MENGELBERG EN ZIJN TIJD
In memoriam prof. dr. Wim van der Kwast Samuel Sarphati's en Floris Wibauts betekenis voor de muziek in Amsterdam ... en meer over Radio-Paris, Dvoi-ák, Tsjaikovski, Caecilia en de Chasa
}({
EEN UITGAVE VAN DE WILLEM MENGELBERG VERENIGING 22E JAARGANG NUMMER 91 DECEMBER 2009
n oud Van het bestuur
Conceptnotulen ALV
Een van de grote Amsterdammers: dr. Samuel Sarphati
"Ici Radio-Paris" over een zender in oorlogstijd
Celliste Saskia Boon neemt opname uit 1944 onder de loep
Willem Mengelbergs Pathétique
18 2009 was het jaar van dr. Floris Wibaut
22 Tsjaikovski's Vierde symfonie onder Mengelberg
24 Caecilia waakte over de noodlijdende musici
Voorbeschouwing Mahler-III in Duivendrecht
27 Afscheid van de Chasa
Winternummer MezT 2009-2010
061'10 66rd
OVER ONZE VERSCHEIDEN OUD-VOORZITTER, SARPHATI, WIBAUT, TSJAIKOVSKI, ST. CAECILIA EN DE CHASA Vlak voor het ter perse gaan van Mengelberg en zijn Tijd bereikte ons het droeve bericht dat prof. dr. Wim van der Kwast overleden was, oud-voorzitter van onze vereniging. Verenigingssecretaris Albert Meurer schrijft hierover op de volgende pagina, maar het moet ook mij van het hart dat een bijzonder beminnelijk, erudiet en charismatisch mens de wereld verlaten heeft. Een aardige man ook die de tegeltjestekst zelf verzonnen zou kunnen hebben die je bij het handenwassen tijdens een muzikale soiree in zijn huis tegenkwam: It's nice to be important, but it's more important to be nice. Dat was Wim van der Kwast.
Misschien is het u net als mij ontgaan, maar achterliggend jaar was het Wibaut Jaar, althans in Amsterdam. Lees het verhaal van Johan Krediet over deze mannetjesputter en vraag u met ons af wat er gebeurd zou zijn als er tegenover het Concertgebouw een operagebouw verrezen zou zijn ... Mengelberg meende daar een (dirigeer)stokje voor te moeten steken. Meer Tsjaikovski in het exposé van Ab van Kapel over de Vierde symfonie in de rubriek 'De Klinkende Mengelberg'. Tot slot een mooi verhaal over de Maatschappij Caecilia, een vroeg sociale instantie voor noodlijdende musici en een bijdrage over de nog steeds niet verkochte Chasa (terwijl deze slechts zes ton kost ...).
In dit nummer van Mengelberg en zijn Tijd weer een aantal prima stukken over ons muzikaal-cultureel erfgoed. Interessant leesvoer over de grote Samuel Sarphati, een van de grote Amsterdammers uit het recente verleden door de onvermoeibare Johan Krediet. Eric Derom schrijft kritisch en informatief over RadioParis en zijn ook nog door Mengelberg gedirigeerde Grand Orchestre.
De redactie wenst u weer veel leesplezier en een in alle opzichten fantastisch 2010!
Leden die niet aanwezig waren bij de boeiende lezing van celliste Saskia Boon, kunnen in dit nummer
Pieter J. Bogaers
Wilt u MezT liever als pdf ontvangen? 3 eld dit dan bij het secretariaat:
[email protected]
kennisnemen van haar relaas. Ook de visie van Johan Maarsingh (tijdens dezelfde luistermiddag behandeld) op de Pathétique van Tsjaikovski is hier nog eens na te lezen.
COLOFON Mengelberg en zijn Tijd is een kwartaaluitgave van de Willem Mengelberg Vereniging, opgericht op 13 februari 1987. Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming. Aanlevering kopij voor MezT 92 uiterlijk 15 februari 2010. Redactie: J. Krediet, mr. A.A. Meurer en P.J. Bogaers (eindredactie en opmaak) (Redactie)Secretariaat: Mozartkade 14, 1077 DJ Amsterdam, telefoon (020) 626 2550, e-mail:
[email protected], bankrekening 155 802 Bestuur van de Willem Mengelberg Vereniging: Voorzitter: dr. Eveline A. Nikkels (072) 589 5000, Secretaris-penningmeester: mr. Albert A. Meurer (020) 626 2550, Leden: mr. Jan C. Reinoud (026) 339 1139, mr. Frederik Heemskerk (06) 21 296 791 en dr. Frits. W. Zwart (070) 314 0700
Erend: Riccardo Chailly Minimale jaarcontributie C 27,50 voor leden binnen Europa (€32,50 buiten Europa), over te maken op bankrekening 155 802 t.n.v. Willem Mengelberg Vereniging te Amsterdam. Opzeggingen uitsluitend tegen 1 januari met een opzeggingstermijn van 1 maand. Aan de inhoud van dit periodiek kunnen geen rechten ontleend worden. C) 2009
Van het bestuur et grote verslagenheid heeft het bestuur kennisgenomen van het overlijden van Wim van der Kwast, voorzitter van onze vereniging van november 1996 tot mei 2007. Het is nog maar zo kort geleden dat hij op
M
zijn hem zo typerend warme en prettige wijze leiding gaf aan onze vereniging. Door hem voorgezeten vergaderingen, of het nu ledenvergaderingen of bestuursvergaderingen betrof, waren altijd plezierige aangelegenheden. Hij had een indrukwekkende kring van vrienden en bekenden in de muziekwereld. De vereniging heeft menigmaal geprofiteerd van dit netwerk, als hij met een interessant iemand kwam aanzetten voor een ledenbijeenkomst. Vele malen stelde hij zijn huis aan de Haarlemse Vijverlaan met grote gastvrijheid open voor 'leden spelen voor leden', daarbij zelf ook vaak een belangrijke inhoudelijke bijdrage leverend: hij speelde voortreffelijk piano. Zelfs in de Chasa kon je hem horen studeren, maar ja, welke amateurpianist kan erop bogen dat er met hem als solist een pianoconcert van Mozart op cd is verschenen? Hij was ook in belangrijke mate het gezicht van onze vereniging. Met zwier trad hij dan in de openbaarheid. Wellicht zijn finest hour in dit opzicht beleefde hij op 11 4 juni 2004, toen hij tijdens een feestelijke bijeenkomst in het Concertgebouw Riccardo Chailly de oorkonde mocht overhandigen waarin diens benoeming tot erelid van onze vereniging verwoord was. Niet alleen het Engels van Wims toespraak was perfect — hij had erop gestaan dat een Engelsman zijn tekst door een idiomatische zeef zou halen — zijn grote oratorische begaafdheid deed vele andere sprekers enigszins verbleken. We zullen eraan moeten wennen dat deze hartelijke en beminnelijke man, die ook na zijn aftreden als voorzitter van onverminderde belangstelling voor onze vereniging blijk gaf, niet meer onder ons is. Het bestuur wenst de nabestaanden en andere dierbaren van Wim sterkte met dit verlies, dat ook door velen van ons als een persoonlijk verlies zal worden gevoeld. Frits Zwart nieuw bestuurslid Het bestuur mocht op 28 november Frits Zwart als bestuurslid in zijn midden opnemen. Na de algemene ledenvergadering van 25 april dit jaar was het bestuur incompleet. Die toestand duurde langer dan toen voorzien, omdat de door ons gepolste Frits Zwart voordat hij ja kon zeggen eerst de Zwitserse Willem Mengelberg Stiftung wilde raadplegen. Waren er wellicht tegenstrijdige belangen als hij in beide besturen zou zitten? Het tegendeel bleek het geval, de Stiftung ziet juist parallelle doelstellingen en juicht toetreding van Frits Zwart tot ons bestuur alleen maar toe. En aldus geschiedde tot voldoening van een ieder op 28 november.
Wim van der Kwasts finest hour als voorzitter van de WMV
Het bestuur is nu weer voltallig en zal er in het nieuwe jaar tegenaan gaan. Luistermiddag Aansluitend aan de vergadering beleefden we één van de interessantste bijeenkomsten van de laatste jaren. De aanwezigen hingen aan de lippen van Saskia Boon en Johan Maarsingh, die de nieuw ontdekte Mengelbergopnamen van respectievelijk Dvdák en Tsjaikovski aan diepgravende beschouwingen onderwierpen. Hun inleidingen vindt u elders in dit nummer. De intense aandacht die ze die middag kregen moet u erbij denken. Dat geldt evenzeer voor de korte inleiding die Eric Derom over Radio Paris hield om de achtergrond bij de radio-opnamen te belichten. Alle drie inleiders mogen we dankbaar zijn voor een kostelijke middag, waarvan we alleen maar kunnen zeggen: dat moeten we veel meer doen! Luisteren naar Mengelberg, daar draait het uiteindelijk toch allemaal om? Entrée, de jongerenorganisatie van de Vereniging van Vrienden van het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest, heeft onder de naam Rentrée weer folders verspreid teneinde het ouderen die dat niet meer kunnen, mogelijk te maken onder begeleiding een concert te bezoeken. Het betreft hier een eenmalig aanbod á C 30,-. Men kan kiezen uit concerten van het Koninklijk Concertgebouworkest, het Orkest van de Achttiende Eeuw en het Vlaams Radio Orkest. Voor nadere inlichtingen of één of meer folders kunt u terecht bij de secretaris (
[email protected] of 020 626 2550), of op werkdagen van 10.00 tot 12.30 bij Entrée (
[email protected] 020-305 1099 of op www. entreeweb.nl.
Het bestuur wenst u een gezond en voorspoedig 2010 toe, boordevol muzikaal genot!
Amsterdam ontwikkelt zich tot muziekstad
DR. SAMUEL SARPHATI (1813 - 1E366):
EEN VAN DE GROTE In aansluiting op het artikel Het droeve lot van het Paleis van Volksvlijt in MezT nr. 90/26 gaat dit artikel over dr. Samuel Sarphati, die de bouw van het 'Paleis' mogelijk heeft gemaakt.
S
amuel Saphati werd in 1813 te Amsterdam geboren als zoon van Portugees-joodse ouders, kleine middenstanders, die financieel niet in staat waren
hun zoon een academische opleiding te laten volgen. Al vroeg echter bleek zijn bijzondere intelligentie en met steun van geloofsgenoten kon hij gaan studeren. In 1839 promoveerde hij in Leiden tot doctor in de medicijnen en vestigde hij zich daarna als huisarts te Amsterdam. In 1843 trouwde hij met Abigail Mendes de Leon, dochter van een zeer vermogend gemeenteraadslid en geloofsgenoot, Jacob Abraham Mendes de Leon, die Sarphati's studie financieel had mogelijk gemaakt, maar pas toestemming voor het huwelijk gaf nadat Samuel 6 zelf over enige contanten beschikte. Dr. Sarphati, ook wel de 'armendokter' genoemd, stond in de uitoefening van zijn vak bekend om zijn juiste diagnoses en geneeswijzen, maar ook ten aanzien van de ontwikkeling van de stad Amsterdam en haar welvaart was zijn diagnose vlijmscherp en zijn oplossingen getuigden van inzicht en daadkracht. Volgens hem was geen welvaart mogelijk zonder ontwikkeling van kracht en kennis, maar voor kracht zo verkondigde hij - was goede voeding nodig en voor kennis goed onderwijs. Daarom vond hij dat jonge kinderen zo vroeg mogelijk naar school moesten en dat jongemannen die de handel in wilden of een technisch of bouwkundig bedrijf wilden starten eerst daarvoor moesten worden opgeleid. Het gevolg hiervan was de oprichting van een joodse Bewaarschool in 1843 en van een Inrichting voor onderwijs in Koophandel en Nijverheid in 1846, Daaruit is in 1867 de Openbare school voor Handel en Nijverheid, thans Ir. Lely-lyceum voortgekomen.
Samuel Saphati
ook in de grachten gedeponeerd, net als het overige huisvuil. Amsterdam was een van ongedierte krioelende, stinkende stad en een kweekplaats voor epidemieën. In 1848 lukte het Sarphati van de gemeente een dertigjarige concessie te verkrijgen voor het ophalen van de afvalstoffen, die hij mocht verkopen voor bemesting van landbouwgrond. Officieel heette dat 'om de ontginning van den Vaderlandschen grond te bevorderen'. De karren die gebruikt werden voor het ophalen van de fecaliën werden op zijn Amsterdams 'Boldootkarren' genoemd. Hun komst werd in de straten aangekondigd met: "Hela, hola heb je nog poep, zet je emmertje maar op de stoep!". De ontvangen vergoedingen dekten de kosten van het materieel en het loon van de ophalers. Na het verstrijken van de concessie kwam uit Sarphati's initiatief de Stadsreiniging voort.
