en op 1 april n-2). Voorbeeld voor het bijdragejaar 2012(=n) en voor een hernieuwingsdatum die niet in januari valt, bijvoorbeeld in april, neemt men het verschil tussen de verworven reserves of de reserves op 1 april 2011(=n-1) en de verworven reserves of de reserves op 1 april 2010(=n-2).
© Axa Belgium 2015
De wetgever voorziet ook de gevallen waarin de verworven reserves of de reserves niet op 1 januari of op de hernieuwingsdatum kunnen worden berekend omwille van een gebeurtenis die zich in de loop van een jaar heeft voorgedaan zoals een aansluiting, een pensionering, een overlijden, een individuele of collectieve overdracht. In deze gevallen moet men de reserves nemen, berekend op de datum die het dichtst bij de gebeurtenis ligt. Voorbeeld: bijdragejaar 2012(=n) -
hernieuwingsdatum = januari
De berekeningen gebeuren tussen 1 januari 2011(=n-1) en 1 januari 2012(=n). Indien de verworven reserve of de reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2011 (=n-1),bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 januari 2011, neemt men de verworven reserve of de reserve op het eerste ogenblik waarop ze bestaat na 1 januari 2011, hetzij bij de aansluiting (in dat geval is ze gelijk aan nul), hetzij op het ogenblik van de overdracht in. Indien de verworven reserve of de reserve niet beschikbaar is op 1 januari 2012(=n), bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 januari 2012, neemt men de verworven reserve of de reserve op het laatste ogenblik waarop de reserve bestaat voor 1 januari 2012, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering . -
hernieuwingsdatum = april
De berekeningen gebeuren tussen 1 april 2010(=n-2) en 1 april 2011(=n-1). Indien de verworven reserve of de reserve niet beschikbaar is op 1 april 2010, bijvoorbeeld omwille van een aansluiting of een overdracht in na 1 april 2010, neemt men de verworven reserve of de reserve op het 1ste ogenblik waarop ze bestaat na 1 april 2010, hetzij bij de aansluiting (in dat geval is ze reserve gelijk aan nul) of op het ogenblik van de overdracht in. Indien de reserve niet beschikbaar is op 1 april 2011, bijvoorbeeld omwille van een overlijden, een uittreding of een pensionering voor 1 april 2011 neemt men de verworven reserve of de reserve op het laatste ogenblik waarop ze bestaat voor 1 april 2011, hetzij op het ogenblik van de gebeurtenis overlijden, uittreding of pensionering.
© Axa Belgium 2015
Vooraleer het verschil te maken, moeten de verworven reserves of de reserves die normaal berekend worden op 1 januari van het jaar n-1 (indien januari de hernieuwingsdatum is) of op de herberekeningsdatum van het jaar n-2 (indien de hernieuwingsdatum niet in januari valt) eerst gekapitaliseerd worden op basis van een rentevoet van 6 %. Voorbeeld: bijdragejaar 2012 : Indien hernieuwing = 1 januari: Verworven reserves (01/01/2012) – (Verworven reserves (01/01/2011) x 1,06) Indien hernieuwing = 1 april (≠ januari): Verworven reserves (01/04/2011) – (Verworven reserves (01/04/2010) x 1,06) Indien de overlijdenspremies niet kunnen worden geïndividualiseerd per zelfstandige, neemt men het bedrag dat bekomen wordt door de verschuldigde overlijdensuitkering te vermenigvuldigen met de kans op overlijden (« qx » genoemd) op de leeftijd die de werknemer in het jaar n-1 heeft bereikt. De normaal verschuldigde uitkering in geval van overlijden wordt berekend op 1 januari van het bijdragejaar of op de datum van herberekening in de loop van het jaar n-1 indien de datum van herberekening vastgesteld door het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst niet valt op 1 januari. De kans op overlijden is die welke blijkt uit de sterftetafels MK/FK vermenigvuldigd met 0,6. Waarbij Y overeenstemt met 30.000 euro. Dit bedrag is geïndexeerd volgens de modaliteiten bepaald door de wet van 2 augustus 1971 (gezondheidsindex). Het bedraagt op dit ogenblik 31.212 €. Waarbij Z het resultaat is van het verschil. De koning kan de berekeningsmethode voor de inningsbasis nog meer verduidelijken door een besluit waarover beraadslaagd werd in de ministerraad. Administratieve procedure De ondernemingen delen ten laatste op 28 februari van elk bijdragejaar aan de pensioeninstellingen de lijst van de zelfstandigen mede die in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar (= n-1) jaar aangesloten werden bij de pensioentoezegging, alsook de INSZ van deze zelfstandigen en de KBO- nummers. De eerste mededeling moet gebeuren tegen 28 februari 2013. De pensioeninstellingen delen ten laatste op 30 juni van elk bijdragejaar en voor de eerste maal op 30 juni 2013 aan de vzw SIGeDIS de gegevens mede aan de hand waarvan de inningsbasis van sociale bijdrage kan worden bepaald. De eerste mededeling in juni 2013 zal zowel de gegevens voor het bijdragejaar 2012 als die voor het bijdragejaar 2013 bevatten. De vzw SIGeDIS zal ten laatste tegen 30 september van elk bijdragejaar aan de ondernemingen de gegevens meedelen die nodig zijn voor de berekening en de betaling van de bijzondere bijdrage. De eerste mededeling gebeurt tegen 30 september 2013. De vzw SIGeDIS stelt de gegevens die zij ontvangt ter beschikking van het RSVZ.
