‘Meedoen met Speelnatuur in Noord-Holland’
‘Meedoen met Speelnatuur in Noord-Holland’ Een verkennend onderzoek van bestuurlijke instrumenten om de ontwikkeling van Speelnatuur te stimuleren in gemeenten in Noord-Holland.
Rotterdam, april 2011
Natuurspeeltuin de Speeldernis
Meedoen met speelnatuur in NH 1. Toelichting op het project 2. Speelnatuur 2.1
Wat is speelnatuur?
2.1
Speelnatuur en NME
3. Inventarisatie 3.1. Inventarisatie bij gemeenten 3.1.1 Bestaande speelnatuur in Noord-Holland 3.1.2 Verankering speelnatuur in beleid 3.1.3. Inventarisatie nieuwe speelnatuur 3.1.4 3.2. 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Conclusies inventarisatie bij gemeenten Inventarisatie van mogelijke partners in NH en landelijk Relevante organisaties Resultaten Conclusie
3.3 3.3.1
Inventarisatie van behoeften aan ondersteuning bij gemeenten en organisaties Conclusies
3.4. 3.4.1 3.4.2
Algemene conclusies Het verhaal blijven vertellen Netwerk
3.5
Aanbevelingen
4. Randvoorwaarden 4.1
Ruimtelijke randvoorwaarden
4.2
Sociale randvoorwaarden
4.3
Financiële randvoorwaarden
4.4
Beleidsmatige randvoorwaarden
4.5
Communicatie
4.6
Algemene conclusies en aanbevelingen
4.7
Aanbevelingen
5. Pilot – leren van goede voorbelden Literatuurlijst Colofon Bijlagen
1.
Toelichting op het project
Doel van ‘Meedoen met Speelnatuur in Noord-Holland’ is het verkennen van bestuurlijke instrumenten om de ontwikkeling van Speelnatuur te stimuleren in gemeenten in Noord-Holland. Voor dit project heeft de Speeldernis subsidie gekregen van de provincie Noord-Holland in het kader van de inmiddels opgeheven SMO-regeling (stimulering maatschappelijke ontwikkeling). Co-financiering is gegeven door het Programmabureau NME (van Agentschap NL) als onderzoek in de definitiefase van een nme-arrangement. Deze verkenning van algemene bestuurlijke instrumenten is daarmee gekoppeld aan een verkenning naar het specifieke instrument NME. NME kan worden ingezet om de ontwikkeling van speelnatuur te stimuleren, om de potenties van speelnatuur beter te benutten en voor duurzame verankering van speelnatuur. De ervaringen op de Speeldernis laten zien dat speelnatuur veel potentie heeft voor een vanzelfsprekende toepassing van NME. In de pedagogische visie van de natuurspeeltuin staat het ervaren en leren van en met de natuur centraal. Sinds 2011 werkt de speeltuin heel concreet aan de ontwikkeling en het aanbieden van NME aan scholen in de buurt . Dit is een succesvolle aanpak. De resultaten uit het onderzoek ‘Meedoen met Speelnatuur in Noord-Holland’ bieden de provincie inzicht in mogelijkheden voor het structureler ondersteunen van en kwaliteitsborging bij de ontwikkeling van speelnatuur binnen de bebouwde kom in de gemeenten in Noord-Holland. De rol van de provincie als structurele facilitator en kennismakelaar krijgt daarmee concrete invulling. De provincies Gelderland en Overijssel hebben ook een ondersteunende rol bij het stimuleren van van speelnatuur in hun gebied, vanuit het beleidsterrein klimaat resp. groen. De koppeling van speelnatuur en NME is op provinciaal niveau nieuw en zeer gewenst. De provincie NoordHolland zal daarmee een voorbeeld voor andere provincies zijn.
2.
Speelnatuur
2.1 Wat is speelnatuur? Speelnatuur is niet zomaar een opwaardering van een plek. Speelnatuur is ook niet de vervanger van alles wat tot nu toe onder de noemer buitenspelen bestaat. Speelnatuur is een bijzondere aanvulling op het stedelijk aanbod van speel- en sportmogelijkheden in de openbare ruimte. Speelnatuur moet een weloverwogen en bewuste keuze zijn. Een natuurspeelplek in de stad moet breed gedragen worden. Het is maatwerk - elk project is anders, afhankelijk van de medespelers en de bijzonderheden van de locatie. Het is geen ‘kant en klaar’ product uit een catalogus, maar vraagt op een aantal niveaus draagvlak en ondersteuning. Speelnatuur is een omgeving die natuurlijke materialen en vormen en inheemse beplanting combineert met creatief vormgegeven reliëf, met het doel een complex samenspel van natuurlijke en inrichtingselementen te creëren dat kinderen uitdaagt en hen fascineert en, terwijl zij spelen, leert over de wonderen en subtiliteiten van de natuurlijke wereld. Goed toegankelijke speelnatuur biedt een prachtige omgeving voor buitenspel en voor leren. De exploratieve aspecten van het vrije spel (het “associatief verkennen”) komen het best tot uiting in een fysieke omgeving met veel variatie in ruimten en in spelmogelijkheden. Speelnatuur biedt veel. Bij speelnatuur gaat het direct over een gezonde leefwijze, natuurbeleving, mogelijkheid tot vrij spel, verantwoord risico’s leren nemen, etc. Indirect gaat het over het blijven binden van gezinnen aan de woonomgeving, diversiteit aanbieden in de leefomgeving, ecologie in de omgeving en op een integrale, concrete manier werken aan de toekomst. Daarmee worden met één instrument veel verschillende beleidsdoelen geraakt. Dit is bestuurlijk gezien een enorme kracht van deze plekken maar meteen ook een grote valkuil – het is niet duidelijk waar het beleidsmatig vanzelfsprekend ‘thuis’ hoort en wie er voor verantwoordelijk is. Speelnatuur is zelden in een beleidskader verankerd en de realisatie hangt vaak af van enkele betrokkenen. Het benutten van de kansen die speelnatuur biedt aan de verschillende beleidsdoelen vraagt om samenwerking en eenduidige agendering. Lokaal kan speelnatuur het beste worden verankerd in het groen- en speelruimtebeleid en zijn aanspreekpunten nodig met expertise. Uit de inventarisatie in Noord-Holland blijkt dat inmiddels veel gemeenten met het fenomeen speelnatuur bekend zijn en graag iets willen met de potenties die het de gemeente biedt . 2.2 Speelnatuur en NME Het ervaren van natuur is de basis voor NME. Speelnatuur, mits het kwaliteit heeft, biedt bij uitstek de mogelijkheid om natuur te ervaren en spelenderwijs dat onuitwisbare NME-fundament te vormen. Andersom krijgen speelnatuurplekken flink meerwaarde door ze voor NME-doelstellingen te gebruiken. Alle fasen van speelnatuur, van ontwerp en aanleg tot gebruik en beheer, zijn voor de NME doelstellingen te gebruiken. In een vorm die kinderen en begeleiders aanspreekt en die tastbaar is. NME moet aansluiten bij de leefwereld van de doelgroep en streeft ernaar diens leefwereld te verruimen: ervaren en beleven staan centraal. NME richt zich op hart, hoofd én handen. Het stimuleert het ‘actorschap’ en brengt een proces van bewustwording op gang: het ervaren van de mogelijkheid en invloed van eigen keuzes op de leefomgeving. Zo dragen speelnatuur in combinatie met NME op lange termijn bij aan draagvlak voor milieu- en natuurbeleid. De natuur in speelnatuur ontwikkelt zich in de tijd en geeft tegelijk ook cyclische ervaringen van de seizoenen.
foto’s: NME op de Speeldernis
Het werken met arrangementen betekent samenwerken in slimme coalities van bestuurders, eindgebruikers, aanbieders en vernieuwers om vormen van NME te ontwikkelen die bijdragen aan duurzame verankering van speelnatuur in gemeentes. Deze verankering is niet alleen fysiek maar juist ook gericht op samenwerkingsvormen die zich vervolgens in verschillende deelaspecten rond het gebruik van speelnatuur kan uiten.
3.
Inventarisatie
Veel gemeenten, organisaties en burgers willen speelnatuur bieden, maar kunnen de stap van inspiratie naar realisatie niet (succesvol) zetten. Behoeften en noodzaak blijken o.m. uit het rapport ‘Groen opgroeien’ (Raad voor het Landelijk Gebied), het RMNO-advies ‘Natuur en gezondheid’, het Alterra rapport “Natuurspeelruimte in de stad” en uit de prioritaire thema’s binnen het VNG-netwerkChildfriendlyCities. Basis van het project “Meedoen met speelnatuur in Noord-Holland” is dan ook een inventarisatie om al bestaande locaties en de daadwerkelijke behoefte aan kennis, instrumenten en voorbeelden bij de Noordhollandse gemeentes in kaart te brengen. Methode Er zijn diverse gesprekken gevoerd met gemeenten, is er een internet-search-actie gehouden en er is een online enquête afgenomen. Op vrijdag 25 februari zijn er twee parallelle bijeenkomsten geweest in het provinciehuis te Haarlem. De provincie Noord-Holland en het VNG-netwerk Childfriendly Cities hebben samen met de Speeldernis en GDO een samenhangend programma geboden aan bestuurders en medewerkers rond “jeugd en ruimte” (bestuurders) en speelnatuur en NME (medewerkers). De ervaringen en input van deze bijeenkomsten zijn verwerkt in deze inventarisatie. De resultaten van de enquête en de verslagen van de bijeenkomsten staan in de bijlagen.
