Gebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente
Memorie van Antwoord & Toelichting Voorinspraak conceptgebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente, Tevens voorstel tot wijziging conceptgebiedsuitwerking LOG
(De waarheid moet zijn als een berg die men beklimt, duister en veeleisend)
Versie: 13 maart 2007 Status: definitief
1
Voorwoord. Binnen het grondgebied van de gemeente Hof van Twente zijn vijf zogenaamde LOG’s (landbouwontwikkelingsgebieden) aanwezig die hun grondslag vinden in Reconstructieplan Salland-Twente, verder Rcp. Volgens het Rcp is een LOG een ruimtelijk begrensd gedeelte van het reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuw vestiging van intensieve veehouderijen. Het Rcp kent geen rechtstreekse werking maar dient te worden geconcretiseerd via de gemeentelijke planologie, m.a.w. in het bestemmingsplan. Om de opgave voor de LOG’s te concretiseren is besloten om een gebiedsuitwerking als bedoelt in het Rcp te maken. Voor u ligt een verantwoording en overzicht van de stand van zaken op dit moment in de vorm van een Memorie van Antwoord en Toelichting, (verder MvA&T) op de voorinspraak van de conceptgebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente. De MvA&T is tevens een voorstel tot wijziging van de conceptgebiedsuitwerking LOG’s. Het doel van de MvA&T is om de lezer een overzichtelijk en duidelijk inzicht te geven over de koers die afgelopen maanden is gevaren. Voorliggende MvA&T wordt u van harte aangereikt als voorstel tot verdere besluitvorming over de gebiedsuitwerking voor de LOG’s. Als voorliggende MvA&T u aanspreekt wordt u verzocht om van de inhoud kennis te nemen en met de MvA&T in te stemmen. Geeft de MvA&T u daartoe aanleiding dan staat de uitnodiging dat u uw opvattingen en suggesties kenbaar maakt gedurende de officiële inspraakprocedure.
2
Inhoudsopgave Samenvatting;
-005-
Inleiding:
-008-
Deel A: informatie en inventarisatie
-009-
Paragraaf 1. bestuurlijk en politiek overleg: 1.1. ten geleide 1.2. workshop LOG d.d. 15-2-2007 1.2.1 thema milieuruimte, autonome groei en afstand 1.2.2 stoppers en burgers 1.2.3 landschap en erf 1.2.4 instrumenten en regelingen 1.2.5 plenaire terugkoppeling 1.3 Overleg d.d. 7 december 2006 1.3.1 mededelingen portefeuillehouder 1.3.2 presentatie door P. Ziel Royal Haskoning 1.3.3 presentatie door F. Righart Royal Haskoning 1.3.4 verder proces 1.3.5 stand van zaken varkenscluster J. Pegge 1.3.6 rondvraag en w.v.t.t.k 1.4 verslag raadsvergadering d.d. 12-12-2006 1.4.1 inleiding stand van zaken, VVMn (dhr. Poortman) 1.4.2 inleiding door portefeuillehouder 1.4.3 toelichting Royal Haskoning op onderzoeken 1.4.4 ontwikkelingen plannen varkenscluster 1.5 startbijeenkomst LOG, d.d. 28-9-2006 1.6 informatiebijeenkomst, d.d. 30-1-2007 1.7 verslag raadsvergdering d.d. 15-2-2007 1.7.1 spreekrecht burgers 1.7.2 presentatie proces visie ontwikkeling door wethouder 1.7.3 presentatie de heer Willms Royal Haskoning 1.7.4 beantwoording vragen door wethouder Sijbom
-009-009-009-009-011-012-012-015-015-015-016-017-017-018-018-019-019-021-022-026-028-031-031-031-034-035-039-
Paragraaf 2. overleggen met verenigingen, stichtingen, e.a. 2.1 ten geleide 2.2 buurtkring Zeldam 2.2.1 algemene opmerkingen 2.2.2 overige opmerkingen 2.3 stichting Perspectief Elsenerbroek 2.4 buurtkring Wiene 2.5 buurtkring Buren, burgers, buitenlui 2.6 verslag overleg d.d. 24-11-2006 2.7 Stichting Gezinsbedrijf Plus, d.d. 15-2-2007 2.8 provincie Overijssel, pre-advies concept visie
-041-041-041-041-042-042-043-044-055-057-059-
3
Paragraaf 3. correspondentie met particulieren 3.1 ten geleide 3.2 Mts. Hargeerds, Groenlandsdijk te Markelo 3.3 Holland Genetics, Zomerweg te Ambt Delden 3.4 A. Leuveld, Bentelosestraat te Bentelo 3.5 H. Timmerman, Platenkampsweg te Markelo 3.6 J.A.J. Timmerman, Slaghekkenweg te Markelo 3.7 gesprekken door gebiedsmanager
-061-061-061-063-064-065-065-065-
Paragraaf 4. nieuwvestigers en principeverzoeken 4.1 ten geleide 4.2 nieuwvestigers in LOG’s 4.2.1 procedure 4.2.2 aangehouden aanvragen om nieuwvestiging 4.2.3 principe verzoeken 4.3 verzoek BBL/DLG/provinvie 4.3.1 varkenscluster 4.3.2 perceel Slagboomsdijk/Plasdijk 4.3.3 e-mail de heer Pegge en ambtelijke reactie provincie
-066-046-066-066-066-067-069-070-071-072-
Deel B: Conclusies Paragraaf 5. Conclusies 5.1 ten geleide 5.2 algemene conclusies 5.3 specifieke conclusies
-075-075-075-075-075-
Deel C:Antwoorden en voorstellen Paragraaf 6. aanbevelingen en antwoorden 6.1 ten geleide 6.2 verdere afhandeling aangehouden aanvragen 6.3 afhandeling verzoek BBL/DLG/Provincie 6.4 afhandeling verzoek handhaving bestemmingsplan 6.5 behandeling vragen, zienswijzen en pre-adviezen 6.5.1 pre-advies provicie 6.5.2 milieu-inventarisatie 6.5.3 cluster intensieve veehouderij 6.5.4 Holland Genetics 6.5.5 Actief grondbeleid 6.5.6 mail J. Pegge en reactie provicie daarop 6.5.7 workshop en raad, d.d. 15-2-2007 6.6 voorstellen schrappen teksten kopnotitie LOG 6.7 voorstellen toevoegen teksten kopnotitie LOG 6.8 voorstel afhandeling beroep Klein Twennaar 6.9 overgangsrecht MvA&T versus kopnotitie LOG
-076-076-076-076-077-078-078-078-080-080-081-081-082-082-090-090-096-097-
Bijlage 1. Bijlage 2.
-097-098-
Inspraakprocedure Plan Mer
4
Samenvatting. Medio 2006 is begonnen met het opstellen van een visie voor de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) in Hof van Twente. Het doel is om een aantal kwalitatieve criteria te hebben aanvullend aan reeds aanwezige criteria in de vorm van bestaande beleidsnota’s om zodoende gewenste ontwikkelingen in de LOG’s te kunnen stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegen te kunnen houden. Medio februari 2007 is een eerste conceptvisie in de vorm van een kopnotitie besproken met politiek, burgers en belangengroeperingen. De bijeenkomsten tezamen met de reacties over de LOG aanpak over de afgelopen maanden heeft ertoe geleid dat ten behoeve van concrete besluitvorming, een soort “voorinspraakverslag”is gemaakt in de vorm van een memorie van antwoord en toelichting (MvA&T). Voorliggende MvA&T bevat tevens voorstellen tot aanpassing van de kopnotitie. Uit het proces tot nu toe kunnen een aantal conclusies worden getrokken. Een eerste conclusie is dat er onduidelijkheid bestaat over de “status” van de concept gebiedsuitwerking en dat die onduidelijkheid heeft geleid tot vele zienswijzen die voorkomen hadden kunnen worden. De gebiedsuitwerking voor de LOG’s bevat geen concrete beleidsbeslissingen die ‘bestaande” rechten aantasten. Er is geen sprake van beperking van het bestaand legaal (dus toegestaan volgens het bestemmingsplan en milieuvergunningen of – meldingen) gebruik van gronden en opstallen of beperking van mogelijkheden die de huidige bestemmingplannen toestaan. Indien activiteiten worden verricht die afwijken van hetgeen het bestemmingsplan en milieuvergunningen toestaan is sprake van overtreding van wet- en regelgeving en kan daarop worden toegezien via handhaving. Een tweede conclusie is dat uit de diverse overleggen – zowel politiek-bestuurlijk als privaat – nadrukkelijk wordt gegaan voor (her)gebruik van bestaande (niet meer) in gebruik zijnde agrarische bouwkavels boven het toestaan van nieuwe bouwblokken op veldkavels. Een derde conclusie is dat het in de conceptgebiedsuitwerking aanwezige kaartmateriaal en dan met name het “omcirkelen” van adressen veel vragen en inspraakreacties heeft opgeroepen. Daarbij wordt menigmaal de grootte van de milieucirkel en het ontbreken van een milieucirkel ter discussie gesteld. Een laatste algemene conclusie is dat er twijfels bestaan over hoe de zoeklocaties voor nieuw vestiging van intensieve veehouderijen tot stand zijn gekomen. In diverse bijeenkomsten alsmede in diverse schriftelijke correspondentie valt op dat er verschillend wordt gedacht over de omvang van bestaande en nieuwe agrarische bouwkavels. Een verder aspect die uit de voorinspraak zich heeft aangediend is dat er onvoldoende faciliteiten beschikbaar zijn om maatwerk te kunnen leveren. Bestaand instrumentarium is deels wel toereikend, maar schiet ook tekort, zo zou de RvRregeling ook inzetbaar moeten zijn binnen de LOG’s. Er dient antwoord te komen op de vraag of de gemeente ook een meer actievere grondpolitiek zou moeten voeren. Er zou een anti-speculatiebeding moeten worden opgenomen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van veldkavels; dus geen goudzoekers en free-riders gedrag. Ook wordt aangegeven dat meer nadruk zou moeten liggen op bestaande natuurwaarden en dat het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan een veel prominentere rol verdient. LOP=LOG? Nadrukkelijker dient antwoord te worden gegeven op de vraag of een varkenscluster meerwaarde heeft, o.a. mestverwerking, gezondheid, verkeersbewegingen, en … Ook worden twijfels gezet bij het inplaatsen van intensieve veehouderijen in maagdelijke gebieden tussen bestaande varkenswegen.
5
De vele vragen en zienswijzen uit diverse bijeenkomsten zijn beoordeeld en voorzien van een reactie. De conclusies alsmede de gestelde vragen en de antwoorden daarop geven reden tot aanpassing van de kopnititie LOG d.d. 2-2-2007. Dit in de zin van het schrappen van (delen van) teksten en het toevoegen van nieuwe teksten. Daarbij gaat het om het laten vervallen van teksten en figuren met betrekking tot milieuruimte, om ontwikkelingsbeelden voor de 5 LOG’s en teksten met betrekking tot bouwblokoppervlakten. Het schrappen wordt voorgesteld vanwege achterhaalde wetgeving (geurhinder) en omwille van toepassen van een meer objectieve benadering van ontwikkelingsmogelijkheden. Voorgesteld wordt uit te gaan van de plankaarten behorende bij de bestemmingsplannen buitengebied. Dit omdat uit de milieu-analyse blijkt dat de milieuruimte wel eens niet de beperkende factor kan zijn en er nog onzekerheid is over de uitleg van de gevolgen van de Habitatrichtlijn en het interim toetsingskader voor natuurbescherming dat door het Ministerie van LNV thans wordt voorbereid. Voorgesteld wordt om een aantal teksten toe te voegen. Enerzijds betreft het, het opnemen van een stuk uit het Reconstructieplan Salland-Twente over ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij, b.v. middels intensieve samenwerking in de vorm van een cluster. Daarvoor zullen dan nadere (proces) afspraken moeten worden gemaakt of en hoe die samenwerking vorm zou kunnen krijgen. Ook wordt voorgesteld om een stukje op te nemen uit een ambtelijke werknotitie van de provincie Overijssel over de ontwikkeling van de intensieve veehouderij in Overijssel en meer specifiek in de Hof. Met de handelswijze wordt invulling gegeven aan de toezegging dat een PM post in de kopnotitie LOG nog zou worden ingevuld. Tot slot is het voorstel om de beschrijving van bouwblokgrootte en ontwikkeling tekstueel en inhoudelijk aan te passen. Uitgangspunt is een bouwblok van 2 ha of zoveel groter als reeds aanwezig, een afstand van 250 meter tussen nieuwe bouwblokken met een vrijstelling om 25 meter over de grens van het bouwblok te gaan (is reeds bestaand beleid in bestemmingsplan buitengebied Markelo). Dit betekent dat de afstand tussen nieuwe bouwblokken nooit kleiner wordt dan 200 meter en dat via de vrijstellingsmogelijkheid een bouwblok kan groeien tot ca 3 ha; dit sluit aan bij de maximale grootte uit het Reconstructieplan Salland-Twente. Betreffende aangehouden aanvragen om milieuvergunning om nieuwvestiging luidt het voorstel om de milieuvergunningprocedure verder te doorlopen; dit omdat milieuvergunningen niet kunnen worden verleend of geweigerd uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit. Bij het behandeling van de aanvragen wordt een prioritering voorgesteld en wel: - eerst aanvragen om vergunningen van intensieve veehouderijen uit de Hof van Twente gelegen in extensiveringsgebieden; - aanvragen om vergunningen van intensieve veehouderijen van buurgemeenten gelegen in extensiveringsgebieden/EHS. Dit vanwege de gezamenlijk ondertekende bestuursovereenkomst Reconstructieplan SallandTwente; - aanvragen om nieuwvestiging van gemengde veehouderijen in Hof van Twente die willen ontmengen en de intensieve veehouderijtak willen ontwikkelen op eigen veldkavels in LOG’s; - overige aanvragen In voorliggende MvA&T is daarnaast een overzicht opgenomen van principe verzoeken. De rol van de gebiedsmanager is versterkt met name zijn rol als tussenen vertrouwenpersoon om vraag en aanbod naar vrijkomende bestaande locaties beter te matchen.
6
Ook is er het voorstel om in de paragraaf over koerspunten en ontwikkelingskader een subparagraaf toe te voegen over een actievere aanpak op het gebied van grondbeleid; het betreft dan een aanzet tot een soort anti-speculatiebeding met boeteclausule Het concrete algemene toetsingskader (koerspunten/ontwikkelingskader) voor de LOG’s luidt als volgt: • bedrijven krijgen in beginsel een bouwblok van 2 ha met een vrijstellingsbevoegdheid tot overschrijding van het bouwblok met 25 meter (dus nooit kortere afstand dan 200 meter tussen nieuwe bouwblokken met maximaal bouwblok van ca 3 ha en breedte van ca 100 meter); • voorkeur naar hergebruik van bestaande vrijkomende locaties gaat voor het toekennen van nieuwe boublokken waarbij de gebiedsmanager een sleutelpositie vervult als intermediair/vertrouwenspersoon tussen vraag en aanbod; • LOG = LOP, met andere woorden het LOP is een stevig toetsingskader; • Er wordt met name aandacht besteed aan het voorkomen van speculatie van het “vergouden” van veldkavels via een soort anti-speculatiebeding met boeteclausule; • Er is sprake van prioritering van oplossen van knelpunten waarbij eerst naar knelgevallen in Hof van Twente wordt gekeken, dan naar knelgevallen in extensiveringsgebieden en EHS in buurgemeenten (gezamenlijke afspraak vanuit de bestuursovereenkomst reconstructie), dan naar wensen van bedrijven binnen de gemeente om te ontmengen en tot slot overige aanvragen; • Voor ontwikkelingsmogelijkheden wordt primair gekeken vanuit planologisch oogpunt en minder vanuit milieunormen omdat laatste naar het zich laat aanzien niet vaak de beperkende factor zullen zijn; • Uitgangspunt is het algemeen toetsingskader met een escape om te kijken naar mogelijkheden om maatwerk te leveren per LOG en per concreet verzoek; • Naast de koerspunten en ontwikkelingskader wordt onverkort vastgehouden aan reeds geformuleerd beleid zoals te vinden in b.v. het LOP, de Welstandsnota, Waterplan Hof van Twente en het gemeentelijk milieubeleidsplan. Er is een overgangsregeling opgenomen dat de tekst in voorliggende MvA&T voorgaat op de kopnotitie LOG indien de tekst uit de kopnotitie afwijkt van de tekst in de MvA&T. In bijlage 1 is een voorstel opgenomen om voor definitieve vaststelling van de gebiedsuitwerking een aparte inspraakprocedure te volgen op basis van de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke inspraakverordening. In bijlage 2 is de vraag gesteld en beantwoord of voor de gebiedsuitwerking LOG’s en de vertaling ervan in de partiële herziening van de bestemmingsplannen buitengebied – planning najaar 2007 – een Plan Mer zou moeten worden gemaakt of dat het wenselijk is om het te doen. Dit ter voorbereiding van een goede besluitvorming omtrent de aanpassing van de bestemmingsplannen en ter verdere concrete beantwoording van in het voortraject gestelde vragen.
7
Inleiding. Eind 2006, begin 2007 is een concept gebiedsuitwerking LOG’s gereedgekomen via een stappenplan. Gekeken is naar de vraag vanuit de intensieve veehouderij, het aanbod vanuit gebieden en naar een ontwikkelingskader en koerspunten. Het resultaat is een gemeenschappelijke generieke visie voor alle vijf de LOG's met een nadere specificatie per afzonderlijk LOG. Om te kijken in hoeverre de conceptvisie voor de LOG's draagvlak en instemming kan krijgen van de direct belanghebbenden – burgers, bedrijven, diverse belangengroeperingen en politiek – is besloten om de conceptvisie te bespreken. Enerzijds in een workshop met afvaardiging van de raad en afvaardiging van diverse groeperingen en anderzijds met de voltallige gemeenteraad in een opiniërende vergadering. In die vergadering is de uitkomst van de workshop teruggekoppeld en vervolgens hebben de diverse fracties gediscussieerd over de conceptvisie. Voorliggende MvA&T kent de volgende opbouw. In paragraaf 1 is een overzicht te vinden van bestuurlijke en politieke overleggen. Paragraaf 2 gaat over het overleg dat heeft plaatsgevonden met stichtingen en verenigingen en over inspraakreacties van die groeperingen. De volgende paragraaf 3 handelt over gesprekken met particulieren en inspraakreacties van hun zijde. Paragraaf 4 gaat over (principe) vezoeken voor nieuw vestiging van agrarische bedrijven. In paragraaf 5 worden de conclusies op de rij gezet uit de paragrafen 1 tot en met 4. De laatste paragraaf betreft paragraaf 6. Die paragraaf dient te worden gezien als een voorstel tot wijziging van de conceptgebiedsuitwerking LOG ter voorbereiding op de officiële ter visie legging van de ontwerpgebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente. In de paragrafen 1 tot en met 4 zijn de gesprekken niet in chronologische volgorde weergegeven noch is volledigheid nagestreefd over weergave van de gesprekken. Voor zover stukken digitaal beschikbaar waren, zijn die integraal opgenomen. Van correspondentie die niet digitaal beschikbaar is, is een samenvatting gemaakt. De MvA&T heeft, uitgezonderd paragraaf 6, geen beleidsmatige of bestuurlijke status. Indien in de tekst wordt gesproken over hervestiging of nieuw vestiging wordt daaronder verstaan hetgeen daaromtrent is gedefinieerd en of beschreven in bijlage 2 van de Toelichting op het Rcp Salland-Twente. Hervestiging is “de vestiging van een nieuw op te richten of van elders te verplaatsen bedrijf op een bestaand agrarisch bouwblok”. Nieuw vestiging is “in het bestemmingsplan een nieuw agrarisch bouwblok opnemen voor de vestiging van een nieuw van elders te verplaatsen bedrijf of geheel nieuw te starten bedrijf Het vestigen van een agrarisch bedrijf op een bestaande (nog niet agrarische) locatie die wel agrarisch kan worden, wordt eveneens beschouwd als hervestiging.
8
Paragraaf 1. bestuurlijk en politiek overleg. 1.1.
ten geleide.
In deze paragraaf zijn stukken te vinden die betrekking hebben op gesprekken en overleggen op bestuurlijk en politiek niveau. Het betreft dan bijvoorbeeld opiniërende raadsvergaderingen en het gesprek met de provinciale Statencommissie Ruimte en Groen.
1.2
workshop conceptgebiedsuitwerking LOG’s, d.d. 15 februari 2007.
De workshop is gehouden op 15 februari 2007 in het gemeentehuis te Goor en is gestart om 16.00 uur met een welkomstwoord door wethouder Josh Sijbom. Het verzoek aan de aanwezigen was om de discussie op hoofdlijnen te gaan voeren over de in de conceptgebiedsuitwerking LOG’s aangedragen thema’s. De thema’s waren: • Milieuruimte, afstand en autonome groei; • Stoppers en burgers; • Landschap en erf; • Instrumenten en regelingen. De aanwezigen worden verdeeld over de 4 themagroepen en krijgen de gelegenheid gedurende ongeveer een uur met elkaar in debat te gaan over het betreffende thema. In elke groep vindt een korte inleiding plaats over het thema. Dan worden door een “insider” een aantal prikkelende vragen gesteld om de discussie op gang te krijgen. Tijdens de workshop werd kort verslag gedaan van de discussie met daarin opgenomen “witte vlekken en fouten” enerzijds en “hints” anderzijds. 1.2.1 Thema: milieuruimte, autonome groei en afstand. • discussie over nut, noodzaak en wenselijkheid om al dan niet van meet af aan te werken met bouwblokgrootten van 3 ha., voor zowel nieuwe bouwblokken als bestaande bouwblokken; • in conceptvisie is een afstand tussen nieuwe bouwblokken en tussen burgers en nieuwe bouwblokken voorgesteld van 250 meter. Hoe is die afstand tot stand gekomen, waarom niet b.v. 500 of 1000 meter. Een grotere afstand zou uit oogpunt van verkeersbewegingen beter zijn; • geldt de afstand van 250 meter ook voor de bedrijven in het voorgestane varkenscluster aan de Visschersdijk; • er is onvoldoende rekening gehouden met de bestaande landschappen zoals o.a. aangegeven in het gemeentelijk LOP (landschapsontwikkelingsplan); • de focus ligt nu met nadruk op de agrarische sector, in bijzonder de intensieve veehouderij. Aandacht moet er ook zijn voor de bestaande infrastructuur en andere bedrijvigheid; • onduidelijkheid is er volgens een aantal aanwezigen over hoe de zoekgebieden tot stand zijn gekomen; is er een sprake van toeval of is er ook gekeken naar locaties waarvoor nieuwe aanvragen om milieuvergunning zijn ingediend; • het aangeven van cirkels op kaarten kan verwachtingen scheppen, positieve maar ook negatieve. De selectie dient zorgvuldig te gebeuren waarbij ook gekeken moet worden naar de kadastrale situatie;
9
•
• •
• •
• • • • •
• • • • • •
in de conceptvisie is onvoldoende rekening gehouden met, gekeken naar al dan niet toename van infectiedruk door inplaatsing van (clusters van) intensieve veehouderijen en verspreiding van ziektekiemen door de lucht. Vooral de mogelijke consequenties voor bestaande (gespecialiseerde) bedrijven die “nieuwkomers” in de nabijheid krijgen dient helder te zijn; beter zou het zijn om bouwblok voor bouwblok uit te geven en niet alle tegelijk. Sprake van veel stoppers, nu en in de toekomst betekent dat geen nieuwe bouwblokken nodig zijn; de RvR-regeling is mooi maar zou ook in LOG ingezet moeten kunnen worden om oude niet functionele bebouwing te kunnen slopen en te kunnen nieuwbouwen. Het zou makkelijker moeten zijn om bestaande bouwblokken over te nemen en geschikt te maken voor zowel agrariërs uit extensiveringgebieden die weg willen, weg moeten en burgers in LOG die naar de extensiveringgebieden zouden kunnen gaan; er is niet of onvoldoende gekeken naar bedrijvigheid aan de rand van de LOG’s; er is onvoldoende aandacht voor de melkrundveehouderij in verband met het afschaffen van de melkquota. Is er sprake van vergroting van onnatuurlijke concurrentie. In de LOG’s zou geen nieuwe intensieve veehouderij toegelaten moeten worden; de visuele inpassing van nieuwe bedrijvigheid is onderbelicht; onvoldoende is gekeken naar de voortgang van technische ontwikkelingen in relatie tot de noodzaak van verplaatsing van veehouderijen; er is sprake van vrijkomende grond voor de veehouderij. Met dit gegeven zou meer rekening moeten worden gehouden; dus eerst bestaande locaties beter in beeld hebben en dan eventueel pas nieuwe locaties aanwijzen; niet is inzichtelijk wat de werkelijke meerwaarde is van een varkenscluster uit oogpunt van verlaging van de mestdruk per ha bij verwerking van mest binnen de cluster; er liggen wel gezamenlijke afspraken om via het Rcp wat te doen, ook de mogelijkheid voor het ontwikkelen van de intensieve veehouderij. De afweging om groeimogelijkheden toe te staan dienen wel goed doordacht te worden; basis is (her)gebruik van bestaande locaties; in bepaalde delen van de gemeente zijn in het verleden buffers ontstaan tussen een aantal “varkensstraten”; het opvullen van de ruimte daartussen via het LOG vraagt om problemen; in de conceptvisie zit kaartmateriaal die niet correspondeert met de feitelijke situatie; teveel is gedaan vanachter het bureau en te weinig is in het veld gekeken; als er varkenspest zou uitbreken in het varkencluster, wat betekent dat dan voor de bedrijven in de omgeving; in het LOG Wiene zijn de veldkavels per definitie kleiner dan 3 ha., het idee van bouwkavels van 3 ha is dan ook onjuist; er is niet goed gekeken naar een soort “anti-speculatiebeding” om te voorkomen dan veldkavels worden opgewaardeerd en doorverkocht; het bestempelen van bepaalde objecten als een “probleem” grenst aan het onfatsoenlijke zonder voorafgaand contact met de betreffende perceelseigenaar, bewoner;
10
• • • • •
cofinanciering van bestaande kavels is een lastige zaak en er is ook het gegeven dat er meerdere kapers op de kust zijn vanuit andere delen van het land; de gemeente zou moeten nadenken of er voor haar ook een grotere rol ligt op het gebied van grondbeleid; wellicht moet de gemeente een actiever grondbeleid gaan voeren; het clusteren van varkens ligt meer in de lijn van industriële bedrijvigheid en hoort met bijbehorende randverschijnselen (verkeersbewegingen, veterinaire aspecten, etc.) thuis op een bedrijventerrein en niet in het buitengebied; het ware logisch om de intensieve veehouderij niet te versterken in het gebied in het oosten maar om de ruimte te zoeken in het noorden. Het Rijk lijkt een onlogische keuze te hebben gemaakt; communicatie lijkt onvoldoende aandacht te krijgen; een aantal mensen weet wel wat er speelt maar meer aandacht aan infomeren van een breder publiek wordt aanbevolen.
1.2.2 Stoppers en burgers. In de werkgroep is niet sec gekeken naar het thema “stoppers en burgers” maar is een meer globale discussie gevoerd over de conceptvisie. Onderstaande punten zijn tijdens de bijeenkomst naar voren gekomen: • het LOG Elsnerbroek is niet geschikt voor intensieve veehouderij; • geen gebieden op slot zetten waarvan de reikwijdte niet in beeld is; • randen van de LOG kunnen verpauperen door het niet toestaan van nevenactiviteiten; • agrarische bestemming op stoppers handhaven; • door verbreding binnen bedrijven niet toe te staan zijn er meer stoppers; • het kaartmateriaal is niet volledig; • noodzaak om stimuleringsmaatregelen te hebben waardoor op bestaande bouwlocaties intensieve veehouderij kan komen en daardoor geen nieuwe bouwkavels nodig; • gelet op de verhouding agrarische bedrijven en burgerwoningen is het geen optie om hier sterlocaties te maken?; • het geven van fictieve ruimte is onduidelijk; • is er ook sprake van het op gespannen voet staan met andere beleidsvelden zoals recreatie en toerisme; • hoe vindt prioritering plaats van toe te laten activiteiten; te stimuleren activiteiten; • RvR dient onverkort te worden toegepast waarbij er geen nieuwe woningen in de LOG moeten worden toegelaten; • Wat gebeurt er met de echte burgers en is er sprake van waardedaling en vermindering van woongenot; • Er moet wel ruimte worden gegeven voor de intensieve veehouderij, maar waar?; • Reconstructie is een must anders treedt verpaupering op; • Het nee tenzij principe voor nevenactiviteiten is te star en geeft onvoldoende ruimte voor andere bedrijvigheid; • Moet het varkencluster wel of niet apart worden behandeld; • Er zou moeten worden gedacht in termijnen.
11
1.2.3. • • • • • • • • •
Landschap en erf. per geval een erfbeplantingplan maken via burengesprekken; maatschappelijke durf nodig om te wachten op vrijkomende locaties; LOG is gelijk LOP; Veel aandacht nodig voor architectuur van de stallen; Nodig om per (deel)gebied een uitwerking te geven voor de diverse LOG’s; Strak inzetten op handhaving; Openheid is ook gelijk aan landschap; Per LOG is een landschapsplan nodig; Het hebben van een landschapsfonds in een pré.
1.2.4 Instrumenten en regelingen. • instrumenten ontbreken om intensieve veehouderijen op bestaande locaties te krijgen; • de VIV-regeling (verplaatsing intensieve veehouderijen) alleen is niet voldoende; een combinatie van VIV en RvR stuit waarschijnlijk op weerstand van de EU (verboden overheidsteun). Een actieve grondpolitiek zou wellicht soelaas kunnen bieden; • Instrumenten (vergunningen, e.d) kunnen worden ingezet om ongewenste vestiging en uitbreiding te voorkomen; ook uit oogpunt van prijsopdrijvend effect; • Koppeling van erfbeplantingplan aan bestemmingsplan en/of bouwvergunning volstaat voor een goede landschappelijke (erf) inpassing; • Inzetten op blauwe en groende diensten voor het onderhoud van natuur en water; • Voor groenstructuren boven het erfniveau ligt de bal bij de overheid; zo ook voor de infrastructurele werken. Het ILG kan daarbij worden aangesproken; • Een varkenscluster is een vreemde eend in de bijt; het staat niet in verhouding tot de conceptvisie voor de gebiedsuitwerking van de LOG’s. Verslag workshop “instrumenten”. Hieronder volgt het integrale verslag gemaakt van de workshop “instrumenten” opgesteld door Goos Lier van de Saxion Hogeschool.
In de workshop instrumenten en regelingen staat de vraag centraal op welke wijze ‘wij’ (deelnemers aan de workshop) van mening zijn dat de doelen vanuit de kopnotitie bereikt kunnen worden. Er zou geen of zo weinig mogelijk gediscussieerd dienen te worden over de doelen. De achtergrond en de betrokkenheid bij de materie is bij de deelnemers heel verschillend (accountant versus mensen van het plaatselijk belang). Deze verschillen maken het zo nu en dan moeilijk om vast te houden aan de oorspronkelijke vraagstelling. Het verschijnsel varkenscluster vertroebelt enigszins de discussie, aangezien de doelen (250 m afstand en zo veel mogelijk bouwen op bestaande kavels) die wij als een gegeven moeten beschouwen niet in overeenstemming zijn met de uitgangspunten van het varkenscluster. Des al niet te min gaat het in de workshop grotendeels over waar het gezien de doelstelling over zou moeten gaan. Sterker nog, er heerst een vrij grote mate van consensus bij een deelgroep binnen de workshop (betreft inhoudelijk deskundigen, overige deelnemers houden zich op de vlakte). Een korte inleiding is richtinggevend voor de discussie. Er volgt een korte samenvatting van deze inleiding:
12
De kopnotitie geeft heel duidelijk aan wat er moet gebeuren. Intensieve veehouderijbedrijven (liefst uit extensiveringgebieden uit de eigen gemeente) moeten zich gaan vestigen op geschikte (niet te dicht bij woonhuizen en agrarische bedrijven) bestaande kavels in de daar voor aangewezen gebieden (zoekzones) in de landbouwontwikkelingsgebieden. Intensieve veehouderijbedrijven die zich van oudsher bevinden op geschikte locaties in LOG’s kunnen uitbreiden tot 3 ha. En als intensieve veehouderij bedrijven zich gaan vestigen of gaan uitbreiden, dan wordt verlangd dat de landschappelijke inpassing goed is. In bepaalde gebieden vergt een goede landschappelijke inpassing ook ingrepen buiten het erf zelf om. Ook dienen er aanpassingen aan de infrastructuur plaats te vinden, moet er waterberging komen en zijn er plannen voor gezamenlijke voorzieningen voor intensieve veehouders. Opvallend bij het lezen van de kopnotitie is dat er veel min of meer impliciete keuzen worden gemaakt voor verschillende instrumenten. In het bijzonder, lijkt er veel vertrouwen te zijn in het instrumentarium gekoppeld aan de Wet op de ruimtelijke ordening. Creatief wordt de kopnotitie als het gaat om het geven van fictieve milieuruimte aan burgerwoningen die op een voor intensieve veehouderij geschikte plek zitten. Verder zijn er de volgende bepalingen (niet uitputtend): 1. wijzigingsbevoegdheid voor bedrijven die net niet helemaal op een goede plek zitten om van 1,5 ha bouwblok te komen tot 3 ha; 2. melkveehouderijbedrijven, mits op geschikte locatie, krijgen ook de mogelijkheid om uit te breiden tot 3 ha (immers het gaat hier om potentiële locatie voor intensieve veehouderij) 3. ontmenging en in gebruikneming van een veldkavel alleen als er zowel een woning wordt bijgebouwd als dat er sprake is van een maatschappelijke meerwaarde. Weergave van de discussie Vijf onderdelen: 1. Wet geurhinder en veehouderij 2. Uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van veehouderijbedrijven op gewenste plekken 3. Landschappelijke inpassing van uitbreidende en nieuwe veehouderijbedrijven 4. Prioritering 5. Overig: waterberging, infrastructuur, gezamenlijke voorzieningen
intensieve intensieve
Ad 1)Wet geurhinder en veehouderij Per 1 jan 2007 is er sprake van de nieuwe wet geurhinder en veehouderij. Deze wet voor gemeenten mogelijkheden om binnen bandbreedtes zelf geurnormen vast te stellen. In landbouwontwikkelingsgebieden ligt het voor de hand grenzen op te zoeken om landbouwontwikkeling mogelijk te maken. Het achterliggende gemeentelijke beleid moet wel worden vastgesteld om hiervan gebruik te mogen maken.
13
Ad 2) Uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven op gewenste plekken. • De combinatie van een globaal bestemmingsplan met uitwerkingsplicht met een voorlopig bouwverbod, maakt het mogelijk over iedere aanvraag afzonderlijk te besluiten door gemeenteraad dan wel B&W. Het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium biedt op deze wijze voldoende mogelijkheden om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan; • De instrumenten om intensieve veehouders te stimuleren zich te verplaatsen van extensiveringgebieden naar bestaande locaties in zoekzones bieden op dit moment onvoldoende soulaas. Het is niet mogelijk de VIV-regeling (Verplaatsing Intensieve Veehouderij) en rood voor rood te stapelen (Europese regels houden dit tegen). • Wellicht moet er worden overgegaan tot vormen van actieve grondpolitiek, waarbij gemeente of provincie grond opkoopt om die vervolgens ter beschikking te stellen van intensieve veehouders. Als de actieve grondpolitiek er opgericht is om bestaande kavels voor IV-veehouders even aantrekkelijk te maken als veldkavels, dan zou dit volgens Euorpese regelgeving moeten kunnen. Ad 3) Landschappelijke inpassing van uitbreidende en nieuwe intensieve veehouderijbedrijven • De koppeling van een RO-vergunning aan de eis tot het hebben van een erfbeplantingplan schijnt in de praktijk goed te werken. Zou op deze manier geregeld moeten worden. • Voor handhaving mbt onderhoud van het groen op erven moet worden gedacht aan positieve prikkels. Groene diensten voor onderhoud van groen op eigen erf. • Het is volgens de deelnemers praktisch niet mogelijk om agrariërs middels een exploitatieovereenkomst of anderszins verplicht bij te laten dragen aan een fonds ten behoeve van landschappelijk groen dat het niveau van de kavel te boven gaat. Overheden moeten dat financieren en aanleggen, bijv. via Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Uiteraard, zijn er wel weer constructies denkbaar dat agrariërs middels groene diensten ingezet worden bij onderhoud van het landschappelijk groen. Ad 4) Prioritering In de kopnotitie wordt uitgegaan van de mogelijkheid om prioriteiten te kunnen stellen bij het RO-beleid. Ruimtelijke relevantie is hierbij een cruciaal begrip. In tegenstelling tot wel/niet extensiveringgebeid is het onderscheid wel/niet afkomstig uit de eigen gemeente niet ruimtelijk relevant. Ad 5) Overig: waterberging, infrastructuur, gezamenlijke voorzieningen • Blauwe diensten voor waterberging • Financiering infrastructuur door overheden • Gezamenlijke voorzieningen (nader onderzoek nodig)
14
1.2.5 Plenaire terugkoppeling uit de 4 workshops. In de raadszaal vindt een plenaire terugkoppeling plaats van hoe de discussie in de werkgroepen is gegaan. Geconcludeerd wordt dat: het varkenscluster niet goed te plaatsen is in het proces van de gebiedsuitwerking; nieuwe locaties zijn veel te aantrekkelijk om een nieuw bedrijf te starten dan bestaande locaties; het aantal burgers in LOG’s is vele malen groter dan het aantal agrariërs; niet-agrarische bedrijvigheid dient ook inzichtelijk te zijn, daarbij dient te worden gekeken naar de externe werking vanuit de LOG naar de verwevinggebieden en vice versa; er dienen betere (financiële) regelingen te komen om ontwikkelingen te kunnen stimuleren; heel goed kijken naar invulling van bestaande locaties; indien nieuwe kavels worden toegestaan dan via gefaseerde uitgifte.
1.3
Overleg 7 december 2006.
(Sijbom, Overbeek, Pasman, Hazenkamp, raadsfracties, LTO, stichting Gezinsbedrijf Plus, Plattelandstichting Buitenhof en Royal Haskoning).
Wethouder Sijbom opent de bijeenkomst en heet de mensen welkom. Er volgt een kort voorstelrondje. Er is geen officiële agenda voor deze bijeenkomst gemaakt maar de agenda voor de raad van 12 december a.s. wordt als leidraad gebruikt. Hieronder volgt een puntsgewijs verslag van de afspraken en belangrijkste opmerkingen. 1.3.1 Mededelingen van de wethouder. • De bijeenkomst van deze avond is een vervolg op de bijeenkomst van 28 september jl. toen in het gemeentehuis een informatieavond is gehouden voor een breed publiek over de voorgenomen aanpak van de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) en de toezeggingen om met enige regelmaat de voortgang van de LOG uitwerking terug te koppelen. • Van de raadsleden wordt gevraagd om hetgeen vanavond wordt besproken ook actief binnen de fracties terug te koppelen als voorbereiding op de raad van 12 december a.s. • Sinds de startbijeenkomst is door een interne projectgroep en stuurgroep gewerkt aan de totstandkoming van een conceptvisie. Deze bijeenkomsten hebben geresulteerd in een 9-tal speerpunten. Het betreft de thema’s: samenwerking tussen reconstructiegebieden (LOG, verweving en extensivering); milieuruimte; stoppers&burgers; ontmenging; inpassing landschap/maximaal laadvermogen (draagkracht landschap), architectonisch ontwerp; nieuwe beplanting; ontsluiting en actuele aanvragen. • In het voorjaar van 2007 zal een brede workshop worden gehouden om met elkaar van gedachten te wisselen over de conceptvisie, wellicht in dezelfde setting als vanavond. Vervolgens is het aan de raad om de visie vast te stellen door deze op te nemen in o.a. het bestemmingsplan. • Volgende week vindt er een overleg plaats tussen de gemeente, provincie en de Stichting Gezinsbedrijf Plus over het varkencluster.
