Met Gods toestemming
Wie wel eens in Turkije is geweest heeft ze vast wel eens gezien, de dansende of rondwervelende derwisjen in hun witte gewaden. Regelmatig treden zij op voor toeristen. In de Verenigde Staten zijn het tegenwoordig vooral vrouwen die deze extatische dans uitvoeren. Maar wat is er nog over van de oorspronkelijke ceremonie zoals die eigenlijk was bedoeld?
___________________________________________________________________________ The whirling, see, belongs to you And you belong to the whirling. Rumi
___________________________________________________________________________ De dansende derwisjen vinden hun oorsprong in het Soefisme en is één van de religieuze ordes binnen deze mystieke stroming. Zij wordt de Orde van de Mawlawijja (Mevlevi) genoemd. De stichter was Jalal ad-Din Rumi (1207-1273). Hij en zijn familie trokken van Balch in Centraal-Azië (tegenwoordig onderdeel van Afghanistan) naar Konya in het huidige Turkije. De dans ontstond spontaan en werd waarschijnlijk het eerst door hem beoefend. Het verhaal gaat dat Rumi op een dag over de markt in Konya wandelde en werd getroffen door het ritmische gehamer van de goudbewerkers. Hij opende langzaam zijn armen en begon in extase rond te draaien. Hij hoorde in dat ritmische hameren de Zikr (religieuze herinnering): Allah, Allah, Allah…en dat bracht in hem de energie van liefde naar boven die hem 36 uur deed draaien! Rumi organiseerde vaak spontane samenkomsten met dans, muziek en poëzie, waarbij het spontane ronddraaien van mannen en vrouwen een rol speelde. Het spontane verdween echter meer en meer en de bijeenkomsten werden gestructureerder en meer georganiseerd. Ze werden groter, er werden avonden bepaald die werden vooraf gegaan door vasten, meditatie en het reinigen van het lichaam. In latere generaties werd de dans, vooral door toedoen van de oudste zoon van Rumi, Sultan Walad (1226-1312), meer geformaliseerd en kreeg het een meer ceremonieel karakter. Rond de ceremonie 1
ontstond ook een muzikale traditie en werden er speciale gewaden gedragen. Met Sultan Walad ontstond de Mevlevi-orde zoals wij hem nu nog kennen. Als je tot de orde van de derwisjen toegelaten wilde worden ging daar een lange weg aan vooraf. De aspirant ging naar een derwisj klooster en begon daar een intensieve opleiding. Om te beginnen moest hij, naast de kloosterkeuken, drie dagen op zijn knieën op een schapenvacht zitten. Het was verboden om te spreken en slapen. Hij mocht alleen bewegen om vijf keer per dag te bidden en te eten of om naar het toilet te gaan. Daarna kon het aspirant-lid kiezen of hij wilde blijven of niet. Als hij bleef kreeg hij zijn verdere opleiding in de keuken door middel van het uitvoeren van taken, zoals de vloer vegen, schoenen repareren en de afwas doen. Hij verbleef in een kleine ruimte met verschillende andere aspiranten. De eerste achttien dagen waren cruciaal; als er maar iets fout ging, kon hij voorgoed gaan. Dit werd aangegeven door de schoenen van de ‘gezakte’ derwisj in de richting van de deur te plaatsen. Slaagde hij dan kreeg hij speciale kleding. Hij kreeg allerlei taken te doen die hij zonder morren moest accepteren met de woorden: alhamdulillah (lof zij God). Expres werden er soms onzinnige dingen gevraagd om hem te testen. Maar de echte training vond plaats in de keuken. Er werden hoge eisen aan het voedsel gesteld. De ‘ruwe’ aspirant werd als het ware ‘gekookt’ en vaak ‘verbrand’. Ze werden onderwezen in de Mathnawi (poëtisch leerwerk van Rumi, dat ongeveer 26.000 verzen omvat) of hadden intieme gesprekken over spirituele zaken (Sohbet) met de Shaikh (spiritueel leider). Zo begon hun 1001 dagen durende retraite (chille). Naast het leren van allerlei vormen van dienstbaarheid moest de aspirant gedurende deze periode dagelijks het draaiende dansen oefenen. Dat gebeurde op een houten plank, met daarin een spijker. De aspirant moest de spijker tussen zijn grote en tweede teen van zijn linkervoet plaatsen en de rechter grote teen over de linker grote teen zetten, buigen en Eyvallah (met Gods toestemming) zeggen. Vanuit deze positie werd de dans verder uitgewerkt; het draaien en de beweging van de armen. Na een jaar oefenen mocht de aspirant meedoen in de sema (de ceremonie van het draaiend dansen). De laatste fase van de training bestond uit het schoonmaken van de latrines en vele testen van lichamelijke arbeid en spirituele vragen.