Sarphati als vuilnisman
Sarphati als bakker
In 1847 stichtte Sarphati de Maatschappij voor de Bevordering van Landbouw en Landontginning met de bedoeling om de vervuiling van de stad op te lossen,
'Geen kracht zonder voedsel' was Sarphati's devies en
werkelozen aan een baan te helpen en besmettelijke ziekten te voorkomen. Grachtbewoners loosden grote hoeveelheden afvalstoffen, voornamelijk fecaliën en huishoudelijk vuil, in het water. Straatbewoners leegden nachtemmers in traag vloeiende goten. Groente- en visafval van de markten bleef liggen rotten of werd
omdat brood het primaire voedsel was om in leven te blijven moest het betaalbaar zijn voor iedereen. Brood, een pannetje genaamd, was in zijn tijd nogal duur door prijsafspraken van gevestigde bakkerijen en het feit dat het deeg meestal met de voeten werd gekneed was niet bepaald hygiënisch. Op zijn buitenlandse reizen had hij kennis gemaakt met kneedmachines en die leken hem de oplossing om het deeg hygiënisch te bereiden en een
AMSTERDAMMMERS brood te bakken tegen een veel lagere prijs, maar dit kon alleen succes hebben als het grootschalig werd opgezet. Aanvankelijk was er veel tegenwerking van de bestaande bakkerijen, maar het benodigde kapitaal kreeg hij vlot bijeen. Er werd een terrein tussen de Vijzelgracht en Lijnbaansgracht gekocht waarop een met deegmachines en bakovens ingerichte fabriek werd neergezet. In 1855 verlieten de eerste broden de fabriek tegen 14 cent per stuk terwijl de particuliere bakkers 20 cent berekenden. In de stad werden brooddepots gevestigd onder de naam Ceres.
Een reis naar Londen waarbij hij het glazen tentoonstellingsgebouw The Chrystal Palace bezocht, bracht hem op de gedachte dat zo'n gebouw ook in Amsterdam zou moeten verrijzen. Amsterdam had namelijk voor het organiseren van tentoonstellingen ten behoeve van de Nederlandsche land- en tuinbouw, nijverheid en kunst geen gebouwen beschikbaar. Hij wist het gemeentebestuur van de noodzaak van een soortgelijk gebouw te overtuigen en dat stelde daarvoor een stuk grond bij de Utrechtsche Poort, het huidige Frederiksplein, beschikbaar.
Sarphati als bouwheer Samuel Sarphati was een verbeten strijder voor woningbouw met comfort, licht en lucht om de lichamelijke gezondheid van de bewoners te verbeteren en hij wilde dit in nieuw te bouwen woonwijken realiseren. Hij drong aan op stadsuitbreiding achter het Frederiksplein op een terrein dat begrensd werd door de Amsteldijk, Stad houderskade en Boerenwetering. In dit gebied ontstond de buurt YY oftewel De Pijp. Van Sarphati's oorspronkelijke plan om in deze buurt woningen te bouwen met comfort, licht en lucht kwam door de exploitatiedrift van het Gemeentebestuur weinig terecht, maar later werd het door Wibaut wel gerealiseerd.
In 1855 richtte Sarphati de Vereniging voor Volksvlijt op en schreef hij een lening uit van een miljoen gulden voor de verwezenlijking van een dergelijk gebouw. De lening was snel voltekend en in 1857 werd de N.V. Paleis voor Volksvlijt opgericht om de bouw te realiseren waarvoor Cornelis Outshoorn tot architect werd benoemd. Outshoorn had in dienst van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij ervaring opgedaan met de bouw van spoorbruggen en de staalconstructie van het 'Paleis' was dan ook een kolfje naar zijn hand. Op 7 september 1858 werd de eerste paal geslagen en op 16 augustus 1864 vond de feestelijke opening plaats waarbij het Toonkunstkoor Amsterdam met begeleiding van een groot orkest onder leiding van Johannes Verhuist het
0 K N I 1,
Hallelujakoor van G.F. Handel zong en het Lobgesang van Mendelssohn met een Nederlandse tekst van Sarphati's collega en tijdgenoot dr. J.P. Heije. Sarphati als hotelier Sarphati begreep dat zijn 'Paleis' internationaal aantrekkelijker zou zijn als er in de naaste omgeving een
u i':( II 0 0 1t kwaliteitshotel kwam. In 1863 ontwierp hij daarvoor een plan, de N.V. Het Amstel Hotel werd opgericht, zijn vriend Outshoorn werd ook hier als architect aangesteld en met voortvarendheid ging in 1864 de eerste paal de grond in. Helaas heeft Samuel Sarphati zelf nooit van een logeerpartij in het hotel mogen genieten. In juni 1866, twee jaar na het overlijden van zijn vrouw, vond hij
zijn eeuwige rustplaats op de Portugees-Israëlitische begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel. Het Amstel Hotel werd in 1867 in gebruik genomen en staat nog steeds bekend als het meest gerenommeerde hotel van Nederland, waar koninklijke gasten verblijven en waar Willem Mengelberg eens een suite bewoonde. Bankier en overige functies
Door zijn contacten met financiële instellingen en zijn vriendschap met de bankier A.C. Wertheim - sinds 1882 aandeelhouder van het Concertgebouw werd Sarphati in 1863 betrokken bij de oprichting van de Nederlandsche Credit- en Depositobank en in 1864 bij die van de Nationale Hypotheek Bank. Doordat hij tijdens zijn studie in Leiden al zeer geïnteresseerd was geraakt in de wetenschap van de farmacie werd hij in 1842 nauw betrokken bij de oprichting van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie. Op zijn initiatief werd in 1853 de Bouwmaatschappij Salerno opgericht en in 1864 De Nederlandsche Bouwmaatschappij. Sarphati was voorts bestuurslid van de Amsterdamsche afdeling van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering van Nijverheid. Hij was bovendien medeoprichter van de Nederlandsche Veen Maatschappij. Hij had zitting in de Provinciale Staten van Noord-Holland en in het college dat zich bezighield met de aanleg van het Noordzeekanaal. Tenslotte
Geografisch is de naam van Sarphati in Amsterdam goed vertegenwoordigd: een belangrijke straat vanuit het oosten van Amsterdam richting Concertgebouw heet de Sarphatistraat, in een gebouw waarin nu het Allard Pierson Museum is gevestigd zat eerst de Sarphatischool en het vroegere werkhuis in de Roeterstraat heet thans het Dr. Sarphatihuis. Een stuk grond in De Pijp dat in 1882 door het gemeentebestuur van Amsterdam beschikbaar werd gesteld voor de bouw van het Concertgebouw, is nu het Sarphatipark. Zijn borstbeeld in het monument van dit park (zie foto) werd in 1941 op last van mr. E. VoOte, een foute
Dr
_c. Salyhati
burgemeester van Amsterdam, verwijderd. Het park kreeg de naam van prof. Bolland, de filosoof waarvan o.a. de uitspraak bekend is: "De joden veroorzaken een gevoel van onwelzijn tot verettering toe" en de Sarphatistraat werd de Muiderschans. Gelukkig wisten een paar goede lagere ambtenaren te voorkomen dat het borstbeeld tot puin werd geslagen en verstopten ze het in afwachting van betere tijden in de tuin van het Stedelijk Museum. Deze grote Amsterdammer, de 'Stichter van het nieuwe Amsterdam' zoals werd gebeiteld op het monument dat 20 jaar na zijn dood in het Sarphatipark werd geplaatst, mocht met zijn Paleis voor Volksvlijt, waar concert-, opera- en oratoriunmitvoeringen werden gegeven, in de artikelenreeks Amsterdam ontwikkelt zich tot Muziekstad niet ontbreken..
Johan Krediet Bronnen: • 'Dr. Samuel Sarphati en zijne beteekenis voor Amsterdam' van S. Bottenheim; • Artikelen uit het maandblad 'Ons Amsterdam', 18de jaargang 1966; • 'Het Paleis in de verbeelding' van Rudy Kousbroek, Hans van der Meer en Fred Schmidt; • 'Paleis voor Volksvlijt' E. Wennekes; • 'Kroniek van het Concertgebouw'; • 'Geestdrift & muzikale zin' van Guus Hofman-Allema; • knipselarchief Cor Vinke
"ICI RADIO-PARIS" Bij het beluisteren van de recent ontdekte opnamen van het Grand Orchestre de Radio-Paris onder leiding van Willem Mengelberg past het de historische constellatie en de evenementen die tot deze concerten geleid hebben, toe te lichten. Wij verwijzen hiervoor ook naar de interviews met Pierre Nérini', Lucien Frechon2, Pierre Dervaux3 en Maurice Desarnnot4 die eertijds in MezT verschenen.
R
adio-Paris was een in 1922 gestichte zender die in 1933 door de Franse Staat werd opgekocht.
De beheersgebouwen van Radio-Paris waren op de prestigieuze Avenue des Champs-Elysées te Parijs gevestigd. Radio-Paris was vermaard omwille van zijn kwalitatief hoogstaande uitzendingen. Zo zond RadioParis op 4 december 1938 het concert dat Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest gaven rechtstreeks uit. Dit concert werd georganiseerd naar aanleiding van de opening van het 'Hollandse Huis op de Cité Universitaire. Ten behoeve van de publieke zenders werd in 1934 het Orchestre National de France opgericht. Eerste chefdirigent was Désiré-Emile Inghelbrecht. Nog voor de oorlog dirigeerde Arturo Toscanini meerdere malen het orkest. Recent volgde Daniele Gatti Kurt Masur op als chef-dirigent. In juni 1939 werd met het oog op de dreigende 10 oorlogssituatie de Radiodiffusion Nationale opgericht om alle Franse zenders te groeperen, de informatiestromen te controleren en zo aan de propaganda van de Reichsrundfunkgesellschaft het hoofd te bieden. Vanaf 1940 beschikte de Radiodiffusion Nationale over een staatsmonopolie voor wat radiouitzendingen betreft. Op de overval van 10 mei 1940 op Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk volgde reeds zes weken later een wapenstilstand. Frankrijk werd verdeeld in een militair bezette zone (Noord-Frankrijk, de Westkust) en de Zone Libre. De vrije zone werd bestuurd door de onder controle van Nazi-Duitsland staande regering van maarschalk Pétain, die zich in Vichy installeerde. Onder diens bevoegdheid ressorteerde de Radiodiffusion Nationale alsook het Orchestre National, dat bij de oorlogverklaring Parijs had verlaten en naar Marseille was uitgeweken. Op 18 juli 1940, minder dan vier weken na de wapenstilstand, werd Radio-Paris door de PropagandaAbteilung van het Duitse leger heropgestart. Om zo weinig mogelijk argwaan te wekken werd vanaf september 1940 nog uitsluitend in het Frans uitgezonden. De programma's waren zeer gevarieerd, van hoge kwaliteit en discreet doorspekt met subtiele antisemitische en rechtsradicale propaganda. De BBC probeerde dit te pareren met de leuze "Radio-Paris ment, Radio-Paris est allemand "s. Radio-Paris beschikte vanaf de herfst van 1940 over een kamerorkest van 40 man, dat vanuit de studio's van de
Avenue des Champs-Elysées de uitzendingen muzikaal opluisterde. In april 1941 rolde voor de eerste maal het aantrekkelijke en rijkelijk geïllustreerde radiomagazine Les Ondes van de pers. Medio 1941 hernam het Orchestre National zijn concerten in Marseille, die over de Radiodiffusion Nationale werden uitgezonden. Enkele maanden later kondigde Radio-Paris de oprichting van een groot symfonisch radio-orkest van 90 musici aan. De eerste lessenaars werden ingenomen door musici met een behoorlijke staat van dienst: Pierre Nérini (voordien concertmeester bij Lamoureux), Camille Deschamps (eerste hobo bij Lamoureux), André Vacellier (klarinettist bij het Orchestre symphonique de Paris van Pierre Monteux), Paul Tortelier (twee seizoenen voordien bij het Boston Symphony Orchestra onder Koussevitzky), Maurice Gendron (pas van het conservatorium afgestudeerd), Pierre Dervaux (slagwerk, nadien een dirigent met faam), Theo Grundey (enkele seizoenen voordien bij het Chicago Symphony Orchestra). Het orkest werd aangevuld met musici uit het Orchestre Pasdeloup. Hun honoraria overtroffen ruimschoots die van andere orkestmusici in bezet Parijs. Het slagwerk was van Duitse herkomst, waarbij Pierre Dervaux voor de eerste maal werd geconfronteerd met van pedalen voorziene Duitse pauken. Het orkest nam zijn intrek in het door de bezetter opgeëiste Thatre des Champs-Elysées. Chef-dirigent werd Jean Fournet, die kort voordien uit de vrije zone was overgekomen. Hij dirigeerde op 15 oktober 1941 bij Radio-Paris zijn eerste studioconcert en op zondag 9 november 1941 het eerste gratis openbaar concert. Het principe van de gratis openbare concerten werd tot op het einde van de bezetting volgehouden. Tijdens de bezetting nam het orkest onder Jean Fournet verschillende grammofoonplaten op met werken van Ravel, Saint-Saëns, Brahms en Berlioz (Damnation de Faust, Requiem). Tijdens de seizoenen 1941-42 en 1942-43 dirigeerde Jean Fournet naast Frans occasioneel ook Duits en zelfs Russisch repertoire. Vanaf de lente 1942 traden meer en meer Duitse gastdirigenten op: Hans Rosbaud (Straatsburg), Oswald von Kabasta (München), Carl Schuricht (Wiesbaden) en Fritz Lehmann (Wuppertal). Willem Mengelberg dirigeerde op 29 november 1942 zijn eerste concert bij Radio-Paris. Hij had de weken voordien in Lissabon, Madrid en Straatsburg gedirigeerd; kort nadien zou hij orkesten leiden in België (Brussel), Duitsland (Nurnberg, Dresden, Chemnitz, Leipzig,
