1 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
Bijlage 3: Taalprofiel start eerste jaar so: de beginsituatie Eerste leerjaar A volgens het leerplan Nederlands bao - taalprofiel Om straks een goed zicht te krijgen op de taalprestaties van de leerlingen kun je zelf observeren, taken en toetsen geven, die eigen indrukken kun je dan koppelen aan de informatie die je kreeg via de leerlingen, de ouders, het rapport en eventueel het basisonderwijs. Om de resultaten goed te kunnen analyseren moet je weet hebben van het theoretische niveau van wat de leerlingen moeten bereikt hebben volgens de leerplannen van het katholiek bao, gebaseerd op de eindtermen voor het leergebied Nederlands.. Daarvoor dient dit document met een beknopte samenvatting om het wenselijke niveau in te schatten. In het basisonderwijs hebben de leerlingen kansen gekregen om hun persoonlijkheid harmonisch te ontplooien met het oog op de samenleving van vandaag en morgen. Er is aan taalopvoeding gewerkt: ‘In taalopvoeding komt het erop aan kinderen steeds nieuwe situaties met hun taal te leren aanpakken en beheersen.’ (Krachtlijnen Nederlands, VVKBAO, p.42)
Merk op: sinds het leerplan 2010 zou dit schema aangevuld moeten worden met interculturele gerichtheid en strategieën. Luisteren „Het streefdoel voor het basisonderwijs bestaat erin dat een kind de taal zodanig beheerst dat het, op zijn niveau luisterend, de boodschap van de andere, als die zijn gedachten en gevoelens uit, kan en wil waarnemen, begrijpen en verwerken.‟ (Deelleerplan spreken en luisteren, VVKBaO, p. 28) Bij luisteren werken de leerlingen zoveel mogelijk met boodschappen die bestaan uit niet-talige elementen, talige elementen en communicatieve elementen. Die mix vind je, zoals in het echte leven, het best in realistische, zinvolle contexten. De leerlingen nemen die boodschappen waar, decoderen, begrijpen en interpreteren en beoordelen ze, en trachten ze te verwerken, d.w.z. te integreren.
2 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
Concreet betekent dit: - Boodschappen begrijpen in onder meer o voor de leerlingen bestemde mededelingen over het school- en klassengebeuren o radio-uitzendingen o uiteenzettingen of instructies van medeleerlingen, bestemd voor de leraar o telefoongesprekken de informatie herkennen en achterhalen over … -
Boodschappen interpreteren in onder meer o uiteenzettingen of instructies van de leraar o voor de leerlingen bestemde instructies voor een buitenschoolse situatie o voor de leerlingen bestemde informatieve tv-uitzendingen informatie afleiden, interpreteren en op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen over …
-
Boodschappen beoordelen in onder meer o discussies met bekende leeftijdgenoten o gesprekken met bekende leeftijdgenoten o door leeftijdgenoten geformuleerde oproepen informatie beoordelen op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij de informatie uit andere bronnen.
Spreken „Het streefdoel voor het basisonderwijs bestaat erin dat een kind de taal zodanig beheerst dat het, op zijn niveau sprekend, de andere kan, wil en durft meedelen wat het ervaart, beleeft, voelt en denkt.‟ (Deelleerplan spreken en luisteren, VVKBaO, p. 28) Bij spreken ontwikkelen de leerlingen hun communicatieve vaardigheden zoals Standaardnederlands, taalregisters, taalhandelingen, communicatieve conventies, gespreksregels en expressief-muzische taal. Concreet betekent dit: - Standaardnederlands spreken, gepaste taalregisters hanteren; - taalhandelingen ontwikkelen zoals spreken over gevoelens, verslag uitbrengen, verhalen vertellen, vragen stellen en beantwoorden, opdrachten en instructies geven … - communicatieve conventies hanteren, gesprekken voeren en gespreksregels respecteren o.a. in gesprekjes, interview, telefoongesprekken … - expressief, muzisch spreken zoals in poëzie, rollenspel, drama ... Bij het ontwikkelen van de communicatieve vaardigheden, doet een leerling een beroep op en ontwikkelt hij de spreektechnische vaardigheden, de taalvaardigheden en de taalbeschouwelijke vaardigheden. Lezen „Het streefdoel voor het basisonderwijs bestaat erin dat een kind de taal zodanig beheerst dat het, op zijn niveau lezend, de visuele boodschap van de andere, als die zijn gedachten en gevoelens uit, kan en wil waarnemen, begrijpen en verwerken.