Memo
Datum: 23 oktober 2013 Onderwerp:
Ter attentie van:
Afzender:
Memo Statenbrief van provincie Gelderland "Beleid veehouderij;actuele ontwikkelingen”. De gemeenteraad Barneveld College van Burgemeester en Wethouders
Geachte raadsleden, Hierbij ontvangt u ter kennisgeving de Statenbrief van de provincie Gelderland “Beleid Veehouderij; actuele ontwikkelingen” van 8 oktober 2013. Via deze notitie wordt u geïnformeerd over de mogelijke impact van de besluitvorming van de Provincie Brabant op de Provincie Gelderland. Strekking van de brief is dat er in Nederland diverse initiatieven lopen om te komen tot verduurzaming van veehouderijen. Ook een aantal provincies, waaronder Gelderland, ontwikkelt nieuw beleid om de transitie naar een duurzame veehouderij te ondersteunen. De provincies geven hieraan op verschillende wijze invulling. Het college van Gedeputeerde Staten van Brabant kiest voor een aangescherpt beleid met betrekking tot veehouderijen. Daartoe hebben de Provinciale Staten van Brabant op 20 september 2013 een Voorbereidingsbesluit genomen. Met dit besluit zijn alle nieuwbouwplannen in de provincie Brabant stil gelegd, tenzij aan forse extra duurzaamheidseisen wordt voldaan. In de bijgevoegde brief legt het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland uit dat er geen overloop van bedrijven en dieren vanuit Brabant naar Gelderland wordt verwacht en dat zij het nemen van een dergelijk voorbereidingsbesluit zoals in Brabant niet nodig achten. Gelderland gaat er vanuit dat de nieuwe Omgevingsvisie en bijbehorende Verordening, die begin 2014 worden vastgesteld een goede koers neerzetten voor de transitie naar een duurzame veehouderij.
STATENBRIEF Onderwerp: Beleid veehouderij; actuele ontwikkelingen Doel van deze brief: Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:
Te besluiten conform het ontwerpbesluit Over de inhoud van deze brief te overleggen De inhoud van deze brief voor kennisgeving aan te nemen (informatieplicht) HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH
1
Inhoud voorstel (beoogd resultaat/doel)
In Nederland lopen diverse initiatieven - vanuit de overheid maar ook vanuit de ketenpartijen om te komen tot een versnelde verduurzaming van de veehouderij. Ook diverse provincies beogen aan deze transitie een bijdrage te leveren. Brabant heeft hierbij het voornemen om strakke en verplichtende regelgeving in te voeren. Provinciale Staten van Brabant hebben daartoe op 20 september 2013 een Voorbereidingsbesluit genomen. Met dit besluit zijn alle nieuwbouwplannen stil gelegd, ontheffingen daargelaten. Via deze notitie willen wij uw Staten informeren over een mogelijke impact van de Brabantse besluitvorming op Gelderland. Daarbij gaan we ook in op ons eigen beleidsvoornemen zoals we dat in de omgevingsvisie en omgevingsverordening binnenkort aan uw Staten zullen voorleggen. 2
Aanleiding
De veehouderij in Nederland, met name de intensieve veehouderij, zit klem tussen markt en maatschappij. De belangrijkste ontwikkelingen kunnen kort worden samengevat in onderstaande punten. De markt is sterk kostprijs-gestuurd. Maatschappelijke eisen, bijvoorbeeld op het vlak van dierwelzijn, vergen investeringen die alleen voor de meest efficiënte bedrijven zijn op te brengen. Veel bedrijven stoppen en de dierrechten gaan naar een beperkt aantal groeiende bedrijven. Op de locaties van de blijvers vindt forse schaalvergroting plaats. Het maatschappelijk verzet tegen de veehouderij groeit mede door deze schaalvergroting, maar ook de discussie over de mogelijke effecten van de veehouderij op de volksgezondheid doet de ongerustheid en zorg toenemen. De sector zit daarmee in een spiraal waarvan meer en meer de overtuiging doorbreekt dat dit een doodlopende weg is. Ook bij de sector en de ketenpartijen groeit dit besef.