foto’s: Woeste Westen Amsterdam
3.1
Inventarisatie bij gemeenten
3.1.1 Bestaande speelnatuur in Noord-Holland Als kinderen, ouders, BSO-instellingen of scholen gebruik willen maken van speelnatuur in de omgeving, hoe zoeken en vinden ze die dan? Op dit moment lijkt het eerder een geheim, iets voor ingewijden. Hoe vind je die plekken waar je met de natuur mag spelen, waar je de verbondenheid met de levende omgeving kan laten groeien en je je kunt verwonderen over de seizoenen? Onlangs is het landelijk netwerk Springzaad begonnen met een landelijke overzichtskaart voor speelnatuurplekken op www.springzaad.nl. De website van Springzaad beschrijft (voorjaar 2011) in Noord-Holland: - Amstelveen, Natuurspeelplaats Marne - Amsterdam, Bosspeelplek Eendrachtspark stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer, - Amsterdam, Natuurspeeltuin Plan West - Amsterdam, Het Woeste Westen - Assendelft, Jenaplanschool De Bijenkorf - Castricum, Speelbos Noord-Hollands Duinreservaat - Schoorl, Speelbos Zandspoor
Daarnaast zijn er speelnatuurplekken buiten de stad te vinden bij de grotere beheerders zoals staatsbosbeheer, pwn, natuurmonumenten e.a. Natuurlijk zijn ook de Noord-Hollandse duin en strandlocaties waar kinderen de natuur kunnen beleven en er over kunnen leren. Vanuit de gemeente Amsterdam zijn de volgende locaties genoemd (zonder daarbij uitputtend te zijn, het beheer ligt namelijk primair bij de stadsdelen): - Het Woeste Westen, stadsdeel Westerpark, struin en ontdeknatuur - Jeugdland, stadsdeel Oost, combinatie met kinderboerderij - Park Franckendael, stadsdeel oost - Natuurspeeltuin Plan West - Sloterpark, - Noorderpark - Middenmeer, stadsdeel oost - Vondelpark, stadsdeel zuid - Rembrandtpark, stadsdeel nieuw west
website springzaad
Uit de enquête komen nog volgende locaties naar voren: - Dijkgatsbos in Wieringermeer (van Staatsbosbeheer), - Medemblik geeft aan dat er diverse parkjes zijn waar kinderen hutten bouwen, - Haarlem heeft een locatie nabij een begraafplaats, natuurspeelplaats ‘t Kleverwoud 3.1.2 Verankering speelnatuur in beleid Van de 15 gemeenten die in het onderzoek aangeven dat er speelbeleid is, is bij 3 gemeenten speelnatuur expliciet daarin opgenomen is. In de nieuwe (concept) speelvisie van de gemeente Alkmaar is expliciet aandacht voor speelnatuur. In andere gemeenten is er soms wel sprake van speelbeleid, vooral gericht op formele locaties en soms als onderdeel van het jeugdbeleid. Overigens was er ook een reactie (uit de gemeente Harenkarspel) waarin aangegeven wordt dat je best mogelijk-
heden voor (bijna) speelnatuur kunt hebben, zonder dat dit opgenomen is in beleid rond wonen, spelen, nme en/ of groen. Van de 17 gemeenten die aangeven groenbeleid te hebben, hebben er 2 (Heerhugowaard en Naarden) speelnatuur als onderdeel daarvan. Van de 8 gemeenten met een beleidsvisie rond natuur- en milieueducatie (NME) wordt alleen vanuit het NMEcentrum Schagen aangegeven dat speelnatuur daar onderdeel vanuit maakt. Geen van de gemeenten in het onderzoek heeft beleid geformuleerd rondom het vergroenen van schoolpleinen.
spelen in de duinen / Jan Wolkers Tuin
3.1.3 Inventarisatie nieuwe speelnatuur Uit het onderzoek blijkt in ieder geval dat er gewerkt en gedacht wordt aan (vormen van) speelnatuur voor 2011 in de gemeenten Amsterdam, Heemstede, Haarlem, Heemskerk, Langedijk, Heerhugowaard, Uithoorn, Opmeer, Zaanstad. Verder werkt Staatsbosbeheer aan speelbossen bij Diemen/Amsterdam, op Texel, en in Schoorl. Een aantal gemeenten geeft aan dat er nu geen concrete plannen zijn maar dat er wel behoefte bestaat aan speelnatuur. Dat is bijvoorbeeld aangegeven vanuit Naarden en Zandvoort en een aantal NME-centra . Ook de grotere terreinbeheerders (zoals Natuurmonumenten) blijken na te denken en te werken aan nieuwe plekken. Een aantal betrokkenen geeft aan dat de noodzaak in de gemeente wellicht wat minder is door bijzondere omstandigheden als de aanwezigheid van het strand, of een karakter als groene plattelandsgemeente nabij natuurgebieden. Ook de beperkte financiële middelen, en de bezuiniging die er mee samenhangt, wordt als reden gegeven voor andere keuzes.
3.1.4 Conclusies Uit de inventarisatie komt naar voren dat er bij verschillende gemeentes behoefte bestaat aan speelnatuur. Op verschillende niveaus zijn er allerlei initiatieven. Er lijkt echter geen gesprek te zijn tussen de verschillende initiatieven; er kan geleerd worden van elkaar en men zou desgewenst aanvullend op elkaar kunnen zijn. Sterker nog: hier zou het goed zijn initiatieven aan elkaar te koppelen om krachten te bundelen en gerichter te kunnen ontwikkelen. Zowel voor beleidsmakers als voor gebruikers is het moeilijk goed op de hoogte te zijn van wat gebeurt rond speelnatuur en waar reeds gerealiseerde plekken te vinden zijn, om te bezoeken en ervaringen mee uit te wisselen. Dat laatste zou het voor een gezin, school of buitenschoolse opvang, scouting en anderen eenvoudig maken om een kijkje elders te nemen (dagrecreatie, schoolreisje of voor opvang in de vakantie). Ook in dit onderzoek zal ongetwijfeld nog een en ander gemist zijn. Evenmin is er inzicht in of overzicht van activiteiten die, naast het vrije spel, als natuur- en milieu-educatie te doen zijn op de verschillende locaties. Vaak wordt het maken van speelnatuur als een grotere, aparte opgave gezien door de gemeenten. Terwijl ook op een creatieve manier dicht bij de woningen en scholen een natuurleerplek gemaakt kan worden. Het hoeft niet groot te zijn, ook een plantsoen met een paar struiken kunnen kinderen gebruiken om te spelen met de natuur. In deze tijd kan een terrein dat, vanwege stagnerende bouw, braakligt ook (tijdelijk) dienst kunnen doen als speelnatuur. Een gemeente kan ook besluiten het mogelijk te maken dat in bestaand groen gespeeld mag worden zonder dat speelnatuur expliciet is opgenomen in beleid rond wonen, spelen, nme en/of groen. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met het beheer van de plek en de beheerders van het openbaar groen. Teleurstelling ligt anders makkelijk op de loer. In de gemeente Amsterdam, waar relatief veel aandacht voor speelnatuur is, is gebleken dat het blijven herhalen van het belang van speelnatuur belangrijk is. Ook bij andere gemeenten kwam veelvuldig aan de orde dat het belang van groen in de woonomgeving als informele speelplek in het algemeen, en als speelnatuur in het bijzonder, nog niet zo scherp op het netvlies staat bij bestuurders en gemeenteraden. Gezien bovenstaande bevindingen is het niet zo vreemd dat speelnatuur in de inventarisatie onder gemeentes slechts een enkele keer als apart onderwerp in een (toekomstig) beleidsvisie genoemd is. Kortom: er is geen samenhangend beleid voor plekken waar kinderen vrij met de natuur (zand, takken, aarde) kunnen spelen en die op een goede (stedenbouwkundige en sociale) plek liggen. Het onderwerp raakt aan natuuren milieu educatie, groenbeleid, speelbeleid, woonbeleid, gezondheidsbeleid etc. en is daarover nu versnipperd terug te vinden. 3.2.
