Mediawijs OPVOEDEN een jaar mediaopvoeding en -onderwijs door Mediawijzer.net en Beeld en Geluid www.beeldengeluid.nl/mediawijsheid
inhoudsopgave Samen denken, samen delen
3
Beeld en Geluid: wat gebeurde er ín en dóór het clubhuis in 2011?
5
MediaMix
8
Kansen voor het versterken van de band tussen praktijk en onderzoek
9
het netwerk van Mediawijzer.net
Hoe meet je mediawijsheid?
12
nieuw model zorgt voor helderheid in complexe materie
30.000 kinderen zijn MediaMaster
15
week van de Mediawijsheid draait om mediaopvoeding
Groep 7 wint het Gouden Brein
18
Jenaplanschool De Dukdalf speelt MediaMasters
Zoals de ouden zingen, piepen de jongen
20
mediagedrag kinderen lijkt op dat van hun ouders
Leerkrachten hebben behoefte aan training en ondersteuning
24
onderzoek wijst uit dat er weinig expliciete aandacht is voor mediawijsheid
Beter samenwerken met het netwerk
28
expertsessie levert bruikbare ideeën op
Studenten bedenken nieuw tv-format voor kinderen
29
succesvolle kick off van een mediawijs project
Mediagebruik ouders nog steeds bepalend voor kinderen
31
hoogleraar mediaopvoeding Peter Nikken heeft vertrouwen in ouders
Weg met dat opgeheven vingertje
34
boek leert mediawijsheidprofessionals om mediaontwikkelingen te omarmen
Mediawijsheid moet geen nieuw vak worden in het basisonderwijs
36
experts willen integratie in andere vakken
Mooie opbrengst van de Mediawijsheidmarkt
38
Kijk mevrouw, dit is dus een tweet
40
Junior Mediatrainers in actie
1
Bijzondere bronnen in de les
43
met LES 2.0 wordt iedereen mediawijs
Digitale lespakketten over mediawijsheid
45
Training mediawijsheid maakt docenten bewuster
47
op lange termijn is er meer aandacht voor het onderwerp in de klas
“Het komt altijd goed”
50
leerlingen volgen workshops Nieuws en Soap bij Beeld en Geluid
Museumeducatoren: word mediawijs!
52
Verfilm een canonvenster en word mediawijs
53
Het project ‘Verhalen kijken’
“Er is meer dan de waan van de dag”
55
de rol van het archief van Beeld en Geluid bij mediaopvoeding
MediaMix
58
Mediawijs zijn behoort tot het gereedschap van de docent
59
directeur Kennisnet Toine Maes ziet rol voor school én ouders
Mediawijsheid staat of valt met de bevlogen docent
61
op VO-scholen krijgt mediawijsheid vorm door voortrekkersrol docenten
English Summary
63
Colofon
64
2
Samen denken, samen delen Mary Berkhout, programmamanager Mediawijzer.net
Mediawijzer.net is het expertisecentrum voor mediawijsheid. Het is in 2008 opgericht op initiatief van OCW en het ministerie van Jeugd en Gezin. Mediawijzer.net is in feite een netwerk, met vijf Nederlandse organisaties als kern en bijna 600 organisaties die als partners eraan zijn verbonden. Dit zijn bijvoorbeeld musea, scholen, bibliotheken, uitgeverijen, mediaproductiebedrijven, culturele instellingen, opleidingsinstituten en onderzoeksinstellingen. Allemaal organisaties die belang hebben bij of actief betrokken zijn bij mediawijsheid. De manier waarop al deze partijen binnen Mediawijzer.net met elkaar samenwerken is in twee opzichten bijzonder. In de eerste plaats omdat de vijf kernpartners zich gecommitteerd hebben aan de langlopende samenwerking van 7 jaar, tot en met het jaar 2014. Bezien vanuit de eigen missie, doelgroepen en doelstellingen is deze samenwerking eigenlijk niet nodig. Elk van de kernpartners is immers zelf al jaren succesvol aan de slag met onderdelen van mediawijsheid. Kennisnet biedt bijvoorbeeld het Diploma Veilig Internet, ECP-EPN het Programma Digivaardig en Digibewust, Beeld en Geluid heeft de Beeld en Geluid experience ingericht, de NTR wijdt verschillende radio- en tv-programma’s aan het onderwerp en het SIOB heeft een eigen programma lopen op gebied van mediawijsheid. Toch hebben de vijf kernpartners ervoor gekozen om binnen Mediawijzer.net hun krachten te bundelen. Zij hebben een gezamenlijk doel, namelijk om mediawijsheid op een hoger plan te tillen en belangrijke onderwerpen aan te pakken die anders zouden blijven liggen. Denk daarbij aan het leggen van een stevige kennisbasis onder mediawijsheid en het verbinden met internationale initiatieven. Of meer inhoudelijk aan het agenderen van een belangrijk onderwerp zoals mediaopvoeding en het voeren van de discussie over het al dan niet structureel inbedden van mediawijsheid in het curriculum van het primair en secundair onderwijs. Een tweede aspect dat de samenwerking binnen Media wijzer.net zo bijzonder maakt, is dat de vijf kernpartners zich realiseren dat zij de wijsheid niet in pacht hebben en dat er veel meer organisaties in Nederland zijn met inzicht, kennis en ervaring in mediawijsheid. Partijen die hun doelgroepen door en door kennen en die uitstekend in staat
zijn creatief in te spelen op de behoeftes die daar leven op het gebied van mediawijsheid. Vanaf de oprichting is daarom gestreefd naar een breed netwerk van partijen die actief willen meedenken en meedoen om mediawijsheid in Nederland te stimuleren. Mediawijzer.net legt zich erop toe om deze netwerkpartners maximaal ten dienste te staan en hen te helpen mediawijsheid te bevorderen. Een dergelijk groot netwerk van met elkaar samenwerkende partijen is uniek. Wat doet Mediawijzer.net om partners te verbinden en te inspireren? Op de website Mediawijzer.net kunnen partners elkaar vinden en elkaars producten en diensten bekijken. Als ze willen, kunnen ze met elkaar samenwerken en hun kennis delen. Vanuit de Stimulerings r egelingen in 2009, 2010 en 2011 zijn 35 gezamenlijke projecten gestart. Om er drie te noemen: een projectteam van zes bevlogen netwerkpartners heeft het project ‘Meten van Mediawijsheid’ opgeleverd, een raamwerk met een definitie van mediawijsheid in vier competentiegroepen. Een ander initiatief heeft geleid tot de website mediaopvoeding. nl waar ouders al hun vragen kunnen stellen aan zes experts. En een derde project heeft copyright helder en begrijpelijk op de kaart gezet voor leerlingen en docenten. Mediawijzer.net heeft diverse onderzoeken uitgevoerd om hiaten op te sporen in het onderwijs (ITS, DUO) en in de mediaopvoeding (Dialogic). Onderzoeksresultaten waar de netwerkpartners hun voordeel mee kunnen doen. Uiteraard voert Mediawijzer.net ook campagne om het publiek en het docentencorps bewust te maken van de noodzaak voor mediawijsheid. In 2011 werd voor de tweede keer de Week van de Mediawijsheid georganiseerd en konden kinderen in groep 7, samen met hun ouders, voor
3
Mary Berkhout, Programmamanager Mediawijzer.net
het eerst het ervaringsspel MediaMasters spelen. Ook veel bibliotheken deden mee aan de Week van de Mediawijsheid. Zij pakten hun rol als Huizen van de Mediawijsheid actief op en organiseerden lezingen en workshops voor hun bezoekers. Het groeiende bewustzijn bij ouders en het onderwijs heeft netwerkpartners kansen gegeven om hun diensten aan te bieden, en dit is dan ook volop gebeurd: veel netwerkpartners hebben extra de aandacht op zich kunnen vestigen. Maar wat is een ‘netwerk’ eigenlijk? Het is een abstract begrip, het is niet tastbaar: het bestaat uit onderlinge contacten en relaties, uit de uitwisseling van kennis en ervaring. In de virtuele wereld van internet is een netwerk nog enigszins zichtbaar, omdat je daar de profielen van de partners kunt inzien en de discussies kunt volgen op LinkedIn. Maar er is meer voor nodig om een echt gevoel van verbondenheid te creëren.
4
Mediawijzer.net is daarom bijzonder vereerd dat het markante pand van Beeld en Geluid gebruikt mag worden als symbool van het netwerk. Het is het ’Nationale Clubhuis’ van Mediawijzer.net, de centrale ontmoetingsplek van het netwerk. In Beeld en Geluid vinden de belangrijkste netwerkevents van Mediawijzer. net plaats: de Media w ijs h eidmarkt in mei en de drie Expertsessies in oktober, november en december. De onderzoeken worden er gepresenteerd, de aftrap van de Week van de Mediawijsh eid 2011 vond daar plaats en de MediaMasters casefilm beleefde hier zijn première. Beeld en Geluid is het podium van Mediawijzer.net voor alle netwerkpartners. Het staat symbool voor het fysiek samenkomen, samen denken en samen delen van de resultaten van het Mediawijzernetwerk. Een beter symbool kunnen we ons niet wensen!
Beeld en Geluid: wat gebeurde er ín en dóór het clubhuis in 2011? John Leek, manager onderwijs en mediawijsheid Beeld en Geluid
Ook dit jaar stond het clubhuis weer bol van de activiteiten. Er waren verschillende terugkerende evenementen, zoals de succesvolle Mediawijsheidmarkt. Dit type evenementen maakt deel uit van de strategie om het netwerk te verstevigen, de relaties te verrijken. Met als doel: nog effectiever te zijn in het realiseren van de doelstellingen. Andere activiteiten, zoals schoolprojecten, inspireren vooral en helpen ons in het vinden van werkbare modellen om mediawijsheid effectief in de school te krijgen. Er is een onderzoek uitgevoerd naar verschillende scenario’s om mediawijsheid een serieuze plek te geven in het voortgezet onderwijs. Ander onderzoek ging over het grip krijgen op behoeften en leereffecten: dit is voor Mediawijzer.net essentieel. Binnen Beeld en Geluid betekent dat bijvoorbeeld dat er onderzoek wordt gedaan naar de effecten van de training Mediawijsheid, of naar de manier waarop we mediawijsheid in onze andere programma’s kunnen versterken. Het nieuwe competentiemodel voor mediawijsheid gaat hier ook goed bij helpen! Naast deze en andere activiteiten en onderzoeken ontstaan er steeds meer initiatieven vanuit de zogenoemde ‘webber’-rol die Beeld en Geluid, net als alle andere netwerkpartners, speelt. Denk aan het creëren van nieuwe verbindingen tussen bestaande partners en het initiëren van samenwerking met nieuwe partijen. Ook deze clubhuisactiviteiten zijn gericht op de verdere versterking van de kracht van het netwerk waar Mediawijzer.net voor staat. En dat alles met als strategische speerpunten ‘mediaopvoeding’ en ‘onderw ijssystemen’.
Activiteiten De uitreiking van de Gouden @penstaart 2011 op 8 februari was een groot succes. Mijn Kind Online en Digivaardig & Digibewust organiseerden samen met Mediawijzer.net een prachtig event op deze Europese Safer Internet Day, met als hoogtepunt de uitreiking van de prijzen door kroonprins Willem-Alexander. In mei 2011 vond de inmiddels vertrouwde Mediawijs heidmarkt plaats. Ook nu was er samenwerking met de bi-
bliotheken, de ‘Huizen van de Mediawijsheid’. Tijdens het side-event ‘Bibliotheekplein’ konden met name bibliotheekmedewerkers op maat programmering volgen. Zo’n 245 netwerkleden namen deel aan de Mediawijsheid markt en het is verheugend dat zij de dag waardeerden met een 7,45. (vgl. 2010: 6,5). Ongetwijfeld hebben goedgewaardeerde onderdelen zoals pitches en durftevragensessies hieraan bijgedragen. Ook konden bezoekers tijdens de speeddatesessies binnen een halfuur in contact komen met diverse standhouders en partners. Zo ontstonden nieuwe kennismakingen tussen de netwerkpartners. In de evaluatie kwam naar voren dat het jaarlijkse campagnethema een krachtiger rol moet spelen in de programmering van de markt. De Week van de Mediawijsheid werd wel goed gecommuniceerd, maar het inhoudelijk verhaal en de doelstellingen kunnen beter. Belangrijke informatie voor 2012! Ook werd aangegeven dat de Mediawijsheidmarkt vooral moet gaan om het delen van kennis en ideeën, en om het netwerken; niet om louter producten aan de man te brengen. De scholenprojecten leveren veel inzichten op over hoe mediawijsheid kan ‘landen’ in het onderwijs. Het concept van ‘Junior Mediatrainers’ wordt samen met twee VOscholen en de organisatie Versa verder verfijnd; leerlingen hebben in de Week van de Mediawijsheid een training gevolgd en gaan straks in de rol van getrainde coach, reporter of redacteur aan de slag tijdens hun Maatschappelijke Stage. In de bronnenbank ED*IT BASIS en LES 2.0 is een speciaal dossier gemaakt met een lespakket over mediawijsheid voor groep 7 en 8 en voor klas 1 en 2 van het VMBO-T en gemengde leerweg.
5
Om kennis te maken met de tools en mogelijkheden van het programma konden docenten in de Week van de Mediawijsheid een gratis training volgen in de bibliotheek Haarlemmermeer. De expertmeeting ‘Mediawijsheid in het Primair Onder wijs’ van 3 november was ook erg inspirerend. Cary Bazalgette (GB) en Katia Segers (B) gaven een scherp beeld van de plek van mediawijsheid in het onderwijs in Groot-Brittannië en België. De resultaten van de bijeenkomst, samen met die uit het landelijk scholenonderzoek door DUO, gaan ons helpen aan een stappenplan om mediawijsheid meer te ‘borgen’ in het primaire proces in de basisscholen. Hierover informeren we u verderop in deze publicatie.
Onderzoeken Er zijn enkele onderzoeken gewijd aan de effecten van en behoeften aan mediawijsheid in opvoeding en onderwijs. De training mediawijsheid is geanalyseerd en de effecten ervan zijn gemeten. Heel interessant is dat we dit nu konden doen met het nieuwe competentiemodel voor mediawijsheid. De trainingen, voor leerkrachten en andere professionals, bleken vooral ervaren te worden als opfrisser van ‘gebruik’ en ‘kritisch begrip’. Er is met name behoefte aan meer concrete handvatten voor direct gebruik in de klas. Het onderwerp ‘persoonlijke vaardigheden van de leerkracht zelf’ wordt daarbij echter makkelijk uit het oog verloren. Ook het onderzoek onder twaalf scholen voor voortgezet onderwijs naar scenario’s om mediawijsheid een plek te geven laat de roep om concrete invulling zien. Het zou volgens hen ideaal zijn als mediawijsheid verbonden kan worden aan de schoolvakken op een manier die efficiënt is in tijd. Een drietal mogelijke scenario’s wordt verkend in dit onderzoek: van projectaanpak tot volledige integratie in het curriculum. Voor de vierde keer startte dit jaar ook het onderwijsonderzoeksproject met de faculteit Media, Communicatie en Creatie van de Hogeschool van Amsterdam. Bijna duizend studenten, in ruim honderd teams, startten in november 2011 aan een onderzoek naar het mediagebruik van jongeren en aan de ontwikkeling van een mediawijs format voor een tv-programma voor 9- tot 12-jarigen. De opdracht is om het gloednieuwe competentiemodel erin te verwerken. In februari 2012 worden de resultaten hiervan bekend. Een heel interessante stap die nu wordt gezet, is dat het reeds verrichtte mediawijsheidonderzoek en het nieuwe competentiemodel naast elkaar worden gelegd. Daarbij wordt gekeken hoe de diensten en producten van Beeld en Geluid als clubhuis voor Mediawijzer.net nóg beter op maat kunnen worden gemaakt.
6
‘Webber’-activiteiten Op allerlei manieren begint de clubhuisrol ook naar ‘buiten’ toe effect te krijgen. Netwerkpartners en nieuwe relaties willen dolgraag samenwerken. De kunst is om juist deze beweging te stimuleren en te versterken. Beeld en Geluid participeert in meerdere onderzoekstrajecten die de kwaliteit van de bezoekerservaring proberen te meten. Het onderzoek naar Generic Learning Outcomes is bijvoorbeeld een samenwerking met de Reinwardt Academie en hieruit komt naar voren dat de factor ‘Plezier, Inspiratie, Creativi teit’ zeer hoog scoort. Binnen het programma MuseumKompas wordt samengewerkt met het lectoraat Crossm edia van de Hogeschool Utrecht. En met diezelfde HU is op 23 november het Mediacongres georganiseerd. Meerdere netwerkpartners werden zodoende betrokken bij dit congres. De samenwerking met bibliotheken kreeg verder gestalte doordat de OBA Amsterdam in het najaar van 2011 de mediawijze workshop ‘Verhalen Kijken’ tijdelijk over-
nam en programmeerde voor basisschoolleerlingen. En met meerdere bibliotheken is contact over het gebruik van mediawijsheidbronnen uit het archief van Beeld en Geluid. Een voorbeeld hiervan is de bibliotheek van Haarlemmermeer, waar een regionale selectie beeldbronnen toegankelijk is voor bezoekers. Ook met het SIOB zal hierover nog verder worden overlegd. De rijkdom aan initiatieven van buiten de traditionele media-educatiewereld begint dus toe te nemen. Zo komt er in januari 2012 een symposium over mediawijsheid voor ambtenaren: Bewegende Beelden. Werknemers van de gemeente Ridderkerk, ook actief binnen Ambtenaar 2.0, werden geïnspireerd door de Mediawijsheidmarkt. Zij willen samenwerking en innovatie bevorderen met behulp van de kracht van beelden. Mediawijsheid staat centraal tijdens dit symposium. (Volg het twitteraccount: @BeweegBeelden). Voor het clubhuis en de bibliotheken is het belangrijk om een duidelijk podium te zijn voor mediawijsheid. De icoonfunctie van het gebouw van Beeld en Geluid helpt hierbij
zeker. Wel is het essentieel dat dit gebeurt binnen de doelstellingen van Mediawijzer.net. Ook richting het onderwijs en het algemene publiek is het belangrijk steeds een goede vertaling te geven van deze doelstellingen: Wat kan ik met mediawijsheid in de klas en in het dagelijks leven, in de opvoeding? En met name: hoe bruikbaar, effectief en gewenst is dat? Gezien de massale belangstelling van basisscholen (1800 klassen!) voor de MediaMastersgame tijdens de Week van de Mediawijsheid lijkt het met de gewenstheid van mediawijsheid de goede kant op te gaan. Ook de behoefte aan fysieke ontmoetingen binnen het omvangrijke netwerk van Mediawijzer.net is groot. Expertsessies en inspiratiebijeenkomsten voorzien duidelijk in een behoefte. Het lijkt erop dat we met elkaar op de goede weg zitten: op weg naar verdere professionalisering van zowel het netwerk, als van – in samenwerking gerealiseerde – maatwerkactiviteiten!