Halle), Hongarije (Boedapest, Szeged), Transsylvanië (Klausenburg/Cluj) en Roemenië (Boekarest). Het Parijse concert van Mengelberg werd niet alleen door de lokale pers, maar ook door de directie van Radio-Paris gunstig onthaald, zodat deze hem prompt uitnodigde voor een Beethoven-cyclus in mei-juni 1943. Na het laatste concert van deze eerste Parijse Beethovencyclus (10 juni 1943) nam Mengelberg voor Telefunken nog twee Schubert symfonieën op in Amsterdam (16 en 17 juni 1943). Nadien gaf hij als Ehrendirigent zijn laatste concert bij de Museums-Konzerte te Frankfurt (25 juni 1943). In september 1943 werd in Zuort Mengelbergs echtgenote zwaar ziek. Zij overleed op 11 oktober 1943. Geplande concerten in Duitsland (Dresden en Halle), Denemarken en België (december 1943 in Brussel) werden afgezegd. Inmiddels had in november 1942 de Wehrmacht Frankrijk volledig bezet. Om die reden keerde het Orchestre National in maart 1943 naar Parijs terug. Er ontplooide zich een concurrentiestrijd tussen de twee zenders en hun respectievelijke orkesten, die oog in oog met elkaar kwamen te staan. Om het prestige van het Orchestre National op te vijzelen, werd naast DesiréEmile Inghelbrecht ook Charles Munch ingezet, die met overweldigend succes het Requiem van Berlioz, dat Radio-Paris en Fournet ook op hun repertoire hadden, dirigeerde. Onderwijl zette Jean Fournet het seizoen 1943-44 bij Radio-Paris in met een Frans muziekfestival van vijf concerten. Kort nadien nam Jean Fournet echter ontslag. Hij verscheen daarna slechts nog als gastdirigent (onder andere op 29 juni 1944 voor een Richard Strauss festival). Hij werd in essentie vervangen door kwaliteitsvolle Duitse gastdirigenten, zoals Franz von Hoesslin6 , Adolf Mennerich uit München, componist Werner Egk, Paul van Kempen (9 en 12 maart 1944), Herbert von Karajan (19 april 1944 en 4 mei 1944). Niettemin dirigeerde de chefdirigent van het Orchestre National, Désiré Inghelbrecht, incidenteel ook het Grand Orchestre de Radio-Paris. Zo weerklonk onder zijn leiding op 16 april 1944 de Pelléas en Mélisande die hij niet met het Orchestre National mocht uitvoeren! Tijdens datzelfde seizoen verscheen ook Willem Mengelberg als een officieuze vaste gastdirigent bij Radio-Paris. Hij nam in 1944 in totaal 20 concerten voor zijn rekening. Begin januari 1944 begon hij aan een eerste reeks van 11 concerten. Het eerste concert, waarin Herman Krebbers het vioolconcerto van Tsjaikovski bracht, werd in werkelijkheid door Gustave Cloëz gedirigeerd, die Willem Mengelberg wegens ongesteldheid verving. De recent ontdekte opnamen hebben op het vierde en vijfde concert betrekking. Tijdens de andere concerten stonden werken van Stravinsky, Tsjaikovski, Glazounov, Strauss (Heldenleben), Brahms, Schubert, Mozart, Wolf-Ferrari en Schumann op de lessenaars. Na het laatste concert (17 februari
1944) verliet Mengelberg Parijs om in Nederland enkele concerten (Matthàus Passion, Beethoven-cyclus) te dirigeren. Daarna ging hij terug naar Parijs voor een tweede en zeer succesrijke Beethoven-cyclus van 9 concerten (18 mei — 18 juni 1944). Mogelijk dirigeerde Mengelberg de Negende symfonie van Beethoven een tweede maal als Wehrmachtsconcert. Nadien vertrok hij naar Zuort. Bij de bevrijding van Parijs werd het Grand Orchestre de Radio-Paris ontbonden. Tegelijk wist het Orchestre National zich te profileren als het authentieke Franse orkest, ofschoon beide ensembles en hun chefdirigenten boter op hun hoofd hadden. De meeste musici van Radio-Paris vonden enkele jaren later onderdak bij de Société du Conservatoire, de opera of in de provincie. Jean Farjanel is een biochemicus, nu op rust. Hij vond in november 2008 in een antiquariaat drie dozen met de vermelding "grand concert symphonique". Na de platen thuis te hebben beluisterd stelde hij vast dat het hierbij om door Radio-Paris gemaakte opnamen ging: twee onder Mengelberg en één met het in het Frans gezongen 3e bedrijf uit de Meistersinger onder een Franse dirigent. De juiste herkomst van deze opnamen is onduidelijk. Mogelijk werden zij tijdens de bevrijding van Parijs uit de studio's van Radio-Paris ontvreemd en ergens op een zolder opgeslagen. Het doet ons hopen dat nog meer concerten van Radio-Paris opduiken. Het staat immers vast dat de meeste van de door Radio-Paris georganiseerde concerten werden opgenomen.
Eric Derom Noten: 1:Zie MezT nr. 54, blz. 9 e.v. 2:Zie MezT nr. 70, blz. 24 e.v. 3:Zie MezT nr. 70, blz. 29 e.v. 4:Zie MezT nr. 71, blz. 14 e.v. 5:Radio-Paris liegt, Radio-Paris is Duits 6:Het is merkwaardig dat uitgerekend Franz von Hoesslin, die wegens zijn huwelijk met een joodse vrouw in NaziDuitsland een dirigeerverbod had en in Genève zijn toevlucht had gevonden, door het bestuur van Radio-Paris voor zeven concerten werd geëngageerd. 7:Aldus René Trémine. Anderen plaatsen deze opnamen in november 1942
Lezing
SASKIA BOON NEEMT OPNAME UIT 1944 ONDER DE LOEP Samenvatting van de lezing gehouden door Saskia Boon in Duivendrecht op 28 november 2009 voor de Willem Mengelberg Vereniging. Uitgangspunt: het Celloconcert van Dvaák gespeeld door Paul Tortelier begeleid door Willem Mengelberg en het Grand Orchestre de Radio-Paris op 16 januari 1944 te Parijs.
Naar aanleiding van een uitvoering van het Tweede celloconcert van Victor Herbert heeft Dvor-ák inspiratie geput uit het feit dat hij ontdekte dat het heel goed mogelijk was een celloconcert te schrijven. Eerder dacht hij dat het instrument wat verloren zou raken in de orkestklank
V
ictor Herbert was geboren in Dublin en op jonge leeftijd verhuisde hij naar Stuttgart. Daar kreeg 12 hij muziekles en ontwikkelde hij zich al snel tot een virtuoos cellist. Na een jaar in het Eduard Strauss orkest in Wenen te hebben gespeeld, ging hij terug naar Stuttgart en ontmoette daar de sopraan Therese Forster. In 1886 trouwden Therese en Victor. Tijdens die periode speurde Walter Damrosch (dirigent in New York) Europa af naar talentvolle zangers en ontdekte Thérèse. Hij vroeg haar te komen zingen in de Metropolitan in New York. Dat wilde ze wel als haar nieuwe eega mee mocht en ook een baan kreeg aangeboden als solocellist. Aldus geschiedde. Intussen componeerde Herbert vooralsnog in de klassieke stijl, later produceerde hij meer muziek voor dansorkest en operette.
Paul Tortelier
Na een afscheidstournee van veertig concerten door Tsjechië met zijn vrienden violist Ferdinand Lachner en cellist Hanus VVihan, vertrok Dvoiák in het najaar van 1892 naar New York waar hij door de rijke mevrouw Thurber was aangesteld als directeur van 'haar nationaal conservatorium. In de eerste vijf maanden van 1893 componeerde hij Uit de Nieuwe Wereld en dirigeerde die aan het eind van het jaar onder meer in New York en Boston. Die zomer bracht hij door in het plaatsje Spillville (lowa) en deed daar nog meer ideeën op bij het beluisteren van Afro-Amerikaanse en indianenliederen. In 1894 speelde Herbert zelf zijn Tweede celloconcert, hij had intussen een aanstelling aan het conservatorium en had zijn collega Dvorák uitgenodigd. Dvorák was meteen geraakt door het concert en gebruikte zelfs dezelfde toonsoort, b klein. Eind 1894 en heel 1895 was hij bezig (met onderbrekingen) zijn Celloconcert in b (op. 104) te schrijven. In januari 1896 ging het in Londen in première. Cellist was de Engelsman Leo Stern. Later in april speelde Stern het concert voor de eerste keer in Praag. Dvorák had het concert opgedragen aan Hanus Wihan, maar doordat deze een eigen cadens aan het stuk wilde toevoegen, liet de componist zijn uitvoering niet toe! De opname van Paul Tortelier (1944) is een live radioopname. Het is een ongelofelijke prestatie, temeer daar het orkest door de oorlogssituatie niet over topblazers kon beschikken. De begeleiding is hoorbaar van Willem Mengelberg. Hij tikt hard op de lessenaar om aandacht te krijgen en hij begint in een bepaald kordaat te noemen tempo de inleiding.
Hiernaast liet ik de opname horen waarin de Tsjechische dirigent Vaclav Talich (1883-1961) met het Tsjechisch Filharmonisch Orkest laat horen hoe rustig en weids deze muziek kan klinken. Hij was dertien op het moment dat Dvorák het concert ten doop hield in Praag. Talich was al op z'n 20ste concertmeester in Berlijn! De solist op deze plaat is de 25-jarige Rostropovitsj (Slava). Daarna vergeleek ik steeds fragmenten van Tortelier/ Mengelberg met Rostropovitsj/Talich, Heinrich Schiff/ Colin Davis met het Concertgebouworkest en Jean Decroos/David Zinman met het Residentieorkest. Door te horen hoe verschillend ieder speelt is het na goed luisteren mogelijk de solist te herkennen. Naar aanleiding daarvan liet ik op de cello horen hoe bepaalde technieken worden gebruikt. Zoals een glissando dat 'vroeger' meer gebruikt werd dan nu en ons nog steeds nostalgisch maakt als we het (zij het stijlvol gedaan) horen. Hoe wordt er gevibreerd? Snel, intens, ingehouden? Jean Decroos is op dat punt herkenbaar aan het uiterst gepassioneerde, bijna zuigende vibrato (zijn handelsmerk). Slava is te herkennen aan zijn positiewisselingen die voortkomen uit de Russische school. Schuif is te herkennen aan ingehouden passie met ook (ouderwetse) glissandi. Tortelier is op dit punt hoorbaar de oudste van het stel en past dus zeer goed bij Mengelberg. Tot slot luisterden we nog even naar het 'mysterieplaatje' in de uitgave van Michael Thomas (ADCD 116), de opname zogenaamd van Gendron met Mengelberg, ook van 16 januari 1944 in Parijs. Na samen met mijn collega Daniel Esser goed te hebben geluisterd, hebben we kunnen vaststellen dat het Maurice Gendron was, ook door zijn manier van vibreren! Het is in elk geval een opname van na de oorlog, want Gendron speelt op stalen snaren en die waren er pas na 1945. Daarnaast doet de manier waarop het orkest wordt geleid niet bepaald aan Mengelberg denken. Wie dirigeert het en welk orkest is het? Er bestaat een opname van het London Philharmonic met Karl Rankl
Saskia Boon
uit 1945 op 78-toeren. Een tweede opname is van veel latere datum, 1967, onder Bernard Haitink, ook met het London Philharmonic. Ik opteer voor de laatste omdat de opname op een 33-toerenplaat staat. Los hiervan is bekend dat Gendron tijdens de uitvaartplechtigheid van Emanuel Feuermann Dvorák en Haydn in D heeft gespeeld. Kortom, de 'nieuwe' opname met Mengelberg is een spannend document, waar we allen die middag van hebben genoten. Met dank aan Albert Meurer die mij terzijde heeft gestaan met het maken van het cd'tje en aan onze gastheer en gastvrouw Arthur en Karin Bauer, die in hun bijzondere ambiance de inwendige mens hebben verwend. Met de allerhartelijkste groeten aan alle leden van de Willem Mengelberg Vereniging,
Saskia Boon
Lezing
WILLEM MENGELBERGS
PATHÉTIQUE Over drie opnamen van Tsjaikovski's Zesde symfonie gedirigeerd door Willem Mengelberg. Lezing gehouden voor de leden van de Willem Mengelberg Vereniging op zaterdag 28 november 2009, door Johan Maarsingh.
Peter Tsjaikovski voltooit zijn Symfonie nr. 6 in b klein op. 74 in 1893. Dit werk kennen we onder de bijnaam Pathétique. Tsjaikovski overlijdt kort na de wereldpremière in datzelfde jaar. In 1896 dirigeert Willem Mengelberg de eerste uitvoering in Amsterdam van deze symfonie, met het Concertgebouworkest. Met dit orkest geeft hij er vele uitvoeringen van en neemt het werk maar liefst twee keer compleet op voor de grammofoon. Dat gebeurt dan ook nog eens binnen drieënhalf jaar. Een radio-opname met het Concertgebouworkest is nog niet teruggevonden. Wel is er nu een live-opname van een concert in Parijs op cd verschenen. De vragen waar ik aandacht aan wil schenken zijn: - Zijn er hoorbare verschillen tussen de plaatopnamen van Mengelberg met het Concertgebouworkest? Daarmee samenhangend komt de vraag aan de orde naar de reden van een tweede opname voor dezelfde platenmaatschappij, Telefunken. 14 - Wat zijn de afwijkingen in de uitvoering van 20 januari 1944 van de grammofoonopnamen. Over de live-opname wil ik eerst het volgende kwijt: Sinds een aantal maanden beschikken we over teruggevonden opnamen van een tweetal concerten onder leiding van Mengelberg. Het zijn opnamen van publieke concerten uitgezonden de het radiostation Radio-Paris. Op 20 januari 1944 dirigeerde Mengelberg in het Théátre des ChampsElysées in Parijs het Grand Orchestre de Radio-Paris. Op het programma prijkten van Hector Berlioz de Ouverture Le Carnaval romain, van Frederic Chopin het Pianoconcert no. 2 op. 21 met Alfred Cortot en na de pauze de Pathétique. Het is heel bijzonder dat er anno 1944 nog Russische muziek mocht klinken in de concertzalen van bezet Parijs. Op 22 juni 1941 valt het Derde Rijk de Sovjet-
van de Pathétique. Pauline Micheels schrijft hierover: "Het verhaal wil, dat dit uitzonderlijk gebaar van de Rijkscommissaris te danken was aan mevrouw Gertrud Seyss-lnquart. Zij was een groot liefhebster van deze symfonie en had haar man weten over te halen om Mengelberg daarvoor toestemming te geven"2. Tijdens de twee concerten in februari ging ook het Concert voor twee hobo's van Alexander Voormolen. Daarvan is een opname teruggevonden in het Archief van de Reichs Rundfunk Gesellschaft/ Sender Freies Berlin en in 2001 op cd verschenen. Hoe het materiaal in Duitsland terecht is gekomen is gissen. Tijdens dit concert ging behalve Voormolen en Tsjaikovski ook nog de ouverture Cyrano de Bergerac van Johan Wagenaar. René Trémine noemt als locatie het Concertgebouw3; Micheels noemt Den Haag als plaats waar het concert van 26 februari 1944 plaatsvond'. Het is waarschijnlijk dat de symfonie van Tsjaikovski niet mocht worden uitgezonden. Het zoeken naar een radioband lijkt dus onbegonnen werk.