Inventarisatie van mogelijke partners in NH en landelijk
3.2.1 Relevante organisaties Veel organisaties erkennen speelnatuur ale een relevant onderwerp. Al geldt ook hier dat het niet als afzonderlijk beleidsonderwerp benoemd lijkt te zijn. In het kader van dit onderzoek is er contact geweest met vertegenwoordigers van onder andere: Landschap NH, Jantje Beton, Springzaad, Scouting, ANWB, pwn, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Natuursprong, GGD Kennemerland, IVN, zelfstandige nme-centra, Gemeenten voor duurzame ontwikkeling (GDO), ChildFriendlyCities/VNG, Ymere, groene kenniscooperatie, InHolland. Er zijn uitgebreidere gesprekken gevoerd met de volgende organisaties over hun (mogelijke) rol: GDO – gemeenten voor duurzame ontwikkeling IPO – interprovinciaal overleg Childfriendly city IVN Springzaad
3.2.2 Resultaten Alle organisaties met wie gesproken is tijdens de inventarisatiefase van dit project erkennen dat speelnatuur, natuurspelen, ‘het recht op vies worden’ en dergelijke in opkomst zijn. Het is een herkenbare vraag van een flinke groep ouders en kinderen in Nederland, en ook in Noord-Holland. Bij een aantal gemeenten heeft die agendering vanuit de bewoners al geleid tot concrete initiatieven. De voorbeelden van onder meer Het Woeste Westen (Amsterdam) en speelbos PWN/Castricum zijn hiervoor al genoemd. De toenemende aandacht wordt ook erkend door organisaties als IVN (campagne Scharrelkids) en heeft geleid tot het ontstaan van Natuursprong (opgericht door Jantje Beton, Staatsbosbeheer, NISB, en GDO). Ook een organisatie als de ANWB ziet dat ‘in het groen verblijven’ belangrijk is. De ANWB wil mooie parken helpen ontstaan, waar ook (maar niet alleen als onderdeel van een project) ruimte is voor kinderen. Zij richten zich daarmee breder op groen in de directe leefomgeving. Het bestuurdersnetwerk van Child Friendly Cities (CFC) richt zich nog breder op kindvriendelijke gemeentes. Spelen, en dus ook natuurspelen, is daarin een onmiskenbaar onderdeel. De VNG/ CFC was daardoor meteen bereid een netwerkbijeenkomst mee te organiseren en financieren. Deze heeft op 25 februari 2011 plaatsgevonden, met de provincie als gastheer. Zowel Scouting als het netwerk Springzaad zijn al lang bezig kinderen op een speelse manier in aanraking brengen - en daardoor leren over - natuur en de natuurlijke omgeving. Deze organisaties springen er in die zin uit dat spelen met natuur en in de natuur in de kern van de organisatiedoelen zit. Organisaties als het Landschap NH, SBB en waterbedrijf PWN onderschrijven het belang van het binden van ook kinderen aan de natuur in Noord-Holland. Speelnatuur kan daarvoor een goed middel zijn. Opgemerkt moet worden dat ‘de groene organisaties’ sinds het aantreden van het nieuwe kabinet in zwaar financieel weer zijn gekomen, wat de aandacht makkelijk naar binnen richt. Desondanks was bij de gesprekspartners helder dat het inspelen op de maatschappelijke vraag naar natuurbeleving nuttig zou kunnen zijn. Het viel op dat het voortouw nemen en investeren echter een stuk lastiger is geworden. Het netwerk GDO is een bestuurlijk netwerk dat zich inzet om vooral burgers te betrekken bij duurzame ontwikkelingen. De huidige GDO-leden zijn gezamenlijk eigenaar van de grootste lokale NME-centra in Nederland en daarmee tevens één van de belangrijkste spelers in de lokale uitvoering. Zij richten zich daarmee in den brede op duurzaamheidscommunicatie (als nieuwe term voor NME). Speelnatuur is daarbij een item als onderdeel van het speerpunt groen. Hierbij kunnen de NME-instrumenten verbonden worden met en ondersteunend zijn aan andere beleidsdoelen. 3.2.3 Conclusies Bij de volgende organisaties en initiatieven is er in beginne een positieve respons op ‘meedoen met speelnatuur in Noord-Holland’: Landschap NH, Jantje Beton, Scouting, ANWB, PWN, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Natuursprong, GGD Kennemerland, IVN, zelfstandige NME-centra, GDO, ChildFriendlyCities/VNG, Ymere, groene kenniscoöperatie, InHolland. Uiteraard heeft elke organisatie eigen afwegingen en belangen, maar de interesse voor het onderwerp van groene, speelbare buitenruimte voor kinderen wordt breed gedeeld. De ervaringen in deze organisaties zijn waardevol voor gemeenten die op zoek zijn naar het verbeteren van het aanbod. Een heel aantal organisaties zet inmiddels al in op natuurleer-/speelplekken. Ondersteuning door de regionale en lokale overheid lijkt een belangrijke impuls te kunnen zijn. Gemeenten zijn immers de beheerders en vormgevers van de openbare ruimte binnen het stedelijk gebied. Zij kunnen de kennis en ervaring van de diverse organisaties gebruiken bij projecten voor participatie, nme en speelnatuur . De betrokkenen werken graag samen met de overheid om projecten tot stand te brengen. De overheid/provincie kan op zijn minst de ontmoeting tussen organisaties en gemeenten (laten) faciliteren 3.3 Inventarisatie van behoeften aan ondersteuning bij gemeenten en organisaties 3.3.1 Behoeften bij gemeenten Uit de enquête die is uitgezet bij verschillende gemeentes in de provincie en bij de informatiebijeenkomsten over speelnatuur voor bestuurders en beleidsmedewerkers werd geïnventariseerd welke concrete problemen en behoeften er rond het onderwerp speelnatuur leven. Er is veel vraag naar praktische handvatten en ervaring met speelnatuur vanuit de organisaties die er mee willen gaan werken. Vragen als “hoe ga je om met veiligheid ?”, “hoe zorg je voor een goed gebruik van je ontwerp” en “hoe bereik je de potentiële gebruikers?” kwamen langs tijdens de gesprekken.
Uit de enquête bleek dat deze ondersteuningsbehoefte zich concreet richt op het volgende: • financiën • kennis over goed beheer • kennis over goede inrichting • samenwerking met NME organisatie • samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie • samenwerking met/participatie van bewoners bij de aanleg • samenwerking met/participatie van bewoners bij het beheer • geschikte locaties • het vinden van een geschikte beheerder • vragen rond veiligheid en regelgeving 3.3.2 Conclusies De conclusie is dat het delen van ervaringen op een breed front kan worden ingezet. Uit de gesprekken komt nog een andere conclusie naar voren, namelijk dat de praktische proceskennis wordt gemist. We vroegen naar aanvullingen op de kennis over een deelonderwerp, maar “hoe pak je dit nu aan”, welke stappen onderneem je en bijvoorbeeld “hoe bereik je draagvlak”, zijn minstens zo belangrijk. In de gesprekken zijn nog andere onderwerpen; als het agenderen van het onderwerp en het verkrijgen van draagvlak en het NME-aanbod bij speelnatuur, aan bod gekomen. Dit versterkt de conclusie dat het delen van ervaringen en vragen en het organiseren van kennisuitwisseling breed opgepakt kan worden en in een behoefte voorziet. Er is veel behoefte aan het verkrijgen van meer informatie door die groep die mogelijkheden ziet voor speelnatuur. Dat geldt niet voor alle gemeenten in Noord-Holland, maar nu lijkt het ook alsof de potentie niet (geheel) gebruikt wordt vanwege een gebrek aan kennis, ervaring en netwerk. In de inventarisatie valt het verschil op tussen de wens iets opgepakt te zien en de energie of mogelijkheid deze vorm te gaan geven. Een trekker ontbreekt. Gezien de insteek van de inventarisatie ligt het voor de hand de provincie als trekker te wensen. Want als speelnatuur iets is dat de provincie gezonder maakt, de natuurbeleving en bewustzijn bevordert, en oa een prettig woonklimaat schept dat ervoor zorgt dat gezinnen met kinderen in de stad blijven wonen, dan is een leidende rol hierin passend. De provincie heeft dat op die manier ook opgepakt in de stijlvolle organisatie van 25 februari 2011, hetgeen breed werd gewaardeerd. 3.4 Algemene conclusies inventarisatie De conclusies van de inventarisatie laten zich als volgt samenvatten: • het inzicht in het belang van speelnatuur mag nog zeker niet als vanzelfsprekend verondersteld worden; het is (nog) niet ontdekt als instrument voor behalen van de diverse doelstellingen, noch bij gemeenten noch bij organisaties • er zijn wel voldoende goede initiatieven om op voort te buwen • en: er is toenemende belangstelling voor het onderwerp • maar voor speelnatuur is op provinciaal niveau (nog) geen logische plek / trekker voor de uitwisseling van kennis en ervaringen, waar gemeenten bij terecht kunnen om na te gaan hoe ze te werk kunnen gaan • speelnatuur als een instrument voor meerdere beleidsdoelen in te zetten 3.4.1 Het verhaal blijven vertellen In de gevoerde gesprekken komt naar voren dat het inzicht in het belang van speelnatuur nog zeker niet vanzelf sprekend verondersteld mag worden. Spelen is belangrijk voor een gezonde ontwikkeling en leefwijze. Contact met de natuur is dat ook. Er zijn vele onderzoeken en publicaties die in gaan op het belang van buiten spelen, groen in de woonomgeving, natuurervaring en natuureducatie. Toch blijft het belangrijk telkens de meerwaarde van spelen, natuur en dus speelnatuur voor kinderen en de samenleving te blijven noemen. Bovendien kan het een groter beleidsgewicht krijgen. Beleid rond spelen of speelnatuur is vergelijkbaar met fietsbeleid. De noodzaak wordt door iedereen onderkend en niemand is ertegen, maar (auto)parkeerbeleid wordt vaak als belangrijker ervaren. Bij speelnatuur gaat het direct over een gezonde leefwijze, natuurbeleving, mogelijkheid tot vrij spel, risico’s leren nemen, etc. Indirect gaat het over het blijven binden van gezinnen aan de woonomgeving, diversiteit aanbieden in de leefomgeving, ecologie in de omgeving en op een integrale, concrete manier werken aan de toekomst.
