Met Bijbel en Zwaard tegen de Barbaren door "W. W I C H E R S
Om alle vergissingen bij voorbaat uit te sluiten: met „barbaren" bedoelen wij de Duitschers, en daarmee stellen wij ons op het standpunt van Stalin en de Koningin, op dat van de Nederlandsche Unie en de oppositie. Want het wordt nu toch werkelijk hoog tijd, dat men er zich aan gewent het begrip „barbaren" alleen nog op het Duitsche volk toe te passen. Want al zijn wij dan ook door Willem van Oranje als onzen Vader des Vaderlands, door Kuyper, Thorbecke en Schaepman, alsmede door ras en volksaard nauw met dit volk verbonden geweest, het is steeds verder van ons afgeraakt op volkomen immoreele wegen, welke niets meer met de onze gemeen hebben! Deze wezenlijk verschillende ontwikkeling zal in de toekomst gewichtige gevolgen hebben, ook voor de boekstaving onzer geschiedenis; want wanneer wij eenmaal hebben ingezien, dat de Duitsche invloed ten onzent uitgeroeid dient te worden met wortel en tak, dan zullen wij ook leeren onze staatslieden, voor zoover zij van Duitsche afkomst waren, met andere oogen te bezien. Was het niet Willem de Zwijger, die front maakte tegen het
katholicisme en op die wijze probeerde om een factor, welke vandaag den dag mede het Nederlandsche volksleven bepaalt, uit te schakelen? Waren het niet Kuyper, Thorbecke en ook Schaepman, die zich altijd voor oriënteering naar het Oosten uitspraken, hoewel daar niets goeds van kon komen? En was het niet een Duitscher, Ubbo Emmius, die de Groningsche universiteit stichtte, welke eeuwen lang het centrum was van Friesch en Saksisch separatisme? Het is thans tijd om uit ons geschiedenisonderwijs radicaal alles te schrappen wat aan den gevaarlijken invloed van deze geheime Vijfde Kolonne herinnert; stellen wij liever in de plaats daarvan de uitgebreide, nauwe betrekkingen welke ons aan Engeland binden; het land dat de totstandkoming en vergrooting van ons koloniale rijk zoo daadwerkelijk bevorderde, dat het Zuidafrikaansche vraagstuk zoo rechtvaardig en duidelijk wist op te lossen en dat onze Atjehers zooveel wapens leverde. En vergeten wij daarbij niet Churchill's edelmoedige militaire hulp voor ons leger, welke den doorslag gaf, zijn gastvrijheid voor onze Koningin en de Britsche bezorgdheid voor Nederlandsch-Indië. Wanneer wij dit alles wat meer op den voorgrond plaatsen in stede van de betrekkingen met Duitschland, dan zal ons volk zich eindelijk kunnen bevrijden van al die geheime en openlijke banden welke ons aan Duitschland koppelen. Daarmede 4
maken wij dan tevens eens en voor altijd een einde aan den invloed juist van die Vijfde Kolonne, welke als eersten leider Willem van Oranje, een verkapten Rijksduitscher, had! De Koningin heeft dit in haar laatste radio-toespraak reeds gedaan en zij heeft daarbij allen twijfel weggenomen, Zij, die immers niet aan den •tam van dien eersten Oranje is ontsproten, lijkt ons uit heel ander hout gesneden, want hoewel ook zij door geboorte van Duitsche afkomst is en hoewel zij een Duitschen echtgenoot had, heeft zij zich toch geheel vrij weten te maken van den verderfelijken invloed van haar stamland. Zonder overdrijving kan men zeggen, dat de bedoelde radiotoespraken der Koningin voor ons allen een keerpunt beteekenen: de laatste betrekkingen met Duitschland werden verbroken en de sinds de dagen van Tsaar Peter den Groote goeddeels vergeten relaties met Rusland weer hersteld. Stahn heeft weliswaar nooit bij ons gewerkt als timmermansgezel — wat in onze oogen beslist een nadeel is — maar hij beschikt gelukkigerwijs ook in ons land over talrijke ijverige aanhangers, die ongetwijfeld schitterende diensten kunnen bewijzen om ons aan hem te binden. Helaas is de grootste van deze mannen, de heer Wijnkoop, eenigen tijd geleden gestorven onder den druk der zorgen, welke hij zich maakte over het lot zijner geliefde Koningin. 5