15
•
• •
• •
Er is een bijeenkomst geweest op 24 november jl. tussen de gemeente, LTO, Stichting Gezinsbedrijf Plus, de Vereniging Varkenscluster Markelo Nee, de provincie en de gemeente over het varkencluster. Een vervolgbijeenkomst met de Vereniging ligt in de rede. Het burgerinitiatief om het varkencluster te agenderen voor de raad is in overleg met de raadsgriffie tevens geagendeerd voor de raad op 12 december a.s. In het Hofweekblad en op de gemeentelijke website zal met enige regelmaat actuele informatie worden gegeven over de voortgang van het LOG. Het betreft b.v. de mogelijkheid dat bedrijven in de tweede helft van december 2006 tot medio januari 2007 kaartmateriaal in kunnen zien in overleg met de gemeente. Er is overleg met buurgemeenten zoals b.v. Lochem. Die gemeente heeft te kennen gegeven dat de criteria die de Hof van Twente voor haar LOG’s gaat hanteren ook zullen gelden voor het LOG in de gemeente Lochem. Ook vindt overleg plaats met Lochem en de besturen van de provincies Overijssel en Gelderland over ontsluiting van gebieden. De gemeente Lochem is voornemens om het verkeer te reguleren via een nieuwe rondweg. De Hof van Twente is aan het kijken naar mogelijkheden voor een betere route over het Twentekanaal, b.v. door een aantal bestaande bruggen (met geringe aslast) i.o.m. Rijkswaterstaat te vervangen door enkele nieuwe bruggen met een zwaardere aslast. De ontsluiting van het grondgebied in het algemeen en de LOG’s in het bijzonder vloeit ook voort uit het gemeentelijk mobiliteitsplan.
1.3.2 Presentatie P. Ziel van het bureau Royal Haskoning. • Piet Ziel geeft een korte toelichting op de reden waarom een visie op de LOG’s wordt gemaakt, namelijk om ontwikkelingen te kunnen sturen en nieuwe aanvragen te kunnen toetsen. Eerder genoemde 9 speerpunten geven daarvoor een indicatie. • Vanuit de zaal wordt opgemerkt dat ook het “Boddenbroek” een Habitatgebied is en dat dit zou moeten worden aangegeven in de stukken, een en ander met betrekking tot het LOG “Slaghekkeweg” • De landbouw in de Hof ontwikkelt zich waarschijnlijk langs drie sporen: 1/3 van de bedrijven stopt; 1/3 schaalt op en ontwikkeld door en 1/3 ontwikkeld nieuwe activiteiten en specialiteiten. De kernpunten van de trends zijn versterken, verdiepen of verbreden. • Alle vijf LOG’s in de Hof passeren kort de revu waarbij per LOG een denkrichting wordt aangegeven. Voor het LOG Elsenerbroek is er ruimte voor ontwikkeling van bestaande bedrijven en ruimte voor inplaatsing ten zuiden van de Plasdijk. • Voor het LOG Markelose Broek is er ruimte voor ontwikkeling van bestaande bedrijven, ruimte voor individuele inplaatsing en maximaal 1 varkencluster. Voor het LOG Slaghekkeweg geldt beperkte ontwikkeling van bestaande bedrijven binnen bestaande vergunningrechten; geen inplaatsing en zoeken van oplossingen voor stoppende bedrijven en voor aanwezige burgerbewoning. Voor het LOG Wiene is de trend het ontwikkelen van bestaande bedrijven en ruimte voor hervestiging in enkele zones langs de Dorreweg. Voor het LOG Zeldam is de gedachte de ontwikkeling van bestaande bedrijven, het toestaan van ontmenging (stoppen intensieve veetak op bestaande locatie en doorontwikkelen grondgebonden veehouderij).
16
1.3.3. Presentatie Froukje Righart van het bureau Royal Haskoning. • Froukje Righart geeft een toelichting op de 9 speerpunten die naar voren zijn gekomen vanuit de werksessies van de projectgroep en stuurgroep LOG. Voorgesteld wordt om niet sec in de zoomen op de individuele LOG’s maar meer een integrale benadering door ook te kijken naar de problematiek in de extensivering- en verwevinggebieden. Gedacht wordt aan het geven van fictieve potentiële milieuruimte voor bestaande bedrijven. Tevens is het idee om bestaande woningkavels te bestemmen als mogelijk toekomstig agrarisch bouwblok. Ontmenging van bedrijven is toegestaan mits geen oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van veldkavels. Dit in de zin van het realiseren van grote nieuwe intensieve veehouderijen die worden doorverkocht, met andere woorden geen “speculatie”. De draagkracht van het landschap moet per LOG worden bekeken waarbij aansluiting dient te worden gezocht bij bestaande structuren. Bij het architectonisch ontwerp van het landschap is het idee van autonome groei in eilanden bij bestaande bedrijven. Bij inplaatsing van nieuwe bedrijven wordt gedacht aan inplaatsing in samengevoegde eilanden met als doel om o.a. de openheid van bepaalde landschappen te behouden. Nieuwe beplanting zou verzekerd moeten worden middels een landschapsplan als onderdeel van b.v. een exploitatieovereenkomst. Voor de ontsluiting van de LOG’s wordt gedacht aan het aanwijzen van een hoofdroute en het Anlegerfrei maken van kleinere wegen. Laatste betekent niet dat deze kleinere wegen niet langer beschikbaar zouden zijn b.v. voor de recreatie- en toerismesector in de Hof van Twente. Nieuwe aanvragen om vergunning van bestaande bedrijven in het LOG worden volgens de normale procedure afgehandeld. Aanvragen voor nieuw vestiging of inplaatsing worden aangehouden in afwachting van de visie op de LOG’s. 1.3.4 Verder proces en planning door Piet Ziel. • het college van burgemeester en wethouders wil graag zo spoedig mogelijk de criteria helder hebben en deze in de loop van 2007 verder uitwerken. Dit met het oog op het voorspoedig kunnen afhandelen van aanvragen; • Vanuit de zaal wordt aangegeven om ook goed te kijken naar bestaande bedrijfslocaties die mogelijk kunnen worden gebruikt voor inplaatsing. Dus per LOG inventariseren wie er willen stoppen en kijken of potentiële inplaatsers naar dergelijke locaties kunnen gaan. • De gebiedsmanager geeft aan dat er een tendens zichtbaar is dat de “echte” groeiers zelf contact opnemen met de gemeente. Verder heeft hij vele contacten in het gebied en daarbij wordt tijdens ronde tafelgesprekken ook aandacht besteed aan b.v. de verkavelingstructuur. • De rol van de gemeente beperkt zich met name op het gebied van milieu- en planologische procedures. De gemeente heeft geen juridische mogelijkheden om stoppers te dwingen contact te zoeken met ondernemers die willen uitbreiden of anderszins. • Vanuit de reconstructie gedachte is het de bedoeling op bedrijven in extensiveringgebieden te verplaatsen naar de LOG’s. Bij verplaatsing zou voorrang moeten gelden voor een 40-tal bedrijven in de Hof van Twente. Hier ligt een moeilijke opgave.
17
Enerzijds omdat de gemeente bedrijven niet kan verplichten zich te verplaatsen en anderzijds omdat het reconstructieplan Salland-Twente via een breed maatschappelijk proces en discussie is vastgesteld. Dit heeft geresulteerd in de mogelijkheid van het ontwikkelen van de landbouwsector over gemeentegrenzen heen met bijbehorende inplaatsing van nieuwe intensieve veehouderijen van buiten de gemeentegrens. 1.3.5 Stand van zaken varkencluster (door Johan Pegge). • De werving van ondernemers voor de cluster loopt waarbij niet alleen ondernemers uit de Hof interesse tonen. • De cluster is bedoeld voor gezinsbedrijven plus met een omvang van ca 350 fokzeugen en ca 2500 vleesvarkens. Verdere doorgroei tot mega bedrijven ligt niet in de verwachting. • De status van pilot heeft geen juridische consequenties in de zin dat milieuen planologische procedure opzij (zouden) worden gezet. Alle reguliere procedures zullen moeten worden doorlopen met bijbehorende inspraak mogelijkheden. De status van pilot heeft betrekking op het innovatief karakter namelijk het samenwerken van een aantal bedrijven op het gebied van mestverwerking (geen co-vergisting), energieopwekking, inkoop van voer, etc. • In nieuwsbladen en ook andere wijze is veel gezegd over gratis varkensrechten, dit is niet juist. De Stichting Gezinsbedrijf Plus heeft kunnen inschrijven op een tender waarbij bedrijven “varkensrechten” konden aanvragen. Vanuit het Min. Van LNV is aangegeven dat vanwege de uniekheid van de varkencluster er productierechten om niet (dus gratis) worden toegekend. Het betreft maximaal 30% van de benodigde rechten onder de restrictie dat de mest van de cluster buiten de Nederlandse landbouw wordt afgezegd. De overige 70% van de rechten dienen de bedrijven zelf te verwerven of mee te brengen. • Op de site van het Parlement/Tweede Kamer zijn de gestelde kamervragen te vinden en het antwoord van de minister op de vragen; • Het is de bedoeling dat bedrijven die participeren in de cluster zich ca 2 jaar binden aan de private partijen binnen de Stichting, daarna is overstap op andere leveranciers en financiers mogelijk. De gebondenheid aan de cluster en de stichting kan ook beperkingen met zich brengen. 1.3.6 Rondvraag, wat verder ter tafel komt. • Vanuit de zaal wordt de vraag gesteld aan de aanwezigen hoe zij aankijken tegen de maatschappelijke acceptatie en bewustwording van de mogelijkheden voor de landbouw, o.a. de mogelijkheid van clustering van bedrijven. Dit blijkt een lastige vraag. Wel is het zo dat bedrijven zelf moeten aangeven of ze willen groeien of niet; het is niet de gemeente die op de stoel van de ondernemer kan en mag zitten. • Vanuit de zaal wordt aandacht gevraagd om vooral te kijken of alle inwoners van de gemeente wel op de hoogte zijn van de ontwikkelingen rond de LOG’s. • Wethouder Sijbom geeft aan dat zowel ambtelijk als bestuurlijk er bereidheid is om met mensen om tafel te gaan zitten; dit kunnen bilaterale gesprekken zijn maar evenwel ook meer in groepsverband. • Op de vraag van Piet Ziel welke voorkeur de aanwezigen hebben omtrent de vorm en inhoud van documentatie komt het volgende antwoord: “een handzame kernachtige nota met als bijlage een separaat document met daarin achtergrondinformatie over b.v. trends, milieuruimte, europees en landelijke beleid, etc”.
18
1.4
Verslag raadsvergadering d.d. 12 december 2006.
1.4.1 Inleiding stand van zaken Landbouw Ontwikkelingsgebieden De heer G. Poortman – woordvoerder Vereniging VarkensCluster Markelo Nee!! Ondanks dat de vereniging weet dat vanavond geen beslissingen worden genomen, vraagt hij graag aandacht voor de volgende punten. De geplande varkenscluster aan de Visschersdijk baart de vereniging nog steeds grote zorgen. Ook de gesprekken met de heren Sijbom en Pegge hebben daarin geen verandering, laat staan verbetering gebracht. De onzekerheden zijn alleen maar gegroeid. De criteria zijn bepalend voor de toekomst van de LOG’s in Hof van Twente. Clustering van bedrijven is geen doel van de reconstructie. Concentratie van intensieve veehouderij op het platteland is een ongewenste ontwikkeling en zal leiden tot industrieterreinen. Ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven mogen niet in het nauw komen. Technische mogelijkheden door o.a. luchtwassers hebben inmiddels aangetoond dat de noodzaak tot verplaatsing van varkensbedrijven, wat de bedoeling uiteindelijk is, behoorlijk beperkt is. 20000 tot 25.000 varkens op een plek met daarbij een mestfabriek. Een terrein ter grootte van 1/3 deel van de bebouwing van Markelo. 14 zware vrachtwagen die dagelijks aan en af rijden over veel te smalle wegen met daarop o.a. fietsende volwassenen en kinderen, wandelaars. De toerist die naar Markelo komt voor rust en ruimte en die toch ook altijd nog zorgt voor een aardige bijdrage aan toeristenbelasting, zal het straks af laten weten. Is bekend wat dat betekent voor de campings, restaurants en de middenstand in Markelo? Deze feiten dreigen en zullen ontstaan als de raad in het voorjaar van 2007 ja zegt tegen deze plannen. Hij benadrukt nogmaals dat het hier gaat om plannen waartegen de gemeentelijke overheid néé zou moeten zeggen. Hij herhaalt een bekend spreekwoord: Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het woord is straks aan de raad. Laat het hier geen PEEL 2 worden. Reacties ZIEL (PvdA): de heer Poortman heeft opgemerkt dat de ontwikkeling voor bestaande bedrijven tegengehouden worden. Mogen bedrijven die elders gevestigd zijn, wel naar de LOG’s, of is de heer Poortman tegen iedere vorm van clustervorming? MEULENKAMP (VVD): hoe staat de vereniging tegenover nieuwsvestiging? BUSCHERS (CDA): hij begrijpt dat de heer Poortman niet tegen inplaatsing is van bedrijven in een LOG. Dit staat voor hem gelijk aan nieuwsvestiging. De heer POORTMAN is niet tegen bedrijfsverplaatsing naar een LOG, als dit maar niet in clustervorming gebeurt. Als een agrariër zijn bedrijf verplaatst vanuit een natuurgebied naar de locatie Wessels om zich daar verder te ontwikkelen, zal de vereniging dat niet tegengaan. Nieuwe vestigingen in beperkte mate, de landschappelijke waarde staat hoog in het vaandel. De heer Brinkhuis – namens de gasten van Camping De Keite De campinggasten begrijpen niet dat de raad toewerkt naar een clustering van varkensbedrijven elders in de gemeente en tevens medewerking wil verlenen aan het uitbreiden van een bestaand bedrijf in een recreatief en beschermd gebied. Het zou toch logischer zijn dat bedrijf ook te verplaatsen naar de zgn. varkensboulevard.
19
Per brief van 10 augustus jl.. heeft hij al bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde ontwerpbeschikking MPM 4944. Veel gasten verblijven al jaren op camping de Keite. Het is een groene camping, die ook als het gehele terrein vol staat, geen enkele overlast voor de omgeving oplevert. De camping is gericht op het rustiek verblijven in de mooie natuur en dat graag zonder overlast van varkensgeurtjes. De campinggasten, overwegend ouderen die hier veelal zes à acht maanden per jaar verblijven, kiezen allen voor deze camping vanwege de rust, de mooi recreatieve omgeving en het prettige verblijf in Hof van Twente. Dat betekent ook vele economische voordelen voor de middenstand. De meeste campinggasten doen niet alleen hun dagelijkse boodschappen, maar gaan bijv. ook naar de kapper en andere dienstverlenende bedrijven. Meerdere gasten hebben zelfs hun auto hier gekocht. Een deel van de andere campings in Markelo is van mening dat, ook al komt de varkensboulevard er, ligt deze minstens twee km van de dichtstbijzijnde camping. Camping de Keite ligt echter binnen een grens van net 300 meter van het bedrijf van MFB. Dat bedrijf veroorzaakt de laatste jaren steeds meer stankoverlast voor de omgeving en bij NO wind ook op de camping. De gasten van camping de Keite zien hun verblijf steeds vaker verpest worden. Hij wijst op een paar andere milieuaspecten. Toeristen willen niet verblijven in een gebied waar het regelmatig stinkt. De camping was er veel eerder dan de MFB. De raad handelt in strijd met de zgn. Habitatrichtlijn die terecht bescherming vraagt van natuurgebieden als De Borkeld, de Friezenberg en de ecologische verbindingszone. De overheid heeft niet voor niets meegewerkt aan de aanleg van het Ecoduk over de A1. Het toeristische imago van dit mooie stukje Twente wordt aangetast. Volgens het reconstructieplan Salland-Twente is dit gebied aangewezen voor grondgebonden landbouw, dus: geen bedrijven als de MFB. Het plan is in strijd met goede ruimtelijke ordening en de milieuregelgeving. De ingang van MFB wordt verplaatst naar de Oude Rijssenseweg, een prachtige maar smalle toeristische route die ook veel gebruikt wordt door de eigen inwoners op de fiets, waaronder schoolkinderen. Over deze klinkerstraat gaan dan de zware vrachtauto’s en tractors voor aan- en afvoer. MFB vraagt eerst de milieuvergunning en komt vervolgens met het verzoek voor uitbreiding van minimaal 5 maal de huidige situatie. Bij die uitbreidingsplannen zijn al aarden wallen met begroeiing om het bedrijf ingetekend om op die wijze de geluidsoverlast van de ventilatoren in te dammen. Hij doet namens alle gasten van camping de Keite een dringend beroep op de raad om de aanvragen voor milieu- en bouwvergunningen af te wijzen. Respecteer dat de camping er al veel langer is en jaag geen gasten weg. Camping en een penetrante mestgeur gaan niet samen. De bestaande regelgeving ter bescherming van de omliggende natuur wordt ontkracht. Reacties ZIEL (PvdA) : het bedrijf wordt vijf keer vergroot, is de heer Brinkhuis van mening dat het bedrijf wel in de gemeente moet blijven, maar dan naar een LOG? BERGMAN (PvdA): het probleem van MFB is bekend, het dossier ligt ter inzage. De problematiek is toch iets anders, omdat het in een verwevingsgebied ligt. Als het in een extensiveringgebeid had gelegen, was deze discussie wel iets gemakkelijker geweest. De heer BRINKHUIS vindt bedrijfsverplaatsing een goed alternatief. Bij NO-wind verspreidt het bedrijf een bijzonder nare geur over de camping.
20
1.4.2 Inleiding door wethouder SIJBOM De discussie over de LOG’s wordt vermengd met de discussie over de vestiging van het varkenscluster, dat is lastig. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van de criteria voor de LOG’s. Het maakt geen verschil of een individueel zich nieuw laat vestigen in een LOG of de vestiging van het varkenscluster in dat gebied. Voor beiden gelden dezelfde voorwaarden, het varkenscluster krijgt geen andere behandeling. Zowel voor het varkenscluster als voor alle andere aanvragen die er liggen voor bedrijfsverplaatsing of nieuw vestiging is het van belang die criteria zo snel mogelijk vast te stellen. Clustering is inderdaad geen doel op zich, maar in het Reconstructieplan is de gemeente ingedeeld in extensiveringgebieden, verwevinggebieden en LOG’s. MFB ligt in een verwevingsgebied, uitbreiding daar is mogelijk mits aan de voorwaarden van ruimtelijke ordening en milieuwetgeving wordt voldaan. Op 7 december jl. is een eerste bijeenkomst geweest over het proces voor vaststelling van de criteria, daarna heeft de stuurgroep LOG’s zich hier over gebogen. Er zijn wat voorlopige standpunten vastgesteld over de criteria ten aanzien van de negen thema’s. Er is een gesprek geweest met Varkenscluster Markelo Nee!! Het is niet de bedoeling om bedrijven in LOG’s op slot te zetten. Als blijkt dat dat door de komst van het varkenscluster wel het geval is, gaat het niet door. Inmiddels is de nieuwsbrief verschenen en gepubliceerd in het Hofweekblad. Er is gesproken met de Plattelandstichting BuitenHof en de woordvoerders van de fracties, voor sommigen zal de toelichting vanavond een herhaling zijn. Getracht wordt volgende week weer informatie in het Hofweekblad te plaatsen en de inliggende ondernemers te vragen om tot half januari te bekijken of de in kaart gebrachte informatie juist is. In januari 2007 worden de criteria opnieuw voorgelegd aan de raad, zodat de aanvragen die er nu liggen zo snel mogelijk kunnen worden afgehandeld. Reacties BUSCHERS (CDA): als bedrijven op slot gaan, gaat het niet door, zei de wethouder. Voor aankoop van de 40 ha zal men toch die criteria hebben bekeken? PIERIK (CDA): nu wordt gesproken over inplaatsing van bedrijven, hoe zullen die bedrijven zich ontwikkelen, gezien de structuurvisie tot 2030? Een bedrijf met 5.000 varkens heeft over enkele jaren 10.000 varkens. De belemmeringen zijn op dit moment misschien niet van toepassing, maar wel in de toekomst. Hij kan zich heel goed de bezorgdheid van de agrariërs in Markelosebroek voorstellen. Wethouder SIJBOM antwoordt dat het initiatief geen kans heeft als er geen milieuruimte is. Hij kan niet naar de toekomstige regelgeving kijken. Gezien de huidige regelgeving is duidelijk dat er in deze gemeente gebieden zijn aangewezen waar geen sprake meer kan zijn van uitbreiding van bestaande bedrijven. In verwevinggebieden zijn die mogelijkheden er nog wel, in LOG’s is er nog volop ruimte. De ontwikkelingen gaan inderdaad snel.
21
1.4.3 Toelichting Royal Haskoning op resultaten uitgevoerde onderzoeken Algemeen MEULENKAMP (VVD): hij mist gedetailleerde informatie per LOG hoeveel bedrijven gaan stoppen, zich verder verbreden, en zich verder ontwikkelen. NIJENHUIS (GB): hij mist dat bedrijven in de verwevinggebieden die grond hebben in de LOG’s ook worden meegenomen. ZIEL (PvdA): hij sluit zich aan bij de heer Meulenkamp. Als er een inventarisatie is van hetgeen naar de LOG’s gaat, kan een inventarisatie gemaakt worden van de noodzakelijke voorzieningen binnen de eigen gemeente. Er hoeft niet meer gedaan te worden dan de eigen gemeente. Hij is nog niet overtuigd van de opmerking van de heer Pierik dat bedrijven gaan groeien, het kan ook omgekeerd zijn omdat bedrijven stoppen. TUITERT (CDA): de bijeenkomst deze avond zou beeldvormend zijn en nog niet koersbepalend. Hoe om te gaan met Rood voor Rood en VAB is nu een stap te ver. BUSCHERS (CDA): ook hij sluit zich aan bij de behoefte aan informatie over bestaande bedrijven en de cirkels. Dit betreft ook de cirkels van de omliggende bedrijven. Uitgaande van de huidige wet- en regelgeving (50 mtr.) is hij benieuwd hoeveel nieuw vestigingen mogelijk zijn en vraagt hierbij ook te kijken naar 200 en 500 mtr. Op basis daarvan kan de raad een koers bepalen. BAAK (CDA): ze vult hierbij aan dat ook de nieuwe aanvragen van agrariërs meegenomen moeten worden. JOUWSTRA (BPH): betreft het hier een algemeen boerenbelang of alleen de bioindustriëlen? PIERIK (CDA): de heer Ziel geeft in zijn presentatie aan dat dezelfde varkens in nieuwe stallen gehuisvest worden. Momenteel zijn er 240.000 varkens in de Hof, hoeveel zijn er dat in de toekomst? MULDER (CDA): de heer Ziel sprak bij Elsenerbroek over Habitatrichtlijnen en cirkels van natuurgebieden. Hoe zit dat en moeten deze gebieden wel LOG’s blijven? Zijn er ook cirkels rondom recreatiebedrijven of woongebieden? Er wordt altijd gerekend vanuit de bedrijven. De Reconstructie is voor de komende 10-15 jaar, dat is een belangrijk uitgangspunt. Is het wel verstandig de LOG’s binnen 3-5 jaar helemaal vol te stoppen met grote agrarische bedrijven. of kan dit ook over een periode van 10-15 jaar worden uitgesmeerd? Dan blijft er in de toekomst ook ruimte in de LOG’s voor een ondernemer die wil uitbreiden. Hij zag dit graag meegenomen in de beleidsvorming. Bijvoorbeeld de eerste 5 jaar zoveel uitgeven, de volgende 5 jaar nog eens zoveel enz., en dat vastleggen in beleidsregels. Wethouder SIJBOM zegt dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat nu wordt gezocht naar de milieuruimte binnen de LOG’s en deze ineens vol te proppen. Bij de LOG’s wordt alleen aangegeven welke ruimte er is. Dit betreft niet alleen ruimte voor nieuw vestiging, maar ook de ruimte voor bestaande bedrijven. Dit wordt vastgelegd in het vergroten van agrarische bouwblokken, daarmee wordt de potentiële agrarische ruimte vergroot. Het is niet de bedoeling dat de ondernemer dat direct volbouwt, maar hij krijgt wel ruimte waar een ander rekening mee te houden heeft.
22
De heer ZIEL (Royal Haskoning) vult aan dat eerst in beeld is gebracht wat de gegunde situatie is. Hieruit blijkt dat bijv. Slaghekkenweg en Zeldam vol zit met intensieve bedrijven. Daar kan qua milieuruimte nog wel meer bij, de enige beperkende factor is de burgerbewoning. De milieuruimte is niet de beperkende factor, maar het ruimtelijk beeld. Hij adviseert om de zones van nieuwe bedrijven aan te wijzen, geënt op de beeldstructuur van het landschap, waarin ook de historie, waterhuishouding, ontsluiting enz. is meegenomen. Daaruit moet een ruimtelijk ordeningsbeeld ontstaat van vlekken waar nieuwe bedrijven het beste ingeplaatst kunnen worden. Hij vindt het een goed idee van de heer Mulder om die vlekken in een tijdsplanning te zetten ter bevordering van een goede en duurzame ontwikkeling. Wethouder SIJBOM antwoordt op de vraag van de heer Mulder dat bedrijven hinderplichtig zijn, woningbouwlocaties niet. Algemene landbouw of de bio-industrie: het gaat om de agrarische sector, zonder onderscheid tussen melkveehouderij of intensieve veehouderij. In de LOG’s wordt dat onderscheid ook niet gemaakt. Is in beeld welke bedrijven stoppen, vraagt de heer Meulenkamp. Dit is toch privacygevoelig, niet iedere ondernemer zal hiermee te koop lopen. Met behulp van de gebiedsmanager wordt zoveel mogelijk in beeld ingebracht wat er speelt en hij heeft wel een beeld van potentiële stoppers. Het is goed om bedrijven die ingeplaatst willen worden, in contact te brengen met bedrijven die willen stoppen om dat bedrijf weer opnieuw op te starten. Grensgevallen: er wordt nadrukkelijk gekeken naar bedrijven met hindercirkels binnen de LOG’s, die inventarisatie komt er. LOG – Extensivering - verweving ZIEL (PvdA): met name de burgerbewoning die er nu is, moet een redelijke bescherming hebben bij de bouw van het varkenscluster. MEULENKAMP (VVD): als voorbeeld wordt gesteld om van alle burgerwoningen agrarisch bouwblok te maken. Hoe is dat te bewerkstelligen? Wordt het voor de burger niet lastiger om bezwaar te maken tegen een uitbreidende buurman als die een agrarisch bouwblok krijgt? TUITERT (CDA): Rood-voor-Rood beoogt kwaliteitsverbetering. Hij vraagt hier aandacht voor in de LOG-omgeving. Ontmenging is een ander type kwaliteitsslag. HOEVINK (CDA): als agrariërs hun bedrijf willen beëindigen, kunnen ze dan voor de Rood-voor-Rood regeling in aanmerking komen op eigen erf? Wethouder SIJBOM antwoordt dat niet alle burgerwoningen een cirkel krijgen. Sommige woningen (Oude Postweg) zijn al geclusterd. In Markelosebroek staan langs de weg naar Laren nogal wat burgerwoningen. Als in het LOG gebruik gemaakt kan worden van de Rood-voor-Rood regeling worden die locaties gezocht voor nieuwbouw. Bij bedrijfsbeëindiging sluit hij verplaatsing niet uit als er aanvragen zijn voor nieuwbouw in het LOG in het kader van de Rood-voor-Rood regeling. Solitaire burgerbewoning in het buitengebied krijgt minder bescherming dan geclusterde burgerbewoning. Dat is een heldere koers, er is wel sprake van een LOG. De heer ZIEL (Royal Haskoning) vult aan dat de rechten van de burgerwoningen in de Milieuwetgeving stevig zijn beschermd. Een burgerwoning wordt aantrekkelijk voor een nieuw intensief bedrijf (bijv. uit het verwevingsgebied) om zich daar te vestigen. Dan kan de plek die hij achterlaat in het verwevinggebied met Rood-voor-Rood worden omgebouwd in een woningbouwkavel.
23
Milieuruimte BUSCHERS (CDA): er wordt potentiële milieuruimte toegekend aan bestaande agrarische bedrijven, door aanwijzing van het bouwblok. BAAK (CDA): waar ligt de bevoegdheid en wie neemt de beslissingen? De heer ZIEL (Royal Haskoning) zegt dat de mogelijkheden voor toekenning van milieuruimte nog nader moet worden uitgewerkt. Wethouder SIJBOM zegt dat het moet worden vastgesteld in het bestemmingsplan, dat is aan de raad. Hoe die ruimte gegeven moet worden, wordt nog bekeken. Stoppers en burgers Geen opmerkingen. Ontmenging BUSCHERS (CDA): in de fractie is hierover gediscussieerd. Ontmenging houdt in dat gemengde bedrijven in de LOG’s die de intensieve tak willen verplaatsen naar een veldkavel. Is dit gelijk te stellen aan nieuw vestiging? Wethouder SIJBOM vindt dit lastig, hier moeten met elkaar afspraken over worden gemaakt. Er liggen aanvragen voor milieuvergunningen op veldkavels, dat zijn nieuw vestigers. Dit is een andere aanvraag dan splitsing van een inliggend gemengd bedrijf dat een deel van zijn bedrijf gaat verplaatsen. Hij vindt dat hier een andere behandeling bij hoort. BUSCHERS (CDA): hij kan zich wel vinden in deze lijn, maar hier moeten goede afspraken over worden gemaakt. TUITERT (CDA): de koers lijkt redelijk, maar wel bezien in totaliteit. De consequenties moeten goed worden afgewogen, het geeft tegelijkertijd beperkingen. PIERIK (CDA): kan hier juridisch een scheiding in worden gemaakt? Bij ontmenging wordt het proces in gang gezet. Dat betekent dat mensen die van buitenaf nu al een veldkavel hebben gekocht in een LOG eigenlijk datzelfde proces ook in gang kunnen zetten. Wethouder SIJBOM antwoordt dat dat nog moet worden uitgewerkt. Je kunt als criterium stellen dat je het toestaat mits bedrijven uit extensiveringsgebieden in de eigen gemeente komen, omdat het een verbetering betreft. Voor mensen die van buitenaf komen, geldt een andere situatie. Maar of dat juridisch haalbaar is, moet worden uitgezocht. BUSCHERS (CDA): waar komen de aanvragen voor nieuw vestiging vandaan? Het kan een aanvraag zijn van een Gezinsbedrijf+, de aanvrager verlaat de locatie, maar neemt waarschijnlijk niet de rechten van die locatie mee. Hij is het niet met de heer Ziel (Royal Haskoning) eens dat de varkensrechten al binnen de gemeente aanwezig zijn en dat ze worden verplaatst. Hij denkt dat de rechten die binnen een cluster komen, wel uit een heel ander gebied afkomstig kunnen zijn. De rechten komen overal vandaan, de varkens zijn er al. Die afweging moet ook zeker worden meegenomen. MULDER (CDA): wat wordt beoogd met de Reconstructie: extensiveringgebieden zo goed mogelijk inrichten; verwevinggebieden beter inrichten; LOG’s inrichten? Dat uitgangspunt moet als eerste in beleid worden omgezet. ZIEL (PvdA): eerste uitgangspunt moet zijn dat bedrijven binnen de gemeente die problemen hebben met hun bedrijfsvoering, bij voorkeur naar een LOG gaan. Wethouder SIJBOM zegt dat de doelstellingen helder staan verwoord in het Reconstructieplan Salland-Twente. Het is niet de bedoeling om daar aan te tornen.
24
Inpassing landschap / maximaal laadvermogen BAAK (CDA): wel goed kijken naar het gebied en de huidige structuur handhaven, zodat er geen belemmeringen voor omliggende bedrijven ontstaan. ZIEL (PvdA): vult hierbij aan dat veel landschap recent is veranderd, waarbij hij wijst op de ruilverkaveling die veel heeft verwoest. Wethouder SIJBOM antwoordt dat het Landschapsontwikkelingsplan hierbij criterium is. Een open landschap wordt niet volgeplant met bomen. De heer ZIEL (Royal Haskoning) zegt dat bij alle gebieden wel een overkoepelend landschapsplan nodig is, dit vraagt bij Wiene om verfijning. Architectonisch ontwerp BUSCHERS (CDA): dit is wel afhankelijk van de criteria, die moeten eerst worden vastgesteld. Daarna kan worden gesproken over de architectonische invulling. De heer ZIEL (Royal Haskoning) zegt dat het hier gaat om de invulling van de erven zelf. Dat komt pas aan de orde bij de bouwvergunning. Inderdaad moeten eerst criteria worden vastgesteld om in te ontwikkelingsvisie mee te nemen. MEULENKAMP (VVD): hoe zwaar wordt het landschap meegenomen. Wiene is een open heide-ontginningsgebied, waar wel enige plaats is voor nieuwvestiging. TUITERT (CDA): bij de opmerking geen nieuwe varkensclusters anders dan het Gezinsbedrijf+ project, oppassen dat hier niet impliciet een besluit worden genomen. De heer ZIEL (Royal Haskoning) antwoordt dat heidegebied wel veranderd kan worden in bos, dan ontstaat een werklandschap voor de toekomst waar ook nieuw vestiging kan plaatsvinden. Wethouder SIJBOM denkt niet dat er op dit moment meer dan één varkenscluster aan de orde is. Hoewel daar nog een besluit over moet worden genomen, zijn drie of vier varkensclusters niet reëel. Nieuwe beplanting PIERIK (CDA): landschapszorg is van belang. Hij heeft gelezen dat de provincie Overijssel € 8,5 ton tekort heeft voor onderhoud van het landschap. Wie draagt hier de kosten voor onderhoud van het landschap? De heer ZIEL (Royal Haskoning) antwoordt dat er vereveningsconstructies mogelijk zijn via exploitatieovereenkomsten zodat een beheersbudget apart wordt gezet; er zijn landschapsfondsen in te stellen; onderbrengen bij landgoedeigenaren. Deze instrumenten moeten allemaal nog worden uitgedacht, dit is onderwerp voor een deelsessie in de workshop. Het plan staat en valt met het beheer. Ontsluiting TUITERT (CDA): dit is in het buitengebied altijd een belangrijk onderwerp. Bij nieuw vestiging goed rekening houden met de ontsluiting en de fietsers waar mogelijk af te zonderen. De koers zoals hier aangegeven lijkt goed. ZIEL (PvdA): voordat gebouwd wordt, moet de infrastructuur eigenlijk klaar zijn. Dit kan veel problemen oplossen. NIJENHUIS (GB): hij sluit zich aan bij de heer Ziel, ontsluiting is het belangrijkste punt in het LOG. Het landbouwverkeer wordt steeds breder en zwaarder. BERGMAN (PvdA): binnen een LOG zullen altijd plekken zijn waar de infrastructuur niet aangepast kan worden en waar inplaatsing niet mogelijk is.
25
Wethouder SIJBOM zegt dat de raad dit bij de vaststelling van het Mobiliteitsplan zelf moet aangeven. Hij vindt het pleidooi van de heer Ziel (PvdA) wel heel ver gaan. Voor de grotere LOG’s moet wel een keuze worden gemaakt over de hoofdstructuur, met name in Markelosebroek. Het is de bedoeling dat de wegen in het buitengebied zoveel mogelijk 60 km regime krijgen, waar wegen als hoofdstructuur worden benoemd kan dat niet. Hij is het niet eens met de opmerking van de heer Bergman, er kan goed gekeken worden welke wegen voor aan- en afvoer worden gebruikt. Actuele aanvragen ZIEL (PvdA): bij inplaatsing in een LOG gaat het om groot geld, hij denkt bijv. aan het opkopen van kavels. Is een anti-speculatiebeding mogelijk? TUITERT (CDA): klopt het dat nu alleen aanvragen op eigen locaties van bestaande bedrijven worden behandeld? BUSCHERS (CDA): geldt de prioritering voor belanghebbenden in een LOG ook als er beleid is vastgesteld? HOEVINK (CDA): in de LOG-gebieden is veel gaande in de agrarische sector, die regelmatig bezoek krijgen van allerlei speculanten en soms op het verkeerde been worden gezet. Ze pleit ervoor om voor hen zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen. Wethouder SIJBOM antwoordt dat is getracht een volgorde aan te geven waarin de huidige aanvragen worden afgehandeld. Zodra de criteria zijn vastgesteld, moet worden afgesproken hoe de aanvragen worden beoordeeld en wat juridisch haalbaar is, bijv. milieuaanvragen koppelen aan bouwaanvragen. Bij bestaande inliggende bedrijven die hun bedrijf willen uitbreiden, worden de aanvragen gewoon afgehandeld. In de informatie die steeds wordt uitgewisseld komt duidelijk naar voren dat de ondernemer ook zelf een belangrijke verantwoordelijkheid heeft. Wie plannen heeft, moet er mee komen. De gebiedsmanager is behoorlijk goed op de hoogte wat er in het gebied speelt. Het is de taak van de gemeente om de ruimtelijke ordening voor elkaar te hebben en de milieuvergunningen correct af te handelen. Maar de gemeente kan niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten. BERGMAN (PvdA): wijst op het criterium uit de Reconstructiewet dat een bedrijf de laatste drie jaar economisch gedraaid moet hebben om rechten te doen gelden. BUSCHERS (CDA): gaat het dan om de persoon of het bedrijf? Als iemand stopt met zijn bedrijf; vier jaar geen agrariër is en in loondienst werkt zou hij in het kader van de Reconstructiewet niet meer in aanmerking komen om weer agrariër te worden? Dat is hij niet met de heer Bergman eens. Waar blijft de vrijheid van de ondernemer? PIERIK (CDA): bij ontwikkelingen in het Markelose Broek zou ook mestverwerking kunnen plaatsvinden, hetgeen zal leiden tot reductie van de vervoersbewegingen, zegt de heer Ziel (Royal Haskoning). Graag uitleg hoe dit kan met varkensmest. De heer ZIEL (Royal Haskoning) heeft deze informatie van het clusterproject gekregen. De mest die worden verwerkt in het cluster hoeft niet te worden afgevoerd. Wethouder SIJBOM vult aan dat bij het Gezinsbedrijf Plus sprake is van gezamenlijke mestverwerking, die op het cluster plaatsvindt. 1.4.4 Ontwikkeling plannen voor realisering varkenscluster aan de Visschersdijk te Markelo Eerste termijn MEULENKAMP (VVD): de wethouder heeft gezegd dat het varkenscluster als een individuele aanvraag moet worden gezien. Waarom? Het gaan om bedrijven die nauw gaan samenwerken; geografisch dicht bij elkaar zitten en gezamenlijk mest gaan verwerken.
26
BUSCHERS (CDA): als de aanvraag voor het varkenscluster op dezelfde manier wordt behandeld als nieuw vestiging, betreft dit dan zes aanvragen in plaats van één? Hij vraagt uitleg over de positie van de diverse partijen in de Stichting Gezinsbedrijf Plus. Wat is de rol van alle partijen en wat is die rol over enkele jaren? NIJENHUIS (GB): het is bekend dat er grote weerstand is tegen de plannen van clustervorming. Ten aanzien van luchtwassers heeft hij begrijpen dat de rijkssubsidie is verdubbeld naar € 50 miljoen. Kunnen dan niet meer varkenshouders die in natuurof verwevinggebieden zitten daar blijven? PIERIK (CDA): is er een plafond aan het aantal varkenseenheden in deze gemeente? Landbouwontwikkeling moet, maar er worden veel dieren naar een plek gehaald waar ze niet kunnen worden geslacht, waar mest verwerkt moet worden enz. Hij vraagt zich af of Markelosebroek hier wel een geschikte locatie voor is. Hij vreest een ongebreidelde groei van varkenseenheden in Hof van Twente. Wethouder SIJBOM is niet op de hoogte van de subsidie voor luchtwassers. Bij bedrijfsverandering hoort een andere vergunning. Individuele aanvragen krijgen geen andere behandeling dan het varkenscluster. De positie van de ondernemers ten opzichte van de stichting is een zaak tussen hen. Voor een aantal jaren is er een binding tussen de stichting en de ondernemers, daar zijn zij vrij. De ondernemer maakt zijn eigen keuze om zich aan te sluiten bij de stichting. Het is aan de gemeente om dit wel of niet mogelijk te maken. Het gaat bij Gezinsbedrijf Plus om 350 fokzeugen en 2.500 vleesvarkens. Een ondernemer bepaalt zelf de groei, boven de 3.000 eenheden geldt een andere regelgeving. Tweede termijn TUITERT (CDA): de deelnemers in het cluster worden als individuele aanvragers behandeld. Hij concludeert dat het om een aanvraag van vijf of zes individuele bedrijven gaat. BAAK (CDA): ze gaat er van uit dat het prioriteitenlijstje geldt voor alle aanvragers. ZIEL (PvdA): hij raadt eenieder aan het verslag van 7 december jl. te lezen, daarin wordt duidelijk uitgelegd wat de pilot inhoudt. Hij vraagt om informatie over de verdere ontwikkeling van de pilot. PETERS (VVD): is het in het kader van de dierengezondheid wel verstandig zoveel dieren bij elkaar te clusteren? Bedrijven moeten gauw op slot als er iets uitbreekt. Wethouder SIJBOM zegt dat het idee van het varkenscluster is om met meerdere bedrijven dicht bij elkaar in verdergaande vorm samen te werken. Er is een bedrijf gekocht van 40 ha, op de helft daarvan is plaats voor zes bedrijven, de andere 20 ha wordt gebruikt voor structuurversterking voor omliggende bedrijven. Voor deze pilot gelden de prioriteiten niet. Hij zegt toe de raad op de hoogte te houden over de stand van zaken rond het varkenscluster. Het is juist de bedoeling van de Reconstructie geweest om minder te slepen met biggen en varkens. Er is juist voor deze constructie gekozen, omdat het gesloten bedrijven zijn met minder risico. MEULENKAMP (VVD): nuanceert hierbij dat het oorspronkelijke doel van het Reconstructieplan was minder slepen met de dieren, een vermindering van de concentratie en varkensvrije zones. In de LOG’s is nu wel sprake van een concentratie. Wethouder SIJBOM geeft aan dat de bedoeling van de pilot juist de geslotenheid van de bedrijven is. Het is een pilot in het kader van de agro-logistiek.