Inlichtingen bij dhr. A.B.M. Goselink, tel. (026) 359 95 74 e-mailadres:
[email protected]
3
Bestaand beleid c.q. kader
De basisnormen voor een duurzame veehouderij zijn in het verleden door de rijksoverheid deels voorkomend uit Brusselse richtlijnen - via wet- en regelgeving afgedwongen. De laatste jaren neemt de sector zelf, in samenspraak met de ketenpartijen, initiatieven tot verdere stappen. Dit keteninitiatief heeft - in combinatie met het advies van de Commissie Van Doorn - geleid tot de ondertekening van het verbond van Den Bosch. Ketenpartijen, inclusief de retailers, hebben daarbij afgesproken dat in 2020 alle vlees in de Nederlandse supermarkten duurzaam geproduceerd moet zijn. Ook een aantal provincies ontwikkelt nieuw beleid om de transitie naar een duurzame veehouderij te ondersteunen. Ondanks een zelfde doel geven de provincies hieraan op zeer verschillende wijze invulling. Dit varieert van vrijwillig en procesmatig tot direct verplichtend en normstellend. Brabant Het college van Gedeputeerde Staten van Brabant is van mening dat ze niet kunnen wachten op de ketenpartijen, maar dat zij op korte termijn sturend moet optreden. Gedeputeerde Staten hebben daarom het voorstel gedaan om de Verordening Ruimte te benutten om extra eisen te stellen aan alle uitbreidingen van veehouderijbedrijven. Om in het komende halfjaar de discussie over dit nieuwe beleid "rustig" te kunnen voeren, hebben Provinciale Staten van Brabant op 20 september 2013 het Voorbereidingsbesluit zorgvuldige veehouderij genomen. Er zijn enkele redenen aan te geven waarom Brabant kiest voor dit stringente en direct doorwerkende beleid. Brabant heeft een grote veestapel en veel grote bedrijven. Brabant heeft te maken gehad met veel Q koortsbesmettingen op geitenbedrijven en veel humane slachtoffers. Veel veebedrijven hebben de ambitie om verder te groeien. De sterke groeiambitie bleek in 2010 toen voor een korte periode geen compartimentering bestond. De veestapel groeide snel in Brabant. De varkensrechten werden door Brabantse ondernemers in geheel Nederland opgekocht. Ook Gelderland zag in die periode de varkensstapel dalen en verschuiven naar Brabant. Op landelijk niveau wordt dit najaar gesproken over een mogelijke beëindiging van het dierrechtensysteem per 1 januari 2015. Brabant is bezorgd over een mogelijke afschaffing. Al deze punten brengen Brabant ertoe om niet af te wachten maar een eigen offensief beleid te gaan voeren. Gedeputeerde Staten stellen voor dat elke uitbreiding in de veehouderij - dus inclusief de melkveehouderij - moet voldoen aan een aantal duurzaamheidseisen. Aanvragen voor een omgevingsvergunning moeten aan specifieke eisen voldoen. De eisen hebben betrekking op een zorgvuldige dialoog met de omgeving, de landschappelijke inpassing, geurhinder en fijnstofconcentraties. Ondernemers die willen uitbreiden, dienen op grond van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) een aantal punten te scoren. Alleen op die aspecten waar de ondernemer verder gaat dan hetgeen wettelijk verplicht is, kan hij punten verdienen. GS bereiden nu deze BZV voor waarin per diersoort de normen/eisen zijn vastgelegd. De BZV wordt door GS vastgesteld, volgens de planning in februari 2014. Het verplicht stellen van deze BZV gebeurt door opname in de Verordening Ruimte 2014. Deze Verordening is recentelijk door GS vastgesteld en wordt binnenkort ter visie gelegd. Na verwerking van de inspraakreacties zullen uiteindelijk Provinciale Staten in februari 2014 de Verordening vaststellen. De verordening heeft directe werking. Vanaf het besluit van PS mogen de gemeenten geen omgevingsvergunningen meer verlenen wanneer die niet voldoen aan de eisen opgenomen in het door GS vastgestelde BZV.
2
Om te voorkomen dat veel ondernemers nu een aanvraag gaan indienen om onder het huidige beleidsregime nog een vergunning te verkrijgen, hebben PS op 20 september een voorbereidingsbesluit genomen Het "Voorbereidingsbesluit zorgvuldige veehouderij" geldt maximaal voor een periode van 6 maanden. Dit betekent dat de Verordening ruimte 2014 vóór 20 maart door Provinciale Staten van Brabant moet zijn vastgesteld en in werking moet zijn getreden. Tijdens dit halfjaar mogen gemeenten geen aanvragen voor een omgevingsvergunning in behandeling nemen. Voor echte voorloper-bedrijven hoeven de gemeenten de aanvragen niet aan te houden maar kunnen ze na een "verklaring van geen bedenking" van Gedeputeerde Staten de aanvraag in behandeling nemen. 4
Argumenten/afwegingen/risico's
De vraag die zich voordoet is of dit stringente beleid van Brabant effect heeft op de ontwikkelingen in Gelderland. Is er een kans dat Brabantse bedrijven hun bedrijf met de dierrechten naar Gelderland gaan verplaatsen? Alvorens op deze vraag in te gaan eerst enige informatie over het generieke mestbeleid: dierrechten en de compartimentering. Vanaf de 80er jaren kennen we in Nederland beleid dat een rem zet op de ontwikkeling in het aantal varkens en pluimvee. Die begrenzing is noodzakelijk en doeltreffend geweest om het mestoverschotprobleem te kunnen beheersen en te kunnen voldoen aan Brusselse richtlijnen. Sinds de introductie van de fosfaatrechten, later omgezet in varkens - en pluimveerechten, kunnen bedrijven alleen groeien met de aankoop (of lease) van varkens- en pluimveerechten van bedrijven die stoppen of bedrijven die het aantal varkens of kippen verminderen. De veestapel is ongelijk verdeeld over Nederland. Concentratiegebieden zijn gebieden in Nederland waar veel (intensieve) veehouderijbedrijven zijn gevestigd en waar dus veel mest wordt geproduceerd. Er zijn bij de handel in dierrechten daarom in de regeling drie gebieden onderscheiden: concentratiegebied Oost (delen van Overijssel, Gelderland en Utrecht), concentratiegebied Zuid (delen van Brabant en Limburg) en overig Nederland . Dierrechten mogen in Nederland verhandeld worden maar dat mag niet leiden tot een verdere concentratie, ofwel verplaatsen van dierrechten is toegestaan binnen hetzelfde (concentratie)gebied of van binnen naar buiten een concentratiegebied. Verplaatsing van het ene naar het andere concentratiegebied, of van buiten naar binnen een concentratiegebied mag niet.