John Leek, manager onderwijs en projectmanager mediawijsheid bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
7
MediaMix Alle Eerste Kamerleden hebben een iPad gekregen om agenda’s en Kamerstukken te bekijken. Volgens de griffier scheelt het verstrekken van de tablets veel papier. Op de iPads voor de senatoren staat een speciaal ontworpen applicatie waarmee ze onder andere wetsvoorstellen kunnen beheren.
De Canadese zanger Justin Bieber werd succesvol dankzij sociale media, zoals Twitter, Facebook en YouTube. Zijn fans, de Beliebers, reageren massaal op zijn tweets. Als Justin ‘night, girls’ tweet, reageren er 29.612 Beliebers.
De toverspiegel is het eerste televisiespel dat op de Nederlandse televisie wordt uitgezonden op 2 oktober 1951. Het thema is het nieuwe medium televisie. “Wie zal de waarde peilen van dit, uw instrument dat over duizend mijlen de wereld tot u brengt?” is een van de vragen die gesteld wordt. De regie is in handen van Erik de Vries, een van de pioniers van de Nederlandse televisie en mediaeducator avant la lettre.
8
Sociale media nemen ook zelf hun verantwoordelijkheid. Hyves bracht een lespakket uit met tien lessen die aandacht besteden aan alle aspecten van hun vriendensite. Er is ook een quiz met vragen als “Iemand heeft een vreselijke scheldkrabbel op je profiel achtergelaten. Wat doe je?” hyves.nl/lespakket
Cartograaf Eric Fischer maakte een kaart waarop je kunt zien welke talen er op Twitter gebruikt worden. Het blijkt dat taalbarrières niet geslecht worden: er wordt weinig over de grens getwitterd. Verder valt op dat er veel getwitterd wordt in grote steden als Parijs, Moskou en New York. In Afrika en in Australië wordt Twitter amper gebruikt. De volledige kaart is te vinden op http://www.flickr.com/photos/ walkingsf/6277163176/in/ photostream.
“Kijkend naar de geschiedenis vraag ik mij werkelijk af of het moderne burgerschap er door toedoen van televisie echt zoveel minder op geworden is. Gezien de beperkte informatiestromen die de kranten en de omroep tot aan de jaren 50 produceerden, zou de tegenwoordige overdaad aan kanalen en titels toch als een vooruitgang moeten worden gezien.” Uit de inaugurele rede van Huub Wijfjes toen hij bijzonder hoogleraar Geschiedenis van Nederl andse Radio en Televisie werd aan de Universiteit van Amsterdam (juni 2010).
Kansen voor het versterken van de band tussen praktijk en onderzoek
het netwerk van Mediawijzer.net
Josje Zwinkels, docent communicatiewetenschappen aan de UvA, deed afgelopen jaar onderzoek naar het netwerk van Mediawijzer.net. Zij inventariseerde de verschillende branches waarin de partners zich bevinden en onderzocht welke redenen zij hadden om zich aan te sluiten bij Mediawijzer.net. Ook bekeek ze hoeveel contact de netwerkpartners onderling hebben. Vraag vanuit het netwerk
Mediawijzer.net telde op het moment van het onderzoek (april 2011) 442 netwerkpartners. Daarvan deden er 183 mee aan het onderzoek. Bij de uitwerking van de onderzoeksresultaten was het aantal netwerkpartners al gestegen naar 549, dat is dus een stijging van meer dan honderd nieuwe partners in minder dan een jaar. De meeste netwerkpartners zijn afkomstig uit de branches Kunst & Cultuur (211 partners) en Opleiding & Onderwijs (210 partners). 34 partners zijn afkomstig uit de branche Wetenschap, Techniek & ICT. De partners in de branche Kunst & Cultuur zijn vooral bibliotheken en bibliotheekorganisaties. De partners uit de branche Opleiding & Onderwijs zijn voornamelijk cursusaanbieders, onderzoeksbureaus en organisaties uit het voortgezet onderwijs. 39,6 procent is een school.
Uit de behoeftepeiling bij de netwerkpartners blijkt dat er veel vraag is aan contact in ‘het echte leven’. Elkaar ontmoeten op bijeenkomsten, conferenties of op de Mediawijsheidmarkt wordt belangrijker gevonden dan elkaar ontmoeten op internet, bijvoorbeeld in de LinkedIngroep of op de website van Mediawijzer.net. Verder blijkt ook dat er veel belangstelling is voor expertsessies en masterclasses. Onderwerpen voor de expertsessies die relatief hoog scoren zijn: onderwijsbeleid; specifieke mediawijsheid onderwerpen (bijvoorbeeld veilig internetgebruik, mediaopvoeding, en commercie en reclame); leermateriaal en methodes; bibliotheekbeleid en innovatieve en technologische ontwikkelingen. Inmiddels heeft Mediawijzer.net al drie expertsessies georganiseerd, hierover leest u elders in deze publicatie meer.
Redenen om lid te worden van Mediawijzer.net (n=188). 60
50
40
30
20
10
55.3%
Om interessante contacten te leggen
52.7%
Om partners te vinden voor samenwerking
52.1%
Om automatisch uitgenodigd te worden voor interessante bijeenkomsten
47.3%
Om de nieuwsbrief te kunnen ontvangen
37.2%
Om mee te doen aan de stimuleringsregeling
34.0%
Om producten en diensten te etaleren
0
Om kennis uit te wisselen
30,9%
9
Figuur A en B laten een schematische weergave zien van het kennisuitwisselingnetwerk en het samenwerkingsnetwerk. De gekleurde vierkantjes zijn hierin de netwerkpartners; de lijnen laten zien of er tussen die netwerkpartners kennisuitwisseling, dan wel samenwerking plaatsvindt. De netwerkpartners in deze figuren zijn geordend naar organisatietype. Dat ze bij elkaar staan wil dus niet zeggen dat ze meer kennis uitwisselen of samenwerken.
Bij de masterclasses is er veel belangstelling voor het onderwerp ‘het invoeren van mediawijsheid op school’, een behoefte die blijkt uit meerdere rapporten, zoals u ook in deze publicatie kunt lezen. Deze masterclass wordt in 2012 georganiseerd.
Organisatiebranche
Frequentie Percentage
Kleur
relatief weinig netwerkpartners in de praktijk kennis met elkaar uitwisselen of samenwerken. Op de Expertsessie over genetwerkte organisaties was een van de aanbevelingen om een virtueel trefpunt in te richten, zodat partners elkaar makkelijker kunnen vinden en kennis kunnen delen. Het kennisuitwisselingnetwerk en het samenwerkingnetwerk blijken gefragmenteerd te zijn; ze bestaan uit heel veel kleine groepjes netwerkpartners. Dit betekent dat er wel kennisuitwisseling en samenwerking plaatsvindt, maar dat dit voornamelijk in kleine groepjes gebeurt, mogelijk regionaal bepaald. Voor veel netwerkpartners is dit herkenbaar.
Opleiding & onderwijs
156
35,3%
Bibliotheken
137
31%
Kunst & cultuur
42
9,5%
Mens & maatschappij
38
8,6%
Media & communicatie
37
8,4%
Actief vs. inactief
Wetenschap
17
3,8%
Techniek & ICT
9
2%
Overheid
6
1,4%
442
100%
Verder laten analyses zien dat er een groot verschil is in hoe actief netwerkpartners zijn in kennisuitwisseling en samenwerking. Er is, zoals in veel andere, vergelijkbare, netwerkende organisaties, een relatief kleine groep die een heel belangrijke rol speelt in het netwerk, tegenover een grote groep inactieve netwerkpartners. Wat verder opvalt, is dat wetenschappelijke organisaties een zeer beperkte rol spelen in beide netwerken, maar vooral ook in het samenwerkingsnetwerk. Dit is jammer, omdat het leggen van een stevige kennisbasis onder mediawijsheid een van de belangrijke aandachtspunten is in het Meer jarenplan van Mediawijzer.net.
Totaal
Motivatie voor lidmaatschap De onderzoeker vroeg de netwerkpartners naar hun motivatie om lid te worden van Mediawijzer.net. Het voornaamste doel is om kennis uit te wisselen met elkaar. Ook contacten leggen en partners vinden voor een samenwerking worden vaak genoemd. Het interessante van dit rapport is dat er ook is gekeken naar de daadwerkelijke samenwerking tussen de netwerkpartners. Het blijkt dat
10
De sterke groei van het netwerk tot bijna 600 partners geeft aan dat er in Nederland veel organisaties actief zijn op het gebied van mediawijsheid. Dit grote netwerk biedt drie voordelen.
Joyce Sint Nicolaas is relatiemanager van Mediawijzer.net. “Het netwerk van Mediawijzer.net is uniek! Ik ken nauwelijks vergelijkbare netwerken met zo’n grote diversiteit aan mensen en organisaties, die stuk voor stuk unieke expertise, talenten en creativiteit meebrengen. Een belangrijke doelstelling van Mediawijzer.net is het activeren en inspireren van het netwerk om samen de schouders onder mediawijsheidinitiatieven te zetten. Samen bereik je immers meer dan alleen. We zien gelukkig dat netwerkpartners elkaar steeds beter weten te vinden. Ook komend jaar zullen we on- én offline het netwerk flink in beweging zetten met onder andere betere online tools, diverse expertsessies en de bekende Mediawijsheidmarkt. Delen en samenwerken waren nog nooit zo eenvoudig.”
Groei van het netwerk van Mediawijzer.net 600 570 500
504
400 378 340 300
200 180
100
95 62
0
12 jun-08
dec-08
jun-09
dec-09
jun-10
dec-10
jun-11
dec-11
1. Er is een brede en gevarieerde bron aan kennis en expertise beschikbaar voor het aanpakken van media wijsheidvraagstukken. 2. De partners hebben meer keus bij het vinden van partners om mee samen te werken, zij kunnen dit gebruiken om bijvoorbeeld regionale initiatieven op te schalen tot nationaal niveau. 3. Mediawijzer.net kan meer partijen bereiken met relevant nieuws en achtergrondinformatie over mediawijsh eid. Juist dit laatste punt is van belang omdat wetenschappelijk onderzoek een belangrijke bron van kennis is voor de praktijk. Tegelijkertijd helpt een betere verbinding met andere netwerkpartners de wetenschap om beter en meer relevant onderzoek te doen. Beide bewegingen leiden zo tot een hogere kwaliteit van mediawijsheiddiensten.
11
Hoe meet je mediawijsheid? nieuw model zorgt voor helderheid in complexe materie Het is haast onvermijdelijk: burgers moeten ‘mediawijs’ zijn, anders kunnen ze zich niet staande houden in onze gemedialiseerde samenleving. Maar wat moet een mediawijze burger allemaal kunnen en weten? Hoewel er veel geschreven is over mediawijsheid en het begrip op allerlei manieren terugkomt, is deze vraag nog steeds niet makkelijk te beantwoorden. Zes partners van Mediawijzer.net geven het antwoord met het rapport ‘Meten van mediawijsheid’, dat vervolgens door Mediawijzer.net is omgezet in het visiedocument ‘Helderheid over mediawijsheid’. Wanneer ben je een mediawijze burger? Als je weet hoe je Het raamwerk moest ook mediaonafhankelijk zijn. Want je pc moet beveiligen? Als je digitaal aangifte kunt doen? anders is het nooit af, dan blijf je nieuwe media toevoegen. Of als je opinieartikelen kunt onderscheiden van advertenWe kunnen immers niet in de toekomst kijken. Wie had in ties? Ook bij Mediawijzer.net leefden deze vragen. In 2006 kunnen voorspellen dat er nu 200 miljoen mensen 2009 stelde zij al vast dat een praktische en operationele actief zijn op Twitter? definitie van het begrip mediawijsheid miste. Met zo’n definitie zijn alle initiatieven op het gebied van De kennis, vaardigheden en mentaliteit die mediawijsheid, die steeds omvangrijker en “ Het is absoluut geen een burger nodig heeft om media succesvol talrijker worden, beter met elkaar te vergete gebruiken, hangt natuurlijk af van het doel statisch model.” lijken. Zes partijen gingen daarom onder waarvoor het medium gebruikt wordt. Een de noemer ‘Meten van Mediawijsheid’ op zoek naar een belangrijke stap was het benoemen van de functies die praktische definitie van het begrip mediawijsheid en naar media hebben in ons leven. Op basis van een bestaande een manier om dit begrip om te zetten in meetbare eenheindeling1 werd gekomen tot acht functies (zie kader). den. Want om burgers mediawijs te kunnen maken, is het noodzakelijk om te onderzoeken wat mediawijsheid pre1 Nieuws: het laatste nieuws cies is én om te weten hoe mediawijs burgers nu zijn.
2 Opinie: de duiding van het nieuws, delen van nieuws en achtergronden 3 Vermaak: amusement en verstrooiing 4 Kunst: artistieke uitingen 5 Specifieke informatie: verkrijgen van specifieke feitelijke informatie over bijv. gezondheid, woningonderhoud, enzovoorts 6 Commercie: aanschaf en verkoop van producten via media en omgaan met reclame 7 Interactie: uitwisselen van mededelingen, opvattingen, gevoelens 8 Administratie en publieke elektronische dienstverlening: administratieve zaken zoals belastingaangifte, financiën, telebankieren, enzovoorts
Startpunt Het startpunt was de inmiddels bekende definitie van de Raad voor Cultuur: “[Mediawijsheid is] het geheel van
kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.” Mediawijsheid is dus belangrijk voor alle burgers: jong, oud, hoog- of laagopgeleid. Het nieuwe raamwerk moest competenties bevatten die de mediawijsheid benoemen van alle burgers, in alle sectoren waarbij media een rol (kunnen) spelen. Dit was meteen de grootste uitdaging voor het projectteam. Projectleider Florine Wiebenga (Eye film instituut): “We vroegen ons al snel af: Is het niet
te groot? Het vaststellen van het kader duurde daarom ook veel langer dan gedacht.”
12
Ook hier weer dient zich het complexe karakter van de materie aan. 1
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2005). Focus op Functies. Uitdagingen voor een toekomstbestendig mediabeleid. Amsterdam: University Press
Een medium kan namelijk tegelijkertijd meerdere functies voor iemand hebben. Ook kan de functie van het medium tijdens het gebruik veranderen. Een volgende stap was om aan deze functies competenties te hangen.Wat moet je kunnen en weten om ervoor te zorgen dat je een medium zo kunt inzetten dat je je doel (de functie die het medium op dat moment voor jou heeft) bereikt? Besloten werd om de competenties in vier groepen in te delen:
Het begrijpen van het productieproces van media en het kritisch begrijpen van de inhoud. Bijvoorbeeld weten dat er verschillende kranten zijn, die het nieuws vanuit hun eigen perspectief brengen of weten wat een adverteerder met een advertentie wil bereiken.
3 Communicatie Om effectief te communiceren via media moeten burgers in staat zijn om rekening te houden met kenmerken van de doelgroep of ontvanger van de zelfgeproduceerde mediainhoud en daar hun producties op afstemmen.
1 Gebruik Weten hoe je een apparaat moet bedienen. Hiervoor zijn technische vaardigheden van belang, maar er is ook kennis nodig, bijvoorbeeld over de functies van verschillende knoppen.
4 Strategie Deze competentie houdt in dat de burger weet over welke media hij beschikking heeft en wat je ermee kunt. Ook is het belangrijk dat hij kennis heeft van het eigen niveau van mediacompetenties en weet wanneer hij om hulp moet vragen. Bij elke competentie werden vervolgens kerncompetenties geformuleerd.
De pilots
2 Kritisch begrip
Om te testen of het raamwerk ook echt als meetinstrument kon dienen, werden twee pilots uitgezet. De eerste pilot werd uitgevoerd op de Thorbecke Scholeng emeenschap in Zwolle. Hier kunnen bovenbouwleerlingen het vak Moderne media volgen. De pilot hield in dat met behulp van het raamwerk werd gemeten hoe het was gesteld met de mediawijsheid in de onderbouw en of het vak Moderne
13
Media de mediawijsheid ook daadwerkelijk vergroot. Om dit te meten werden vragenlijsten opgesteld. De tweede pilot had tot doel om te meten hoe mediawijs jongeren met een verstandelijke beperking zijn en daarmee zicht krijgen op de mogelijke risico’s die deze groep loopt. Het onderzoek werd uitgevoerd door middel van interviews.
laten weten waar ze tegenaan lopen. Zo ontstaat er iets, waar misschien weer andere mensen mee verder kunnen. Het is dus absoluut geen statisch model, dat maakt het ook spannend.”