‟ (Deelleerplan lezen, VVKBaO, p. 25) Bij lezen vertrekken de leerlingen zoveel mogelijk van boodschappen (teksten) die, zoals in het echte leven, bestaan uit niet-talige elementen, talige elementen en communicatieve elementen. Die mix vind je het best in realistische, zinvolle contexten. De leerlingen nemen die boodschappen waar, decoderen, begrijpen, interpreteren en beoordelen ze, en trachten ze te verwerken, d.w.z. te integreren. Concreet betekent dit: - Talige boodschappen begrijpen in onder meer o voor de leerlingen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard o de gegevens in schema‟s en tabellen ten dienste van het publiek o in voor hen bestemde teksten in tijdschriften de informatie herkennen en achterhalen over … -
Talige boodschappen interpreteren in onder meer o voor de leerlingen bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten
3 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
o
voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën de informatie afleiden, interpreteren en ordenen over … -
Talige boodschappen beoordelen in onder meer o voor de leerlingen bestemde brieven of uitnodigingen o reclameteksten die direct verband houden met hun leefwereld de informatie beoordelen, op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen …
Schrijven „Het streefdoel voor het basisonderwijs bestaat erin dat een kind de taal zodanig beheerst dat het wil, durft en op zijn niveau kan schrijven wat het waarneemt, beleeft, ervaart, voelt, denkt en doet.‟ (Deelleerplan schrijven, VVKBaO, p. 30 - 31) Daarvoor gaat er veel aandacht naar de schrijfstrategische vaardigheden. De leerling verzamelt materiaal, selecteert, ordent het, schrijft de tekst uit, leest na, herwerkt en verzorgt de tekst. Concreet betekent dit: - Volgende schrijfopdrachten zitten vervat in de doelen: o overzichten, aantekeningen, mededelingen (kopiërend), o
oproepen, uitnodigingen en instructies (beschrijvend, leeftijdgenoten),
o
brieven schrijven aan een bekende (structurerend),
o
verslagen van verhalen, gebeurtenissen, informatieve tekst aan een bekende (structurerend),
o
formulieren invullen met informatie over zichzelf (structurerend),
o
schriftelijk antwoorden op vragen (structurerend).
De schrijfstrategische vaardigheden worden ondersteund door de aandacht voor de communicatieve vaardigheden, de schrijftechnische vaardigheden, de taal- en taalbeschouwelijke vaardigheden en de spellingvaardigheden. „Aan het eind van de basisschool kan en wil een kind zijn gedachten, gevoelens en verlangens vlot en correct neerschrijven in overeenstemming met het spellingsysteem. Het beheerst de spellingcode voor zover het die nodig heeft om op zijn niveau schriftelijk te communiceren.‟ Taalbeschouwing: taalgebruik en taalsysteem In taalbeschouwing reflecteren leerlingen op alle aspecten van taal. Dat actief onderzoek bevat allerlei taalverschijnselen, aspecten van het taalgebruik en het taalsysteem. Het onderzoek vertrekt dus vanuit taalverschijnselen of situaties waarmee leerlingen kennismaken als ze luisteren, spreken, lezen en schrijven. Ze gaan daarbij op zoek naar de regelmatigheden in een taal. Daarbij leren ze gaandeweg regels ontdekken over taalverschijnselen die ze vaak al lang beheersen. Ze voeren dat onderzoek altijd in relatie tot het taalgebruik, over taal die echt gebruikt wordt. Taalgebruik en taalbeschouwing vormen samen de pijlers van taalverwerving. Concreet betekent dit: - nadenken over het taalgebruik van de leerlingen of van anderen in de communicatie: communicatieve elementen ; - nadenken over aspecten van het taalsysteem (als deel van het taalgebruik): taal(beschouwelijke)vaardigheden op o klankniveau: klanken onderscheiden o woordniveau: woorden, woordsamenstellingen, zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden o zinsniveau: zinsdelen, onderwerp, persoonsvorm … o tekstniveau: tekstsoorten, teksttypes, tekststructuur, lay-out, feit en mening … o betekenisniveau: betekenissen, synoniemen, begrippen, uitdrukkingen … o spellingvormen: letters, alfabet, woordtekens, hulptekens, leestekens …
