Stemmen
Melodi . Divna Ljubojevic (Joegoslavië) Orthodoxe gezangen zaterdag 13 december 2003
Stemmen . Seizoen 2003-2004
Tenores di Bitti ‘Mialinu Pira’ (Sardinië) A tenore zang donderdag 20 november 2003 . 20 uur . Blauwe Zaal Melodi . Divna Ljubojevic (Joegoslavië) Orthodoxe gezangen zaterdag 13 december 2003 . 20 uur . Blauwe Zaal Razbar Ensemble (Iran) Jams woensdag 7 januari 2004 . 20 uur . Blauwe Zaal Mohammed Segueni & Ensemble (Algerije) Malouf . Aïssaoua woensdag 21 januari 2004 . 20 uur . Blauwe Zaal
Melodi . Divna Ljubojevic (Joegoslavië)
begin concert 20.00 uur einde omstreeks 21.00 uur ism. Sfinks inleiding door Xavier Verbeke . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Xavier Verbeke coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk
Gavrilu vjescavsu (Toen Gabriël het 'Verheug u' sprak) Vespers op zaterdagavond . Byzantijnse zang (solo)
Plotiju usnuv (Toen Gij naar het vlees waart ontslapen) Metten van Pasen . Servische zang (bewerking D. Ljubojevic)
Pashalne stihire (Stichera van Pasen) Metten van Pasen . Byzantijnse zang, vijfstemmig
Hristos anesti (Christus is verrezen) Paasfeest . Byzantijnse zang, in het Grieks (bewerking D. Ljubojevic)
gelieve uw GSM uit te schakelen!
Blagosloven jesi Gospodi (Gezegend zijt Gij, Heer) Metten op zondag . Byzantijnse zang, vijfstemmig (bew. D. Ljubojevic)
Les Sages de l’Est (Toen de Wijzen van het Oosten) Litie van Kerstdag . Servische zang (bewerking D. Ljubojevic)
S nami Bog (God met ons) Completen van Kerstdag . Servische zang (bewerking D. Ljubojevic)
Uit de Canon ter ere van de Moeder Gods (Pavel Tsjesnokov)
Bogorodice djevo (Moeder Gods en Maagd) Vespers . Zang van de Russische kloosters
Polyeleos Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO's at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Metten op zondag . Byzantijnse zang
Vozbranoj vojevodje (Aanvoerster in de strijd) Feest van Maria-Boodschap . Griekse zang
Defte lai (Komt, alle volkeren) Feest van Maria-Boodschap . Byzantijnse zang, 13e eeuw, in het Grieks (bewerking Divna Ljubojevic)
Heruvimska Pesma (Cherubijnenzang) Goddelijke Liturgie (Maxim E. Kovalevski)
Kyrie eleison Griekse zang, Klooster van Ormilia
Liturgische muziek in het orthodoxe Servië
Liturgische muziek in de orthodoxe kerk is geen ‘kunst om de kunst’. Ze dient inderdaad niet om de dienst op te smukken of om de gelovigen te onderhouden, maar is de ondersteuning van het liturgische woord, dat ze kracht moet bijzetten, net zoals ook de fresco's of de iconen dat doen. Er is dan ook sprake van een volmaakte eenheid tussen muziek en woord. De muziek spreekt met andere woorden dezelfde taal als het woord. Of zoals Nicolas Lossky, een hedendaagse orthodoxe theoloog, het stelt: "Het woord moet zingen en de zang moet verkondigen." Zo'n liturgische muziek dringt dan ook geen bepaalde interpretatie op, maar vertaalt de gewijde boodschap op een 'objectiverende' manier naar de gelovige. Precies deze kwaliteiten vinden we ook terug in de Servische liturgische muziek, net als in alle oude, authentieke christelijke zangtradities, of dat nu in het Westen is (cf. het gregoriaans), of in Rusland, Armenië, Syrië, Palestina, Egypte, Ethiopië… De bekering van de Serviërs tot het christendom Met het Concilie van Nicea in 787 komt er in de Byzantijnse kerk een einde aan het iconoclasme, de eeuwenlange crisis die het uitbeelden van Christus en dus van alle andere heilige figuren en gewijde gebeurtenissen in vraag had gesteld. Eenmaal de crisis achter de rug, waaide in de kerk opnieuw een creatieve wind, onder meer op iconografisch en op hymnografisch vlak. Bovendien kon de kerk zich concentreren op de bekering van de Slavische volkeren, die de andere zijde van de noordelijke en noordwestelijke grenzen van het Byzantijn-