Opnamen voor Telefunken De beide grammofoonopnamen met het Concertgebouworkest werden op resp. 21 december 1937 en 22 april 1941 gemaakt.
Unie binnen. In Duitsland en ook in Nederland is het ten gehore brengen van muziek van Russische componisten
In beide gevallen waren er vijf 78-toerenplaten nodig, dus tien kanten.
vanaf dat moment taboe. Ook de bij een brede schare concertgangers geliefde muziek van Tsjaikovski valt onder dat verbod. Eric Derom meldde mij dat de Vlaamse dirigent Hendrik Diels1, lid was van de Vlaamse
meerdere bronnen diverse data. Ik baseer mij op de Discografie van het Concertgebouworkest, samengesteld door Jan van Bart.
SS, toch ook in 1944 een uitvoering dirigeerde van de Pathétique! Hoe het ook zij: in België en Frankrijk gold dit verbod blijkbaar niet: musici bleven muziek spelen van Stravinsky, Glazounov, Rachmaninov en ook Tsjaikovski. Het is bekend dat Mengelberg in 1944 met het Concertgebouworkest vier uitvoeringen heeft gegeven
Voor de datering van de eerste opnamen geven
Wat was de reden voor een tweede opname in een zo korte tijd? De eerste opname is in één dag gemaakt en biedt misschien een wat gehaast klinkende uitvoering. Op die bewuste dinsdag 21 december 1937 zijn er namelijk nog meer werken opgenomen:
het Vioolconcert op 8 nr. 3 van Vivaldi' met op de vierde kant het Air uit de orkestsuite no.3 van J.S. Bach, BWV 1068', dan de Pathétique en tot slot van Berlioz de
Vergeleken daarmee is de uitgave op Music & Arts veel beter te genieten. De opname uit 1941 is heel fraai uitgebracht door Naxos.
ouverture Le Carnaval ronnain7. Prestatie De opname van de Pathétique verschijnt in 1938 op Telefunken SK 2414-2418. De nummers van de takes doen vermoeden dat in 1937 de gehele symfonie in 10 takes werd opgenomen. Dat wil zeggen: elke plaatkant werd slechts een enkele keer opgenomen. Zowaar een hele prestatie. Voor de opname van 1941 ging Telefunken blijkbaar uit van de reeds bestaande matrixnummers. Alleen kreeg elk nummer een toevoeging, een streepje met daarachter een Romeins cijfer.' Op die dag schijnt alleen maar de Pathétique te zijn opgenomen. Maar de opname moet wel behoorlijk wat tijd in beslag hebben genomen. Sommige kanten zijn wel drie keer overgedaan. Het is echter niet mogelijk uit de takes voor de opname uit 1941 een complete, uit alternatieve takes bestaande opname
Accentuering van de laagste toon Een opvallend kenmerk van Mengelbergs Pathétique is een accentuering van de laagste toon in de pizzicato gespeelde dalende toonladder van de strijkers. In de partituur is dat bij het Andante mosso, na de dubbele streep. Mengelberg schrijft in zijn partituur: "Die Pizzicati dolce cantabile". Even eerder, na letter T schrijft hij: "Erinnerung an einer fruhen Liebe". Wilhelm Furtwangler laat zijn Berliner Philharmoniker in november 1938 het vrij traditioneel, in een langzaam tempo, spelen. Het tempo wordt almaar teruggenomen. Track 4: Furtwangler 1938 Track 5: aldus doet Mengelberg het in 1944 met het Grand Orchestre de Radio-Paris. In deze uitvoering klinkt een laag tempo dat steeds
samen te stellen. Dit is wel gebeurd bij de opname van Strauss' Ein Heldenleben, die in New York is gemaakt
langzamer wordt, net als bij Furtwangler.
in 1928. Biddulph heeft een dergelijke opname op cd
Track 6: Het tempo wordt in de opname uit 1937 duidelijk hoger genomen en dan klinkt de accentuering van die laagste toon des te opvallender Aan het einde van deel 1 staat in Mengelbergs partituur
uitgegeven.'
Zijn er hoorbare verschillen tussen de opnamen uit 1937 en 1941? Er blijkt in de ruim drie jaren een hoorbare vooruitgang te zijn geboekt bij de geluidstechniek. De opname uit 1941 laat een veel breder en dieper geluid horen, de verschillende groepen binnen het orkest komen veel helderder uit de luidsprekers. Er lijkt een sluier te zijn weggetrokken die in de oudere opname over het geluid ligt. Op een intiem moment blijkt de nieuwe opname zowaar kraakhelder te zijn. Luister naar deze fraai gespeelde klarinetsolo, net voor de grote geluidsexplosie in het eerste deel: in de opname uit 1941 hoor je iets kraken, een stoel of lessenaar. U hoort ook nog even iets van de daarop volgende tutti-passage: een ijkpunt voor de beoordeling van de opnamekwaliteit. Bij deze passage, Allegro vivo (maat 161) schrijft Mengelberg in zijn partituur: "voor
een totaaltijd te lezen van 21 minuten. In de drie opnamen heeft hij minder tijd nodig. De uitvoering in Parijs duurt 19'05". Er is nog een opmerkelijk detail met betrekking tot de opnamen voor de plaat. Bij de maten 273-276, net voor letter Q, schrijft Mengelberg: "Voor gramophon treiben". Precies bij letter Q moet er worden gewisseld naar kant 4, om zo het slot van het eerste deel te kunnen horen. Het is raadselachtig waarom er niet wat langer is doorgegaan op kant 3. Er had na maat 304 kunnen worden gestopt. De opname uit 1937 had ook dan nog geen 5 minuten muziek op kant 3 gehad. Bij de opname uit 1941 had zoiets ook gekund. Wilde Mengelberg boven alles geen onderbreking in deze maat om toch vooral te laten uitkomen hoe mooi hij hier klonk?
gramofoon zeer flott". Track 1: klarinetsolo, opname 1937, Track 2: klarinetsolo, opname 1941 en ter vergelijking Track 3: klarinetsolo, opname 1944 Voor de opname uit december 1937 heb ik gebruik gemaakt van een cd-uitgave op het Amerikaanse label Music & Arts. Deze is niet meer te koop. Dat geldt ook voor een uitgave door Teldec uit 1988, ter gelegenheid van het eeuwfeest van het Concertgebouworkest. Deze uitgave klinkt zeer slecht. Blijkbaar hadden ze toen alleen maar de beschikking over een persing op LP voor de eerste acht minuten van deze opname. Je hoort duidelijk de in stereo klinkende tikken van de plaat.
Ieder die zich enigszins met Mengelberg heeft bezig gehouden weet van diens persoonlijke contacten met onder anderen de broer van Peter Tsjaikovski, Modeste. Dit contact bracht Mengelberg tot een reeks aantekeningen in zijn dirigeerpartituur. Deze had hij reeds in 1896 aangeschaft en hij heeft deze partituur dus gedurende zijn hele loopbaan gebruikt. Op één aanwijzing, van Modeste Tsjaikovski wil ik hier dieper ingaan. Van Modeste hoorde Mengelberg dat de componist een herhaling van een passage uiteindelijk wenste te schrappen. Er wordt over geschreven in het eerste deel van de biografie over Mengelberg, van de hand van Frits Zwart." In de catalogus bij de aan Mengelberg gewijde
15
tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum tijdens het Mahlerfeest 1995 staat eveneens de betreffende bladzijde uit de Mengelberg-partituur afgedrukt." Het betreft de herhalingstekens aan het einde van Letter D in het tweede deel. Mengelberg noteert daarbij het woord: "door!"
De delen 2, 3 en 4 beslaan elk één plaat, want ze duren slechts om en nabij de negen minuten. In 1944 neemt Mengelberg voor de gehele finale maar liefst twaalf minuten. Volgens de cd duurt deze ruim dertien minuten, maar daar zit ruim een minuut applaus bij inbegrepen. De muziek zelf duurt twaalf minuten. Voor een opname
Aan het eind van Letter E schrijft hij: "herhalen" en, blijkbaar voor alle duidelijkheid, ook "bis". Daar zou overigens ook het punt zijn bereikt waar de wisseling
op 78-toerenplaat zou hij dus een volledige plaatkant extra nodig hebben gehad.
van kant 5 naar kant 6 moet plaatsvinden. Mengelberg schrijft daar "stop".
De laatste plaatkant in 1937 en 1941
Volgens de partituur zou er het volgende moeten klinken (De hoofdletters verwijzen naar de Partituurletters): D-D-E-E-F-G etc. U hoort nu eerst een fragment uit een live-opname van de Berliner Philharmoniker onder Wilhelm Furtwangler. De opname is gemaakt in CaIro, in april 1951. Track 7: DD-EE-F Furtwangler 1951 U hoort nu Mengelberg uit 1944. Het technisch hiaat dat u hier hoort, zit in deze opname. Het zij gezegd dat Mengelberg in alle drie de nu bekende opnamen hetzelfde schema aanhoudt: 1 x Letter D —2 x letter E en dan F. Track 8: D-EE-F Mengelberg 1944 Even terug naar Furtwangler, die zijn Berliner Philharmoniker in de bekende 78t-plaatopname uit 16 1938 weer iets anders laat doen: 2 x letter D— 1x letter Een dan F
Voor de laatste plaatkant van de gehele opname neemt Mengelberg in 1941 al meer tijd dan in 1937. In zijn partituur noteert hij twee en een halve maat voor letter G, het moment waarop de strijkers naar boven klauteren om de muziek weer te laten horen waarmee het deel ook werd begonnen: Igram.1941]"; daar zou de plaat moeten worden omgedraaid. Uit informatie van Aarnout Coster blijkt dat dit ook geldt voor de opname uit 1937. In Mengelbergs partituur wordt voor de opname uit 1937 geen andere plaats aangeduid met bijvoorbeeld het woord "Stop". In de notities van de Engelse Mengelberg-liefhebber Michael G. Thomas bij zijn uitgave op cd van de Pathétique in de opname van 1941 schrijft deze dat Elly Bysterus Heemskerk tegenover hem verklaarde: "It's a pity he had to slightly hurry the last movement to get it on the record". Thomas vervolgt aldus: "I pointed out that there was a second recording, of which she was unaware."12 Elly Bysterus Heemskerk speelde viool in het
Track 9: DD-E-F Furtwangler 1938
Concertgebouworkest van 25 februari 1914 tot 1 september 1951." Zij heeft dus wel kunnen
In de drie opnamen onder Mengelberg zitten nauwelijks verschillen in het derde deel van de Pathétique, het Allegro molto vivace. Behalve misschien in de reactie
meewerken aan de beide opnamen uit 1937 en 1941. In haar boek "Over Willem Mengelberg" noemt zij wel de
van het concertpubliek na het slotakkoord van dit deel. Wie zich de uitvoeringen van deze symfonie door het Koninklijk Concertgebouworkest onder Mariss Jansons nog kan herinneren zal verbaasd zijn geweest over het loskomende applaus. Is dit echter slechts een fenomeen van onze tijd?
In elk geval zitten de grootste verschillen in speeltijd juist in de laatste kant van de 78-toerenset. Dit al
opnamen van de Pathétique uit 1937 en 1941." Schrijft Thomas hier de waarheid?
helemaal in vergelijking met de live-uitvoering in Parijs.
Wat gebeurt er tijdens de uitvoering op 20 januari 1944?
Een paar illustraties met betrekking tot de verschillen in tempo in de drie opnamen van Mengelberg.
Luistert u zelf maar.... U hoort dan direct daaropvolgend de eerste achttien maten van de Finale. Hier neemt Mengelberg een aanmerkelijk lager tempo dan in de beide opnamen voor de grammofoon. Track 10: Mengelberg 1944
Om bij letter L te komen gebruikt Mengelberg in 1937: zeven minuten,
In de Finale van Tsjaikovskis Pathétique zitten over het geheel grote verschillen tussen de Parijse uitvoering en de beide plaatopnamen.
in 1941: zeven minuten en twintig seconden, in 1944: negen minuten en acht seconden. De opname uit 1944 kent vanaf het begin een andere tijdsduur dan de beide Amsterdamse opnamen. Mengelberg heeft in 1944 al twintig seconden extra
In de drie opnamen onder Mengelberg zitten nauwelijks verschillen in het derde deel van de Pathétique (...). Behalve misschien in de reactie van het concertpubliek na het slotakkoord van dit deel.
nodig om de eerste achttien maten te laten horen en voor de eerste 37 maten heeft hij in 1944 en kleine
7.Deze staat op twee kanten met de matrixnummers 022676 en 022677 en verscheen op Telefunken SK
minuut extra nodig.