Muhur, Begin- en eindstand
2
Ishq, linkervoet op de grond, aanzet om de rechtervoet op te lichten
T-step. Na elke complete draai, terug in deze positie
Na de 1001 dagen deed de aspirant belijdenis. Hij kreeg nieuwe kleren, een speciale maaltijd en ontving de sikke (de hoge kegelvormige vilten hoed, die symbool staat voor de grafsteen). Aansluitend volgde er drie dagen van meditatie en reflectie in een cel. Daarna volgde het afleggen van de eed van geloofsbelijdenis voor de Sjaikh van het klooster. Vervolgens keerde hij voor minstens achttien dagen terug in een cel. De definitieve initiatie was een volledige sikke ceremonie. Op dit punt kon de aspirant kiezen om het klooster te verlaten naar een ander klooster te gaan of in hetzelfde klooster te blijven. De sema ceremonie vertegenwoordigde een spirituele reis. Volgens de traditie eerden de Soefi’s niet de geboorte van een persoon, maar de dag van de dood, de huwelijksnacht, wanneer de ziel terugkeerde naar huis om verenigd te worden met God. De ceremonie vond plaats in een ronde ruimte (samahana). Alle elementen hier hadden een symbolische betekenis: de ronde vorm van de ruimte, de kleding van de derwisjen, de kleur van de vloerkleden en natuurlijk de bewegingen tijdens de dans. De derwisjen, met de Postnishin (degene die de ceremonie leidde) voorop, kwamen de ruimte binnengelopen gekleed in hun witte gewaden (symbool van de dood) met daaroverheen zwarte mantels (symbool van het graf) en de sikke (symbool van de grafsteen). De Postnishin liep door het midden van de ruimte naar zijn plaats, waar een rode schapenvacht lag (the Post). De derwisjen gingen aan de linkerzijde op de grond zitten.
3
De ceremonie begon als de nathan (de reciteerder) de lofzang op de profeet (Nat-i Sharif) voordroeg. Dit gedicht of lied, nat, werd staande en zonder begeleidende muziek uitgevoerd. De toehoorders luisterden aandachtig, erop hopend de diepere betekenis ervan te begrijpen. Na het reciteren van de nat klonk het geluid van de qudum, een soort tamboerijn. Dit symboliseerde Gods bevel: "Er zij …", de basis van de schepping van het universum. Vervolgens volgde een improvisatie op een rietfluit (ney). Dan begon een derwisj uit het orkest te zingen. Hij boog een aantal keer, waarna alle muzikanten begonnen te spelen en de eerste sema van start ging. De Postnishin stond op van de rode schapenvacht en liep naar rechts. De derwisjen bewogen zich tegen de klok in van rechts naar links, stonden stil voor de rode schapenvacht, begroetten elkaar en begonnen op het tempo van de muziek tegen de klok in rond te wandelen. Dit eerste deel van de dans, het lopen van de drie rondes, werd ingevoerd door Rumi’s zoon, Sultan Walad. De rechterhelft van de cirkels die zij liepen symboliseerde het uiterlijk universum, de linker helft het innerlijk universum. De denkbeeldige lijn tussen deze beide helften liep van de ingang naar de the Post van de Postnishin en heette ‘evenaar’. Na de drie rondes nam de Postnishin nam zijn oude plaats weer in. Daarna begon een gezang en de zwarte mantels gingen af. De dansleider (smazanbashi) bleef echter in zijn zwarte mantel gehuld. De dansleider en de Postnisjin begroetten elkaar; de dansleider kuste de hand van de Postnishin en deze kuste de sikke van de dansleider. De derwisjen met gekruiste armen voor de borst en handen op de schouders begroetten nu één voor één de Postnishin. Door zijn hand te kussen en de kus van de Postnishin op de sikke kregen zij toestemming om met het draaien te beginnen. De dansers hielden hun rechterhand op om de zegen van boven te ontvangen, de linker was omlaag gericht om die zegen aan de aarde door te geven. De eerste sema gaf uitdrukking aan de godsdienstigheid van de mens. De dansers draaiden rond zoals de planeten om hun eigen as draaien en om de zon. De sema was in wezen een beeld van het universum, inclusief de wederopstanding van de mens; door de Liefde van God op pad naar de universele mens. De sema bestond uit vier delen, elk een salaam (groet) genoemd. De dansleider hield de bewegingen van de dansers in de gaten en gaf de volgende salaam aan. Dan stopte het dansen en de derwisjen stelden zich tegenover elkaar op. De dansleider liep van links naar de Postnishin toe, groette hem en de tweede sema begon. De tweede sema drukte het ontzag uit voor de grootheid en almacht van God. De derwisjen en de Postnishin groetten elkaar, nu door te buigen, en begonnen weer met draaien. Dit ritueel herhaalde zich nog tweemaal. De derde sema transformeerde dit ontzag in liefde, vooruitlopend op de vierde sema, die het begrijpen van het doel van de schepping uitdrukte. Na de laatste sema liep de Postnishin naar het midden van de ruimte en draaide langzaam rond in tegengestelde richting van de derwisjen. De muziek stopte en er werd alleen nog maar op een snaarinstrument gespeeld. De derwisjen sloegen hun mantels om en gingen weer allemaal links op de grond zitten. Ook de Postnishin nam zijn plaats weer in. Dan klonk alleen de stem van de nathan. De ceremonie eindigde in stilte. De Postnishin liep over het midden van de vloer tot voorbij het midden en boog in de richting van the post en verliet de ruimte. De derwisjen volgden zijn voorbeeld. Vele vrouwen in zijn omgeving vereerden Rumi. Maar deze vrouwelijke volgelingen waren bijna allemaal familieleden. In deze beginperiode deden mannen en vrouwen samen het gebed, hielden sohbet en wervelden in elkaars gezelschap. De rol van de vrouwen werd belangrijker tijdens het leven van Ulu Arife Chelebi (1272-1320), zoon van Sultan Walad. In de 13e eeuw werden vrouwen ingewijd als Postnisjin (ceremoniemeester) en als Shaikha van de tekke (gebeds lodge), als opvolger van hun vader.