4 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
De leerlingen beschikken over voldoende woorden om de boodschappen op hun niveau te begrijpen, te interpreteren en te brengen. Strategieën De leerlingen zetten strategieën in vóór (oriënteren, voorbereiden, afstemmen), tijdens (uitvoeren) en na (controleren en reflecteren) het luisteren, lezen, spreken en schrijven. Ze reflecteren ook op het gebruik van strategieën. Zo bouwen ze kennis op over hoe ze die moeten uitvoeren, wanneer ze bruikbaar zijn en hoe zij die kunnen sturen en controleren. Strategieën receptieve vaardigheden Deze strategieën gebruikt de leerling als luisteraar of lezer meer of minder bewust om de informatie in een boodschap of tekst goed te verwerken. 1 Oriënteren op het luisteren of lezen: de communicatieve situatie onderzoeken, het activeren van voorkennis, het formuleren van verwachtingen over de tekst, het bepalen van het luister- of leesdoel … 2 De manier van lezen of luisteren afstemmen op het doel: genietend lezen, selectief luisteren … 3 Aandacht behouden voor het doel tijdens het luisteren of lezen: hoofdgedachte achterhalen, details onderscheiden, moeilijke woorden begrijpen, samenvatten, de aanpak bijstellen … 4 Het luister- of leesresultaat beoordelen: tekstelementen integreren, voorspellen van het verdere verloop van een tekst, reflecteren op het luister- of leesproces, beoordelen van de gebruikte strategieën … Strategieën productieve vaardigheden Deze strategieën gebruikt de leerling als spreker of schrijver meer of minder bewust om de informatie in een boodschap of tekst helder te formuleren. 1 Oriënteren op het spreken of schrijven: de communicatieve situatie onderzoeken, het doel bepalen, verwachtingen nagaan van de luisteraar of lezer … 2 De manier van spreken of schrijven afstemmen op het doel: het activeren van de voorkennis, materiaal verzamelen, selecteren en ordenen, tekstsoort of teksttype bepalen … 3 Aandacht behouden voor het doel tijdens het spreken of schrijven: rekening houden met de lezer of luisteraar, tekst structureren (bijvoorbeeld inleiding, midden, slot), omgaan met moeilijke woorden, ingaan op reacties, herformuleren … 4 Het spreek- of schrijfresultaat beoordelen: verzorgen, nalezen, herwerken, reflecteren op het spreek- of schrijfproces, beoordelen van de gebruikte strategieën … (Inter)culturele gerichtheid Bij (inter)culturele gerichtheid hebben de leerlingen ervaringen met en doen ze enige kennis op over de eigen cultuur en die van de anderen. Enerzijds ontdekken leerlingen dat mensen in de klas, in de school en in hun nabije omgeving, op verschillende wijzen communiceren, in andere taalvariëteiten, in andere talen en ze geven er betekenis aan. Leerlingen kunnen op die manier vanuit hun eigen referentiekader gelijkenissen en verschillen ontdekken tussen de eigen taal en taalvariëteiten en/of vreemde talen bijvoorbeeld op gebied van uitdrukkingen, taalregisters, beleefdheidsvormen, lichaamstaal, taalgedragsconventies. Anderzijds geven de leerlingen ook betekenis aan ervaringen met liedjes, verhalen, verzen, rituelen, en allerlei talige cultuuruitingen.
Taalprofiel van de leerling in de B-stroom De beginsituatie van leerlingen in de B-stroom is zeer specifiek. De meeste van deze leerlingen zitten nog in volle exploratie van hun persoonlijke talenten en kwaliteiten. Het beschreven taalprofiel zal voor die leerlingen niet of slechts gedeeltelijk van toepassing zijn.