27
1.5
Startbijeenkomst gebiedsuitwerking LOG, d.d. 28 september 2006.
Tijdens de informatieavond op 28 september 2006 in het gemeentehuis te Goor is ten overstaande van de gemeenteraad en betrokken burgers uitleg gegeven over de ontwikkeling van de Landschapsontwikkelingsgebieden (LOG’s) in de gemeente Hof van Twente. Ongeveer 75 tot 100 betrokkenen waren aanwezig. De sfeer was goed en er werd geïnteresseerd geluisterd. De verwachtingen van de ontwikkeling van de LOG’s zijn erg hoog, hiermee zal rekening gehouden moeten worden. Wethouder Sijbom opent de avond met het welkom heten van de gasten. Vervolgens volgt een presentatie door de wethouder en Geert Wilms, waarin het plan van aanpak en de eerste bevindingen worden toegelicht. In de presentatie zijn onderstaande punten expliciet aan bod gekomen: • In januari zal er een avond zijn waarop de eindresultaten van de inventarisatie gepresenteerd worden; • Provincie Overijssel zet druk achter het opstellen van kwaliteitscriteria voor de LOG’s; • De ontwikkeling van de LOG’s gaat niet expliciet over het clusterproject (gezinsbedrijf plus); • Bedrijven worden niet op slot gezet; • Er zal gekeken worden naar welke bedrijven in de eigen gemeente in de knel zitten; • Boeren uit Brabant zullen niet snel deze kant uitkomen. Naar afloop van de presentatie is er de gelegenheid om vragen te stellen en om te discussiëren. De volgende vragen zijn gesteld. Er wordt gesproken over de milieuruimte van bestaande bedrijven. Hoe worden wensen van boeren hard gemaakt? Moeten bedrijven zelf met plannen komen? De bedrijven hoeven nog niet direct met concrete plannen te komen. Als blijkt dat er veel bedrijven in een LOG willen uitbreiden wordt het belangrijker om met goede plannen te komen, dit om alle wensen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Plannen moeten dan gebaseerd worden op een periode van vijf à tien jaar. Bedrijven die al bedrijfsplannen hebben liggen kunnen deze natuurlijk altijd aandragen. Op die manier kan er met deze bestaande plannen rekening gehouden worden. Plannen die worden aangedragen bij de gemeente moeten wel realistische plannen zijn. Je kan bijvoorbeeld niet zomaar van 100 naar 500 koeien gaan. Hoe ga je om met veranderende regelgeving met betrekking tot de milieudruk? Er is nu nog geen inzicht op toekomstige ontwikkelingen. Wel is bekend dat er een nieuwe Wet ammoniak en veehouderijen zal komen. Hierop zal wel degelijk ingespeeld worden. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet uitgegaan worden van de geldende wet- en regelgeving. Er wordt wel ingespeeld op de veranderende wet- en regelgeving tijdens het proces. Belangrijk is dat bedrijven de ruimte krijgen die ze nodig hebben. Wat wordt bedoeld met het begrip LOG-waardigheid? In een LOG is nieuwvestiging toch altijd mogelijk? Kan de gemeente ruimte garanderen?
28
Het begrip LOG-waardig is enkel een werktitel. Een LOG is altijd LOG-waardig. In een LOG is niet altijd nieuw vestiging mogelijk. In een LOG ligt de prioriteit bij de landbouw en de ontwikkeling daarvan. Het kan hier gaan om zowel bestaande als nieuwe bedrijven. Belangrijk is dat bedrijven de ruimte krijgen en dat belemmeringen weggenomen worden. De gemeente wil bedrijven niet op slot zetten. Met bovenstaande antwoorden is men nog niet overtuigd dat de gemeente ruimte kan garanderen. Welke criteria worden gesteld aan inpassing? Geluidhinder is toch nog het enige item, en dat is op het moment in ontwikkeling. Onlangs is er een rapport uitgekomen van Alterra waarin vermeldt wordt dat het niet uitmaakt of je met je bedrijf dicht bij een natuurgebied zit of niet. De geldende regelgeving telt. Worden bedrijven uit de directe omgeving van de LOG’s ook meegenomen? Er wordt ook gekeken naar de uitbreidingsbehoefte en de belemmeringen van bedrijven uit de omgeving van de LOG’s. Als een bedrijf in een LOG wil uitbreiden op een paar honderd meter afstand met grote stallen is dit dan een uitbreiding of nieuw vestiging? Als er een nieuw bouwblok gecreëerd wordt, is er wel sprake van nieuwsvestiging. Hoe zit het met natuur? Wordt natuur alleen gepland in overgebleven ruimte? Landbouw en natuur kunnen toch heel goed hand in hand gaan? Bepaalde vormen van landbouw kunnen alleen in een goed ingericht gebied, dus in de LOG’s. Hierbij kan natuur ook een rol spelen. Natuur past voornamelijk in de verwevinggebieden en de extensiveringgebieden. Komt de projectgroep bij de bedrijven langs om te vragen naar de plannen of moet je, als je concrete plannen hebt, deze zelf bij de gemeente indienen? Als er plannen zijn dan moet je die zeker zelf indienen, dan weet je zeker dat je gehoord wordt. De gemeente wil graag weten welke kant een bedrijf op wil en wil graag kennis nemen van plannen. Met een plan kan je best vijf jaar vooruit kijken. Hoe zit het met burgerwoningen in de LOG’s? Burgerwoningen mogen geen belemmering vormen voor de landbouw. Burgerwoningen kunnen ook niet zomaar verdwijnen. Bij grote plannen van bedrijven is het een mogelijkheid dat bedrijven gezamenlijk een belemmering afkopen, door een burgerwoning op te kopen, af te breken en de bestemming te veranderen. Er zijn geen onteigeningsmogelijkheden. Afkopen kan alleen in wederzijds overleg tussen boer en burger, op vrijwillige basis. Royal Haskoning is niet betrokken bij de ontwikkeling van de burgerwoningen. Royal Haskoning inventariseert de milieuruimte en de behoefte op basis van de huidige situatie. De resultaten van deze inventarisatie worden in januari gepresenteerd. Kunnen bedrijven zonder opvolging en stoppende bedrijven niet in contact gebracht worden met bedrijven die behoefte hebben aan een ander bedrijf? Hoe wordt gegarandeerd dat boeren uit Brabant niet naar Twente komen? Er wordt wel degelijk gekeken naar bedrijven die gaan stoppen. Boeren uit Brabant komen hier niet snel heen, dat kan zo goed als gesteld worden.
29
Er kan niet gezegd worden dat bedrijven uit bijvoorbeeld Haaksbergen of Wierden niet naar de Hof van Twente mogen komen. De gezamenlijke doelstellingen uit het reconstructieplan Salland-Twente gelden voor het gehele gebied Salland en Twente. Elke aanvraag wordt in behandeling genomen. Een grootschalige verplaatsing naar de Hof van Twente wordt echter niet verwacht. Er wordt verwacht dat er ongeveer twintig bedrijven zullen verplaatsen binnen Overijssel. Voor Elsenerbroek wordt gesteld dat er twee bedrijven komen. Die beslissing staat vast? Er staat nog niets vast, er is nog geen enkel besluit genomen. Alle aanvragen voor nieuwvestiging worden aangehouden. Komt er geen concurrentie op landbouwgrond en mestafzetruimte? Er wordt rekening gehouden met de wensen van bedrijven. Daarbij wordt wel uitgegaan van een realistisch toekomstbeeld. Ook wordt er gekeken naar de verhoudingen tussen bedrijven. Waarom hebben de burgers niets gehoord over de reconstructieplannen? Het reconstructieplan dateert van 2004. Sinds die tijd zijn er legio publicaties geweest in regionale bladen en huis-aan-huisbladen. Waarschijnlijk is dat dan allemaal gemist. Is een burgerwoning nog wel verkoopbaar als burgerwoning? Een burgerwoning is een burgerwoning en blijft een burgerwoning. De ontwikkeling van de LOG’s zal geen aanzienlijke waardevermindering met zich meenemen. Je weet immers dat je in een landbouwgebied gaat wonen. Burgerwoningen vormen wel een belemmering. Maar er wordt uitgegaan van de huidige situatie. Een burger wonende in het buitengebied vindt dat de gemeente weinig doet voor de burger en dat de burger niks te vertellen heeft. Kan de gemeente garanderen dat het alle beleidsruimte zal gebruiken om bedrijven beter te maken? Het is een te brede en algemene ingreep om zo’n grote toezegging te doen. Bedrijfsontwikkeling is altijd mogelijk, maar wel daar waar het kan. Een burger, woonachtig in Ambt Delden, spreekt namens dertien burgers. Zij geeft aan dat er in haar buurt twee aanvragen voor nieuw vestiging liggen, waarvan er één mer-plichtig is. Een betrokkene vraagt zich af hoe het gaat met de manege, gelegen net buiten Elsenerbroek, die gebruik maakt van de zandpaden in de LOG. Kunnen deze paden gewoon gebruikt blijven worden? Deze vraag zal meegenomen moeten worden. De avond wordt afgesloten door wethouder Sijbom. Hij geeft nog eens aan dat in januari de resultaten van de inventarisatie door Royal Haskoning gepresenteerd zullen worden.
30
1.6
Informatiebijeenkomst d.d. 30 januari 2007.
( raad, statencommissie Ruimte en Groen, Gedeputeerde Jansen, Stichting Gezinsbedrijf Plus, college (wethouder Sijbom), Overbeek en Hazenkamp);.
Informatiebijeenkomst gehouden ter vervolg op bijeenkomst van 28 september 2006. De avond bedoeld om bij te praten over de stand van zaken rond de uitvoering van het Rcp, meer specifiek de LOG en het clusteren van intensieve varkens binnen de reconstructie. P. Jansen geeft een presentatie. Hij gaat o.a. in op de trends in de intensieve varkenshouderij: flinke afname van aantal bedrijven bij ongeveer gelijke blijvende aantallen dieren; dus schaalvergroting met per saldo minder maar grotere en schonere innovatieve bedrijven. Er zal instroom zijjn van buiten de gemeente omdat 5 van de 26 LOG-en in de Hof liggen. De intensieve veehouderij moet gefaciliteerd worden op sterlocaties en in de LOG-en (bestaande locaties en nieuwe kavels). Na 2008 afschaffing van quotering zodat mogelijk verplaatsing van dieren over het land zal plaatsvinden; trek naar koopkrachtige gebieden of niet?. Naast nieuwbouw ook sprake van afname van bebouwd oppervlak als gevolg van sloop. Is er geen sprake van het gaan zitten op de stoel van ondernemers door grote inbreng van, door provincie en Stichting?. Raad zal zsm kaders moeten geven om voortgang te kunnen maken voor verzoeken die er liggen en kansen die zich aandienen.
1.7
Verslag raadvergadering d.d. 15 februari 2007.
1.7.1 Spreekrecht burgers De heer en mevrouw Hagreis – persoonlijke titel Zij wonen aan de Rapperdsweg 7 te Zeldam en zitten in spanning over het eindconcept LOG’s. Op 3 januari jl. stond het voorbereidingsbesluit bestemmingsplannen buitengebied gepubliceerd in het Hofweekblad. Ze hadden het niet gelezen, maar hebben vernomen dat ze in maart/april nog kunnen reageren als het plan ter inzage ligt. Hun huis en dat van de buren is niet met een rood blokje op de kaart aangegeven als burgerbewoning. De grens van de stankcirkels kan vlak langs de burgerbewoning lopen, zo komt de intensieve veehouderij en de stank daarvan wel heel dicht bij de deur. Zij vragen compensatie voor de waardevermindering van hun woning, bijv. door burgerbewoning te koppelen aan een vrij stuk grond in de log. Verder zijn zij van mening dat het varkenscluster veel kleiner moet worden en dat burgerbewoning zijn waarde moet behouden. • • •
NIJENHUIS (GB): hij begrijpt dat de heer Hagreis vraagt om rondom de woning een erf te maken waar het mogelijk is een agrarisch bedrijf te beginnen. BEENS (fractie Beens): zijn de heer en mevrouw Hagreis de enigen die te kampen krijgen met dreigende waardevermindering? BUSCHERS (CDA): gezien toekomstige besluitvorming stelt hij de heer Hagreis voor om contact te zoeken met de gebiedsmanager.
De heer HAGREIS zegt dat er in de Hof wel tientallen dergelijke situaties zijn. Wie buitenaf wil gaan wonen, koopt niet in een log, je weet niet wat zich daar kan ontwikkelen.
31
De heer Vorage – Gezinsbedrijf Plus Hij is namens LTO Noord betrokken bij het Gezinsbedrijf Plus met als doel een levensvatbare varkenshouderij in Twente te ondersteunen. Varkenshouders vertrekken uit de extensiveringgebieden en moeten binnen het reconstructiegebied worden geherhuisvest. Gezinsbedrijf Plus wil bijdragen aan de zoektocht van zes varkenshouders om hen te herhuisvesten in een log. Het zijn zelfstandige ondernemers die samenwerken om hun economische positie te versterken. Gezinsbedrijf Plus streeft naar een bedrijf dat past bij de schaal en ontwikkeling van Hof van Twente. Het cluster zal leiden tot minder vervoersbewegingen in vergelijking met verspreid liggende vestigingen. Het cluster zal niet leiden tot een grote instroom van varkensrechten, de varkens worden verplaatst van minder gewenste plekken naar een plek waar dat wel gewenst is. Het cluster is innovatief, energieproducerend en er is voldoende mest om te verwerken tot duurzame energie. Een ander voordeel is een schaalomvang waarbij luchtwassers toegepast kunnen worden, dit zal leiden tot 85%-95% reductie van stank en verminderde ammoniakuitstoot. Er wordt effectiever gebruik gemaakt van de ruimte als bedrijven dichter bij elkaar worden geplaatst, er wordt gekeken naar een optimale landschappelijke inpassing. Veelal is gezegd dat het varkenscluster de omliggende bedrijven op slot zal zetten, maar dit is vanuit milieuoogpunt niet het geval. Het varkenscluster neemt geen ruimte weg, op de bestaande locatie is een varkenslocatie geprojecteerd. Er is 41 ha aangekocht, waarvan ca. 21 ha noodzakelijk is voor het cluster, en blijft 20 ha over voor verbetering van de agrarische structuur, ook van omliggende bedrijven. Op het cluster vindt mestverwerking plaats, waar omliggende agrariërs in kunnen deelnemen. Het cluster is een verantwoord initiatief, zowel uit economisch oogpunt als ruimtegebruik en is een goed voorbeeld van innovatieve economie. • • • • •
•
• •
RIJKENS (PvdA): de schaal waarop binnen het cluster wordt gewerkt biedt kans voor luchtwassers, maar hij gaat ervan uit dat zo’n investering straks voor iedere varkenshouder haalbaar is. BUSCHERS (CDA): wat zijn de veterinaire risico’s? ZIEL (PvdA): hoeveel bedrijven moeten noodzakelijk worden verplaatst in Overijssel en in Hof van Twente? MEULENKAMP (VVD): het Innovatienetwerk heeft onderzoek gedaan naar de realisatie van een dergelijk cluster in Nederweert. Dat staat en valt met het maatschappelijk draagvlak, hoe denkt de heer Vorage daarover? NIJENHUIS (GB): de schaal van de veehouderij gaat de komende tijd stuiten op de grenzen van de maatschappelijke acceptatie, staat in de kopnotitie. Kan iedereen worden overtuigd dat een varkenscluster beter is dan verplaatsing naar een bouwblok in de log? BEENS (fractie Beens): het probleem van virussen die door de lucht gaan is bekend. Hoe gaat dat als meer bedrijven op één luchtwasser zijn aangesloten? Hoe kan worden gegarandeerd dat de virussen niet van het ene naar het andere bedrijf gaan? BAAK (CDA): de raad heeft onlangs een biogasinstallatie bezocht. Hoe gaat de mestverwerking in het cluster, wordt hier maïs en gras toegevoegd en hoe is de afzet? PIERIK (CDA): als het cluster er komt en er worden zes bedrijven gevestigd, krijgen degenen die uit de extensiveringgebieden komen dan voorrang in de log?
32
De heer VORAGE betwijfelt of luchtwassers voor kleinere bedrijven rendabel zijn. Schaalvergroting in de varkenshouderij heeft een gunstig effect op de risico’s voor dierziekten omdat er minder transportbewegingen zijn. Het is een gesloten bedrijf met minder contactmomenten. Verplaatsing: in Overijssel gaat het om 50-60 bedrijven, 35 doen mee in een verplaatsingsregeling. In extensiveringgebieden zitten ook neventakken van varkenshouderijen. Hij weet geen aantallen in Hof van Twente. Maatschappelijk draagvlak is buitengewoon belangrijk. In Nederweert was nog geen reconstuctie, en betrof het een gebied met 18 individuele varkensbedrijven. Gezinsbedrijf Plus heeft de communicatie met de omgeving gezocht en informatieavonden georganiseerd. De agrarische sector is een belangrijke sociaal-economische factor in Overijssel, en draagt voor 10% bij aan werkgelegenheid en 10% aan de economie. Er zijn levensvatbare varkenshouderijen in Twente, getracht wordt hen te herhuisvesten. Die ontwikkeling is voor de sector noodzakelijk. Virussen: het belangrijkste virus is varkenspest. Als dit uitbreekt, wordt het hele cluster op slot gezet, worden over meerdere kilometers cirkels getrokken en mag er geen enkele beweging meer plaatsvinden. Het cluster kan bijdragen tot een verminderd risico. Mestverwerking: er wordt alleen mest verwerkt zonder toevoeging, de mest wordt volgens afspraak met het ministerie buiten de Nederlandse landbouw afgezet. Hiermee worden de vervoersbewegingen beperkt en wordt alleen het residu (20%) vervoerd. Er wordt voorrang gegeven aan ondernemers uit extensiveringgebieden, maar er wordt ook gezocht naar ondernemers die durven te ondernemen. Tevens wordt gekeken naar verplaatsing van varkensrechten uit extensiveringgebieden om naar het cluster te brengen. De heer Truitman – LTO Noord Na de workshop heeft hij behoefte om een aantal zaken helder stellen. De Reconstructiewet is vastgesteld, met een brede vertegenwoordiging heeft LTO deelgenomen in de Reconstructiecommissie. Daarin is besloten waar wel en waar niet in de toekomst intensieve veehouderij is gewenst. Voor inplaatsing in de log’s moet niet alleen worden gekeken naar op dit moment te verplaatsen bedrijven, maar ook naar bedrijven die in de toekomst moeten wijken voor stadsuitbreiding, Natura 2000 enz. Daarvoor moet in de log’s ruimte worden geboden, in de eerste plaats op de huidige bedrijven. In de Reconstructie wordt niet gesproken over bedrijfsverplaatsing, maar meer over verplaatsing van varkensrechten. 3 ha voor een bouwblok in een log moet blijven gehandhaafd, 1,5 ha doet geen recht aan het toekomstperspectief. Ook moet worden gekeken naar bestaande locaties in de log, het zou een goede ontwikkeling zijn als reeds bestaande locaties omgevormd, aangekocht en weer doorverkocht kunnen worden aan de intensieve veehouderij om verstening verder tegen te gaan en deze bedrijven toekomst te bieden. Daarvoor is instrumentarium nodig, zoals Rood-voor-Rood dat op veel gebieden tekort schiet, maar in een log een uiterst doelmatig middel kan zijn voor sanering van melkveehouderijbedrijven en plaats te bieden aan toekomstige varkens- of pluimveehouders. Naast de huidige bedrijven op bestaande locaties moet wel degelijk worden gekeken naar nieuwe locaties in de log, vanwege de vraag van bedrijven die al jaren op slot zitten. Er is een maatschappelijke verantwoordelijkheid om hen een toekomst te bieden.
33
•
•
• • •
NIJENHUIS (GB): de opmerking over Rood-voor-Rood is hem uit het hart gegrepen, hij heeft gedeputeerde Jansen voorgesteld om hier eens naar te kijken, zodat bestaande gebouwen kunnen worden afgebroken en opnieuw kan worden gebouwd voor intensieve veehouderij. Aankoop van bestaande bedrijven in het log, door wie? MEULENKAMP (VVD): het gaat meer om verplaatsing van varkensrechten dan bedrijven. Met luchtwassers kan de uitstoot tot 95% worden teruggedrongen, waarom is dan verplaatsing nodig? Is de doelstelling in de Reconstructie niet ingehaald door technische innovatie? RIJKENS (PvdA): wat is het standpunt van LTO ten aanzien van het varkenscluster? BEENS (fractie Beens): ziet de heer Truitman een gemeentelijke taak bij de instelling van een grondbank of gebouwenfonds of kan het ook de Rabobank zijn? BUSCHERS (CDA): de heer Truitman vertegenwoordigt de landbouw in Hof van Twente. Nieuwvestiging in de log’s wordt sceptisch bekeken door de melkveehouderij, is dat een bedreiging of een voordeel?
De heer TRUITMAN antwoordt dat, als de wens leeft om op bestaande locaties intensieve veehouderij te vestigen, het mogelijk moet zijn om die locaties op basis van voorfinanciering op te kopen middels een fonds, grondbank of iets dergelijks. Hiermee kan een buffer worden gevormd voor enige flexibiliteit. Luchtwassers: hij verwijst naar de minister van landbouw, de wetgeving is dusdanig dat bedrijven niet verder kunnen. Standpunt: LTO is voorstander van ontwikkelingsruimte in de log’s, in welke vorm wordt overgelaten aan de ondernemers en de markt. Als ondernemers -dus de ledende keus maken om te clusteren, gaat LTO daar niet tegenin, maar de afdeling is geen voorstander. Participatie grondbank: met zijn achtergrond als boer heeft hij geen enkele voorkeur, het middel is een uitkomst om een stukje ruimte in te bouwen tussen vraag en aanbod en tijd te winnen. De gebiedsmanager kan hier een prima rol in vervullen door het opvangen van signalen. Het zou de gemeente passen om daar participant in te zijn, ook financieel. Er zitten meer kanten aan nieuw vestiging in het log. Een betere toekomstige bescherming, ook voor een melkveehouderij, is er niet. Als de landbouw volop de ruimte krijgt, geldt dat voor alle takken. Een uitgekiende inplaatsing van nieuw vestigers zou een stuk grondmobiliteit op gang kunnen brengen, waarmee bestaande melkveebedrijven een betere kavelstructuur kunnen realiseren, dus maatwerk. 1.7.2 Beschouwing wethouder SIJBOM over het proces naar het ontwikkelen van een visie Hij wijst erop dat de kopnotitie nog een concept is en dat het de bedoeling is dat de raadsleden hierover vanavond met elkaar in debat gaan. Er is nog een aanvulling uitgereikt t.b.v. de discussie over de PM-regels in de kopnotitie. Dit betreft Ontwikkeling en trends in de intensieve veehouderij in Hof van Twente. De stukken worden vermeld op de website van de gemeente. De discussie wordt gevoerd over de zeven thema’s en de 16 onderwerpen voor de conceptvisie voor het log, en in hoeverre de fracties het daar wel of niet over eens zijn met elkaar.
34
Daarna kan verder worden gewerkt aan de toetsingscriteria waarover op 15 mei a.s. besluitvorming in de raad plaatsvindt. Het is van belang om voorafgaand aan het vaststellen van de bestemmingsplannen duidelijkheid te hebben over de toetsingscriteria, gezien het aantal aanvragen dat er nu ligt. 1.7.3 Presentatie van de heer WILMS van Royal Haskoning over de kopnotitie en een korte samenvatting van de workshops
Reacties PvdA • ZIEL (PvdA): hij kan nog geen definitief oordeel vormen, hij heeft veel informatie gekregen in de workshop die hem aan het denken zet. De Reconstructiewet is aangenomen en wordt uigevoerd, maar de lokale overheid stelt de toetsingscriteria vast. De fractie heeft voorkeur om bestaande kavels in te vullen met maatwerk. Er zijn vraagtekens bij clusters, iedere situatie moet apart worden beoordeeld. Het gaat niet alleen om log’s, ook sterlocaties zijn van belang en kunnen zowel voor burgers als voor bedrijven knellend zijn. Hij heeft de indruk dat er niet veel nieuw vestiging zal zijn, het is van belang om het bedrijfsplan goed te bekijken. Stel dat een ondernemer een grote investering heeft gedaan, hij redt het financieel niet en het cluster wordt opgekocht door één eigenaar, is het van belang hiervoor iets te regelen, zoals een antispeculatiebeding. Dan kan de gemeente daarop sturen en de regie houden. Er moet wel 250 mtr. tussen de bedrijven liggen. Er zijn zoekgebieden aangegeven, zijn die tot stand gekomen op basis van het verzoek van degenen die willen bouwen? Rood-voor-Rood: deze regeling moet verbreed worden om meer verplaatsingsmogelijkheden te creëeren. Dit hoeft niet alleen in het landbouwgebied, maar ook in de bebouwde kom om ruimte te creëren in het buitengebied. Het gaat om 20 bedrijven in Overijssel en drie in Hof van Twente, waarvan er één is ingevuld. De omvang is van wezenlijk belang, maar het gaat om betrekkelijk weinig bedrijven. Hij is verbaasd dat van de mest 20% resteert, maar dit moet wel vervoerd worden, dus de infrastructuur moet hier op aangepast worden. Bouwblok: dit moet maximaal 2 ha zijn, 1,5 ha is te beperkt. • BUSCHERS (CDA): als een bedrijf 3 ha nodig heeft, wat dan? Hij pleit voor het belang van de bedrijfsontwikkeling, een melkveehouderij heeft ook ruimte nodig. • ZIEL (PvdA): hij gaat uit van bestaande bedrijven en evenwichtige groei. • MEULENKAMP (VVD): hij pleit voor maatwerk en niet op voorhand 3 ha bouwblokken vrijgeven. Dit is een andere discussie dan doorgroeien naar 3 ha. • BUSCHERS: hij is het eens met dat signaal en vraagt de heer Ziel niet maximaal 2 ha te noemen. • ZIEL (PvdA): hij spreekt voorkeur uit voor 2 ha, de gemeente Haaksbergen hanteert ook max. 2 ha, en per situatie maatwerk te leveren. Verder wil de fractie per voorkeur geen nevenactiviteiten in een log, maar het is niet helemaal uit te sluiten.
35
•
• •
Burgerbewoning: veel burgers wonen er al jaren en willen daar nog jaren blijven. Zij zijn erg afhankelijk van hetgeen nu in het gebied gaat gebeuren. Hij dringt erop aan hier voorzichtig mee om te gaan en financieel goede regelingen te treffen. NIJENHUIS (GB): hoe denkt de heer Ziel erover als een burgerwoning wordt verkocht en hier een bouwblok wordt toegestaan voor vestiging van een inplaatser? ZIEL (PvdA): hij vindt dit een goede zaak, wel goed afwegen. Nog uitgebreid bespreken, er is nog geen fractiestandpunt.
CDA • BUSCHERS (CDA): de fractie laat zich nog informeren en heeft nog geen definitief fractiestandpunt. Het onderwerp leeft, veel mensen zijn erbij betrokken, dat heeft een belangrijke afweging tot gevolg. De discussie gaat in de toekomst vooral over nieuw vestiging van bedrijven. Prioriteit is wel om eerst te kijken naar bestaande locaties. Hier ligt een taak voor de gemeente, misschien ook wel financieel. Binnen 15-20 jaar moeten zich 15-20 bedrijven vestigen om de veehouderij te redden. Er zijn veel vragen: Hoe worden de zoeklocaties aangewezen, bijv. in Wiene links van de weg en niet rechts? Waarom worden de gebieden niet groter of kleiner gemaakt? Royal Haskoning heeft naar zijn idee wel gekeken naar de aanvragen die er liggen. Landschap: log = lop. Alles wat wordt gedaan in de log’s moet passen binnen het Landschapsontwikkelingsplan dat samen met Haaksbergen is vastgesteld. Ontmenging en burgerbewoning: er zijn maar drie burgerwoningen fictief aangewezen voor eventuele toekomstige agrarische percelen, waarom niet méér als er ruimte voor is binnen de log’s? Dan zijn er meer mogelijkheden voor landbouwontwikkeling. Omvang agrarisch bouwperceel: voorkeur van CDA gaat uit naar 3 ha om bedrijven voldoende mogelijkheden te geven. Lagenbouw spreekt voor zich, geen flats! Een onderlinge afstand tussen agrarische bedrijven, nieuwsvestiging en burgerbewoning van 250 mtr. is reëel, als afstand tussen de bouwblokken, niet de inrichting. Ontmenging: melkveehouderijbedrijven moeten op termijn de intensieve tak afstoten. Er zijn veel gemengde bedrijven in de Hof. De kopnotitie spreekt van ontmenging met een lucratieve gedachte, maar er zijn ook bedrijven met twee opvolgers. Dan kan het bedrijf worden gesplitst met voor één van de opvolgers een optie op een veldkavel in de log voor vestiging van een intensief bedrijf met woonhuis. Prioriteiten: wat is de juridische haalbaarheid en in hoeverre moet de gemeente daar op sturen? Hij vraag dit te laten onderzoeken door Royal Haskoning. Als een bestaand bedrijf in een log stopt en burgerbewoning wordt, moet de gemeente daarin meefaciliteren om nieuw vestiging te stimuleren. Hier kan de gebiedsmanager en rol in spelen. • MEULENKAMP (VVD): veel gemeenten geven stoppende agrarische bedrijven, die burgerbewoning worden, wel agrarische bestemming, dat is binnen de wetgeving mogelijk.
36
•
•
• • •
• • •
• •
BUSCHERS (CDA): akkoord, maar wel blijven kijken naar het feitelijk gebruik. Beplanting: wie betaalt dat? CDA is in totaliteit voor landbouwontwikkeling, de reconstructie is aangenomen. De fractie is zeker bereid om richting burger en ondernemer in het gebied creatief mee te denken. BEENS (fractie Beens): de prioriteit ligt op bestaande locaties. Als het maar gaat om twee bedrijven op jaarbasis die een plek zoeken, is dat varkenscluster niet nodig. Denk ook aan de mogelijkheden van de gemeente om samen met andere instanties een grondbank op te zetten. Met Rood-voor-Rood en financiële steun van de gemeente moet hervestiging mogelijk zijn. De kopnotitie is een conceptvisie, als de raad niet nadrukkelijk kaders stelt, wordt in mei dezelfde visie voorgelegd. CDA en PvdA spreken zich niet uit over varkensclusters. ZIEL (PvdA): de fractie wil geen clusters. BUSCHERS (CDA): het cluster beoogt samenwerking met een afstand van 250 mtr. Eerst moeten criteria worden vastgesteld, daarna het cluster toetsen aan die criteria. RIJKENS (PvdA): binnen hetgeen is vastgesteld, zijn de clusters niet in te passen in het landschap. Niet de sector om zeep helpen, maar misschien kan intensieve veehouderij in gebieden waar dat nu niet gewenst is- met luchtwassers wel mogelijk worden gemaakt. Wordt niet een industrieel agrarisch complex gevestigd dat eigenlijk gevestigd moet worden op een industrieterrein? BUSCHERS (CDA): bedrijven in het reconstructiegebied binnen de 250 mtr. zone hebben geen ruimte, maar kunnen zich met luchtwassers misschien wel ontwikkelen. Maar dat is nu in de regelgeving nog niet aan de orde. RIJKENS (PvdA): luchtwassers is een nieuwe techniek, de regelgeving loopt hier achteraan. Niet nu het landschap verpesten, maar de regelgeving aanpassen. De clusters hebben straks een enorme impact op het landschap. BEENS (fractie Beens): gezien de ontwikkeling met luchtwassers is een varkenscluster niet nodig, de sociale omgeving moet dit wenselijk achten en dat is niet het geval. Meerlagige bedrijfsgebouwen zijn volgens de notitie mogelijk, zoals varkensflats. Hij vraagt dit te schrappen. BERGMAN (PvdA): hij vraagt bevestiging dat deze regel ambtshalve geschrapt is. BEENS (fractie Beens): PvdA is bang voor opkopen van de cluster door een megabedrijf en pleit voor een anti-speculatiebeding. Dit heeft in Nederland nog nooit gewerkt, dus hij stelt voor niet aan een varkenscluster te beginnen.
VVD • MEULENKAMP (VVD): de reconstructie is uitgedacht ten tijde van de varkenspest. De varkenssector moet weer floreren, maar de reconstructie is een dermate langdradig proces, dat is achterhaald. De sector floreert op dit moment. Conceptvisie: Hij heeft in de vorige vergadering gevraagd of het varkenscluster moest worden gezien als één bedrijf, toen werd gezegd dat het individuele bedrijven waren. Hij gaat ervan uit dat die bedrijven ook moeten voldoen aan de op te stellen criteria. \
37
•
•
• • •
•
•
Volgens de kopnotitie wordt er een uitzondering gemaakt voor het varkenscluster, daar heeft hij moeite mee. Op blz. 25, landschappelijke inpassing Markelose Broek staat dat de landschappelijke draagkracht matig is. Het is van nature een zeer open landschap…… Uitbreiding van bebouwing kan de landschappelijke karakteristiek van Markelose Broek teniet doen. Hij heeft hier vraagtekens bij als hier wel een varkenscluster wordt gerealiseerd. Blz. 27, Wiene: de draagkracht van het open landschap van Wiene is gering en te kwetsbaar voor nieuwe bebouwing. Maar er zijn wel drie zoekgebieden voor nieuw vestiging. Er moeten 15-20 nieuwe locaties komen, maar er stoppen 200 bedrijven. Hij pleit ervoor eerst te bekijken of de nieuw vestigers naar stoppende locaties kunnen worden geleid en eventueel een sloopregeling opstellen om schone kavels op te leveren. Er ligt veel geld bij de provincie, dat moet mogelijk zijn. Meerlagige bebouwing is geen goed plan. Inplaatsers moeten ook aan criteria voldoen, oppassen voor speculatie en geen gelukszoekers accommoderen. BAAK (CDA): de heer Meulenkamp spreekt over de achterhaalde reconstructiewet. Maar die gaat niet alleen om landbouwontwikkeling, het hele platteland moet worden heringedeeld, ook de natuur- en recreatiegebieden. Als alles blijft zitten zoals het zit, lukt dat niet en zal zowel landbouw als toerisme verdwijnen uit de Hof. Het ene belemmert het andere, niet denken dat alleen varkens belemmerend zijn. Veel bedrijven zitten op slot. MEULENKAMP (VVD): het gaat hier vanavond om landbouwontwikkelingsgebieden. De sector heeft zich goed gered en de vrije markt heeft zijn werk gedaan. BAAK (CDA): het platteland is meer dan varkens. Het gaat om een economisch draagvlak op het platteland waar geld verdiend moet worden, zowel aan toerisme, campings enz. Er moet worden herverdeeld. BUSCHERS (CDA): de raad heeft drie maanden geleden unaniem een voorbereidingsbesluit aangenomen. Bedrijven in de extensivering- en verwevinggebieden die nu geen intensieve tak hebben, mogen die in de toekomst ook niet krijgen. Nu moet de raad bij de invulling van de log’s ook zijn verantwoordelijkheid nemen. RIJKENS (PvdA): het gaat goed met de landbouw, een geringer aantal mensen verdient er een goede boterham. PvdA vindt clustering van bedrijven niet passend in het landschap. Als intensivering van de veehouderij tot gevolg heeft dat er grootschalige gebouwen moeten komen waarin vee wordt gehouden, plaats die dan op een industrieterrein. Daarmee zegt hij niets over het verder ontwikkelen van de landbouw. MEULENKAMP (VVD): Hof van Twente is door Elzevier weer gekozen als vierde gemeente van Nederland, op basis van veel criteria. Als het allemaal zo slecht was als CDA schetst, was dat niet gelukt.
38
Gemeentebelangen • NIJENHUIS (GB): er zijn goede discussies geweest in de workshop, met goede en soms verrassende uitkomsten. Men moet zuinig zijn op de landbouw, ook in Hof van Twente. Het buitengebied wordt onderhouden door de landbouw, het aantal wordt steeds minder. Rood-voor-Rood: goed inzetten voor verplaatsing van varkens naar log’s. Het aantal varkens is minder, hoe zit het met het aantal varkensrechten in de Hof? Ook GB huldigt het standpunt dat bestaande kavels moeten worden aangewend voor nieuw vestiging voordat sprake is van veldkavels. Een bouwblok van 2 ha zal voor varkens voldoende zijn, voor de pluimvee niet. Van welke twee bedrijven is sprake? Wat houdt een varkensflat in? Hij is hier geen voorstander van. Het varkenscluster heeft veel weerstand, de fractie geeft nog geen definitief oordeel. Holten heeft industrieterrein verheven tot log, misschien is dat een oplossing? • MULDER (CDA): waarom is de afstand van 250 mtr. voor bouwblokken in het varkenscluster losgelaten?
1.7.4 Beantwoording vragen door wethouder SIJBOM Hij heeft een goed beeld gekregen van de standpunten, dank voor de goede discussie. Hij ondersteunt de opmerkingen dat reconstructie meer is dan de log’s van criteria voorzien, het is een grote operatie waar ook deze gemeente een belangrijke rol in speelt. Salland en Twente hebben een belangrijke opgave, de reconstructiewet is niet overbodig. Zoeklocaties: er wordt een link gelegd met de lijst van aanvragen, maar de aanvragen gelden uiteraard voor plekken waar vestiging ook mogelijk is. Aanpassing van infrastructuur in de log’s is vanzelfsprekend. Bouwblok 1,5 tot 3 ha: er zijn nu al bedrijven met een bouwkavel > 2 ha. Als hier een maximum voor wordt bepaald, worden bedrijven op slot gezet. Burgerbewoning: niet ieder burgerwoonhuis wordt voorzien van een agrarische bestemming, maar alleen die woningen waar naastliggende agrarische bedrijven niet op slot worden gezet. Goed kijken wat het betekent voor de omgeving is de denkrichting. LOG is LOP: helemaal mee eens, het LOP is net samen met Haaksbergen vastgesteld en geeft kenmerken voor de gebieden. Bouwen in lagen: de raad stelt de kaders, niet de ambtenaren. Hij begrijpt dat er weinig draagvlak voor is. Het initiatief voor het varkenscluster en het meewerken aan de pilot is al in 2004 in het college besproken. De discussie over het varkenscluster is zelfs in de Tweede Kamer gevoerd. Afgelopen jaar is begonnen met de invulling van de criteria voor de log’s. • BEENS (fractie Beens): was de raad op de hoogte van het collegebesluit om aan de pilot mee te doen? • RIJKENS er is al grond verworven met de intentie om een varkenscluster te vestigen, de minister stuurt een brief, terwijl het proces afhankelijk is van instemming in de raad, die mogelijk geen voorstander is. Hoe kan dat? De raad wordt wel onder druk gezet, dat is een ongemakkelijke positie.
39
•
PIERIK (CDA): hij stelt het op prijs om bij besluitvorming een goed beeld te hebben van bedrijven die eventueel gaan stoppen en eventueel bereid zijn tot verkoop. Het aantal gespecialiseerde varkensbedrijven wordt gereduceerd, daar is nog wel een slag te halen. Er wordt wel steeds gezegd dat herplaatsing voor nieuw vestiging gaat, maar hij wil nieuw vestiging niet uitsluiten.