© Axa Belgium 2015
Verplichtingen van de onderneming Elke onderneming controleert voor elk bijdragejaar of het bedrag van haar aandeel voor de zelfstandige het bedrag Y overschrijdt. In dat geval moet de bijdrage door de onderneming aan het RSVZ betaald worden ten vroegste op 31 december van het bijdragejaar. De bijdrage moet gestort worden op een rekening die speciaal hiervoor geopend werd door het RSVZ. Kenmerken van de bijdrage Op het gedeelte van de bijdrage dat niet tijdig werd betaald, zal een verhoging van 1% worden toegepast per maand van achterstallige betaling en dit vanaf de eerste kalendermaand van de achterstallige betaling die volgt op de uiterste betalingsdatum. Voor het bijdragejaar 2012 zal deze verhoging van toepassing zijn op de bijdrage verschuldigd vanaf de derde kalendermaand van achterstallige betaling die volgt op de uiterste betalingsdatum, dus vanaf 1 maart 2013. Deze verhoging wordt toegepast tot en met de maand gedurende dewelke: hetzij de onderneming de bijdrage betaald heeft, hetzij een gerechtelijke procedure ingesteld wordt, hetzij een bevelschrift met het bevel om de verschuldigde bijdragen te betalen aan de onderneming betekend werd. Wat de verjaring betreft, verjaart de invordering van de bijdrage na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor deze bijdrage verschuldigd is. De terugvordering wegens onverschuldigde betaling van een bijdrage verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de onverschuldigde bijdrage betaald werd. De bijdrage is wat betreft de inkomstenbelastingen van dezelfde aard als de bijdragen verschuldigd in uitvoering van de sociale wetgeving. De bedragen die krachtens deze overgangsregeling verschuldigd zijn aan het RSVZ worden na aftrek van de beheerskosten van het RSVZ, gebruikt voor het globaal financieel beheer van het sociaal statuut van de zelfstandigen. Taken van het RSVZ Het RSVZ is belast met de invordering van de bijdragen, de verhogingen en de kosten, in voorkomend geval via gerechtelijke weg. Het RSVZ is belast met de controle van de verplichtingen voortvloeiend uit deze overgangsregeling. Hiervoor gebruikt het een geïnformatiseerde databank die de volgende gegevens bevat: de identificatiegegevens van de ondernemingen, de gegevens die de ondernemingen aan het RSVZ moeten meedelen, de persoonlijke identificatiegegevens van de zelfstandigen, de gegevens bezorgd door SIGeDIS en de pensioeninstellingen.
© Axa Belgium 2015
VIII. SPECIFIEKE PROBLEMEN
1.
Groepsverzekeringen en de personen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting 1.1.