4
Dit veranderde echter in de 14e eeuw. De scheiding van de seksen werd steeds strenger. Vrouwen mochten niet meer meedoen aan de publieke derwisj ceremonie. Ze moesten in een afgescheiden ruimte zitten en mochten geen posities van publiek spiritueel leiderschap meer vervullen. Maar in de eeuwen erna, hielden vrouwen weer steeds vaker hun eigen sema’s en ook tijdens de Zikr wervelden de mannen gescheiden van de vrouwen. In 1925 proclameerde Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938) de scheiding van kerk en staat. Alle religieuze instellingen werden afgeschaft en de derwisjkloosters gesloten. Maar in het jaar erop maakte Atatürk echter een uitzondering op de regel en werd er toestemming gegeven om het mausoleum van Rumi en het klooster in Konya als museum te openen. Weliswaar was het niet als spiritueel centrum, dat was verboden, maar om zijn architectonische en etnografische waarde. Sinds 17 december 1953 vindt er elk jaar een openbare sema (huwelijksnacht) in Konya plaats ter nagedachtenis aan de sterfdag van Rumi. Volgens de traditie eerden de Soefi’s niet de geboorte van een persoon, maar de dag van de dood, de huwelijksnacht, wanneer de ziel terugkeerde naar huis om verenigd te worden met God. Terwijl het Soefisme in het Westen steeds bekender werd en meer aanhangers kreeg, waren de politieke hervormingen die Atatürk in Turkije doorvoerde er de oorzaak van dat de Mevlevi orde steeds verder werd teruggedrongen. In 1976, toen Unesco de 700ste sterfdag van Rumi sponsorde, werd de sema ceremonie als toeristische attractie toegestaan. Hierdoor kwamen de wervelende derwisjen opnieuw in de belangstelling te staan. Verschillende Mevlevi leraren verspreidden hun kennis naar het Westen. Eén daarvan was Suleyman Hayati Dede (1904-1985), Shaikh of the Mevlevi orde in Konya. Hij reisde in de late jaren zestig en gedurende de jaren zeventig samen met zijn vrouw Feriste Hanum (moeder van de derwisjen genoemd) door de Verenigde Staten en Canada.
Dede Hij bezocht daar Soefi gemeenschappen en introduceerde daar het pad van de derwisj. In 1978 gaf hij zijn zoon Jelaluddin Loras een enkele reis naar Amerika om daar mannen én vrouwen te trainen in het pad van Mevlana. Loras installeerde zich in Claymont, in een commune gebaseerd op het gedachtegoed van George Ivanovitsj Gurdjieff (1872-1949). Daar onderwees hij studenten in de leer van het derwisj pad. De oorspronkelijke retraite werd in de opleiding achterwege gelaten om die leer aan te passen aan de levensstijl van de twintigste eeuw. De aspiranten kwamen een keer in de week bij elkaar om te oefenen en voor hun optreden (initiatie) in de ‘huwelijksnacht’ maakten zij zelf kun kostuums.
5
De meerderheid van vrouwen die werden geïnspireerd door het derwisj pad hadden vaak al een spirituele achtergrond; hetzij in het Soefisme, Boeddhisme, Hindoeïsme of andere aftakkingen hiervan. Loras wordt in de Verenigde Staten gezien als een soort goeroe en past in zijn hoedanigheid meer tot de New Age cultuur dan tot het erfgoed van de dansende derwisjen.
6