2489.
Nog een voorbeeld ter illustratie van de verschillen in
8. De matrixnummers van de beide opnamen zijn: Matrixnummer 022666— deel 1 maat 1 -88 022667— deel 1 maat 89 - 160 022668— deel 1 maat 161-276 022669 — deel vanaf maat 277 tot einde = maat 354
speelduur: In de opname uit 1937 duurt de gehele finale 828. In 1941 bevinden we ons dan bij letter N en gaan door tot 938" In 1944 zijn er bij letter N tien minuten en 42 seconden verstreken. Er wacht ons dan nog eens bijna anderhalve minuut muziek. We horen de laatste vijf minuten van de Finale uit de Pathétique in de uitvoering van het Grand Orchestre de Radio-Paris onder leiding van Willem Mengelberg, zoals gespeeld op 22 januari 1944.
Johan Maarsingh
022670— deel 2 maat 1 -72 022671 - deel 2 maat 73 tot einde = maat 178 022672— deel 3 maat 1 - 174 022673 — deel 3 maat 175 tot einde = maat 347 022674— deel 4 maat 1— 88,5 022675 — deel 4 maat 88,5 tot einde = maat 171 De nummering van de takes op 22 april 1941 is als volgt:
Voetnoten
022666-1V 022667-111 022668-111
1.Hendrik Diels (1901-1974) werd in 1931 dirigent van de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen (zie ook de site van het Studiecentrum voor Vlaamse muziek: www.svm.be/geschiedenis/tijdlijn.php). Tijdens de oorlog gaf Diels ook in Duitsland concerten met werk
022669-11 022670-11 022671-111 022672-1V 022673-111
van Vlaamse componisten. Hij dirigeerde ook aan de Opera van Keulen. Ik dank Eric Deronn voor de
022674-11 022675-111
informatie over Hendrik Diels. Emanuel Overbeeke wees mij op een relaas van Pierre Boulez. Deze vertelt in het boek BOULEZ ON CONDUCTING dat hij tijdens zijn studiejaren in de oorlog opvoeringen meemaakte van Wagners Meistersinger en Moesorgsky's Boris Godunov. Beide voorstellingen stonden onder leiding van Andre Cluytens. Alleen ten aanzien van de Meistersinger-voorstelling noemt Boulez mogelijke data. Dit doet hij niet met betrekking tot de Boris Godunov. 2. Pauline Micheels: Muziek in de schaduw van het Derde Rijk. De Nederlandse symfonie-orkesten 1933-
9. Biddulph WHL 025-26 Willem Mengelberg The complete 1922-1925 New York Philharmonic recordings including am alternative performance of the legenary 1928 recording of Richard Strauss's Ein Heldenleben. Hierop staan al de door Mengelberg in New York gemaakte akoestische opnamen uit 1922. Hier zitten ook ingekorte versies bij van het tweede en vierde deel uit de Pathétique. Als genereuze aanvulling dient een uit alternative takes bestaande complete opname van Ein Heldenleben op. 40 van Richard Strauss. Zoals bekend is deze compositie aan Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest opgedragen.
1945 Zutphen 1993 blz. 208. 3.Willem Mengelberg Archives inédites II Tahra TAH 401/402 in het begeleidend boekje, blz. 5.
10.Frits Zwart: Willem Mengelberg 1871-1951. Een biografie 1871-1920, Amsterdam 1999 blz. 342.
4.Zie noot 2 Micheels blz. 208.
11.Willem Mengelberg (1871-1951) Dirigent Conductor Haags Gemeentemuseum 1995 blz. 82.
5.Matrixnummers 022616-022617 en 022618. Deze opname beslaat dus drie kanten van een album van 2
12.Mail van Aarnout Coster aan de auteur van 11 november 2009.
78rpms Telefunken SK 2401/02. 6. Het matrixnummer is 022665-1. Deze 1 achter de streep duidt erop dat de eerst opgenomen versie, ook wel take genoemd, is gebruikt voor de uiteindelijke plaat.
13.Historie en kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest deel 2, Zutphen 1989 blz. 242. 14.E. Bysterus Heemskerk: Over Willem Mengelberg, Amsterdam 1971 blz.155.
Amsterdam ontwikkelt zich tot muziekstad
2009 WAS
WI BAUT JAAR dr. Florentinus Marinus Wibaut 1859 - 1936 reludium 68ste jaargang nr. 1 van augustus18 september 2009 staat even stil bij de 150ste geboortedag van de SDAP-er Floris Wibaut, die van 1915 tot 1936 zitting had in het bestuur van het Concertgebouw. In die positie besteedde hij veel aandacht aan de sociale omstandigheden van de orkestleden. Het berichtje in Preludium is klein in verhouding tot de grote daden van deze mecenas, die voor Het Concertgebouw een zilvervloot aan subsidies binnenhaalde. Het Amsterdamse gemeentebestuur eerde hem door 2009 uit te roepen tot het Wibaut-jaar en herplaatste op 23 juni 2009 zijn standbeeld op het Rhijnspoorplein.
Koopman De Zeeuw Floris Wibaut, in 1859 in Vlissingen geboren, werd door zijn vader als 14-jarige jongen naar Amsterdam gestuurd om onderwijs te gaan volgen aan de Openbare School voor Handel en Nijverheid, waarvoor dr. Samuel Sarphati de grondslag had gelegd. Na de opleiding met succes te hebben doorlopen trad hij in 1877 in dienst van de Internationale Houthandel G. Alberts Lzn. in Middelburg. Vanwege zijn uitmuntende prestaties als inkoper van ruw hout werd hij al spoedig in de directie opgenomen en daardoor kwam hij in contact met de in Middelburg geboren en wonende links-liberale politicus P.L. Tak. Tijdens zijn zakenreizen ontmoette hij in Londen vooraanstaande aanhangers van de Fabian Society, een Brits reformatorisch sociaal gezelschap waaruit de Labour Party is voortgekomen. Wibaut was inmiddels door vererving en door zijn activiteiten in de houthandel een
vermogend man geworden. Hij hoefde dus niet op een houtje te bijten, maar hij had oog voor zijn economisch zwakkere medemens, de arbeiders in zijn eigen bedrijf en daarbuiten, die zelfs geen houtje hadden en honger leden.
Politicus Wibaut werd in 1897 lid van de SDAP (Sociaaldemocratische Arbeiderspartij), stortte fl. 5.000,- in de partijkas en maakte door een lening van fl. 50.000,- de oprichting van dagblad Het Volk mogelijk. Blijkbaar kon hij zich in 1904 van zijn Middelburgs bedrijf losmaken want hij vestigde zich in Amsterdam. Hij betrok met zijn gezin het in 1880 door Dolf van Gendt (de architect van het Concertgebouw) gebouwde pand aan de Weesperzijde 32. Na daar twaalf jaar te hebben gewoond verhuisde de familie Wibaut naar een moderner huis vlak bij het Vondelpark in de Waldeck Pyrmontlaan 11. Deze buurt met zijn statige villa's werd door de doorsnee Amsterdammer als een kapitalistenwijk beschouwd en eigenlijk vond men dat het een socialistische wethouder niet paste om daar te wonen, maar zijn huis voldeed bepaald aan Sarphati's eisen van comfort, licht en lucht. Door zijn donatie van fl. 5.000,- had hij zich een belangrijke plaats in de SDAP verworven, wat tot gevolg had dat hij in 1907 als een van de zes sociaaldemocraten als gemeenteraadslid werd gekozen en tevens lid werd van Provinciale Staten van NoordHolland. Het Algemeen Handelsblad vond hem met zijn 'zware, breede figuur met den grooten, gezonden, door
dun kroeshaar omgeven kop een decoratieve aanwinst in het Bestuurscollege van de stad'. Van 1922-1935 was hij lid van de Eerste Kamer en van 1926 tot 1936 voorzitter van de Internationale Stedenbond. Als een credo klonk zijn tafelrede die hij, ter herdenking dat in 1275 Floris V Amsterdam tolvrijheid verleende, in 1925 uitsprak in de Burgerzaal van het Paleis aan de Dam in aanwezigheid van Prins Hendrik, vrijwel alle ministers en nagenoeg iedereen die iets te betekenen had. Velen hielden toespraken en benutten het verleden om iets aardigs te zeggen, maar Wibaut sprak zelfs niet over het heden, hij sprak over de toekomst en zei: "Welvaart betekent niet meer de rijkdom van regentenfamilies, niet meer de schattenophoping door ondernemende kooplieden. Morgen betekent welvaart de voorziening in alle redelijke behoeften, stoffelijk, geestelijk, cultureel, voor het leven van de grote massa der werkers van de arbeidersklasse. De bevordering van welvaart moet liggen in het aanwenden van de bestuursmacht om collectieve voorzieningen in erkende behoeften te stellen." Hierna was het even stil in de zaal, men aarzelde te klappen totdat Prins Hendrik opstond en Wibaut de hand drukte. Burgermeester De Vlugt mompelde: "Maar wij zijn ook niet van gisteren!"
januari 1916 aan bestuurslid De Booy schreef zagen Mengelberg en Van Rees niets in de oprichting van een belangenvereniging voor het orkest. Mengelberg vreesde dat deze vereniging een tegen hem gerichte actie was gelijk hij die in de jaren 1903/1904 had meegemaakt. Van Rees was van mening dat het bestuur daarom opnieuw zou moeten kiezen tussen Mengelberg en de 'onruststookers'. Wibaut vond dat het oprichten van vakorganisaties voor musici juist moest worden bevorderd. Van Rees stelde daar tegenover dat orkestleden geen smeden of schilders waren en dat 'Vereeniging spelen' een ramp was die treurige gevolgen zou hebben voor Mengelberg omdat zijn artistiek temperament geen schoolmeesterij verdroeg. Het argument van Charles Boissevain die vond dat Mengelberg te achterdochtig en te zwaartillend was, maakte op hem geen indruk. Hij was meer onder de indruk van de betoogtrant van Wibaut. Aldus het relaas van mr. Van Rees. Het resultaat van de inzet van Wibaut, die werd ondersteund door Boissevain, was dat op 7 januari 1916 de oprichting van de Vereeniging 'Het ConcertgebouwOrchest', waarvan inmiddels vrijwel alle orkestleden lid waren geworden, een feit was. Daarnaast was door Wibaut het contact van de NV Het
Wibaut als wethouder In 1914 volgde zijn benoeming tot Wethouder voor Levensmiddelenvoorziening en Volkshuisvesting. De portefeuille van Volkshuisvesting bood hem de mogelijkheid om gestalte te geven aan Sarphati's
Concertgebouw met de gemeente Amsterdam hechter geworden hetgeen zich manifesteerde in de hoogte van de subsidies. In 1914, een jaar voor de komst van Wibaut, bedroeg die fl. 10.000,- en in 1920 was dit opgelopen tot fl. 100.000,- per jaar, terwijl de salarissen
ideaal om woningen te bouwen met comfort, licht en lucht en hij deed dat rigoureus. In de Jordaan liet hij woningen onbewoonbaar verklaren en vervolgens afbreken. In de Spaarndammerbuurt liet hij door
van orkestleden stegen van fl. 1.200,- tot circa fl. 2.000,per jaar. In 1919 verliet Floor Wibaut het bestuur van de NV om als gemeentelijk commissaris zijn diensten bij de NV Het Concertgebouw te kunnen voortzetten. Na zijn aftreden
architect Michel de Klerk voor Woningbouwvereniging Eigen Haard woningen bouwen in een unieke stijl die nu de Amsterdamse School wordt genoemd Onder zijn leiding werd het Plan Zuid van Berlage aangenomen en ontstonden plannen voor de Tuinsteden en Betondorp. De slogan "Wie bouwt? Wibaut!" deed opgang. Ook reorganiseerde hij de door Sarphati opgezette ophaaldienst van vuilnis tot de Gemeentelijke Stadsreinigingsdienst, er kwamen putten, riolen en pomp- en zuiveringsinstallaties en in Amsterdam-Noord een vuilverbranding. Als Wethouder van Financiën lukte het hem in 1919 de stad Amsterdam onafhankelijk te maken van het Rijk. Van 1923 tot 1927 bestierde hij de Afdeling Kunstzaken Wibaut en de muziek Ook aan de NV Het Concertgebouw was deze aimabele, decoratieve en vooral invloedrijke persoonlijkheid niet ontgaan en zij nam hem in 1915 op in haar bestuur, tegelijk met Charles E.H. Boissevain, die in de jaren 1903 en 1904 al bestuurslid was geweest. Wibauts komst en zijn overwicht hebben een belangrijke rol gespeeld bij de oprichting van de belangenvereniging ten behoeve van de orkestleden 'Het ConcertgebouwOrchest". Zoals blijkt uit een brief die mr. R. van Rees op 5
als wethouder in 1931 bleef hij tot aan zijn dood in 1936 aan het bestuur van de NV verbonden. Ook buiten het Concertgebouw was hij actief in muziek van en voor het volk. Hij financierde onder meer de Arbeiderszangvereniging De Stem des Volks, bevorderde het muziekonderwijs, maakte propaganda voor de Federatie van Nederlandse Toonkunstenaars en trok menigmaal zijn goedgevulde beurs om kunstenaars in moeilijkheden financieel te helpen. Relatie met Mengelberg Een van de weinige nederlagen die Wibaut heeft moeten accepteren was die rond de bouw van een operagebouw op het Museumplein, een nederlaag die hem mede door invloed van Mengelberg werd toegebracht. Deze verklaarde in een interview dat het Concertgebouw door de bouw van een theater tegenover het gebouw niet alleen architectonisch, maar ook artistiek en economisch zou worden doodgedrukt. En hij gaf te kennen dat hij nooit toestemming zou geven voor medewerking van zijn orkest aan operavoorstellingen in het nieuwe theater, omdat het niveauverlagend voor het orkest zou zijn. Wibaut wees er in een daarna komend interview op
19
Eindelijk rust op het Museumplein?