Betrokken personen Het Rijk, de politieke collectiviteiten (provincies, gemeenten, ...), sommige openbare instellingen (OCMW, ...) en de vennootschappen, verenigingen, instellingen of organen met rechtspersoonlijkheid die in België hun hoofdkantoor, hun voornaamste vestiging of hun directie- of bestuurszetel hebben en die geen bedrijf of werkzaamheden met winstoogmerk hebben, vallen onder de rechtspersonenbelasting. Deze rechtspersonen zijn uitsluitend belasting verschuldigd op de inkomsten die door de wet worden opgesomd in de artikelen 221 tot 224 WIB. Het gaat om onroerende, roerende en diverse inkomsten. Zij hebben geen bedrijfsinkomen en kunnen derhalve geen bedrijfslasten van hun "inkomen" aftrekken. Kortom, alle door een rechtspersoon ontvangen sommen die geen inkomen vormen dat bedoeld wordt door de belastingwet, vallen niet onder de belasting. Een uitvloeisel daarvan is dat die personen in principe ook hun uitgaven niet moeten bewijzen. Om sommige misbruiken te voorkomen, inzonderheid de toekenning van buitensporige bezoldigingen aan werknemers van die rechtspersonen, verplicht de wet die personen om de betaling van sommige sommen te verantwoorden onder de voorwaarden en in de vorm die zij bepaalt. Als de verantwoording van die uitgaven niet wordt geleverd, zal de rechtspersoon bij wijze van belasting op die sommen, één van de in artikel 225 WIB opgesomde bijdragen moeten betalen.
1.2.
Afsluiting van een groepsverzekeringscontract Het fiscaal wetboek staat de andere rechtspersonen dan de Staat, de politieke collectiviteiten of de openbare instellingen, toe om premies te storten beoogd door artikel 52, 3b WIB onder de voorwaarden en binnen de grenzen van de artikelen 59 en 195 WIB (naleving van de regel van de 80 %). Een VZW heeft de mogelijkheid om een groepsverzekeringscontract af te sluiten ten voordele van een open categorie van haar werknemers of zelfstandige bedrijfsleiders. Indien de grenzen en voorwaarden van de artikelen 59 en 195 WIB niet in acht worden genomen, zal op de betaalde sommen een bijdrage worden geheven tegen de aanslagvoet van 33 % (aanslagvoet in de vennootschapsbelasting) (artikel 225 2de lid, 1° WIB).
© Axa Belgium 2015
1.3
Worden de bestuurders van VZW's als bedrijfsleiders beschouwd ? Na talrijke discussies heeft de minister van Financiën geantwoord dat de natuurlijke personen die een mandaat uitoefenen in een VZW slechts kunnen worden beschouwd als bedrijfsleiders op voorwaarde dat ze hun mandaat uitoefenen in een VZW die als een vennootschap wordt beschouwd in de fiscale zin van het woord. Een VZW wordt als vennootschap beschouwd zodra ze een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard die verder gaan dan het kader van artikel 182 WIB; het heeft daarbij geen belang of ze dit met of zonder winstoogmerk doet en of ze al dan niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen. De verrichtingen van winstgevende aard die niet verder gaan dan het kader van artikel 182 WIB, zijn : alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen; verrichtingen die bestaan in het beleggen van fondsen ingezameld in het kader van de uitoefening van de statutaire opdracht van de vereniging; verrichtingen die bestaan in een bedrijvigheid die slechts bijkomstig op nijverheids-, handels- of landbouwverrichtingen betrekking heeft of niet volgens nijverheids- of handelsmethoden wordt uitgevoerd. Uit het voorgaande volgt dat een natuurlijke persoon die een mandaat in een VZW uitoefent slechts in de volgende omstandigheden als bedrijfsleider moet worden aangemerkt : de natuurlijke persoon oefent zijn mandaat uit in een VZW die aan de vennootschapsbelasting is onderworpen; de natuurlijke persoon oefent een bezoldigd mandaat uit in een VZW die een onderneming exploiteert of die zich bezighoudt met winstgevende verrichtingen die verder gaan dan de verrichtingen toegelaten in het kader van artikel 182 WIB, ongeacht of de VZW aan de vennootschapsbelasting of aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen; de natuurlijke persoon oefent een onbezoldigd mandaat uit in een VZW die een onderneming exploiteert of die zich bezighoudt met winstgevende verrichtingen die verder gaan dan verrichtingen toegelaten in het kader van artikel 182 WIB, ongeacht of de VZW aan de vennootschapsbelasting dan wel aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen, maar deze persoon van de VZW huurinkomsten ontvangt die voor de herkwalificatie als beroepsinkomsten in aanmerking komen. Moeten daarentegen niet als bedrijfsleider worden beschouwd, de natuurlijke personen die bestuurder zijn van een VZW die niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, die geen onderneming exploiteert en die zich ook niet bezighoudt met verrichtingen die verder gaan dan de verrichtingen toegelaten in het kader van artikel 182 WIB.
© Axa Belgium 2015
2.