Belangrijke stap
“Je hoeft een kind van 8 niet uit te leggen hoe een mobiele telefoon werkt, maar zijn opa of oma soms wel.” Florine: “Jammer was dat we vanwege de tijdsdruk de pilots al in gang moesten zetten voordat het rapport af was.” De pilots toonden meteen aan hoe complex de materie is. Je moet zelf niveaus aanbrengen in de competenties. Want het belang van het beheersen ervan varieert binnen verschillende doelgroepen. Zo hoef je een kind van 8 niet uit te leggen hoe een mobiele telefoon werkt, maar zijn opa of oma soms wel. Daarnaast moet je precies weten wat de beginsituatie van deze specifieke doelgroep is en die verschilt soms per individu.”
Het rapport ‘Meten van mediawijsheid’ is te lezen via www.mediawijzer.net/helderheid. (zie ‘start document’). Hier vindt u ook andere relevante documenten over het onderwerp. In de pilots werden de kerncompetenties voor beide onderzoeksgroepen omgezet in doelgroepspecifieke indicatoren. Voor de groep jongeren met een verstandelijke beperking was bijvoorbeeld een belangrijke indicator: “Kent de mogelijkheden die een medium biedt om zich als een ander voor te doen.” Er is een nauwe samenhang tussen soort medium, de functie en het gebruik. Deze drie-eenheid zou iedereen voor zijn eigen doelgroep steeds opnieuw moeten definiëren. Medium
Functie
Gebruik
Florine: “Pas tijdens de pilots bleek hoe ingewikkeld het is
om het raamwerk goed toe te passen. Dit betekent niet dat deze pilots niet bruikbaar zijn. Integendeel, ze tonen de complexiteit aan en laten zien waar je op moet letten. We hopen nu dat anderen hiermee verder gaan en ook
14
Met dit nieuwe model is een belangrijke stap gezet. Het zorgt voor een afbakening van het begrip mediawijsheid. De veertien kerncompetenties geven een omvattend begrip van mediawijsheid: van technische beheersing tot inzicht in het medialandschap, van (sociale) media communicatie tot participeren in de mediasamenleving. Een belangrijke uitkomst is dat de veelheid aan mediawijsheidinitiatieven nu op een nieuwe manier geordend kan worden. Bij projecten, workshops, websites en educatieve materialen kan nu helder vastgesteld worden aan de ontwikkeling van welke competenties ze een bijdrage leveren. Zo werd het competentiemodel al ingezet bij de ontwikkeling van het traject voor Junior Mediatrainers (zie pagina 40) en de Lespakketten Mediawijsheid (zie pagina 48), en bij de effectmeting van de Training Mediawijsheid (zie pagina 50).
Het projectteam bestond uit: Blik op Media (Sanne van der Hagen), Cinekid (Vanessa Pattipeilohy), EYE Film Instituut Nederland (Brit Thomassen, Florine Wiebenga), Nieuws in de klas (Fifi Schwarz), TNO (Sanne Huveneers, Bas van Schoonhoven) en de Thorbecke Scholengemeenschap (TSG) Zwolle (Wim Hilberdink, Bob Wissink).
30.000 kinderen zijn MediaMaster
week van de Mediawijsheid draait om mediaopvoeding In de Week van de Mediawijsheid speelden 30.000 leerlingen van groep 7 het spel MediaMasters: een spannend spel waarin ze een week lang konden ervaren hoe mediawijs ze echt zijn. Maar er gebeurde veel meer in deze week. De Week van de Mediawijsheid vindt elk jaar plaats in november. Het is een initiatief van Mediawijzer.net om aandacht te vragen voor het onderwerp mediawijsheid. Dit jaar stond de mediaopvoeding van jonge kinderen (groep 7) en de communicatie hierover tussen ouders, kinderen en leerkrachten centraal. Kinderen lijken redelijk mediawijs, maar ze gebruiken lang niet alle mogelijkheden en onderschatten hun mediagedrag. Minister Van Bijsterveldt gaf op de Prinses Marijkeschool in Den Haag het startsein voor de Week van de Mediawijsheid door een tweet te sturen.
Ouders ondersteunen Naast het spel MediaMasters werd een maatschappelijke discussie gevoerd over mediawijsheid. Als basis hiervoor werd het rapport van Dialogic gebruikt, waarover elders in deze publicatie een uitgebreid artikel is opgenomen.
Belangrijkste uitkomst van dat onderzoek is dat Hele middag met het mediagebruik van dochter (11) in de bieb kinderen sterk verandert gespeurd naar als ze naar het voortgeantwoorden voor zet onderwijs doorstro#mediamasters men. En ouders hebben missie. Spannend! daar vaak niet echt een antwoord op. Een van de doelen van het Media Masterss pel was om ouders een handje te helpen bij de mediaopvoeding. Kind eren maakten tijdens de Week van de Mediawijsheid een handboek met mediaopvoedingstips voor hun ouders.
Week van de Mediawijsheid, dag 3 @BeeldenGeluid: jongeren worden opgeleid tot Junior Mediatrainer. #mediamasters #wvdm11
In het weekend voordat het spel startte, vulden de kinderen thuis met hun ouders een enquête in.
MediaMasters is gelukt. De Week is gestart! De tweet aan 30.000 MediaMasters die gaan beginnen aan de Week van de Mediawijsheid is gelukt!
15
MediaMaster Regine uit Utrecht bij Het Jeugdjournaal. Een aantal geselecteerde MediaMasters kinderen krijgen een kijkje achter de mediaschermen. Zij krijgen de kans om radio-dj, presentator of journalist voor een dag te zijn. Tijdens de Week van de Mediawijsheid (21-27 november) gaan zij aan de slag of mogen meekijken
#mediamaster Rosie loopt stage achter de schermen bij Nickbattle! #wvdm11 #mediawijsheid http://t.co/Zblnh4DF
* Zaterdag “Gaming Saturday” in bieb Vathorst. Vrijdagmiddag kun je in een aantal andere vestigingen Wii-en! #wvdm11
MediaMaster Eva loopt stage bij Shownieuws. Een aantal geselecteerde MediaMasters kinderen krijgen een kijkje achter de mediaschermen. Zij krijgen de kans om radio-dj, presentator of journalist voor een dag te zijn. Tijdens de Week van de Mediawijsheid (21-27 november) gaan zij aan de slag of mogen meekijken.
16
De kinderen raakten zo met hun ouders in gesprek over media en de ouders kwamen erachter wat hun kind al weet over media. De deelnemende klassen bedachten vervolgens tips voor de ouders.
Hoezo rustdag #mediamasters ze willen niet eens buitenspelen!!! http://t.co/UYClhtw0
Stage lopen In de Week van de Mediawijsheid waren een paar kinderen uitverkoren om stage te lopen. Ze mochten een dag een kijkje nemen bij Frits Wester van het RTL Nieuws, Giel Beelen van 3FM, het Jeugdjournaal, Shownieuws, Metro, The Voice of Holland, Kidsweek, Z@PPLive en NickBattle. Leerlingen die later nieuwslezer, radiomaker, presentator of journalist willen worden, konden zich met een motivatie opgeven voor de MediaMaster Stage. Negen kinderen werden uitgekozen om stage te lopen.
Grote finale Op vrijdag 25 november werd de grote finale gespeeld. Alle kinderen die MediaMasters volbracht hadden, kregen het diploma uit handen van hun leerkracht. Op een aantal scholen werden deze diploma’s uitgereikt door mensen uit het mediavak en de politiek. Zij weten uit eigen ervaring hoe media werkt en hoe belangrijk het is mediawijs te zijn. Voorafgaand aan de uitreiking deelden zij hun eigen media-ervaring.
kinderen een speurtocht doen met iPads. Een workshop ‘Twitter voor dummies’ werd gegeven in de bibliotheek van ’s-Heerenberg. En de bibliotheek Hengelo Beursplein hield een workshop ‘OV Chipkaart voor senioren’. De bibliotheek Spijkenisse werd omgetoverd tot ‘speelhal’. In teams met kinderen, opa’s, oma’s en ouders werden ouderwetse spellen als pimpampet en moderne games gespeeld, zoals Wii Sports. Deelnemers kregen aan het einde van de dag een ‘game-diploma’. Natuurlijk was er nog veel meer te doen tijdens de @remcopijpers Zelfs Week van de Mediaop onze kleine Friese wijsheid. Ambass adeur dorpsschool gaat het Sipke Jan Bousema beover #WVDM11. zocht een ouderavond op Voorlichting werkt! basisschool Het Kompas Veel succes bij in Opende. Hij ging daar #Koffietijd in gesprek over wijs omgaan met social media. Beeld en Geluid organiseerde een Meet and Greet met de makers van het Jeugdjournaal. Ook werd er een workshop Edit/lespakket Mediaw ijsheid gehouden in de bieb van Haarlemm erm eer. Verder was Beeld en Geluid nauw betrokken bij de organisatie van een Mediacongres op de Hogeschool Utrecht.
De leerlingen deelden op hun beurt hun tips en de ervaringen die ze hadden opgedaan met Media Masters. Op vrijdag werd de winnende groep bekend gemaakt, Groep K van bassischool Agneten dal uit Dommelen. Deze klas maakte het best scorende MediaM asterb oek, het boek met mediatips voor ouders. Ze mogen zich een jaar lang de beste MediaMasters noemen en de hele klas gaat naar een live-uitzending van Z@PPLive.
Kijk om 10.00 uur naar @remcopijpers van Mijn Kind Online in Koffietijd op RTL4 over #wvdm11 en goede mediaopvoedtips #mediawijsheid
De bibliotheken waren als Huis van de Mediawijsheid ook actief in deze week. In veel bibliotheken werden activiteiten georganiseerd. Die liepen zeer uiteen. Zo organiseerde de bibliotheek Poortugaal een introductieles voor het lespakket ‘Diploma Veilig Internet’. In de bibliotheken Roosendaal en Zevenbergen konden
Leerlingen zijn zo enthousiast dat ze zelfs tot 16.30 uur op school bezig zijn met #Mediamasters #WvdM11
17
Groep 7 wint het Gouden Brein Jenaplanschool De Dukdalf speelt MediaMasters Het is donderdagochtend 11.00 uur op de Dukdalf in Leiden in de Week van de Mediawijsheid. De kinderen van groep 6/7 zitten klaar voor het MediaMastersspel. Op het digibord begint een flitsend filmpje met presentator Jurre Bosman (van het SchoolTV-weekjournaal). Een verslaggeefster gaat langs bij het hoofdkwartier van Hyves. Ze wil een profiel aanmaken. Hoe moet dat eigenlijk? In ieder geval moet je geen simpel wachtwoord gebruiken, maar een wachtwoord met veel cijfers en letters. Zoiets als ‘boswachter1980’. In de klas worden de kinderen meteen rumoerig. Opschrijven! Misschien is dit een aanwijzing! Dan begint het spannende filmpje van cybercrimefighter John S. de Fries. Hij is een hacker op het spoor. Het is doodstil in de klas, dit is echt spannend. Een politieagent lukt het niet om de hacker op te pakken. Helaas, hij is weer ontsnapt! Pizza Leerkracht Walter de Bruin deelt een quiz uit. De kinderen gaan deze in groepjes maken. Er zijn vragen die met het filmpje te maken hebben, maar ook vragen als: “Wie is er beroemd geworden door een filmpje op YouTube?” De kinderen weten veel, maar dit is wel erg moeilijk. Klassikaal
18
worden de antwoorden ingevuld op de MediaMasters website. “Wat doet Hyves met de informatie dat je pizza lekker vindt?” Veel kinderen denken dat het geheim is en beseffen niet dat reclame gericht wordt op dit soort informatie. Een andere instinker is de website van SpongeBob. Waarom staat die bovenaan in Google?
NOS Presentator Jeroen Overbeek reikt de MediaMasters van OBS Elckerlyc in Hilversum hun diploma uit.
Slechts één jongetje snapt dat het om een advertentie gaat. De rest denkt dat die website gewoon veel bezoekers heeft. De klas heeft het merendeel van de vragen goed, maar ze hebben nog niet genoeg punten gehaald voor de dagprijs: het Gouden Brein. Gelukkig is daar Rik. Die heeft gisteravond samen met zijn moeder allerlei extra vragen opgezocht. Alle antwoorden staan op een papiertje. Achter elkaar scoort Rik punten, zodat de klas alsnog genoeg punten krijgt om het Gouden Brein te winnen. De klas juicht. Goed zo, Rik! Wanneer Walter de les wil afsluiten, verschijnt er een schermpje in beeld: “Vul je wachtwoord in en je verdient 100 extra punten.” “Nee!” gillen de kinderen. “Niet doen!” Dat hebben ze geleerd, nooit zomaar je wachtwoord invullen.
Vader met vier vrienden Wat hebben de kinderen geleerd van MediaMasters? Voor Yasmin is het nieuw dat je niet op Hyves moet zetten wanneer je op vakantie bent. Yasmin, Nadine en Birthe hebben allemaal een profiel op Hyves. Net zoals bijna alle andere kinderen in de klas. Onbekende mensen die vrienden met hen willen worden, accepteren ze niet zomaar. Birthe: “Ik kreeg een vriendschapsverzoek van een meisje van de manege, maar ik herkende haar eerst niet. Ik had mijn zus erbij geroepen en toen zagen we het pas.” Ook Amy is het ermee eens dat je niet zomaar iedereen als vriend moet accepteren. “Een meisje uit mijn klas werd vrienden met een meisje uit mijn straat. Ze kent haar niet eens! Dat begrijp ik niet.” De ouders van de kinderen in deze groep zijn soms heel handig met internet. Lela vertelt: “Mijn moeder zit veel op Twitter. Ze helpt mee met dingen op internet. Pas lag ik in bed te piekeren over websites met geweld of illegale dingen. Toen ben ik eruit gegaan om er met mijn moeder over te praten.” Maar niet alle ouders zijn zo handig. Sommige doen een dappere poging. Zoals de vader van Julia: “Mijn vader heeft maar vier vrienden op Hyves. En daar ben ik er een van!” En de vader van Mara had ook een profiel op Hyves, maar die is zijn wachtwoord vergeten.
Wijkagent Het mediagebruik van de kinderen in deze groep loopt uiteen. Leerkracht Walter de Bruin ziet verschil in leeftijd. Kinderen in groep 6 mogen minder dan de kinderen in
groep 7. Er is ook een verschil tussen jongens en meisjes: “Jongens proberen veel uit, meisjes zijn voorzichtiger.” Hij hoort ook verschillen in de mediaopvoeding van ouders. “Sommige ouders proberen de media weg te denken, die doen net alsof ze niet bestaan. Andere zijn weer alleen maar gefocust op de gevaren van internet. Ouders raken soms helemaal overspannen als er eens iets gebeurt met hun kind op internet. Wat ik wel heel goed vind, is dat onze wijkagent het mediagedrag van kinderen serieus neemt. We hadden een tijdje geleden een geval waarbij een profiel van een kind gehackt was door een ander kind. Er waren vervelende berichten geplaatst. De wijkagent is toen met de ouders gaan praten. Ouders nemen ook contact met ons op als er problemen zijn.” Walter is ICT-coördinator op zijn school. Hij vindt dat mediawijsheid veel meer onderdeel zou moeten uitmaken van het onderwijs. “Het zou schoolbreed opgezet moeten worden, al vanaf de jongste kinderen. Maar het is wel lastig om mijn collega’s daarvan te overtuigen.
Alle 40.000 deelnemers aan MediMasters2011 ontvingen aan het sloty van de Week van de Mediawijsheid een heus certificaat
Ze zijn soms bang dat ze niet vaardig genoeg zijn met media. Maar ik zeg dan tegen ze: er zit een klas vol kinderen voor je die die vaardigheden wel bezitten. Maak daar gebruik van. Als leerkracht zijn wij ervoor om de kinderen te coachen. Het MediaMastersspel is een mooi begin, mijn collega’s kunnen hier ook goed mee uit de voeten. Volgend jaar doen we zeker weer mee.”
19
Zoals de ouden zingen, piepen de jongen mediagedrag kinderen lijkt op dat van hun ouders Nederlandse ouders hebben geen passend antwoord op het veranderende media gedrag van hun kinderen. Dat is de conclusie van onderzoeks- en adviesbureau Dialogic in een onderzoek naar de mediawijsheid van kinderen van 10 tot 14 jaar en hun ouders. De overstap van kinderen naar het voortgezet onderwijs gaat gepaard met meer mediagebruik en dus ook met meer risico’s. Een sturende hand van ouders is hier gewenst. Het goede nieuws is dat de jongeren weinig last hebben van digitaal pesten en weten hoe ze een virus op de pc kunnen voorkomen.
Kinderen Soms 81 39 4
Vaak Soms Nooit
Vaak 37 20 2
Vaak Soms Nooit
Kinderen Vaak Soms 15.2% 33.2% 8.2% 16.0% 0.8% 1.6%
Nooit 32 25 4
Bespreken ‘enge’ dingen op TV Als mijn kind ‘enge‘ dingen ziet op TV dan bespreekt hij/zij dat met ons als ouders
Ouders
Ouders
Praten over internet Wij praten met ons kind over wat hij/zij doet op internet
Ja Nee
Kinderen Ja 115 15
Ja Nee
Kinderen Ja Nee 49.1% 31.6% 6.4% 12.8%
Nee 74 30
Nooit 13.1% 10.2% 1.6%
Mate van overeenstemming 32.8% 53.3% 13.9%
234
Ouders
Ouders
224
Mate van overeenstemming 62.0% 38.0%
Tabel 1
Jongeren zijn sinds 2010 niet méér media gaan gebruiken, wel gebruiken ze andere soorten media. De televisie en internet krijgen nog steeds de meeste aandacht.
“ Jongens krijgen relatief meer regels opgelegd dan meisjes en moeders vinden zichzelf strenger dan vaders.”