Wanneer wij ons de eerste radiorede herinneren, welke de Koningin — dat was nog in vredestijd — hield en welke blijk gaf van zulk een starre christelijk-reactionnaire houding, dan kunnen wij ons thans slechts verheugen over deze koerswijziging in de richting van het moderne en den vooruitgang. Gemakkelijk moet haar dit overigens niet gevallen zijn, waar zij Stalin tot dusver — zij het dan ook op verkeerde gronden — voor haar tegenstander hield. Hier ziet men weer de juistheid van de oude Volkswijsheid, dat wat samenhoort, ook samenkomt. Hoewel hierbij natuurlijk opgemerkt dient ta worden dat dit samenkomen voor Stalin belangrijk vergemakkelijkt werd door zijn bekeering tot het christendom, welke onlangs plaats vond en die wij op grond van zijn cultureele prestaties overigens reeds lang verwacht hadden. Voor ons is deze ommekeer van beslissende beteekenis, want zij verzekert ons de uiteindelijke overwinning en bovendien zal ons arme continent nu eindelijk nog eens de zegeningen leeren kennen der unieke, scheppende christelijk-democratisch-bolsjewistische synthese, waar bovendien de monarchistische gedachte nog in ondergebracht kon worden. Wanneer wij niet zoo vreeselijk anti-Duitsch waren, zouden wij met den ouden keizer Wilhelm I uitroepen: „Welk een ommekeer door Gods bestier!" Alles bijeen genomen schijnen de dagen der Nazis thans wel geteld te zijn. De bezetting van 6
Groenland en de annexatie van IJsland zijn zulke schitterende wapenfeiten van het Amerikaanschc leger, dat de armzalige successen der Duitsche weermacht daar volkomen bij in het niet zinken. Bovendien zijn Groenland en IJsland nog duidelijke symbolen voor de methoden der democratieën, welke een scherpe, principié'ele afwijking vertoonen van die, welke de Nazis aanwenden. Deze laatste bezetten namelijk de kleine landen op boosaardige wijze, terwijl deze met Duitschland in oorlog zijn. Amerika heeft daar echter geen oorlog voor noodig en het is ook thans nog geen oorlogvoerende natie. In vollen vredestijd verschaft het zich alle steunpunten, welke noodig zijn voor de verdediging van Christendom en democratie. Daar wordt geen druppel bloed bij vergoten en wij kunnen slechts hopen, dat Roosevelt nu ook werkelijk alle gebieden zal bezetten, die voor de tenuitvoerlegging van deze groote taak noodig zijn. Wanneer toch ook Duitschland maar zoo had gehandeld tegenover ons, door ons land in vredestijd te bezetten, misschien hadden wij ons geloof in dezen staat dan nog niet zoo geheel verloren, als nu het geval is! De duidelijke ommekeer, welke tot uitdrukking is gekomen in de laatste radiotoespraak van de Koningin is, naar wij zeker mogen aannemen, veroorzaakt door haar tocht naar Engeland. Zoolang zij nog in. het kleine Holland verblijf hield was het haar immers niet mogelijk verder te zien, dan haar 7
neus lang was, terwijl nu de Engelsche vrijheid van denken en geweten haar sympathieën voor de moderne richting verklaart. Engeland is nu eenmaal iets geheel anders, dan ons kleine beperkte landje en het lijkt ons daarom dan ook een verheugend verschijnsel, wanneer onze landgenooten hun eigen aard meer en meer opgeven ten gunste van de Engelsche cultuur, wanneer zij met hun verbazingwekkende muzikalileit Engelsche liederen ten gehoore brengen of zich in de conversatie van de Engelsche taal bedienen. Dit is immers de taal, waarvoor alle Dietschers, die in het bezit van een ruimen blik waren, van de Ruyter tot oom Kriiger, reeds zoo energiek zijn opgekomen! Wij zijn derhalve oprecht verheugd te vernemen dat de Engelsche koning onzen genialen minister van buitenIandsche zaken, van Kleffens, in den adelstand heeft verheven, door hem tot Peer of Engeland te benoemen en hem tevens den titel „Lord of Ceylon and Transvaal" heeft verleend. Hopelijk zal het zoo doorgaan! Wanneer er in Engeland — zooals thans beweerd wordt — werkelijk een nieuwe orde wordt gesticht, welke ter verheerlijking van de samenwerking met Moskou tot devies zal hebben: „Met God voor Kroon en Sikkel" en het driemanschap van onze Nederlandsche Unie zou hiermede onderscheiden worden, dan kunnen wij zulks slechts begroeten, want het driemanschap heeft deze onderscheiding verdiend! 8
Men kan er vast van overtuigd zijn, dat de veranderde houding der Koningin ten opzichte van het bolsjewisme ook hier te lande de laatste bezwaren zal doen verdwijnen tegen een systeem, dat sedert langen tijd, hoewel door de geheele wereld belasterd, in het geheim werkte aan de verwerkelijking van de edelste doelen der menschheid. De wegen van dit stelsel waren weliswaar niet altijd even gemakkelijk en gebaand; Stalin moest bijvoorbeeld als voorvechter der cultuur in een onbeschaafd land om te beginnen de geheele adel, de bourgeoisie, alsmede zes millioen boeren en 20.000 van zijn eigen bolsjewistische officieren ombrengen, voordat hij gelegenheid kreeg om aan den opbouwenden arbeid te beginnen. Bovendien moest hij ook nog de volledige nakomelingschap van deze verradersbende, bestaande uit honderdduizenden reactionnaire kinderen, naar de andere wereld helpen, daar deze zijn opbouwende werkzaamheden ernstig in gevaar brachten. Wie nu echter de toestanden in Sovjet-Rusland kent, zal daarom niet licht den staf over hem breken en hij zal dit ook thans nog niet spoedig doen, hoewel deze idealist thans opnieuw gedwongen is, honderdduizenden saboteurs te vernietigen. Het feit, dat zich daaronder 5.000 geestelijken bevinden — voor het meerendeel katholieke priesters — kan hem, die zich herinnert dat het politieke katholicisme en de r.k. Staatspartij, alsmede de bisschoppen van ouds9