Groep sv erzekering en de uito efeni ng van een v rij beroep in het kad er van een burg erlij ke v ennoot scha p met ha n del svo rm Sommige beoefenaars van een vrij beroep richten een vennootschap op en brengen er hun activiteiten in onder. De aldus opgerichte vennootschap zal een burgerlijke vennootschap zijn, d.w.z. een vennootschap die burgerlijke handelingen tot doel heeft en die, zonder haar burgerlijke aard te verliezen, de vorm van een handelsvennootschap heeft aangenomen om rechtspersoonlijkheid te genieten. In beroepsvennootschappen worden de aangerekende honoraria als inkomsten van de rechtspersoon beschouwd en bijgevolg vallen zij onder de vennootschapsbelasting. Alleen beroepsvennootschappen die in de vorm van een handelsvennootschap zijn opgericht, kunnen een groepsverzekeringscontract of een individuele pensioentoezegging sluiten. De in dit contract verzekerde persoon moet van de vennootschap verplicht bezoldigingen als werknemer of als zelfstandig bedrijfsleider ontvangen.
3.
Vrij aanvullend pen si oen d er zelf standigen en gro ep sv erzekering De programmawet van 24 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2002) heeft een nieuwe reglementering ingevoerd met betrekking tot de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen. Vóór deze programmawet had de vraag of cumulatie tussen een groepsverzekeringscontract en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen mogelijk was, al veel pennen in beweging gebracht. Het principe van niet-cumulatie werd verschillende keren door de minister van Middenstand bevestigd. De fiscale bepalingen met betrekking tot het aanvullend pensioen voor zelfstandigen van de programmawet bepaalt dat voor de berekening van de 80 %-regel die van toepassing is op de groepsverzekering en de individuele pensioentoezegging, rekening moet worden gehouden met de pensioenen gevormd door bijdragen betaald in het kader van het nieuwe vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen tijdens de carrière die in rekening wordt genomen voor de berekening van het aanvullend pensioen van de tweede pijler. Bijgevolg is cumulatie van het nieuwe vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen en de groepsverzekering mogelijk.
© Axa Belgium 2015
4.
Voorschot op p rest aties, inpandg eving van d e pen sio enrecht en en toewijzing va n de af koopwaa rde aan de wed ersa menstelling van een hypoth ecai r kredi et Een aangeslotene bij een groepsverzekering of een individuele pensioentoezegging kan voorschotten opnemen, het contract als waarborg laten dienen voor een lening of de afkoopwaarde aanwenden voor de wedersamenstelling van een hypothecair krediet op voorwaarde dat : het voorschot, de inpandgeving of de toewijzing van de afkoopwaarde enkel wordt toegestaan om de aangeslotene in staat te stellen in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen onroerende goederen te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen; deze goederen belastbare inkomsten opleveren; de voorschotten en leningen worden terugbetaald zodra de betrokken goederen uit het vermogen van de verzekerde verdwijnen (artikel 59 §6 WIB). Aan deze voorwaarden is niet voldaan indien de aangeslotene het vastgoed in naakte eigendom bezit. Deze beperkingen moeten in het pensioenreglement of het verzekeringscontract worden vermeld. Een niet-reglementair voorschot of een niet-reglementaire inpandgeving leidt tot de schorsing van de aan de persoonlijke en werkgeverspremies verbonden fiscale voordelen. De eerste schijf van 50.000 EUR van de kapitalen en afkoopwaarden van een aanvullend pensioen (groepsverzekering of individuele pensioentoezegging) waarvoor een voorschot op prestaties werd gedaan of dat heeft gediend voor de waarborg van een lening of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening, wordt onderworpen aan het stelsel van de omzetting in fictieve rente. Het is nodig dat de voorschotten werden toegekend of de leningen werden aangegaan met het oog op het bouwen, het verwerven, het verbouwen, het verbeteren of het herstellen van een in een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen eerste woning die uitsluitend bestemd is voor het persoonlijk gebruik van de leningnemer en zijn gezinsleden (artikel 169 §1 WIB zie supra punt 3.1 "belasting van de uitkeringen").
© Axa Belgium 2015
5.
Stelsel va n toepa ssin g op d e ov erd ra cht v an een reserv e De materie wordt geregeld door artikel 364ter WIB zoals gewijzigd door de wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003. 5.1.