20
De tijd die jongeren besteden aan het luisteren naar de radio of het lezen in tijdschriften, kranten of boeken is gedaald. In het internetgebruik zijn er verschuivingen te zien in het gebruik van sociale media. Twitter en Facebook zijn bezig met een opmars, ten koste van Hyves en MSN. Vooral jongeren in het voortgezet onderwijs zijn grootgebruikers van sociale media. Kinderen in het basisonderwijs en ook hun ouders blijven daar ver bij achter.
Uit het onderzoek blijkt overigens ook dat jongeren zo’n drie uur per dag niet achter een scherm zitten. Dan zijn ze aan het sporten, spelen of spreken ze af met vrienden. Ouders die zelf veel gebruik maken van media, zien meer risico’s voor hun kinderen dan ouders die ‘medialuw’ zijn. Ze zijn vooral bang voor dreiging van buitenaf: bijvoorbeeld voor mannen die via internet onder valse voorwendselen met hun dochter chatten.
“ Uit het onderzoek blijkt overigens ook dat jongeren zo’n drie uur per dag niet achter een scherm zitten. Dan zijn ze aan het sporten, spelen of spreken ze af met vrienden.” Ook gezondheidsproblemen door bijvoorbeeld intensief gamen zien ouders als een reëel gevaar. ‘Onbekwaamheid’ wordt door ouders ook als een risico gezien, bijvoorbeeld dat jongeren ongemerkt veel geld uitgeven aan spulletjes voor Habbo Hotel of dat ze achterblijven bij hun leeftijdgenoten.
De onderzoekers hebben in totaal 568 telefonische enquêtes uitgevoerd. Daarbij spraken ze 251 jongeren van 10 tot 14 jaar en 317 ouders met kinderen in die leeftijd. Later werd ook een discussie met ouders georganiseerd, om met hen te praten over mediaopvoeding en risicogedrag. De onderzoeksresultaten zijn teruggekoppeld aan experts van ECP-EPN, Mediawijzer.net, Nederlands Jeugdinstituut, Issuemakers, MijnKindOnline en de Universiteit van Amsterdam. Het verslag van deze expertsessie is elders in deze publicatie opgenomen (pagina 36).
Hoe zorgen ouders ervoor dat hun kinderen leren omgaan met de risico’s van mediagebruik? Daar hebben ze een aantal oplossingen voor. Ze kijken mee, ze stellen regels op, ze praten met hun kinderen en houden toezicht. Frappant is dat ouders denken dat ze dit heel vaak en goed doen, maar hun kinderen denken daar anders over. Veel kinderen vinden dat hun ouders helemaal niet zo veel met hen praten over mediagebruik. De grootste tegenstelling is te vinden in het bespreken van enge dingen op televisie. 81 procent van de ouders uit het onderzoek denkt dat hun kinderen dit met hen delen, terwijl 32 procent van de kinderen dit ontkent.
Gezinsprofielen In het onderzoeksrapport zijn ouders en kinderen ingedeeld in profielen, zodat de stap gezet kan worden naar analyses van het gezin.
21
Conf ronterende beelden (erotiek, geweld, etc.)
61%
Virussen / spam
28%
65%
Reclame / commercie niet kunnen onderscheiden
22%
67%
Digitaal pesten (bijv. via de mail of chat)
11%
13%
24%
75%
Verslaving
19%
77%
Schending auteursrechten (bij downloaden, uploaden, kopiëren CD / DVD)
9%
78%
7%
17%
6%
14%
7%
Ongewenste intimiteiten (toespelingen of verzoeken van onbekenden)
80%
19%
1%
Misbruik persoonlijke inf ormatie (bijv. f oto of inf ormatie hyves) op internet
80%
18%
2%
Concentratieproblemen door gebruik van media
81%
Geld uitgeven via internet of de mobiele telef oon
14%
82%
Agressie
13%
84%
Slaapproblemen door gebruik van media
87%
Sociaal isolement Achterstand mediavaardigheden ten op zichtte van leef tijdsgenoten
4%
6%
7%
9%
8%
91%
10%
20%
30%
40%
5%
12%
89%
0%
5%
50%
60%
70%
80%
90%
3%
2%
100%
Nee, probleem niet van toepassing op mijn kind Ja, potentieel probleem / gevaar voor toekomst Ja, dit probleem is actueel / heef t af gelopen 2 jaar plaats gevonden
Tabel 2
Het blijkt dat er drie soorten ouders te typeren zijn: 1. de mediagenieters 2. de mediagematigden 3. de media-actieven De mediagenieters gebruiken vaak sociale media (Hyves, MSN, Facebook) en kijken meer tv dan de andere groepen ouders. Deze groep ouders gebruikt gemiddeld veel digitale media. De mediagematigden gebruiken de media het minst intensief. Ze kijken tv, lezen tijdschriften en kranten, maar zijn het minst bekend met ‘nieuwe’ media. De mediaactieven ten slotte worden gekenmerkt door een hoog mediagebruik. Maar bij deze groep scoren de ‘zakelijke’ toepassingen hoger, zoals e-mail, zoekmachines, LinkedIn en Skype. Deze groep heeft vaak ook internet via de smartphone. Over het algemeen is dit type iets hoger opgeleid dan de overige twee groepen. Ouders kunnen zelf opzoeken wat voor type mediaopvoeder ze zijn via de quickscan op www.mijnkindonline.nl.
22
De kinderen zijn onderverdeeld in twee profielen: basisonderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO). De reden hiervoor is dat de tweedeling in mediarijke en medialuwe kinderen voor een groot deel verklaard wordt door hun leeftijd. Vooral het gebruik van sociale media neemt enorm toe bij kinderen in het VO. Uit deze gezinsprofielen blijkt dat vooral kinderen in het VO van mediagenieters risicovol mediagedrag vertonen. Daarmee wordt bedoeld: zorgeloos mediagebruik, gebrek aan focus en bovenmatig gebruik van media. Meisjes blijken veel vaker dan jongens last te hebben van gebrek aan focus. Niet vreemd is dat kinderen van mediagenieters een groter risico lopen op bovenmatig gebruik van media. Het blijkt dat de intensiviteit van het mediagebruik van ouders een goede voorspeller is voor eventuele problemen bij hun kinderen.
Rot op! Het zoontje van een van de deelnemende ouders had zich aangesloten bij een nieuwsgroep rondom zijn voetbalclub. Op een gegeven moment raakte het ventje geïrriteerd van alle mails. Zijn primaire reactie aan iedereen was toen: “ROT OP!” Vervolgens kreeg hij een nette e-mail van ‘ de moderator’ die hem verzocht dergelijke taal niet te gebruiken. Dit was voor hem duidelijk een eyeopener: er zit blijkbaar een mens achter die computer. Uit het onderzoeksrapport ‘Blik op mediawijsheid’ door Dialogic. Jongens krijgen relatief meer regels opgelegd dan meisjes en moeders vinden zichzelf strenger dan vaders. Bij jonge kinderen kiezen ouders voor andere opvoedstrategieën dan bij oudere kinderen.
“ Kinderen in het basisonderwijs kijken vaker met hun ouders samen naar de tv of werken samen op de computer. ” Ook toezicht houden is een opvoedstrategie. Jongeren die naar het voortgezet onderwijs gaan, krijgen meer te maken met regels. Dit hangt samen met de ontwikkeling die kinderen doormaken: privacy wordt voor hen in toenemende mate belangrijk, waardoor samen media beleven en toezicht houden minder snel zal worden toegepast.
Niets is gratis De deelnemers aan de ouderbijeenkomst herkenden zich goed in de casus waarbij hun kind virtuele goederen (bijv. meubeltjes voor Habbo) had aangeschaft en de ouder dit pas ontdekte toen de uitgaven al flink waren opgelopen: “Na twee maanden ontdekten we dat onze telefoonrekening 200 euro hoger was. In eerste instantie dachten we dat het om een vergissing ging. Later kwamen we erachter dat er telkens op woensdagmiddag naar een specifiek nummer werd gebeld. Mijn zoon bleek via de vaste telefoon op die manier zijn ‘credits’ te kopen. Toen wij hem hiermee confronteerden, ontkende hij in eerste instantie.” Zonder boos te worden gingen de ouders de dialoog aan. Door aan te geven dat het om een hoop geld ging en dat zijn ouders dit ook niet zomaar konden betalen, bood de jongen aan: “Dan betaal ik het toch van mijn zakgeld.” Hoewel het een dure les was, hadden de ouders deze situatie niet willen mislopen, want het had een grote impact op hun zoon.
Geen hulp Het onderzoek bevatte ook vragen naar de leerbehoefte van de ouders. De grote meerderheid geeft aan geen behoefte te hebben aan mediawijsheidslessen en hun kinderen zelf het een en ander bij te willen brengen. De onderzoekers concluderen hieruit dat er weinig problemen zijn in het grootste deel van de gezinnen, en dat er dus ook geen aanleiding is om hulp te vragen. Door de ouderbijeenkomst komen ze tot aanvullende inzichten: ouders kennen niet alle risico’s van mediagebruik, zoals het niet controleren van bronnen en het verkeerd inschatten van de betrouwbaarheid van informatie. Ouders vinden dit vooral een taak van de school. Overigens blijkt uit onderzoek van het IPON en het ITS dat scholen dit zelf ook vinden, zoals u elders in deze publicatie kunt lezen. Bijna 90 procent van de tijd die aan mediawijsheid wordt besteed op scholen, gaat over het leren omgaan met deze risico’s. Het rapport geeft enkele aanbevelingen aan Mediawijzer. net. De onderzoekers tekenen hierbij aan dat de mediaopvoeding voor het grootste deel goed gaat. Maar Mediawijzer.net kan wel enkele acties ondernemen: - Het grootste verschil in mediagebruik is te zien bij de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. In groep 8 zouden ouders hierop voorbereid kunnen worden. - Zoals de ouden zingen, piepen de jongen: het blijkt dat de voorbeeldfunctie van ouders groot is. Ouders die zelf intensief media gebruiken (de mediagenieters) hebben ook kinderen die veel media gebruiken en dus meer risico lopen. - Mediagematigden laten hun kinderen los als ze naar het voortgezet onderwijs gaan. Er komt niets in de plaats van ‘gezamenlijk media beleven’ en ‘toezicht houden’. Het lijkt verstandig om ouders hiervan bewust te maken, om een impasse in de mediaopvoeding te voorkomen.
Uit het onderzoeksrapport ‘Blik op mediawijsheid’ door Dialogic
23
Leerkrachten hebben behoefte aan training en ondersteuning onderzoek wijst uit dat er weinig expliciete aandacht is voor mediawijsheid Hoeveel aandacht is er in het primair en voortgezet onderwijs voor mediawijsheid? Wie is er verantwoordelijk voor media-educatie? Ouders of de school? En hoe schatten leerkrachten de mediawijsheid van hun leerlingen in? Twee onderzoeken in opdracht van Mediawijzer.net en Beeld en Geluid laten zien dat er op de meeste scholen, met name in het voortgezet onderwijs, nog weinig structurele aandacht is voor alle aspecten van mediawijsheid. wijsheid. Maar ook het gebrek aan aanbod wordt als reMediawijsheid op scholen is een lastig verhaal. Het is den gegeven. Voor de meeste leerkrachten geldt dus dat geen apart vak, er bestaan (nog) geen leerlijnen voor, en ieder op zijn of haar eigen manier invulling geeft aan mehet is niet opgenomen in de kerndoelen. Toch zijn veel asdiawijsheid in de eigen les. Er is weinig afstemming binpecten van mediawijsheid op scholen aan de orde; aannen de secties. Een leraar geeft dacht voor online omgaan met elkaar in bijvoorbeeld aan er met de klas over te de mentorlessen, het kritisch bekijken “ Voor de meeste van bronnen bij de geschiedenisles of leerkrachten geldt dat spreken: “[…] als ze tijdens de les de ICTregels overtreden, er enge mannen in de zomaar een gesprekje over iets wat op ieder op zijn of haar chatbox verschijnen of als ze onhandig dat moment in het nieuws is. eigen manier invulling omgaan met wachtwoorden.” Mediawijzer.net en Beeld en Geluid liegeeft aan Scholen zien het vooral als hun taak om ten onderzoeken hoe scholen in het primediawijsheid in de kinderen wegwijs te maken in het zoeken mair en voortgezet onderwijs omgaan les.” en vinden van goede en betrouwbare informet mediawijsheid. Onderzoeksinstituut matie en het maken van presentaties. Zij ITS van de Radboud Universiteit zien het minder als hun taak kinderen te helpen bij het maNijmegen peilde twee achtereenvolgende jaren wat er in ken van profielpagina’s op sociale netwerksites of hen te het onderwijs gedaan wordt op het gebied van mediawijsleren hoe je moet chatten. Volgens de meerderheid van de heid. Bureau DUO peilde in opdracht van Beeld en ondervraagde leerkrachten zijn ouders en de school saGeluid, ECP/EPC en SIOB de behoeften onder docenten men verantwoordelijk voor de mediaopvoeding van in het primair en voortgezet onderwijs om mediawijsheid kinderen. op hun school op de kaart te zetten. Uit beide onderzoeken komt naar voren dat mediawijsheid op veel scholen in verschillende leerjaren aan de orde komt, bij verschillende vakken. Op sommige scholen gebeurt dit expliciet, bijvoorbeeld in een themaweek of als onderdeel van een vak, met name bij Nederlands, informatica, ckv, geschiedenis, maatschappijleer en beeldende vorming. Maar op veel scholen gebeurt dit ook impliciet, wanneer het toevallig ter sprake komt of aan de orde is. Als reden hiervoor wordt door schoolleiders en leerkrachten aangegeven dat de school andere prioriteiten heeft, dat er binnen het programma geen ruimte is voor media-
24
“Docenten hebben de kennis niet van wat er allemaal mogelijk is [met nieuwe media] en hoe je bijvoorbeeld BlackBerry’s zou kunnen inzetten. Ze zijn bang dat leerlingen er misbruik van gaan maken, rare dingen doen op het internet, etc.” Uit de groepsdiscussie leerkrachten PO, DUO p. 65.
Op welke wijze wordt op uw school/wordt door u aandacht besteed aan de mediawijsheid van de leerlingen. 46%
13%
36%
5%
Schoolleiders 1%
35%
9%
50%
4%
Leerkrachten 0%
20%
40%
60%
80%
100%
■ Mediawijsheid vormt op mijn school een apart vak ■ Op onze school/scholen wordt in verschillende vakken aandacht besteed aan (onderdelen van) mediawijsheid ■ Op onze school behandelen we mediawijsheid als apart thema (bv. een apart project) ■ Er wordt op onze school/scholen niet specifiek aandacht besteed ■ Anders Bovenstaande grafiek laat zien hoe schoolleiders en docenten in het primair onderwijs denken over de manier waarop media wijsheid vorm krijgt binnen de school. Onderzoek DUO, p. 17.
Weinig pc’s in het voortgezet onderwijs Welke middelen hebben scholen tot hun beschikking? In het primair onderwijs zijn digitale schoolborden en computers in bijna elke klas aanwezig. Dit in tegenstelling tot het voortgezet onderwijs, waar maar 53 procent van de lokalen beschikt over een digitaal schoolbord. De computer wordt in het basisonderwijs dan ook aanzienlijk vaker gebruikt dan in het voorgezet onderwijs. Bijna de helft van de docenten in het voorgezet onderwijs gebruikt de compu-
ter slechts af en toe in de klas. Voor de overige helft geldt: 10 procent gebruikt de computer heel vaak, 24 procent tamelijk vaak en 14 procent vaak. Wel worden in het voortgezet onderwijs veel huiswerkopdrachten gegeven waarbij internet nodig is, bijvoorbeeld extra opdrachten. Deze horen in de meeste gevallen bij de lesmethode en doen de leerlingen thuis. Dat de computer zo weinig in de klas wordt gebruikt, is niet (alleen) te wijten aan de docenten. Uit het ITS-onderzoek blijkt dat docenten behoefte hebben aan meer computers voor alle leerlingen en aan goed werkend en veilig internet.
25
Goed voorbeeld Op de Thorbecke Scholengemeenschap in Zwolle bestaat de ‘Leerlijn moderne media’. Leerlingen die deze richting kiezen, krijgen vijf uur moderne media per week in de eerste drie leerjaren. Een dergelijke leerlijn is een unicum in Nederland en het opzetten ervan vergde een enorme inzet en creativiteit van de betrokken docenten. Een deel van de school werd omgebouwd tot studiocomplex waar leerlingen hun eigen journaal, het TTV-journaal, maken en waar nodig expertise van buitenaf wordt aangetrokken. De Thorbecke Scholengemeenschap won hiermee in 2011 de Nationale onderwijsprijs en kreeg in datzelfde jaar in Wenen als eerste school in Europa de ‘Seal of Approval’ van de Erasmus EuroMedia Awards uitgereikt. De prijs werd uitgereikt door de European Society for Education and Communication, universiteit Wenen. De school is netwerkpartner van Mediawijzer.net en is bezig met het opzetten van een netwerk van scholen die mediawijsheid als apart vak willen aanbieden.