20
Ook Willem Mengelberg zet de Gemeente Amsterdam (in de persoon van de wethouder F.M. Wibout) de voet dwars bij de verwezenlijking van de theaterplannen op het terrein tegenover het Concertgebouw.
dat tegenover de mening van Mengelberg de bewering van Richard Strauss stond die meende dat het juist heel gezond was voor een orkest om van tijd tot tijd aan operavoorstellingen mee te werken. Het plan van Wibaut om door de combinatie Concertgebouw-Rijksmuseum-Stedelijk MuseumOperatheater het Museumplein tot het culturele hart van Amsterdam te maken werd op 7 maart 1929 met 24 tegen 21 weggestemd. Mene, mene tekel! Zeven weken later werd het Paleis voor Volksvlijt door brand totaal verwoest en na 80 jaar ligt tegenover het Concertgebouw nog steeds een onbestemde grasvlakte. De controverses tussen Mengelberg en Wibaut zoals de oprichting van de belangenvereniging Het Concertgebouworchest en het torpederen van de bouw van een operatheater zullen niet bevorderlijk zijn geweest voor de vriendschap tussen beide heren. In het Gedenkboek Willem Mengelberg 1895 - 1920 schrijft Wibaut nog: "Er bestaat, naar ik aanneem, een wetenschap der muziek. Eveneens neem ik aan, dat Mengelberg als kenner van deze wetenschap een plaats inneemt in de voorste rij. Deze wetenschap is voor mij
een gesloten boek. Ook de beoefening van muziek, zonder kennis van deze wetenschap, is mij vreemd. Maar niettemin ben ik er zeker van, dat de grondigste kenner van de wetenschap of de meest geschoolde bespeler van een of ander instrument, van een door Mengelberg geleide uitvoering van het Concertgebouworkest geen hooger of dieper genot kan smaken dan het mij geeft. Dit is de grootste verdienste van Mengelberg, dat hij het allerhoogste dat de allerbeste muziek kan bieden ten volle geeft aan duizenden die ten opzichte van muziek enkel ontvankelijken zijn. Hij brengt hen die zich alleen aan de muziek kunnen overgeven, tot de hoogste muzikale genieting. Men zou Mengelberg op zijn feest willen wenschen: voor zijn uitvoeringen veel grootere zalen met gratis entrée". Maar ja, toen was de bouw van het operatheater nog niet aan de orde geweest. Ook Mengelbergs ontslagaanvraag per 1 september 1929 en zijn vestiging in Zwitserland om belastingtechnische redenen zal de sociaaldemocraat Wibaut niet hebben gewaardeerd. In de Kroniek van het Concertgebouw en andere geschriften kan ik niets vinden over een muzikale herdenking door het Concertgebouworkest bij het overlijden van Wibaut in 1936 en ook de herdenking
van zijn 150ste geboortedag in Preludium vind ik wel zeer summier terwijl hij toch zoveel heeft betekend voor de NV Het Concertgebouw, het Concertgebouworkest en de ontwikkeling van Amsterdam tot Muziekstad. Tenslotte De Universiteit van Amsterdam verleende Wibaut in 1928 het Eredoctoraat in de Handelswetenschappen, in 1931 kreeg hij de gouden Eremedaille van de stad Amsterdam en werd op het Henriëtte Ronnerplein een borstbeeld van hem onthuld. Na zijn dood in 1936 werd in 1939 tussen het Weesperplein en het Amstelstation de Wibautstraat naar hem vernoemd, werd in 1967 het Wibauthuis geopend en werd zijn standbeeld voor dit huis, dat inmiddels is afgebroken, onthuld. Op een duintop in Westerveld staat een gedenksteen ter zijner nagedachtenis en die van zijn vrouw Mathilde Bernedis van Bernekonn. Op de steen staat gebeiteld: Er is maar één land: onze aarde. Er is maar één volk: de mensheid. Er is maar één geloof: de liefde. Dit was zijn overtuiging en hij handelde ernaar. 2009: Wibaut-jaar in Amsterdam Amsterdam pakte in de tweede helft van 2009 flink uit om deze grote man te herdenken. Op 23 juni werd het opgeknapte Wibaut-standbeeld op het Rhijnspoorplein onthuld en op dezelfde dag hield burgemeester Job Cohen een toespraak in de Nieuwe Kerk over 'Wibaut
als gemeenteman'. Ook kregen acht pleinen een 'bouwbord' met teksten van Wibaut. De woningbouwcorporaties organiseerden een open dag van Wibaut-woningen. Eind september was er een stedebouwkundig congres 'Morgen/Tomorrow' en in oktober volgde een serie wijkdebatten over de 'leefbaarheid' die in De Balie werd afgesloten. En last but not least verschijnt er zowel een nieuwe biografie als een documentaire over Wibaut die zoveel voor de economische, sociale en muzikale ontwikkeling van Amsterdam heeft gedaan.
Johan Krediet
Bronnen: Kroniek van het Concertgebouw; Geschiedenis van het Concertgebouw, S. Bottenheim; Maandblad Ons Amsterdam; Geschiedenis van Amsterdam; Preludium, 68e jaargang nr 1; Gedenkboek Willem Mengelberg
De klinkende Mengelberg
TSJAJKOVSKI T S VIERDE Deze keer is het de Vierde symfonie van Tsjaikovski die voor het voetlicht geplaatst wordt. Mengelberg, die bekend stond om zijn warmbloedige vertolkingen van composities van Tsjaikovski, nam verschillende werken van deze componist op. In New York werden op 19 en 23 april 1923 het tweede en vierde deel van de Zesde symfonie op de plaat gezet. Op 26 april 1923 volgde de wals uit de Serenade. Deze drie opnamen waren opgenomen voor het label Victor. Op Brunswick verscheen in 1925 de Slavische mars. Hetzelfde jaar werd de gehele Vijfde symfonie opgenomen, die echter niet werd uitgegeven. Het orkest was de New York Philharmonic. In het Concertgebouw in Amsterdam nam het Concertgebouworkest op 10 juni 1927 het tweede en derde deel van de Vijfde symfonie op. De volledige Vijfde symfonie werd 10 mei 1928 opgenomen. Twee dagen later volgde de wals uit de Serenade. De Vierde symfonie werd in juni 1929 opgenomen en is op cd heruitgebracht door Pearl en door Opus Kura. Romeo en Julia werd opgenomen op 30 mei 1930; alles op Columbia. Daarna ging Mengelberg met Telefunken in zee: 21 december 1937 de Pathétique, 7 november 1938 de Serenade voor strijkorkest, 9 april 1940 de Ouverture 1812. Met de Berliner Philharmoniker volgden op 11 juli 1940 de Vijfde symfonie en het Eerste pianoconcert, met Conrad Hansen als solist. In april 1941 werd nog eens de Zesde symfonie uitgebracht, met het 22 Concertgebouworkest.
DE PANATROPE
bat nieuwste product der beroemde Enanswiek-klxleken, is een buitengewoon instrument, dat als gram:doop e* als radio kan warden gebruikt. Het k-an twee verschil. lende Functies verrichten en is in beide superieur. De geluidsterkte kan opgevoerd werden tot die van een vol orkest. Het New York Philharmonio Orebestra speelde onder leiding van
WILLEM MENGELBERG het,eerst voor de Brunewiek. De opnamen gelukten schitterend, Marche Maa" dobbelt) Plaat t 5.50. Oir die instrumenten te bespelen. BIJ oase agenten alom verkrijgbaar. Voor U built« op gramotoon of radio boort eerst de
Panatropes-Radiolas-Reconis llooklagentschap voor Nederland: 'ed:iravertlange- Nomdelede 91 • Tel. 14400 Monden la alle Hoofdplaatsen.
Later verschenen nog registraties van concerten die door de AVRO waren opgenomen: de Serenade op 9 oktober 1938, en de Vijfde symfonie op 26 november 1939. Recentelijk verscheen de Pathétique, opgenomen tijdens een concert in Parijs, met Le Grand Orchestre de RadioParis op 20 januari 1944. Leden van het Concertgebouworkest waren zelf zeer onder de indruk van de opname van Romeo en Julia. Toen het Concertgebouworkest eens met Eduard van Beinum een tournee door Amerika maakte, heeft men nog pogingen aangewend om deze opname in bezit te krijgen. Destijds verschenen in Amerika opnamen van het Concertgebouworkest onder leiding van Mengelberg op Capitol die hier in Nederland niet te krijgen waren. Reddende engel Tsjaikovski begint in 1877 aan zijn Vierde symfonie. Het is een heel moeilijke tijd voor hem: hij trouwt met een leerlinge van het conservatorium, wat op een mislukking uitloopt, het lesgeven op het conservatorium valt hem erg zwaar, hij zit steeds in geldnood, krijgt een zenuwcrisis en hij vlucht uit Rusland weg naar Clarens. Maar net als bij Wagner, waar Ludwig II de redder in de nood is, verschijnt ook voor Tsjaikovski een reddende engel. Het is mevrouw Von Meck, een schatrijke weduwe. Zij is diep onder de indruk van de muziek van Tsjaikovski en geeft hem een jaargeld, zodat hij zich geheel aan het componeren kan wijden. Slechts door een intense briefwisseling hebben ze contact met elkaar, zij heeft namelijk als voorwaarde gesteld dat ze elkaar nooit mogen ontmoeten. Het ontstaan van de Vierde symfonie beleeft zij helemaal mee. In hun brieven spreken ze dan ook van "onze symfonie". Hugo van Dalen heeft deze briefwisseling uitgegeven onder de titel Rondom Tschaikowsky's Vierde symfonie. Tsjaikovski zag in dit werk, in navolging van Beethoven, zijn noodlotssymfonie. Het eerste deel begint met een fanfare, het noodlotsmotief, gespeeld door fagotten en hoorns (voorbeeld 1). Dit motief komt aan het slot van de symfonie terug. Dit noodlotsmotief richt als het ware alle vreugde te gronde, zodat er niets overblijft dan zich neerslachtig hieraan te onderwerpen. De violen nemen deze stemming over in het hoofdthema (voorbeeld 2).
Voorbeeld 1
steeds per brief bereiken. Haar bediende bracht deze naar Tsjaikovski, die een antwoord aan hem mee terug kon geven. Zo schreven ze elkaar meerdere brieven per dag. Tsjaikovski mocht bij zijn wandelingen gebruik maken van haar tuin, maar moest om vier uur verdwenen zijn. Eens wandelde hij met zijn hond in haar tuin, toen deze er vandoor ging. Gelukkig had
Voorbeeld 2 VI P
Voorbeeld 3 Fl
Clar.
.t..711
••••■
het besluit gebracht hem nooit te willen ontmoeten.
Voorbeeld 4
P
hij het dier weer spoedig te pakken, want het gezelschap van mevrouw Von Meck was al zichtbaar tussen de bomen. Buiten adem bereikte Tsjaikovski zijn woning. De angst dat een ontmoeting op een teleurstelling zou uitlopen had mevrouw Von Meck tot
Irrrf
Voorbeeld 5
Voorbeeld 6 Fl.
Ook het tweede thema, gespeeld door de klarinet, kan daar geen verandering in brengen (voorbeeld 3). De uitvoering door Mengelberg is fascinerend. Kort voor het slot van het eerste deel schrijft Tsjaikovski: ma/to pib mosso. Mengelberg laat dat gedeelte sterk ritardando spelen. Het klinkt als een moeizaam zuchten. Dit in tegenstelling tot andere dirigenten, die dat gedeelte veel sneller nemen; zo bijvoorbeeld lssay Dobrowen, die ik het eens met het Concertgebouworkest hoorde uitvoeren. In het tweede deel laat de hobo een wat trieste melodie horen (voorbeeld 4), terwijl de klarinet later de troosteloosheid voortzet (voorbeeld 5). Het derde deel, een scherzo, is opgewekter. De strijkers spelen pizzicato, in het trio komen de houtblazers aan de beurt. In de finale is het of alle leed geleden is: een volksfeest. Tsjaikovski laat hier variaties horen over het Russische lied Het berkenboompje (Berjozka) (voorbeeld 6). Vlak voor de coda klinkt nog eenmaal het noodlotsmotief. Converseren per brief Tenslotte nog iets over de relatie van Tsjaikovski met mevrouw Von Meck. Eens had deze dame haar intrek genomen in haar villa in Florence. Vlakbij stond een woning, die zij voor Tsjaikovski huurde. Zo kon zij hem
Geniet u van de Vierde symfonie!