Toepassingsgebied : De kapitalen en afkoopwaarden gevestigd : hetzij door middel van persoonlijke bijdragen van de zelfstandigen (VAPZ); hetzij door middel van persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekeringen tegen ouderdom en vroegtijdig overlijden door tussenkomst van de werkgever, via inhoudingen op het loon; hetzij door middel van werkgeversbijdragen; die door de voorzorgsinstelling of de verzekeringsonderneming waarbij ze werden gevormd, ten bate van de begunstigde of zijn rechtverkrijgenden, worden overgedragen naar een soortgelijke pensioentoezegging of een pensioenovereenkomst, genieten een fiscale neutraliteit op het ogenblik van de overdracht, dat wil zeggen dat er geen fiscale gevolgen zijn voor de personenbelasting op het ogenblik van de overdracht, zelfs indien de overdracht plaatsheeft op verzoek van de begunstigde. De inhoudingen zullen doorgevoerd worden op de eindvervaldag van het contract. Deze bepaling is zowel op de interne overdrachten binnen dezelfde voorzorgsinstelling als op de externe overdrachten van toepassing. Worden ook bedoeld : de overdrachten naar het pensioenstelsel van de Europese Gemeenschappen (PSEG). Bovendien moet het gaan om soortgelijke pensioentoezeggingen, dat wil zeggen toezeggingen die vallen onder de tweede pijler (overdracht van een reserve van een groepsverzekering naar een andere groepsverzekering, naar een IBP of naar een individuele pensioentoezegging) of pensioentoezeggingen die vallen onder het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (overdracht van een reserve VAPZ naar een andere contract VAPZ). Opmerking : Deze regel is vermeld in het wetboek van de inkomstenbelastingen. In dat geval mag men niet de wet betreffende het aanvullend pensioen (WAP) uit het oog verliezen. Deze wet voorziet voor een loontrekkende in de mogelijkheid om zijn reserves over te dragen naar de pensioeninstelling van zijn nieuwe werkgever voor zover hij aangesloten is bij zijn pensioentoezegging. De pensioeninstelling moet erkend zijn door SIGEDIS (zie hoofdstuk III) en moet de pensioentoezegging uitvoeren volgens de bepalingen van de WAP.
© Axa Belgium 2015
5.2.
Welke overdrachten worden niet door deze regeling beoogd ? de overdrachten van kapitalen of afkoopwaarden naar een verzekeringsonderneming, een voorzorgsinstelling of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening gelegen buiten de Europese Economische Ruimte; de overdrachten van het kapitaal of de afkoopwaarde van een groepsverzekering of een individuele pensioentoezegging naar een individuele levensverzekering; de overdrachten van het kapitaal of de afkoopwaarde van een individuele levensverzekering naar een IBP, een groepsverzekeringscontract, een individuele pensioentoezegging of een andere individuele levensverzekering.
6.
Voord el en uitgekeerd aan ni et-inwon ers "Als kapitalen, afkoopwaarden en spaartegoeden worden betaald of toegekend aan een belastingplichtige die voordien zijn woonplaats of de zetel van zijn vermogen heeft overgebracht naar een Staat buiten de Europese Economische Ruimte, wordt de betaling of de toekenning geacht te hebben plaatsgevonden op de dag vóór de overbrenging" (artikel 364bis WIB 1992). Deze fictie voorziet in de toepassing van de belasting in België voor de kapitalen en afkoopwaarden van de begunstigde die zijn fiscale woonplaats naar buiten de Europese Economische Ruimte heeft overgebracht. Deze fictie is in tegenspraak met de overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting die België ondertekend heeft. In de praktijk, zal de maatschappij dus enkel de betaalde of toegekende prestaties kunnen belasten voor zover er ofwel geen overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting ondertekend werd met het land van verblijf van de begunstigde, ofwel een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting bestaat die de heffingsbevoegdheid aan België verleent. In ieder geval moeten wij nagaan of België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting ondertekend heeft met het land van verblijf van de begunstigde.
© Axa Belgium 2015
7.