Wethouder SIJBOM zegt dat de raad verantwoordelijk is voor de planologische inpassing, zoals vaststellen van het bestemmingsplan. Stoppers: er zit een hiërarchie in de verwerking van aanvragen, daar moet op 15 mei a.s. de discussie ook over gaan. Het gaat om verplaatsing van varkensrechten en het mogelijk maken van ontmenging. Hij denkt niet dat op 15 mei a.s. kan worden voorgelegd welke bedrijven gaan stoppen. De geruchten dat bedrijven gaan stoppen zijn bekend, maar de betreffende ondernemers willen dat niet aan de grote klok hangen, vanwege privacybescherming. Wie wil stoppen, weet waar die moet zijn. Financieel instrumentarium via grondbank, sloopregeling enz. is helder. Rood-voorRood mag een betere uitwerking hebben, dit moet bij de provincie worden aangekaart. Er is een sloopregeling, maar het is nooit genoeg. Hij roept de fracties op om dit bij hun statenleden onder de aandacht te brengen. Pilot: het is aan de raad om over de pilot voor het varkenscluster te beslissen, het college heeft toegezegd hier medewerking aan te verlenen. Anti-speculatiebeding: dit is lastig, goed nadenken hoe de aanvragen die er nu liggen kunnen worden voorzien van enig realisme. Is er een bedrijfsplan, wie is de agrarische ondernemer? •
RIJKENS (PvdA): per 2008 verdwijnt de compartimentering voor de mest. Betekent dit niet dat de relatief goedkope varkensrechten in Overijssel worden opgekocht door bijv. bedrijven in Brabant waar de varkensrechten duurder zijn? Dit kan een grote impact op dit gebied hebben. Kan Royal Haskoning dit nog nader uitwerken? Wethouder SIJBOM zegt dat dat niet onmogelijk is. Hij verwijst naar de aanvulling en informatie op de website. Er is rekening gehouden met compartimentering. • •
BUSCHERS (CDA): waar is de heer Rijkens bang voor? RIJKENS (PvdA): om hier ontwikkelingen op gang te brengen die straks worden gedwarsboomd door het feit dat veel varkensrechten worden weggekocht en de ontwikkeling die nu wordt verondersteld, zich niet voordoet. • BUSCHERS (CDA): daarom pleit hij voor besluitvorming nu. Wethouder SIJBOM merkt op dat die ontwikkelingen zijn verwerkt in de rapportage van de provincie. Hij raadt de raadsleden aan dit nog eens te bekijken. Varkenscluster: het is één mestverwerking en zes individuele bedrijven die individueel vergunning moeten aanvragen, maar planologisch worden gezien als één bedrijf. De pilot voor het varkenscluster was er, nu worden criteria opgesteld en kan het niet zo zijn dat die zes bedrijven uit elkaar getrokken worden. Voor nieuwe initiatieven gelden de criteria van 250 mtr. wel. •
MEULENKAMP (VVD): de raad kan uitspreken dat die zes individuele bedrijven wel aan de criteria moeten voldoen. Wethouder SIJBOM zegt dat de raad dan moet uitspreken niet mee te willen werken aan de pilot.
40
Paragraaf 2. overleggen met verenigingen, stichtingen, e.a. 2.1
ten geleide.
In deze paragraaf is een overzicht opgenomen van gesprekken die hebben plaatsgevonden met diverse verenigingen en stichtingen. Daarbij kan o.a. gedacht worden aan buurtverenigingen.
2.2
Buurtkring “Zeldam”. Opmerkingen bij rapport intensieve Veehouderij (workshop LOG d.d. 15 februari 2007).
2.2.1 Algemene opmerkingen Gaan er nog wel toeristische fietsroutes door een LOG of is het de bedoeling dat i.v.m. het tegengaan van verspreiding van ziektes etc. er zo weinig mogelijk mensen het gebied betreden? Nergens in het rapport wordt gepraat over aantallen transportwagens en de lawaaioverlast die dit met zich meebrengt, terwijl dit wel van belang is. Verder is de verkeersveiligheid ook een onbelicht punt. Er fietsen nogal wat mensen over de Zomerweg naar Goor en Almelo en vice versa en ook veel automobilisten gebruiken deze weg. Wie komt op voor de rechten van de burgers, die er vaak al tientallen jaren wonen en nu opeens een belemmering vormen voor de intensieve veehouderij? Kan een burgerwoning zomaar worden aangemerkt tot een agrarisch bedrijf? Je kunt het alleen maar aan een varkensboer verkopen, toch? En nieuwe bedrijven kunnen, doordat je geen burgerwoning bent, zich makkelijker vestigen in jouw buurt (is de stankcirkel t.o.v. burgerwoning groter dan bij een agrarisch bedrijf?) Er wordt gepraat over meerlagige bedrijfsgebouwen (varkensflats) dat is toch niet iets wat wij in de Hof van Twente willen? In het rapport wordt gesproken over een minimale afstand van 250 meter tussen de bouwpercelen voor nieuwe bedrijven en uitbreiding. Hoe wordt dit gemeten? De heer Sijbom had het bij de opiniërende raadsvergadering over 250 meter tussen de bouwblokken, dat lijkt ons wat anders. Antispeculatiebeding regelen, voorkomen dat er boeren zijn die uit zijn op verkoop van hun (nieuwe) bedrijf. In nieuwsbrief van de gemeente over het LOG van december 2006 stond dat grondspeculatie moet worden voorkomen en ten behoeve van een realistische bedrijfsvoering is het mogelijk dat een bepaald grondbeleid ontwikkeld wordt. Hoe wordt dit handen en voeten gegeven? In dezelfde nieuwsbrief stond ook dat er een check zou gaan plaatsvinden met de boeren ivm de geinventariseerde milieuvergunning. Deze zouden ter inzage komen? Is dit al gebeurd? Nieuwsbrief: er wordt nog als optie gesproken voor burgerwoningen dat ze zouden kunnen gaan fungeren als 2e bedrijfswoning. Is dit van de baan? Kunnen eigenaren van veldkavels die in een LOG interessant zijn voor vestiging/uitbreiding van varkensboeren, verplicht worden om hun kavel te verkopen? Waarom wordt niet eerst geïnventariseerd of er stoppers in een LOG zijn die hun grond en woning willen verkopen? Daar kunnen dan de boeren die nieuw willen bouwen of op eigen grond niet kunnen uitbreiden, naar toe.
41
Nieuwe beplanting rondom bedrijven: komt dit nog op de eigen veldkavel of gedeeltelijk op de kavel van de buren? Boeren willen altijd zo min mogelijk bomen/struiken rondom hun maïsland, hoe wordt dus gecontroleerd of die nieuwe beplanting wordt onderhouden? Worden boeren verplicht om nieuwe beplanting aan te leggen of is het een vrije keuze? Wat betekent het dat een bedrijf onder de IPPC richtlijn valt (blz 11)? Wat houdt het in dat de Boven Regge (blz 28) onder een ecologische verbindingszone valt? In de samenvatting (vóór de inhoudsopgave), staat dat er onder andere een plan MER dient te worden uitgevoerd. Betekent dat dit ook voor alle al aangevraagde bedrijven opnieuw moet worden gedaan?
2.2.2 Opmerkingen specifiek voor het Zeldam Als er varkenspest uitbreekt in een LOG en de boel gaat op ‘slot’, welke gevolgen heeft dit voor de bereikbaarheid van andere bedrijven en voor de burgers, die in dat LOG wonen? Tegenover het zoekgebied aan de Zomerweg liggen een kwekerij en een shovelbedrijf. Iets verder ligt Holland Genetics (Kunstmatige inseminatie). Niet alle burgerwoningen staan genoemd bij de inventarisatie van bedrijven/burgerwoningen in het Zeldam. Bedrijfswoningen worden helemaal niet genoemd, terwijl deze wel aanwezig zijn. Dit zowel op pagina 22 als 72. Als we dan lezen dat de beschikbare ruimte in de LOG’s vooral wordt beperkt door de aan te houden afstand van bedrijven tot enkele burgerwoningen, kunnen er geen goede voorstellen worden gedaan door bureau Royal Haskoning. De legenda Zeldam milieuvergunning inventarisatie (blz 22) klopt niet. Jeukens heeft geen agrarische bestemming en dus geen vergunning. Bovendien is het aantal inrichtingen dat wel een vergunning heeft, maar geen vee meer (gele cirkels), niet juist. Dit zijn er in werkelijkheid veel meer. Nevenactiviteiten in een LOG zijn verboden. Hoe kan de heer Volkerink van de Spenkelinksweg kortgeleden nog toestemming hebben gekregen voor caravanstalling, naast het houden van varkens? Als ik de karakteristieken lees van het Zeldam (5 beken), huidige landschap kan meer bebouwing niet aan, hoe kan hier dan een gebied voor nieuwvestiging komen? (blz 28). Eis tot versterking van bestaande gebieden (blz 41).
2.3
Stichting Perspectief Elsenerbroek.
De stichting heeft bij brieven van respectivevelijk 17 juli 2006 en 22 januari 2007 gereageerd richting het college. In de brief van 17 juli 2006 werd aangegeven dat er veel onduidelijkheid is over inplaatsing van nieuwe veehouderijen in het LOG Elsenerbroek en verzoekt zsm om duidelijkheid. In de brief van 22 januari jl heeft de gebiedscommissie Elsenerbroek gelet op de ontwikkelingen in de LOG-en Elsenerbroek en Zeldam een aantal bedenkingen en daartoe een aantal vragen geformuleerd. Onderstaande zijn de vragen opgenomen: Vragen gebiedscommissie Elsenerbroek over de Landbouwontwikkelingsgebieden in haar werkgebied. -
Hoe ziet het stelsel van criteria eruit? Gaat het om meters? En als op basis van meters iets kan, kan het dan nog zijn dat het op basis van het landschap, resp. beeldkwaliteit alsnog wordt afgewezen? Hoe waarborgen we de kwaliteit van het open gedeelte van Elsenerbroek?
42
-
-
-
-
-
Wat zijn de consequenties van de Habitat (natura 2000) op de vast te stellen criteria? Hoe is de planning in Elsenerbroek in relatie tot de inplaatsings opgave provincie breed? Kun je spreken van een afgeleide waarbij elk Landbouwontwikkelingsgebied een deel van de opgave draagt? Wat is de daadwerkelijke claim nu? Kun je op basis van de totale provinciale ontwikkelingsbehoefte uitgaan van een ontwerpopgave voor Elsenerbroek en hoe wordt de bevolking daarbij betrokken? Bestaat de landschapsambitie naast de inplaatsingsambitie of is het een afgeleide van de ontwikkeling van de intensieve veehouderij? Wordt schade aan het landschap gemeten en gecompenseerd? Zo ja, hoe? (Hoe) Wordt de positie van de melkveehouderij en kavelstructuur versterkt? Hoe worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven gewaarborgd? Hoe vindt de afweging plaats in relatie met de overige economische functies in het Landbouwontwikkelingsgebied Elsenerbroek? Is er evenwicht in de opgave tussen de verschillende landbouwontwikkelingsgebieden binnen Hof van Twente, maar ook daarbuiten? Wordt een vergelijk gemaakt met andere landbouwontwikkelingsgebieden in Twente, als de ontwikkeling van intensieve veehouderij hier meer wordt beschermd dan elders in Twente en Salland, bijvoorbeeld door het uitbannen van andere economische activiteiten, heeft dat dan geen extra aanzuigende werking, waarbij onbalans ontstaat? Zie bovenstaande; verzoek landbouwontwikkelingsgebieden op regionale schaal te bezien. Wat wordt gedaan om “wildwest” ontwikkelingen tegen te gaan? In hoeverre wordt gehouden aan het beginsel dat je eigen bedrijven eerst helpt en niet allerlei bedrijvigheid krijgt als uitkomst van speculatiewinststreven? Er is nadrukkelijk zorg om de zuidwestzijde en noordzijde van het Landbouwontwikkelingsgebied Zeldam, het gaat om schouwpaden, zandpaden die mogelijk verdwijnen: de commissie verzet zich daartegen, gezien het belang voor de plaatselijke ondernemers (toerisme en manege). De commissie is van mening dat om een evenwichtige visie te kunnen ontwikkelen de vraagzijde, afgeleid van een toekomstvisie op de intensieve tak in Twente, in beeld moet komen. Aan de hand daarvan kunnen locaties op basis van een ontwerpende benadering worden gelokaliseerd. Wij wijzen nadrukkelijk af, dat nu alles op slot wordt gezet ten behoeve van een ontwikkeling waarvan de reikwijdte niet in beeld is.
2.4
Buurtbewoners Wiene. Door meerdere mensen in de buurt Wiene is gereageerd op de tostandkoming van een gebiedsvisie voor de LOG-en. Het betreft brieven van 26 april 2006 en 29 oktober 2006. In de brief van 26 april 2006 wordt aandacht gevraagd voor ontwikkelingen in de omgeving van de Dorreweg. Het betreft o.a. dat derden bedrijven benaderen om gronden te verkopen met bouwvergunning erop. Dat het gronden betreft van agrariërs die hun bedrijf elders hebben en dat er vooral vraag is vanuit andere delen van het land.
43
De brief van 29 oktober 2006 gaat vooral over het verzoek dat er een goede inventarisatie gaat plaatsvinden, niet slechts binnen de LOG maar nadrukkelijk ook buiten de LOG grenzen. Er is een aanvraag om vergunning ingediend door iemand die geen agrariër is en niet de eigenaar van de betreffende kavel. Het LOG ligt daarbij nabij het Weldam en er zijn reeds veel initiatieven op het gebied van R&T, o.a. fietsroutes en het landgoed “De oosterhof” ligt in de directe nabijheid. Met hun brief van 15 februari 2007, uitgereikt tijdens de workshop LOG op 15 februari 2007, geven ze het volgende te kennen. In het LOG Wiene zijn twee varkenstraten aanwezig en gescheiden door een buffer van ca. 1,5 km. Een nieuw bedrijf tussen beide straten is een open gebied zal ertoe leiden dat ziekten zich gemakkelijk (via de lucht) kunnen verspreiden. Waarom worden gelet op de karakteristiek zoal beschreven in de LOG-visie toch gekozen voor inplaatsing in de vorm van een zoeklocatie. Een afstand van 250 meter tussen bedrijven is veel te weinig. De uitnodiging voor de bijeenkomst is laat verzonden, niemand zit te wachten op nieuwkomers. Sprake van veel stoppers dus geen nieuwe locaties nodig. Bestaande bedrijven moeten kunnen groeien en dit ondersteunen via luchtwassers;. Verplaatsing slechts naar bestaande locaties.
2.5
Buurtkring Boeren, burgers, buitenlui, brief d.d. 21-2-2007.
De buurtkring heeft reeds bij brief van 13 februari 2007 een eerste reactie gegeven op de conceptgebiedsuitwerking LOG’s. In hun brief van 21 februari 2007 wordt de inhoud van de brief van 13 februari 2007 grotendeels herhaald. De brief van 21 februari 2007 is hieronder integraal opgenomen. Betreft: Zienswijze Buurtkring Boeren Burgers Buitenlui over de gebiedsuitwerking van de landbouwontwikkelingsgebieden in de Hof van Twente Geachte heer/mevrouw, Met veel belangstelling hebben wij deel genomen aan de workshops in het kader van de visievorming Landbouw ontwikkelingsgebieden Hof van Twente. De workshops waren kennisverruimend maar voor ons helaas weinig geruststellend. Als burgers en ondernemers woonachtig binnen of pal aan de grens van het LOG Slaghekkenweg maken wij ons grote zorgen over onze toekomstige woon c.q. werksituatie als het concept rapport ongewijzigd wordt overgenomen door de raad. Natuurlijk moet er ruimte zijn voor de ontwikkeling van de huidige boerenbedrijven in onze gemeente. Echter uit het conceptrapport komt een toekomst beeld naar voren van mega agrarische industriegebieden waarin de intensieve veehouderij ongebreidelde ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden volledig ten koste van de overige bewoners binnen de betreffende gebieden, het milieu en het huidige landschap. Gelukkig gaat het hier om een conceptvisie en zijn aanpassingen mogelijk en kunnen nog diverse accenten worden gelegd. In aansluiting op de discussie en ter ondersteuning van de visievorming over de meest gewenste ontwikkelingen binnen de LOG ‘n willen wij daarom nadrukkelijk als Buurtkring meer specifiek onze zienswijze onder Uw aandacht brengen. Onze zienswijze bestaat uit de volgende met elkaar samenhangende vragen, opmerkingen en discussiepunten en is gebaseerd op de informatie uit het conceptrapport: Een toekomst voor de intensieve veehouderij; Kopnotitie gebiedsuitwerking landbouw ontwikkelingsgebieden, gemeente Hof van Twente, 2 februari 2007.
44
Nav de samenvatting in het rapport: Is het mogelijk, wenselijk om 15 á 20 nieuw vestigingen van gezinsbedrijven plus in de Log's te realiseren naast de al vele reeds bestaande intensieve veehouderijen. Dit zou kunnen betekenen een extradoorgroei van 20 x 5000 varkens = 100000 varkens extra. Is de veterinaire veiligheid daarbij gebaat? Is zo’n exceptionele hoge veedichtheid per bedrijf en hoge bedrijfsdichtheid per log geen groot gevaar voor veterinaire ziekte-uitbraken? De laatste mond-en klauwzeeruitbraak was de directe aanleiding tot de Reconstructiewet en –plan. Tijdens de workshop op 15-02-’07 adviseerde de heer Bos, veearts en beheerder van het KI-station, de voorkeursafstand van de bouwkavels voor intensieve veehouderijen niet op 250 meter, maar veterinair verantwoord op 1000 meter! In een log is de infectiedruk heel hoog, vooral in de toekomst na uitbreiding. Dat er bij deze 1000 meter vraagtekens worden geplaatst, heeft meer te maken met individuele economische overwegingen van intensieve veehouders binnen een log, dan met de deskundigheid van de heer Bos. Nav pag.2: Kan medewerking verlenen aan de schaalvergroting van de intensieve veehouderij door uitbreiding van de bouwkavels niet gauw leiden tot tegenstrijdigheid met het doel van alle stank(“geur”)wetgeving om bescherming te bieden aan het milieu en de burgers – vooral wanneer er juist veel burgers binnen en rondom een log wonen? Nav pag. 5: Hier is sprake van een grove verwisseling van het doel met het middel. Het is een middel om belemmeringen voor de ontwikkeling van de intensieve veeteelt binnen een log te voorkomen ( burgerwoningen, nevenactiviteiten, splitsingen). Volgens de Reconstructiewet, artikel 5, hebben de diverse middelen, maatregelen, voorzieningen van de hele reconstructie als doel: a. verbetering van de ruimtelijke structuur t.b.v. de landbouw, mede teneinde de veterinaire risico’s door een hoge veedichtheid te verminderen; b. verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap; c. verbetering van de kwaliteit van milieu en water. Handhaving van burgerwoningen bevordert de afstanden tussen de aparte veehouderijen, en verlaagt de hoge veedichtheid en daarmee de veterinaire risico’s. Beoefenen van nevenactiviteiten zegt iets over de economische waarde en/of de ambities van een veehouderij. Splitsingen verbieden is een vorm van kapitaalsvernietiging en blokkering van particuliere familiaire pensioen- en/of oudedagsvoorzieningen van die woningen. Nav. pag 6: Gaan de hier gestelde doelen van de intensieve veehouderij, waarvan de nadelige gevolgen via de Reconstructiewet en het Reconstructieplan al door de overheid worden bekostigd, niet ten koste van de vele burgers binnen een log? Waarom wordt er gesuggereerd dat sommige burgerwoningen worden voorzien van een agrarische bestemming? Waarom zouden burgerwoningen moeten worden voorzien van”fictieve milieuruimtes”? Waarom worden juist de burgers niet sterker beschermd tegen de opdringende ammoniakemissie?
45
Die gestelde doelen zijn – wij citeren- “behouden van de positie op de versmarkt; een sterkere rol voor de ketenregisseurs om hun kosten te verlagen en de (financiële en veterinaire) risico’s te beperken; verder investeren in dierenwelzijn, milieu en ruimtekwaliteit – mede om draagvlak van de grote burgermassa te behouden” Waarom betalen de kapitaalkrachtige toeleveranciers en afnemers van de intensieve veehouders niet de gehele of gedeeltelijke investering van luchtwassers? Hierbij memoreren wij ook aan de volgende drie retorische realiteitsvragen naar aanleiding van de WDR-tv-documentaire van 18-02-“07 over intensieve varkenshouderij: Waarom laat een intensieve varkenshouder liever géén veearts toe op zijn afgesloten bedrijf? En, waarom sleept een intensieve varkenshouder een ziek varken naar de sterfruimte en geeft hij dat zieke varken geen adequate veterinaire hulp? Waarom is de massaschnitzel half zo goedkoop als de ecoschnitzel? Nav pag.11: Even zo goed als het doel van de Habitatrichtlijn is de waarborging van de biologische diversiteit van (76 Nederlandse) gebieden, waarvan binnen de Hof van Twente de Borkeld op 1,25 km vanaf het log Elsenerbroek en het Boddenbroek op landgoed Twickel op 2,5 km vanaf het log Slaghekkenweg, evenzo vragen wij ons af of er geen grotere bescherming nodig is van de bijna aaneengesloten natuurgebieden Het Flier, Deldener Heide, Flierveld, Beundersveld, Benteler Heide, tegen de stankemissie van het log Slaghekkenweg vervoerd door de HWW (heersende westen winden) naar de oostelijk gelegen gebieden. Het is echt niet overdreven of verzonnen dat bewoners van de Kanaaldijk nu al klagen over de huidige sterke ammoniakemissie door het log Slaghekkenweg vooral na +/- 23.00 uur na opening van de “luchtverfrissers”. Hoe ver reiken deze geurpluimen over de ménsen in Stad-Delden na eventuele uitbreiding van de huidige intensieve veehouderijen? Nav pag. 23: Is de berekening van Royal Haskoning niet in tegenspraak met de doelstelling van de stankwetgeving, wanneer beweerd wordt dat de meeste veehouderijen kunnen groeien naar 5000 vleesvarkens en dat nog wel zonder emissiebeperkende maatregelen (biologische luchtwassers, chemische luchtwassers).Hoe is dat mogelijk voor de bedrijven Mts Hemel, Slaghekkenweg 3, Mts Nieland, Bentelosestraat75, en Mts Rouhof, Bentelosestraat 77a die allen omringd zijn door veel burgerwoningen en zelfs een Horeca Zalencentrum De Rustende Jager. Nav pag. 45. Wat hier te lezen staat stuit ons allemaal enorm tegen de borst. In de ontwikkelingskoers worden burgers en stoppers beschouwd als agrarisch bedrijf met fictieve milieuruimte, met als voordelen, 1e, dat de waarde van de burgerwoning groter wordt bij verkoop als agrarisch bouwblok, 2e dat de milieuruimte voor de omliggende bedrijven groter wordt. Er durft gesproken te worden van een win – winsituatie. Onze vraag is niet voor wie – voor de intensieve veehouder – maar onze stelling is dat er sprake is van een verlies – verlies – situatie: voor het milieu door de overduidelijke a.e., én voor de burger. Voor hem is de eventuele verkoopwaarde van zijn vrijstaande burgerwoning op een ruime afstand van het bouwblok van een intensieve veehouderij vele malen hoger dan dat die besmeurd is met een “fictieve milieuruimte”.
46
Ontvangt de burger van een potentiële agrarische koper veel meer dan de nieuwbouwkostprijs van een agrarische bungalow – hoe hoog is nog die nettokostprijs na aftrek als bedrijfsinvesteringskosten? Waar blijft de oudedagsvoorziening van die burger? En, wat blijft daar nog van over? Nav pag. 47, waar gesteld wordt dat de minimale afstand tussen bouwblokken 250 meter moet zijn, zetten wij slechts de volgende afstanden als voorbeeld op een rijtje: Bentelosestraat 52 kadaster 1987-Slaghekkenweg 3 kadaster 2116 slechts 37,50 meter Bentelosestraat 52 kadaster 1987 – Slaghekkenweg z.nr. kad. 1539 slechts 125 meter. Waarom is het dan überhaupt nodig om de burgerwoningen Bentelosestraat 52 en Slaghekkenweg 2a kandidaat te stellen als toekomstige agrarische bouwblokken? Dit wordt gesuggereerd op de Milieuvergunning-inventarisatie op pagina 18. Nav pag. 48, waar gesproken wordt over ontmenging van melkveebedrijven van de intensieve tak op een veldkavel merken wij op, dat ontmenging ons inziens leidt tot de door vele partijen ongewilde verstening van het platteland. Bovendien is het eerst genoemde voordeel – dat van een betere bedrijfshygiëne – een al heel lang bestaande vereiste voor elke boer. Het voordeel van waardestijging van het veldkavel voor de boer gaat ten koste van het behoud van de cultuurhistorische waarde van het buitengebied. Tevens gaat dit ten koste van de reeds genoemde waarde van de eventueel nabijgelegen burgerwoning. Voorts zou een vergunningverlening voor ontmenging een averechtse precedentwerking tegen de verstening van nog meer veldkavels hebben. Daarbij maken wij ons specifiek bezorgd om veldkavels aan de Bentelosestraat: het veldkavel plan Kamphuis-Groothuis, Slaghekkenweg (ongenummerd) aan de Bentelosestraat tussen de Platenkampsweg en de Slaghekkenweg ; het veldkavel G. Jannink tussen Bentelosestraat 52 + Slaghekkenweg 2a en Bentelosestraat 48 + 50; het veldkavel H. Nieland ook tussen Bentelosestraat 52 + Slaghekkenweg 2a en Bentelosestraat 48 + 50. Verder blijft het maar de vraag wat er gebeurt met de overige (veld)kavels aan die voor de vele passanten gezichtsbepalende Bentelosestraat: - die tussen Bentelosestraat 46 en de Suetersweg, - die tussen de Haarweg en de Slaghekkenweg (westzijde) - die tussen de Platenkampsweg en de Nijlandsweg (westzijde) Nav pag. 51 citeren wij “Burgers en stoppers die gelegen zijn op een gunstige locatie krijgen een fictieve milieuruimte om zo aantrekkelijker te worden om aangekocht te worden door een intensieve veehouder”. Dit laat aan duidelijkheid over de veroveringszucht van de intensieve veehouderij niets te wensen over. Groots is onze bezorgdheid over het lot van de burgerwoningen binnen het log Slaghekkenweg, vooral de met geurcontouren omcirkelde Bentelosestraat 52 en Slaghekkenweg 2a. Zoals reeds eerder gememoreerd - is een eventueel bod van een veehouder niet veel lager dan de prijs op de vrije markt zónder log? Wordt er niet gedacht aan de pensioenvoorziening van de huidige burgerbewoners? Wordt die letterlijk verstankt, gaat die in geuren op?
47
Maken wij ons bezorgd om de vorige punten; geruststellend is te lezen dat op pag. 1 de Uitgangspunten log Slaghekkenweg staan: + ”Alle bestaande bedrijven krijgen autonome groeiruimte. De huiskavels krijgen een maximale groeiruimte tot 1,5 hectare”. + “In het log Slaghekkenweg is geen ruimte voor nieuw vestiging” Dit eerste uitgangspunt is wel weer in flagrante tegenspraak met de Legenda Slaghekkenweg Ontwikkelingsbeeld op pag. 64 waar de met een blauwe ster aangeduide veehouderijen een standaard groeiruimte van de kavel tot 1,5 ha. hebben met een wijzigingsbevoegdheid tot maximaal 3 ha. Zo blijft de vraag onbeantwoord of de maximale groeiruimte 1,5 ha. is, zoals beweerd op pag. 61, of is die 3 ha., zoals beweerd op pag. 64. Tenslotte kunnen wij ons ook goed vinden in de beweringen op pag. 62, dat uitbreiding van bedrijven een achteruitgang van het gebied betekent en dat dit log derhalve schreeuwt om een nieuwe landschappelijke structuur met grootschalige bospercelen als achtergronddecor voor de erven. Hopelijk worden dunne, doorzichtige houtwallen, struikgewas niet gezien als de genoemde grootschalige bospercelen. Daarbij bovenop kan herbeplanting van de esranden, kavelgrenzen en oude wegen zeer goed gebruikt worden om de verstening nog meer tegen te gaan. Moeten wij nog meer zitten blokken en schrijven om te verzoeken dat de rode blokken op pag. 64 in het ontwikkelingsbeeld Slaghekkenweg als burgerwoningen in stand blijven? Daarbij gaat het om Suetersweg 3, 5, 7; Platenkampsweg 2, 4, 4a; Slaghekkenweg 1, 2a, 12 en zelfs 11 én 11 (buiten het log), Bentelosestraat 46, 48, 50 en 52. Bovendien vragen wij ons af waarom bij de Milieuvergunning-inventarisatie op pag. 18 niet de volgende voor stank gevoelige objecten zijn ingetekend: a. de vele volgens het feitelijk gebruik burgerwoningen binnen het log. Dat is volgens de Wsv en de Wgv een essentieel verschil met het aantal burgerwoningen volgens de planologische bestemmingsplannen. Volgens onze inventarisatie +/- 47…; b. de vele verspreid liggende niet-agrarische bebouwing met een woon- of recreatiefunctie aan de (buiten)grens van het log. Ook +/- 47… c. de vele verspreid liggende niet-agrarische bebouwing zonder woon- of recreatie functie binnen en vlak buiten aan de grens van het log, met aan wonen gelijk te stellen langdurig verblijf van mensen. Totaal +/- 13…; d. de +/- 20 objecten en 3 evenementen met een recreatiefunctie binnen en rondom het log. Volledigheidshalve merken wij op dat de nieuwe Wgv en de daarbij behorende Rgv spreken over de volgende vier types luchtwassers: a. Chemische luchtwasser 30% reductie = 70% emissie b. Biologische luchtwasser 45% reductie = 55% emissie c. Gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.14 70% reductie = 30% emissie d. Gecombineerd luchtwassysteem BWL 2006.15 80% reductie = 20% emissie Zie Staatscourant 18 december 2006, nr. 246 / pag.21.
48
Nergens wordt in de officiële berichtgeving gesproken over 95% reductie, zoals recentelijk wel gebeurde op de workshop Kopnotitie van 15-02-’07. Bovenstaande gedachten zijn voor ons aanleiding om aan U het volgende te verzoeken: 1. om de bestemming van burgerwoningen, nevenactiviteiten en splitsingen in burgerwoningen, eventueel agrarische woningen, te handhaven; 2. om bij uitbreiding van de bestaande veehouderijen de veehouder te verplichten tot het nemen van emissiebeperkende maatregelen op de bestaande en op de nieuwe stallen; 3. om geen medewerking te verlenen aan de ontmenging van melkveebedrijven van hun intensieve tak op een veldkavel, wanneer dat veldkavel is gelegen aan de Bentelosestraat, die als drukke provinciale weg voor de vele passanten een gezichtsbepalende factor is voor ons buitengebied, in casu een log. Dat willen ook wij graag zo houden, dat ruime cultuurhistorische aanzien van een grondgebonden agrarisch landschap. Wat blijft er anders over van het Streefbeeld 2015, Reconstructiekaart I.1 , Reconstructie Salland Twente nov.’03?; 4. om de Uitgangspunten Slaghekkenweg (pag. 61) te blijven hanteren: a. alle bestaande bedrijven krijgen autonome groeiruimte voor huiskavels tot maximaal 1,5 ha; b. in het log Slaghekkenweg is geen ruimte voor nieuwvestiging. 5. om, corresponderend met het 4e verzoek, geen wijzigingsbevoegdheid tot max. 3 ha.toe te staan. Zoals reeds opgemerkt is de Legenda Slaghekkenweg Ontwikkelingsbeeld in tegenspraak met de door ons gewaardeerde Uitgangspunten Slaghekkenweg; 6. om de verstening tegen te gaan door de door Royal Haskoning geadviseerde herbeplanting van esranden, kavelgrenzen, oude wegen, en om de achteruitgang van het gebied te compenseren met een nieuwe landschappelijke structuur door de aanleg; van de grootschalige bospercelen. Gaarne zouden wij hieraan toevoegen om Uwerzijds duidelijke eisen te stellen aan de architectonische vormgeving van de eventuele nieuwe stallen, opdat de landschappelijke waarde niet nog meer wordt verminderd en zeker geen hoogbouw of etagebouw toe te staan; 7. om in Uw toekomstige besluitvorming en vergunningverlening ook volledig rekening te houden met al die burgerwoningen binnen en op de (buiten)grens van het log Slaghekkenweg; Verbazingwekkend voor velen, niet voor iedereen, is het feit dat in alle 5 log’n binnen de Hof van Twente, meer burgers wonen dan agrariërs; 8. in verband met de nieuwe Wgv en de daarbij behorende verspreidingsmodellen Vstacks vergunning en V-Stacks gebied, zouden wij ook graag in het bezit komen van een inventarisatie door de Gemeente Hof van Twente van alle voor stankgevoelige objecten binnen en aan de buitengrens van het log Slaghekkenweg, opdat de transparantie bij de eventuele, toekomstige vergunningverleningen zo optimaal mogelijk is.
49
Ter verduidelijking van het 7e en 8e verzoek voegen wij als bijlage Inventarisatie B, C, D, E, F en G bij. Ter bevordering van het besef tot de noodzaak van deze twee verzoeken, adviseren wij om ook zelf kennis te nemen van de nieuwe Wsv, Rgv, Gebruikershandleiding Vstacksvergunning, hoofdstuk 3 en 4, en Gebruikershandleiding V-Stacks gebied, hoofdstuk 3. Tot zover onze overwegingen en verzoeken. Wij vertrouwen erop dat u deze bijzonder ter harte zult nemen en dat ze bijdragen aan de discussie en een verantwoorde besluitvorming. Graag vernemen wij uw reactie. Hoogachtend, namens de leden van Buurtkring Boeren Burgers Buitenlui, als vertegenwoordiging Mevr. C.J.P. de Groot, H.H. Schlepers, H.J.M. Timmerman, A. Leuveld Bijlagen: Inventarisaties: B, C, D, E, F en G
Brief, d.d. 13 februari 2007. Buurtkring Boeren Burgers Buitenlui p.a. Bentelosestraat 52 7497MR Bentelo Aan Burgemeester en Wethouders en aan de leden van de gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente, Postbus 54, 7470 AB Goor. Bentelo, 13 februari ’07 Zienswijze over “Een toekomst voor de intensieve veehouderij, kopnotitie gebiedsuitwerking landbouwontwikkelingsgebieden gemeente Hof van Twente 2 februari 2007 Eindconcept 9R 8032.A0 Auteurs Ing. F. Baarslag, Ing. F. Righart, Ing. M. Pigge Vrijgegeven Ir. P. Ziel Geachte heer/mevrouw, Hierbij willen wij U bedanken voor Uw uitnodiging, en maken gaarne gebruik van die gelegenheid om onze zienswijze onder Uw aandacht te brengen. Onze zienswijze bestaat uit de volgende vragen, opmerkingen, discussiepunten: • Nav samenvatting vooraan: Is het mogelijk, wenselijk om 15 ä 20 nieuwvestigingen van gezinsbedrijven plus in de log’n te realiseren naast de al vele reeds bestaande intensieve veehouderijen. Dit zou kunnen betekenen een extra-doorgroei van 20 x 5000varkens = 100000 varkens extra. Is de veterinaire veiligheid daarbij gebaat? Is zo’n exceptionele hoge veedichtheid per bedrijf en hoge bedrijfsdichtheid per log geen groot gevaar voor veterinaire ziekte-uitbraken? (De laatste
50
•
•
•
•
•
•
mond-en klauwzeeruitbraak was de directe aanleiding tot de Reconstructiewet en –plan.) Nav pag.2: Kan medewerking verlenen aan de schaalvergroting van de intensieve veehouderij door uitbreiding van de bouwkavels niet gauw leiden tot tegenstrijdigheid met het doel van alle stank(“geur”)wetgeving om bescherming te bieden aan het milieu en de burgers – vooral wanneer er juist veel burgers binnen en rondom een log wonen? Nav pag. 5: Hier is sprake van een grove verwisseling van het doel met het middel. Het is een middel om belemmeringen voor de ontwikkeling van de intensieve veeteelt binnen een log te voorkomen ( burgerwoningen, nevenactiviteiten, splitsingen). Volgens de Reconstructiewet, artikel 5, hebben de diverse middelen, maatregelen, voorzieningen van de hele reconstructie als doel: a. verbetering van de ruimtelijke structuur t.b.v. de landbouw, mede teneinde de veterinaire risico’s door een hoge veedichtheid te verminderen; b. verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap; c. verbetering van de kwaliteit van milieu en water. Handhaving van burgerwoningen bevordert de afstanden tussen de aparte veehouderijen, en verlaagt de hoge veedichtheid en daarmee de veterinaire risico’s. Beoefenen van nevenactiviteiten zegt iets over de economische waarde en/of de ambities van een veehouderij. Splitsingen verbieden is een vorm van kapitaalsvernietiging en particuliere familiaire pensioen- en/of oudedagsvoorzieningen van die woningen. Nav. pag 6: Gaat het doel van de intensieve veehouderij, die al zo enorm financieel wordt gesteund, niet over de rug van de vele burgers binnen een log? Die doelen zijn – wij citeren- “behouden van de positie op de versmarkt; een sterkere rol voor de ketenregisseurs om hun kosten te verlagen en de (financiële en veterinaire) risico’s te beperken; verder investeren in dierenwelzijn, milieu en ruimtekwaliteit – mede om draagvlak van de grote burgermassa te behouden”. Is er sprake van dierenwelzijn en ruimtekwaliteit bij 5000 mestvarkens, wetende dat de IPPC-richtlijn al geldt voor 2000 mestvarkens (zie pag.11)? Nav pag.11: Zoals het doel van de Habitatrichtlijn is de waarborging van de biologische diversiteit van (76 Nederlandse) gebieden, waarvan binnen de Hof van Twente de Borkeld op 1,25 km vanaf het log Elsenerbroek en het Boddenbroek op landgoed Twickel op 2,5 km vanaf het log Slaghekkenweg, evenzo vragen wij ons af of er geen grotere bescherming tegen de stankemissie van het log Slaghekkenweg vervoerd door de HWW (heersende westen winden) van de oostelijk daarvan gelegen, bijna aaneengesloten natuurgebieden Het Flier, Deldener Heide, Flierveld, Beundersveld, Benteler Heide, nodig is. Nav pag. 23: Is de berekening van Royal Haskoning niet in tegenspraak met de doelstelling van de stankwetgeving, wanneer beweerd wordt dat de meeste veehouderijen kunnen groeien naar 5000 vleesvarkens en dat nog wel zonder emissiebeperkende maatregelen (biologische luchtwassers, chemische luchtwassers).Hoe is dat mogelijk voor de bedrijven Mts Hemel, Slaghekkenweg 3, Mts Nieland, Bentelosestraat75, en Mts Rouhof, Bentelosestraat 77a die allen omringd zijn door veel burgerwoningen en zelfs een Horeca Zalencentrum.De Rustende Jager. Nav pag. 36 Slaghekkenweg Ontsluitingskaart Bestaande Infrastructuur in de log’n , stellen wij de vraag waarom er juist geen nieuwe extra korte
51
•
ontsluitingsroute via de Sluisstraat – Beldsweg - Haarweg is ingetekend, en moet al het in de toekomst sterk toegenomen vrachtverkeer op die drukke Bentelosestraat voor nog meer ongelukken zorgen. Is dat om de kosten te besparen van de verbetering en verbreding van de te smalle, klinkerwegen met onvoldoende brede, gestabiliseerde bermen (zie ook pag. 41). Hoe lang is het geleden dat de waterleiding onder het gebroken asfaltwegdek van de Slaghekkenweg doormidden brak tengevolge van het zware landbouwverkeer? Hoe vaak wel niet gebeuren er botsingen t.g.v. afslaand verkeer op de Bentelosestraat.? Dan hebben wij het nog eens niet over de vele, verder bij de politie niet gemelde allerlaatste rempogingen (het tafereel van de jankende bandjes). Een extra ontsluitingsrout Sluisstraat – Beldsweg Haarweg zou de Bentelosestraat enorm ontlasten en veiliger maken. Nav pag. 45. Wat hier te lezen staat stuit ons allemaal enorm tegen de borst. In de ontwikkelingskoers worden burgers en stoppers beschouwd als agrarisch bedrijf met fictieve milieuruimte, met als voordelen, 1e, dat de waarde van de burgerwoning groter wordt bij verkoop als agrarisch bouwblok, 2e dat de milieuruimte voor de omliggende bedrijven groter wordt. Er durft gesproken te worden van een win – winsituatie. Onze vraag is voor wie? Ontvangt de burger van een agrariër veel meer dan de nieuwbouwkostprijs van een eenvoudige agrarische bungalow? Waar blijft de oudedagsvoorziening van de burger? Trouwens, is het niet duidelijker te spreken over de stankruimte dan over milieuruimte? Even zo goed is het een vraag of de ammoniakstank wel een “geur” is. •
Nav pag. 47, waar gesteld wordt dat de minimale afstand tussen bouwblokken 250 meter moet zijn, zetten wij slechts de volgende afstanden als voorbeeld op een rijtje: Bentelosestraat 52 kadaster 1987-Slaghekkenweg 3 kadaster 2116 slechts 37,50 meter Bentelosestraat 52 kadaster 1987 – Slaghekkenweg z.nr. kad. 1539 slechts 125 meter. Waarom is het dan überhaupt nodig om de burgerwoningen Bentelosestraat 52 en Slaghekkenweg 2a kandidaat te stellen als toekomstige agrarische bouwblokken? Zoals wordt gesuggereerd op de Milieuvergunninginventarisatie op pagina 18. • Nav pag. 48, waar gesproken wordt over ontmenging van melkveebedrijven van de intensieve tak op een veldkavel willen merken wij op, dat ontmenging ons inziens leidt tot de door vele partijen ongewilde verstening van het platteland. Bovendien zijn de twee genoemde voordelen – die van een betere bedrijfshygiëne en die van waardestijging van het veldkavel – geen al heel lang bestaande vereisten voor elke boer, respectievelijk voor het behoud van de cultuurhistorische waarde? Voorts zou een vergunningverlening voor ontmenging een averechtse precedentwerking tegen de verstening van nog meer veldkavels hebben. Daarbij maken wij ons specifiek bezorgd om het veldkavel plan Kamphuis-Groothuis, Slaghekkenweg (ongenummerd) aan de Bentelosestraat tussen de Platenkampsweg en de Slaghekkenweg ; het veldkavel G. Jannink tussen Bentelosestraat 52 en Bentelosestraat 48; het veldkavel H. Nieland ook tussen Bentelosestraat 52 en Bentelosestraat 48. In een log blijft het maar de vraag wat gebeurt er met de overige kavels aan die gezichtsbepalende Bentelosestraat - die tussen Bentelosestraat 46 en de Suetersweg, - die tussen de Haarweg en de Slaghekkenweg en - eventueel die tussen de Platenkampsweg en de Nijlandsweg (westzijde)
52
•
•
•
•
•
•
Nav pag. 51 citeren wij “Burgers en stoppers die gelegen zijn op een gunstige locatie krijgen een fictieve milieuruimte om zo aantrekkelijker te worden om aangekocht te worden door een intensieve veehouder”. Dit laat aan duidelijkheid en hebberigheid niets te wensen over. Groots is onze bezorgdheid over het lot van de burgerwoningen binnen het log Slaghekkenweg, vooral de met geurcontouren omcirkelde Bentelosestraat 52 en Slaghekkenweg 2a. Is een eventueel bod van een veehouder niet veel lager dan de prijs op de vrije markt zónder log. Wordt er niet gedacht aan de pensioenvoorziening van de huidige burgerbewoners? Wordt die letterlijk verstankt, gaat die in geuren op? Maken wij ons bezorgd om de vorige punten; geruststellend is te lezen dat op pag. 61 de Uitgangspunten log Slaghekkenweg staan: + ”Alle bestaande bedrijven krijgen autonome groeiruimte. De huiskavels krijgen een maximale groeiruimte tot 1,5 hectare”. + “In het log Slaghekkenweg is geen ruimte voor nieuw vestiging”. Bij handhaving en uitvoering van deze standpunten doen wij een beroep op de gemeente Hof van Twente de eerder genoemde ontmenging te beschouwen als nieuwvestiging, en niet als een enkele uitbreiding van een bestaand bedrijf. Dit eerste uitgangspunt is wel weer in flagrante tegenspraak met de Legenda Slaghekkenweg Ontwikkelingsbeeld op pag. 64 waar de met een blauwe ster aangeduide veehouderijen een standaard groeiruimte van de kavel tot1,5 ha. hebben met een wijzigingsbevoegdheid tot maximaal 3 ha. Zo blijft de vraag onbeantwoord of de maximale groeiruimte 1,5 ha. is, zoals beweerd op pag. 61, of is die 3 ha., zoals beweerd op pag. 64. Tenslotte kunnen wij ons ook goed vinden in de beweringen op pag. 62, dat uitbreiding van bedrijven een achteruitgang van het gebied betekent en dat dit log derhalve schreeuwt om een nieuwe landschappelijke structuur met grootschalige bospercelen als achtergronddecor voor de erven. Hopelijk worden dunne, doorzichtige houtwallen, struikgewas niet gezien als de beloofde grootschalige bospercelen. Daarbij bovenop kan herbeplanting van de esranden, kavelgrenzen en oude wegen zeer goed gebruikt worden om de verstening nog meer tegen te gaan. Moeten wij nog meer zitten blokken en schrijven om te verzoeken dat de rode blokken op pag. 64 in het ontwikkelingsbeeld Slaghekkenweg als burgerwoningen in stand blijven? Daarbij gaat het om Suetersweg 3, 5, 7; Platenkampsweg 2, 4, 4a; Slaghekkenweg 1, 2a, 12 en zelfs 11 én 11 (buiten het log), Bentelosestraat 46, 48, 50 en 52. Bovendien vragen wij ons af waarom bij de Milieuvergunning-inventarisatie op pag. 18 niet de volgende voor stank gevoelige objecten zijn ingetekend: a. de vele volgens het feitelijk gebruik burgerwoningen binnen het log. Dat is volgens de Wsv en de Wgv een essentieel verschil met het aantal burgerwoningen volgens de planologische bestemmingsplannen. Volgens onze inventarisatie +/- 48… b. de vele verspreid liggende niet-agrarische bebouwing met een woon- of recreatiefunctie aan de (buiten)grens van het log. Welgeteld +/- 47… c. de vele verspreid liggende niet-agrarische bebouwing zonder woon- of recreatie functie binnen en vlak buiten aan de grens van het log, met aan wonen gelijk te stellen langdurig verblijf van mensen Totaal +/- 13… d. de +/- 20 objecten en 3 evenementen met een recreatiefunctie binnen en rondom het log.