se Rijk bevolkten: de Moraven, de Bulgaren, de Serven en de Russen. Om deze bekering te kunnen realiseren, deed de toenmalige Patriarch van Konstantinopel, Photius, een beroep op twee broers, afkomstig uit de stad Thessaloniki: Konstantijn (zijn monniksnaam was Cyrillus) en Methodius. Beiden waren niet enkel bijzonder begaafde en geleerde mannen, ze spraken bovendien het Slavisch en konden zich dus meteen toeleggen op hun eerste taak: het vertalen van de Bijbel en van de andere gewijde teksten in het Slavisch (het latere Kerkslavisch). Om dit te kunnen doen, moesten ze een specifiek alfabet uitvinden. Uiteindelijk zou dat het Cyrillisch worden, een alfabet dat op het Grieks gebaseerd is en dat nu nog steeds gebruikt wordt door verschillende Slavische volkeren (Russen, Bulgaren, Serviërs…). We kunnen het belang van de vertalingen van Cyrillus en Methodius voor de geschiedenis van de Slavische volkeren dan ook moeilijk overschatten. Terloops zij opgemerkt dat de Slaven dus in hun eigen taal gekerstend werden, dit in tegenstelling tot de kerk van Rome, die het Latijn propageerde. De eerste belangrijke missionaire reis van de gebroeders vond plaats in 863 en voerde hen naar Moravië (ongeveer het huidige Tsjechië en Slovakije). Door een conflict met de Germanen die een agressieve bekeringsdrang aan de dag legden, zou deze eerste kersteningspoging mislukken, ondanks de steun van de paus van Rome. Na de dood van Cyrillus en Methodius werden hun leerlingen gewoon weggejaagd of vermoord. De hoop een Slavische kerk te stichten in Moravië was in rook opgegaan, terwijl het immense werk van Cyrillus
en Methodius een maat voor niets leek te zijn geweest. En toch… De toekomst zou daar anders over beslissen, vermits andere Slavische landen zouden profiteren van de realisaties van Cyrillus en Methodius: we denken daarbij vooral aan Bulgarije, Servië en Rusland. Niet voor niets werden beide mannen gecanoniseerd en worden ze - in Oost én West - als de Apostelen van de Slaven vereerd. Behalve naar Bulgarije, trokken in de negende eeuw dus ook een aantal leerlingen van Methodius naar Servië. Aangezien het gebied zich tussen Oost en West bevindt, aarzelden de Serviërs aanvankelijk bij welke kerk ze zich zouden aansluiten, maar ze deden dat uiteindelijk bij het Patriarchaat van Konstantinopel. Bijgevolg werden ook de Slavische vertalingen van Cyrillus en Methodius en van hun leerlingen geïntroduceerd, zodat er in Servië een SlavischByzantijnse cultuur ontstond. Het Byzantijnse erfgoed in de Servisch-orthodoxe muziek Hoe moeten we ons in deze begindagen de liturgische gezangen in de kerken van Servië voorstellen? Samen met de Byzantijnse liturgie werden ook de verschillende liturgische kunstvormen (zang, bouwstijl, iconografie...) geïntroduceerd. Bijgevolg was de liturgische zang in Servië aanvankelijk Grieks-Byzantijns. Byzantijnse melodieën werden aan de Slavische teksten aangepast, waarbij het feit dat het Slavisch een gelijkaardige prosodie bezit als het Grieks, een meevaller was. Deze Byzantijnse zang heeft als voornaamste kenmerk dat ze vocaal en niet-begeleid is, eenstemmig, met eventueel een begeleidende bas (‘ison’ in het Grieks), en mondeling wordt overgeleverd door zangmeesters. Vandaar dat het aspect traditie zo belangrijk was en nog steeds is in de orthodoxe kerk: traditie, niet te begrijpen als een dode letter, maar als de levende ervaring van de kerk, als de vaste basis waarop steeds wordt verder gebouwd en waar-