“ De computer wordt in het basisonderwijs aanzienlijk vaker in de klas gebruikt dan in het voorgezet onderwijs.” Mediawijze leerlingen Het ITS-onderzoek besteedt aandacht aan hoe mediawijs leerkrachten denken dat hun leerlingen zijn. Een derde van de leerkrachten in het primair onderwijs geeft aan dat de meeste of alle leerlingen zich bewust zijn van de risico’s bij het gebruik van internet. Maar slechts de helft daarvan denkt dat de kinderen ook in staat zijn zich hiertegen te wapenen. In 2010 dacht nog ruim de helft van de leerkrachten dat er maar weinig leerlingen zijn die zich bewust zijn van de risico’s op internet en dat er nog minder leerlingen zijn die zich hier ook tegen kunnen wapenen. Het niveau van mediawijsheid verschilt ook per leerjaar en schoolniveau. Het praktijkonderwijs lijkt het laagst te scoren op mediawijsheid. In het voortgezet onderwijs vindt maar 3 procent van de leerkrachten dat alle leerlingen vaardig zijn in het zoeken en vinden van betrouwbare in-
26
formatie. Hier is dus werk aan de winkel. Wel achten de meeste leerkrachten hun leerlingen vaardig in het maken van presentaties en filmpjes en het bewerken van foto’s. En hoe zit het met ouders? Zijn zij eigenlijk in staat hun kinderen wegwijs te maken in medialand? In het primair onderwijs zijn leerkrachten daar positiever over dan in het voortgezet onderwijs. Daar denken verreweg de meeste leraren (73 procent) dat slechts sommige ouders in staat zijn hun kinderen te helpen bij het gebruik van nieuwe media. Hoe vaak worden leerkrachten geconfronteerd met de negatieve gevolgen van internet, zoals pesten of incidenten met ongewenste intimiteiten? Het grootste deel van de leerkrachten geeft aan met dat laatste gelukkig nog nooit te maken te hebben gehad. Digitaal pesten komt volgens het ITS-onderzoek vaker voor dan in 2009. Bijna alle docenten in het voortgezet onderwijs (91 procent) geeft aan hier minstens een keer van te hebben gehoord. Ook lijken zaken als digitaal pesten en ongewenste intimiteiten veel vaker voor te komen op het vmbo dan bij havo/vwo-leerlingen. Digitaal pesten vormt een belangrijk risico bij het gebruik van internet. Op de meeste scholen wordt daar dan ook expliciet aandacht aan besteed, met name in de mentorlessen. Overigens wijst het onderzoek van Dialogic uit dat digitaal pesten lijkt te zijn afgenomen ten opzichte van 2010.
Informatie zoeken Verreweg de meeste aandacht op het gebied van mediawijsheid wordt op scholen besteed aan het zoeken en beoordelen van informatie ten behoeve van werkstukken of presentaties. Op het voortgezet onderwijs lijkt iets meer aandacht te komen voor de risico’s van het gebruik van internet. Ook het creatief gebruik van media in de eigen les
lijkt te groeien. De docenten die lesgeven aan lagere onderwijstypen geven aan iets meer aandacht te besteden aan de risico’s van internet en aan het zoeken en beoordelen van informatie. Waarom besteden scholen weinig aandacht aan bijvoorbeeld websites maken of filmpjes? In de meeste gevallen hangt dit, met name op het VO, samen met een gebrek aan kennis en vaardigheden van de docenten zelf. Op ongeveer 21 procent van de scholen van de ondervraagde docenten in het voortgezet onderwijs is een mediacoach beschikbaar. Docenten die aangeven behoefte te hebben aan bijscholing, zeggen dat dit in de meeste gevallen (82 procent in het primair en 91 procent in het voortgezet onderwijs) gaat om technische vaardigheden in het omgaan met hulpmiddelen. Binnen Mediawijzer.net is dit dan ook een speerpunt voor 2012. Het netwerk heeft voldoende toegang tot bruikbaar materiaal en bijscholingsactiviteiten. Het doel is om dit bij zo veel mogelijk docenten onder de aandacht te brengen.
Op www.medialessen.nl is veel materiaal te vinden, maar niet veel docenten maken daar gebruik van. Een aantal leerkrachten maakt ook zelf materiaal. Het merendeel van de docenten geeft aan dat er niet genoeg materiaal beschikbaar is. In het algemeen lijkt het erop dat docenten in elk geval niet goed bekend zijn met het aanbod aan lesmateriaal. Een aantal van de geïnterviewde leraren schrijft dat het handig zou zijn als er “duidelijke voorbeelden van de mogelijke gevolgen van misbruik” beschikbaar zouden zijn, bijvoorbeeld een filmpje over de gevolgen van digitaal pesten of een letterlijk gekopieerd werkstuk vol fouten. Een leraar geeft aan dat gastlessen van slachtoffers misschien nuttig kunnen zijn.
“Ik begin in groep 6 met een training over wat je wel en niet op Hyves moet zetten en hoe je omgaat met Google en dergelijke.” Een leerkracht aan het woord tijdens de groeps discussies van het DUO-onderzoek, p. 68.
Welke van de volgende activiteiten op het gebied van mediawijsheid vinden er op uw school plaats/besteedt u tijdens uw lessen aandacht aan?
Naar een mediawijze school
Maken van een presentatie tbv een spreekbeurt
Op de meeste scholen is het belang van mediawijsheid evident, maar gebrek aan tijd, voldoende computers en andere hulpmiddelen staan in de weg. Ook is er veel behoefte aan helder lesmateriaal. Tot slot ontbreekt het bij veel docenten aan kennis op het gebied van mediawijsheid. Initiatieven als de Mediawijsheidstrainingen voor docenten van Beeld en Geluid en het Mediawijsheiddossier van Kennisnet (zie dossiers.kennisnet.nl/dossiers/mediawijsheid) komen tegemoet aan deze behoefte. De resultaten van de training van Beeld en Geluid (zie pagina 50) laten dan ook zien dat mediawijsheid hierdoor bij docenten meer op de agenda komt.
(Leren) zoeken op internet
Het kritisch analyseren van informatiebronnen
Online pesten
Omgaan met persoonsgegevens op internet Het gebruik van wiki’s bij werkstukken (hoe beoordeel je de teksten op waarheid?) Netiquette
Gebruik van Youtube
Websites maken
(Leren) chatten
Schoolleiders
Profielpagina’s maken op bijv. Facebook en Hyves
Leerkrachten
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Zowel leerkrachten als schoolleiders in het primair onderwijs noemen het maken van een presentatie en het zoeken van bronnen als belangrijkste activiteiten op het gebied van mediawijsheid. DUO, p. 30.
“Ik heb mijn collega’s moeten leren met e-mail om te gaan. En voor de meeste van hen zijn onze prachtige digiborden alleen maar hele mooie televisies. Ook weten ze niet eens wat een iPad is.” Uit de groepsdiscussie PO-docenten, ITS-onderzoek p. 69.
Lesmateriaal Ongeveer 24 procent van de leerkrachten in het primair en 31 procent van de leerkrachten in het voortgezet onderwijs maakt gebruik van lesmateriaal op het gebied van mediawijsheid. De ondervraagden geven aan vaak gebruik te maken van websites als Kennisnet of Leraar24. Ook nieuwssites of websites voor digiborden worden veel gebruikt.
27
Beter samenwerken met het netwerk expertsessie levert bruikbare ideeën op “Werk vanuit een vraagstuk en zoek dan de juiste personen binnen je netwerk om je vraag te beantwoorden”, aldus Annemieke Roobeek tijdens de expertmeeting ‘Mediawijzer.net: samenwerken en kennis delen in een flexibel netwerk’. Doel van de bijeenkomst was om netwerkpartners van Mediawijzer.net te inspireren tot nog intensievere samenwerking in 2012. De expertmeeting vond op 14 oktober plaats in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Annemieke Roobeek nam de deelnemers mee in de wereld van netwerken. Daarbij ging ze dieper in op vijf trends: netwerkend werken, innovatie, horizontaal leiderschap, intergenerationeel samenwerken en het nieuwe (ándere) werken. Roobeek riep op tot netwerkend samenwerken tussen verschillende organisaties om tot cocreatie te komen. Netwerkend samenwerken als strategie levert uiteindelijk innovatie op. Daarbij moet je afwijken van traditionele bedrijfsstructuren. Bedrijfsleiders moeten niet langer boven de mensen staan, maar zich op gelijk niveau tussen anderen begeven. Kortom: ego’s moeten de deur uit.
Het ándere werken In het netwerk is samenwerking mogelijk tussen uiteenlopende partners: pak een thema en kijk wie er buiten de eigen organisatie voor het vraagstuk kan worden ingezet. De focus ligt dus volledig op de inhoud: wie kan ik binnen mijn netwerk inzetten voor een bepaalde taak? Na de presentatie van Annemieke Roobeek gingen de aanwezigen in kleine groepen met elkaar in discussie. Tijdens deze brainstorm stond de volgende vraag centraal: hoe kan Mediawijzer.net haar huidige netwerkactiviteiten verbeteren en met welke initiatieven kunnen netwerkpartners onderling de mate van samenwerking en kennisdeling vergroten? De deelnemers presenteerden een groot aantal bruikbare ideeën, met name op het gebied van online netwerken. Programmamanager Mary Berkhout gaf aan alle suggesties goed te zullen gebruiken: “Mediawijzer.net zal zeker gaan kijken wat de mogelijkheden zijn voor het inrichten van een soort trefpunt voor de netwerkpartners. Of er nu direct functionaliteiten aan de site kunnen worden toegevoegd valt nog niet te zeggen. We gaan voor de langere termijn samen met de partners bekijken hoe we onze websites beter bij de wensen van het netwerk kunnen laten aansluiten en hoe we dat slim kunnen bekostigen.” Inmiddels heeft Mary via de Linkedin-groep Mediawijzer.net geïnventariseerd wat precies de wensen zijn en is het webplan voor 2012 aangepast.
Deelnemers aan de expertsessie bij Beeld en geluid op 14 oktober 2011
28
Studenten bedenken nieuw tv-format voor kinderen
succesvolle kick off van een mediawijs project In november 2011 kwamen bijna duizend studenten van de Hogeschool van Amsterdam naar Beeld en Geluid om een start te maken met een bijzonder studieproject, waar ze op dit moment keihard aan werken. De opdracht is: bedenk een nieuw tv-format voor kinderen. De samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam vindt dit studiejaar alweer voor de vierde keer plaats. Beeld en Geluid gaat bijna duizend studenten begeleiden bij deze praktische opdracht. Om het project goed te beginnen, was er een heuse kick off-bijeenkomst georganiseerd in Beeld en Geluid. De dag begon met een presentatie door Eric de Boer, projectcoördinator van het vak ‘Beeld en Geluid’ aan de Hogeschool van Amsterdam. In de presentatie werd de opzet van het project uitgelegd aan de studenten. De bedoeling is dat zij een ‘low-cost en interactief tv-concept’ bedenken voor kinderen van 9 tot en met 12 jaar. Beeld en Geluid moet op wat voor manier dan ook een rol spelen in dit tv-concept en het concept moet mediawijs zijn. De studenten mogen ook niet zomaar aan de slag. De boodschap was dan ook duidelijk: “Belangrijk is dat jullie je erg goed oriënteren door middel van een enquête onder de doelgroep. Pas daarna maak je je marketingcommunicatieplan en een pitch-filmpje.” John Leek, manager onderwijs en mediawijsheid van Beeld en Geluid, vertelde daarna nog iets over het instituut, het ontwikkelen van mediawijsheid bij kinderen en de rol van Beeld en Geluid in het project. Hij gaf de studenten ook handvatten en een aantal randvoorwaarden om zo goed mogelijk met het project van start te kunnen gaan. “Het was echt opvallend hoe hoog de opkomst was. Ik denk dat het onderwerp studenten zeer aanspreekt. Ik hoop dat de producten ons laten zien hoe studenten van rond de 18 jaar tegen de belevingswereld van kinderen aankijken. Dit is meteen een instrument om inzicht te krijgen in hoe zij mediaopvoeding zien. Ik ben ook echt benieuwd waar ze mee komen. Televisie is nog steeds het belangrijkste medium voor kinderen tot 12 jaar. Hoe kun je dit van nieuwe impulsen voorzien?”
Student MIC: “Het leuke is dat het gebouw van Beeld en Geluid goed te gebruiken is voor ons programma.”
In januari 2012 moeten de studenten hun project opleveren. Het eindproduct bestaat uit een adviesrapport over de conclusies van het kwantitatieve onderzoek en de analyses ervan, het bedachte tv-concept en hoe ze dat willen promoten. Ook maken ze voor hun tv-concept een pitchfilmpje. In februari is er een prijsuitreiking voor de beste projectgroepen.
Wees kritisch Na de presentatie gingen de studenten uiteen en volgden ze een rondleiding of een workshop. De workshop ‘TvTaal’ testte voornamelijk hoe mediawijs de studenten zelf eigenlijk zijn. Er waren fragmenten en vragen te zien, variërend van Pipi Langkous tot Jan Smit, van Expeditie Robinson tot Susan Boyle uit Britain’s Got Talent. De boodschap aan het einde van de workshop was vooral ‘wees kritisch over wat je ziet op tv’. De rondleiding werd verzorgd door een van de vele vrijwilligers van Beeld en Geluid. Aan de hand van leuke feitjes en weetjes en een tocht door de depots en langs verschillende verdiepingen van het gebouw, leerden de studenten Beeld en Geluid beter kennen. Daarnaast konden ze nog naar de Beeld en Geluid experience. In de presentatie waren ze er al op gewezen dat zij in het kader van de opdracht zeker even langs de paviljoens ‘Kijkbuiskinderen’ en ‘Mediawijzer’ moesten lopen. De paviljoens ‘Toppop’ en ‘Dit is het nieuws’ werden ook druk bezocht.
29
Workshopleider Sandra: “Het is leuk
om tijdens de workshop te zien dat in het begin iedereen nog z’n hand opsteekt bij ‘ ja’ of ‘twijfel’ bij de vraag of het fragment echt is of in scène is gezet. Op den duur komen ze erachter dat er op televisie meer gemanipuleerd wordt dan je denkt.”
Student MIC: “De rondleiding was boeiend. Het was een tocht door het oude vertrouwde. Leuk om te zien dat zoveel mensen met zo’n archief bezig zijn.”
Studentes MIC: “Leuk dat je hier al
die filmpjes kunt zien.”
Studentes MIC: “Meestal is zo’n projectaftrap een beetje saai, maar de Beeld en Geluid experience is wel een pluspunt omdat je je dan ook gelijk een beetje kunt oriënteren.”
30
Mediagebruik ouders nog steeds bepalend voor kinderen hoogleraar mediaopvoeding Peter Nikken heeft vertrouwen in ouders Interview: Anja Vink
Volgens hoogleraar mediaopvoeding Peter Nikken valt het wel mee met gebrek aan mediawijsheid van ouders. “Het is net zoals bij de rest van de opvoeding: ouders hebben het beste met hun kinderen voor en zorgen daarom voor veiligheid en openheid, en ze leren hun kinderen op eigen benen staan.” Natuurlijk zijn er ook veel ouders die wel wat hulp kunnen gebruiken bij de mediaopvoeding. Steeds meer ouders gaan actief op zoek naar die hulp. Peter Nikken twittert, “Maar niet over wat ik eet.” Dat is ook niet raar als je bijzonder hoogleraar Mediaopvoeding bent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Deze leerstoel is in het leven geroepen door drie organisaties: Kijkwijzer, Pegi (Pan European Game Information) en MijnKindOnline.nl. In de Week van de Mediawijsheid twittert Peter Nikken: “Jeugdjournaal over #mediawijsheid portretteert ouders alsof ze niets van (sociale) media afweten. Wat een gemiste kans. Zo jaag je ouders weg!” Volgens Peter Nikken is het namelijk helemaal niet zo slecht gesteld met de mediawijsheid van ouders: “Veel ouders zijn zich bewust van hun rol als opvoeder en willen ook actief betrokken zijn bij het mediagebruik van hun kinderen. Vaders weten daar iets minder van, maar die zijn vaak weer meer geïnteresseerd in de techniek en gamen meer met hun kinderen.
“ Ouders en met name moeders weten hun weg te vinden op internet en sociale media als Facebook.” Maar ook bij vaders zie ik de laatste jaren een verschuiving. Ik houd wel eens praatjes op ouderavonden op scholen over mediawijsheid en daar komen steeds meer vaders naartoe. Terwijl vroeger moeders op dat soort avonden altijd ver in de meerderheid waren. En dan heb ik het over alle soorten scholen in het basis- en voortgezet onderwijs en zowel in de steden als op het platteland.”
Onderzoeks- en adviesbureau Dialogic deed onderzoek naar de mediaopvoeding in Nederlandse gezinnen. Hieruit blijkt dat er verschillende soorten gezinnen zijn die allemaal andere opvoedstijlen hanteren. Meer hierover leest u elders in deze publicatie.
Ouders zoeken antwoorden “Ik zie voornamelijk dat ouders aan het zoeken zijn en richtlijnen en antwoorden willen. De techniek gaat razendsnel en voor veel opvoeders is het nieuw. Ze zijn niet zoals de huidige generatie kinderen opgegroeid met internet en sociale media. Een heel belangrijke vraag die vaak door ouders wordt gesteld, is hoe lang kinderen op de computer mogen. Ik presenteer dan de regels die de vereniging van Amerikaanse kinderartsen geeft: tot 2 jaar helemaal geen tijd op de computer, van 2 tot 12 jaar twee uur per dag en van 12 tot 18 jaar drie uur per dag. Ook vraag ik hoe realistisch dit is. Ouders moeten dus zelf een acceptabele balans zoeken. Kinderen moeten ook sporten, een boek lezen of buiten spelen. Het moet een gezonde mix zijn en dan moet je als ouder af en toe de rem zetten op het computergebruik.” “Uit onderzoek blijkt ook dat ouders genuanceerd denken over media en meestal ook op de hoogte zijn van alle do’s and don’ts van internet.
31
Peter Nikken, hoogleraar Mediaopvoeding
Ze zien de gevaren maar ook het plezier dat kinderen eraan beleven. Ik zie ook veel positieve kanten aan die nuance: als ouders de voordelen zien, gaan ze vaker gezamenlijk spelletjes spelen. Bovendien laten ouders hun kinderen dan vaker uitleggen hoe een spelletje of website werkt. Zo leer je van elkaar. En ouders waarschuwen kinderen wel degelijk voor de negatieve kanten van internet en sociale media als Facebook en Twitter. De rol van ouders bij mediaopvoeding is niet zo veel anders als in de rest van de opvoeding: ouders zorgen voor veiligheid en openheid en leren hun kinderen op eigen benen te staan.”