Dat speelnatuur aldus meerdere beleidsterreinen bestrijkt, zou betekenen dat je met één instrument een scala aan doelen kunt realiseren of ondersteunen. Maar tegelijkertijd betekent het dat er tot nu toe er geen beleidsveld is waar het duidelijk thuis hoort. Er is dus ook geen portefeuille vanwaaruiter verantwoordelijkheid voor speelnatuur wordt genomen. Het jeugdbeleid heeft nauwelijks tot geen verbinding met ruimtelijk beleid (incl. groen en beheer). Deze beleidsvelden zijn vaak in verschillende organisatieonderdelen ondergebracht en bij verschillende bestuurders belegd. Hierbij merken we op dat aandacht voor het vrije spel met natuur, natuur- en milieu educatie zich richt op het voorkómen van problemen. En preventieve aandacht voor de 80% kinderen waar het goed mee gaat, komt helaas nauwelijks terug in beleidspraktijk. 3.4.2 Netwerk Naast het concreet werken aan locaties en passend NME-programma lijkt het elkaar stimuleren en kennis delen een belangrijke bron voor mensen om te blijven werken aan deze onderwerpen. Een netwerk waarin dat opgepakt wordt, zou erg goed kunnen functioneren. In de natuur- en milieu (NME)-termologie lijken twee noties wat onderbelicht te zijn: • de natuurbeleving zoals kinderen die ervaren terwijl zij spelen/zijn in speelnatuur is ook NME; het begint met genieten van en verwonderen om natuur, het proberen en bekijken ervan; • het participatieve proces om met kinderen te praten over toekomstige speelnatuur of het gebruik ervan; is ook een manier om hen bewust te laten worden van de natuurlijke omgeving. Op dit moment zijn de netwerken rond speelnatuur en die rond NME nog erg los van elkaar. Hierdoor wordt minder gebruik gemaakt van elkaars kennis, inzicht, vraagpunten en netwerken dan mogelijk is. Potenties blijven onbenut. Een netwerk waardoor er (meer) linking pins tussen speelnatuur en NME ontstaan en mensen in de verschillende groepen elkaar ontmoeten en stimuleren, zou grote kansen kunnen laten ontstaan. Kansen die ook interesssant zijn voor andere delen van het land. De verschillende kanten van speelnatuur (= de diverse betrokken beleidsterreinen) kunnen samen een groter effect hebben in het bereiken van draagvlak. We denken daarbij aan het koppelen van de belangen vanuit gezondheid (overgewicht bijvoorbeeld), de belangen van klimaat en natuur-, of liever nog duurzaamheideducatie, de belangen van het (buiten)spel voor de evenwichtige ontwikkeling van kinderen, de belangen van een groene woonomgeving etc. Draagvlak voor speelnatuur en NME kan door deze onderlinge koppeling en versterking groeien. In een tijd waarin heldere financiële keuzes gevraagd worden, is het belangrijk het belang van ontwikkelingen aan te geven, ook al zijn deze met relatief kleine middelen te bereiken.
3.5 Aanbevelingen Allereerst is het van belang meer en beter met elkaar te delen aan welke beleidsdoelen het spelen met de natuur bijdraagt, en ervaringen met het toepassen en beheren van speelnatuur uit te wisselen. Speelnatuur is een onderwerp dat makkelijk wel tussen wal en schip raakt doordat het meerdere beleidsvelden raakt. Het draagt bij aan bijvoorbeeld gezondheidsbeleid, jeugdbeleid, en natuur- en milieueducatie en heeft te maken met stedenbouw en groenbeleid en -beheer. De rol van de gemeente is daarin cruciaal. De gemeente is niet alleen eigenaar en beheerder van de openbare ruimte waarin speelnatuur gerealiseerd wordt, zij is moet vooral de rol als regisseur voor integraal beleid oppakken. De gemeente moet zich van de functie bewust worden er daarin inhoudelijk en procesmatig ondersteund worden. Communicatie is nodig om binnen gemeentes en gemeenschappen de potentie van speelnatuur te onderkennen en te gaan verzilveren. Praktisch betekent dat voor Noord-Holland: • zorg voor een trekker in Noord-Holland; de provincie lijkt daarvoor de natuurlijke organisatie • bouw aan een netwerk waar betrokkenen kennis en ervaringen kunnen delen en elkaar kunnen inspireren verder te gaan binnen hun eigen omgeving. Een website en bijeenkomsten zijn de voorgestelde verschij ningsvormen van dit netwerk; ondersteund/ gefaciliteerd door een coördinator zoals IVN kan zijn in de provincie. Werk hierin ook samen met Springzaad.
4.
Randvoorwaarden voor kwaliteitsvolle speelnatuur
Ondanks dat er goede initiatieven zijn en de belangstelling voor het onderwerp toeneemt, valt op dat inzicht in het belang van speelnatuur lang niet vanzelfsprekend is.. Het is (nog) niet ontdekt als instrument voor het behalen van de diverse doelstellingen noch bij gemeenten noch bij organisaties. Vanuit de organisaties die er mee willen werken, is er veel vraag naar praktische handvatten en ervaring met speelnatuur. Het gaat dan om zaken als regelgeving, sociale inbedding, participatie, stedenbouwkundige inpassing van het ontwerp en beheer. Op dit moment wordt speelnatuur nog niet gekoppeld met NME als instrument voor een betere inbedding. Terwijl deze twee juist bewust gezamenlijk ingezet kunnen worden om verschillende beleidsdoelen duurzaam te verankeren. Bij de realisatie van kwaliteitsvolle speelnatuur iseen aantal randvoorwaarden relevant. Naast de ruimtelijke en de sociale randvoorwaarden moet ook met de belangen van de diverse actoren rekening houden worden. Het is verstandig om voor aanvang de uiteenlopende belangen in beeld te brengen. Zij vormen immers de basis voor samenwerking in het proces. Een goed communicatietraject zorgt voor draagvlak op de verschillende niveaus van bestuur, beleidsmakers en gebruikers. De financiering van speelnatuur is uiteraard een belangrijke voorwaarde. Daarbij gaat het niet alleen om de kosten voor ontwerp en aanleg, maar vooral ook om kosten voor onderhoud en beheer. Hieronder wordt nader ingegaan op de randvoorwaarden voor kwaliteit. 4.1. Ruimtelijke randvoorwaarden De ruimtelijke randvoorwaarden gaan over de fysieke gegevens van de locatie zelf. En over de context van de locatie. De fysieke context betreft vooral de inbedding van de locatie in het grotere geheel, de toegankelijkheid, de aansluiting of inbedding in bestaande ruimtelijke (groen)structuren of een combinatie met andere functies. De locatie moet bewust gekozen, toegankelijk en bereikbaar zijn. De locatie is niet milieubelast (luchtkwaliteit, geluid, electromagnetische velden, bodem). Verder gaat het over de morfologie van de plek, de aanwezige beplantingsen grondstructuren, de bodem zelf en de condities ter plekke zoals bezonning. Het serieus kijken naar de randvoorwaarden helpt om te bepalen of, en zo ja welke speelnatuur toegepast kan worden. De randvoorwaarden en de complexiteit bepalen ook welke locatie geschikt is. De verschillende kwaliteitscriteria zoals ruimtelijke opbouw, reliëf, veranderbaarheid en zicht bieden een kader voor de inrichting van speelnatuur. Speelnatuur heeft natuurlijk groen als onderwerp en omgeving van het spel. Natuurlijk groen is een specifieke vorm van groen: het wordt volgens ecologische principes aangelegd en onderhouden, met gebruik van inheemse
planten en materialen. Groen dus niet alleen als randbekleding of als decor voor gewone speelvoorzieningen. Speeltoestellen zijn er niet, of alleen in deelgebieden of incidenteel verspreid aanwezig (maximaal 20% van het oppervlak). Kinderen kunnen delen van de plek zelf vorm geven of veranderen (minimaal 20%), bijvoorbeeld door spel met losse elementen, water, zand, leem. Er zijn mengvormen van conventionele speelgebieden en natuurspeelgebieden mogelijk. Dit heet speelnatuur als minimaal 80% van het totale oppervlak echte (toestelloze) speelnatuur is. Het inrichten en realiseren van speelnatuur is complex. Het gaat om de condities van de plek zelf, de behoeftes en belangen, om regels, om technieken, om gebruik, beheer en onderhoud. Het is altijd maatwerk, want de ene plek is de andere niet en de randvoorwaarden verschillen steeds. Kant en klare oplossingen leiden zelden tot kwaliteit. Randvoorwaarden voor ontwerp en aanleg zijn onderhoudsvriendelijkheid, belastbaarheid en een realistische afweging over de grootte van het in te richten terrein (deze heeft een directe relatie met het verwachte gebruik). Men moet zich serieus afvragen hoe passend speelnatuur voor een beoogde locatie is. In een binnenstedelijke context kan staal en beton soms natuurlijker zijn dan ruige natuur. Een uitdagend speel- en bewegingslandschap kan immers op verschillende manieren vorm geven worden. In het centrum van een stad past speelnatuur goed in een beschermd binnengebied, of als onderdeel van een stadspark.
Het ontwerpen van kwalitatief goede speelnatuur is een opgave voor een deskundige en ervaren ontwerper. Naast het ruimtelijk vermogen en kennis over natuurlijke terreininrichting en planten, moet de ontwerper zich in het perspectief van de gebruikers kunnen verplaatsen. Een kennisnetwerk kan zowel de ontwerpdeskundigheid als de opdrachtgeverschap-deskundigheid ondersteunen en breed toegankelijk maken. NME biedt kansen om toekomstige gebruikers bij het inrichten van nieuwe plekken te betrekken en op deze manier een betekenisvolle en gedragen plek te creëren. Het omschakelen naar ecologisch groenbeheer is bijvoorbeeld een proces waar NME als instrument ingezet kan worden om voor meer draagvlak te zorgen. De praktijk leert dat ecologisch groenbeheer vooral in het begin het gevoel kan oproepen dat er minder aan het onderhoud van het groen wordt gedaan; dat het groen verloedert. Het is belangrijk bewoners mee te nemen in de ontwikkeling en ze tijd voor acceptatie te gunnen. Op de ene plek gaat dat gemakkelijker dan op de andere.