53
Bovenstaande gedachten zijn voor ons aanleiding om aan U te verzoeken: 1e om de bestemming van burgerwoningen, nevenactiviteiten en splitsingen in burgerwoningen te handhaven; 2e om bij uitbreiding van de bestaande veehouderijen de veehouder te verplichten tot het nemen van emissiebeperkende maatregelen (plaatsen van biologische of chemische luchtwassers) op de bestaande en op de nieuwe stallen. 3e om de aanleg van een nieuwe ontsluitingsroute over de Sluisstraat – Haarweg – Beldsweg ter ontlasting van de drukke Bentelosestraat kritisch te overdenken; om te denken aan een nieuwe ontsluitingsweg vanaf Delden langs het Twentekanaal aan de zuidzijde naar en overgaand in de Beldsweg; 4e om geen medewerking te verlenen aan de ontmenging van melkveebedrijven van hun intensieve tak op een veldkavel, wanneer dat veldkavel is gelegen aan de Bentelosestraat, die als drukke provinciale weg voor de vele passanten een gezichtsbepalende factor is voor ons buitengebied, in casu een log. Dat willen ook wij graag zo houden, dat ruime cultuurhistorische aanzien van een grondgebonden agrarisch landschap. Wat blijft er anders over van het Streefbeeld 2015, Reconstructiekaart I.1 , Reconstructie Salland Twente nov.’03? 5e om de Uitgangspunten Slaghekkenweg (pag. 61) te blijven hanteren: a. Alle bestaande bedrijven krijgen autonome groeiruimte voor huiskavels tot maximaal 1,5 ha. b. In het log Slaghekkenweg is geen ruimte voor nieuwvestiging 6e om,corresponderend met het 5e verzoek, geen wijzigingsbevoegdheid tot max. 3 ha. toe te staan. Zoals reeds opgemerkt is de Legenda Slaghekkenweg Ontwikkelingsbeeld in tegenspraak met de Uitgangspunten Slaghekkenweg; 7e om de verstening tegen te gaan door herbeplanting van esranden, kavelgrenzen, oude wegen, en om de achteruitgang van het gebied te compenseren met een nieuwe landschappelijke structuur door de aanleg van de grootschalige bospercelen. Gaarne zouden wij hieraan toevoegen om Uwerzijds duidelijke eisen te stellen aan de architectonische vormgeving van de eventuele nieuwe stallen, opdat de landschappelijke waarde niet nog meer wordt verminderd. 8e om in Uw toekomstige besluitvorming en vergunningverlening ook volledig rekening te houden met al die burgerwoningen binnen en op de (buiten)grens van het log Slaghekkenweg; en om bij de uitwerking van het reconstructieplan voor het log Slaghekkenweg zelf de bedoeling van de Wet gelijke behandeling toe te passen. Landbouw, wonen en natuur voor boeren, burgers en buitenlui. “Ok wie hoalt van’n Better Beantel”. 9e In verband met de nieuwe Wgv en de daarbij behorende verspreidingsmodellen VStacks vergunning en V-Stacks gebied, zouden wij graag in het bezit komen van een inventarisatie van alle voor stankgevoelige objecten binnen en aan de buitengrens van het log Slaghekkenweg, opdat de transparantie bij de eventuele , toekomstige vergunningverleningen zo optimaal mogelijk is. Hoogachtend, namens de leden van Buurtkring Boeren Burgers Buitenlui, als vertegenwoordiging Mevr. C.J.P. de Groot, H.H. Schlepers, H.J.M. Timmerman, A. Leuveld
54
2.6
Verslag overleg LOG en varkencluster, 24 november 2006.
Aanwezigen: M. Spijkerman, W. Potman, E. Boode, B. van Coeverden; G.J. Poortman; Mw. W. Akkersdijk; A.J. Heilersig; W. Pasman; Dhr. R. Vorage, LTO Noord projecten Deventer; Dhr. J. Pegge, Stichting Gezinsbedrijf Plus; G. Valkeman, provincie Overijssel.; B. Overbeek; R. Hazenkamp; J. Sijbom, wethouder gemeente Hof van Twente.
Hieronder volgt een puntsgewijs verslag van de afspraken en belangrijkste opmerkingen. Een overzicht van de aanwezigen is als bijlage bij het verslag gevoegd. • Wethouder Sijbom opent de bijeenkomst en stelt voor de volgende punten te agenderen: voorstelrondje; stand van zaken varkencluster, insteek LOG’s en miieuruimte. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. • Na het voorstelrondje geeft de heer J. Pegge van de Stichting Gezinsbedrijf Plus de stand van zaken weer. Hij gaat o.a. in op de werving en selectie van deelnemers voor de cluster. Er ligt een concept programma van eisen t.b.v. diverse nog te doorlopen procedures. Ingegaan wordt op mestverwerking voor duurzame energieproductie; op varkensrechten, vervoer en verkeer en situering van de 6 intensieve varkenshouderijen. • Een discussie vindt plaats over het al dan niet zijn opgenomen van clusterprojecten in de Rcw (Reconstructiewet) en daarop gebaseerde reconstructieplan Salland-Twente. Via een aanvullend beleidsdocument is met het idee van clusteren aangehaakt bij de reconstructie; • Het vorige college van B&W heeft een principe besluit genomen om mee te werken aan het “varkenscluster” onder de restrictie dat over concrete verzoeken, b.v. wijziging van bestemmingsplan telkenmale opnieuw een besluit dient te worden genomen door B&W of indien van toepassing door de gemeenteraad. Het huidige college zet deze lijn voort. Het varkenscluster heeft geen uitzonderingspositie ten opzichte van individuele aanvragers voor wat betreft het moeten voldoen aan milieunormen en ruimtelijke ordening aspecten; • Wethouder Sijbom geeft de stand van zaken weer betreffende de voortgang van de uitwerking van de LOG’s. Er ligt een afspraak tussen gemeente en provincie dat dit jaar voor de LOG’s toetsingscriteria worden opgesteld. Op 13 december 2006 vindt er een overleg plaats tussen wethouder Sijbom, gedeputeerde P. Jansen en de heer J. Pegge. In een aantal werksessies zijn 9 thema’s benoemd die per LOG nader worden uitgewerkt. Het betreft de thema’s: samenwerking tussen reconstructiegebieden (LOG, verweving en extensivering); milieuruimte; stoppers&burgers; ontmenging; inpassing landschap/maximaal laadvermogen (draagkracht landschap), architectonisch ontwerp; nieuwe beplanting; ontsluiting en actuele aanvragen; • De mix van 9 thema’s biedt mogelijkheden om ontwikkelingen te kunnen sturen en nieuwe aanvragen te kunnen toetsen. Bij ontsluiting wordt ook specifiek aandacht gegeven aan het weren van (vracht)verkeer door de kernen en wellicht dat nieuwe ontsluitingswegen in de LOG’s nodig zijn. Een en ander wordt bestudeerd in overleg met buurgemeenten en twee provincies. • De heer G. Valkeman van de provincie Overijssel geeft een toelichting op de milieuruimte in de LOG's aan de hand van de uitkomsten van het rapport opgesteld door Alterra. Gekeken is naar de fictieve ruimte aan de hand van puntanalyse op basis van LEI-tellingen. Gegevens zijn geanonimiseerd. Daarbij is rekening gehouden met stank en Europese richtlijnen in casu de Vogel-/Habitatrichtlijn en de IPPC. Er is nog veel onzekerheid over welke toetsingswaarde voor ammoniak wordt gehanteerd op natuurgebieden.
55
•
•
•
• • • • •
•
• • •
Doel van het rapport van Alterra is een verkenning naar mogelijkheden voor intensieve landbouw in de LOG’s als gevolg van het op slot zitten van een 180 tal intensieve veehouderijen in de directe nabijheid van natuurgebieden via het reconstructieplan Salland-Twente. Per gemeente dient een verdiepingslag te worden gemaakt naar de daadwerkelijke mogelijkheden voor landbouw in de LOG’s. Bij de globale verkenning zijn strenge en soepele scenario’s doorgerekend. In theorie betekent dit dat 90 bestaande bedrijven zouden kunnen groeien tot 5.000 vleesvarkens en dat er aanvullend ruimte zou zijn voor ca 150 nieuwe bedrijven met 5.000 vleesvarkens langs bestaande wegen. Aanvragen om milieuvergunning van bestaande bedrijven in LOG’s worden normaal afgehandeld; aanvragen van buiten blijven liggen totdat de kwaliteitscriteria voor de LOG’s helder zijn. Dit geldt ook voor aanvragen voor nieuwe bedrijven op veldkavels in eigendom van bestaande bedrijven. Van bestaande bedrijven in LOG’s wordt eigen initiatief verwacht in de zin dat ondernemers zelf duidelijk kenbaar moeten maken of er concrete plannen liggen. Een doorkijk op de middellange termijn (rond 5 jaren) is daarbij wenselijk; Selectie van varkensboeren in een mogelijk cluster vindt plaats op basis van vrijwilligheid; dwang is geen optie. Bij samenwerking wel uitgangspunt dat de bedrijven de eerste paar jaren zijn gebonden aan de private partijen binnen de Stichting Gezinsbedrijf Plus. Eerst wordt gekeken naar boeren in de Hof van Twente, dan naar boeren in omliggende gemeenten, dan het gebied van het reconstructieplan Salland-Twente en tot slot in het reconstructiegebied Oost; Tegen regulier marktmechanisme van verkoop van veldkavels met vergunningen van bestaand bedrijf aan ondernemers uit andere streken kan niet worden opgetreden. Gekeken wordt of varkens uit extensivering- en verwevinggebieden verplaatst kunnen worden naar de LOG’s. Bij LOG-analyse ook nadrukkelijk gekeken naar de grondgebonden landbouw en hun wens om een zo groot mogelijke huiskavel en optimale verkaveling te verkrijgen. Opmerkingen dat Stichting Gezinsbedrijf Plus het initiatief heeft genomen maar volgens een aantal aanwezigen willen varkensboeren niet clusteren. Uitgangpunt is om bestaande bedrijven in LOG’s voldoende groeimogelijkheden te bieden door b.v. het fictief toekennen van een groot agrarisch bouwblok. Niet bedoelding om de LOG’s tot aan de grens vol te stouwen met zoveel mogelijk nieuwe intensieve veehouderijen; Naast het moeten voldoen aan milieunormen en ruimtelijke ordeningaspecten wordt ook gevraagd om voldoende aandacht voor de belevingswaarde van de fysieke leefomgeving (verstening met daarbij behorende afname van het vrije uitzicht). De rol van de overheid is beperkt tot de aan haar toegekende taken en verantwoording; de overheid is in beginsel niet gehouden tot een diepgaande bedrijfseconomische toets van initiatieven. De positie van burgers in het LOG is te vergelijken met die van agrariërs die aan de rand van b.v. een kern of natuurgebied zitten; per gebied gelden andere prioriteiten die het primaat hebben gekregen. Verzoek vanuit de Verenging Varkenscluster Markelo Nee dat goed naar hen wordt geluisterd en dat hun bewaren weloverwogen worden betrokken in het verdere proces.
56
•
• • •
2.7
Afspraken zijn dat op 7 december a.s. om 19.30 uur in het gemeentehuis een infoavond wordt gehouden voor de Plattelandstichting Buitenhof en de woordvoerders van de politieke partijen. Op 12 december a.s. is er een extra opiniërende raad over de LOG’s in het gemeentehuis om 19.30 uur. De eerste nieuwsbrief over de LOG's wordt binnenkort gepubliceerd in het Hofweekblad en op de site van de gemeente. Voor de Kerst wordt bekendgemaakt dat de kaarten met milieucirkels gereed zijn en dat daarop gedurende een aantal informatiemomenten via groepsessies, vragen worden beantwoord door medewerkers van de gemeente (Bart Overbeek en René Hazenkamp). Medio januari begin februari 2007 wordt er een brede workshop georganiseerd over de conceptvisie op de LOG’s. Rond maart-april 2007 dient dan de LOG-visie, cq kwaliteitscriteria door de raad te worden vastgesteld. De vastgestelde criteria worden vervolgens meegenomen in de partiële herziening van de bestemmingsplannen buitengebied. Laatste als verplichting voortvloeiende uit het reconstructieplan Salland-Twente.
Stiching Gezinsbedrijf Plus, d.d. 15 februari 2007
Voorzitter, college en gemeenteraad, Graag wil van de gelegenheid gebruik maken om naar aanleiding van gesprekken die wij gevoerd hebben met alle raadsfracties en anderen specifiek mbt de cluster nog een aantal samenvattende opmerkingen te maken waarmee ik de waarde van de cluster voor een levenskrachtige varkenshouderij en voor de lokale agrarische economie nog eens kenbaar wil maken. •
•
• •
Rol initiatiefnemers De cluster levert zes bouwblokken op voor zelfstandige ondernemers De initiatiefnemers staat voor ogen om de varkenshouders naar een bouwblok toe te leiden en hun is staat te stellen een modern en duurzaam bedrijf verder op te bouwen. De initiatiefnemers zullen zich daarna geleidelijk terugtrekken. De gevestigde varkenshouders maken eigenstandig zakelijk keuzes. Daarbij is geen verplichte winkelnering richting de initiatiefnemers. Het ondernemerschap staat centraal op de cluster. Gezinsbedrijf Plus Ten aanzien van de omvang van de bedrijven hanteert de stichting de menselijke maat en gaat daarom uit van bedrijven die door een gezin (2,5 fte) kan worden gerund, dus passend bij de maat die ook de omringende bedrijven kenmerken. Dus nadrukkelijk geen varkensflat of mega bedrijf, maar een bedrijfsomvang die goed past bij de ontwikkeling die varkenshouderij momenteel in Overijssel doormaakt. Samenwerking Samen exploiteren de varkenshouders een zevende bedrijf waar gezamenlijke activiteiten worden ondergebracht. Daardoor kan met een lagere kostprijs worden gewerkt en een hogere duurzaamheid worden bereikt. Vervoersbewegingen. De cluster hanteert een gesloten systeem, dus geen transport van biggen, vermindering van veterinaire risico’s en verbetering van het dierenwelzijn. Het cluster brengt locaal een beperkt aantal extra vervoerbewegingen met zich mee, maximaal 7 tot 10 per dag. Deze zullen ongetwijfeld niet allemaal van een kant komen. Belangrijk is om te beseffen dat een cluster tot beduidend minder vervoersbewegingen leidt ten opzichte van verspreide inplaatsingen en daardoor beter in te passen in nieuw op te zetten (verkeers- en )mobiliteitsplan.
57
•
•
•
•
•
Varkensrechten. De cluster heeft van LNV een aantal varkensrechten om niet gekregen. Dat is geen gratis gebaar maar daar staat tegen over dat alle mest die op de cluster geproduceerd wordt buiten de Nederlandse landbouw moet worden afgezet. Dat betekent eveneens een ontlasting van de mestmarkt Daarvoor is in het plan een vergistinginstallatie opgenomen. De mest wordt daarin bewerkt en het restproduct kan naar verwerkers of naar het buitenland worden afgezet. Door dat alleen het restproduct vervoerd hoeft te worden is er maar 1/5 van het transport noodzakelijk. Er wordt niet getwijfeld aan de financiële haalbaarheid immers de investering wordt gecompenseerd met de varkensrechten die om niet gekregen zijn. Energie producerend cluster Het gas dat uit de vergister komt zal worden gebruikt voor de productie van duurzame energie (elektriciteit). De restwarmte die hierbij vrijkomt kan worden gebruikt voor de verwarming van stallen en de woningen. Daarmee kan de gehele cluster van energie worden voorzien en hebben we een energie producerende unit gecreëerd. De realisatie van een energieproducerend cluster vraag om geclusterde plaatsing van de bedrijven, immers bij het transporteren van restwarmte over grotere afstanden treden grote verliezen op. Luchtwassers. De geproduceerde luchtuitstoot op de cluster zal door middel van luchtwasser worden gereinigd en geur en ammoniak zal daardoor met 80 tot 95 % worden gereduceerd. Toepassing van luchtwassers kan alleen bij voldoende grote stallen en is daarom nauwelijks rendabel toe te passen op bestaande stallen, vanwege de kosten van de bouwkundige aanpassingen en de investering in de luchtwasser zelf. Landschappelijke inpassing Met betrekking tot de landschappelijke inpassing werken we samen met het landschapatelier van de provincie en zal verantwoord worden aan gepakt. Graag willen we daarbij ook buurt betrekken. Per saldo zal bij geclusterde vestiging van bedrijven de agrarische structuur beter behouden blijven wordt de beschikbare ruimte efficiënter gebruikt. Veehouders in de omgeving De cluster zet geen van de omliggende veehouderijbedrijven op slot. Blijkens onderzoek van Alterra is er in het Markelose Broek voldoende milieuruimte. De cluster biedt zelfs structuurverbeteringsmogelijkheden voor omliggende bedrijven. Van de gekochte 41ha komt ongeveer 20ha beschikbaar voor veehouders uit de omgeving. De cluster veroorzaakt daarom geen extra druk op de grondmarkt. Het tegendeel zelfs, het creëert uitbreidingsruimte voor omliggende grondgebonden bedrijven. Verkoop van het bedrijf en de grond aan een andere rundveehouder zou meer druk op de grondmarkt veroorzaken dan het cluster nu doet. De gronddruk wordt met name veroorzaakt door de mestproblematiek die ook de rundveehouders uit de omgeving raakt of bij aangescherpte normen gaat raken. Het cluster kan een oplossing bieden voor deze probleem. Ook de omliggende agrarische bedrijven kunnen op het gebied van mestverwerking samenwerken met de cluster. Enkele boeren uit de buurt hebben hier al geïnteresseerd op gereageerd
We hebben met deze samenvatting een aantal voordelen opgesomd die niet allen het algemene doel van de reconstructie dienen, maar nadrukkelijk ook gericht zijn het creëren van kansen voor de directe omgeving.
58
1. 2. 3. 4. 5.
minder vervoersbewegingen in directe en indirecte zin. mogelijkheden met betrekking tot mestverwerking ruimte voor structuur verbetering en daardoor minder druk op de grondmarkt duurzame productie energie garantie voor evenwichtige landschappelijke inpassing met betrekking van de omgeving. We hebben naar onze mening, naast het oplossen van knelpunten van varkenshouders en hun omgeving in extensiveringsgebieden, ook kansen willen creëren voor de directe omgeving. De varkenscluster is een weloverwogen plan dat nadrukkelijk rekening houdt met de omgeving en de gevoelens die daar leven. We hebben de laatste maanden met onder andere de omliggende boeren gesproken en nemen deze mee in de uiteindelijke vormgeving van de cluster. Op een aantal punten is ons gevraagd nadere informatie aan te leveren en een aantal van de hiervoor genoemde zaken nader te onderbouwen. Wij hebben de Wageningen Universiteit gevraagd een aantal aspecten rond de vervoersbewegingen en de energie nader in beeld te brengen. Zodra deze beschikbaar zijn zullen we u dat aanreiken. Graag vernemen wij van een ieder, en met name van de raad, welke concrete bezwaren en nadelen het realiseren van een cluster in de omgeving veroorzaakt. Zoals reeds aangegeven zijn wij uiteraard bereid daarover met u na te denken en passende oplossingen te vinden.
2.8
Provincie Overijssel.
Aan: Van: Datum: Onderwerp:
Rene en Lyda en anderen Gerrit Valkeman log visie, een eerste reactie
Reactie op visie (hoodstuk 5) o Op hoofdlijnen lijkt het BOK, (eerste reactie), o Goed dat er ruimte is voor nieuwvestiging op veldkavels. ALS IK HET GOED BEGRIJP BIEDEN JULLIE RUIMTE VOOR NIEUWVESTIGING VOOR CA 20 BEDRIJVEN, BIJ VOORKEUR BIJ / OP BESTAANDE LOCATIES (DIT IS IN RECONSTRUCTIEPLAN ‘HERVESTIGING’ GENOEMD) MAAR INDIEN DIT NIET KAN / WENSELIJK IS KAN DIT OOK OP TOT MAX 20 VELDKAVELS. Dit is geen hard getal, maar een streefwaarde. Hiermee kunnen wij vanuit provinciaal perspectief goed mee leven (denk ik, let wel, dit is eerste persoonlijke reactie) o Maar:… o 4e bolletje snap ik niet qua onderbouwing o zoekzones zijn goed. Check deze wel even op praktische zaken, eventueel verschuiven mogelijk maken. o Zou een definitielijstje opnemen; wat is nieuw vestiging, wat is hervestiging en hierbij bij voorkeur aansluiten op reconstructieplan o Voorkeur voor hervestiging op bestaande locaties is goed, maar instrumenteer dit wel goed; ben benieuwd naar uitvoeringsparagraaf. o Zoekgebieden nieuwsvestiging is goed, maar formuleer ze flexibel zodat je pragmatisch kunt inspelen op plannen van ondernemers,
59
grondposities, etc. Verken deze in gesprekken met de VIB kandidaten en de DLG om te voorkomen dat kansen verdampen o o
o
Bij LOG-Markelo: streven is hervestiging. Op bestaande locaties. Daarom nu zoekgebieden beperken tot 3 (exclusief) cluster is misschien verstandig. Nu een vraag: als zich paar compact twee bedrijven willen vestigen. Zou je kunnen overwegen? LOG Elsenerbroek: ga zo snel mogelijk met de VIV kandidaat van de Borkeld aan de slag. Hij wil verderop in plaatsen in de E-broek!!
Concreet aan de slag o ! Vervolg o Noem ook projecten ter versterking van de intensieve veehouderij en de landbouw; o samenwerkingsverbanden melkvee- iv over duurzame energie, mestbewerking, etc. Daar is veel stimuleringsgeld voor; o deelgebiedsuitwerkingen nav verplaatsers!! Ga zo snel mogelijk aan de slag met bekende inplaatsers vanuit de VIV en van het cluster project om uitwerking te geven aan de uitgangspunten’; o Moeten we nog maar eens over door praten. Provincie wil partner in uitvoering zijn. Reacties / vragen en opmerkingen per paragraaf Algemeen / inleiding o Waarom geen verwijzing naar het beleidskader van het reconstructieplan salland-twente dat ook de gemeente hof van twente is ondertekend. Deze bevat de (beperkte) uitgangspunten voor LOGs dat in gemeentelijk beleid vertaald moet worden; o De vraag is dan: neemt de gemeente het reconstructiebeleid 1 op 1 over of wil zij aanvullende kaders stellen en aanvullend sturen op ontwikkelingen? o In 2.1 misschien duidelijk aangeven o dat er ook extensiveringsbieden zijn aangewezen waar de veehouderij op termijn weg moet; dus dat er in de Hof niet alleen Logs aangewezen zijn; o ook wel dat 5 van de 26 LOGs van Overijssel in de Hof liggen Bij vraag naar ruimte o Bij de vraag naar ruimte in Logs nadrukkelijk de verplaatsingen vanuit extensiveringgebieden en verwevinggebieden meenemen; o ook: hoeveel intensieve veehouderijen verplaatsen zich vanuit extensiveringgebieden? In Overijssel, Hof van Twente? Vanuit verwevinggebieden in Hof? o Kalverhouderij niet meenemen? Er verplaatsen in Overijssel meerdere kalverhouderijen o Bij trends zou ik meer inzoomen op Overijssel en de Hof. De opgave in de Hof hangt samen met die van Overijssel / reconstructie Salland Twente Is deze analyse van de landbouw gedeeld met LTO en andere landbouwdeskundigen. Zou ik doen!!! o De conclusie: 15 tot 20 nieuw vestigingen komt wat uit de lucht vallen. Op basis van wat……..? o Je zou kunnen zeggen
60
o o o o
Tegen 20xxx naar verwachting 60-90 duurzame locaties nodig (bandbreedte) Hiervan streven ca 70 op bestaande locaties ./ ca 20 op nieuwe locaties Ook aangeven dat hiermee dus ook een paar honderd varkenslocaties verdwijnen; trend is minder, groter, schoner.
Moet er bij ruimte ook nog gepraat worden over ontwikkelingen / infrastructuur m,b,t duurzame energie / mestverwerking /etc. Dat komt er allemaal aan. Hoe dit in te passen? Te stimuleren?
Bij Ontwikkelingskader o Paragraaf 4.1: niet alleen ruimte voor schaalvergroting, ook voor vestiging vanuit andere gebieden op bestaande en / of nieuwe locaties; o Opmerking onder aan bladzij 43 is verrassend: natuurlijk moet je niet ‘binnen log denken’. LOGs zijn juist onderdeel van een brede reconstructiezonering en contramal van extensiveringgebieden. Ze zijn juist bedoeld om knelpunten van elders op te lossen (zowel in de hof als elders) en dat mag wel wat meer benadrukt worden! o Keuze voor korrelgrootte?? Onderbouwing?? Ik zou clusterproject eventueel neerzetten als project voor kwaliteitsversterking met verdichting?
Paragraaf 3. correspondentie met individuele personen. 3.1
ten geleide.
In deze paragraaf wordt ingegaan op gesprekken en correspondentie met individuele personen en bedrijven. Het betreft zowel burgers, agrariërs als specialistische bedrijven.
3.2
Mts. Hargeerds.
Op 19 december 2006 een e-mail binnengekomen en gericht aan college van burgemeester en wethouders en aan raad onder de titel “Boerenverstand”. De mail is hieronder integraal opgenomen.
Boerenverstand Mede als gevolg van de reconstructiewet met verschillende zoneringen moeten bedrijven zich bezinnen op de toekomst. In bepaalde gebieden zitten bedrijven op de verkeerde plek en kunnen zich niet verder ontwikkelen. Het is dan vaak stoppen of verkassen. De landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) zijn zones waar binnen zich landbouw zich tegenwoordig nog wel kan ontwikkelen. Bestaande bedrijven kunnen zich (overigens niet onbeperkt) ontwikkelen en voor andere bedrijven is er soms een mogelijkheid voor vestiging. Het heeft even geduurd, maar alles is volgens een democratisch principe vastgesteld. Nu de uitwerking van de reconstructie na acht jaar vorm begint te krijgen dient zich een fenomeen voor te doen in de lokale democratie: het NIMBY-principe (Not In My Back Yard) Als de buurt tegen een bepaalt initiatief is gaat het misschien niet door. Nu blijft lokaal draagvlak altijd belangrijk, dat was vroeger o.a. met ruilverkaveling niet anders. Alleen toen was het niet zo gebruikelijk om je (toekomstige) buurtgenoten dwars te zitten als die hun bedrijf wilden ontwikkelen.
61
Het noaberschap is duidelijk aan veranderingen onderhevig. Bij de Vereniging Varkenscluster Markelo Nee doet zich ook het NIMBY-principe voor. Dit comite is tegen de cluster en gebruikt daar bij verschillende onjuiste argumenten. Daarbij word ook steeds de juridische ruimte aangehaald die volgens hen in het LOG-markelosebroek aanwezig is. Door dit argument aan te halen worden ook de huidige bedrijven betrokken (die zich willen en kunnen ontwikkelen) bij de tegenwerking van de cluster. Ik vind dit als ondernemer in het gebied een slechte zaak. Iedere ondernemer wil zijn bedrijf toch ontwikkelen en overal kan je kanttekeningen bij plaatsen, of je nu kruidenier of campinghouder of veehouder bent. Door ontwikkelen van bedrijven hebben we nu een 2 tal kruideniers in het dorp. (waren er meerdere) Wat doen we overigens met campinghouders die hun bedrijf verder ontwikkelen door het campingseizoen te willen verlengen met voor en na-seizoenplekken. (meer toename van verkeer en meer druk op het buitengebied geeft toch ook een aantasting van een leefbaar platteland.) De continuiteit van bestaande (gemengde) bedrijven in het gebied dreigt in gevaar te komen. De VVMN moet zich bezinnen op verdere actie, het maakt meer kapot dan ons lief is. Ze zaait veel onrust bij boeren en burgers en veroorzaakt zo veel schade in de verschillende landbouwsectoren. Vechten tegen de ontwikkeling van je buurman is eigenlijk een vorm van je eigen glazen ingooien. Is de plaatselijke bevolking en politiek bestand vanuit druk uit de buurt, en kan deze vereniging ontwikkelingen in het buitengebied tegen houden? Het moet nog maar blijken!! Het kan toch niet zo zijn dat lokaal nog eens een discussie wordt gevoerd die soms haaks staat op landelijk en provinciaal beleid. Als de VVMN niet duidelijker standpunt inneemt inzake ontwikkelen van bedrijven in het LOG, dan laat het zich voor mij in een hoekje plaatsen met partijen die het niet zo hoog met (intensieve)landbouw ophebben. Partijen die voor mij een luchtje hebben…… Mensen die willen ondernemen en komen met initiatieven moeten gesteund worden, Markelo denk na en gebruik uw (boeren)verstand!!!! Herbert Hargeerds Veehouder in Markelo Herbert Hargeerds Groenlandsdijk 4b 7475RH MARKELO
62
3.3
Holland Genetics.
Holland Genetics BV (HG) heeft een divisie van CRV Holding, een locatie voor wachtstieren aan de Zomerweg te Ambt Delden. Het houden van stieren en de productie van sperma is onderhevig aan strenge veterinaire eisen vanuit EU en Rijk. Het gebied is aangewezen aan LOG voor de intensieve veehouderij. Bij brief van 25 oktober 2006 heeft HG aangegeven dat de aanwijzing van het gebied als LOG zeer zorgelijk lijkt en bedreigend is voor de bedrijfsvoering. Door HG wordt aangegeven als Hof van Twente toestemming geeft aan de vestiging van een vleesvarkensbedrijf binnen 1 km van hun adres, daar officieel bezwaar tegen te maken.
3.4
A. Leuveld, Bentelosestraat 52 te Bentelo.
De heer Leuveld heeft bij brief van 9 januari 2007 gereageerd op de milieuinventarisatie van de LOG’s. Bij brief van 29 januari 2007 heeft de heer Leuveld een verzoek gedaan om handhaving van het bestemmingsplan Buitengebied, meer specifiek de bestemming burgerwoning op zijn perceel en andere bestemmingen op andere in de buurt liggende adressen. Bij brief van 30 januari 2007 heeft de heer Leuveld zienswijzen ingediend tegen de aanvraag om vergunning van Mts. Kamphuis-Groothuis voor een vleekalverenhouderij aan de Slaghekkenweg (ong). Hieronder is de brief van 9 januari 2007 integraal opgenomen. A.Leuveld Bentelosestraat 52 7497 MR Bentelo Tel. 0547 292205 Mob. 06 23084513 Fax 0547 293140 e-mail
[email protected] Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hof van Twente Postbus 54 7470 AB Goor Bentelo, 9 januari 2007 Onderwerp: zienswijze milieu-inventarisatie log Geacht college, Door deze en derhalve tijdig tussen 3 en 13 januari 2007 breng ik als bewoner en eigenaar van burgerwoning Bentelosestraat 52, 7497 MR Bentelo een zienswijze naar voren over de milieu-inventarisatie van het landbouwontwikkelingsgebied (log) Ambt-Delden, zoals bekend gemaakt in het Hofweekblad van 20-12-2006. Na inzage van die inventarisatie heb ik het sterke vermoeden dat de Gemeente Hof van Twente mijn burgerwoning een agrarische bestemming wil geven, en wel om de volgende aanwijzingen: •
Volgens de legenda Slaghekkenweg bij de kaart van het log wordt een burgerwoning met een rood vierkant aangegeven. Tot mijn grote verbazing wordt mijn burgerwoning niet met rood aangeduid, evenmin als de burgerwoning van mijn buren J.A.J. Timmerman en P.A. ter Stege, Slaghekkenweg 2a.
63
•
• •
•
De vergelijkbare burgerwoningen Slaghekkenweg 1, Platenkampsweg 2, Platenkampsweg 4, Platenkampsweg 4a, Bentelosestraat 50, Bentelosestraat 48 en Slaghekkenweg 12 worden wel met rood vierkant als burgerwoning aangeduid. Voorts wordt mijn burgerwoning Bentelosestraat 52 evenals de burgerwoning Slaghekkenweg 2a in één keer omcirkeld met de contouren voor stankgevoelige objecten categorie III, IV en V. Des te opmerkelijker is het aantal van zes blauwe contouren aan de Slaghekkenweg tussen de Bentelosestraat en de Hofstedenweg, waar de huisnummers 3, 3a, 4, 6 en 9 als agrarische woning worden geduid. Moge dit zo zijn, dan zouden de woningen Slaghekkenweg 5 en Slaghekkenweg 7 ook als burgerwoningen moeten zijn ingetekend, bovendien is er immers in Uw milieu-inventarisatie nergens een lijst met gegevens inrichting J. Katier, Slaghekkenweg 5 te vinden. Dit doet mij vermoeden dat de contouren over Bentelosestraat 52 en Slaghekkenweg 2a door de gemeente niet eventueel per abuis als die van Slaghekkenweg 3 kunnen worden beschouwd, zodat dan in dat geval elke contour met een huisnummer zou kunnen opschuiven. Dat de burgerwoningen Bentelosestraat 52 en Slaghekkenweg 2a op de kaart zijn omcirkeld is in tegenspraak met de gegevens inrichting Mts Hemel, Slaghekkenweg 3, waar letterlijk vermeld staat dat de werkelijke afstand tot de dichtst bijgelegen woning 80 meter bedraagt. Volgens de milieuvergunning MPM 4834 van Mts Hemel, Slaghekkenweg 3 zijn dat de burgerwoningen Bentelosestraat 52 en Slaghekkenweg 2a, en worden deze dus door de gemeente daar wel als burgerwoningen beschouwd.
Zoals gezegd, dit zijn aanwijzingen tot het vermoeden dat de gemeente mijn burgerwoning een agrarische bestemming wil geven. Dat zou voor mij ontoelaatbaar zijn om de overduidelijke redenen van ons familiair woongenot, vanwege gigantische waardedaling van het privé-eigendom van ons onroerend goed (wat is de waarde van een vrijstaande burgerwoning met woon- en detailhandelsbestemming in het buitengebied aan de grote weg op een perceel van ruime afmetingen), en daarmee een daling van de pensioenvoorziening. Een eventuele verandering van bestemming van burgerwoning naar agrarische woning betekent een enorme risicovergroting van stankemissie- toename bij toekomstige uitbreiding van de omliggende veehouderijen. Moge U er aan blijven worden herinnerd dat zowel de Rcw, de Wav en de nieuwe Wgv zijn bedoeld ter bescherming van het milieu, de agrariër én de burger tegen geur, cq ammoniak stank , en veterinaire ziekten. Gaarne ben ik bereid in een open gesprek mijn standpunten toe te lichten en die van U te vernemen. Dit behoorde tot vermoedens, en derhalve hoop ik dat U dit schrijven beschouwt als een formele reactie op Uw uitnodiging zoals verwoord in het Hofweekblad. Hoogachtend, A.Leuveld P.S. Mijn voorkeursdag voor zo’n genoemd gesprek is mijn “vrije” maandag.
64
3.5
H.Timmerman, Platenkamspweg 3a Bentelo.