The A-team Nikkens visie op mediaopvoeding is dan ook nuchter te noemen. “Er is in de huidige discussie over hoe om te gaan met media niet zo heel veel veranderd met bijvoorbeeld de jaren tachtig van de vorige eeuw. Kleuterleidsters sloegen toen alarm omdat de Amerikaanse televisieserie ‘The A-team’ een verkeerde invloed zou hebben op kleuters. In deze serie gebruikte een groep mannen veel geweld om een vijand te verslaan, maar er vielen nooit
32
doden. Maar de dag na de uitzending stonden vooral de jongetjes op het schoolplein naar elkaar te schoppen en te slaan. Daarmee brak een hevige discussie los of ‘The A-team’ geweld stimuleerde. Datzelfde mechanisme zie je nu bij internet en games. Niemand heeft het meer over ‘The A-team’, dat overigens nog steeds wordt uitgezonden en met terugwerkende kracht lachwekkend is. We hebben het nu veel meer over internet en games. Je kan er nu op wachten dat bij een schietpartij waarbij adolescente jongens betrokken zijn binnen een dag bekend wordt dat de schutters veel gewelddadige games speelden.” “Op dit moment woedt ook de discussie of het veelvuldig gebruik van games en computers de hersenen van jongeren verandert. Volgens recent onderzoek is de structuur van bepaalde gedeeltes in de hersenen van kinderen die veel gamen anders dan bij niet-gamers. Maar dat zegt niets over het effect van het computergebruik. Het kan ook heel goed zijn dat jongens die veel gamen vooraf al een andere hersenstructuur hebben en dat die door gamen beter ontwikkeld wordt. Heb je als jongen geen toegang tot games maar je hebt wel zo’n hersenstructuur, dan zal die niet gestimuleerd worden en leef je ook gewoon door.
En misschien gaan deze jongens wel juist gamen doordat ze deze hersenstructuur hebben. Dat weet je niet en het gaat veel te ver om daarbij te concluderen dat gamen de hersens verandert.”
Meer kans “De gevaren van internet vallen ook alleszins mee. Eén procent van de kinderen heeft wel eens ongevraagd contact met vreemden via internet. Dat is nog steeds één procent te veel, maar het is veel minder dan verwacht. En dat gebeurt inderdaad vaker bij kinderen die veel op internet zitten, omdat die gewoonweg meer kans maken doordat ze er veel tijd doorbrengen. Het is voor ouders en kinderen vaak een kwestie van door schade en schande wijzer worden en daar open over blijven praten.” “Uit onderzoek blijkt dat het mediagebruik van ouders heel bepalend is voor het mediagebruik van de kinderen. Iedere ouder maakt daarin andere keuzes en al die opvattingen zijn legitiem. Er zijn bijvoorbeeld nog steeds veel gezinnen waar men gezellig ’s avonds voor de televisie zit met een kopje koffie of chips en een drankje. We zien wel een verschuiving naar samen gamen. Vooral bij de wat lager opgeleide gezinnen wordt er meer samen gegamed en op internet gesurft dan bij hoger opgeleide gezinnen. Bij de wat beter gesitueerde gezinnen zie je vaker dat iedereen een eigen computer heeft op de kamer en dat kinderen op hun kamer veel op Facebook zitten. Daarom vind ik het een gemiste kans dat in het onderzoek van Dialogic onder 200 ouders van kinderen in de leeftijdsklasse van 10 tot 14 jaar alleen is gevraagd naar het internetgebruik van hun kinderen. Want kinderen kijken nog steeds twee uur per dag televisie, naast het internetgebruik.
Centra voor Jeugd en Gezin (CJG); de oude consultatiebureaus waar alle ouders met hun kind vanaf de geboorte komen. Daar kunnen ze terecht met allerlei vragen over opvoeding, zoals hoe laat een kind naar bed moet, en daar passen vragen over mediaopvoeding ook prima bij. Zoals de Amerikaanse vereniging voor kinderartsen een richtlijn heeft voor mediagebruik bij kinderen, zouden deze centra ook richtlijnen moeten geven en advies over leerzame games of over de gezondheidseffecten van reclames voor snacks en frisdrank.” “De rol van ouders en het onderwijs zijn wel verschillend. Ouders zijn de opvoeders en in het onderwijs is meer sprake van coaching. Maar die scheidslijnen worden wel vager. We gaan toch toe naar een soort pedagogical civil society, waarin de professionele opvoeders een lijn trekken samen met de ouders. Dat begint tegenwoordig al bij de kinderopvang. Er zijn al allerlei apps met kinderboeken voor een tablet of bijvoorbeeld de uitzendingen van de NTR met Zandkasteel die vooral voor peuterspeelzalen bedoeld zijn. Het is van groot belang dat deze jonge kinderen worden begeleid bij het tv-kijken en spelletjes spelen of een prentenboek kijken op een tablet. Laat ze dan thuis nog lekker met de legoblokjes en de vingerverf spelen. Op die computer zitten ze de rest van hun leven nog genoeg.”
“ We vergeten televisie een beetje in de opvoeding van mediawijsheid.” De commerciële boodschappen die kinderen via televisie binnen krijgen zijn nog steeds van grote invloed. En daar hebben zowel de ouders als de school en de industrie een verantwoordelijkheid om kinderen weerbaar te maken en te beschermen.”
Vragen over opvoeding “Bij de keus om de Week van de Mediawijsheid via bibliotheken te laten lopen, wil ik opmerken dat dat breder kan. Bibliotheken zijn wel een inloopplek waar computers staan en waar je games kunt spelen, maar bibliotheken hebben niet veel met opvoeden te maken. Ik zie bibliotheekmedewerkers ook niet aan kinderen vertellen hoe ze thuis in de dagbesteding met computers om moeten gaan. Volgens mij is daar een grotere rol weggelegd voor de
33
Weg met dat opgeheven vingertje boek leert mediawijsheidprofessionals om mediaontwikkelingen te omarmen Op de site www.mediawijsheidpro.nl wordt hard gewerkt aan een boek voor mediawijsheidsprofessionals over mediawijsheid. Daniël Lechner is de drijvende kracht achter dit project. Het boek ‘Mediawijsheid Pro - Navigatie in de mediasamenleving voor gevorderden’ wordt geschreven in opdracht van Mediawijzer. net, met als doel de netwerkpartners een verdieping van hun kennis over mediawijsheid te bieden. Het boek biedt verrassende inzichten over media en hun invloed op onze levens. In sneltreinvaart leer je de grootste denkers, beste theorieën, spannendste concepten, belangrijkste onderzoeken, must visit-websites, must read-blogs en must see-vodcasts van over de hele wereld kennen. Lechner: “Ik sta als dwerg op de schouders van reuzen. Reuzen die hebben nagedacht over media en hoe wij daarmee omgaan. Het gaat er niet om wat ik vind, maar om wat die reuzen zeggen. Wat kunnen wij van hen leren om media écht goed te begrijpen? Hoe kunnen wij beter beargumenteerd handelen? Hoe kunnen wij mediaprofessionals opener, ontwikkelingsgerichter en constructiever worden?”
“Voor de privacy-moraal is individualiteit iets innerlijks, en van die innerlijke ruimte hebben we er maar een. Op Facebook een kotsend feestbeest, op de zaak een kotsend feestbeest. Maar voor jongeren is het de gewoonste zaak van de wereld dat er meerdere publieke ruimten zijn, die elk een facet van hun totale onlineidentiteit herbergen: foto’s van de wedstrijd en foto’s van
“ Hoogste tijd dat we wakker worden en aan de slag gaan.” Lechner schrijft hoofdstukken en plaatst die online. Bezoekers en mediawijsheidprofessionals kunnen er vervolgens commentaar op leveren. Hier worden ook nadrukkelijk de netwerkpartners van Mediawijzer.net voor uitgenodigd. Een van de hoofdstukken heeft als titel ‘Public is the new default’. Lechner: “De meeste initiatieven rond mediawijsheid zijn gericht op protectionisme. Je ziet bijvoorbeeld dat het beschermen van je privacy bovenmatig veel aandacht krijgt. Maar privacy is een achterhaald begrip. We gaan van het privacy-tijdperk over naar het ‘publicy-tijdperk’.” In het boek staat een uitgebreide argumentatie over dit onderwerp, waaruit wij, de ‘fossiele generatie’, kunnen leren wat publicy inhoudt.
Daniël Lechner
34
Screenshot van de website Mediawijsheid Pro
de uit de hand gelopen clubfeestjes staan bij digital natives zelden in hetzelfde album.”
Kansen grijpen Lechner is er een voorstander van om jongeren wijs te maken als het om media gaat. “70 procent van de jongeren kan niet beter met media omgaan dan wij ouderen. Ze twitteren wat en zetten op Facebook dat ze gaan stappen, maar de kansen grijpen die media hen bieden kunnen ze lang niet altijd.” Lechner voorziet een kloof tussen de digihaves en digi-have nots. “Onderzoek wijst uit dat allochtone meisjes op het platteland tien keer minder mediawijs zijn dan blanke jongetjes in Amsterdam. Die meisjes missen de boot dubbel. Mediawijsheid is zo belangrijk voor je ontwikkeling. Je doet niet meer mee in de samenleving als je niet optimaal met media weet om te gaan.” Lechner vindt dat we voor goed mediawijsheidsonderwijs een voorbeeld kunnen nemen aan de Verenigde Staten. In dat land is de band tussen progressivisme, pedagogiek en mediawijsheid vanzelfsprekend. Mediawijsheid wordt in Nederland pas sinds korte tijd als hot item gezien, maar in de Verenigde Staten is ‘media literacy’ al sinds de jaren 70 een onderwerp van pedagogische discussies. Media wijsheid wordt daar gezien als voorwaarde voor volwaardig burgerschap. Deze kant zouden we ook in Nederland op moeten. “Wij als ouderen hebben meer levenservaring en kunnen jongeren coachen bij hun ontwikkeling in het gebruik van nieuwe media,” meent Lechner, “maar dan moeten we wel zélf eerst echt mediawijs worden.”
Doembeelden Het opgeheven vingertje dat onderdeel is van veel initiatieven op het gebied van mediawijsheid stoort Lechner. “Nieuwe media bieden kansen, het zijn tools waarmee je een gelukkig en goed leven kunt leiden. Maar in plaats daarvan roept de oudere generatie vaak doembeelden op over het gebruik van nieuwe media. Het zou mooi zijn als die doemdenkers het boek lezen. Ik denk dat het hun ideeën zal veranderen.” Mediawijsheid is een onderwerp dat nog niet zo leeft in het publieke debat in Nederland. Lechner is ervan overtuigd dat dit pas komt als er grote stappen genomen worden. “In de Verenigde Staten heeft een gerenommeerde boardingschool zijn bibliotheek voor vijf ton omgebouwd tot een super medialab. De boeken gingen naar de kelder en de leerlingen kunnen er nu met de beste tools en laptops aan het werk. Ook in Azië omarmen landen de nieuwe media. Korea is daarvan een goed voorbeeld. In Nederland lopen we achter. Hoogste tijd dat we wakker worden en aan de slag gaan. Mijn boek geeft de pro’s een duwtje in de goede richting.”
Bent u geprikkeld door dit stuk? En wilt u uw mening geven over het boek? Bekijk dan de website www. mediawijsheidpro.nl, lees de teksten online en praat mee op Twitter en Facebook.
35
Mediawijsheid moet geen nieuw vak worden in het basisonderwijs experts willen integratie in andere vakken
Tijdens de expertmeeting van 3 november spraken 36 experts over hoe Mediawijsheid vorm kan krijgen binnen het basisonderwijs. Het onderzoek van DUO (zie elders in deze publicatie, pagina 24) waaruit blijkt dat mediawijsheid in het onderwijs nog geen vanzelfsprekende plek heeft, gaf extra input aan de bijeenkomst. Wat zijn de actuele behoeftes bij leerkrachten en leerlingen? Na een uiteenzetting over hoe de basisonderwijssystemen in Nederland, Groot-Brittannië en België op dit moment met mediawijsheid omgaan, gingen de deelnemers
in drie groepen uiteen om te brainstormen over deel onderwerpen. Een groep sprak over leerkrachten en lesmateriaal, een andere boog zich over de infrastructuur
Deelnemers aan de expertmeeting bij Beeld en Geluid op 3 november 2011
36
(techniek en organisatie). Bestuur en beleid was het laatste deelonderwerp. Meüs van der Poel: “Van Vlaanderen leren wij dat je sterk de verbinding moet leggen met je cultuurgebied. De mediawijsheid zal een Nederlandse identiteit moeten hebben. Van Groot-Brittannië leren we dat ook filmmaat schap pijen, productiebedrijven en omroepen betrokken moeten worden bij mediawijsheid. In Nederland focussen we nog te veel op ICT in combinatie met onderwijs.”
Nieuwe rol Na de afzonderlijke brainstorms volgde een kort intermezzo met een presentatie van Joost Cohensius, docent crossmediadidactiek aan de Iselinge Hogeschool. Hij sprak over de geschiedenis van de media en de huidige situatie. Volgens hem moeten leerkrachten een nieuwe rol aannemen, waarin ze media veel meer verweven met het onderwijsaanbod. Amber Walraven, onderzoeker aan de Universiteit Twente:
“Bij de Universiteit Twente zijn we gewend om met docentenontwerpteams bij elkaar te gaan zitten en te kijken hoe curricula aangepast kunnen worden en hoe je vervolgens de noodzakelijke expertise opdoet als docent. Motivatie bereik je op het moment dat leerkrachten zelf inzien wat de meerwaarde van mediawijsheid voor hun lessen en hun leerlingen kan zijn.” Aan het einde van de meeting werden de resultaten uit de werkgroepen teruggekoppeld. De groep ‘leerkracht en leermateriaal’ kwam tot de conclusie dat het onderwijs een gedeelde verantwoordelijkheid heeft in de mediaopvoeding. Scholen moeten met het onderwerp aan de slag, en dat begint met een visie over hoe mediawijsheid duurzaam wordt ingebed. De leerkracht moet competent zijn, lesmateriaal is minder belangrijk. Mediawijsheid zou in alle vakken geïntegreerd moeten zijn. Leerkrachten hebben daarvoor ook goede tools nodig, maar het gaat toch vooral om de competenties van de leerkracht zelf. De leerkracht moet zelf in beweging komen en aan de slag gaan met lesmethodes en materiaal. De omgeving van de leerkracht moet zorgdragen voor de middelen en het beleid, de vindbaarheid van materiaal en methodes. Om dat voor elkaar te krijgen, moet de hele onderwijsketen gemotiveerd zijn om hiermee aan de slag te gaan. Tessa van Zadelhof, leerkracht basisschool en ICTspecialist: “Voor mijn eigen school ben ik bezig met de
jammer vind, is dat mediawijsheid nog té vaak geassocieerd wordt met veilig internet. Mediacreatie en bijvoorbeeld het recenseren van media zijn nog sterk onderbelicht. Met de mediawijsheidsdefinitie van de Raad voor Cultuur kan ik echt helemaal niets. Ik vind de indeling content-contact-creatie veel helderder en praktischer.” De groep ‘infrastructuur’ kwam ook tot de conclusie dat ouders een belangrijke rol spelen om mediawijsheid goed te integreren in het basisonderwijs. Maar niet alleen ouders, ook familie en vrienden en partijen als de bibliotheek en de overheid spelen een rol. Ouders zouden hun kinderen thuis kunnen coachen in mediagebruik. De rol van de overheid kan zijn dat scholen op hun mediawijsheidsbeleid worden aangesproken. Ook kunstenaars en mediaprofessionals kunnen een inspirerende rol hebben. En denk aan de samenwerking tussen bijvoorbeeld basisscholen en het bedrijfsleven. De groep vindt ook dat de wetenschap een betekenisvolle partner is om mee samen te werken. Ze zijn van mening dat het speelveld divers is en dat elke speler even belangrijk is. Maar het blijft van belang dat de leerkracht ermee aan de slag gaat. Met als aantekening: “Je moet niet op de stoel van de leerkracht gaan zitten, want hij moet zelf in beweging komen.”
Geen nieuw beleid De groep ‘bestuur en beleid’ ten slotte kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe richtlijnen en kaders moeten komen, maar dat juist actief gezocht moet worden naar verbindingen met partijen die al wat bereikt hebben. Niet sleutelen aan de kerndoelen, mediawijsheid niet als apart vak benoemen, maar ruggensteun verlenen aan schoolbesturen om ermee aan de slag te gaan. Mary Berkhout van Mediawijzer.net gebruikt de input van de groepen om een meerjarenplan voor 2014 op te stellen. “Ik ben heel blij met de resultaten van vandaag”, zo zegt ze. “Blij dat de experts eensluidend tegen mediawijsheid als apart vak in het basisonderwijs zijn en ook geen noodzaak zien om mediawijsheid op te nemen in de kerndoelen of te verankeren in de wet. Ook de experts zijn van mening dat het op de basisscholen moet gebeuren. Zet leerkrachten, scholen en schoolbesturen in beweging. Zo bereik je veel meer dan wanneer je iets van buitenaf of hogerhand oplegt. Inspirerende voorbeelden kunnen daarbij enorm stimuleren.”
ontwikkeling van een doorgaande leerlijn mediawijsheid voor groep 1 tot en met 8. Ik denk dat veel meer mensen in het land daarmee bezig zijn. Maar helaas ontbreekt een overzicht. Voor groep 7 en 8 is behoorlijk wat te vinden, maar voor groep 3 en 4 is het zoeken. Wat ik ook
37
Mooie opbrengst van de Mediawijsheidmarkt In mei 2011 werd voor de derde keer de Mediawijsheidmarkt gehouden in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Het thema dit jaar was ‘netwerken’, wat uitgewerkt was in onder meer speeddates en durftevragensessies. De markt werd bezocht door mediaprofessionals, bibliothecarissen, mediacoaches, docenten, onderzoekers en zelfstandigen. De Mediawijsheidmarkt werd dit jaar hoog gewaardeerd met een 7,45. Dat is een mooie stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Tijdens een durftevragensessie werd in kleine groep gebrainstormd over een vraag van een deelnemer. Door kennis, ideeën en diensten te delen en netwerken met elkaar te verbinden kwamen er verrassende verbindingen tot stand. Ook deze sessies hadden veel belangstelling. De speeddatesessies werden druk bezocht. Tijdens deze sessies konden bezoekers van de markt op een laagdrempelige manier contact leggen met anderen. Ze voerden korte gesprekken met andere bezoekers en standhouders. Op deze manier leer je snel nieuwe mensen kennen.