binnen zich elke vernieuwing situeert. Voorts is de Byzantijnse zang, net als de meeste andere oudchristelijke zangtradities, onderworpen aan een ingewikkeld systeem van acht modi of kerktonen. Elke modus nu omvat een geheel van ‘melodische formules’ die de zanger aan de hand van bepaalde regels met elkaar combineert en met elkaar verbindt om tot een hymne te komen die een organisch geheel vormt en een eenheid in stijl vertoont. De modus is met andere woorden (slechts) een soort van raamwerk, waarbinnen de voorzangers al zingend ‘componeren’. Dit betekent meteen dat binnen één en dezelfde modus elke hymne zeer verschillend kan klinken. De plaats van de hymne in de liturgische dienst alsook de graad van feestelijkheid zijn mede bepalend voor het karakter ervan: zo zal bijvoorbeeld een plechtige feesthymne veel meer versierd gezongen worden dan een psalm tijdens een weekdienst. Pas vanaf de tiende-elfde eeuw beschikken we in de Byzantijnse liturgische muziek over handschriften met muzikale tekens: op sommige lettergrepen vinden we namelijk enkele tekens terug (neumen) die een onduidelijke waarde hebben en strikt conventioneel zijn. Het geheugen blijkt de enige garantie voor de uitvoering en overlevering ervan te zijn. Later zouden de gebruikte tekens niet alleen toenemen in aantal, maar ook preciezer worden. Maar zelfs dan bleef de mondelinge overlevering van levensbelang om de hymnen goed te kunnen uitvoeren. Dezelfde evolutie vinden we ook in de Servische liturgische muziek terug. Enkele sleutelmomenten in de geschiedenis van de ServischByzantijnse liturgische muziek Langzamerhand zou de liturgische muziek in Servië natuurlijk een eigen karakter krijgen, weliswaar binnen het kader van wat door de Byzantijnse traditie was overgeleverd inzake liturgie, types van hymnen en de essentiële kenmerken
die we zopas hebben vernoemd. De eerste getuigenissen hiervan verschijnen op het einde van de twaalfde eeuw, ten tijde van de dynastie van de Nemanjiden. Maar het is wachten op de heilige Sava (1176-1235) vooraleer de kerk van Servië een echte bloeitijd zou kennen, uiteraard binnen de culturele invloedssfeer van Byzantium, een situatie die zo zou blijven tot aan de Turkse verovering. Door het feit dat Sava lange tijd had doorgebracht in het Servische klooster Hilandar op de Griekse Athosberg alvorens naar zijn geboorteland terug te keren, verspreidde hij in Servië de Athonitische zangtraditie; hij wordt dan ook als de eerste Servische hymnograaf beschouwd. Vermelden we hier dat het klooster Hilandar waarvan sprake, steeds het centrum zou zijn van liturgische kunst, met een grote uitstraling in heel Servië. In 1220 werd Sava bovendien tot eerste aartsbisschop van Servië gewijd, waardoor de Servische kerk een gedeeltelijke autonomie verwierf; deze zou volledig worden in 1346, toen de Servische kerk een onafhankelijk patriarchaat werd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Sava als de patroonheilige van Servië wordt vereerd. In 1389 werden de Serviërs zwaar verslagen door de Turken bij Kosovo Polje. Vanaf dan viel hun land in handen van de Turken, een overheersing die tot in de negentiende eeuw zou duren. Gelukkig ondervonden de Serviërs aanvankelijk geen hinder wat de belijdenis van hun geloof betreft. Integendeel, de kerk zou de behoeder van de Slavische cultuur en een katalysator van een nationaal Servisch bewustzijn worden. Dit alles verklaart waarom, ondanks de heerschappij van de Ottomanen, in deze periode tal van kerkzangers hun stempel hebben kunnen drukken op de liturgische gezangen. Enerzijds hebben in de veertiende en de vijftiende eeuw (zeker na de val van Konstantinopel in het jaar 1453) bekende Byzantijnse hymnografen in Servië verbleven, waarvan de bekendste zijn: Ioakeim Monachos