5 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
Informatie over de interdiocesane proef Ongeveer 85-90 % van de leerlingen in het zesde leerjaar van de katholieke basisscholen legt op het einde van het schooljaar een proef af over Nederlands: de interdiocesane proef Nederlands (IDP). De resultaten van IDP zijn outputgegevens waarmee de school haar eigen werking kan beoordelen. Ze helpen een antwoord te vinden op de vraag of men met het hele team erin slaagt de leerplandoelen doorheen de leerjaren van de basisschool bij de leerlingen te realiseren. Basisscholen kunnen de resultaten gebruiken bij de evaluatie van de schoolwerking. Het gaat voor Nederlands over een deel van de doelen van het leergebied Nederlands: luisteren, lezen, schrijven (spelling). Interessant aan IDP is wel dat de school de resultaten van de eigen school met die van een groot aantal scholen, dat vanuit dezelfde leerplannen werkt, kan vergelijken. Dat is een interessant aanknopingspunt voor een analyse van de eigen schoolresultaten. Daar kan de zoektocht naar de oorzaken beginnen. Via de pedagogische begeleiding kan een leraar voorbeelden krijgen van die evaluatie omdat die proeven aantonen welk „niveau‟ de leerplanmakers met betrekking tot Nederlands verwachten op het einde van de basisschool. Die evaluatievragen kunnen niet als beginsituatietoets gebruikt worden in het secundair onderwijs. Daarvoor zijn de interdiocesane proeven niet ontworpen. Als voorbeeld volgen hier achtereenvolgens een proef lezen, taalbeschouwing en dictee uit de IDP-proef van 2012 of 2013. In een overleg met de basisschool kunnen uiteraard ook gelijkenissen en verschillen tussen toetsen en evaluaties op beide onderwijsniveaus besproken worden en aanknopingspunten gezocht worden voor een nauwere niveau-overschrijdende samenwerking.
6 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
INTERDIOCESANE PROEVEN JUNI 2012
Deel 2: NEDERLANDS
Lezen: Einstein vertel eens 1
Lees de tekst in je bronnenfolder .
42
Le.2.2.2
Wat vond Einstein raar toen hij al die juichende New Yorkers zag? A B C D
Dat ze een Duitse jood zo sympathiek vonden. Dat ze hem toejuichten maar niet wisten wat hij deed. Dat ze nooit iemand anders zo toejuichten. Dat ze zo hard riepen om hem toe te juichen.
43
De studente zegt u tegen Einstein. Maar Einstein zegt niet u tegen de studente. Met welk woord spreekt Einstein de studente aan?
Le.2.2.1.5
…………………………………………………………………………………………………………… …………………………………
44
Heel vaak vertelt men dat Einstein nooit sokken wilde dragen. Is dat waar?
Le.2.2.2
A B C D
45 Le.2.2.2
Ja, hij vond sokken belachelijk. Ja, want hij vergat ze altijd. Neen, maar hij wilde wel geen das dragen. Neen, maar soms vergat hij ze wel.
Einstein vond het niet zo leuk om beroemd te zijn. Hij had er last van. Wat was volgens Einstein een groot nadeel aan beroemd zijn? …………………………………………………………………………………………….………………
46
Het meisje pakt haar gsm uit haar tas, maar die werkt helemaal niet. Waarom werkt haar gsm niet? Omdat …
Le.2.2.3 A B C D
1
er in 1931 nog geen gsm bestond. haar gsm in New York niet kan werken. haar gsm stuk is. ze plots in Duitsland is.
We streven in IDP6 altijd naar een tekstvolume van een viertal bladzijden, als we twee teksten gebruiken dus twee bladzijde per tekst.
7 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
47
Le.2.2.3
48
Waarom is Einstein uit Duitsland vertrokken? Omdat … A B C D
de Amerikanen dol waren op hem. de Amerikanen zijn uitvindingen wél begrepen. de Duitsers een hekel hadden aan wetenschappers. de Duitsers hem haatten omdat hij een jood was.
Lees de titelinformatie.
Titelinformatie Einstein, vertel eens Jean-Claude Carrière Amsterdam, 2005 Uitgeverij: Uitgeverij De Bezige Bij Nederlands Prijs: € 17,90 In prijs opgeheven Medium: Boek Met betrekking tot de oorspronkelijke uitgave: Oorspronkelijke titel: Einstein, s‟il vous plaît Oorspronkelijk jaar van uitgave: 2005 Oorspronkelijke plaats van uitgave: Paris Oorspronkelijke uitgever: Jacob Vertaald uit het Frans naar het Nederlands.
Le.2.3.8 http://www.literatuurplein.nl/boekdetail.jsp?boekId=512547
Wat kun je uit de titelinformatie afleiden? A B C D
Het is een Nederlands boek dat in het Frans vertaald is. Het is waarschijnlijk geen erg interessant boek, want het is al meer dan vijf jaar oud. Het oorspronkelijke boek is geschreven door Jacob. Uitgeverij De Bezige Bij gaf het boek meteen in een Nederlandse vertaling uit.
8 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
49
Le.2.2.2
50
Le.2.2.3
51
Le.2.3.8
Wat kun je uit dit verhaal over Chaplin en Einstein zeggen?