TWEETS Tijdens de markt was een voortdurende Twitter stream op een scherm te volgen. Via de hashtag #mwmarkt konden bezoekers een reactie geven.
We zien n.a.v. #mwmarkt bijv. aanknopingspunten voor mediawijsheids producten met UCee Centraal, DUF. Ook voor ouders en bibliotheek.
Morgen naar #mwmarkt! Heb echt zin om me onder te laten dompelen en te laten inspireren :) #mediawijsheid
#mwmarkt veel interesse in concept @Les_20: koppelen v betrouwbare g econtexualiseerde b ronnen aan leerdoelen & eindtermen #onderwijs
Veertig netwerkpartners van Mediawijzer.net hadden een stand op de markt. Daarnaast deden 18 netwerkpartners mee aan de pitchsessies, waar zij hun producten en diensten presenteerden.
38
Tijdens de speeddatesessies was er ruimte om contacten te leggen. Bezoekers konden in een halfuur diverse korte gesprekken voeren met andere bezoekers of standhouders.
De bezoekers van de Mediawijsheidmarkt kwamen vooral om kennis uit te wisselen en te netwerken. Uit een enquête onder de deelnemers blijkt dat veel van hen na hun bezoek nog vervolgacties hebben gepland, e-mailcontact hebben gehad of afspraken hebben gemaakt.
39
Kijk mevrouw, dit is dus een tweet Junior Mediatrainers in actie Het fenomeen maatschappelijke stage (MAS) bestaat al langer in het voortgezet onderwijs, maar sinds september 2011 is deze ook verplicht: alle leerlingen in het voortgezet onderwijs moeten dertig uur maatschappelijke stage lopen. Mediawijzer. net bedacht dat scholieren deze stage kunnen lopen door hun kennis over media te gebruiken om bijvoorbeeld in bibliotheken ouderen te coachen op het gebied van nieuwe media. Beeld en Geluid ging een stap verder en verbond aan deze stage twee officiële opleidingsdagen. In 2010 ging de pilot van start. In 2011 ging het project, in een aangepaste vorm, verder. In november 2010 togen twaalf leerlingen van het Comenius College in Hilversum naar het pand van Beeld en Geluid. Daar werden ze in een aantal sessies opgeleid tot Junior Mediatrainers, een concept dat door Beeld en Geluid is ontwikkeld. Om zich voor te bereiden op hun stage konden ze kiezen uit vijf rollen: voorlichter, demonstrator, reporter, redacteur en onderzoeker. Bij elke rol hoorden specifieke vaardigheden. De leerlingen leerden strategieën om media op een slimme manier in te zetten, voor zichzelf, maar ook om anderen te helpen.
Aan de slag in de bieb
wel mensen trekken als ze de boeken aan huis brengen, zorgen voor evenementen, zoals bijvoorbeeld de release van een game, en nieuwe snufjes laten zien.” De demonstrators hadden een presentatie voorbereid over Twitter en Hyves. Ze legden de bezoekers uit wat dat is. “Soms kwamen er rare vragen. Of je ook vliegtickets naar Marokko kunt bestellen op Twitter bijvoorbeeld.” De redacteuren schreven stukjes voor de website van de bibliotheek. Een redacteur merkte op: “Ze zeggen dat jongeren niet mediawijs zijn, maar volgens mij is het vooral andersom. Ouderen gaan ervoor op cursus. Kinderen van onze leeftijd weten wel heel veel. Wij weten het omdat we het doen, zij weten het uit boekjes.”
Alle leerlingen gingen in de Week van de Mediawijsheid vervolgens vanuit hun rol echt stage lopen in de bibliotheek De voorlichters stalden op de begane grond allerlei inforvan Hilversum. Zo deden de researchers onderzoek naar matie uit op tafels en namen hierachter plaats om de behet gebruik van de bibliotheek. Onderzoeksvaardigheden zoekers van de bibliotheek voor te lichten over hadden ze op school ook al gehad, maar het was toch hanmediawijsheid. Op zaterdag was het rustig in de bibliodig dat deze werden opgefrist. De researchers dachten theek. De leerlingen namen daarom zelf goed na over de uitdagingen waar bibliohet initiatief en liepen rond met informatie. theken voor staan: “Het probleem bij de “ Ik was verrast door De reporters stelden elkaar vragen over bibliotheek is dat er te weinig mensen het hoge niveau van mediawijsheid en maakten hier een filmpje tussen de 17 en 27 komen. Het is niet de filmpjes die van. Ze hadden dit al gedaan op de twee van deze tijd, mensen gebruiken liever inleerlingen maakten.” stagedagen en gingen dus geroutineerd te ternet, denken we. En als ze denken dat werk. “We hebben vooral plakshots geeen boek leuk is, dan kopen ze het. filmd in de bieb en de omgeving. Ook hebben we mensen Bijvoorbeeld op Bol.com. Of ze gaan naar Marktplaats. geïnterviewd over de Week van de Mediawijsheid. Over Het lijkt mij een probleem dat je er naartoe moet en iederhet algemeen komen hier wat oudere mensen, die zijn niet een is daar te druk voor. Internet is een stuk makkelijker.” zo mediawijs. Sommige mensen hebben geen computer. Oplossingen zagen de leerlingen ook: “De bibliotheek kan
40
Die denken dat een social network een vergadering is. Daar kan ik me niets bij voorstellen, ik ben opgegroeid met internet en zou niet meer zonder kunnen.”
Rollen verschuiven John Leek, manager onderwijs en mediawijsheid van Beeld en Geluid: “Het project maakte iets los bij de school. Zo zijn de leerlingen uit de pilot onder meer óók aan de slag gegaan als een soort audiovisuele redactie, met het vastleggen van de verbouwing van de school. Dit initiatief ontstond nádat de leerlingen hun training hadden gehad. En de school, die toch aan het verbouwen was, heeft een lokaal ingericht voor deze bezigheden. Ook bleken docenten soms nog competenties te missen die de leerlingen wel hadden. Daar begonnen rollen te schuiven: heel interessant! Ook docenten gaan dan weer professionaliseren. Allemaal met een concreet doel, een deadline. Het is een heel behapbaar project, met een duidelijke leeropbrengst. Als je het slim aanpakt, profiteren de school én de leerling ervan.” Marieke van Osch evalueerde het project in opdracht van Beeld en Geluid. “Het was jammer dat bij de uitvoering uiteindelijk erg weinig publiek was. Het organiseren van publiek voor de demonstraties, aankondigen wat je gaat doen, hoort eigenlijk ook bij de rol. Dat element miste nu. Wat voor mij wel echt een eyeopener was, was hoe goed de filmpjes waren die deze leerlingen hebben gemaakt. Ik was echt positief verrast door het niveau.”
Nieuwe vorm Afgelopen najaar startte de pilot in een nieuwe vorm. Twee scholen, het Comenius College (Hilversum) en het Goois Lyceum (Bussum), namen hieraan deel. De competenties uit het document ‘Meten van mediawijsheid’ zijn nu ook uitdrukkelijk verwerkt in de training. De competenties zijn verwerkt in een test. Op basis van de uitslag van deze test worden leerlingen ingedeeld in rollen. Er zijn dit keer drie rollen. Bij elke rol zijn onderzoeksvaardigheden onmisbaar. Je leert strategieën om media op een slimme manier in te zetten, voor jezelf maar ook om anderen te helpen:
Coach Een coach moet zich goed inleven in de doelgroep: luisteren en vragen stellen. Naar aanleiding van de behoeften kan er een training gemaakt worden. Zo brengt de coach de eigen kennis over mediawijsheid op een duidelijke manier over op de doelgroep.
Reporter Een reporter is een leerling die in beeld en geluid verslag doet van een activiteit rondom mediawijsheid. Dit kan zijn
het afnemen van interviews bij een happening rondom m ediawijsheid, het geven van de eigen mening over mediawijsheid of het maken van een visuele training. Naast filmtechnische aspecten moet een reporter ook goed op de hoogte zijn van de verschillende manieren van informatie overbrengen met beeld.
Redacteur Een redacteur schrijft over mediawijsheid. Dit kan bijvoorbeeld gepubliceerd worden op een blog. Het is mogelijk dat een redacteur schrijft over een activiteit rondom mediawijsheid, maar een redacteur kan er ook voor kiezen om een column te schrijven of instructiemateriaal. Ook een redacteur moet dus kennis van zaken hebben en goed weten wie de doelgroep/lezer is. Er waren voor deze pilot twee trainingsdagen bij Beeld en Geluid, waarbij leerlingen echt in hun rol doken. Hieraan namen leerlingen van het Goois Lyceum en van het Comenius College deel. Tijdens het eerste bezoek aan Beeld en Geluid werden de rollen uitgelegd en gingen de groepjes aan de slag. De tweede dag, waarbij beide scholen de training tegelijk volgden, begon met een gesprek met de leerlingen over mediawijsheid. Hoe weet je of informatie betrouwbaar is? Wat is phishing? Wat kun je zelf doen om de veiligheid op internet te vergroten? Wie heeft er wel eens iets op Facebook gezet waar hij spijt van heeft?
41
De meeste kinderen weten veel en komen met tips. Overigens hebben niet alleen kinderen wel eens spijt van Facebook-posts, maar ook de trainer en de works hop- begeleider...
Een voorbeeld In 2011 liepen Nina Striegel en Mirka den Rooijen (Gerrit van der Veen college, Amsterdam) hun maatschappelijke stage bij Beeld en Geluid. Zij deden onderzoek naar de rol van opvoeders (leerkrachten, docenten en ouders) in het kader van mediawijsheid. Ze namen enquêtes af bij ouders van kinderen in groep 7 & 8 en klas 1 & 2. Ze vroegen ouders welke aspecten van mediawijsheid zij als hun taak zien om hun kinderen te leren. De maatschappelijke stage werd afgesloten met een korte presentatie.
Marian van den Bergen is projectleider maatschappelijke activiteiten op het Goois Lyceum: “Deze training leek mij leuk en nuttig. Ik wil dat leerlingen zich bewust worden van hun eigen handelen, zodat ze beter en bewuster omgaan met media.”
Twee andere leerlingen werken in hun rol als redacteur aan een column over mediawijsheid. Ze hebben geleerd dat je kritisch moet zijn op informatiebronnen en hoe je lekker leesbare teksten schrijft.Lucas en Laurette zijn ook reporters, ze maken een film en die begint er al heel professioneel uit te zien. Ze hebben veel geleerd over camerastandpunten, monteren en weten nu ook hoe je mensen het beste kunt benaderen voor een interview.
Koppeling stages De mogelijke stageplekken worden in de nieuwe vorm van dit project breder ingezet. Scholen kunnen een stageplek zoeken in een bibliotheek, bejaardentehuis, gehandicaptenopvang, basisschool, buurthuis of een radio- of tv-zender. De school helpt de leerlingen bij het vinden van een stageplek waarin zij de dingen die ze in de trainingen geleerd hebben in praktijk kunnen brengen.
Marieke van Osch: “De kracht van dit project is dat Beeld en Geluid scholen actief kan helpen om vorm te geven aan een inhoudelijke, kwalitatieve stage. De MAS krijgt nu een invulling waar scholen zelf misschien nooit aan hadden gedacht. Sterk is ook “ Je moet er zelf een dat er een directe link wordt gelegd tusNa de uitgebreide introductie, waarbij ook feestje van maken.” sen Beeld en Geluid enerzijds, en mediaallerlei leuke filmpjes werden vertoond van wijsheid en mediaopvoeding anderzijds. hoe het niet moet, gingen de groepjes Ik hoop dat de trainingsdagen de leerlingen echt handvatweer aan het werk. Ze kregen anderhalf uur de tijd om hun ten hebben gegeven om aan de slag te gaan en dat ze presentatie of filmpje af te maken. hierdoor ook enthousiast zijn geworden. Voor leerlingen Merrit en Hugo zijn reporters, zij werken aan een presenhoop ik dat ze duidelijk voelen dat deze stage heel leuk tatie over Skype. Ze hebben deze dagen geleerd hoe iMogaat worden. Maar dat ze ook beseffen dat ze hierin zelf vie werkt en hoe je moet interviewen. Hugo: “We hebben verantwoordelijkheid hebben: je moet er zelf een feestje geleerd dat je korte vragen moet stellen en dat je moet van maken.” doorvragen.”
42
Bijzondere bronnen in de les
met LES 2.0 wordt iedereen mediawijs LES 2.0 maakt leerlingen mediawijs, maar ook hun docenten kunnen er een graantje van meepikken. Het resultaat van het project is een onlineomgeving waarin docenten van het voortgezet onderwijs toegang hebben tot een grote verzameling erfgoedbronnen en kant-en-klaar lesmateriaal. LES 2.0 won in 2011 de IPON Award voor ‘beste innovatief software product VO’. “Dat we docenten en leerlingen online toegang kunnen bieden tot deze bronnen is bijzonder”, vertelt Sanne Lusink, aanspreekpunt van LES 2.0 bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. “De BBC mag bijvoorbeeld niet blijvend toegang tot haar digitale archief verlenen en ook in Duitsland is dit moeilijk; zelfs voor onderwijsdoeleinden. Nederland is wat dat betreft uniek.” De bronnen van LES 2.0 zijn afkomstig van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Museum Volkenkunde, Rijksmuseum van Oudheden, Naturalis, EYE Film Instituut Nederland en het Nationaal Archief.
Sanne Lusink
Rijke wereld Docenten kunnen inloggen op LES 2.0 met hun Entreeaccount en krijgen dan toegang tot LES 2.0. Daar opent zich een rijke wereld aan mogelijkheden.
De cyclische lesopbouw Elke les verloopt volgens een vast patroon: 1 Oriënteren = even rondkijken Aandacht richten en voorkennis oproepen Aangeven waarom de leerling dit moet leren Zich krijgen op de lesdoelen 2 Verwerven = oefenen maar! Zorgen dat de leerling de lesstof begrijpt 3 Bestendigen = nu onthouden Het resultaat duurzaam maken 4 Reflecteren = terugkijken Evalueren van het leerresultaat, het leerproces en de voortgang
Er zijn kant-en-klare digitale lesplannen, presentaties en digitale lessen met interactieve opdrachten. Maar een docent van een school die lid is van VO-content kan meer, die kan ook zelf lessen aanpassen of maken. De lessen sluiten aan bij de eindtermen en zijn allemaal volgens een vaste didactische structuur opgebouwd (zie kader). “Je kunt met LES 2.0 op een heel verantwoorde manier methodevervangend of methodeaanvullend werken”, legt Sanne uit. “Bovendien heb je ook nog het voordeel dat je maatwerk kunt leveren aan de leerlingen in de klas.” Voor erfgoedinstellingen biedt het project ook kansen. Zij kunnen zich online profileren. Bovendien hoeft niet elke instelling opnieuw het wiel uit te vinden. “De leercyclus in de lessen is een handig handvat om lessen te schrijven”, vertelt Sanne. “Samen met de educatief medewerkers van de erfgoedinstellingen hebben we dan ook een paar mooie lessen ontwikkeld.” Die lessen brengen topstukken uit de collecties onder de aandacht en geven verdieping
43
bij de leerdoelen. Bijvoorbeeld de les ‘Stad in de middeleeuwen’, over het oude Dorestad. In deze les is samengewerkt door Beeld en Geluid, Rijksmuseum van Oudheden, Museum Volkenkunde en het Nationaal Archief. Leerlingen bekijken onder andere een filmpje over de fibula van Dorestad, een topstuk van het Rijksmuseum van Oudheden.
De Bronnenprojector
Bij de kant-en-klare lesplannen en dossiers in LES 2.0 is een handige tool beschikbaar: de Bronnenprojector. Met een druk op de knop wordt het digibord een presentatiemiddel, waarin alle bronnen mooi tot hun recht komen. Filmpjes, links en andere bronnen zijn duidelijk gemerkt met nummers en het moment van de les waarin ze aan bod komen. LES 2.0 is beschikbaar voor het hele onderwijs, van onderbouw tot bovenbouw. Er zijn leermaterialen ontwikkeld voor Biologie in de Tweede Fase, Mens en Maatschappij brede onderbouw en Zorg en Welzijn voor 3 en 4 vmbo. De losse bronnen bieden daarnaast de mogelijkheden om met een beetje creativiteit voor elk vak een mooie les te maken. Of leerlingen maken met de bronnen hun eigen eindproduct, bijvoorbeeld een montage. Voor docenten die nog niet zo heel erg mediawijs zijn, worden trainingen gegeven over werken met LES 2.0. Dat kan in een sessie bij Beeld en Geluid, maar het kan ook op school.
44
LES 2.0 en VO-content Vanaf de zomer van 2012 maakt LES 2.0 samen met Studio VO en MathUnited onderdeel uit van de Stercollecties van VO-content. VO-content is een samenwerkingsverband van 200 scholen die vooroplopen op het gebied van digitaal onderwijs en die behoefte hebben aan eigen digitaal leermateriaal. De stichting ontwikkelde twintig leerlijnen, de zogenaoemde Stercollecties, die te vinden zullen zijn in Wikiwijs en die een krachtige aanvulling gaan vormen op het bestaande aanbod van digitale leermiddelen. Op 11 november 2011 werd de eerste Stercollectie bij Beeld en Geluid gepresenteerd. Jan Muller, directeur van Beeld en Geluid: “Niet alleen die scholen, maar álle scholen profiteren mee, aangezien de Stercollecties voor alle VO-scholen beschikbaar worden gemaakt.” LES 2.0 wordt zo voor nog meer scholen zichtbaar en toegankelijk.