Mogelijke instrumenten De gemeente vindt bij de provincie een stimulerend klankbord om een visie te ontwikkelen en beleid te voeren op speelruimten, waarvan groen spelen onderdeel is. Verschillende beleidssectoren (groen, sport en recreatie, NME, stedenbouw, jeugdbeleid, gezondheid, klimaat) zijn daarbij betrokken; hun sectorale visies sluiten erop aan. Er is samenhang op gemeentelijk niveau. De visie zet de ruimtelijke en sociale randvoorwaarden van de verschillende plekken in een kader en geeft kwaliteitseisen aan. Speelruimtebeleid sluit aan op de prioriteiten in het rijks- en gemeentelijk beleid (zoals krachtwijken, stimuleren van bewegen, duurzaamheid, stadslandbouw). Bouwstenen zijn: - integraal groenstructuurplan met ruimte voor speelnatuur, langzaamverkeerroutes en voorzieningen voor kinderen/gezinnen. - Integraal speelruimtebeleid - Ecologisch groenbeheer en stimulering van ‘gebruiksgroen’ ipv. kijkgroen - Integrale samenwerking van verschillende beleidssectoren (waaronder sectoren als welzijn, onderwijs, gezondheid en ruimtelijke ordening) - Oprichten van integrale plangroepen - NME als instrument om bewustzijn voor kwaliteit van leefomgeving en ruimtelijke inbedding te ontwikkelen en in te zetten. In het boek ‘Speelnatuur in de stad, hoe maak je dat’ is een typologie van speelnatuur opgesteld die van verschillende ruimtelijke en sociale condities van een locatie uitgaan die bepalend voor het functioneren van speelnatuur zijn. Afhankelijk van de toegankelijkheid, beheer en ruimtelijke context worden vier types speelnatuur onderscheiden: - Natuurspeelzone (deel van een grotere groenvoorziening zoals speeltuin, park of bos) - Natuurspeelplaats (openbaar, ingericht terrein) - Natuurspeeltuin (omheind, ingericht terrein met vorm van toezicht) - Natuurspeelterrein (informeel, openbaar natuurlijk terrein, niet specifiek ingericht)
4.2 Sociale randvoorwaarden De sociale context gaat om de belangen van betrokkenen, omwonenden en gebruikers en de manier waarop deze bij het proces betrokken worden. Dat heeft immers zijn weerslag op het proces, de inrichting en het gebruik. Het is nodig goed te kijken hoe vanzelfsprekend speelnatuur is voor de beoogde gebruikers of andere belanghebbenden. Niet iedereen kán wat met speelnatuur. Vooral ouders en omwonenden zijn belangrijk. Als zij weinig waarde aan speelnatuur hechten, dan is openbaar toegankelijke speelnatuur zonder toezicht en activiteiten misschien niet geschikt voor deze plek. Speelnatuur (vooral zonder beheer en toezicht) moet en kan dus niet overal. Behalve bij het proces, spelen de verschillende betrokkenen vooral ook bij het latere beheer van de plek deze een belangrijke rol. Er moet goed worden gekeken of gekozen wordt voor speelnatuur zonder toezicht of voor beheerde speelnatuur in vorm van een besloten tuin. Soms kan ook een koppeling aan een bestaande inrichting uitkomst bieden. De koppeling met een NME-centrum, een kinderboerderij of een combinatie met ander spel- of sportaanbod, sociaalculturele voorziening (buurthuis) of jeugdzorg (Centrum voor Jeugd en Gezin) kan handig en interessant zijn. Verschillende actoren kunnen elkaar versterken. Naast draagvlak is een integrale projectaanpak van cruciaal belang voor het slagen van de realisatie van speelnatuur. De partijen die bij de realisatie van speelnatuur betrokkenen zijn, handelen op verschillenden niveaus. Het kan een organisatie, groep of een individu zijn, met gangbare interesse voor een specifiek vak of thema. De ervaring met reeds gerealiseerde plekken laat zien dat hier een rol is weggelegd voor een inspirerende initiator of vernieuwer die, naast het creëren van draagvlak en de implementatie van belangstelling op die verschillende niveaus, de onderlinge samenwerking regisseert. Het werken met NME-arrangementen is een heel geschikte vorm om de verschillende actoren aan elkaar te binden en de krachten te versterken met meerwaarde voor iedereen. Daarbij gaat het om bundelen van kennis en krachten van de disciplines die door alle fasen van het project heen met de ontwikkeling van speelnatuur te maken hebben: ontwikkelen van plannen, participatie, inrichting, onderhoud, beheer, begeleiding en nazorg. Ook toekomstige gebruikers kunnen in hun ‘actorschap’ gestimuleerd worden, door te zorgen dat individuen in staat en bereid zijn om hun leefomgeving te beïnvloeden en actief aan natuur- en milieuvraagstukken mee te
werken. Zo werkt NME aan participatie, gemeenschapsgevoel en het stimuleren van sociale dynamiek. Het gaat er om samen meer te bereiken: meer mensen, meer effect of impact op de kwaliteit van de samenleving, meer geld en meer zichtbaar zijn. Laat mensen bij het maken van de plannen meedenken, laat ze meezoeken naar ideeën en oplossingen. Hou er rekening mee dat ook in de participatie verschillende belangen en motivaties spelen. Het creëren van draagvlak wekt verwachtingen. Vooraf een realistisch beeld schetsen, kan teleurstelling achteraf voorkomen. Het is raadzaam om plannen in een vroeg stadium op de agenda te zetten door informatie te geven en inspraakronden te houden. Het opstellen van een communicatieplan kan daarbij handig zijn. Vooral bij plekken in de directe woonomgeving is dit relevant. Voor de inrichting van openbare plekken zonder toezicht is het cruciaal, omdat die met name op de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de gebruikers en omwonenden moeten draaien. Of participatie an sich tot grotere betrokkenheid en beter gebruik van de speelplek leidt is onduidelijk. Het lijkt vooral de kwaliteit van het proces te zijn, die bepaalt of het grotere betrokkenheid en beter gebruik oplevert.
participatie met NME
Mogelijke instrumenten De gemeente stimuleert de inzet van professionele krachten bij speelnatuur en de pedagogische kwaliteit van het werk door bijvoorbeeld de volgende bouwstenen: - NME-arrangementen om slimme coalities tussen verschillende actoren te stimuleren voor duurzame inbedding van speelnatuur - participatie als belangrijk instrument om draagvlak te ontwikkelen - kinderen via NME bij de verschillende fasen van de realisatie betrekken: betekenis van speelnatuur, ontwerp, inrichting, onderhoud - stimuleren van een platform dat helpt verschillende initiatieven te vinden en te koppelen - plekken betekenis geven door initiatieven (bijv. gezamenlijke excursies naar voorbeeldprojecten, plantdagen) - inrichten van integrale werkgroepen - voorlichting voor diverse groepen, zoals beleidsmakers bij gemeenten, bewoners, professionals, en organisaties die actief zijn in de gemeente (denk bijv. ook aan woningbouwcoöperaties) - initiatieven en de verschillende gebruikersgroepen actief ondersteunen
4.3. Financiële randvoorwaarden De kosten voor de inrichting van speelnatuur kunnen erg verschillen, afhankelijk van grootte, randvoorwaarden en ambities. Vaak is er niet veel nodig om een bestaande plek om te vormen tot kwaliteitsvolle speelnatuur, wanneer goed wordt gekeken wat er is en wat de mogelijkheden zijn. Belangrijk is dat naast kosten voor de inrichting rekening wordt gehouden met het beheer van de plek. De kosten moeten inzichtelijk zijn, berekend voor langere termijn en uitgesplitst in ontwikkel-, realisatie- en beheerkosten. De gemeente zorgt ervoor dat niet alleen de investering geregeld is, er is ook geld voor het onderhoud en de sociale programmering (activiteiten, participatie, combinaties met buurt/jeugdwerk, vormen van toezicht en aanwezigheid stimulerende volwassenen). Door het samenwerken in arrangementen kunnen niet alleen krachten maar ook middelen worden gebundeld.