Groep sv erzekering en gratif icatie Eerst moet de oorsprong van de gratificatie worden onderzocht. Indien de gratificatie die men geheel of gedeeltelijk wil omzetten in een op een groepsverzekeringscontract te storten premie, vermeld wordt in een sectorale CAO die de onderneming bindt, is deze gebonden door de bewoordingen van de overeenkomst. Er is dus een nieuwe sectorale CAO nodig die de gratificatie wijzigt (gehele of gedeeltelijke omzetting in een groepsverzekeringspremie). Indien de gratificatie in een ondernemings-CAO is voorzien, is een nieuwe ondernemings-CAO nodig om het voordeel te wijzigen. Indien de gratificatie voortvloeit uit een gebruik binnen de onderneming, moet het akkoord van de werknemers of hun vertegenwoordigers worden gevraagd om het voordeel te wijzigen. Als de gratificatie in het arbeidsreglement is voorzien, dan moet dit reglement worden gewijzigd. Vervolgens mag men niet uit het oog verliezen dat de groepsverzekering facultatief is voor de werknemers in dienst op het ogenblik van de invoering, maar verplicht is eens het plan bestaat. De werknemers die de toetreding hebben geweigerd op het ogenblik van de invoering van het plan kunnen later nog toetreden als het pensioenreglement deze mogelijkheid voorziet. Voor de werknemers is de toetreding verplicht van bij het begin als het plan bij CAO is ingevoerd. Gezien het collectieve karakter van de groepsverzekering moet de premieformule algemeen en identiek zijn voor de werknemers behorende tot de categorie bepaald in het plan. Artikel 35 § 2 van het koninklijk besluit ter uitvoering van het Wetboek der Inkomstenbelastingen 1992 bepaalt dat de premies fiscale voordelen genieten als ze jaarlijks niet de bedragen overschrijden die verschuldigd zijn krachtens de groepsverzekeringsreglementen en die, wat de collectieve toezeggingen betreft, op eenzelfde en niet-discriminerende manier toegankelijk zijn op het volledige personeel van de onderneming of op een bijzondere categorie van dat personeel. Het is onmogelijk om elementen van de formule te laten variëren volgens de wensen van elke aangeslotene, zoals dat het geval is in de formule van het Top Head Plan. Voorbeeld : 120 EUR + 20 x (loon t+ 1 - loon t) waarbij de verhoging van het loon in t + 1 afhangt van de wensen van de aangeslotene, afhankelijk van hoeveel hij van zijn gratificatie wil besteden aan de groepsverzekering.
© Axa Belgium 2015
Het is toegelaten om de formule te laten variëren volgens de anciënniteit of de leeftijd (enkel binnen de grenzen toegelaten door de wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003 weer genomen in de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie), maar dat kan niet tot gevolg hebben dat de toetreding wordt uitgesteld tot na de leeftijd van 25 jaar (toepassing van de wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003). Op het niveau van de pensioentoezegging is de enige toegelaten differentiatie deze op basis van de leeftijd in de pensioenplannen van het type vaste bijdragen. Het percentage dat wordt toegepast op de bezoldiging op een bepaalde leeftijd mag niet lager zijn dan het percentage op een latere leeftijd, geactualiseerd tegen een jaarlijkse rentevoet van 4 % op de periode die zich tussen de twee leeftijden uitstrekt. Indien de differentiatie trapsgewijs gebeurt, dan moet deze vergelijking worden gemaakt tussen de leeftijden die overeenstemmen met het begin van elke trap. Voor iedereen die zich in een identieke situatie bevindt, moet de formule op dezelfde manier worden toegepast. Het is dus niet toegelaten om de formule te laten variëren volgens de wensen van iedereen. Wij benadrukken ook dat het in de wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003 verboden is een pensioentoezegging als dusdanig te definiëren dat de verworven rechten (verworven reserves en prestaties) voor een aangeslotene nul zijn na één jaar aansluiting. Uit een briefwisseling van de CBFA blijkt dat het niet nodig is te voorzien in een minimumpremie. Een minimum is echter steeds vereist voor plannen ter omzetting van verlofdagen in verzekeringspremies. Uit het voorgaande leiden wij af dat het volgende is toegelaten : een formule die vertegenwoordigt ofwel een percentage van de maandelijkse, jaarlijkse bezoldiging, beperkt tot het bedrag van de gratificatie toegekend aan de aangeslotene, ofwel een percentage van de gratificatie bepaald op basis van de cao of van een bedrijfsovereenkomst. De formule kan variëren volgens de leeftijd (binnen de toegelaten grenzen) of de anciënniteit. Het percentage van de bezoldiging (5 % L, 7 % L..) zoals de limiet van de toegekende gratificatie (50 %, 60 %, 100 %, … van de gratificatie) kan variëren per categorie verzekerden. Deze verschillen moeten gebaseerd zijn op een objectief crietrium en redelijkerwijs gerechtvaardigd zijn;