(in het Servisch Joakim Monah), Manuel Chrysaphes (Manuil Hrisafis) en David Raidestinos (Redestinos); ze waren er actief als koormeesters en componeerden nieuwe hymnen, zowel in het Grieks als in het Kerkslavisch. Anderzijds duiken in dezelfde periode ook de eerste namen van Servische hymnografen op in middels Byzantijnse neumen genoteerde muziekhandschriften: Kir Stefan Srbin (Heer Stefan de Serviër), Jeromonah Isaija Srbin (Hiëromonnik Jesaja de Serviër) en Nikola Srbin (Nikolaas de Serviër). Over hun leven en werk is echter weinig bekend. Kopieën van Servische handschriften ontstonden tussen de zestiende en de achttiende eeuw, vooral in het Athosklooster Hilandar. Vanaf de zeventiende eeuw geraakte het Ottomaanse Rijk in verval en brak een tijd aan van wanorde en onzekerheid. De vrijheidsidee begon bij de onderdrukte Zuid-Slavische volkeren veld te winnen, wat tot oproer en bloedige onderdrukking zou leiden. Het werd een tijd van ellende en gruwelen, dit tot diep in de negentiende eeuw, toen ze eindelijk van het Ottomaanse juk werden bevrijd. Buitenlandse invloeden Nadat de Turken in 1683 in Wenen waren verslagen, verhuisde de Servische patriarch samen met 37.000 families naar Sremski Karlovci, een gebied aan de oevers van de Donau, een onderdeel van het Habsburgse keizerrijk. Hierdoor kende de Servisch-orthodoxe kerk een nieuw elan. De uitgeweken Serviërs kwamen niet enkel in contact met het Europese rationalisme en de Verlichting, maar ook met de Russische religieuze centra, en vooral met Kiëv. Als gevolg hiervan ondervond de Servische kerkmuziek de invloed van de Russisch-Oekraïense kerkmuziek, wat zou leiden tot de zogenaamde Zang van Karlovci (verwijzend naar de zetel van het patriarchaat), een zangtraditie die vandaag nog steeds levendig is, maar waarover vreemd genoeg nog maar
weinig bekend is. In de eerste helft van de negentiende eeuw zou de kerkmuziek langzamerhand overgeschreven worden in het westerse notenschrift en in talrijke handschriften en drukken vastgelegd worden. Parallel aan deze evolutie werd rond 1830 de westerse meerstemmigheid ingevoerd, uiteraard in de eerste plaats in het gebied van Sremski Karlovci. Invloeden die hiertoe hebben geleid, moeten we enerzijds zoeken in het westerse muziekleven dat de uitgeweken Serviërs goed kenden, en anderzijds in de muziek van de Russisch-orthodoxe kerk die toen volledig op westerse leest was geschoeid. In de jaren 1830 ontstonden de eerste kerkkoren die aanvankelijk op zon- en feestdagen werken van Russische componisten uitvoerden. Maar ook niet-orthodoxe componisten zoals de Weense kapelmeesters Gottfried von Preyer en Benedikt Randhartinger schreven koormuziek voor de Servische liturgie. In 1846 was er vanuit het Oecumenisch Patriarchaat van Konstantinopel echter luid protest te horen tegen deze evolutie: de Serviërs werden aangemaand terug te keren naar de traditie van eenstemmige, Byzantijnse gezangen. Net als in Rusland ontstond er in de tweede helft van de negentiende eeuw ook in Servië een beweging die enigszins wilde terugkeren naar de eigen wortels. Een van de boegbeelden, Kornelije Stankovic, schreef oude melodieën uit de mondelinge overlevering neer en harmoniseerde ze vervolgens voor vier stemmen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog zouden talrijke Servische componisten dergelijke liturgische koormuziek schrijven, waarbij ze meestal de traditionele melodieën bewaarden; de belangrijkste figuur onder hen is ongetwijfeld Stevan Mokranjac. De situatie vandaag Na de val van het communisme in de jaren tachtig kunnen we de situatie van de Servische liturgische muziek als volgt