her verkapte nationaalsocialisten en aanhangers van Hitier zijn geweest, ook niet misleiden, daar deze menschen nu tenslotte toch hun verdiende loon krijgen. Gelukkig is het begrip voor de cultuurscheppende kracht van het bolsjewisme behalve ten onzent, ook nog bij andere volkeren groeiende. Men kan zelfs met tevredenheid vaststellen, dat de katholieke en protestantsche hoogwaardigheidsbekleeders der angelsaksische landen — om nog te zwijgen van de rabbijnen — ook de roeping hunner kerken als peetouders van het bolsjewisme eindelijk beginnen te begrijpen. Stalin heeft dit feit blijkbaar op zijn juiste waarde weten te schatten, toem hij op het Kremlin een bededienst voor de vrijheid der kleine volkeren liet houden, waaraan hij zelf deelnam. Men heeft moeite om zijn ontroering te onderdrukken, als men zich het tafereel voorstelt, hoe daar de oude, met litteekens bedekte krijgers van het bolsjewisme in deemoed geknield lagen voor God en hem smeekten om de overwinning der ware menschelijkheid! Bij de hierboven geschilderde ontwikkeling van den politieken toestand in positieve richting, moet men als eerlijk politicus echter ook een sombere opmerking maken, en wel betreffende Finland. Dat Slowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Kroatië, Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, België, Noorwegen, Zweden en Denemarken zich tegen Rusland rO
gekeerd hebben, achten wij verklaarbaar, daar deze landen in moreel opzicht altijd reeds achterlijk waren. De volkomen ongemotiveerde overval van Finland op het vredelievende Rusland is echter een misdaad, begaan aan de beschaving van Europa en van de wereld, waarvoor men moeilijk een andere oorzaak kan vinden dan een zekeren landhonger, waarmee de Finnen ongetwijfeld door de Duitschers besmet moeten zijn. Wij betreuren het, dat de Koningin in haar laatste toespraak heeft vergeten om in dezen geest stelling te nemen tegen Finland; hopelijk zal dit verzuim echter worden ingehaald, opdat dit verraderlijke volkje eindelijk voor eens en voor altijd voor de geheele wereld aan de kaak gesteld zal worden door zulk een bevoegden mond. En laat ons tenslotte nog hopen, dat het slechte voorbeeld van Finland geen aanstekelijke uitwerking op andere landen moge hebben, zoodat bijvoorbeeld IJsland nu nie-t op zijn beurt op de gedachte zal komen om een overval op de Vereenigde Staten te ensceneeren! Dat zou een nieuwe, bittere teleurstelling beteekenen, welke een onuitwischbaren smet op het- IJslandsche volk zou werpen. Doch, hoe betreurenswaardig het geval-Finland ook is, over de geheele linie valt er ongetwijfeld een duidelijke vooruitgang waar te nemen. De neiging, welke de Koningin toont tot een moderne Christelijk-bolsjewistische synthese en de bekeeII
ring van Stalin vormen belangrijke mijlpalen langs den weg naar de overwinning. Sedert Stalin aan onze zijde strijdt, zijn wij heelemaal zeker van deze overwinning, want alleen hij beschikt over de gezonde levenskrachten, welke noodig zijn om alle verraders uit te roeien. Op dit punt is hij oneindig veel sterker dan het nationaalsocialisme, dat tot een dergelijken vernietigingsveldtocht niet de moreele kracht bezit — anders waren wij allemaal al lang dood geweest! Wij verheugen ons dus met het geheele Nederlandsche volk over onzen nieuwen bondgenoot, het bolsjewisme, dat zoo lang door de geheele wereld miskend is. Schouder aan schouder met het eeuwige Moskou, met het Amerikaansche leger, dat op Groenland en IJsland onsterfelijken roem aan zijn vaandels hechtte en met onzen Engelschen bondgenoot, aan wien wij zoo onnoemelijk veel te danken hebbe-n, marcheeren wij op naar een nieuwe glorieuze toekomst. Evenals de nieuwe Engelsche orde voeren wij het devies: „Met God voor Kroon en Sikkel", waar thans toch kroon en scepter eenerzijds en sikkel en hamer anderzijds elkander gewonden hebben in God. En besluiten wij dan met de leuze: „Rood-Oranje-Boven!" „Rob! Rob! Rob!"
12
K . 2251