De heer Timmerman heeft de milieu-inventarisatiekaart ingezien en daarbij een aantal zaken opgemerkt: • de stankciorkels zijn 2 mm dik, dit betekent 20 m. Worden de cirkels aan de binnenzijde of buitenzijde berekent; • op de tekening zijn twee cirkels categorie 2 (restaurant) en categorie 1 (hotelbestemming) niet weergegeven; • slaghekkenweg 3 en 3a hebben drie cirkels; dit lijkt onjuist omdat er slechts 2 bedrijven zitten; • vanaf 1-1-2007 geldt een nieuwe Wet geurhinder en veehouderij. Houdt dat in dat de getekende stankcirkels niet meer geldig zijn en opnieuw moeten worden ingetekend; • het gebiedsonderzoek is niet volledig en ik kan ook alleen een reactie onder voorbehoud geve totdat het complete onderzoek bekend is; • is rekening gehouden met de stankcirkels van Platenkamp[weg 2b of is die achterwege gelaten vanwege ligging in verwevinggebied?. Daarnaast heeft de heer Timmerman met zijn brief van 10 februari 2007 zienswijzen ingediend tegen de aanvraag om vergunning van Mts. Kamphuis-Groothuis voor een vleeskalverhouderij aan de Slaghekkenweg (ong) te Bentelo. In die brief wordt verwezen naar eerdere brieven van 9 en 29 januari 2007 die als ingelast moeten worden beschouwd en gaan over o.a. hoe om te gaan met burgerwoningen en stankstatus volgens de oude en nieuwe geurwet.
3.6
J.A.J. Timmerman, Slaghekkenweg 2a Bentelo.
De heer Timmerman heeft een zienswijze ingediend tegen de aanvraag om milieuvergunning en –bouwvergunning voor vleekalverenhouderij van Mts. Kamphuis-Groothuis, Slaghekkenweg (ong). De brief, d.d. 30-1-2007, wordt als integraal opgenomen beschouwd. Verder heeft de heer Timmerman bij brief van 29 januari 2007 een verzoek gedaan om handhaving van het bestemmingsplan buitengebied, in casu de bestemming op het perceel Slaghekkenweg 2a te Bentelo. Bij brief van 10 januari 2007 heeft de heer Timmerman een zienswijze ingediend betreffende de milieu-inventarisatie LOG’s.; de brief wordt als integraal ingelast beschouwd.
3.7 Gesprekken met gebiedsmanager. Diverse vertrouwelijke gesprekken met de gebiedsmanager. Op verzoek van ondernemers en/of particulier bewoners in het gebied heeft de gebiedsmanager keukentafelgesprekken gevoerd. Via concrete aanvragen en/of principe verzoeken hebben zich een aantal concreet gemeld. Een groot deel van de gesprekken is gevoerd met grondgebonden melkveehouderijen. Vooral de wensen gericht op groei en bedrijfsontwikkeling kwam daarbij aan de orde met daarbij ook nadrukkelijk de grondbehoefte en verkaveling wensen. Een toename van de gronddruk en een kans op versnippering van de verkaveling door nieuwe bedrijfslocaties wordt als belemmering ervaren. Ook zijn er gesprekken geweest gericht op de wensen rondom toepassing van RvR en VAB. Als de criteria rondom de LOG’s zijn vastgesteld wil men graag de mogelijkheden voor maatwerk op de locatie nader uitwerken.
65
Paragraaf 4. Nieuwvestigers en principeverzoeken. 4.1
ten geleide.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de concrete verzoeken om nieuw vestiging van (intensieve) veehouderijen alsmede wordt ingegaan op gesprekken die hebben plaatsgevonden over principe verzoeken. Tot slot wordt ingegaan op verzoeken van anderen dan individuele bedrijven; in casu op verzoeken om medewerking van de DLG/BBL en provincie Overijssel.
4.2
Nieuwvestigers in LOG.
Hieronder wordt ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot verzoeken tot nieuw vestiging van intensieve veehouderijen op veldkavels in de LOG’s in Hof van Twente. Daarbij wordt aangegeven om wat voor aanvragen het gaat, dus aard en omvang van de nieuwe bedrijven en hoe ver de procedure met betrekking tot het behandelen van de aanvragen is gevorderd. 4.2.1 Procedure. Voordat de officiële start van de gebiedsuitwerking voor de LOG's is gestart, hebben reeds een aantal oriënterende gesprekken plaatsgevonden met ondernemers die ontwikkelingsplannen hebben voor hun agrarische bedrijven. Die gesprekken hebben ertoe geleid dat een aantal aanvragen om milieuvergunningen zijn ingediend. In diverse gevoerde gesprekken met de initiatiefnemers is aangegeven dat er niets in de weg staat dat aanvragen om milieuvergunning; bouwvergunning en vrijstelling wijziging van het bestemmingsplan worden ingediend bij de gemeente. Indien er geen milieuhygiënische redenen zijn om de gevraagde milieuvergunning te weigeren moet de vergunning worden verleend. Indien geen of niet tijdig wordt beslist op de aanvraag kan rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de milieuprocedure dienen echter ook andere procedures te worden doorlopen, met name planologische. De vraag bij die procedures is of de gemeente aan wijziging van de bestemming van de beoogde nieuwe locatie wil meewerken; er ligt hier een bevoegdheid en geen plicht tot wijziging van de bestemming. De consequentie van het niet wijzigen van de bestemming en het verlenen van de benodigde bouwvergunningen leidt ertoe dat bedrijven wel een milieuvergunning hebben maar geen bouwvergunning. Dit maakt dat de milieuvergunning niet in werking treedt en daarvan geen gebruik mag en kan worden gemaakt. Vorenstaande is zowel mondeling als schriftelijk meegedeeld aan de initiatiefnemers. 4.2.2. Aanvragen om nieuw vestiging. Hieronder volgt een overzicht van de aanvragen die in procedure zijn of zijn aangehouden in verband met de gebiedsuitwerking van de LOG's: • H. Lubberdink voor de locatie Dorreweg 2 te Bentelo (11-9-2005). Tegen het ontwerpbesluit op de aanvraag om vergunning zijn zienswijzen ingediend. Het betreft een verzoek om het oprichten van een vleesvarkensbedrijf van ca. 2900 vleesvarkens. Er is een besluit genomen ex art. 7.8b van de Wet milieubeheer dat er geen MER behoeft te worden opgesteld. Tegen het ontwerpbesluit op de aanvraag om vergunning zijn zienswijzen ingediend; • Mts. Klein Twennaar voor de locatie Slagendijk (ong) te Markelo (27-4-2006). Het betreft een verzoek om een oprichtingsvergunning voor ca. 2000 vleesvarkens. Er is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het niet (tijdig) beslissen op de aanvraag;
66
•
•
• •
•
• •
Mts. Ten Thije-Koebrugge voor de locatie Zomerweg (ong) te Ambt Delden (28-4-2006). Het betreft een verzoek voor het oprichten van een vleesvarkensbedrijf van ca. 3000 vleesvarkens. Er is een besluit genomen op grond van art. 7.8b Wet milieubeheer dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het rechtvaardigt dat een MER zou moeten worden gemaakt. Tegen het verzoek om vergunning zijn door meerdere personen en of organisaties geageerd. Het betreft A. Leuveld, Bentelosestraat 52 te Bentelo bij brief van 30 januari 2007. buurtkring Boeren, Burgers, Buitenlui, p/a Bentelosestraat 22 Bentelo bij brief van 22 januari 2007. H. Timmerman, Platenkampsweg 3a te Bentelo bij brief van 10 februari 2007 J.A.J. Timmerman, Slaghekkenweg 2a te Bentelo bij brief van 30 januari 2007; Mts. Volkerink-Buschers voor de locatie Zomerweg (ong) te Ambt Delden (216-2006). Het betreft een verzoek om een oprichtingsvergunning voor een fokzeugen- (ca 880) en vleesvarkensbedrijf (ca 3000). Er is een besluit genomen ex art. 7.8b van de Wet milieubeheer dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het rechtvaardigt dat er een MER zou moeten worden gemaakt; V.J.M. Vehof voor de locatie Zomerweg (ong) te Ambt Delden (11-10-2006). Het betreft een verzoek om een oprichtingsvergunning voor een vleesvarkensbedrijf van ca 2000 vleesvarkens; F. Jannink voor de locatie Dorreweg (ong) te Ambt Delden (11-10-2006). Het betreft een verzoek om het oprichten van een vleesvarkensbedrijf (ca 2900). Er is een besluit genomen ex. art. 7.8b van de Wet milieubeheer dat er geen bijzondere omstandigheid is die het rechtvaardigt dat een MER moet worden gemaakt; Eijsink Vee- en Varkenshandel voor de locatie Dorreweg (ong) te Ambt Delden (3-11-2006). Het betreft een verzoek om een oprichtingsvergunning voor ca 2900 vleesvarkens. Er is een aanmeldingsnotitie Mer ingediend waarop nog moet worden beslist; Mts. Kamphuis-Groothuis voor de locatie Slaghekkenweg (ong) te Ambt Delden (22-12-2006). Het betreft een verzoek voor een oprichtingsvergunning voor ca 550 vleeskalveren; Fam. Hargeerds voor de locatie Enkelaarsweg (ong) te Markelo. Verplaatsing van de rundveehouderij uit de kern van Markelo naar het LOG Markelose Broek (verzoek 5-2-2007 nav eerdere afwijzing op 20-10-2006 voor locatie aan de Bergweg).
4.2.3 Principe verzoeken. In deze subparagraaf wordt ingegaan op gesprekken die hebben plaatsgevonden met ondernemers die nog informatie wilden over (on)mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling. 4.2.3.1 Oomsdijk te Markelo. Op 15 september 2006 een gesprek gevoerd met de heer Morsink te Enter over de (on)mogelijkheden tot het vestigen van een intensieve veehouderij, eerste opzet was vleeskalverenbedrijf (1500 stuks), in vervolg gesprek voorkeur voor vleesvarkensbedrijf (4000 stuks). Op locatie in Wierden ligt voorbereidingsbesluit. Aangegeven dat wellicht een Nbw-vergunning nodig is en aan te vragen bij de provincie. Afspraak gemaakt dat een schets wordt aangeleverd met beschrijving van toe te passen stalsystemen. Nog geen stukken ontvangen.
67
4.2.3.2 Visschersdijk te Markelo. Via de gebiedsmanager is een vraag binnengekomen van een ondernemer of de locatie Visschersdijk (perceel Wessels, thans gepland voor de realisatie van een varkenscluster) bij het niet doorgaan van de varkenscluster ook anders kan worden ingevuld. 4.2.3.3 Roudaalterweg te Markelo. Op 28 november 2006 een gesprek gevoerd met dhr. Bartels van DLV Makelaardij te Wierden namens fam. Groothaar aan de Roudaalterweg 20 te Markelo. In gesprek gekeken naar (on)mogelijkheden tot het oprichten van een vleesvarkenbedrijf op een eventueel te vervreemden deel van de huiskavel. Indicatieve berekening uitgevoerd met De Borkeld als kwetsbaar natuurgebied. Afhankelijk van te hanteren strenge of soepele toetsingsnorm voor ammoniak kunnen gelet op de afstand tot de Borkeld (ca 3100 meter) tussen de 80 en 12.000 vleesvarkens worden gehouden. Er is geen concrete aanvraag om vergunning of wijziging van het bestemmingsplan ingediend. 4.2.3.4 fam. Schut, Holtdijk te Markelo. Op 19 oktober 2006 een gesprek gevoerd met de heer en mevrouw Schut. Ze hebben een melkrundveebedrijf in het LOG Elsnerbroek en willen in de toekomst groeien. Mogelijkheid besproken om bestaand bouwblok te vergroten en het vestigen van een nieuw bouwblok op een veldkavel. Deze veldkavel is gesitueerd tegenover de veldkavel in bezit van DLG/BBL aan de Plasdijk/Slagboomsdijk Geadviseerd om bestaande bouwblok aan te passen en te komen met een aanvraag om milieuvergunning voor gefaseerde groei naar gewenste omvang. Geen concreet verzoek ontvangen. 4.2.3.5 Stobbendijk (ong) te Markelo Op 23 augustus 2006 een gesprek gevoerd met dhr Harbers van LTO Vastgoed te Almelo. Betreft locatie Sligman aan de Stobbendijk (nabij grens met Lochem) ikv eventuele inplaatsing van een pluimveebedrijf vanuit Barnsveld. Bedrijf ligt daar in extensiveringgebeid en is getaxeerd. Voorkeur bedrijf gaat uit naar een nieuw locatie in een LOG om een pluimveebedrijf te starten met in eerste instantie een veebestand van ca. 25.000 stuks kippen. Als alternatieve locatie wordt gekeken naar een bestaand pluimveebedrijf in Zutphen in verwevinggebied. Er is geen concreet verzoek ingediend voor medewerking, noch via het milieuspoor noch via het RO spoor. 4.2.3.6. Holtdijk (ong) te Markelo. Gesprek gevoerd met de fam. Bekkernens te Elsen over de (on)mogelijkheid om op een veldkavel aan de Holtdijk een nieuw bedrijf (varkens) te vestigen. Betreft een kavel van ca. 8,5 ha en gelegen schuin tegenover de kavel van de DLG/BBL aan de Plasdijk/Slagbioomsdijk. Geen concreet verzoek ontvangen om wijziging bestemmingplan of om milieuvergunning. Aandachtspunt is de geplande ontwikkelingen tegenover het huisperceel van Bekkernens (woningbouw) en de ontwikkelingen naast gelegen (verkocht) agrarisch bedrijf aan ontwikkelaar. Verdere concentratie van niet-agrarische bedrijvigheid mag niet onnodig beperkend zijn voor de huiskavel van Bekkernens en het LOG Elsenerbroek verderop. De veldkavel van Bekkernens is gesitueerd naast de mogelijk nieuwe kavel van de fam. Schut.
68
4.2.3.7. Fam. Lubbers, Enkelaarsweg 26 te Markelo. Op 20 december 2006 gesprek gevoerd. De fam heeft het perceel gekocht en wil de burgerwoning verbouwen en een aantal bestaande oude opstallen verwijderen. Woning ligt in LOG Markelose Broek. Geadviseerd contact op te nemen met BWT over bouwmogelijkheden en zonodig een principeverzoek in te dienen ten behoeve van behandeling in het overleg van de cluster Platteland binnen de afdeling REO. Bij het cluster Platteland is geen verzoek binnengekomen 4.2.3.8. Dhr, Spijkerman, Grotegoorsdijk 1a te Markelo. Gebiedsmanager heeft overleg gevoerd met de heer Spijkerman over diens wens dat hij als bestaand bedrijf in het LOG Markelose Broek wenst door te groeien. Op 19 december 2006 gesprek gevoerd over wens om te kunnen groeien naar ca 150 melkrundvee en aangegeven wat de (on)mogelijkheden zijn. Door de heer Spijkerman is geen concreet verzoek ingediend voor bedrijfsontwikkeling. 4.2.3.9. Dhr. Catier, Rappertsweg 12 te Ambt Delden. Op 8 december 2006 een gesprek gevoerd nav een artikel in het Hofweekblad over LOG’’s en dat bedrijven met concrete plannen zich kunnen en moeten melden. Betreft een pluimveebedrijf met omvang van 50.000 stuks dieren met wens om te groeien tot een omvang van 80.000 stuks kippen. Op 22 december 2006 is een aanvraag ingediend om een nieuwe milieuvergunning. 4.2.3.10 Dhr R. Hepping van adviesbureau CEB. Op 10 januari 2007 een gesprek gevoerd met de belangenbehartiger van erven Jannink inzake de toekomst van 4 locaties (Torendijk 7, Slaghekkenweg 30 beide in extiveringsgebied, Sutersweg 15 en huisperceel Slaghekkenweg 14 b) te Bentelo. Wens is om op termijn de locaties Torendijk 7 en Slaghekkenweg 30 door te halen (aangemeld voor de VIV-regeling) en te ontwikkelen op de thuislocatie in kalveren en pluimvee (55.000 stuks) en op twee andere (nieuwe) locaties een varkensfokbedrijf (750 stuks) respectievelijk vleesvarkensbedrijf (5500 stuks). De mogelijkheden besproken en aangegeven hoe de planning is met de visie voor de LOG’s. Geen concreet verzoek nog ontvangen. 4.2.3.11. Dhr. Boersma, Plasdijk 23 te Markelo. Op 6 januari 2006 een gesprek gevoerd. Betreft een kalkoenbedrijf met verouderde bedrijfstallen. Bestaande locatie ligt in verwevingsgebied aan de rand van het LOG Elsnerbroek met een omvang van sterlocatie. Gekeken naar ontwikkelingsmogelijheden zoals aanpassing bestaand bouwblok, is lastig t.o.v. andere veehouderij en grondeigendom. Op basis van Wsv was sprake van een geuroverbelaste situatie. Heeft wel oor naar een nieuwe locatie in een LOG met voorkeur voor het LOG Elsenerbroek.
4.3
Verzoeken van BBL/DLG en provincie.
In deze subparagraaf wordt inzage gegeven in de correspondentie die met de DLG (Dienst Landelijke Gebied), de BBL (Bureau Beheer Landbouwgronden) en de provincie Overijssel heeft plaatsgevonden.
69
4.3.1. Pilot clustering van intensieve veehouderij in LOG Markelose Broek. In de vergadering van burgemeester en wethouders van 1 februari 2005 is besloten in beginsel medewerking te verlenen aan de mogelijkheid van vestiging van gezinsbedrijven plus in Hof van Twente en voorkeur uit te spreken voor het zoekgebied ten zuidwesten van Markelo. Verder is de Raadscommissie Fysiek geïnformeerd en gehoord over bereidheid tot het verlenen van medewerking aan de vestiging van gezinsbedrijven plus. Uitgangspunt is geweest dat per concreet verzoek door, vanuit de initiatiefnemers van het cluster een besluit nodig is van het college en of raad. In de vergadering van burgemeester en wethouders van 28 maart 2006 is ingestemd met het verzoek van de provincie Overijssel dat zij overgaan tot aankoop van 40 ha grond door de DLG ten behoeve van de Reconstructiepilot Clustering van intensieve Veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden. De provincie financiert voor en de Stichting Gezinsbedrijven Plus (Rabo, Dumeco, LTO, For Farmers) ontwikkelt het cluster en kan de grond verwervan van de DLG/Provincie. Rene, Hierbij twee stukjes uit mail van mij aan Piet Jansen (hier en daar wat aangepast): Ten eerste. Twee/drie week geleden heb jij de gemeenteraad van de Hof van Twente en wethouder Sijbom aangedrongen op een spoedige afhandeling van de verplaatsing van VIV kandidaten die verplaatsen naar de LOG’s in de Hof van Twente. Dit wordt nog afgehouden: de formele reactie is dat de gemeente wil wachten tot 15 mei (de raadsvergadering waarin de uitgangspunten voor het gemeentelijk LOG beleid worden vastgelegd. Uit het veld (via DLG en CIV) krijgen we mee dat de verplaatser Wevers, die wil verplaatsen naar het LOG Elsenerbroek dreigt af te haken. Deze wil verplaatsen naar een kavel in bezit van de DLG. En daar zit hem nu de kneep; de gemeente wil sturen op hervestiging op bestaande locaties en wil slechts beperkt nieuw vestiging toestaan. In het concept LOG-beleid staat nu dat er ruimte is voor ca 20 nieuwvestigingen, maar de raad is kritisch op dit punt. En daarom wil, de gemeente nu, vooruitlopend op de vaststelling van het beleid, terughoudend zijn met nieuw vestiging. Wevers wil sinds vorig jaar zomer verplaatsen en moet sinds die tijd “wachten” op de beleidsvorming in de Hof. Dat wachten begint lang te duren. De oplossing is nu dat de gemeenten met DLG en de betrokken ondernemers een pre-toets doet: kijken of de verplaatsing op basis van het conceptbeleid mogelijk is. Het is nodig dat de gemeente naar de ondernemer een signaal afgeeft , en als het niet kan, dit ook zeggen. Advies: bij Sijbom en (betrokken raadsleden) aandringen op snelle afhandeling. Ten tweede. Rond het clusterproject is duidelijk wat het grote knelpunt is: de (vermeende) effecten op het landschap. En dat eigenlijk geen van de betreffende partijen hiervan een scherp beeld heeft en daarom reageers vanuit angst/onwetendheid. Dit bleek ook uit een gesprek dat ik vorige week heb gehad met de leider van de PvdA-fractie (Fred Rijkens).
70
Deze zit ook met het punt in de maag eigenlijk niet te weten hoe nu objectief te beslissen (en daarom tegen dreigt te zijn). Na enige tijd kwamen we op het voorstel een soort scenario studie te laten doen: werk een aantal plaatjes uit: 1 cluster van 3 bedrijven, 2 clusters van 3 bedrijven en 1 cluster van 6 bedrijven en beoordeel deze op verschillende aspecten. De PvdA zag hierin een uitweg. Voordeel van deze aanpak: betere besluitvorming; je voorkomt dat er nu nee wordt gezegd. Nadeel het vraagt tijd. Gezien de gang van zaken lijkt het me een goede optie. Actie ligt dat bij de gemeente en de Stichting Gezinsbedrijfplus dit te doen. Wij kunnen zonodig geld beschikbaar stellen. Ik heb René Hazenkamp en Pegge geïnformeerd over mij overleg met de PvdA. Advies: bij Sijbom aftasten hoe het er volgens hem bijstaat en zo nodig de geschetste uitweg (de scenario studie) bespreken. Rene, Ik blijf je op de huid zitten. Uit onze contacten met bedrijfsbegeleiders / DLG en anderen in het veld blijkt dat de tijd echt gaat dringen en dat we, als we niet uitkijken, komen te zitten met een oplossing die we geen van alle willen. Hieronder de suggestie van Arjan van der Veen (jou welk bekend): kan er op basis van jullie concept plan / beleidsregels geen pre-toets uitgevoerd worden om de haalbaarheid van de (jou bekende plannen) te beoordelen. Zie hieronder. Svp op korte termijn reactie. Kun jij deze week nog met Arjan en eventueel de betrokken ondernemer(s) om tafel, en zo ja, wat heb je dan te bieden. Groeten, Gerrit Valkeman Uit mail van Arjan aan Ons: De VIV kandidaat uit de Hof van Twente wil nu duidelijkheid over de kavel (en kan daar geen dagen meer mee wachten). Ik verwacht overigens dat de kandidaat als we binnen een week (of twee) geen duidelijkheid geven omtrent verkoop afhaakt. Tevens verwacht ik dat deze dan binnenkort (voor de verkiezingen) bij Piet Jansen aan de lijn hangt of op de stoep staat. We zijn alle mogelijkheden aan het bekijken met de makelaars van de betreffende boeren (Henk Aanstoot van Berends-Naafs te Goor). Deze betrek ik overal bij zodat we geen verwijt krijgen dat we niets gedaan hebben, maar mensen worden ongeduldig. Wellicht kunnen we op de gemeente vragen om een voortoets te doen op basis van de nieuwe concept-regels zodat we wel verder kunnen of moeten focussen op een andere trategie... Wellicht kun je dat bepleiten. Arjen.
4.3.2. Perceel aan de Slagboomsdijk/Plasdijk. De DLG heeft een perceel grond in bezit aan de Slagboomsdijk/Plasdijk in het LOG Elsenerbroek. Er ligt een principeverzoek om medewerking te geven aan inplaatsing van 3 bedrijven op dit perceel. Het betreft de verplaatsing van een pluimveebedrijf in de nabijheid van De Borkeld, de verplaatsing van een bedrijf te Wierden gelegen in de Natte Doorbraak; in het bedrijf is brand geweest; en het aankopen van een burgerwoning om die op te waarderen tot een agrarische bouwkavel.
71
4.3.3. E-mail van de Stichting Gezinsbedrijf Plus, inclusief reactie Provincie Overijssel (in kleur/vet). Beste Rene, As donderdag zitten we met Josh Sijbom om tafel om nader te spreken over de cluster. We hebben onze opmerkingen over de kopnotitie op papier gezet. Radboud heeft die deels op de workshop ingebracht maar zijn in de plenaire zitting en sávonds niet meer terug gevonden. ( zie bijlage). Wij zijn van mening dat het cluster nadrukkelijker een plek moet krijgen in de visienota. Graag stellen we aan de orde hoe we omgaan met de vele niet rationele argumenten tegen de cluster en hoe krijgen we een proces in gang zetten om te voorkomen dat de raad nee gaat zeggen met alle gevolgen van dien. Hoe stellen we vast wat de verschillende partijen wel willen en met wie moet dat besproken / uitonderhandeld worden. Met vriendelijke groeten, Johan Pegge. Hieronder volgt de bijlage bij de mail. LOG-visie Hof van Twente Met betrekking tot de visienota inzake de ontwikkeling van de LOG’s in de Hof van Twente willen we graag nog een aantal opmerkingen maken die we ook tijdens de bespreking van de workshop naar voren hebben gebracht maar in het eindverhaal niet terug gevonden hebben. We constateren dat de visie op de LOG’s vooral geschreven is vanuit het veiligstellen van de landschappelijke karakteristieken van de LOG-gebieden. Karakteristieken die niet worden afgeleid van de huidige bestaande situatie maar gebaseerd zijn op historische situaties. Reactie provincie: provincie zet in op ontwikkeling landbouw in samenhang met versterking ruimtelijke kwaliteit. Wat niet hetzelfde is als behoud huidige kwaliteiten. Wij streven nadrukkelijk ook de ontwikkeling van nieuwe kwaliteit na: het agrarisch landschap van morgen. Dit is nodig omdat de landbouw van morgen er ook anders uitziet dan de ladnbouw van gister. De Hof moet goed onderbouwen hoeveel ruimte zij aan de landbouw – iv zal geven (op bestaande locaties / nieuwe locaties / en geclusterde locaties (van 2, 3, 4 , etc bedrijven), waar zij die ruimte geeft, en in samenhang met welke ruimtelijke kwaliteit. Hierbij kan de Hof ook differentiëren: bijv voor 2 LOGs een ontwikkelingsgerichte aanpak (omdat daar veel ruimte is) en voor 3 LOGs een meer op behoud en versterking gerichte aanpak. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de maximale landschappelijke draagkracht van het landschap van de verschillende LOG’s daardoor de kwalificaties beperkt en matig krijgt.
72
Door dit vertrekpunt ontstaat er als het om de invulling gaat een conflicterende situatie. Het neigt ernaar om de huidige situatie terug te ploegen naar de periode van voor de ruilverkavelingen hetgeen in conflict komt met een invulling zoals die in de reconstructie verwoord is. Als gevolg van de ruilverkavelingen in de jaren ‘50 en ‘60 is er nieuw landschap ontstaan en dat moet het vertrekpunt zijn bij de landschappelijke inpassing van nieuwe bedrijven in de LOG’s. Het draagvlak van het landschap wordt daardoor aanzienlijk groter. Vanuit landbouweconomisch oogpunt is een sterke beperking van de vestigings- en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in een LOG ongewenst (kostenverhogend en prijsopdrijvend). In de visie op de LOG’s zal primair de LOG benaderd moeten worden vanuit de behoefte van de landbouw. KLOPT, en dit in samenhang met ruimtelijke kwaliteit Immers de LOG’s zijn in de reconstructie aangewezen als de gebieden waar de landbouw zich kan ontwikkelen en zijn vanwege kun milieuruimte, landschappelijke waarde, ontsluitingsmogelijkheden geselecteerd. De LOG’s zijn primair de werkruimtes voor de landbouw. In de reconstructie zijn hier heldere keuzes over gemaakt. De landbouw heeft behoefte aan ruime bouwkavels waar toekomst gerichte bedrijven, die milieutechnisch geen problemen geven en dus snel vergund kunnen worden, zich kunnen vestigen en verder ontwikkelen. Nu praten we over intensieve bedrijven maar ook de rundveehouderij zal verder groeien (zie de studies over cowmunity). Voor de rundveehouderij is het dus van even groot belang dat de bedrijfsontwikkeling gefaciliteerd wordt. KLOPT Schaalgrootte is een voorwaarde om een lage kostprijs te realiseren die noodzakelijk is om de internationale concurrentie aan te kunnen. Bovendien zijn bij een grotere schaalomvang duurzaamheids voordelen te bereiken door de toepasbaarheid van nieuwe technieken en methoden. Daarnaast heeft de landbouw de wettelijke en maatschappelijke verplichtingen om hun bedrijf volgens de nieuwste normen op het gebied van milieu en dierwelzijn in te richten en te exploiteren. Invulling van deze verplichtingen worden versneld bij nieuwbouw op geschikte locaties. (zie pg 72 reconstructieplan). Een belangrijke mogelijkheid om de kosten verder te verlagen is gelegen in samenwerken tussen meerdere IV-bedrijven. Samenwerking biedt extra kansen voor tal van maatschappelijk gewenste innovaties. De belangrijkste daarvan is een gezamenlijke mestverwerking, waarmee een duurzame cluster gerealiseerd kan worden, dwz een cluster die in haar eigen energiebehoefte voorziet en in staat is het restproduct van de mestverwerking buiten de Nederlandse landbouw af te zetten. Dit heeft tot gevolg dat er minder druk komt op de (locale) mestmarkt. Een mestmarkt die de komende jaren steeds verder onder druk komt te staan ook in Hof van Twente Deze druk zal niet alleen door IV-bedrijven worden gevoeld maar ook de rundveesector krijgt daarmee te maken en daarom kan samenwerking van de omliggende rundveehouderij mbt mestverwerking op de cluster perspectiefvol zijn.
73
Verder speelt clustering in op onder meer efficiënt grond/ruimtegebruik en vermindering van vervoerskilometers in het algemeen en ten opzichte van verspreide individuele inplaatsing. KLOPT, maar wel verantwoord ingepast Gezien de noodzaak om een voldoende aantal bedrijven/varkens/kippen uit de extensiveringsgebieden te verplaatsen naar de landbouwontwikkelingsgebieden zal een actieve aanpak noodzakelijk zijn. Dat houdt in naast vestiging van IV-bedrijven op bestaande locaties ook mogelijkheden moeten zijn voor vestiging op veldkavels. In veel gevallen zal ontwikkeling van IV-bedrijven op bestaande locaties tot een hoger kostenplaatje leiden voor de veehouder. Daarnaast zal hij geheel afhankelijk zijn van het beperkte aanbod op de markt en de daarbij behorende prijzen. In veel gevallen zal, voordat er met de bouw van IV-stallen begonnen kan worden bestaande stallen en schuren afgebroken moeten worden. Om daadwerkelijk tot ‘ombouw’ van dergelijke locaties te komen zal het noodzakelijk zijn dat er publieke middelen beschikbaar worden gesteld. Mogelijke tekst aanpassingen kopnotitie pg 25: Markelose Broek Karakteristieken. Het Markelose Broek is, zoals de naam doet vermoeden, een broeklandontginning, gelegen tussen twee beken de Bolksbeek en de Schipbeek. Het gebied is in de jaren 60 als gevolg van landinrichting (ruilverkaveling) ingericht als een open landschap, met incidentele boselementen. Afwatering heeft er voor gezorgd dat het een toegankelijk gebied is geworden met nadruk op landbouw. De boerderijen, deels gemende bedrijven, zijn gelegen aan verharde B-wegen met enkele doorgaande verbindingen. In het gebied zijn, als gevolg van de schaalvergroting die afgelopen decennia in de landbouw heeft plaatsgevonden, tal van grote ligboxenstallen gebouwd en meer recentelijk ook specifiek op de intensieve veehouderij gerichte bedrijven/stallen. Maximale draagkracht. De landschappelijke draagkracht van het landschap is groot te noemen. Uitbreiding van bebouwing mits landschappelijk goed ingepast sluit aan bij de karakteristiek van het huidige landschap. pg 46 Het open karakter van enkele LOG’s zoals het Markelose Broek vraagt om een aanpak waarbij het open karakter wordt behouden. Verspreide inpassing vraagt extra inspanning om aantasting van deze open structuur te minimaliseren. Samenvoeging van enkele bedrijven in de vorm van een cluster in samenhang met een het toepassen van nieuwe landschappelijke structuren geeft zeker kansen met betrekking tot het behoud van de genoemde open structuur. Een goede afstemming van beide benaderingen moet worden gezocht.
74
Paragraaf 5. conclusies. 5.1
ten geleide.
In deze paragraaf worden conclusies getrokken uit de analyse van hetgeen is beschreven in de paragrafen 1 tot en met 4. De conclusies zijn de opmaat voor een voorstel tot aanpassing van de conceptgebiedsuitwerking LOG’s. in de volgende paragraaf, paragraaf 6, zijn de voorstellen te vinden. De conclusies zijn onderverdeeld in algemene en specifieke conclusies, deze indeling is niet abstract.
5.2
algemene conclusies.
Uit de diverse correspondentie kunnen een aantal algemene conclusies worden getrokken. Een eerste conclusie is dat er onduidelijkheid bestaat over de “status” van de concept gebiedsuitwerking en dat die onduidelijkheid heeft geleid tot vele zienswijzen die voorkomen hadden kunnen worden. De gebiedsuitwerking voor de LOG’s bevat geen concrete beleidsbeslissingen die ‘bestaande” rechten aantasten. Er is geen sprake van beperking van het bestaand legaal (dus toegestaan volgens het bestemmingsplan en milieuvergunningen of – meldingen) gebruik van gronden en opstallen of beperking van mogelijkheden die de huidige bestemmingplannen toestaan. Indien activiteiten worden verricht die afwijken van hetgeen het bestemmingsplan en milieuvergunningen toestaan is sprake van overtreding van wet- en regelgeving en kan daarop worden toegezien via handhaving. Een tweede conclusie is dat uit de diverse overleggen – zowel politiek-bestuurlijk als privaat – nadrukkelijk wordt gegaan voor (her)gebruik van bestaande (niet meer) in gebruik zijnde agrarische bouwkavels boven het toestaan van nieuwe bouwblokken op veldkavels. Een derde conclusie is dat het in de conceptgebiedsuitwerking aanwezige kaartmateriaal en dan metname het “omcirkelen” van adressen veel vragen en inspraakreacties heeft opgeroepen. Daarbij wordt menigmaal de grootte van de cirkel, het ontbreken van een cirkel ter discussie gesteld. Een laatste algemene conclusie is dat er twijfels bestaan over hoe de zoeklocaties voor nieuw vestiging van intensieve veehouderijen tot stand zijn gekomen.
5.3
specifieke conclusies.
In diverse bijeenkomsten alsmede in diverse schriftelijke correspondentie valt op dat er verschillend wordt gedacht over de omvang van bestaande en nieuwe agrarische bouwkavels. Een verder aspect die uit de voorinspraak zich heeft aangediend is dat er onvoldoende faciliteiten beschikbaar zijn om maatwerk te kunnen leveren. Bestaand instrumentarium is deels wel toereikend, maar schiet ook tekort, zo zou de RvR-regeleing ook inzetbaar moeten zijn binnen de LOG’s. Er dient antwoord te komen op de vraag of de gemeente ook een meer actievere grondpolitiek zou moeten voeren. Er zou een anti-speculatiebeding moeten worden opgenomen ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van veldkavels; dus geen goudzoekers en freeriders gedrag. Ook wordt aangegeven dat meer nadruk zou moeten liggen op bestaande natuurwaarden en dat het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan een veel prominentere rol verdient. LOP=LOG? Nadrukkelijker dient antwoord te worden gegeven op de vraag of een varkenscluster meerwaarde heeft, o.a. mestverwerking, gezondheid, verkeersbewegingen, en … Ook worden twijfels gezet bij het inplaatsen van intensieve veehouderijen in maagdelijke gebieden tussen bestaande varkenswegen.
75
Paragraaf 6. aanbeveling, voorstel tot wijziging van de conceptgebiedsuitwerking LOG’s. 6.1
ten geleide.
Vanuit het Reconstructieplan Salland-Twente, verder Rcp, ligt er een gezamenlijke bestuurlijke opgave van de reconstructiepartners om de intensieve veehouderij ontwikkelingsmogelijkheden te bieden; daarbij zijn met name de LOGs in beeld als gebied voor nieuwe bedrijvigheid. In deze paragraaf worden naar aanleiding van de conclusies uit paragraaf 5 voorstellen gedaan tot aanpassing van de conceptgebiedsuitwerking LOG’s. Het gaat dan onder andere om: het laten vervallen van (delen van) teksten uit de conceptgebiedsuitwerking d.d. 2 februari 2007; het toevoegen van teksten aan de versie d.d. 2 februari 2007; de (verdere) afhandeling van (principe) verzoeken om vergunning en of medewerking aan pilots;
6.2
Verdere afhandeling liggende definitieve aanvragen.
Het weigeren van een milieuvergunning kan enkel op grond van “de bescherming van de belangen van het milieu”. Ruimtelijke kwaliteit is (vooralsnog) geen weigeringgrond voor een milieuvergunning. Indien de toets van de concrete aanvragen om milieuvergunning aan de milieunormen positief uitvalt moet de vergunning derhalve worden verleend. Het al dan niet toekennen van een agrarische bouwkavel dient plaats te vinden aan de hand van twee toetsingscriteria: • er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening (dit is een heel breed begrip waaronder ook landschappelijke inpassing valt te schuiven), en; • overigens mag geen sprake zijn van strijd met het recht. Er liggen nog geen concrete “ruimtelijke kwaliteit toetsingscriteria” voor het kunnen beslissen op de ingediende aanvragen om milieuvergunning. Met het gereedkomen van de visie voor de LOG’s is er nog geen hard toetsingscriteria. Pas na de “juridifisering” van de visie door opname in de partiële herziening van de bestemmingsplannen buitengebied, - ter visie legging van de ontwerpherziening is gepland in najaar 2007 – is er een hard toetsingskader. De eerste vraag die naar voren komt is of het gerechtvaardigd is om liggende aanvragen nog langer te laten liggen. De tweede vraag is indien niet wordt gewacht tot “hardheid van de visie” maar reeds zou worden begonnen met het besluiten (zowel ruimtelijk als milieuhygiënisch) op de aanvragen, hoe de toets moet plaatsvinden: • mag zondermeer, zonder prioritering worden beslist op de aanvragen die er liggen en daarbij aansluiten bij de speerpunten uit de kopnotitie. Met name bij de milieuruimte, bouwblokgrootte en landschappelijke inpassing; • is het legitiem om de nieuwe aanvragen te prioriteren op basis van een aantal criteria waarbij bovengemeentelijke belangen voorgaan op gemeentelijke belangen?; • kan een bepaalde peildatum worden aangehouden om liggende verzoeken volgens het “oude recht” af te handelen en “nieuwe” aanvragen te toetsen aan de nieuwe normen?;
76
Advies. Het voorbereiden van een beslissing op de aanvraag om milieuvergunning is bij wet (Wet milieubeheer) geregeld waarbij afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is verklaard. Het college van burgemeester en wethouders is doorgaans het bevoegde orgaan om te beslissen op de aanvraag. Een aanvraag om milieuvergunning, kan, mag en moet enkel worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu. Ruimtelijke kwaliteit is daarbij geen toetsingskader omdat daarvoor uitgegaan dient te worden van de Wet ruimtelijke ordening. Het moeten beslissen op een aanvraag om vergunning en het moeten verlenen van de vergunning houdt niet in dat ook medewerking moet worden gegeven vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit en vanuit de Woningwet (verlenen van bouwvergunningen) omdat daarvoor een dicretionaire bevoegdheid bestaat voor het college of de raad. Ter voorkoming van verdere beroepen bij de Raad van State wegens het niet (tijdig) beslissen op aanvragen om milieuvergunning kunnen liggende aanvragen (verder) in procedure worden gebracht. Voorgesteld wordt om daarbij de volgende prioritering te hanteren: • aanvragen om nieuw vestiging door veehouderijen gelegen in extensiveringgebieden in Hof van Twente in LOG’s; • aanvragen om nieuw vestiging van intensieve veehouderijen gelegen in extensiveringgebieden van direct aangrenzende buurgemeenten in LOG’s; • aanvragen om nieuw vestiging van gemengde veehouderijen in Hof van Twente die willen ontmengen en de intensieve tak willen ontwikkelen op eigen veldkavels in LOG’s; • overige aanvragen. Als randvoorwaarde geldt dat de initiatiefnemers overleg hebben gevoerd met de gebiedsmanager en deze tezamen tot de conclusie zijn gekomen dat hervestiging op een bestaande agrarische kavel niet mogelijk is. De aanvrager dient over vorenstaande aanpak te worden geïnformeerd onder de mededeling dat het verlenen van een milieuvergunning niet automatisch betekent dat planologisch ook medewerking kan of zal worden verleend.
6.3
afhandeling verzoeken DLG/BBL en Provincie
De DLG heeft een perceel grond in bezit aan de Slagboomsdijk/Plasdijk (kadastraal Markelo, sectie M, mr. 339) in het LOG Elsenerbroek met een oppervlakte van ca. 12 ha. In verband met de mogelijke nieuw vestiging van drie bedrijven aan de Plasdijk/Slagboomsdijk zijn op 19 juli 2006 de milieuconsequenties in beeld gebracht met de volgende uitgangspunten: • bedrijf 1. pluimveebedrijf met ca. 55.000 dieren (Wevers, Bovenbergweg te Markelo); • bedrijf 2: gesloten varkensbedrijf van ca 300 fokvarkens en 2500 vleesvarkens (Hemel uit Haaksbergen), en; • bedrijf 3: zeugenbedrijf (900 stuks) Wassink uit Enter. Gegeven het feit dat de 3 bedrijven op 1 kadatraal perceel zijn geprojecteerd, in elkaars directe nabijheid zijn gelegen kan de vraag zich voordoen of er sprake is van 1 inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. In dat geval zullen de milieueffecten van de 3 bedrijven in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld via een Mer. Bij 3 afzonderlijke bedrijven zullen de drie afzonderlijk moeten worden beoordeeld.