Mogelijke instrumenten - kennisnetwerk ter ondersteuning bij het vinden van de noodzakelijke middelen voor de verschillende fases inrichting, beheer en onderhoud - subsidies die integrale samenwerking stimuleren en zich richten op meerdere beleidsdoelen - inhoudelijke ondersteuning/expertise bieden, of het faciliteren van bewonersparticipatie - subsidiebeleid koppelen aan kwaliteitseisen en richten op alle fasen dwz niet alleen voor inrichting maar ook voor onderhoud en beheer - een prijsvraag die de realisatie van kwaliteitsvolle speelnatuur ondersteunt en onder de aandacht brengt 4.4 Beleidsmatige randvoorwaarden De inventarisatie maakt duidelijk dat in de provincie Noord-Holland op verschillende niveaus behoefte is aan groene natuurlijke speelplekken in de directe woonomgeving, om diverse redenen. Inmiddels zijn veel gemeenten bekend met het fenomeen speelnatuur en willen daar graag iets mee. De voordelen van een koppeling van de twee instrumenten speelnatuur en NME zien de meeste gemeenten nog niet. Speelnatuur zelf biedt veel, de koppeling met NME kan zorgen voor duurzame inbedding en gebruik. Die twee instrumenten gaan direct over een gezonde leefwijze, natuurbeleving, mogelijkheid tot vrij spel, risico’s leren nemen, etc. Indirect gaat het over het blijven binden van gezinnen aan de woonomgeving, diversiteit aanbieden in de leefomgeving, ecologie in de omgeving en op een integrale, concrete manier werken aan de toekomst. Daarmee raakt speelnatuur aan heel verschillende beleidsdoelen:.natuur- en milieu educatie, groenbeleid, speelbeleid, woonbeleid, klimaat, gezondheidsbeleid. Dit is bestuurlijk gezien een enorme kracht van deze plekken maar meteen ook een grote valkuil: het is niet duidelijk waar het vanzelfsprekend ‘thuis’ hoort en wie er voor verantwoordelijk is. Dat leidt ertoe dat de ontwikkeling van speelnatuur veelal ad hoc gebeurt. Zelden is speelnatuur in een beleidskader verankerd;realisatie hangt af af van enkele betrokkenen. Er is geen samenhangend beleid voor plekken waar kinderen vrij met de natuur kunnen spelen en die op een goede (stedenbouwkundige en sociale) plek liggen. Daardoor blijven kansen liggen, worden krachten en middelen verspild of is er geen samenhang met bestaande structuren zoals kindlinten of groenstructuur. Het benutten van de kansen die speelnatuur biedt aan de verschillende beleidsdoelen vraagt om een betere samenwerking en eenduidiger agendering. Lokaal moet speelnatuur worden verankerd in het groen- en speelruimtebeleid en zijn aanspreekpunten nodig met expertise. Op gemeentelijke niveau verdient het formuleren van een duurzame strategie voor de implementatie van speelnatuur de voorkeur. Ad hoc acties bieden minder mogelijkheid voor het sturen en bewaken van de kwaliteit. Het is beter om te investeren in goede voorbeelden, de effecten ervan in kaart te brengen en van daaruit verder te ontwikkelen. Op lokaal niveau moeten de verschillende afdelingen binnen een gemeente elkaar veel beter gaan vinden en zich faciliterend en herkenbaar opstellen naar maatschappelijke en burgerinitiatieven. Het werken met NME arrangementen biedt de mogelijkheid om bij de ontwikkeling van speelnatuur de belangrijke aandachtspunten kwaliteit, sociale en ruimtelijke randvoorwaarden en beheer bij de verschillende gebruikers te communiceren en in te bedden. Het gaat om verkrijgen van draagvlak en duurzame inbedding. Met NME arrangementen kan worden ingezet op het verkrijgen van bewustzijn, draagvlak en aandacht voor de kwaliteitsaspecten bij de verschillende niet-bestuurlijke partijen. Dat is wezenlijk voor een goede en duurzame implementatie. Initiatieven en gebruikers worden samen aan een gemeenschappelijk doel verbonden. Mogelijke instrumenten - geïntegreerde groenplanning gecombineerd met speelbeleid - speelnatuur als verbindende, laagdrempelige schakels tussen stad en land inzetten - integrale samenwerking rond concrete doelen - werken met arrangementen voor een duurzame verankering - aanbieden van een collectieve verzekering voor speelnatuur (bijvoorbeeld naar Vlaams voorbeeld, of zie studie SpelenderWIJS van De Baaij e,a, 2010) - bevorderen van groene schoolpleinen (bijv. door simpele maatregelen als het vervangen door tegels door natuur in samenwerking met NME- professionals) - toestaan van het spelen met de natuur door kinderen op “gewone” plekken in de openbare ruimte en het daarvoor aanpassen van het groenbeheer - rekening houden met “gebruikswaarde” van openbare ruimte bij nieuwbouw en herstructurering
je krijgt
je krijgt
4.5 Communicatie Uit de inventarisatie en bijeenkomsten blijkt dat er op dit moment veel aandacht is voor speelnatuur. Toch ervaart men zelfs in een gemeente als Amsterdam waar relatief veel interesse voor speelnatuur is, dat het nodig is het belang van speelnatuur te blijven herhalen. Ook bij de andere gemeenten kwam veelvuldig aan de orde dat het belang van groen in de woonomgeving als informele speelplek in het algemeen en speelnatuur in het bijzonder, nog niet zo scherp op het netvlies staat bij bestuurders en gemeenteraden. De potenties van kwaliteitsvolle speelnatuur en de spin-off van deze plekken voor de samenleving worden nog onvoldoende herkend. Het moet duidelijk worden wat speelnatuur te bieden heeft, niet alleen aan kinderen maar ook aan volwassenen en organisaties. En daarmee aan de gemeente. Speelnatuur is één instrument voor meerdere beleidsdoelen. Speelnatuur levert een positieve bijdrage aan het woonklimaat in de steden. Het is uitnodigend voor gezinnen met jonge kinderen, die juist door het ontbreken van speelgroen de stad ontvluchten en zo het gewenste evenwicht in de bevolkingssamenstelling aan het wankelen brengen. Een goed woonklimaat met kwaliteitsvol ingerichte groene buitenruimte geeft status aan de buurt. In tegenstelling tot veel andere voorzieningen in een stad is de waardering van de bestemming ‘groen’ bij verschillende bevolkingsgroepen hetzelfde. Speelnatuur biedt eindgebruikers (kinderen met hun ouders en opvoeders; dus inclusief BSO en scholen) in de directe omgeving ruimte voor beweging en vrij spel, verbondenheid met de groene leefomgeving (m.n. gezinnen), contact met de natuur en milieubewustzijn. Natuurbeleving is tegelijkertijd natuureducatie. De mogelijkheden die NME hierbij kan bieden, worden vaak niet gezien. NME gaat niet alleen om het leveren van natuur en milieueducatie van goede kwaliteit, ook om het aansluiten bij de belangen van bestuurders én eindgebruikers. Sociale, economische en omgevingsthema’s (water, groenbeheer, klimaat) lenen zich goed voor NME. Uit de inventarisatie blijkt dat zowel interne als externe communicatie belangrijk is. Intern tussen de verschillende afdelingen om te weten wat er gebeurt en wie waarmee bezig is. Extern moet de communicatie twee richtingen op gaan: de ‘zendende’ die alles rond de realisatie van speelnatuur naar betrokken actoren duidelijk maakt. Naast praktische dingen staat hier het verkrijgen van draagvlak centraal. Er kan bijvoorbeeld worden verteld over het omschakelen naar ecologisch groenbeheer. De andere richting is de ‘ontvangende’ die de gemeenten toegang biedt tot ervaringen elders, tot het uitwisselen van kennis en inhoudelijke input. Duidelijkheid over het proces en benodigde stappen zijn voor de startende gemeenten cruciaal. Voor het waarborgen van kwaliteit moeten de randvoorwaarden voor kwaliteitsvolle speelnatuur duidelijk zijn. Praktijkvoorbeelden zijn de beste leerschool! Publiciteit rond goede voorbeelden in de regio en excursies kunnen voorbeeldprojecten en –gemeenten in het zonnetje zetten. De provincies Overijssel en Gelderland zijn projecten gestart voor het verspreiden van de kennis in hun provincie rond speelnatuur en die de potenties van speelnatuur breed onder de aandacht brengen: - Cool Nature (www. http://www.coolnature.nl/) van de provincie Gelderland is onderdeel van het klimaatprogramma ‘Aanpakken en Aanpassen’. Cool Nature levert een bijdrage aan klimaat- en hittebestendige steden en dorpen en realiseert mooie speelnatuur voor kinderen. Kortom: goed voor de natuur, goed voor stad en dorp, goed voor kinderen en dus goed voor de toekomst. - ‘Impuls Natuurlijke Speelplaatsen’ (http://speelnatuur.wordpress.com/) van de provincie Overijssel is opgezet door enkele regionale organisaties die graag actie willen ondernemen om kinderen weer meer in de natuur te laten spelen. In dit vierjarig project wordt geïnvesteerd in het versterken van een netwerk en het delen van kennis binnen dat netwerk. Het netwerk is open voor iedereen die belangstelling heeft. Er nemen inmiddels 140 mensen deel in het netwerk. Er is een blog en een nieuwsbrief en er zijn themabijeenkomsten. Dit project wordt gesteund door de provincie Overijssel, Natuur en Milieu Overijssel, Landschap Overijssel, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Sportservice Overijssel, Scouting en ministerie van EL&I. Een ander geslaagd voorbeeld op provinciaal niveau dat zich in de tijd heeft bewezen, is het ‘Spielplatzbüro’ (http://www.noe-spielplatz.at/) van de provincie Niederösterreich. In het kader van dit programma zijn in de provincie Niederösterreich de afgelopen acht jaar zo’n 160 natuurlijke speelplekken van goede kwaliteit gerealiseerd. De provincie ondersteunt gemeenten en gebruikers in hun engagement rond het realiseren van kwaliteitsvolle speelruimte. Dit gebeurt door middel van een prijsvraag waarbij de geselecteerde deelnemers via een participatietraject voor kinderen, ouders en gemeente bij de inrichting en aanleg van het speelterrein deskundig begeleid worden en alle belangrijke kennis toegediend krijgen. Verder wordt voor geïnteresseerden omvangrijke informatie rond de inrichting van kwaliteitvolle speelplekken ter beschikking gesteld en goede voorbeeldprojecten in beeld gebracht. De ervaringen en resultaten in de provincies laten zien hoe belangrijk een goede communicatie rond speelnatuur en de daarmee verbonden doelstelling is. Belangrijk is dat er een trekker is die de verschillende kennis en initiatie-