samenvatten. In de meeste kerken en seminaries wordt meerstemmig gezongen, naar de gedrukte uitgaven van onder meer Mokranjac. In grote kerken en kathedralen weerklinkt vaak negentiende-eeuwse, westers geïnspireerde kerkmuziek, onder meer van Russische componisten. In de kloosters en in enkele kleine kerken daarentegen weerklinken nog de oude, Servisch-Byzantijnse, mondeling overgeleverde gezangen: een eeuwenoude, rijke traditie die hopelijk nooit verloren gaat… Het programma van dit concert Divna Ljubojevic is van kindsbeen af vertrouwd met de grote traditie van de Servische liturgische muziek en blijft deze verder bestuderen via Melodi, de benaming voor zowel haar koor als voor een Studio voor Gewijde Muziek. Het interessante van dit concert is dan ook dat ze ons een overzicht van de Servische liturgische muziek voorstelt. Zo horen we zuiver Byzantijnse gezangen in het Grieks (‘Christus is verrezen’ en ‘Komt, alle volkeren’) of in het Kerkslavisch (‘Toen Gabriël het 'Verheug u' sprak’); soms zijn deze meerstemmig gearrangeerd door Divna Ljubojevic zelf, zoals de ‘Stichera van Pasen’ en ‘Gezegend zijt Gij, Heer’. Daarnaast vertolkt ze typische Servisch-Byzantijnse hymnen (‘God met ons’). Zelfs wanneer ze de oude gezangen arrangeert, weet ze steeds de juiste sfeer van de hymnen te behouden. Maar ook Russisch-orthodoxe composities staan op het programma, zoals het traditionele ‘Moeder Gods en Maagd’, de negentiendeeeuwse hymne uit de ‘Canon ter ere van de Moeder Gods’ van de hand van Pavel Tsjesnokov (1877-1944) of de Cherubijnenzang van Maxim E. Kovalevski, een van de grote twintigste-eeuwse kerkmusici uit de Russische emigratie in Parijs. Het programma eindigt met het ‘Kyrie eleison’ uit het Griekse klooster van Ormilia (in de buurt van de Athosberg) dat bij orthodoxen zeer geliefd is. Hiermee is nogmaals duidelijk hoezeer de tradities van de orthodoxe liturgische gezangen nog steeds levend zijn.
Inhoud en situering van de liturgische gezangen
Gavrilu vjescavsu (Toen Gabriël het 'Verheug u' sprak) Vespers op zaterdagavond Toen de aartsengel Gabriël tot Maria het ‘Verheug u’ sprak, nam de heilsgeschiedenis een belangrijke wending: de Schepper van het heelal werd mens om de gelovigen te verlossen. Aldus luidt deze hymne, die op zaterdagavond tijdens de vespers wordt gezongen; liturgisch gezien begint met deze vesperdienst reeds de zondag, de dag van de verrijzenis.
Divna Ljubojevic
Plotiju usnuv (Toen Gij naar het vlees waart ontslapen) Metten van Pasen Pasen is voor de orthodoxen het Feest der Feesten. In deze hymne, die naar het einde toe van de Paasmetten wordt gezongen, wordt de nadruk gelegd op het feit dat Christus is verrezen nadat Hij Adam, de eerste mens, tot leven heeft gewekt. Aldus raakt Zijn verrijzenis de hele heilsgeschiedenis. Pashalne stihire (Stichera van Pasen) Metten van Pasen Op het einde van de Paasmetten worden een vijftal hymnen gezongen (‘stichera’ genaamd) die de onuitsprekelijke vreugde van de christen bij het aanschouwen van Christus' verrijzenis uitdrukken. Ze eindigen met de woorden: "Dag der opstanding! Laten we lichtstralend worden door de plechtigheid; laten we elkaar omhelzen; laten we alles vergeven omwille van de opstanding en roepen: Christus is verrezen!"