77
Vanuit geur bezien lijkt de locatie geschikt te zijn behoudens de aanwezigheid van een burgerwoning ten noorden van het perceel. Vanuit ammoniakemissie zal met name moeten worden beoordeeld of de bedrijven tezamen of alleen ook een Nbwvergunning nodig hebben in verband met de depositie van ammoniak op het Natura 2000 gebied de Borkeld. Daarnaast kan gelet op de omvang van de bedrijven sprake zijn van toename van vekeersbewegingen en geluiduitstraling. Advies. Op de kavel van de BBL/DLG is maximaal ruimte voor 1 inplaatser gelet op de criteria die hiervoor in paragraaf 6.2 zijn genoemd alsmede gelet op de aan te houden afstand van 250 meter tussen kavels die in potentie kunnen groeien tot 2 ha met een vrijstellingsmogelijkheid van 25 meter over de perceelsgrens van het bouwblok van 2 ha. Indien een concreet verzoek wordt gedaan tot inplaatsing dient te worden gekeken naar de aanwezigheid b.v. een buisleiding of straalpad.
6.4
afhandeling verzoeken om handhaving bestemmingsplan buitengebied.
In diverse inspraakreacties is te kennen gegeven dat handhaving van de bestaande bestemmingen wordt geëist. Antwoord. Het wijzigen van een bestemming van een bepaald perceel, opstal kan slechts door het voeren van een planologische procedure. De gebiedsuitwerking LOG’s wijzigt niet de op een perceel rustende bestemming. Het ligt in de lijn der bedoeling dat de definitieve gebiedsuitwerking LOG’s wordt meegenomen in de partiele herziening van de bestemmingsplannen buitengebied die dit najaar ter visie wordt gelegd voor inspraak. Bij de partiele herziening zal de mogelijkheid worden geboden om wijzigingen door te voeren maar dan slechts op verzoek van de initiatiefnemer. Uit de partiele herziening vloeit dan ook geen direct rechtstreeks nadeel voort die verhaald kan worden via planschade als bedoelt in artikel 49 Wet ruimtelijke ordening. De zienswijzen worden voor kennisgeving aangenomen.
6.5
behandeling van vragen, zienswijzen en pre-adviezen.
6.5.1 Pre-advies provincie Overijssel. Van de zijde van de provincie Overijssel is een pre-advies ingediend en per e-mail ontvangen op 15 februari 2007, zie hoofdstuk 2.8 in deze MvA&T. Reactie op hoofdlijnen. Met het aangeven van afstanden tussen de grenzen van bouwblokken wordt gestreefd naar een goede ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing en ter voorkoming van nieuwe ongewenste massaliteit aan gebouwen op zeer korte afstanden. Bij hervestiging op bestaande bouwblokken met een kortere afstand tot het volgende bouwblok dient op andere wijze te worden voorzien in een goede ruimtelijke kwaliteit en landschappelijk inpassing namelijk via bestaand gemeentelijk beleid (LOP, Welstandsnota, etc).
78
Zoekgebieden zijn totstandgekomen door te kijken naar ligging van enerzijds kwetsbare natuurgebieden, zoals Natura 2000 gebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en anderzijds te kijken naar de aanwezigheid van geurgevoelige objecten (woningen of daarmee gelijk te stellen verblijfsgebouwen). Zoekgebieden zijn niet strak begrensd zodat per concreet verzoek een afweging zal en kan plaatsvinden. Uitgangspunt is natuurlijk de zonering o.b.v. het Rcp en de koerspunten in de gebiedsuitwerking LOG’s HvT. Verzoeken om vestiging in een LOG door een individuele ondernemer of door ondernemers die samen willen werken op korte afstand van elkaar zullen worden beoordeeld aan de hand van concrete vragen. Uitgangspunt daarbij is dat én ten volle wordt getoetst aan milieuwet- en regelgeving, aan ruimtelijke ordeningsaspecten en de koerspunten en ontwikkelingskader in de gebiedsuitwerking LOG’s HvT. Als bevoegd orgaan gaan wij niet over de samenwerking vorm van bedrijvigheid, m.a.w. wij gaan niet op de stoel van de ondernemer zitten. Concreet aan de slag, vervolg. Uitgangspunt is de bevoegdheid van enerzijds het college van burgemeester en wethouders op het gebied van behandeling van aanvragen om milieuvergunningen en anderzijds de bevoegdheid van de raad op het gebied van planologie. Vanuit hier wordt verwezen naar hetgeen is gesteld onder punten 6.2 en 6.3 in deze MvA&T. Wij staan open voor projecten die de landbouw in het algemeen en de intensieve veehouderij in het bijzonder versterken. Uitgangpunt is dat bedrijven zelf het initiatief zullen moeten nemen en wij waar mogelijk faciliterend zullen meedenken en meewerken. De samenwerkingvorm daarbij kan per geval worden geconcretiseerd. Reacties, vragen en opmerkingen per paragraaf. Algemeen/inleiding. Hof van Twente heeft het Rcp ondertekend en daarmee de doelstellingen en uitgangspunten onderstreept. Het Rcp kent geen rechtstreekse werking en wordt thans geconcretiseerd. Voor de extensiverings- en verwevinggebieden door een partiele herziening van de bestemmingsplannen waarvoor inmiddels een voorbereidingsbesluit is genomen. Voor de LOG’s wordt een verbijzondering van de hoofdlijnen uit het Rcp gemaakt via een gebiedsuitwerking met als resultaat een ontwikkelingskader en koerspunten die eveneens worden meegenomen in de partiele herziening van de bestemmingsplannen. Het is genoegzaam bekend dat de Hof van Twente rijkelijk is bedeeld met het aantal LOG’s in Overijssel namelijk 5 van de 26 en dat daarbij ook bepaalde opgaven horen. Vraag naar ruimte. Het Rcp kent drie knooppunten. Eén van de knooppunten ligt op het gebied van milieu en de aanwezigheid van (intensieve) landbouw in nabijheid van kwetsbare natuurgebieden en daarbij behorende knelpunten. Het doel van de reconstructie is om elkaar in de weg zittende functies te scheiden, daaronder valt ook het bieden van ontwikkelingskansen voor de landbouw in LOG’s en op bepaalde plekken (op sterlocaties) in verwevinggebieden, en het op termijn afbouwen van landbouw (intensief) in extensiveringgebieden. Het weergeven van nauwkeurige aantallen verplaatsen is niet mogelijk maar een tendens is wel te zien. Van hieruit wordt verwezen naar hoofdstuk 2.2.4 van de aangepaste conceptgebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente.
79
Het buiten beschouwing laten van de kalverhouderij wordt niet overgenomen omdat deze bedrijven zich ook kunnen vestigen op bestaande of nieuwe locaties in LOG’s. Het op voorhand uitsluiten van vestiging van kalverhouderij in LOG’s betekent dat wij ons zouden mengen in de aard van agrarische bedrijvigheid, dit is niet de bedoeling en ook niet onze intentie. Daarbij komt dat de kalverhouderij vermoedelijk in de nabije toekomst wordt aangemerkt als intensieve veehouderij in het licht van de Europese IPPC-richtlijn. Op het gebied van infrastructuur, duurzame energie, etc., spelen vele vragen en vele ontwikkelingen. Bij concrete verzoeken voor activiteiten in de LOG’s zullen aan die aspecten aandacht worden gegeven. Ontwikkelingskader. LOG’s zijn volgens het Rcp bedoeld voor ontwikkeling van bestaande bedrijven in de LOG’s en voor hervestiging en nieuw vestiging van intensieve veehouderijen. Met de gebiedsuitwerking voor de LOG’s wordt gestreefd naar een zo goed mogelijk “kader” om invulling te geven aan de letter en de geest van het Rcp. Uitgangspunt is en blijft om eerst te kijken naar knelgevallen op het eigen grondgebied en vervolgens buiten het grondgebied op te lossen, wetende dat de Hof een relatief groot aandeel, zowel numeriek als in omvang, van de LOG’s heeft op haar grondgebied. Dit is echter geen vrijbrief om met die ruimte onzorgvuldig en ongemotiveerd, om te gaan. Initiatieven, zoals een varkenscluster, worden getoetst op innovatie en zullen worden ondersteund mits passend in de koerspunten en ontwikkelingskader uit de gebiedsuitwerking. Zie ook subparagraaf 6.8 in deze MvA&T waarbij aan hoofdstuk 4.1 een alinea is toegevoegd. 6.5.2 Milieu-inventarisatie. Eén van de majeur zienswijzen betreft de milieu-inventarisatie. Met het vervallen van de Wet stankemissie veehouderijen (Wsv) per 1 januari 2007 en het in werking treden van de Wet geurhinder en veehouderij per 1-1-2007 is het kaartmateriaal in paragraaf 3.2.1 van de conceptgebiedsuitwerking LOG d.d. 2-2-2007 achterhaald. In overgangsrecht is voorzien in de vorm dat aanvragen ingediend voor 1-1-2007 volgens de Wsv moeten worden afgehandeld. Antwoord. De kopnotitie wijzigt niet de bestaande rechten van bedrijven, nog de feitelijke activiteiten op een perceel. De inventarisatie was bedoeld om een globaal beeld te verkrijgen van de milieuruimte zowel met betrekking tot geuremissie en daarbij aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten als met betrekking tot de emissie van ammoniak door bedrijven en de depositie op kwetsbare natuurgebieden. De zienswijzen worden voor kennis aangenomen 6.5.3 Clusteren van intensieve veehouderijen (varkenscluster). Tijdens de voorinspraak op de concept gebiedsuitwerking LOG’s, tijdens de workshop LOG’s op 15 februari 2007 en tijdens de opiniërende raadvergadering op 15 februari 2007 zijn boeiende discussies gevoerd over nut en noodzaak van het clusteren van intensieve veehouderijen in LOG’s.
80
Antwoord. Indien een concreet verzoek wordt gedaan om medewerking op planologisch en milieuhygiënisch gebied (blauw, groen en grijs) te verlenen aan een pilot tot het clusteren van intensieve veehouderijen op duurzame locaties in een LOG, zal dat verzoek op haar innovatieve karakter worden beoordeeld. Daarbij zal ten volle worden getoetst aan de ontwikkelingspunten en koerspunten zoals te vinden in de subhoofdstukken 4.2 t/m 4.8 van voorliggende gebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente. 6.5.4 Holland Genetics. Voor de dependance aan de Zomerweg 6b te Ambt Delden is in februari 2007 een nieuwe de gehele inrichting omvattende milieuvergunning verleend. Het houden van stieren en de productie van sperma is onderhevig aan strenge veterinaire eisen vanuit EU en Rijk. Door HG is aangegeven dat als Hof van Twente toestemming geeft aan de vestiging van een vleesvarkensbedrijf binnen 1 km van hun adres, zij daar officieel bezwaar tegen gaan maken. Antwoord. De aanvragen om milieuvergunning voor nieuw vestiging en hervestiging van intensieve veehouderijen zijn aangehouden. De Wet milieubeheer bevat het algemeen toetsingskader voor het beoordelen van aanvragen om milieuvergunningen. Daarnaast moeten aanvragen van veehouderijen voor bepaalde onderwerpen zoals geur- en ammoniakemissie worden getoetst aan specifieke wetgeving, die daarmee het exclusieve toetsingskader voor dat onderdeel van de beoordeling van de aanvraag om vergunning is. Een milieuvergunning mag, kan en moet enkel worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu. Volgens jurisprudentie ziet de milieuwetgeving niet toe om veterinaire aspecten, maar dienen die aspecten te worden beoordeeld op basis van andere wet- en regelgeving (Min. LNV), terwijl milieuwetgeving doorgaans valt onder het Min. VROM. De brief van HG dat zij officieel bezwaar zullen maken wordt voor kennisgeving aangenomen. 6.5.5 Actief grondbeleid. Uit correspondentie en uit de algemene conclusies in hoofdstuk 5 van voorliggende MvA&T is de vraag naar voren gekomen of het wenselijk is om als gemeente een actiever grondbeleid te gaan voeren. Antwoord. De gemeente voert in het buitengebied geen actief grondbeleid. De gebiedsmanager wordt ingezet als intermediair in de zin van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Met name wordt inzet gepleegd om vrijwillige kavelruil ter verkrijging van een zo gunstig mogelijke huiskavel voor de bedrijven. Door andere organisaties (provincie Overijssel) wordt wel actief grondbeleid gevoerd hetgeen blijkt uit de strategische grondaankopen door de DLG in opdracht van de provincie. Het voeren van een actief grondbeleid kan meerdere vormen krijgen namelijk blijkend uit het zelf verwerven van grond of door meer indirect te sturen op de prijs van veldkavel via het ruimtelijk ordeningspoor. In hoofdstuk 6.8 is een voorstel gedaan tot aanvulling van de conceptgebiedsuitwerking LOG’s.
81
6.5.6 Mail Stichting Gezinsbedrijf Plus en reactie Provincie Overijssel. Het Rcp heeft een driedeling gemaakt van het grondgebied waaronder de aanwijzing van LOG’s met het primaat voor landbouwontwikkeling, waaronder de intensieve veehouderij. Daarbij gaat het om het zowel bieden van mogelijkheden voor bestaande bedrijven als het bieden van ruimte voor landbouwbedrijven (vooral intensieve veehouderijen) die op bestaande locaties niet verder kunnen ontwikkelen of andere functies beperken. Het Rcp kent geen directe werking en wordt voor de LOG’s geconcretiseerd middels een gebiedsuitwerking. Daarbij worden een aantal toetsingscriteria opgesteld via democratische besluitvorming aanvullend aan bestaand instrumentarium. Nieuwe initiatieven zullen worden getoetst aan die criteria waarbij overigens geen sprake mag zijn van strjd met een goede ruimtelijke ordening en strijd met het recht. Naast het beoordelen van economische voordelen van nieuwe bedrijvigheid zal ook worden gekeken naar de fysieke gevolgen en de gevolgen voor de aanwezige bedrijven en mensen. 6.5.7 Vragen workshop en raadsvergadering 15 februari 2007. Zoeklocaties. De op de kaarten aangegeven zoeklocaties zijn tot stand gekomen door te kijken naar én de aanwezigheid van geurgevoelige objecten én de aanwezigheid van natuurgebieden met bijzondere status. Op basis van deze criteria zijn een aantal zoekgebieden naar voren gekomen. Ingediende aanvragen om milieuvergunningen vallen in een aantal gevallen binnen de zoekgebieden. Dit valt te verklaren uit het feit dat de ondernemers hetzij met hun adviseurs, hetzij via (informeel) overleg met overheden tot de conclusie zijn gekomen dat de door hun beoogde locatie en daarop uit te voeren bedrijvigheid, uit oogpunt van “milieunormen” vergunbaar lijkt. Bouwblokken. Voor het meten van afstanden geldt dat wordt gemeten tussen de grens van de bouwblokken; dit vanwege de omgekeerde werking van milieu i.r.t. planologie. Bij een positieve bestemming (agrarisch bouwblok) mag worden gebouwd t.b.v. de bedrijfsvoering en staat het in beginsel vrij te bouwen op een willekeurige plaats binnen het bouwblok. Het noemen van afstanden geeft aanleiding tot discussie. De afstand van 250 meter is voorgesteld omdat door de geschiedenis heen in het veld bouwblokken doorgaans op een bepaalde afstand van elkaar zijn komen te liggen. Met een maat van 250 meter tussen een bestaand bouwblok en een nieuw bouwblok is het mogelijk om dat nieuwe bouwblok zowel ruimtelijk als landschappelijk te kunnen inpassen met behulp van de koerspunten en ontwikkelingskader in de gebiedsuitwerking aangevuld met bestaande beleidsnota’s als LOP en Welstandnota. Bij hervestiging kan sprake zijn van kortere afstanden waarbij maatwerk wordt geleverd via bestaand gemeentelijk beleid aangevuld met eisen uit de gebiedsuitwerking voor zover van toepassing. Er is nog geen concreet verzoek gedaan voor de realisatie van een varkenscluster. Afhankelijk van het verzoek zal worden beoordeeld of er sprake is van 1 inrichting als bedoelt in de Wet milieubeheer dan wel dat sprake is van afzonderlijke bedrijven.
82
Op basis van het verzoek om milieuvergunning met bij behorende inrichtingschets zal antwoord kunnen worden gegeven welke afstand tussen de grens van de bouwblokken moet of kan worden aangehouden. Vorenstaande is mede afhankelijk van de wijze waarop de beschikbare 40 ha grond wordt ingevuld: is sprake van concentratie van alle bedrijven dicht bij elkaar, is sprake van enkele kleinere clusters (b.v. 3x2 of 2x3) of sprake van 1x4 en 1x2. De huidige bestemmingsplannen buitengebied kennen de mogelijkheid om maximaal een bouwblokgrootte toe te kennen van 1,5 ha. Het Rcp kent de mogelijkheid dat bouwblokken in LOG’s maximaal 3 ha. kunnen worden. Er zijn reeds bedrijven die een groter bouwblok hebben dan 1,5 ha zodat begrenzing tot 1,5 ha niet voor de hand ligt. Maatwerk per LOG is het motto zodat afhankelijk van de concrete situatie groei van het bouwblok tot max 3 ha mogelijk moet zijn. De voorwaarde die daaraan wordt verbonden is dat de noodzaak tot vergroting boven de 1,5 ha dient te worden gemotiveerd door overlegging van een bedrijfsplan. LOP. Het gemeentelijk LOP wordt door de gebiedsuitwerking van de LOG’s niet aan de kant gezet maar geldt als één van de doorslaggevende criteria die in acht moeten worden genomen bij het beoordelen van initiatieven. Bestaande infrastructuur en andere bedrijvigheid. In de concept gebiedsuitwerking LOG’s is via kaartmateriaal een eerste indicatie gegeven over (mogelijke) ontsluiting van de LOG’s voor (toenemend) vrachtverkeer. Het is algemeen bekend dat het landbouwverkeer groter, (breder en langer) wordt maar ook een zwaardere aslast hebben en harder kunnen en mogen rijden. De van oudsher kleine ontsluitingswegen zijn soms wel, soms niet berekend op voornoemde ontwikkelingen. Middels het gemeentelijk mobiliteitsplan wordt gemeentebreed gekeken naar de bestaande infrastructuur en wat er eventueel zou moeten gebeuren. Naast draagkracht van de wegen speelt ook de veiligheid op die wegen voor andere weggebruikers (fietsers, wandelaars,etc.,). De mogelijke gevolgen van toename van verkeer in de LOG’s als gevolg van verdichting van bedrijvigheid in de LOG’s wordt meegenomen in de voorbereiding van de aanpassing van het bestemmingsplan en wel via de te maken Plan Mer. Infectiedruk. Het voorkomen en bestrijden van dierziekten is een onderwerp dat buiten de werksfeer van de milieuwetgeving valt omdat daarvoor specifieke wet- en regelgeving is. Via het planologisch regiem is indirect sturing mogelijk namelijk door al dan geen wijzigingsbevoegdheid op te nemen in het bestemmingsplan om bestemmingen van gronden te veranderen, m.a.w. om al niet een nieuw bouwblok toe te kennen. In eerste aanleg is het de verantwoordelijkheid van de particuliere ondernemers om ervoor te zorgen dat binnen de bedrijfsvoering wordt voldaan aan veterinaire aspecten zoals goede preventie van ziekte en adequate aanpak van ziekte. De rijksoverheid (LNV) heeft de bevoegdheid om bij “ziekte uitbraken” zoals de varkenspest drastische maatregelen te nemen. Dit in de zin van vervoersverboden, afvoeren van dieren, etc. Als bevoegd orgaan voor de milieuvergunning rust op de gemeente de plicht om bedrijven te controleren op naleving van voorschiften. Aan de vergunning worden doorgaans ook voorschriften verbonden op het gebied van bestrijding van ongedierte en het veegschoon houden van het erf.
83
Melkvee. De zienswijze dat onvoldoende aandacht wordt besteed aan de melkrundveehouderij wordt niet gedeeld. Uitgangspunt is dat bestaande bedrijven niet worden beperkt in hun groeimogelijkheden. Via het bestemmingsplan is voorzien in bescherming omdat nieuwe bedrijvigheid bestaande bedrijvigheid niet mag belemmeren (planschade). Via de milieuvergunning of –melding kunnen bestaande bedrijven aanspraak maken op bestaande rechten die niet zondermeer kunnen worden afgenomen. Melkrundveebedrijven zijn doorgaans afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare grond voor voederwinning en afvoer van dierlijke mest. De landbouwgronden behoren volgens constante jurisprudentie van de afdeling doorgaans niet tot de inrichting. Ontwikkelingsmogelijkheden van de melkveebedrijven worden vooral beperkt door grondprijzen. Voor meer informatie daarover wordt verwezen naar het recent verschenen Rapport LEI 2.07.03 (mrt 2007) “verkenning van grootschaloge grondgebonden landbouw in 2016”. Melkveebedrijven kunnen, mede gelet op het Besluit landbouw, indien aan aantal voorwaarden wordt voldaan doorgroeien tot 200 stuks met bijbehorend jongvee. Beperking van ontwikkeling ligt eerder op het gebied van mestwetgeving. De gebiedsmanager wordt ingezet o.a. om bedrijven onderling met elkaar in contact te brengen ten behoeve van stimuleren van vrijwillige kavelruil. Voor zover mogelijk moet een verdere versnippering van de verkaveling door de aanwijzing van nieuwe bouwblokken zoveel mogelijk worden voorkomen. Het streven is gericht op het komen tot een win-winsituatie. Antispeculatiebeding. Van hieruit wordt verwezen naar hoofdstuk 6.8 van deze MvA&T en wel naar punt 4 “ontwikkelingskader en koerspunten; subhoofdstuk 4.9 “grondbeleid”. Technische ontwikkelingen. Technische ontwikkelingen zoals emissie arme stallen en luchtwassers kunnen de uitstoot van geur en ammoniak flink beperken. Via een recente wijziging van de Wet milieubeheer en met de komst van het Besluit emissiearme huisvesting worden van rechtswege stringente eisen gesteld aan verbouw van bestaande stallen, als aan nieuw te bouwen stallen. Het Rcp kent naast het oplossen van de milieuknoop ook andere doelen namelijk de ruimtelijke knoop met de bedoeling om elkaar in de weg zittende functies te verhelpen. In de extensiveringgebieden is het beleid gericht op het op termijn verplaatsen van de intensieve veehouderij. De grondgebonden landbouw worden wel ontwikkelingsmogelijkheden gebonden vanuit het oogpunt van landschapsbeheer. Extensiveringsgebieden zijn met name bedoeld voor natuurontwikkeling en versterking van de Recreatie en Toerisme sector. Het toepassen van technische voortgang binnen bedrijven betekent niet dat er geen verplaatsing meer behoeft plaats te vinden van intensieve veehouderijen. Industriële agrarische bedrijvigheid. Op grond van het Rcp en het streekplan van Overijssel zijn gebieden aangewezen waar het primaat ligt van en voor de landbouw. Het clusteren van agrarische bedrijven kan een dermate grote omvang krijgen dat van industriële bedrijvigheid wordt gesproken, dit doet echter niet af aan de ruimte die het Rcp en streekplan biedt inzake clusteren van agrarische bedrijven in LOG’s.
84
De mogelijkheden die met de gebiedsuitwerking worden geboden aan de intensieve veehouderij zijn in de lijn met het Rcp en streekplan en met de doelstellingen uit het gemeentelijk milieubeleidplan en wel met de doelstellingen voor het gebiedstype landelijk gebied en de medebewindstaak “vergunningverlening”. Communicatie. Het gehele proces van het opstellen van de gebiedsuitwerking is bekendgemaakt via informatiebijeenkomsten, de gemeentelijke website en via een nieuwsbrief. Communicatie kan altijd beter, maar het is ook zaak van individuele mensen en belangengroeperingen zich goed te informeren. Binnenkort wordt een volgende nieuwsbrief gemaakt en gepubliceerd. De conceptgebiedsuitwerking wordt, is aangepast náar aanleiding van voorinspraak zoals beschreven in voorliggend MvA&T. Na instemming met voorliggend MvA&T, tevens inhoudende een voostel tot wijziging van de conceptgebiedsuitwerking d.d. 2-2-2007, zal de aangepaste gebiedsuitwerking als ontwerp-gebiedsuitwerking via afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke inspraakverordening worden vrijgegeven voor officiële inspraak. Na verwerking van de reacties in een inspraakverslag zal het inspraakverslag en ontwerp-gebiedsuitwerking aan de raad worden aangeboden voor vaststelling. Nevenactiviteiten. De LOG’s zijn aangewezen voor ontwikkeling van de (intensieve) veehouderij. In de concept gebiedsuitwerking is aangegeven dat nevenactiviteiten in principe in LOG;s niet worden toegestaan tenzij de nevenactiviteiten de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw niet beperken. Het ligt voor de hand om nabij de randen van de LOG’s vooral daar waar al sprake is van een zekere niet-agrarische bedrijvigheid, nevenactiviteiten toe te staan. Voorkeur gaat daarbij uit naar verdichting tussen bestaande opstallen en binnen bestaande functioneel, of functioneel te maken VAB’s onder de voorwaarde van vermindering van de totale omvang van bijgebouwen. Nevenactiviteiten buiten VAB’s worden niet toegestaan Aan bepaalde verzoeken om nevenactiviteiten kan medewerking worden verleend zoals het stallen van caravans in vrijkomende gebouwen. De reden daarvoor is dat gestalde caravans niet worden aangemerkt als stank-/geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij. Indien activiteiten worden toegestaan die gelijk gesteld kunnen/moeten worden als zijnde een geurgevoelig object (een woning of gebouw daartoe blijkens gebruik en inrichting mee vergelijkbaar) kunnen die activiteiten, een beperking inhouden van agrarische bedrijvigheid. De Wet geurhinder en veehouderij biedt de mogelijkheid dat de raad op voordracht van het college voor (bepaalde delen van) het grondgebied een verordening vaststelt waarbij binnen wettelijke grenzen, strengere of soepele geurnormen kunnen worden vastgesteld. Nut en noodzaak van een dergelijke verordening wordt op dit moment in regio verband met andere agrarische gemeenten bekeken. Generiek geldt derhalve het nee principe waarbij in het concrete geval wordt gekeken of maatwerk mogelijk is. Eén van de doorslaggevende criteria zal zijn of de activiteit ook duidelijk grondgebonden landbouw gerelateerd is.
85
Rood voor rood en andere instrumenten. Uitgangspunt van de provinciale regeling is dat RvR-woningen bij voorkeur op locatie worden teruggebouwd; hierop bestaat uitzondering voor de LOG’s. Wij delen het standpunt dat in LOG’s geen RvR woningen worden gebouwd maar zien wel een differentiëring namelijk de mogelijkheid om een RvR-woning te bouwen tussen reeds bestaande woningen die de vorm hebben van lintbebouwing en waar de landbouw reeds wordt beperkt. Een aantal instrumenten bieden mogelijkheden, daarnaast ontbreken goede instrumenten op agrarische bedrijven op de juiste plaats te krijgen. Dit standpunt wordt onderkend en is ook punt van aandacht in overleg met de provincie Overijssel en met het ministerie van Financiën. Het gaat dan om stapeling van VIV en RvR, het maken van een landschapsfonds en inzet van blauwe en groene diensten. Een deel van die diensten ligt echter bij andere overheden waarop de gemeente geen directe invloed heeft; hier is initiatief van de ondernemer gevraagd. Meer dan voorheen zal van de gebiedsmanager worden gevraagd om te fungeren als middelpunt en aanspreekpunt, zie subparagraaf 4.9 toe te voegen aan de gebiedsuitwerking LOG’s HvT. Landschap en erf. Aandacht voor de architectuur is verzekerd via de gemeentelijke Welstandnota. Het gemeentelijk LOP is leidend voor landschappelijke inpassing en geldt onverkort en maakt dat per LOG al dan niet beoordeeld kan worden of een separaat landschapsplan dient te worden gemaakt Met de totstandkoming van de koerspunten en ontwikkelingskader is maatwerk qua ontwikkeling per LOG mogelijk, toetsbaar en handhaafbaar. Het aanleggen van beplanting is onderdeel van het behandelen van een aanvraag om bouwvergunning en daarnaast zal het vigerende bestemmingplan criteria kunnen bieden hoe en waar beplanting zal moeten worden aangebracht. Bij een herziening van een bestemmingsplan kunnen andere en aanvullende bepalingen omtrent beplanting worden geformuleerd. Niet-agrariërs Terecht wordt aangegeven dat de verhouding tussen aantallen burgers en agrariërs doorslaat richting burgers; dit is een autonoom proces geweest. Ook is sprake van andere bedrijvigheid over de grenzen van de LOG;’s heen. Bij het beoordelen van concrete verzoeken zowel in de verwevinggebieden als in de LOG vindt een gemotiveerde afweging plaats. Daarbij dient en wordt rekening gehouden met bestaande planologische en milieuhygiënische rechten en hun externe werking. In de verwevinggebieden geldt wie het eerst komt wie het eerst maalt; in LOG’s ligt het primaat bij landbouw. In de beoordeling van verzoeken wordt derhalve rekening gehouden met bestaande rechten maar ook nadrukkelijk met de doelstellingen van het Rcp voor mogelijkheden van de landbouw. Hieraan zal een zwaarder gewicht worden toegekend naarmate niet agrarische bedrijvigheid in verwevinggebied verder van de rand van het LOG is gelegen. Basis daarvoor is de Wet geurhinder en veehouderij en een eventueel door de raad nog vast te stellen geurverordening op basis van de Wet geurhinder en veehouderij.
86
Actualiteit bedrijfsvoering. De Rcw is de basis geweest voor het maken van het Rcp en bevat een aantal richtinggevende uitspraken. De Wet milieubeheer is van toepassing op bedrijfsmatige of in omvang alsof bedrijfsmatige activiteiten, die binnen een zekere begrenzing met bepaalde continuïteit worden verricht en waarbij de activiteiten, technisch, functionele of organisatorische bindingen moeten hebben, en die nadelig kunnen zijn voor het milieu. Uitgangspunt is de vergunningplicht voor bedrijven tenzij algemene landelijke regels gelden die de vergunningplicht opheffen. Anders dan de oude Hinderwet, kent de Wet milieubeheer de bepaling dat een vergunning niet meer van rechtswege vervalt indien de inrichting binnen drie jaren na onherroepelijk worden van de vergunning is opgericht en in werking gebracht. Leegstand betekent niet dat rechten vervallen; rechten kunnen worden ingetrokken bij verwoesting van de inrichting, indien gedurende langere jaren geen gebruik is gemaakt van de vergunning en indien sprake is van ontoelaatbare nadelige gevolgen. Indien actief wil worden overgegaan tot het intrekken van lege vergunningen dient daarvoor beleid te worden geformuleerd. Actualiteit Rcp. Het Rcp is in 2004 vastgesteld en in 2005 goedgekeurd. In monitoring van het Rcp is voorzien door tussentijdse evaluatie. (2008). De basisuitgangspunten van het Rcp zijn onverminderd actueel. Er is de afgelopen jaren sprake geweest van een vloed aan nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van milieu in de breedste zin des woord en het einde is bij lange na niet in zicht. Indien concrete verzoeken, klein of groot, aan de gemeente worden voorgelegd zullen die op basis van de meest recent milieuhygiënisch aanvaarde inzichten, moeten worden beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de planologische toets, immers besluitvorming dient gemotiveerd en zorgvuldig te worden voorbereid. Er rust een eigen verantwoording- en onderzoekplicht bij de gemeente. Meerlagige bebouwing. In hoofdstuk 5 van de concept gebiedsuitwerking is aangegeven dat het bouwen in meerlagige bedrijfsbebouwing mogelijk is. Met de komt van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening is het de bedoeling dat in bestemmingsplannen ook aandacht wordt besteed aan het bestemmen van de ondergrond en gebruik van de ondergrond. Het op voorhand uitsluiten van bouwen in meer lagen kan; de feitelijke discussie daarover zou moeten plaatsvinden in de (partiele) herziening van de bestemmingsplannen buitengebied als voortvloeisel uit het Rcp en op basis van de Welstandsnota. Overzicht totaal aantal stoppers. Het hebben van een actueel beeld in een utopie. Een aantal bedrijven is gestopt, een aantal zal de komende tijd stoppen, een aantal hebben opvolgers die in de toekomst het bedrijf wellicht willen en kunnen overnemen. Om vraag en aanbod beter in beeld te krijgen wordt een actieve rol van de gebiedsmanager verwacht als centraal meldpunt en als vertrouwenspersoon. Zie ook in subparagraaf 4.9 (nieuw). Status burgerwoningen Aan bestaand gebruik en bestaande opstallen wordt middels de gebiedsuitwerking geen verandering gebracht. Het voorstel om burgerwoningen middels een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan op verzoek van de bewoners, eigenaar te wijzigen in agrarisch bestemming heeft geen rechtstreeks gevolg. Ook het gebruiken van de woning als tweede bedrijfswoning blijft overeind.
87
Veldkavels. Eigenaren volgens burgerrecht van veldkavels zijn niet verplicht die kavels af te staan aan speculanten. Het al dan niet vervreemden van die kavels is niet een zaak van de overheid, pas wanneer concrete plannen voor het gebruik gaan spelen is de overheid aan zet. IPPC en plan-Mer. De IPPC is een Europese richtlijn die op grote installaties van toepassing is, b.v. grote intensieve veehouderijen, en eisen stelt aan de bedrijfsvoering. De afkorting staat voor Integrated, Prevention, Polotion Control. Een plan-mer is een milieurapport dat voor bepaalde situaties moet worden opgesteld en is gebaseerd op de Europese richtlijn inzake de strategische milieu beoordeling (SMB). Het doel is om milieuoverwegingen in een zo vroeg mogelijk stadium van plannen en programma’s te betrekken. Zie ook hoofdstuk 6.10 van deze MvA&T. Dierwelzijn is geen onderdeel van de IPPC toetst maar onderdeel van de Welzijnswet voor Dieren met daarin o.a. minimum eisen aan oppervlakte per dier. Of een veehouderij al dan niet een Mer (milieueffectrapport) moet maken hangt af van de omvang ( van de uitbreiding) van de activiteiten. In het Besluit mer-1994 zijn de drempelwaarde opgenomen voor de mer-plicht en de mer-beoordelingpicht. Het besluit Mer-1994 is te vinden op de site van het Ministerie van VROM en op de site van infomil ( www.vrom.nl, www.infomil.nl) Rol Habitatgebieden. Het Min van LNV is bezig met het aanwijzen van de zogenaamde Natura 2000gebieden als verplichting uit twee Europese richtlijnen namelijk de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Op basis van de Nbw 1998 dient de provincie na definitieve aanwijzing van Natura 2000-gebieden zogenaamde beheersplannen op te stellen. De beheersplannen bepalen of voor bepaalde handelingen al dan geen Nbw-vergunning nodig is. In de gebiedsuitwerking LOG’s wordt met de impact van de VHR rekening gehouden door het aangeven, door het trekken van cirkels rond deze gebieden op basis van een bepaalde depositie van ammoniak vanuit veehouderijen. Bij concrete verzoeken zal worden bekeken of voor de geplande activiteit ook een Nbw-vergunning nodig is. Afstemming vindt plaats met de provincie omdat die het bevoegd gezag voor de uitvoering van de Nbw is. Rol LOG Elsnernbroek. Het LOG Elsnerbroek is een van de vijf LOG’s in de Hof en 1 van de 26 LOG’s in het Rcp Salland-Twente. De aanwijzing van de LOG’s zijn totstandgekomen via democratische besluitvorming. Via het Rcp zijn voor de LOG een aantal opgaven geformuleerd, onder andere de mogelijkheid dat de intensieve veehouderij zich ontwikkelt en zich vestigt. Eerder in deze MvA&T is al aangegeven dat het Rcp geen rechtstreekse werking kent maar wordt uitgewerkt via een gebiedsuitwerking en uiteindelijk zal worden doorvertaald via het bestemmingsplan buitengebied. Bestaande rechten worden enerzijds gerespecteerd maar tevens wordt gekeken naar de opgave die er ligt vanuit een bovengemeentelijk belang. Met het vaststellen van de koerspunten en ontwikkelingskader door de raad wordt juist invulling gegeven aan de wens en de noodzaak dat er heldere toetsingscriteria komen om ontwikkelingen in LOG’s evenwichtig te kunnen beoordelen. Daarbij is sprake van een evenwichtige afweging tussen economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten.
88
Onderlinge verhouding wet- en regelgeving. Uitgangspunt met betrekking tot beperking van ernstige stankgehinderde is één van de doelstellingen uit het Nationaal Milieubeleids Plan. De wetgever heeft ervoor gekozen, via democratische besluitvorming, dat er een landelijke wet moet komen voor de beoordeling van geur vanuit veestallen. Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij inwerking getreden onder intrekking van de Wet stankemissie veehouderijen in LOG’s, verwevinggebieden en extensiveringgebieden met het primaat natuur. De Wet geurhinder en veehouderij heeft als uitgangspunt dat er per saldo geen verslechtering mag optreden van de geursituatie. Wel wordt aan het lokaal bestuur de mogelijkheid geboden om via een verordening strengere of soepele geurnormen voor delen van het grondgebied vast te stellen binnen wettelijk bepaalde geurniveaus. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij is ervoor gekozen om woningen buiten de bebouwde kom een bepaalde mate van bescherming te bieden tegen geurhinder. Indien aanvragen om vergunning van bedrijven worden getoetst aan het wettelijk voorgeschreven rekenmodel V-Stacksvergunning en voldoen aan de norm, mag de vergunning uit oogpunt van geurhinder niet worden geweigerd. De pluimen van geur door meerdere bedrijven kan worden bepaald aan de hand van het rekenmodel V-stacksgebied. De reikwijdte van de geurpluim wordt bepaald door een groot aantal variabelen zoals de ruwheid van het terrein, de situering van ventilatoren, de diameter en uitstroomsnelheid en is doorgaans zuidwest-noordoost gericht op basis van overheersende windrichting. Verzoek buurtkring boeren, burgers, buitenlui, d.d. 21-2-2007. De buurtkring spreekt in haar brief een aantal verzoeken uit. De verzoeken zijn behandeld in diverse alinea’s van deze MvA&T. Van deze zijde wordt geconcludeerd dat aan alle 8 gedane verzoeken wordt tegemoetgekomen. LOG Slaghekkeweg. Het verzoek om de LOG Slaghekkeweg te beschouwen als een LOG met sterlocaties is een leuke geste, maar niet reëel. Op basis van het Rcp zijn een aantal LOG’s aangewezen. Bij de monitoring van het Rcp door de provincie kan wellicht wijziging van zonering mogelijk zijn. Via het ontwikkelingskader en koerspunten tezamen met bestaand gemeentelijk beleid is een goede afweging mogelijk van activiteiten in dit LOG.In de concept gebiedsuitwerking is aangegeven dat in het LOG Slaghekkenweg geen ruimte is voor nieuwvestiging; er zijn geen redenen om een ander standpunt in te nemen. Recreatie en toerisme. Er wordt gewerkt aan de totstandkoming van een nota R&T voor het grondgebied van de HvT. Middels de nota R&T is sprake van zonering en differentiatie van R&T gerelateerde activiteiten. De nota R&T en de gebiedsuitwerking zijn op elkaar afgestemd, er is geen sprake van tegenstrijdigheid.
89
6.6.
voorstellen tot schrappen teksten uit kopnotitie LOG d.d. 2-2-2007
Hoofdstuk 3.2.1. Het laten vervallen van de tekst en figuren 4 tot en met 8 in subparagraaf 3.2.1 van de concept-gebiedsuitwerking LOG’s d.d. 2-2-2007. Hoofdstuk 5. Omwille van duidelijkheid wordt voorgesteld om in hoofdstuk 5, de figuren “ontwikkelingsbeeld” voor de 5 LOG’s te laten vervallen. Hoofdstuk 5.1 t/m 5.6 Het schrappen van het 2e en 3e bolletje in paragraaf 5.1 en het schrappen van bouwblokoppervlakten in de uitgangspunten van de vijf LOG’s. Het schrappen van de woorden “en uitbreiding” in het 4e bolletje.
6.7.
voorstellen tot toevoegen teksten aan de kopnotitie d.d. 2-2-2007.