ven bundelt, het voor iedereen die geïnteresseerd is makkelijk toegankelijk maakt, en er voor zorgt dat er voorbeelden zijn die inspireren. Als het lukt mensen op inspiratieniveau te laten samenwerken, is het zelfs mogelijk aan de bureaucratie te ontsnappen en in oplossingen te denken in plaats van problemen. Mogelijke instrumenten - intern: opstellen van integrale werkgroepen etc.. - extern: kennisnetwerk als centraal aanlooppunt voor alle vraagstukken rond het onderwerp, kenniscentrum, procesorganisatie (gemeentes, initiatieven, scholen, ouders, kinderen) - excursies naar voorbeeldprojecten in de regio - workshops en voorlichting over inrichting, proces en beheer voor verschillende actoren - NME – arrangementen om initiatieven slim te koppelen en krachten te versterken - NME om draagvlak, kennis en inspiratie bij de verschillende gebruikersgroepen te stimuleren - Verspreiden van relevante informatie via bijeenkomsten, internet, folders, artikelen etc. 4.6 Algemene conclusies Speelnatuur is (nog) niet ontdekt als instrument voor behalen van de diverse doelstellingen, noch bij gemeenten noch bij organisaties. Speelnatuur is van belang vanuit of raakt aan meerdere beleidsvelden: jeugd, gezonde leefwijze (beperking overgewicht), gezonde ontwikkeling, prettige woonomgeving, klimaat, natuurbeleving, groen en ecologisch beheer, sociale cohesie en bewonersbetrokkenheid en planologie. Deze onderwerpen zijn in gemeenten en andere organisaties meestal in verschillende onderdelen ondergebracht. Een woonomgeving die kinderen de mogelijkheid biedt en uitdaagt natuur te beleven of die zorgt dat kinderen bij de buitenschoolse opvang kunnen kiezen lekker buiten te ravotten en hutten te bouwen, zou ook niet bij een enkele afdeling ondergebracht moeten
worden, denken wij. Speelnatuur kan vanuit de integrale benadering met even veel recht opgenomen worden in bijvoorbeeld het groen– of gezondheidsbeleid. Het is duidelijk dat het niet alleen om het plannen van speelnatuur gaat. De mogelijkheden voor de implementatie in de sociale context moeten vooraf bekend zijn. Dus moet naast de financiering van de inrichting van speelnatuur zelf, vooral ook het beheer en onderhoud, de nazorg goed geregeld zijn. Investeren in inrichting, terwijl er onvoldoende middelen voor het vervolg zijn is weinig zinvol. Een punt dat vaak als belemmering wordt gevoeld, is onzekerheid over de veiligheid. Anders dan ‘normale’ speeltoestellen is speelnatuur niet ‘gecertificeerd’ en leven er vragen rond het omgaan met veiligheidseisen. Die onzekerheid was enkele jaren geleden nog terecht, maar inmiddels is er veel onderzoek naar gedaan en kennis opgebouwd en gepubliceerd waar beheerders en gemeentes gebruik van kunnen maken. Zij kunnen elkaar hier ook in helpen. De provincie kan een sturende rol nemen om te zorgen dat deze (kwaliteits)aspecten beleidsmatig goed verankerd zijn. Naast het sturen is vooral een rol in het verspreiden van kennis en het zichtbaar maken van goede voorbeelden cruciaal. De netwerk-vorm heeft zich bewezen als bruikbaar en sterk instrument om de randvoorwaarden bij de betrokkenen partijen onder aandacht te brengen en zo de realisatie van kwaliteitsvolle speelnatuur te stimuleren. Op hoofdlijnen zou dat betekenen: - inzetten op kwaliteitsvolle speelnatuur als instrument om meerdere beleidsdoelstellingen te bereiken - inzetten van NME – arrangementen als instrument bij de realisatie van speelnatuur om slimme en krachtige samenwerkingsverbanden aan te gaan - inzetten van NME als middel om betrokkenheid en betekenis van de plekken bij de gebruikers te stimuleren en duurzaam te verankeren. In detail zou dat betekenen: - focussen op kwalitatief beleid (pedagogische aspecten van spelen en niet alleen zoveel m2 speelruimte per kind) - kwaliteitseisen aan de speelruimte verbinden en goede ruimtelijke en sociale inbedding zorgen (koppeling aan groenstructuurplan, eenvoudig voor kinderen te bereiken/in directe woonomgeving, gekoppeld aan bestaande NME centra of kinderboerderijen etc, koppeling van verschillende gebruikersgroepen en initiatieven) - Koppeling van speelnatuur aan groenbeleid - creatief kijken naar de vraag hoe locaties kunnen gevonden worden en de inbedding ervan - koppeling aan NME beleid - beleid rond groene schoolpleinen - stimuleringsregeling voor prijsvraag - ontwikkeling voor een standaard proces voor de inrichting van speelnatuur - instrument voor kwaliteitsbewaking (kwaliteitsbewaking is noodzakelijk op het gebied van ruimtelijke inrichting en sociale randvoorwaarden om daarmee de pedagogische waarde van de plek te waarborgen) - financiële ondersteuning koppelen aan concrete kwaliteitseisen 4.7 Aanbevelingen Het onderzoek laat zien welke rol de provincie Noord-Holland kan nemen om de ontwikkeling van speelnatuur bij haar gemeenten te stimuleren en ondersteunen op een vraaggerichte manier. Uit de enquête bleek dat deze ondersteuningsbehoefte zich concreet richt op het volgende: • financiën • kennis over goed beheer • kennis over goede inrichting • samenwerking met NME-organisatie • samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie • samenwerking met/participatie van bewoners bij aanleg • samenwerking met/participatie van bewoners bij beheer • geschikte locaties • het vinden van een geschikte beheerder • vragen rond veiligheid en regelgeving
Taak als kennisverdeler en kwaliteitsbewaker Speelnatuur gebeurt niet vanzelf. In de inventarisatie valt het verschil op tussen de wens iets opgepakt te zien en de energie of mogelijkheid dit vorm te geven. Een trekker ontbreekt. Gezien de insteek van deze inventarisatie ligt het voor de hand de provincie als trekker te wensen. Want als speelnatuur bijdraagt een prettig woonklimaat te scheppen, de provincie gezonder te maken en de natuurbeleving te bevorderen, dan is een stimulerende rol hierin vanzelfsprekend. Terugtredende overheid betekent dat de provincie de taak krijgt meer af te wegen en accommoderen. Zij moet de trend zetten: visie innemen over het belang van speelnatuur voor de jeugd. Deze visie kan tot uiting komen in de verschillende beleidsnota’s met betrekking tot groen en de stad, ruimtelijke ordening, jeugd, recreatie, gezondheid en grote steden. Ze moet bewaken: dat ´speelnatuur in de stad´ niet tussen wal en schip komt. Een departement moet de verantwoordelijkheid nemen om speelnatuur op de agenda te zetten en te houden. En zij moet stimuleren: een landelijke of provinciale stimuleringsmaatregel voor lokaal beleid en lokale initiatieven kunnen werken als vliegwiel. Het leren van goede voorbeelden, het in beeld brengen en ervaren van de voordelen is cruciaal. Goede voorbeelden stimuleren. Het is zinvol gericht te investeren in een beperkte aantal goede voorbeelden en in een structuur om de ervaringen en kennis te verspreiden. Het is niets meer en niets minder dan het faciliteren en benutten van de realisatiekracht van de lokale en regionale partijen. De rol van kennis verdelen en kwaliteit bewaken moet iemand op zich nemen zonder eigen belang. Het past bij de doelstelling van de provincie kennisuitwisseling tussen organisaties en onderling te faciliteren en ruimte te bieden voor exploratie van nieuwe werkwijzen. Dit bestuursniveau kan effectief zijn om de potenties van speelnatuur voor verschillende beleidsterreinen duidelijk te maken en een integrale aanpak te stimuleren. De voorbeelden van Gelderland en Overijssel laten zien dat voor het onderwerp speelnatuur heel verschillende beleidsinsteken mogelijk zijn. Bij de provincie Gelderland ligt de focus op klimaatvraagstukken. Overijssel richt zich vooral op het combineren van verschillende initiatieven. In Niederösterreich wordt op participatie en deskundige procesbegeleiding ingezet. Alle drie de voorbeelden laten zien hoe speelnatuur succesvol als instrument voor verbetering van de leefomgeving wordt ingezet en hoe het de betrokkenheid van de burgers stimuleert. De kansen die de koppeling van NME als instrument aan speelnatuur biedt, worden op dit moment onvoldoende of nauwelijks benut. Het onderzoek maakt duidelijk waar de kansen gezien de randvoorwaarden voor de realisatie en inbedding van kwaliteitsvolle speelnatuur liggen. Bij de inrichting van plekken worden door werken met ‘arrangementen’ de krachten en initiatieven slim gebundeld. Bij de gebruikers wordt NME ingezet als sociaal instrument in het milieubeleid dat aanzet tot sociaal leren. Naast het leren en beleven van de natuur, in de natuur nabij de eigen omgeving, is het doel dat meer kinderen eigenaarschap voelen bij de te ontwikkelen (nieuwe) speelnatuur en daardoor bij het landschap / de open ruimte. Eigenaarschap voedt verantwoordelijkheid en betrokkenheid. Het verhoogt de kritische betrokkenheid van verschillende groepen bij het maatschappelijke debat over milieu en natuur. Recente ervaringen van de Speeldernis bij het inzetten van NME maken duidelijk hoeveel meerwaarde juist dit instrument heeft voor een duurzame verankering van speelnatuur.
5.
Pilot – leren van goede voorbeelden
Deze pilot stellen we voor op basis van wat uit het onderzoek naar voren is gekomen:
kennisdelen en leren van goede voorbeelden.
De inventarisatie en de randvoorwaarden maken de behoefte aan meer kennis rond speelnatuur duidelijk. Ondanks goede initiatieven en een toenemende belangstelling is het inzicht in het belang van speelnatuur nog lang niet vanzelfsprekend. Speelnatuur is (nog) niet ontdekt als instrument voor behalen van de diverse doelstellingen, noch bij gemeenten noch bij organisaties. Bovendien bleek uit de inventarisatie dat het gebruik en de mogelijkheden voor het inrichten/participatie van dergelijke plekken), en de communicatie over de plekken nog weinig is meegenomen in de methodieken van natuur- en milieu educatie (anders dan natuurbeleving)of daar zelfs niet bekend is.