A B C D
Chaplin Ze waren allebei beroemd. Ze waren allebei geweldig slim. Ze waren allebei slordig gekleed. Ze waren allebei wetenschappers.
Einstein
Einstein zou waarschijnlijk graag hebben dat je hem onthoudt zoals hij werkelijk was. Wie was hij werkelijk? A B C D
Een heel slimme, originele natuurkundige. Een soort tovenaar. Iemand die graag beroemd wilde worden. Iemand die na zijn dood nog eens terug kon komen.
De schrijver wil ons Albert Einstein beter leren kennen. Welke weg kiest hij daarvoor? A B C D
Door een interview met hem te verzinnen. Door een interview uit een krant van vroeger te kopiëren. Door hem zelf te interviewen. Door een waargebeurd verhaal te vertellen.
9 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
Artikel I. Artikel II.
DEEL 2: Nederlands Lezen: Einstein vertel eens
42
A
B
C
B
C
D
43
Je/je
44
A
45
Hij heeft er veel tijd door verloren.
D
Ik heb er veel tijd door verloren Niet goed:
Mensen willen hem op de brandstapel omdat hij een Jood is. Hij zit graag alleen. Hij doet graag onderzoek.
46
A
B
C
D
47
A
B
C
D
48
A
B
C
D
49
A
B
C
D
50
A
B
C
D
51
A
B
C
D
10 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
11 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
INTERDIOCESANE PROEVEN JUNI 2013
Deel 4: NEDERLANDS
Duid eerst je antwoord aan in de vragenbundel, daarna op het antwoordblad. Vandaag mag je je woordenboek gebruiken. Je mag aan de vragen van deel 4 werken tot de middag. Taalbeschouwing: Tarte aux fraises Lees de tekst in je bronnenfolder. Nadenken over teksten en tekststructuur
92
Tb.17 Tb.18
Wat doet de schrijver om het recept duidelijk te maken? Duid twee goede antwoorden aan. □ □ □ □ □
Hij gebruikt bij elke stap een foto. Hij gebruikt cursief voor de belangrijkste woorden. Hij gebruikt een indeling met nummers. Hij gebruikt één zin per regel. Hij gebruikt veel kopjes.
Nadenken over zinnen
93
Wat is waar over de volgende zinnen? Bak je deeg 20 minuten in een oven, voorverwarmd op 180°/gasstand 4. Haal je deeg uit de oven en gooi het bakpapier en de bonen weg. Leg de aardbeien op je deeg, met de puntjes naar boven.
Tb.14
Duid twee goede antwoorden aan. □ De zinnen beginnen met een werkwoord. □ De zinnen geven een opdracht of bevel. □ De zinnen hebben allemaal een onderwerp. □ In elke zin staat juist één werkwoord.
94
Noteer het zinsdeel dat een antwoord geeft op de vraag: Hoe?
Tb.14.9
Leg de aardbeien op je deeg, met de puntjes naar boven.
Nadenken over spellingvormen
95
Frankrijk produceert op 2 landen na de meeste aardbeien in de wereld.
Tb.23.6
Om welke reden wordt Frankrijk altijd met een hoofdletter geschreven?
12 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
96
Hoe heet het teken dat gebruikt wordt in zo’n in de volgende zin? Rol je deeg uit tot het zo’n 5 mm dik is.
Tb.25
A. Accent.
B. Apostrof.
C. Koppelteken.
D. Trema.
Nadenken over betekenissen
97
Welke twee woorden in de tekst gebruikt de schrijver om aan te duiden wat je allemaal nodig hebt om een taart te bakken? Schrijf die twee woorden in de kadertjes.
Tb.19 Tb.20.5
kom – springvorm - …
aardbei – boter - …
Nadenken over woorden
98
Onderstreep drie samenstellingen in het volgende stukje.
Tb.9.2
Bedek je deeg met bakpapier (of aluminiumfolie) en leg er de bonen op. Bak je deeg 20 minuten in een oven op 180°/gasstand 4.
99 Tb.13.5
100
Schrijf de infinitief van het werkwoord uit de volgende zin. Zeef de bloem in een kom.
Fransen eten graag aardbeien. Wat leid je af uit die zin?