© Axa Belgium 2015
een formule die bestaat uit ofwel een forfaitair premiebedrag, ofwel een percentage van het maandloon, bedrag of percentage dat varieert volgens een in de onderneming erkende classificatie (classificatie opgenomen in een arbeidsreglement of in een overeenkomst). Voor de werkgever die tot een welbepaalde categorie behoort, wordt een welbepaalde formule toegepast voor het jaar T. Voor het jaar T + 1 kan hij een andere formule krijgen als hij van categorie is veranderd. Deze classificatie moet in de bijzondere bepalingen van het plan worden opgenomen. Men mag hier niet uit het oog verliezen dat de wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003 niet aanvaardt dat de toekenning van rechten afhangt van een beslissing van de werkgever. De toewijzing tot een bepaalde categorie moet dus gebeuren op objectieve basis, vooraf bepaald in het arbeidsreglement of in een overeenkomst binnen de onderneming en mag niet afhangen van een beslissing a priori van de werkgever of de aangeslotene. Men kan op dezelfde manier te werk gaan voor de vakantiedagen. Wordt in overweging genomen de hypothese van een werkgever die bepaalde toegekende vakantiedagen wil omzetten in een groepsverzekeringspremie. Hier moeten we de vakantiedagen nemen buiten de wettelijke vakantiedagen en de vakantiedagen toegekend door de sector. De door de onderneming toegekende vakantiedagen zoals bijvoorbeeld de vakantiedagen voor anciënniteit, kunnen worden omgezet in een groepsverzekeringspremie. De vakantiedagen die voortvloeien uit de prestatie van overuren kunnen niet in aanmerking worden genomen aangezien deze dagen afhangen van de individuele prestaties van elke werknemer en de wil of de mogelijkheid om overuren te doen. De overuren worden niet noodzakelijk objectief uitgevoerd in de onderneming. De werkgever kan beslissen om ze slechts toe te laten voor een categorie van zijn personeel (bijvoorbeeld de bedienden) of voor bepaalde diensten. In deze situatie worden de werknemers in een onderneming dus niet op gelijke voet behandeld. Een groepsverzekering creëren op basis van deze discriminerende situatie zou dus voor problemen zorgen met betrekking tot de wet op de aanvullende pensioenen. De volgende punten mogen niet uit het oog verloren worden : de mogelijkheid voor de werknemers die op het ogenblik van de invoering in dienst zijn, om deze mogelijkheid te weigeren. Zij kunnen ofwel hun verworven anciënniteitsdagen behouden ofwel kiezen voor de aansluiting bij een groepsverzekering; zodra het plan bestaat, bestaan de vakantiedagen "in surplus" niet meer voor de werknemers die na de oprichting van het plan worden tewerkgesteld. Deze dagen worden systematisch door groepsverzekeringspremies vervangen.
© Axa Belgium 2015
Voorbeeld :
1 dag vakantie per 5 jaar anciënniteit 1 dag vakantie voor anciënniteit
= x % van het maandloon
2 dagen vakantie voor anciënniteit = y % van het maandloon 3 dagen vakantie voor anciënniteit = z % van het maandloon met een minimumpremie die overeenstemt met W % van T. Indien de werkgever niet wil dat zijn werknemers een budget van niet opgenomen vakantiedagen behouden dat jaar na jaar toeneemt, mogen wij overwegen om de vakantiedagen die niet opgenomen zijn op het einde van het jaar om te zetten in een premie te storten op een groepsverzekeringscontract ? Anders gezegd mag de premie afhankelijk zijn van de keuze van elke aangeslotene ? Vanaf het ogenblik dat het bedrag van de door de werkgever te storten premies afhankelijk is van de beslissing van de aangeslotene, zou de fiscale administratie op basis van haar huidig commentaar, kunnen van mening zijn dat het groepsverzekeringscontract niet op dezelfde manier van toepassing is op alle aangeslotenen. In elk geval, indien op een dergelijk plan wordt ingetekend, raden wij voor alle aangeslotenen een objectieve premieformule met een verplicht minimumpremiebedrag dat dient te worden gestort voor de aangeslotenen die op het einde van het jaar al hun vakantiedagen hebben opgenomen.