Hristos anesti (Christus is verrezen) Paasfeest Doorheen de Paasnacht, en ook nog tijdens de ganse Paastijd, weerklinkt steeds opnieuw deze hymne van vreugde om het nieuwe leven: "Christus is verrezen uit de doden, door Zijn dood overwon Hij de dood, en schonk terug het leven aan hen in het graf." Blagosloven jesi Gospodi (Gezegend zijt Gij, Heer) Metten op zondag Tijdens de metten op zondag zingt het koor de zogenaamde Opstandingstroparia: ze verhalen hoe de vrouwen bij het Graf kwamen en zagen dat dat leeg was, en hoe een engel tot hen sprak:"Waarom zoekt ge de levende onder de doden? God is immers uit het graf opgestaan." Les Sages de l’Est (Toen de Wijzen uit het Oosten) Litie van Kerstdag Het tweede grote feest van het kerkelijke jaar is natuurlijk Kerstdag, waarop Christus' geboorte wordt gevierd. Deze hymne wordt tijdens de zogenaamde ‘Litie’ gezongen, een klein ritueel waarbij brood, tarwe, olie en wijn worden gezegend. Ze vertelt hoe de Wijzen uit het Oosten kostbare geschenken brengen voor Christus, "de op aarde geboren hemelse Koning".
S nami Bog (God met ons) Completen van Kerstdag Een van de grote momenten tijdens de Kerstliturgie is dat waarop het koor tijdens de completen zingt: "God is met ons: erkent het, o volkeren, en onderwerpt u. Want God is met ons". Tussen de profetische woorden van Jesaja die de komst van Christus aankondigt, weerklinkt telkens het refrein "God is met ons." Uit de Canon ter ere van de Moeder Gods Het hymnografische genre van de canon is een van de hoogtepunten van de Byzantijnse kerkelijke dichtkunst. Het is een uitgebreid gedicht dat uit negen delen bestaat, die respectievelijk op negen bijbelse kantieken zijn gebaseerd. We horen hier een uittreksel uit de Canon ter ere van Maria, de Moeder van God. Bogorodice djevo (Moeder Gods en Maagd) Vespers Het orthodoxe Ave Maria wordt tegen het einde van de Vespers gezongen. Polyeleos Metten op zondag Een plechtig moment in de metten op zondag is het feestelijke gezang "Looft de naam des Heren", dat met de Griekse term ‘Polyeleos’ (veel erbarmen) wordt aangeduid; het heet zo, omdat het woord ‘erbarmen’ in deze hymne steeds opnieuw terugkeert en de kern vormt van de Psalmen 134 en 135 waarop ze gebaseerd is. Na elk vers weerklinkt het Alleluia.
Vozbranoj vojevodje (Aanvoerster in de strijd) Feest van Maria-Boodschap Deze centrale hymne van het Feest van Maria-Boodschap is een danklied aan de Moeder Gods. Ze wordt vergeleken met een aanvoerster in de strijd die de onoverwinnelijke macht bezit om de gelovige uit alle nood te verlossen. Defte lai (Komt, alle volkeren) Feest van Maria-Boodschap Hier worden de volkeren aangespoord om God te bezingen, die in het Oude Testament Zijn volk heeft bevrijd uit de Egyptische slavernij door de Rode Zee te splitsen. Heruvimska Pesma (Cherubijnenzang) Goddelijke Liturgie Het tweede deel van de Goddelijke Liturgie - zo wordt de eucharistieviering in de orthodoxe kerk genoemd - begint met een grote processie, waarbij de offergaven van het zijaltaar naar het hoofdaltaar worden gebracht. Tijdens deze zogenaamde Grote Intocht wordt op plechtige wijze de Cherubijnenhymne gezongen, die begint met de woorden: "Wij die de Cherubijnen verzinnebeelden." Op dit liturgische ogenblik identificeren de gelovigen zich inderdaad op mystieke wijze met de engelen: hemel en aarde worden met elkaar verbonden om het grootse mysterie van Gods offer te vieren.