Komen er nu door het aangescherpte Brabantse beleid dieren naar Gelderland? De Gelderse Vallei, Veluwe en Achterhoek, de vee-dichte gebieden in Gelderland, behoren tot het concentratiegebied "Oost". De huidige compartimentering verbiedt dat er dierrechten worden verplaatst van het concentratiegebied Zuid (Brabant en Noord Limburg) naar concentratiegebied Oost. Voor het Gelders Rivierengebied ligt dat anders. Dit gebied behoort tot het compartiment "overig Nederland" en vanuit beide concentratiebieden mogen de dierrechten wel verschuiven naar dit gebied. Van een overloop van dieren/bedrijven uit Brabant zal echter geen of nauwelijks sprake zijn. Verplaatsingen zijn financieel moeilijk op te brengen ook doordat banken terughoudend zijn bij de kredietverstrekking. Groei van bedrijven vindt meer en meer plaats door het oprichten van een extra bedrijfslocatie. Het beperkende beleid van de provincie Brabant - het maximale bouwblok van 1,5 hectare - is al enige tijd van kracht maar van een verplaatsing van bedrijven, ook richting akkerbouwgebieden in West Brabant of naar Noord Limburg, is geen sprake. Ook wij kennen geen signalen van Brabantse vestigingen in ons Rivierengebied. In ons Rivierengebied is het thans al niet mogelijk om nieuwe intensieve veehouderijbedrijven te stichten. Voor bestaande bedrijfslocaties hebben we in de ontwerp-omgevingsvisie en de omgevingsverordening een basis bouwperceel voor niet-grondgebonden landbouw opgenomen van 1 hectare. Ook vanuit deze optiek is een overloop van varkens- of pluimveebedrijven vanuit Brabant niet te verwachten.
3
Begin 2005 hebben uw Staten de drie Gelderse reconstructieplannen vastgesteld. Daarin is de grootte van agrarische bouwpercelen vastgelegd op 1 hectare (verwevingsgebieden) en 1,5 hectare (landbouwontwikkelingsgebieden). Deze beperkte omvang - Brabant werkte in die tijd met bouwpercelen van 3 hectare - past goed bij het Gelderse ondernemerschap; een meer geleidelijke groei van gezinsbedrijven. Dit beleid is de afgelopen jaren consistent uitgedragen en inmiddels verankerd in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Overloop van bedrijven en dieren vanuit Brabant wordt niet verwacht en ons planologisch beleid is stevig verankerd. Het nemen van een voorbereidingsbesluit in Gelderland achten wij dan ook niet nodig. 5
Financiële consequenties
6
Proces en evaluatie
Thans wordt ambtelijk intensief gewerkt om de binnengekomen zienswijzen op onze omgevingsvisie en -verordening te verwerken. Ook in ons beleid wensen wij met een ontwikkelingsgerichte benadering een versnelde verduurzaming van de veehouderij te ondersteunen. Niet zozeer door harde normen vast te leggen maar wel door een transparante besluitvormingsprocedure rond grootschalige bedrijfsuitbreidingen te vereisen. Voor bedrijven die een bouwperceel wensen te vergoten boven de basisnormen van 1 ha (verwevingsgebieden) en 1,5 hectare in landbouwontwikkelingsgebieden wensen wij ook extra kwaliteitsbijdragen van de ondernemer. Dit najaar zullen wij het voorstel omgevingsvisie en omgevingsverordening ter vaststelling aan uw Staten aanbieden. In dat kader zullen wij ons beleidsvoornemen nader onderbouwen en met uw Staten van gedachten wisselen. Arnhem, 8. oktober 2013 - zaaknummer 2011-001703 Gedeputeerde Staten van Gelderland J. Markink - plv..Commissaris van de Koning drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris
Bijlagen: Ontwerpbesluit Begrotingswijziging Notitie Naam notitie Tekst
4