© Axa Belgium 2015
BIJLAGE 1
ALGEMEEN PRINCIPE : ZICH BEROEPEN OP EEN REFERENTIEPERIODE
De referentieperiode is de periode voorafgaand aan de wettelijke pensioenleeftijd die in aanmerking genomen moet worden om te bepalen of een persoon daadwerkelijk actief is gebleven tot deze leeftijd. Deze periode valt tijdens de 3 jaren die de wettelijke pensioenleeftijd voorafgaan. De begunstigde van de kapitalen en afkoopwaarden moet ononderbroken daadwerkelijk actief blijven (daadwerkelijk een beroepsactiviteit uitoefenen) gedurende de 3 jaren die de wettelijke pensioenleeftijd onmiddellijk voorafgaan.
Voor werknemers
Gelijkgestelde periodes De Administratie aanvaardt dat bepaalde periodes van inactiviteit of verminderde activiteit gelijkgesteld worden aan periodes van activiteit. Worden bedoeld : • de periode waarin de werknemer een overlevingspensioen ontvangt en een eigen activiteit onderneemt (binnen de toegelaten limieten); • het halftijdse brugpensioen; • halftijds werk, vermindering van de arbeidstijd met 1/5; • wanneer de betrokkene die vóór zijn 62ste zijn halftijdse arbeidsprestaties of zijn deeltijdse arbeid in het kader van een voltijds tijdskrediet of een andere soort loopbaanvermindering volledig stopzet, maar zijn activiteiten vanaf zijn 62ste volledig herneemt tot de wettelijke pensioenleeftijd; • de periode waarin de persoon werkloosheidsuitkeringen geniet en - onvrijwillig werkloos is en geen enkele voorgestelde opleiding of baan weigert - beschikbaar is op de arbeidsmarkt door actief deel te nemen aan de oriëntatieactiviteiten of opleidingen voorgesteld door de VDAB of de BGDA actief werk zoekt door de werkaanbiedingen te raadplegen, spontaan te solliciteren, zich in te schrijven bij uitzendkantoren, …..
© Axa Belgium 2015
• de ontslagperiode wanneer de betrokkene ontslagvergoedingen ontvangt en dus geen recht heeft op werkloosheidsuitkeringen maar voor zover : - de werkloosheid voortvloeit uit omstandigheden onafhankelijk van de wil van de betrokkene - de betrokkene als werkzoekende is ingeschreven en dat blijft - de betrokkene beschikbaar is op de arbeidsmarkt en actief werk zoekt; • de periode van wettelijke ziekte- of invaliditeit, waarbij de arbeidsongeschiktheid niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft en voor zover de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ziekte (andere dan beroepsziekte) of ongeval (andere dan arbeidsongeval); • de periode waarin een vergoeding wordt verkregen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid of voor een volledige blijvende arbeidsongeschiktheid wanneer de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een arbeidsongeval of van een beroepsziekte.
Niet-gelijkgestelde periodes Volgende periodes worden niet gelijkgesteld : • het voltijds brugpensioen ook al ziet de betrokkene van dit recht af om een voltijdse of deeltijdse beroepsactiviteit te hervatten; • na zijn 62ste zet de betrokkene zijn voltijdse arbeidsprestatie of deeltijdse arbeidsregeling in het kader van een voltijds tijdskrediet of een andere soort loopbaanvermindering volledig stop; • de periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is aangegaan zelfs indien vanaf 62 jaar de pensioenrechten opgeschort worden door een wedertewerkstelling; Opgelet, het vervroegd pensioen en het voltijds brugpensioen hebben een onherroepelijk karakter.
Voor zelfstandigen
Wordt beschouwd als actieve persoon de zelfstandige die, tot de wettelijke pensioenleeftijd en minstens gedurende de 3 daaraan voorafgaande jaren onafgebroken aangesloten was bij een sociaal verzekeringsfonds en de sociale bijdragen verschuldigd in het kader van zijn sociaal statuut van zelfstandige in hoofdberoep betaald heeft.
Gelijkgestelde periodes Worden gelijkgesteld de periodes die de wettelijke pensioenleeftijd voorafgaan waarin de zelfstandige zijn activiteiten volledig heeft stopgezet ten gevolge van een arbeidsongeschiktheid die erkend wordt door de adviserend geneesheer van het ziekenfonds.
© Axa Belgium 2015
Niet-gelijkgestelde periodes Wordt niet gelijkgesteld de periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is aangegaan zelfs indien op 62 jaar de pensioenrechten opgeschort worden door een wedertewerkstelling.
© Axa Belgium 2015