Kyrie eleison In alle liturgische diensten van de orthodoxe kerk weerklinkt steeds opnieuw het Kyrie eleison. Eigenlijk vormt het de kern van elke liturgische viering, in welke christelijke traditie ook, en is het - samen met het Onze Vader - een universeel christelijk gebed.
Divna Ljubojevic Divna Ljubojevic werd geboren in Belgrado in 1970 en studeerde aan de Muziekacademie van Novi Sad. Als kind werd Divna geïnitieerd in religieuze zang in het Vavedenje Klooster (Klooster van de Heilige Maagd Presentatie). De orthodoxe zusters van dit klooster cultiveren een unieke stijl die geïnspireerd is op de zangtraditie van het theologisch seminarie van Sremski Karlovci en traditionele Russische gezangen. Als koorleider debuteerde Ljubojevic in 1988 met het Mokranjac Koor waarmee ze talrijke concerten gaf in Joegoslavië en daarbuiten. Van 1989 tot 1991 was ze de jongste koorleider uit de geschiedenis van de Vereniging van Eerste Solisten van Belgrado, opgericht in 1853. In tien jaar tijd verwierf Divna Ljubojevic ruime bekendheid als muziekpedagoge en sleepte prijzen in de wacht van regionale en nationale wedstrijden in Joegoslavië. Ze richtte een koor op in Parijs en leidde concerten met Slavische en Griekse sacrale muziek in Parijs, Senlis en Brussel. Sedert juli 1998 geeft zij lessen individuele zang en koorzang aan de zomermuziekacademie van Amiens. Haar meesterschap inzake sacrale zang verwierf bekendheid bij het publiek met de cd ‘Zivonosni Istocnik’ (Levende bron) die opgenomen werd in het Klooster van de Heilige Maagd Presentatie in 2000. De Koorstudio Sacrale Muziek Melodi, die ze in 1991 oprichtte, staat centraal in haar artistieke bedrijvigheid.
Melodi
Koor en Studio Sacrale Muziek Melodi Melodi is het meervoud van ‘mélod’, een term die een koorlid met melodieuze stem aanduidt, afgeleid van de naam van de beschermheilige van het koor, Roman le Mélode, een belangrijke dichter uit de Byzantijnse kerk. Het koor Melodi werd opgericht in 1991 in het Klooster van de Heilige Maagd Presentatie (Vavedenje) in Belgrado. In complete bezetting telt het vijfentwintig koorleden. Het repertoire omvat heilige orthodoxe gezongen, beginnend vanaf de meest archaïsche werken - gezangen voor eenstemmige Byzantijnse, Servische, Bulgaarse en Russische koren - over de eerste polyfone gezangen tot werken van hedendaagse componisten. Naast de uitvoering van liturgische gezangen tijdens diensten van de orthodoxe kerk, wat het koor als haar belangrijkste taak beschouwt, gaf Melodi meer dan zeventig concerten gedurende de laatste tien jaar en nam twee cd’s op: ‘Axion Estin’ en ‘Zivonosni Istocnik’. Beide opnames ontvingen talrijke prijzen en zorgden voor radio- en televisie-opnames. Twee recente internationale projecten van Melodi overschrijden het oorspronkelijk basiskader van het koor: de uitvoering van de ‘Petite Messe Solennelle’ van Gioacchino Rossini samen met de solisten van de Opera van Bazel en de barokopera ‘Dido and Aeneas’ van Henry Purcell in samenwerking met de Early Music Studio en eminente Britse solisten.