Tb.10.3 Tb.13.6
A. B. C. D.
Fransen, eten en aardbeien schrijf je door de enkelvoudsvorm + -en. Fransen, eten en aardbeien zijn meervouden. Fransen, eten en aardbeien zijn samenstellingen. Fransen, eten en aardbeien zijn zelfstandige naamwoorden.
13 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
Behalve dat aardbeien heel lekker zijn, zijn ze door alle vitamines ook heel goed voor je.
101
Wat leid je af uit die zin? A. B. C. Tb.10.3
D.
Artikel III.
92
Het meervoud van zelfstandige naamwoorden bestaat altijd uit het enkelvoud + -en. Je kunt het meervoud van zelfstandige naamwoorden vormen door -en of -s aan het enkelvoud toe te voegen. Het meervoud van werkwoorden maak je door -en aan het enkelvoud toe te voegen. Een bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op -e achteraan.
Taalbeschouwing: Tarte aux fraises
□ Hij gebruikt bij elke stap een foto. (A) □ Hij gebruikt een indeling met nummers. (C)
93
□ De zinnen beginnen met een werkwoord. (A) □ De zinnen geven een opdracht of bevel. (B)
Artikel IV.
94
met de puntjes naar boven of het laatste zinsdeel.
Artikel V.
95
Omdat het een eigennaam is.
96
B
97
gereedschap - ingrediënten
98
bakpapier – aluminiumfolie – gasstand
99
Zeven (zeven)
100
B
101
B
14 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
15 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
16 Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. – Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.-B03
IDP6 Nederlands 2013
TEKSTEN LUISTERCD
KERNDICTEE (muziek 30 seconden) Inleider Dag allemaal. Daarnet heb je een boekje gekregen waarop je je naam en je klas hebt geschreven. Daaronder staat de tekst van het dictee. Daarin ontbreken 20 woorden. Als je aandachtig meevolgt, terwijl een mevrouw voorleest, ontdek je welke woorden je straks moet invullen. Nu hoef je alleen te luisteren. Klaar? Daar gaan we!
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Voorlezer
Nieuwe-kleren-van-de-keizermaal
Ik vertel jullie een verhaal dat geïnspireerd is op één van de beroemdste sprookjes ter wereld. Er was eens een keizer die ontzettend veel van lekker eten hield. Hij gaf er al zijn geld aan uit. En hij had nogal veel geld, maar was toch niet gelukkig. Hij had alle mogelijke gerechten al gegeten. Niets was nog nieuw voor hem. Op een dag stonden er twee oplichters voor zijn paleisdeur, die zich uitgaven voor de beste koks van het keizerrijk en ver daarbuiten. De maaltijden die zij kookten, hadden een heel bijzondere eigenschap: ze waren onzichtbaar. Elke hap zou even verrukkelijk zijn en juist doordat de gerechten onzichtbaar waren, was elke hap weer een verrassing. Voor hun gerechten wilden de oplichters allerlei ingrediënten hebben, waaronder veel cacao en chocolade en van alles wat de keizer nog lekker vond. Een paar dagen waren ze in de weer met potten en pannen. De tweede dag ging de keizer uit nieuwsgierigheid een kijkje nemen. Hij rook een keer. Hij rook nog een keer, en nog een keer, maar … hij rook niets! Hij durfde er niets over te zeggen, want hij stond bekend als fijnproever, maar begon nu toch aan zichzelf te twijfelen. De derde dag was alles klaar. Grote schalen werden door de vele bedienden de dinerzaal binnengedragen. De complimenten klonken luid door de zaal. “Het ruikt heerlijk!” Niemand wilde de keizer afvallen, en men at gulzig . Totdat het dochtertje van een van de dienstmeisjes spelend kwam binnenlopen en dit merkwaardige tafereel bekeek… Ze hoorde de mensen smakken en smullen van hun onzichtbare gerechten en riep toen verbaasd: “Er ligt helemaal niets op jullie borden!” De keizer besefte dat hij opgelicht was, maar bleef maar eten. Hij had tenslotte nog nooit zoiets gekregen. Bereidingswijze: ga naar de winkel om lekkere dingen te kopen en neem ze mee naar de keuken. Maak daar kookgeluiden met pannen, deksels, lepels en schalen. Eet ondertussen alle lekkernijen op.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Tussenstuk Inleider Neem nu je schrijfgerei. De tekst wordt nog eens voorgelezen. Jij vult de ontbrekende woorden in. Die woorden herhaalt de mevrouw nog eens na elke zin. Begrepen? Opgelet, we starten.