Ab van Kapel
Amsterdam ontwikkelt zich tot muziekstad
CEACILIA WAAKTE OVER NOODLIJDENDE MUSICI 1840: de ontwikkeling van Amsterdam tot muziekstad moet nog beginnen. Er wordt wel orkestspel beoefend door het zeer elitaire gezelschap Blaas- en Strijklust, het orkest van Felix Meritis, in de Stadsschouwburg en in Frascati. Het beroep van muzikant is onaantrekkelijk vanwege de lage beloning en het ontbreken van sociale voorzieningen in geval van ziekte, ouderdom en overlijden. In de zomer van 1840 (ruim 100 jaar voordat Willem Drees in 1947 zijn Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand brengt) ontwerpt de musicus F.G.F. Hansen een plan om een ondersteuningsfonds op te richten voor bejaarde en behoeftige musici en hun weduwen en wezen. Bij zijn eigen kunstbroeders krijgt hij voor dit plan aanvankelijk weinig gehoor, maar wel bij de ondernemende fagottist J.W.Th. Stumpff en de dirigent J.B. van Bree. De statuten worden ten huize van Van Bree opgesteld, waarna de Amsterdamse notaris mr. F.W. Fabius de notariële akte opmaakt. Op 25 december van het zelfde jaar worden de kunstbroeders ter vergadering uitgenodigd hetgeen ertoe leidt dat op de vergadering van 31 januari 1841 het inmiddels 24 geregistreerde reglement door 52 aspirant-leden wordt getekend. Vervolgens wordt een bestuur samengesteld waarin de heren Stumpff als president, Hansen als secretaris en Van Bree als muziekdirecteur zitting nemen. Besloten wordt de Maatschappij de naam taecilia' te Fagottist J.W.Th. Stumpff omarmt het idee
geven, de patrones van de muziek die waarschijnlijk rond het jaar 230 in Rome als martelaar stierf. In het beroemde Brevarium Grimani vindt men de tekst die de aanleiding vormt Caecilia van Rome tot patroon der muziek te noemen: et cantantibus organis Cecilia in corde suo soli Domino decantabat ..." (Onder orgelklanken zong Caecilia in haar hart slechts tot God ...) Het doel van de maatschappij staat in artikel 2 beschreven: "Het doel dezer Maatschappij strekt daartoe, om eene jaarlijksche, geldelijke ondersteuning te verschaffen aan nagelaten weduwen en weezen van leden dezer Maatschappij, en aan zoodanige Toonkunstenaren, mits leden dezer Maatschappij, die door ouderdom, ziekte of ligchaamsgebreken buiten staat mogten geraken om hunne beroepsbezigheden als Toonkunstenaar uit te oefenen." Om dit doel te financieren zullen de leden jaarlijks contributie moeten betalen, gratis medewerking moeten verlenen aan minstens twee openbare Musicus F.G.F. Hansen, initiator van het fonds
concerten per jaar en donateurs moeten werven. En dit geldt ook voor dirigenten onder hen.
Het bestuur weet van aanpakken en organiseert op 30 november 1841 en op 14 april 1842 de eerste
MAATSCHAPPIJ CAEC/Llit -
concerten in de Hollandsche Schouwburg; beide concerten zijn een financieel succes. De Hollandsche Schouwburg, later de Stadsschouwburg, en weer later het Concertgebouw stellen hun zalen gratis beschikbaar
programma VAN Het
EERSTE GROOTE INSTRUMENTAAL
voor uitvoeringen.
St.
Het Algemeen Handelsblad schrijft op 2 december 1841:
Het concert werd geopend met de vierde sinfonie van L. van Beethoven, alhier nog maar weinig en onvolledig bekend; zij omvat al dien rijkdom van oorspronkelijke denkbeelden, al die wegslepende kracht, al dat bezielende vuur, al die schoonheid van instrumentatie, met één woord al die voortreffelijke hoedanigheden, welke over het algemeen de reusachtige scheppingen van dien grooten meester eigen zijn. Elk gevoelige toehoorder vindt hier een punt van aanraking. De een zal zich het meest gestreeld gevoelen door het stoute en krachtige Allegro, met deszelfs deftige inleiding, een ander door het zoo teedere en als in ontroering wegsmeltende Adagio, een derde door het geestige en pikante Menuet; een vierde door het, als in éénen stroom voortbruischende Finale. Hierop volgde de vermaarde ouverture der opera Tooverfluit van Mozart. Welk muziekminnaar is in het gebied der Toonkunst zoozeer een vreemdeling, dat hij dit meesterwerk, hetgeen zich eveneens door ongezochte geleerdheid als door bevallige populaire motieven onderscheidt, niet door en door zou kennen? Dus genoeg daarvan. Aangaande de uitvoering meenen wij te mogen beweren, dat derzelve alles overtrof, wat ooit van dien aard in onze hoofdstad is gehoord geworden. Zulk eene eenheid van samenwerking, zulk een zuiverheid aan intonatie„ zulk eene nauwkeurigheid in alle, zelfs de fijnste schakeerin gen, zulk eene meeslepende kracht, in één woord, zulk een onverbeterlijke uitvoering kon slechts door de vereeniging onzer toonkunstenaars tot zulk een heerlijk en nuttig doel worden voortgebragt. Een nieuw luisterrijk tijdperk voor onze instrumentaal muzijk is met de oprigting dezer Maatschappij begonnen. Vergeten wij ook niet onze hulde te betoonen aan de talrijke kunstvrienden, die niet alleen door hunne opkomst tot dit eerste concert, maar tevens door de oplettendheid en aandacht, waarmede zij de uitvoering bijwoonden, en door de uitbundige toejuichingen, waarmee ze dezelve bekroonden, deze eerste openbare poging der Maatschappij hebben willen ondersteunen. Om het donateurschap aantrekkelijk te maken worden vanaf 1843 'donateursrepetities' gehouden, de repetitie twee dagen voor het derde concert op 17 november 1842 in Odeon wordt door 61 donateurs en donatrices bijgewoond. Bij het eeuwfeest in 1940 is het aantal donateurs tot ruim 1100 opgelopen waarvan enkelen de maatschappij in hun testament hebben opgenomen. Van deze
d0Or
de MAATSCDAPPLY ut het optoboor te 9aen op
DINGSDA6 30 November .1$41, le avonds- trn. 7 Ure, in (ign 11OLL4NOlisSeigEN SCRI01UWIMITLIGI,
EERSTE DEEL. QUOOTE SYMPIIONIE,
N. 4,
van LOZii3 valt BeearovCa.
2.,
OUVERTURE van de Opera Tioverflait, van IV. Mozart,
TWEEDE DEEL. GROOT OCTET, Van „Vena r—Viendelsrohn Mar. thoidd voor vier Violen, heer Altviolen, wee Violençls, niet, door den Heer J. D. VAN BREE bijgevoegde Contrabos-Partij. Dere compositie, in symphonle stijl moetende voorgedragen werden, zal door 2..
30 Leden werden uitgevoerd.
OUVERTURE von de Opero :eursoutke, ven M.
von Weber, uit te totiren
door alle
medewerkende Leden der Maatschappij.
erfstellingen en legaten en van schenkingen wordt een Vast Fonds gevormd dat rentedragend wordt belegd. Het resultaat van al deze revenuen en van overheidssubsidies is dat in 100 jaar ruim fl. 1,16 miljoen aan bejaarde en zieke leden en hun weduwen en wezen is uitgekeerd. Door invoering van de Algemene Ouderdomswet in 1957 en alle andere sociale voorzieningen is een beroep op deze vorm van liefdadigheid niet meer gerechtvaardigd. Op 11 maart 1970 besluit het bestuur de activiteiten van de maatschappij te beëindigen, het laatste Caecilia-concert vindt plaats op 15 oktober 1970. De drie schilderijen die in 1866 door P.F. Greive van de drie oprichters Stumpff, Van Bree en Hansen werden gemaakt gaan in eigendom over op de NV het Concertgebouw. Ze hangen in de bovengang ter herinnering aan de Maatschappij Caecilia die haar partij 140 jaar lang heeft gespeeld in de 'Ontwikkeling van Amsterdam tot Muziekstad'. Dirigenten die belangeloos hun medewerking aan de concerten in de loop der jaren hebben verleend waren J.B. van Bree (in de periode 1841-1856), F.B. Bunte (1858-1864), Joh. Verhuist (1864-1886), Daniel de
Lange (1886-1889), Henri Viotta (1889-1896), Willem Mengelberg (1897-1945), Eduard van Beinum (19471959) en Bernard Haitink (1961-1970).
hymne, talrijk zijn de fresco's, mozaïeken, schilderijen en tekeningen die van haar zijn gemaakt en in Rome is zelfs een basiliek aan haar gewijd.
Mengelberg liet zich nog wel eens vervangen onder andere door J. Martin Heuckeroth, Cornelis Dopper, Karl Muck, Max Fiedler, Louis Zimmermann, Pierre Monteux, Eduard van Beinum, Bruno Walter en Joh. den Hertog.
Bronnen:
Dit alles als het gevolg van het idee dat een muzikant (waarvan alleen maar de naam en een geschilderd portret bekend zijn) in 1840 had om een sociaal fonds te stichten ten behoeve van zijn behoeftige en door
Johan Krediet Verslag over honderd jaar Maatschappij Caecilia 18411941 Historie en Kroniek van het Concertgebouw 1888-1988 Gedenkboek Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst 1829-1929
ouderdom niet meer tot optreden in staat zijnde medebroeders. Hoeveel glorieuzer verging het Willem Drees met zijn Wet ouderdomsvoorziening. De volksmond sprak nog lang over 'Vadertje Drees' of zei: 'Ik trek van Drees'. Iets dergelijks geldt voor St. Caecilia. Zij wordt nog steeds jaarlijks op 22 november herdacht als patrones van de muziek. Veel koren en muziekgezelschappen, vooral in het zuiden van het land (menig harmonie is naar St. Caecilia vernoemd), geven die dag een concert of maken er op een of andere wijze een gezellige avond van. Henri Purcell (1658-1695) schreef een aan haar gewijde
26
Voorbeschouwing Gustav Mahlers Derde symfonie
WHAT THE UNIVERSE TELLS ME T
oen dirigent Bruno Walter Mahler eens opzocht in zijn connponeerhuisje in de bergen van Oostenrijk, zei Mahler: "U hoeft hier helemaal niet meer rond te kijken, ik heb het allemaal al hierin opgeschreven", wijzend
op de partituur van zijn derde symfonie. De symfonie waarvan Amsterdam bijna de wereldpremière onder Mengelberg had mogen beleven.. Honderdvijftig jaar na de geboorte van Gustav Mahler en kort na het Darwinjaar geeft ons lid ds. Wim Brouwer aandacht aan een symfonie van Mahler waarin de schepping zich in allerlei facetten laat horen. Mahlers Derde laat zich beluisteren als een spirituele reis die begint bij de 'dode' natuur, om via planten, bloemen, dieren, mensen en engelen uit te komen bij een universele goddelijke liefde. Op deze reis wordt de schoonheid van de natuur hoorbaar, maar ook haar dreigende kracht. Centraal staat de vraag naar de plaats van de mens in dit alles. Mahler is duidelijk beïnvloed door de geest van zijn tijd waarin naast Darwin ook veel andere wetenschappers dachten in termen van groei en ontwikkeling. Mede aan de hand van delen van de film What the universe tells me die over deze symfonie is gemaakt, verdiepen we ons in deze muziek van Mahler. In de eerste week van februari wordt de Derde in het Concertgebouw te Amsterdam uitgevoerd door het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Mariss Jansons, De beschouwing van deze symfonie vindt plaats op donderdag 14 januari 2010 van 20.00 tot 22.15 uur in De Kleine Kerk of De Aanbouw, Rijksstraatweg 129, te Duivendrecht. Voor deze avond wordt alleen een vrijwillige bijdrage gevraagd in verband met de bestrijding van de onkosten van de reader. Wel gaarne vooraf opgeven dat men komt. Dat kan telefonisch via (020) 695 5137 of per e-mail naar
[email protected].
Nog steeds staat de Chase als 'Historisches Chalet' te koop op de website van Ginesta Immobilien ('Wir lieben das Besondere9 voor ZwFr. 980.000,- (ruim € 600.000,-). Met velen bewaart ook Paul Zander, een achterneef van Mengelberg, bijzondere herinneringen aan de Chasa in het Zwitserse Zuort. Een artikel in Elsevier van 11 juli 2009 prikkelde hem tot de volgende redactionele bijdrage.