Vanuit de gemeenten en organisaties die er mee willen werken, is er veel vraag naar praktische handvatten en ervaring met speelnatuur. Het gaat dan om zaken als regelgeving, sociale inbedding, participatie, stedenbouwkundige inpassing van het ontwerp en beheer. Het gebruik van speelnatuur voor NME-doelen schiet er vooralsnog vaak bij in, terwijl deze doelen juist in samenhang met speelnatuur heel bewust kunnen worden ingezet om beleidsdoelen duurzaam te verankeren. In de studie is de kennis over speelnatuur geordend en naar de praktijk vertaald. Voorbeelden van elders geven inspiratie hoe realisatie en gebruik van speelnatuur kan worden bevorderd. De voordelen van de koppeling van deze twee instrumenten: speelnatuur en NME arrangementen zijn het uitgangspunt van een concreet projectvoorstel. Het voorstel gaat nadrukkelijk in op de relatie tussen speelnatuur en natuur- en milieueducatie én op de bijdrage van leer-speelnatuur aan diverse beleidsthema’s (communicatie in brede zin; zowel naar beleidsbepalers als ouders/opvoeders). Uitgangspunt van het project is een groen NME-arrangement in Noord-Holland met betrekking tot speelnatuur oftewel: natuurspeel- en leerplekken. De rode draad in het voorstel, kan worden omschreven als: - De potenties van Speelnatuur als succesvol instrument op verschillende beleidsgebieden beschrijven. - De inzet van Speelnatuur voor NME-doeleinden bevorderen. - De realisatie van meer kwaliteitsvolle speelnatuur stimuleren – en daar op toegesneden NME (participatie, inrichting, onderhoud) - De duurzame inbedding van nieuwe en bestaande projecten waarborgen. - De erkenning van natuurbeleving en kinderparticipatie bij te ontwikkelen speelnatuur als NME. Het project kent twee niveau’s. Een praktisch niveau en een inhoudelijk. Doelstelling is mensen in de provincie Noord-Holland aan de hand van concrete projecten laten zien hoe de instrumenten NME en speelnatuur elkaar kunnen versterken en hoe aldus concreet kan worden gewerkt aan de verbetering van de leefomgeving.
In het praktische gedeelte gaat het om de realisatie van twee speelnatuurplekken: in de gemeenten Uithoorn en Heemstede. Middels NME-arrangementen worden de verschillende gebruikersgroepen en initiatieven in de gemeenten gekoppeld om gezamenlijk de speelnatuur te realiseren. Bij de gemeente Uithoorn wordt ingezet op de samenwerking met scholen, en ‘Ruimtevolk’, een initiatief voor nieuwe strategieën voor kwaliteitsvolle leefomgeving en mogelijke anderen zoals de GGD. Bij de gemeente Heemstede wordt ingezet op de samenwerking met de welzijnsorganisatie CASA en de sportservice Heemstede-Zandvoort. De grootste kracht van het werken met arrangementen op gemeentelijk niveau is dat er gezamenlijk wordt gewerkt binnen de gemeente en dat de verschillende actoren samen met de gemeente werken. Er wordt aandacht besteed aan het zoeken van betrokken partners, het inrichten van de plek, het onderhoud ervan en het aanbieden van activiteiten voor verschillende doelgroepen die zorgen dat potenties van speelnatuur goed worden benut en dat een breed publiek wordt bereikt. Het proces en de resultaten uit deze praktijkvoorbeelden worden door de kennisverdeler geëvalueerd en via een breed platform aan geïnteresseerden in de provincie ter beschikking gesteld. Dit gebeurt onder meer door netwerkbijeenkomsten en excursies. Het belang van groene natuurlijke speelplekken in de directe woonomgeving kan zo onder aandacht worden gebracht. En voortbouwend op de ervaringen kan worden aangestuurd op een samenhangend beleid voor plekken waar kinderen vrij met de natuur kunnen spelen, en die ruimtelijk en sociaal goed ingebed zijn. Er kan een zinvolle verbinding gelegd worden met beleidsterreinen als natuur- en milieu educatie, groenbeleid, speelbeleid, woonbeleid, klimaatbeleid, gezondheidsbeleid. Het doel van het kennisnetwerk is om de realisatie van natuurlijke openbare speeltuinen die voldoen aan de behoeftes van de kinderen, te bevorderen en kinderen actief bij het inrichtingsproces te betrekken. Vanuit de trekker worden IVN en Springzaad benaderd voor de coördinatiefunctie die de kennis ter beschikking stelt en over de kwaliteit waakt. Het elkaar stimuleren en kennis delen is een belangrijke bron voor mensen om te blijven werken aan deze onderwerpen. Belangrijke instrumenten zijn daarbij: - website met praktische informatie en kaart met voorbeeldprojecten (Springzaad) - themabijeenkomsten en excursies naar voorbeeldprojecten - projectdocumentatie / database - op lokaal niveau: bemiddelingsplatform voor samenwerkingspartners en lokale initiatieven
Het oorspronkelijke projectvoorstel (van begin 2010) ging er vanuit dat na een inventarisatie van de huidige situatie een voorstel zou worden gedaan voor deze pilot (na een beschrijving en studie van bestuurlijke instrumenten en methodieken). In het najaar 2010 werd helder dat er bij de provincie Noord-Holland in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid onvoldoende geld is voor het opzetten van een pilot. Het koppelen van het onderzoek aan een definitiefase voor NME- arrangement bracht echter nieuwe mogelijkheden naar voren om als provincie samen met gemeenten een concreet uitvoeringsproject in te dienen bij Agentschap.NL. Het arrangement is gebaseerd op de notie dat kennis ontwikkeld moet worden aan de hand van praktijkervaringen. “Learning by doing” dus. De concrete ervaringen in projecten wordt breed gedeeld in een netwerk van professionals met allerlei achtergronden. Het arrangement ondersteunt zowel een aantal concrete initiatieven rond speel- en leernatuur waar verschillende vormen worden uitgeprobeerd, als dat het informatie over die trajecten en geslaagde voorbeelden op provincieniveau wordt deelt en versterkt. Bij het aan te vragen arrangement zal dit rapport als onderbouwing dienen.
Literatuurlijst Boogaard, J. van den, S. Lobst, M. Schuster, L. Vaandrager, S. Borgharts, M. Custers, D. Haubenhofer en J. Odink, 2009. Speelnatuur in de Stad, hoe maak je dat? Uitgeverij Jan van Arkel. Bosch, Florence van den, Josine Donders, Sietske de Jong, Paul van der Wielen, Aïde Roest, Dave Schutte, Joelle Mulkens, Nella van Gemert,Tom Grashoff, Liesbeth Koen, Jarle Lourens, Rachella Sahtoe, Remco Crielaard, Robert Gout & Marik Waterman; gepubliceerd: 13 apr 2011; “Prrrr...ta lie loe. De roep om natuurspeelruimte in de stad”, Alterra Rapport 2163, Gezondheidsraad en RMNO, 2004. Natuur en gezondheid. Invloed van natuur op sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden. GR 2004/09, RMNO A.02a. Leufgen, W. en M. van Lier, 2007. Vrij spel voor natuur en kinderen. Jan van Arkel, Utrecht. Lier, M. van en W. Leufgen, april 2010. Geen leven zonder risico’s! Brochure Stichting Oase/netwerk Springzaad, Den Hoorn/Texel. Raad voor het landelijk gebied, 2008, ‘Groen opgroeien’ Visser, B.J.M, G.B.J. de Baaij en S. Bouwens, 2009, ‘SpederWijs’, rapport iov. LNV. Informatie op internet: http://www.nme.nl/ http://www.scharrelkids.nl/over-scharrelkids/ http://www.ivn.nl/ http://www.speeldernis.nl/publicaties/speelnatuurindestad/ https://www.pwn.nl/Educatie/Pages/Default.aspx http://www.natuurmonumenten.nl/ http://natuurmonumenten.nl/kids http://natuursprong.nl http://www.nmch.nl/ http://www.landschapnoordholland.nl/ http://www.gkc.nl/ http://www.groenendestad.nl/stad_en_land/natuur_en_educatie/publicaties/speelnatuur_en_veiligheid.htm http://www.buitengidsvoorkids.nl/ http://www.springzaad.nl/ http://www.speelnatuur.nl/ http://www.jantjebeton.nl/ http://www.groeneschoolpleinen.nl/content/stappenplan http://www.natuurbeheer.nu/Maatschappij/Jeugd_en_Natuur/ http://www.natuurwegwijzer.nl/ http://www.vereniginggdo.nl/pages/home.php Colofon: Deze onderzoek is mogelijk gemaakt door de subsidieregeling “Meedoen in Noord-Holland” in het kader van het programma Zorg en Welzijn van de provincie Noord-Holland en het programmabureau NME, agentschap.nl. Aan deze rapport hebben meegewerkt in opdracht van de Speeldernis, Rotterdam:
Anne Leonie Koning, Sigrun Lobst, Ilonka Cirk, Advies: Josine van de Bogaard en Margit Schuster Met dank aan alle personen en gemeenten die bij het onderzoek betrokken waren en geïnterviewd werden. Rotterdam, april 2011
Bijlagen 1. enquête speelnatuur 2. deelnemerslijst provinciale bijeenkomst speelnatuur 3. verslag provinciale bijeenkomst 25-02-11 4. verslag jeugd in de buitenruimte 5. concept folder speelnatuur voor gemeenten