Hoofdstuk 2.2.4 Het vernummeren van hoofdstuk 2.2.4 tot 2.2.5 en het toevoegen van de volgende tekst. 2.2.4 “ontwikkeling intensieve veehouderij in Overijssel”. Tot de doelstellingen van de Reconstructie Salland Twente behoort o.a. het creëren van goede ruimtelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een toekomstgerichte intensieve veehouderij. Daartoe zijn onder meer 25 LOG’s aangewezen. De beleidsopgave voor de LOGs is te zorgen voor: ‘een duurzame ontwikkeling van de LOGs afgestemd op de regionale ontwikkelingsbehoefte van de intensieve veehouderij’. De Overijsselse Reconstructiepartners (provincie, gemeenten, maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties, etc.) hebben de kaders voor het LOG-beleid vastgelegd in het Reconstructieplan Salland-Twente (in het bijzonder in hoofdstuk 5 over de reconstructiezonering). De komende jaren zal dit zijn doorwerking vinden op gemeentelijk niveau (doorwerking LOG-beleid in bestemmingsplannen, ontwikkeling en uitvoering van ontwikkelingsplannen voor landbouwontwikkelingsgebieden). Eén van de doelstellingen van de Reconstructie Salland Twente is het creëren van goede ruimtelijke randvoorwaarden voor de intensieve veehouderij. Te onderzoeken vragen hierbij zijn: hoeveel intensieve veehouderijbedrijven zullen er in de toekomst zijn (in de verschillende gemeenten / gebieden) in Overijssel? en hoe zien die bedrijven eruit (omvang, opzet)? en waar zijn goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van deze intensieve veehouderijen? Op huidige locaties, op nieuwe locaties?
90
De tabel hieronder geeft een beeld van het aantal bedrijven in 2005 en een grove raming (bandbreedte) van het aantal bedrijven in 2015-2020 (onder de aannames: (I) doorzettende schaalvergroting conform trend en (ii) sectoren behouden marktaandelen): Sector
Aantal bedrijven in 2005
varkenshouderij 1961 pluimveehouderij 256 klaverhouderij 484
2701
Indicatieve bandbreedte aantal bedrijven 2015-2020 bij voortzetting trend afgelopen 15 jaren 400-600 bedrijven 100-150 bedrijven Pm (nog nader bespreken met deskundigen; sterk afhankelijk van de hervormingen van de bedrijfstoeslagen) 500-750 bedrijven plus pm.
Dit geeft een beeld van de opgave voor het ruimtelijk beleid voor de intensieve veehouderij: het mogelijk maken / steunen van de herstructurering van de intensieve veehouderij en hierbij zorgen dat de “overblijvende bedrijven” zich op de goede plaatsen ontwikkelen. De herstructurering zal overigens een geleidelijk proces zijn waarvan het tempo sterk door de markt gestuurd wordt. Het is aan gemeenten en provincie het ruimtelijk in goede banen te leiden Op dit moment is Nederland op grond van de mestwet verdeeld in drie zones (compartimenten) : het concentratiegebied oost (Gelderland, Overijssel en deel Utrecht), het concentratiegebied zuid, en overig Nederland. De hoeveelheid dierrechten voor de intensieve veehouderij per zone is ‘vast’. Hiermee is een plafond gesteld aan de ontwikkeling van de totale dierstapel van de intensieve veehouderij in de drie zones. Echter, in de nieuwe mestwet die op in 2008 ingaat, verdwijnt de compartimentering en worden dierrechten intensieve veehouderij vrij verhandelbaar over geheel Nederland. Op grond van de huidige structuur van de intensieve veehouderij is de verwachting dat als gevolg hiervan een deel van de dierrechten uit de zones overig Nederland en Oost zal wegtrekken naar Zuid. Daar vindt de komende jaren de sterkste bedrijfsontwikkeling plaats (dit uit zich bijvoorbeeld momenteel in de prijs voor de dierrechten die in Zuid veel hoger is dan in Oost en overig Nederland. In Zuid zit de koopkrachtige vraag. In Oost en overig Nederland liggen de prijzen op vergelijkbaar niveau.). In Oost lijkt het erop dat er momenteel meer bedrijven uit Gelderland naar Overijssel komen, dan andersom. Dit gaat overigens de afgelopen jaren om zeer kleine aantallen. De intensieve veehouderijen zullen zich ontwikkelen tot: gespecialiseerde bedrijven met name in de zeugenhouderij ( 40% van de biggen wordt geëxporteerd naar ander EU staten); gesloten bedrijven waarbij de biggen op hetzelfde bedrijf worden afgemest; samenwerkende bedrijven ( bedrijven die op, economische gronden een samenwerkingsverband aangaan bv in de vorm van clustering of biggenproductie voor meerdere vleesvarkenshouders. Individuele bedrijven ( bedrijven die zonder vorm van samenwerking hun bedrijfsvoering exploiteren). Nieuwe bedrijven op goede locaties ( grote bouwblokken) met optimaal aandacht voor milieu en duurzaamheid.
91
Hoe is de ruimtelijke verdeling van de intensieve veehouderij in reconstructiegebied bij de start van de reconstructie? Bij de start van de uitvoering van de reconstructie is de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij als volgt (bron Reconstructieplan, situatie 2003): Landbouwontwi k-kelingsgebied Oppervlakte aantal intensieve veehouderijen -totaal ->70 NGE* -omvang varkenstapel -omvang pluimveestapel
17.181 ha
Verwevinggebied extensiveringgebi (en aantal ed sterlocaties) 123.656 ha 41.626
297 117
1807 748
127 35
Pm (nog Pm (nog bepalen) Pm (nog bepalen) bepalen) Idem idem Idem *gespecialiseerde intensieve veehouderijen > 70 NGE en gemengde bedrijven > 70 NGE met intensieve tak> 40 NGE De ontwikkelingen in de markt en de uitvoering van het reconstructiebeleid zullen leiden tot een geleidelijke concentratie van het aantal bedrijven en de veestapel: in landbouwontwikkelingsgebieden, en gunstige locaties in verwevinggebieden, waaronder “sterlocaties’. Ondernemers in de intensieve veehouderij die op de huidige locatie niet verder kunnen ontwikkelen en toch door willen gaan met de intensieve veehouderij zullen hun bedrijf op een andere locatie verder gaan ontwikkelen. Er is een Coördinatiepunt Intensieve Veehouderijen (CIV). Dit coördinatiepunt is een initiatief van LTO Noord en provincie Overijssel. Het CIV is een plek waar ondernemers met vragen over hun (intensieve) bedrijfsvoering in extensivering- en verwevinggebieden terecht kunnen. Er zijn twee projecten die voor ondersteuning kunnen zorgen: facilitering bedrijfsverplaatsing en Koersbepaling intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden. Hieronder is een overzicht opgenomen betreffende de VIV-regeling met de stand begin maart 2007. In Overijssel hebben 17 bedrijven een koopovereenkomst waarvan er 15 in Zuidwest Twente en 3 in de Hof van Twente. Definitief beoogd tot hervestiging in het reconstructiegebied zijn 10 bedrijven waarvan er 6 in Zuidwest Twente en 1 in de Hof van Twente. Er liggen 3 verzoeken met nadrukkelijke wens tot hervestiging in het reconstructiegebied alle 3 in Hof van Twente. Daarnaast ligt er 1 verzoek tot vestiging in een LOG in Hof van Twente; het betreft een bedrijf in de EHS. Er zijn twee verzoeken tot hervestiging buiten het reconstructiegebied en van 4 bedrijven is onbekend.
92
Het gaat hierbij om: Verplaatsingen uit extensiveringgebieden. In Overijssel gaat het naar schatting om maximaal 25-40 bedrijven. In het Uitvoeringsprogramma Reconstructie zijn 35 bedrijfsverplaatsingen begroot. Op dit moment hebben zich ca 25 bedrijven bij de provincie aangemeld. Een kleine 20 van deze bedrijven verplaats uit een extensiveringzone is Zuidwest Twente en zoekt een locatie in een LOG, bij voorkeur vaak ook in Zuidwest Twente; Verplaatsingen uit verwevinggebieden. Ook in het verwevinggebied zitten bedrijven op slot. Ook een deel van deze ondernemers zal op zoek gaan naar andere locaties. Het is op dit moment niet bekend om hoeveel bedrijven dit gaat. Bij de nadere uitwerking van de reconstructiezonering op gemeentelijk niveau zullen gemeenten dit in beeld moeten brengen (opstellen toekomstvisie i.v. per gemeente) Verschuivingen tussen gemeenten binnen Overijssel De LOGs zijn niet gelijkelijk over gemeenten verdeeld en niet in alle LOGs is, onder meer vanwege de huidige situatie in het LOG en de aanwezigheid van kwetsbare natuur in de omgeving van het LOG, evenveel ontwikkelingsruimte. Het Alterrarapport Inventarisatie van de milieugebruiksruimte geeft inzicht in de ‘milieugebruiksruimte’ voor de ontwikkeling van de landbouw. LOGs met veel milieugebruiksruimte zijn gelegen in Twenterand, ten noorden van Ommen, Olst Wijhe en in de Hof van Twente. In gemeenten met LOGs met veel milieugebruiksruimte zullen niet alleen ondernemers vanuit de betreffende gemeenten, maar ook vanuit buurgemeenten bedrijfslocaties zoeken. Echter door: • de verwachte sterke afname van het totaal aantal bedrijven met intensieve veehouderij in Overijssel; • de verwachting dat er geen sterke instroom van buiten de provincie naar Overijssel komt; • de verwachting dat een deel van de Overijsselse intensieve veehouderij zich richting Noord Overijssel en Nood Nederland verplaatst; zal ook in die gemeenten met LOGs het totaal aantal bedrijven met intensieve veehouderij per saldo sterk afnemen. Wel zullen deze bedrijven veel groter zijn dan nu. Dit vraagt om goede ruimtelijk beleid om te zorgen dat dergelijke bedrijven op de gewenste plaatsen ontstaan.
Hoofdstuk 3.2.1 Het opnemen van volgende tekst in paragraaf 3.2.1 “ Agrarische bedrijven vallen bij een bedrijfsmatige of in omvang alsof bedrijfsmatige omvang onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer. De agrarische bedrijven hebben voor die activiteiten en milieuvergunning of een melding op grond van een AmvB (Besluit Landbouwbeheer) nodig. Die vergunning of melding geeft het recht tot het mogen houden van een veebestand. Het veebestand vertegenwoordigt een bepaalde emissie van geur en emissie/depositie van ammoniak op gevoelige objecten. Bestaande geurrechten kunnen worden gevisualiseerd middels een rekenprogramma V-stack vergunning en V-stack gebied, en geven een indicatie van het ruimtebeslag op de omgeving.
93
Bij concrete ontwikkelingen, uitbreiding van bestaande bedrijven alsmede bij nieuw vestiging van bedrijven, dient te volle te worden getoetst aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Op basis van de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij lijken er voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor de veehouderij en worden andere gevoelige objecten beschermd volgens landelijke geurnormen en -regels. Een onzekere factor is de invloed van de IPPC-richtlijn en de VHR-richtlijn voor ontwikkelingsmogelijkheden voor de (intensieve) veehouderij vanwege het ontbreken van een “hard juridisch houdbaar toetsingskader”. Per individueel geval dient te worden beoordeeld in hoeverre bedrijfsontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de IPPC en VHR” en daaraan kunnen voldoen.
Hoofdstuk 4. ontwikkelingskader en koerspunten. Het toevoegen van een subhoofdstuk namelijk 4.9 “Grondbeleid”. Kader. Voor de ontwikkeling van met name de grondgebonden landbouw is het wenselijk om een zo goed mogelijke verkaveling te krijgen in de zin van een zo groot mogelijke huiskavel en zo optimaal mogelijk gesitueerde veldkavels in de directe nabijheid van de huiskavel. De niet-grondgebonden landbouw, m.a.w. de intensieve veehouderij is minder afhankelijk van een optimale verkaveling gelet op het feit dat doorgaans geen sprake is van het produceren van voeders op eigen gronden voor op het bedrijf gehouden, te houden en te huisvesten dieren. Wel is het wenselijk om nieuwkomers zoveel mogelijk te vestigen op reeds bestaande kavels van burgers of voormalige agrarische kavels. Voor gemengde bedrijven dient maatwerk mogelijk te zijn in de zin van het zowel ontwikkelen op de bestaande huiskavel als op veldkavels in eigendom van de bedrijven. Ontwikkelingskoers. Gelet op de toenemende schaalvergroting in de grondgebonden landbouw en tegelijkertijd gevoerd (mest)beleid door de Rijksoverheid, mestnormen worden aangescherpt, is het wenselijk om vraag en aanbod vanuit de grondgebonden landbouw bij elkaar te brengen. Om dit proces te stimuleren zal de gebiedsmanager nog meer als nu moeten gaan functioneren als een centraal meldpunt voor kavelruil. Hergebruik van bestaande locaties – burgerwoningen en of voormalige agrarische bouwkavels – die in potentie (ruimtelijk en milieuhygiënisch) de mogelijkheid kennen om te kunnen ontwikkelen tot een locatie voor een nieuw intensieve veehouderij dient te worden gestimuleerd. Exacte inzage in aantallen nog agrarische bedrijven die reeds (deels) gestopt zijn of binnen (korte) termijn denken te gaan stoppen, is niet haalbaar en niet realistisch. Om te voorkomen dat er wel bestaande locaties (binnenkort) beschikbaar zijn maar dat dit onvoldoende bekend is bij potentiële ondernemers, is het wenselijk ook hier een grotere rol weg te leggen voor de gebiedsmanager. De gebiedsmanager zal analoog aan centraal meldpunt voor kavelruil, ook het centraal meldpunt moeten zijn, moeten worden om vraag en aanbod naar en van bestaande kavels bij elkaar te brengen.
94
Voor gemengde bedrijven geldt dat ontwikkeling van de intensieve tak op een veldkavel in een LOG mogelijk is, als wordt voldaan aan: • het bepaalde in de subparagrafen 4.2 t/m 4.8 van de conceptgebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente, en; • de waarde van de veldkavel bij openbare verkoop volgens de Wet agrarisch grondverkeer niet meer bedraagt dan een redelijk handelende ondernemer zou betalen met een maximum van € 100.000,- per ha., en; • via privaatrechtelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de gemeente is verzekerd dat binnen een termijn van 5 jaren geen vervreemding van het perceel plaatsvindt, en; • een planschadeovereenkomst is afgesloten tussen ondernemer en gemeente, en; • dat via een boeteclausule is verzekerd dat bij niet naleving van hetgeen staat onder het derde bolletjes een bedrag van € 100.000,- wordt verbeurt, b.v. door het recht op eerste koop door de gemeente, en; • dat overleg is gevoerd met de gebiedsmanager over al dan niet beschikbaar zijnde bestaande kavels blijkend uit een gezamenlijk ondertekende brief, verklaring die vanwege de vertrouwensrelatie van de gebiedsmanager als vraagbaak en intermediair, in bezit blijft van de gebiedsmanager. De gebiedsmanager dient wel indien door de gemeente daarom wordt gevraagd uitsluitsel te geven over aantallen.
Hoofdstuk 4.1
Het opnemen van het volgend tekstblok tussen de 1e en 2e alinea van paragraaf 4.1 van de concept gebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente. “Eén van de kerndoelen van het Reconstructieplan S-T is het ontvlechten van intensieve veehouderij en andere functies in gebieden met een zogenaamde gestapelde problematiek. De aanpak vanuit het rcp is o.a. gericht op het geleidelijk concentreren van toekomstgerichte intensieve veehouderijen in LOG’s door het bieden van aantrekkelijke voorwaarden en het afbouwen van de intensieve veehouderij in extensiveringgebieden. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij de overheid heldere randvoorwaarden formuleert en het initiatief legt bij het agrarisch bedrijfsleven om geboden kansen te benutten. Toekomst gerichte varkensbedrijven kunnen streven naar een voldoende schaalomvang op individueel niveau, maar ook door samenwerking op gezamenlijke locaties (clusters). De exacte locaties worden niet aangewezen. De ontwikkeling van clusters kan plaatsvinden door verdichting van bestaande locaties (waar reeds een aantal intensieve veehouderijen aanwezig zijn) of door ontwikkeling van nieuwe terreinen. De zoeklocaties liggen in LOG’s. Voor de clusters zal, om de optimale bedrijfseconomische en om duurzaamheids-synergie-effecten te bereiken geen afstandscriterium gelden tussen de bouwblokken. Het eventueel ontwikkelen van clusters kan gefaseerd plaatsvinden waarbij dient te worden voldaan aan een aantal randvoorwaarden. De locatie dient in ieder geval goed ontsloten te zijn, of te kunnen worden ontsloten. Er mag geen sprake zijn van grote strijdigheid met bestaand gemeentelijk beleid zoals neergelegd in o.a. het landschapsontwikkelingsplan, het gemeentelijk milieubeleidsplan en het Waterplan. Maatwerk is mogelijk indien daarvoor een gezamenlijk proces wordt doorlopen waarbij heldere procesafspraken zijn gemaakt.
95
Hoofdstuk 5. Het opnemen van de volgende tekst “voor de ontwikkelingsbeelden per LOG wordt uitgegaan van de vigerende plankaarten behorende bij de van toepassing zijnde bestemmingsplannen buitengebied. Dit doet meer recht aan het kunnen aanhouden van een bepaalde grootte van toekomstige bouwblokken (uitbreiden bestaande bouwblokken en zoeken naar nieuw bouwkavels) en afstand tussen bouwblokken”.
Hoofdstuk 5.1 algemeen.
Het 2e bolletje in hoofdstuk 5.1 komt als volgt te luiden: “ bedrijven krijgen in beginsel een bouwblok van 2 ha of zoveel groter dan reeds aanwezig met een minimale breedte van ca 100 meter. Op verzoek van individuele bedrijven kan via een vrijstellingsregeling een overschrijding van de bouwblokgrenzen worden toegestaan van maximaal 25 meter zodat het totale bouwblok een oppervlakte kan krijgen van ca 3 ha. Het verzoek om vrijstelling dient vergezeld te gaan van een bedrijfsplan. Verder dient het verzoek te voldoen aan het ontwikkelingskader en de koerspunten zoals die zijn te vinden in hoofdstuk 4 van de gebiedsuitwerking LOG’s HvT. Het derde bolletje komt als volgt te luiden: “ de afstand van 250 meter is niet van toepassing op bestaande locaties. Bij omvorming van burgerbestemming (burgergebruik) naar een agrarisch bouwblok mag, als de afstand ten opzichte van een burger reeds kleiner is dan 225 m (250 meter minus vrijstelling 25 meter) deze afstand niet worden verkleind”.
6.8
afhandeling beroep Klein Twennaar.
Door Mts. Klein Twennaar is beroep ingesteld tegen het niet (tijdig) beslissen op de aanvraag voor een nieuw vleesvarkensbedrijf aan de Slagendijk (ong) te Markelo. De aanvraag is ingediend omdat op zijn huis perceel aan de Witterietsweg 3 te Markelo onvoldoende ruimte is om zijn varkensfokkerij om te vormen tot een gesloten varkensbedrijf. Advies. De voorbereiden van een beslissing op de aanvraag om milieuvergunning conform afdeling 3.4 van de Awb na principebesluitvorming door het college van burgemeester en wethouders op voorliggende MvA&T onder kennisgeving hiervan aan de raad. Deze handelswijze is gerechtvaardigd omdat B&W het bevoegd orgaan zijn om te beslissen op milieuvergunningaanvragen en ter mogelijke voorkoming van het opleggen van een last onder dwangsom door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vanwege het niet (tijdig) beslissen op de aanvraag om vergunning. Ruimtelijke kwaliteitscriteria zijn vooralsnog geen toetsingsgrond voor een milieuvergunning en het medewerking geven aan een wijziging of vrijstelling van het bestemmingsplan is een bevoegdheid, geen plicht waarvoor de raad het bevoegd orgaan is. De aanvrager dient over vorenstaande aanpak te worden geïnformeerd onder de mededeling dat het verlenen van een milieuvergunning niet automatisch betekent dat planologisch ook medewerking kan of zal worden verleend.
96
6.9
Overgangsrecht.
Voor zover in deze MvA&T teksten zijn opgenomen die een verandering en of nuancering voorstaan van de tekst in de concept gebiedsuitwerking LOG’s Hvt , d.d 2-2-2007 en de tekst uit de versie d.d. 2-2-2007 afwijkt van de tekst in de MvA&T, treedt de tekst in de MvA&T in de plaats van de tekst in de versie van 2-2-2007 Voor nadere informatie kan contact opnemen worden opgenomen met de heer R. Hazenkamp van de gemeente Hof van Twente via telefoonnummer 0547-858585.
Bijlage 1. Inspraakprocedure gebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente. Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente, Overwegende: dat zij bezig is met het voorbereiden en laten vaststellen door de raad van een gebiedsuitwerking voor de landbouwontwikkelingsgebieden op het grondgebied van de gemeente; dat formele besluitvorming over extern veiligheidsbeleid is voorbehouden aan de gemeenteraad; dat de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in beginsel bij wet dient te worden toegepast in volgende gevallen: 1. Indien een beleidsonderdeel in de inspraakverordening staat genoemd. Op grond van artikel 150 van de Gemeentewet stelt de gemeenteraad een verordening vast (Inspraakverordening) waarin de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. 2. In een individueel casus met een separaat besluit van het bestuursorgaan dat afdeling 3:4 wordt toegepast. 3. Indien in de bijzondere wetgeving, bijvoorbeeld Wet Milieubeheer, staat geregeld dat besluiten worden voorbereid middels afdeling 3:4 Awb; dat afdeling 3:4 Awb in de hierboven genoemde gevallen wordt gevolgd bij alle soorten besluiten, dus zowel bij individuele beschikkingen (besluiten op aanvraag) als ook bij algemeen verbindende voorschriften, plannen en beleidsregels. dat de gemeenteraad in de openbare vergadering van 27 september 2005 op basis van artikel 150 Gemeetewet een gemeentelijke inspraakverordening hebben vastgesteld; dat op grond van artikel 4 lid 2 van de inspraakverordening het bestuursorgaan voor één of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure kan vaststellen;
97
Besluiten: Dat zij voor het vaststellen van de gebiedsuitwerking voor de in de gemeente aanwezige landbouwontwikkelingsgebieden, een andere inspraakprocedure vaststellen, namelijk als volgt: 1. De procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb wordt gevolgd behoudens de termijn waarbinnen zienswijzen tegen de beleidsnota kunnen worden ingediend; 2. In afwijking van de reguliere termijn van 6 weken kunnen gedurende een termijn van 4 weken zienswijzen door een ieder worden ingediend bij ons college; 3. Gedurende de ter inzage termijn (met ingang van 21 maart 2007 voor 4 weken) zal op verzoek een mogelijkheid worden geboden voor een inloopavond op donderdag 12 april 2007 om 19.30 uur (tot 21.00 uur) in het gemeentehuis Een verzoek voor deelname aan de inloopavond dient uiterlijk te worden ingediend op vrijdag 6 april 2007 voor 12.00 uur. Dit kan per post (Gemeente Hof van Twente, Postbus 54, 7470 AB Goor, of telefonisch (0547858585); 4. Na afloop van de termijn van 4 weken wordt een inspraakverslag gemaakt. Het inspraakverslag wordt tezamen met de ontwerp-gebiedsuitwerking, na instemming door het college, aan de raad aangeboden voor vaststelling.
Bijlage 2.
plan Mer
De gemeentelijke behoefte aan een gebiedsuitwerking, c.q. visie op de LOG’s volgt uit het principe van de mogelijkheid van inplaatsing van intensieve veehouderijen. Het principe van de mogelijkheid van inplaatsing van intensieve veehouderijen brengt haar eigen uitdagingen en kansen met zich mee. Het huidige, bestaande toetsingskader zijnde het vigerende bestemmingsplan en gemeentelijke beleidsnota’s, zoals bijvoorbeeld het LOP, voorziet onvoldoende in een evenwichtige en duurzame afweging van betrokken belangen. Aanleiding voor de gebiedsuitwerking, visieontwikkeling is enerzijds de algemene verplichting om het Reconstructieplan Salland-Twente, verder Rcp, door te vertalen in het gemeentelijk planologisch kader, het bestemmingsplan. Anderzijds spelen de meer specifieke verzoeken voor medewerking aan nieuw vestiging van intensieve veehouderijen in de LOG’s. Om te voorkomen dat wildgroei van nieuwe intensieve veehouderijen op willekeurige locaties geschiedt, is kaderstellend beleid nodig. Het gaat daarbij voornamelijk om concretisering van de ruimtelijke mogelijkheden, zoals ligging en grootte van bouwblokken, infrastructuur, landschappelijke inpassing en milieunormen. Meer in algemene bewoording om ruimtelijke kwaliteit.
98
Voor de gebiedsuitwerking, visieontwikkeling dient een zogenaamde Plan Mer te worden uitgevoerd. De reden hiervoor is tweeledig. Het Rcp dient te worden geconcretiseerd in het gemeentelijk planologisch toetsings-, ontwikkelingskader, in casu in het bestemmingsplan buitengebied. Een partiële herziening is in voorbereiding waarbij het de bedoeling is de visie op de LOG’s, lopende de herziening mee te nemen. Een bestemmingsplan is namelijk Plan-MER plichtig als het uitspraken doet over onderwerpen die m.e.r.(beoordeling)plichtig zijn (C- en D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage 1994) en als het plan het eerste ruimtelijke plan is dat in de mogelijke aanleg voorziet. Anderzijds biedt het bestemmingsplan een kader voor mogelijke mer(beoordeling)plichtige activiteiten. Het betreft dan bijvoorbeeld mer(beoordeling)plichtige intensieve veehouderijen die zich, al dan niet geclusterd, mogelijk zullen gaan vestigen in de LOG’s. Het doel van de Plan MER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding en vaststelling van plannen en programma’s. De resultaten van de beoordeling worden vastgelegd in een ‘milieurapport’. Dit milieurapport is onderdeel van de partiële herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Een notitie reikwijdte en detailniveau heeft tot doel een voorlopige keuze voor te leggen met betrekking tot onderzoeksveld en -breedte van de strategische milieubeoordeling voor de gebiedsuitwerking, visieontwikkeling van de 5 LOG’s en verankering daarvan in de bestemmingsplannen buitengebied. De reikwijdte houdt de vraag in ‘welke onderwerpen moeten worden meegenomen in het milieurapport?’ Het detailniveau is het antwoord op de vraag: ‘met welke diepgang worden deze onderwerpen behandeld?’ Kaderstellend in het bepalen van reikwijdte en detailniveau zijn de volgende overwegingen: • Voor het onderwerp moet redelijkerwijs in tijd en ruimte een causaal verband te leggen zijn tussen het plan en de milieugevolgen; • Het detailniveau en de mate van uitgebreidheid moeten aansluiten bij het detailniveau en de mate van uitgebreidheid van de visie op de LOG’s op te nemen in de bestemmingsplannen; • Uitgegaan moet worden van de wettelijk mogelijkheden die het plan biedt om op dit onderwerp iets te regelen. Voor de uiteindelijke vaststelling van de notitie reikwijdte en het detailniveau worden relevante overheden en adviesorganen geraadpleegd. Aanpak. Hierna volgt een beschrijving van de aanpak van het milieurapport. Daarna wordt ingegaan op de reikwijdte en vervolgens op het detailniveau. De te volgen procedure wordt daarna toegelicht. In de bijlage is een aanzet voor een inhoudsopgave voor het milieurapport te vinden.
99
2. AANPAK In het milieurapport worden effecten van de gebiedsuitwerking, visieontwikkeling van de LOG’s op het milieu beoordeeld en eventuele mitigerende maatregelen aangegeven. ‘Milieu’ wordt hierbij als een breed begrip opgevat en naast lucht, geluid en andere hinderaspecten vallen ook bijvoorbeeld verkeer, waterhuishouding, cultuurhistorie en archeologie, flora en fauna onder het begrip. In het milieurapport worden mogelijke effecten in kaart gebracht en vervolgens beschouwd en gewogen. Daarnaast passeren de te onderscheiden alternatieven de revue, waarna deze worden beschouwd. Ten slotte worden conclusies getrokken ten aanzien van de betekenis van de gevonden effecten en de mogelijke mitigerende maatregelen voor de bestemmingsplannen en de wijze waarop deze maatregelen in de bestemmingsplannen opgenomen dienen te worden. Dus achtereenvolgens: • onderscheiden van alternatieven voor de gebiedsuitwerking, visie voor de LOG's; • beschrijving effecten van de alternatieven voor de gebiedsuitwerking op milieuaspecten; • beschouwing en weging van de effecten; • conclusies trekken ten aanzien van betekenis effecten plus mogelijke mitigerende maatregelen plus borging van maatregelen in het (de) bestemmingsplan(nen). 3. REIKWIJDTE Onderwerpen en milieugevolgen Om te bekijken wat voor onderwerpen aan bod dienen te komen in de Plan Mer wordt de onderstaande aanpak gehanteerd. Hierbij geldt het algemene uitgangspunt dat de gehele gebiedsuitwerking Plan Mer-plichtig is, al ligt de focus in de Plan Mer op de ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij. De volgende onderwerpen en milieugevolgen dienen te worden bekeken: • Nagaan of de gebiedsuitwerking uitspraken zal doen over onderwerpen die m.e.r.(beoordeling)plichtig zijn (Cen D-lijst Besluit m.e.r.). Hier speelt een tweetal zaken: - in de eerste plaats hebben de vijf LOG’s een dermate grote omvang dat ze de drempelwaarde van de m.e.r.(beoordeling)plicht overschrijden (> 125 ha); - in de tweede plaats is het mogelijk dat zich in de LOG’s intensieve veehouderijen kunnen vestigen die m.e.r.-(beoordeling) plichtig kunnen zijn. In beide gevallen is de gebiedsuitwerking in casu de aanpassing van de bestemmingsplannen voor het buitengebied, Plan Mer-plichtig. • Nagaan of de gebiedsuitwerking, aanpassing van het bestemmingsplan uitspraken zal doen die gevolgen kunnen hebben voor de milieukwaliteit in Habitat- en/of Vogelrichtlijngebieden. Daarbij wordt ook gekeken naar de externe werking. De dichtstbijzijnde Habitat- en/of Vogelrichtlijngebieden zijn de Borkeld en het Boddenbroek (alleen Habitatrichtlijngebied). Gevolgen voor Habitat- en/of Vogelrichtlijngebieden door ontwikkelingen en beleidskeuzen in de gebiedsuitwerking, aanpassing van het bestemmingsplan zijn op voorhand niet geheel uit te sluiten en daarom onderwerp van deze Plan Mer. Bij de gebiedsuitwerking wordt derhalve gekeken of een zogenaamde passende beoordeling of verslechtering-/verstoringtoets op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is.
100
•
Nagaan van relevante te onderzoeken milieuaspecten. De volgende milieuaspecten zijn naar onze mening van belang inzake de gebiedsuitwerking, visie ontwikkeling voor de LOG’s: - waterhuishouding; - verkeer en vervoer; - flora en fauna; - landschap en natuur; - cultuurhistorie en archeologie; - luchtkwaliteit inclusief geur; - bodem; - geluid; - omgevingskwaliteit; - grondgebonden landbouw; - cumulatie van effecten; - duurzame energie opwekking (mestvergisting, snoeihout landschaponderhoud, wind, anders)
•
Nagaan of er alternatieven en varianten bestaan. In een Milieurapport kunnen alternatieven en varianten worden onderscheiden. Hierbij gaat het summier om de situering van de LOG’s via het Rcp enerzijds. Alternatieven voor de inrichting van de LOG’s zijn tevens aan de orde omdat de gebiedsuitwerking, visie ingaat op de daadwerkelijke (op hoofdlijnen) inrichting van de LOG’s tegelijk met het draaien van pilots, bijvoorbeeld de geplande totstandkoming van een varkenscluster en de inplaatsing van intensieve veehouderijen uit extensiveringgebieden. Milieuaspecten in de zin van kwaliteitsnormen die in acht moeten worden genomen bepalen mede de inrichting van de LOG’s.
Een eerste aanzet voor de beoordeling van de milieuthema’s wordt in onderstaande tabel 1 weergegeven. Tabel 1: Aanzet beoordelingscriteria Thema Waterhuishouding
Verkeer en vervoer
Geluid
Flora en Fauna Landschap en natuur Cultuurhistorie en archeologie Luchtkwaliteit inclusief geur
Beoordelingscriteria Mate van vernatting Mate van verdroging Mate van waterberging Mate van vervuiling bodem/grondwater Mate van toename/afname verkeer in LOGgebieden Mate van toename/afname verkeer elders in gemeente Mate van toename van geluid in de LOGgebieden Mate van afname van geluid in de extensiveringgebieden Mate van verstoring van beschermde flora en fauna Mate van verstoring huidige landschap en creëren nieuw landschap Mate van aantasting van cultuurhistorie en archeologie Mate van verslechtering van de luchtkwaliteit in de LOG’s
101
Thema
Externe veiligheid Bodem
Energie
Grondgebonden landbouw Cumulatie van effecten Omgevingskwaliteit
Beoordelingscriteria Mate van verbetering van luchtkwaliteit in extensiveringgebieden Mate van blootstelling aan externe veiligheidsrisico’s Mate van verslechtering van de kwaliteit van de bodem in de LOG’s Mate van verbetering van de kwaliteit van de bodem in de extensiveringgebieden Mate van toename van verbruik van fossiele brandstoffen Mate van mogelijkheden voor duurzame energieopwerking Mate van beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aanwezige, blijvende melkrundveebedrijven Mate van toename/afname van de volksgezondheid Mate van toename/afname van de bestaande omgevingskwaliteit vanuit het samenspel van ecologie, economie en sociologie (noaberschap)
Verwerken uitkomsten Plan Mer in de bestemmingsplannen. Het milieurapport wordt opgesteld in wisselwerking met de partiële herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Eventuele mitigerende maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten die uit het milieurapport naar voren komen, worden zoveel mogelijk opgenomen in de partiële herziening van het bestemmingsplan. Hierdoor is verzekerd dat deze maatregelen ook worden uitgevoerd. Verder wordt de mogelijke negatieve invloed van de partiële herziening van de bestemmingsplannen op het milieu gewaarborgd. In de herziening van de bestemmingsplannen dient gemotiveerd te worden hoe rekening gehouden wordt met milieuaspecten, e.e.a. uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en het voorkomen van strijd met het recht. Alternatieven In een milieurapport op basis van de Europese SMB-richtlijn worden doorgaans alternatieven voor onderwerpen aangegeven. Hierbij kan gedacht worden aan alternatieve locaties of alternatieve technieken. Vanuit de doelstellingen van de Reconstructiewet concentratiegebieden, verder Rcw, is het grondgebied ingedeeld in een drietal zones, de extensiveringgebieden, de verwevinggebieden en de LOG’s. Het doel van de Rcw is de bevordering van een goede ruimtelijke structuur van het concentratiegebied, in het bijzonder betreffende de landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie en toerisme, water, milieu en infrastructuur, alsmede ter verbetering van een goed woon-, werk- en leefklimaat en van de economische structuur.
102
Prioriteit heeft de gecoördineerde en geïntegreerde voorbereiding, vaststelling en uitvoering van maatregelen en voorzieningen, waaronder in ieder geval: - ter verbetering van de ruimtelijke structuur ten behoeve van de landbouw, mede teneinde de veterinaire risico’s voortvloeiend uit een hoge veedichtheid te verminderen; - ter verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap, en; - ter verbetering van de kwaliteit van milieu en water. Bij de voorbereiding van de vaststelling van het Rcp is een MER (Milieu effect rapport) opgesteld waarin alternatieven voor de uitvoering van de reconstructie zijn bekeken. De alternatieven betreffen de uitvoering van de reconstructie en geven een beschrijving van de verdeling, inrichting en ruimte voor de diverse gebiedsfuncties in het landelijk gebied. Naast een ruimtelijke zonering – extensiveringgebieden, verwevinggebieden en LOG’s – zijn drie alternatieven bekeken. Het zijn het nulalternatief (referentiesituatie), het voorkeurs-alternatief en het Meest Milieuvriendelijk Alternatief. Op basis van voornoemde integrale afweging van ruimtelijke, economische, sociaalmaatschappelijke en ecologische belangen is aanvullend onderzoek naar alternatieve locaties van LOG’s niet noodzakelijk. 4. DETAILNIVEAU Een milieurapport beoordeelt de mogelijke gevolgen van plannen en programma’s. In onderhavige situatie, de gevolgen van een gebiedsuitwerking met doorvertaling in een partiële herziening van de bestemmingsplannen buitengebied. De nadruk ligt niet op de beschrijving van de milieueffecten op detailniveau – project of inrichtingniveau – maar op het strategisch niveau van de bestemmingsplannen buitengebied. Het detailniveau van het milieurapport dient aan te sluiten bij het detailniveau van het bestemmingsplan buitengebied. Het bestemmingsplan geeft geen gedetailleerde invulling van de LOG’s, maar wijst alleen bestemmingen aan. Dit betekent dat de gemeente Hof van Twente met de bestemmingsplannen de bevoegdheid verwerft voor het bestemmen van de LOG’s. In het milieurapport gaat het dus niet om het inrichtingsniveau, maar om het meer globale niveau van ‘uit te werken bestemmingen’. Dit betekent dat het milieurapport kwalitatief van aard is en dat gebruik wordt gemaakt van expert judgement en van bestaand informatiemateriaal gericht op de richtinggevende keuzes van de gebiedsuitwerking, cq. partiële herziening van de bestemmingsplannen buitengebied. 5.
PROCEDURE
Algemeen Hieronder is de Plan Mer-procedure kort weergegeven. • het besluit dat een Plan-Mer wordt uitgevoerd openbaar bekendmaken en bekend maken aan belanghebbende bestuursorganen zoals provincie, buurgemeenten, waterschappen, etc.; • het raadplegen van instanties voor de bepaling van de reikwijdte en het detailniveau van de informatie die in het milieurapport moet worden opgenomen. Daarbij worden instanties om advies gevraagd over de milieu-informatie die moet worden betrokken bij de beoordeling van de milieueffecten van relevante ruimtelijke ontwikkelingen en mogelijke alternatieven;
103
• • • •
het vaststellen van de Notitie reikwijdte en detailniveau; het op- en vaststellen (ontwerp) milieurapport en ontwerp partiële herziening van de bestemmingsplannen buitengebied; de ter visie legging van (ontwerp) milieurapport en ontwerp herziening van de bestemmingsplannen buitengebied voor inspraak; de vaststelling van de partiële herziening van de bestemmingsplannen (motiveringsplicht inzake inspraakreacties) inclusief milieurapport. Uitvoering van het bestemmingsplan met de evaluatie van de milieugevolgen.
Hieronder wordt een mogelijke opzet voor het milieurapport beschreven. Milieurapport Gebiedsuitwerking landbouwontwikkelingsgebieden Hof van Twente
(Visie)
Samenvatting 1. Strategische milieubeoordeling Aanleiding Doel SMB in relatie met partiële herziening bestemmingsplannen (inhoudelijk en procedureel) Procedure en betrokken partijen Aanpak milieueffectbeoordeling: reikwijdte en detailniveau informatie 2. Gebiedsuitwerking LOG’s, partiële herziening bestemmingsplannen buitengebied Inhoud en doelen gebiedsuitwerking, partiële herziening Relatie met andere plannen en programma’s Relevante beleidsdoelstellingen Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen Mogelijke alternatieven en varianten (inclusief motivering) 3. Beoordeling milieueffecten Bestaande situatie milieu en autonome ontwikkeling Overzicht van milieukenmerken en milieuproblemen Milieueffecten van ruimtelijke ontwikkelingen en alternatieven: Samenvattende beoordeling/Vergelijking van alternatieven en varianten Cumulatieve effecten 4. Effecten op Vogel-/Habitatgebieden (Natuurbeschermingswet 1998) Passende beoordeling Verslechtering- en verstoringtoets Vergunningvrij 5. Maatregelen en monitoren Mitigerende Monitoringsprogramma milieugevolgen Consequenties voor het structuurplan Leemten in kennis en informatie
maatregelen
104
Bijlagen: Verantwoording gebruikte informatie Brief n.a.v. reactie geraadpleegde instanties Advies. Voorgesteld wordt om voor de gebiedsuitwerking een Plan Mer te laten opstellen en de raad vragen daarvoor een krediet beschikbaar te stellen van € 40.000,Verder kan worden overwogen om te kijken in hoeverre de provincie Overijssel kan en wil bijdragen in de kosten voor het opstellen van de Plan Mer als onderdeel van de gebiedsuitwerking LOG’s Hof van Twente.
Goor, 13 maart 2007. Burgemeester en wethouders van Hof van Twente, de secretaris, de locoburgemeester, Mr. D. Markvoort
Drs. H.R.M. Knuiman.
105