AFSCHEID VAN DE CHASA Wie was Willem litengelbere? •
27
Te koop: de Chasa Mengelberg (Elsevier, 11 juli 2009) Deze kop zegt ons niets nieuws meer, herinnert ons slechts voor de zoveelste keer daaraan, dat de geschiedenis van de Chasa Mengelberg na bijna een hele eeuw voorgoed een einde heeft gevonden. Bijna honderd jaar, wie had dat ooit voor mogelijk gehouden? Drie generaties Mengelberg hadden in die tijd op de Chasa kunnen wonen en leven, maar het is bij één gebleven. Willem Mengelberg stierf er 1951 kinderloos, hoewel hij eigenlijk, volgens eigen zeggen, zeven kinderen had willen hebben. Maar dat lag minder in het levenspatroon van Tilly Wubbe, die op de Chasa trouwens Tante Madame werd genoemd, aangezien zij zichzelf op haar visitekaartjes Madame Willem Mengelberg noemde. De Chasa en Hof Zuort waren haar sowieso suspect, omdat zij van mening was, dat je niet boven een mestvaalt kon wonen. De bovengenoemde bijdrage van de Elsevier-redacteur Jelte Wiersma, aangevuld met dagboekherinneringen van zijn tante Joukje Magnin-Wiersma, die in de zomer van 1972 als 'meid en kok' onder tante Ellie Bysterus Heemskerk op de Chasa had gediend, deed een hele portie eigen herinneringen weer levendig worden. Ik dook in mijn agenda's om te zien of ik in dat jaar misschien de Haustochter Joukje — een aardigere, Zwitserse versie van het plompe Nederlandse woord
'meid' — toevallig op de Chasa had ontmoet, maar nee hoor: in de zomer van 1972 had ik juist mijn verhuizing naar Ettlingen in Baden enigszins goed achter de rug, toen stonden eerder toeristische trips in Nordschwarzwald en over de grens naar de Elzas op de voorgrond. Zodoende ben ik pas op 18 juni 1973 weer naar Zwitserland vertrokken om vanaf 27 juni wederom twee weken rondom Gesamt-Zuort rond te toeren. Het hoogtepunt was toen wel de grote dagtocht: S-charl Alp Praditschol-Fuorcla Funtana da S-charl - Minschuns! Destijds was ik nog alpinist. Ik begon daarnet echter met het dagboek van Joukje Wiersma en haar herinneringen aan 'elke dag vakantie in de Chasa Mengelberg'. Toen ben ik eens gaan kijken wat andere gasten in de nazomer van de vele Chasaseizoenen, toen tante Ellie allang het heft aldaar uit handen had gegeven, in Zuort hebben beleefd en wat voor ervaringen en indrukken zij daar hebben opgedaan. Zo kwam ik het allereerst terecht bij Pauline Micheels die, zoals bekend, in deel Ivan de in 1988 verschenen HISTORIE EN KRONIEK VAN HET CONCERTGEBOUW EN HET CONCERTGEBOUWORKEST 1888-1988 het hoofdstuk 'Het Concertgebouw gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945)' heeft geschreven. Zij bezocht in juli 1995 voor de eerste (en laatste) keer de Chasa Mengelberg. Over haar toenmalige indrukken schrijft zij in het gastenboek:
droegen 66k zeer veel bij tot de fantastische sfeer en woorden schieten te kort voor de creativiteit van Joke die met hulp van Ida de meest wonderbaarlijke culinaire hoogstandjes wist te produceren in een oneindige variëteit (...)." Geen wonder, dat Frits en Tony Straesser in de zomer van 1999 hun bezoek aan de Chasa herhaalden. De genoemde Joke is de dochter van Adriaan van Woudenberg, die destijds als gastheer op de Chasa optrad. Wanneer ik vanaf 1998 zeven jaar in het gastenboek terugblader dan zie ik dat Frits Straesser in de zomer van 1991 samen met zijn jongste broer Wim Straesser (de bekende cellist uit het Koninklijk Concertgebouworkest die in maart van dit jaar afscheid nam), inderdaad eerder op de Chasa was. Wat Wim hier bericht, dekt zich met een soortgelijke belevenis van Jou kje Wiersma op haar 'rampdag' van donderdag 20 juli 1972 bijna woordelijk: "Kwam aanrijden, niets vermoedend, en stond voor een gapende afgrond, grote stukken van het pad weggeslagen en géén bruggen meer, geen spoor van te zien. Terugrijden naar Sent, zoeken naar het juiste pad in Val Sinestra, daarna lang sjouwen met cello en bagage door regen en duisternis.
Uitzicht vanuit de Chasa
28 "Een huis als dit, zo goed in stand gehouden, ademt ontegenzeglijk de sfeer van zijn vroegere bewoner. De kamers, de meubels, de kunstvoorwerpen, de boeken. Het voegt iets toe aan al die archiefstukken - die brieven, knipsels en andere documenten - die in de afgelopen twintig jaar door mijn vingers gingen. Het vervolmaakt het beeld. - Ik ben de Stiftung dankbaar dat men mij alsnog toestemming gaf de Chasa te bekijken. En Adriaan van Woudenberg dank ik voor zijn enthousiaste en hartelijke ontvangst en rondleiding. En zijn geweldige kinderopvang!" (Zo staan dan ook de namen van Abel en Fabian inderdaad in het gastenboek!) Maar ware het niet misschien juister geweest wanneer Pauline Micheels de Chasa had bezichtigd voordat zij met het schrijven over Willem Mengelberg was begonnen? In juli 1998 bezocht een der kleinzoons van Willem Mengelbergs zuster Helena (Lena) Straesser-Mengelberg (1872-1903), de architect Frits Straesser met zijn echtgenote Tony Lindijer de Chasa. Over zijn weerzien met Zuort schrijft hij: "Weer voor het eerst terug na zeven jaren heb ik weer ervaren hoe geniaal mijn oudoom Willem was, niet alleen in muzikaal maar ook in geografisch opzicht. Wat een vondst om op deze plek zo'n huis neer te zetten als de Chasa. Wat een visie ! - Ik heb hier een heerlijke tijd gehad, vol met sportieve, culinaire en sociale hoogtepunten. Met dank aan de wandelmaatjes (...), zij
Het is ook moeilijk om weer weg te gaan (zoals altijd). Wat een rampjaar had kunnen worden door natuurgeweld (...), werd een topjaar dankzij de lokale bruggen- en wegenbouwers en dankzij de onbaatzuchtige kookliefde van Wendy en Joke (...)." Toen Wim Straesser in de zomer van 1990 afscheid van Zuort nam, dichtte hij, in navolging van het oudprotestantse tafelgebed van de familie Mengelberg, zijn eigen, persoonlijke Zuort-gebed:
Lieber Gott, ich Liftte Dich, Segne dieses Haus und mich, Dass ich immer wiederkomme, Jedes Jahr und leden Sommer, 's Ist hier wie das Parodies, Himmlisches Leben ist's gewissi Thans wordt dit gebed in Zuort niet meer verhoord! Het originele tafelgebed, dat niet alleen op de Chasa voor elke maaltijd werd gebeden, maar in mijn jeugd ook thuis bij mijn oudoom en oudtante Hein en Maria (Mootje) de Jong-Mengelberg in Scheveningen, stamt nog uit Keulen, waar Willem Mengelbergs grootouders, Edmund en Katharina Mengelberg-Leininger, een protestants gezin vormden:
Lieber Gott, ich hitte Dich, Segne diese Speis und mich, Dass ich nimmer Dich vergesse, Wo ich immer trink und esse. Steh mir bei zu aller Zeit, Jetzt und in der Ewigkeit. Amen.
Uiteraard hoort hierbij ook nog een dankgebed na tafel:
gehore heeft gebracht."
FQr genossene Speis und Trank Nimm, o Gott, nun meinen Dank, Dass auch ferner Deine Gaben Meinen Leib und Seele laben. Dass ich nur zu Deinem Ruhm, Leb und sterb im Christentum.
De echtgenote van Frits Straesser, Tony Lindijer, dichtte destijds, geheel in de geest van Onkel Hausfrau (zoals Willem Mengelberg op de Chasa werd genoemd):
inspiratie leverde om de beide oude Mengelbergse tafelgebeden aan de vergetelheid te ontrukken door
Altijd heerlijk hier te zijn, De drie-sterren-maaltijden en de wijn, Interessante gesprekken met mensen, Bergen, bloemen, stijgen, dalen, Verre uitzichten en verhalen, Meer kan men zich niet wensen.
deze hier in extenso nog eens op papier te zetten. Dat vader Wilhelm Mengelberg, door ons allen tot op de dag van vandaag Grosspapa genoemd (ook al is hij onze
Dit was nu eigenlijk precies datgene wat de gast op de Chasa Mengelberg hoopte te vinden. Dat gold niet alleen
Ik ben Wim Straesser echt dankbaar, dat hij mij de
overgrootvader), in het jaar 1855 in de Jezuietenkerk te Keulen samen met zijn oudere broer Philipp en zijn jongere broer Otto als 18-jarige tot het Roomskatholieke geloof converteerde, veranderde niets aan deze oude protestantse tafelgebeden. Het zij mij veroorloofd hier nogmaals Frits Straesser te citeren, aangezien zijn herinneringen belangrijk zijn voor de Mengelbergse familiegeschiedenis en tevens voor de biografie van Willem Mengelberg. In juli 2001 schrijft hij
voor mijn neven Frits en Wim Straesser en anderen, maar evenzeer voor mij: wij waren in Zuort niet alleen bij onze oudoom Willem te gast, maar ook bij onze overgrootouders Wilhelm en Helena MengelbergSchrattenholz, in een sfeer die uit hun huis Maliebaan te Utrecht kwam. Huis Maliebaan en Chasa Mengelberg waren tweelingen, qua inrichting, kunstverzamelingen, sfeer en de complete ambiance. Ik voelde mij er meer
in het gastenboek: "Hier iets teruggevonden van de sfeer die sprak uit mijn vaders verhalen over zijn jeugd (1902-1919), doorgebracht in het huis van Grosspapa en Grossmama Mengelberg op de Maliebaan in Utrecht, waar hij als kleine jongen Mahler heeft meegemaakt toen deze met Oom Willem een bezoek aan Utrecht bracht. De vader van Frits en Wim Straesser was Friedrich (Friedel) Straesser (1901-1972), de oudste zoon van de reeds genoemde Helena (Lena) Mengelberg en Prof. Ewald Straesser, componist en hoogleraar in de compositieleer aan de Wurttembergische Hochschule fur Musik te Stuttgart, wiens composities Willem Mengelberg graag met het Concertgebouworkest ten
Bagagelabel voor gasten van Onkel Haus rau
.awn.wwwaa.1".._
ab
De Chasa in juni 2007
dan een halve eeuw thuis, opgenomen en rustend in de familie. Wij hebben allen samen, nu 'Zuort' voor ons niet 30 meer bestaat, veel verloren! Wim Straesser schreef ten afscheid (op 5 augustus 2002): "Wat een heerlijke tijd heb ik hier weer gehad ! Alles werkte mee, het weer was ongewoon schitterend, bijna alle dagen stralende zon. Fantastische wandelingen gemaakt, waaronder weer eens de Fimberpass. Vele oude vrienden opnieuw ontmoet, nieuwe vrienden gemaakt, boeiende en sprankelende gesprekken in Duits, Engels en Nederlands. Extra bijzonder was ook om hier te zijn met Frits en Tony (broer, schoonzus). De sfeer was dit jaar wel buitengewoon harmonisch. Het was ook heerlijk om 's morgens in alle rust cello te kunnen studeren en de Bach-Cello-Suites weer eens grondig aan te pakken. Het resultaat daarvan kon ik een paar keer laten horen, en zelden had ik een aandachtiger publiek! Veel dank daarvoor! Het voelt ook heel bijzonder om in dit huis van mijn beroemde oudoom Bach te kunnen spelen, een componist waar hij ook zo veel van hield. Dank aan Oom Willem, dat we na 50 jaren nog steeds mogen genieten van deze ongelooflijke plek, dit huis met deze sfeer (...)." Toen ikzelf op 15 juni 2007 definitief afscheid nam van Chasa Mengelberg, Hof Zuort en de stille Marienkapelle, ging ik een laatste keer nog eens rondom de Chasa. In elke hoek en in elke spleet zie je herinneringen. Toen zag ik opeens onder het keukenterras, waar de vaste plaats zum Holzmachen was (de Chasa kon immers slechts met hout worden gestookt) een heel profane herinnering aan Willem Mengelberg liggen, een helaas lege wijnkist van het Weingut Peter Nikolay in urzig aan de Moezel, quasi
als een stuk wrakhout. Orzig, dat was op Mengelbergs jeugdige Paas-fietstochten langs de Moezel met zijn vriend Charles Boissevain het hoogtepunt van de trip, want hier groeit een van de meest befaamde Rieslingwijnen van de Moezel, de Clrziger Wurzgarten, die de favoriete huiswijn van de Chasa werd. Eén keer had ik het voorrecht deze wijn aan de bron, in urzig zelf, te kunnen verkosten toen ik eind juli 1954 samen net mijn zuster Marlies eenzelfde Moezeltocht maakte. Nu zijn dit soort herinneringen voorgoed geschiedenis. Onherroepelijk! Laten wij er niet meer bedroefd over zijn. Laten wij liever nog even terugdenken aan Gustav Mahlers Lied von der Erde:
Der Abschied Ich geh', ich wandre in die Berge, ich suche Ruh', Ruhe fur mein einsam Herz. Paul Zander Noot:
De citaten zijn ontleend aan: Chasa Mengelberg, Gastebucher, Band III (juni 1979 - september 1995), Band IV (juli 1998 - september 2004), mij welwillend toegankelijk gemaakt door Adriaan van Woudenberg, waarvoor mijn speciale dank. Deze gastenboeken liggen sedert 2009 in het Willem Mengelberg Archief, Nederlands Muziekinstituut, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. Adriaan van Woudenberg beëindigde zijn engagement voor de Chasa Mengelberg, samen met zijn dochter Joke, op 27 augustus 2004 (afscheidsbrief in het laatste deel der gastenboeken), terwijl ikzelf mijn schrijfwerk aldaar op 23 september 2004 had voltooid.
He
••••
Wat 'n goed voornemen voor 2010! Iemand het lidmaatschap van de
•
Willem Mengelberg Vereniging cadeau doen
(Bestel een voucher bij het secretariaat!)
•
kf
(1).z gegm ens mailen naar unit Ulp/a nem,' of deze coupon siuren tient Ill't secretariaat
Willem Mengelberg Vereniging 1 ficrbi) deel ik o mede de lieer/mevrouw
Gefeliciteerd!
arschap van de kk illem M'engerberg Vereniging. Ik heb daaruit' 12.30 overgemaakt op girorekening I C5802 rn.r. dr Willem Mengelberg Verrotging, Naam:
1 lanihrkeiling