Digitale lespakketten over mediawijsheid Beeld en Geluid heeft dit jaar voor het onderwijs twee lespakketten gemaakt over mediawijsheid, die beschikbaar zijn via de websites ED*IT Basis (groep 7 en 8) en Les 2.0 (vmbo klas 1 en 2). Dankzij het lespakket maken leerlingen op een moderne en toegankelijke manier kennis met het thema mediawijsheid. De bijbehorende handleiding biedt duidelijke instructie voor de leerkracht. Beeld en Geluid geeft hiermee invulling aan haar functie als expert op het gebied van onderwijs en mediawijsheid. De hoofddoelstelling van Beeld en Geluid bij het ontwikkelen van dit lespakket was het versterken van de vaardigheid ‘media lezen’ en ‘beeld analyseren’ van leerlingen en bewustwording van leerkrachten en docenten van het belang van mediaopvoeding. In het vmbo kan het lespakket aansluiten bij het vak maatschappijleer. In het basisonderwijs kan het ingezet worden bij burgerschapsvorming.
Een leerkracht: “Er zit een enorme potentie in ED*IT. Omdat je namelijk wat je gemaakt hebt gelijk toevoegt. De volgende keer kun je dat gewoon weer gebruiken. Of je collega.” In beide lespakketten zit beeldmateriaal (fragmenten met een relatie tot mediawijsheid uit het archief van Beeld en Geluid), een introductieles en een les met kijkopdrachten. De introductieles maakt leerlingen bewust van hun eigen mediagebruik: Welke media zijn er (wat is hun plaats in de geschiedenis)? Welke ken je en gebruik je zelf? Hoe zit het met privacy op internet en wat is de rol van ouders in het mediagebruik van kinderen? Aan de hand van prikkelende fragmenten wordt er discussie gevoerd in de klas.
Kijkvragen In de kijkopdrachtenles gaan leerlingen zelf aan de slag met mediawijsheid: Hoe wordt er in een televisieprogramma een verhaal gemaakt? Daarbij kijken ze bijvoorbeeld naar een fragment uit Britain’s Got Talent met Susan Boyle. Haar auditie blijkt bij nadere bestudering een slimme montage van de makers te zijn.
En welke keuzes maakt de redactie van het journaal? Het Jeugdjournaal opent op een dag met een boze kinderombudsman, terwijl het achtuurjournaal dezelfde dag opent met het nieuws dat er geen centrale opslag voor vingerafdrukken komt.
Een leerkracht: “Het leuke aan deze les is dat je praktisch aan het werk bent.” Een andere opdracht gaat over hoe reclame probeert jongeren te bereiken. Slimme spaaracties lokken steeds meer mensen naar de supermarkten. Aan de hand van fragmenten krijgen de leerlingen kijkvragen. Deze kijkopdrachten kunnen ze zowel klassikaal als individueel doen. De opdrachten staan op zichzelf en hebben als doel de leerling verder na te laten denken over de verschillende aspecten van mediawijsheid.
Waar vind ik dit lespakket? Kijk voor de lespakketten mediawijsheid (PO en VO) op www.beeldengeluid.nl/mediawijsheid ED*IT BASIS: Om toegang te krijgen tot ED*IT moet een school eerst een licentie afsluiten. Op http:// www.ed-it.nu/licentie staat hoe dit werkt. LES 2.0 Alle voortgezet onderwijsscholen in Nederland kunnen dankzij VO-Content vrij gebruikmaken van LES 2.0. Mbo-scholen kunnen een proeflicentie van LES 2.0 aanvragen via http:// www.les20.nl/toegang.
45
In de docentenhandleiding is een inleiding te vinden op de rol van Beeld en Geluid als nationaal Clubhuis van Mediawijzer.net. De handleiding bevat daarnaast extra lessuggesties op het gebied van mediawijsheid. Een voorbeeld van zo’n lessuggestie is een opdracht voor de leerlingen om een fragment à la ‘Lucky tv’ te maken, het korte filmpje dat altijd volgt op De Wereld Draait Door.
“ In de kijkopdrachtenles gaan leerlingen zelf aan de slag met mediawijsheid: Hoe wordt er in een televisieprogramma een verhaal gemaakt? Welke keuzes maakt de redactie van het journaal?” Juweeltjes Het beeldmateriaal bevat juweeltjes uit het archief van Beeld en Geluid. Zo is het beroemde fragment over beeldreligie uit ‘Zo is het toevallig ook nog ‘s een keer’ te zien. Ook geeft televisieregisseur Rudolf Spoor uitleg over het filmen van de huwelijksplechtigheid van Willem-Alexander en Maxima. Intussen vond bij Beeld en Geluid de eerste training plaats voor leerkrachten, waarin zij kennismaakten met Edit Basis en het lespakket Mediawijsheid.
Een leerkracht: “Leuk, ik ben enthousiast. Iedereen is wel op zoek naar iets wat dichtgetimmerd is, voordat het op het web verzeilt. Ik zie wel mogelijkheden, het is wel héél leuk.”
46
Training mediawijsheid maakt docenten bewuster op lange termijn is er meer aandacht voor het onderwerp in de klas In opdracht van Beeld en Geluid deed bureau Hakuna Matata, science and media kwalitatief onderzoek naar de effectiviteit van de training Mediawijsheid voor docenten PO, VO, mbo en voor bibliothecarissen. De training is samen met MijnKindOnline ontwikkeld en leert de deelnemers in drie uur hoe mediawijs ze zijn en op welk onderwerp zij zich verder zouden willen oriënteren. Uit het onderzoek blijkt dat de training effect heeft op de deelnemers, vooral op de langere termijn.
80
60
40
■ Vaak ■ Regelmatig
■ Af en toe ■ Nooit
Foto en/of viddeocamera
0
Kranten/tijdschriften
20
Teleblik
Een training mediawijsheid bij Beeld en Geluid begint met een gesprek over mediawijsheid. De deelnemers krijgen een confronterende vraag voorgelegd: “Waarom duurt het tv-journaal iedere dag precies 23 minuten; is er iedere dag evenveel nieuws?” Ze praten over wat mediawijsheid eigenlijk is. Vervolgens doen de deelnemers een beeldanalyse, waarbij ze tot het inzicht komen dat niet alles wat je ziet, is wat het lijkt. Daarna gaan ze aan de slag met een praktische opdracht. Ze filmen zelf en monteren deze beelden en bestaand materiaal tot een nieuw filmpje. De filmpjes worden nabesproken in de groep. Veel deelnemers vinden dat zij door de training bewuster zijn geworden van hoe nieuws gemanipuleerd kan worden. “Ik vond
100
YouTube/e.a.
De training
mezelf al mediawijs hoor, maar toch realiseerde ik me dat ook mij soms een rad voor ogen wordt gedraaid. Je moet blijven leren door de dingen heen te prikken. Dat heb ik weer eens opgefrist op de training, dat ik me daar weer even wat bewuster van werd. Ook mijn leerlingen wil ik leren kritisch te blijven kijken naar alle informatie die ze over zich heen krijgen. Niets is was het lijkt. Daar ging ik de training voor doen en dat is gelukt.” “Leerkracht die deelnam aan de training Mediawijsheid.”
Digibord
Het onderzoeksbureau voerde drie metingen uit onder deelnemers aan de training. Eén voorafgaand aan de training (0-meting), een meting drie weken na de training (1-meting) en een meting zes maanden na de training (2-meting). Deelnemers die kort na de training zijn ondervraagd, zeggen dat ze weinig met de training of met het thema mediawijsheid hebben gedaan in de klas. Opvallend is dat deelnemers die in de 2-meting zijn gebeld, zeggen dat ze wél aspecten van de training in de klas gebruikt hebben. Ze doen dat vaker dan voor de training. Een leerkracht heeft bijvoorbeeld met zijn klas het fenomeen ‘reclame in de sinterklaas- en kerstperiode’ behandeld. En een ander heeft de achtergrond van het televisieprogramma ‘The Voice of Holland’ aan de orde gesteld naar aanleiding van opmerkingen van leerlingen over dat programma. Hiermee lijkt de training dus een effect op langere termijn te hebben, precies het doel dat beoogd werd.
Internet
Mediagebruik van deelnemers aan de training Mediawijsheid – frequentie (%, n=27)
47
Handvatten nodig Een belangrijke uitkomst uit het onderzoek is dat leerkrachten hard op zoek zijn naar concrete handvatten om het onderwerp mediawijsheid in de klas te behandelen. Veel leerkrachten hebben geen idee hoe ze het thema mediawijsheid op school moeten aanpakken. Een ondervraagde leerkracht geeft aan dat er een enorme kloof bestaat tussen de mediabeleving van leerkrachten en van leerlingen: “Ik weet er eigenlijk niks van en mijn leerlingen zijn al veel verder en veel sneller. Daardoor heb ik het gevoel dat ik niet genoeg kennis heb om een les mediawijsheid te kunnen geven.” Leerkrachten worden hier onzeker door. Ondanks dat de training een ander doel nastreeft, beveelt het onderzoeksrapport aan om simpele en concrete voorbeelden in de training op te nemen, zodat de drempel om mediawijsheid in de klas te behandelen, lager wordt. Beeld en Geluid zou ook opdrachten over mediawijsheid kunnen ontwikkelen die aansluiten bij bestaande lesmethodes. Overigens is onbekendheid met het thema er niet de enige oorzaak van dat mediawijsheid niet op scholen wordt behandeld. Ook het tekort aan middelen (apparatuur en programma’s), het ontoereikende budget en het tekort aan tijd worden genoemd als oorzaak. Deze geluiden komen ook naar voren uit onderzoeken door het IPON en het ITS, waarvan u de resultaten elders in deze publicatie kunt lezen. Een issue dat bij veel ondervraagden speelt, is wat ze met digitaal pesten aan moeten. Ze willen richtlijnen hiervoor: Kun je als leerkracht ingrijpen? Zo ja, wanneer? Veel ondervraagden willen hier ondersteuning bij, bijvoorbeeld in de vorm van een handelingsprotocol. Ook te veel tv-kijken of te veel internetten worden door deelnemers gezien als onderwerpen die aandacht behoeven. Leerkrachten vinden dat de rol van de ouders hierbij belangrijk is, er moet worden samengewerkt. Het onderzoeksbureau beveelt aan om voor deze onderwerpen ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld door een ouderavond te organiseren of een nieuwsbrief voor ouders uit te brengen over digitaal pesten. In het speciaal voor mediawijsheid ingerichte dossier bij Kennisnet (http://dossiers.kennisnet.nl/dossiers/mediawijsheid/) is veel praktische informatie voor de leerkracht voorhanden. Er zijn voorbeeldlessen en er is een handboek te downloaden, opgesteld door MijnKindOnline, met daarin een stappenplan voor invoering van mediawijsheid in de klas. Verder is er een voorbeeld van een internetprotocol in de maak. Dit gaat onder meer in op hoe je het beste kunt handelen in geval van pesten, hoe je kunt omgaan met mobieltjes in de klas en hoe je social media goed kunt inzetten voor educatie en communicatie met leerlingen en met ouders.
48
Ik vind media een interessant onderwerp
Ik ben op zoek naar handvatten om met mediawijsheid aan de slag te gaan
Ik zou meer aandacht willen besteden aan mediawijsheid
Ik kan actief, bewust en kritisch omgaan met de media
Ik vind mezelf handig met de techniek van de media
Ik weet hoe ik mediawijsheid kan oppakken
0
20
■ Eens
40
■ Neutraal
60
80
100
■ Oneens
Attitude van deelnemers aan de training Mediawijsheid ten aanzien van media en mediawijsheid (%, n=26)
De deelnemers zijn door de training niet alleen kritisch bewuster, maar ook technisch wijzer geworden. De opzet van de training (zelf filmen en monteren) spreekt de deelnemers erg aan. Een ICT-coördinator merkt op: “Ik heb kennisgemaakt met Apple-software, iMovie. Wat een prachtig spul is dat!” Een leerkracht vindt: “Doordat je zelf aan het manipuleren was door het op een bepaalde manier filmen en monteren van beelden, bleef het wel beter hangen.” Sommige deelnemers vinden de nadruk te veel op techniek liggen, zij hadden liever een andere balans in de training gezien. Maar het belangrijkste effect van de training is dat het een opfrisser is om kritisch en bewust met media om te gaan. “De training was voor mij een echte eyeopener. Veel dingen heb ik opgepakt en ik ben me er nu bewuster van, bijvoorbeeld dat veel media gemanipuleerd zijn en dat niet alles is wat het lijkt”, zegt een ICT-coördinator.
Vervolgtrajecten Een van de doelen van de training Mediawijsheid is om deelnemers te laten ontdekken in welke onderwerpen ze zich verder zouden willen verdiepen. Verschillende deelnemers zijn door de training geïnspireerd geraakt om
meer te doen met het onderwerp. Een leerkracht volgde een vervolgtraining bij Beeld en Geluid (dit was een pilot). Een ander geeft aan zich meer in de techniek te willen verdiepen. Een ICT-coördinator wil de leerkrachten op zijn school een cursus laten volgen hoe ze beter met het digibord om kunnen gaan. In plaats van het te gebruiken als een ‘veredelde tv’ wil hij hen stimuleren om zelf lesmateriaal te maken en de mogelijkheden van het bord beter te benutten. Andere ondervraagden gaven aan dat ze de training Onderwijs en ICT van IPON gingen volgen. De deelnemers hadden verschillende tips om de training inhoudelijk te verbeteren. Zo bedacht een leerkracht dat het handig zou zijn om de training mobiel te maken, door bijvoorbeeld met apparatuur naar de school komen of in een speciaal ingerichte bus. Andere genoemde tips zijn: - meer promoten, want de training is zinvol; - aandacht voor de geschiedenis van radio en televisie, dit kan ook in de klas behandeld worden; - meer theorie; - een voorbeeld van YouTube behandelen, omdat dit makkelijk in de klas te gebruiken is. Veel deelnemers aan de training zijn vast van plan om meer aandacht aan mediawijsheid te besteden. Een directeur van een basisschool zei: “Over 3 jaar is mediawijsheid een vast onderdeel van het curriculum, met name voor midden- en bovenbouw, maar ook met onderdelen voor de onderbouw. Tegen die tijd hebben we meer zicht op wat we de leerlingen willen meegeven op het gebied van mediawijsheid.”
Een kijkje achter de schermen Beeld en Geluid ziet het als haar taak om kinderen, jongeren, ouders en opvoeders te stimuleren in de ontwikkeling van een mediawijze attitude en richt zich op drie aandachtsgebieden: 1) Hoe wordt radio en televisie gemaakt? 2) Hoe denk ik over media? 3) Hoe gebruik ik media in de klas? Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid wil het publiek graag een kijkje gunnen in de soms magische wereld achter de schermen. Door middel van de Beeld en Geluid Experience voor het grote publiek, maar ook door middel van verschillende workshops die speciaal voor het onderwijs zijn ontwikkeld. De training Mediawijsheid is hier een onderdeel van.
49
“Het komt altijd goed”
leerlingen volgen workshops Nieuws en Soap bij Beeld en Geluid Hoe zit een soap in elkaar? Wat is het verschil tussen het Jeugdjournaal en Hart van Nederland? En wat doet een regisseur? Deze en andere vragen worden beantwoord tijdens de workshops Nieuws, Zenders en Soap bij Beeld en Geluid. Vwo-leerlingen van het Commanderijcollege volgden in juni deze workshops. Workshopbegeleider Sandra over Nieuws
Workshopbegeleider Lilian over Soaps
“Ik doe dit nu 4 jaar. Het is echt een pittige opdracht, twee interviews op locatie, maar het komt altijd goed. Ik wil ze vooral niet te veel voorkauwen, dan komen er de leukste dingen terug.
“We gaan vandaag een cliffhanger maken bij Goede tijden, slechte tijden. Jullie maken een scène over Linda. Houd er rekening mee dat we een Linda nodig hebben, dus een van jullie moet een pruik op!”
Lotte, deelnemer workshop Nieuws
“Ik kijk elke ochtend het journaal. Ik ben nieuwsgierig naar wat er in de wereld gebeurt. Ik kijk er nu wel anders naar.” Lieke, deelnemer workshop Nieuws
“Je gaat nu letten op hoe ze het doen. Presenteren is echt heel moeilijk. Je mag je vooral niet verspreken.” Workshopbegeleider Sandra over Nieuws
“Het is een proces. Ze leren heel veel. Als ze zelf snappen dat je een onderwerp van twee kanten kunt zien, dan is het geslaagd.” Lieke, deelnemer workshop Nieuws
“Ik wist eerst niet wat de taak was van de regisseur of wat monteren is.” Nicolette Kuylaerts, docent
“Deze workshop hoort bij onze projectweek over media. We gebruiken op school ook de werkbladen van Beeld en Geluid. Ik wil dat ze leren dat nieuws voor een bepaalde doelgroep gemaakt wordt. Dat er bij SBS anders wordt gemonteerd. Nieuws is ook niet objectief. Leerlingen mogen kritischer worden.” Anita en Marlou, deelnemers workshop Nieuws
“Het is echt leuk om zelf op pad te gaan. Je leert hoe ze dat eigenlijk doen, interviewen, regisseren, vragen bedenken.”
50
Jack van Dijk, docent
“Onze leerlingen leren vandaag tussen de regels door lezen en om een hoekje kijken. Ze kunnen dat overal bij gebruiken. Er mag wel meer aandacht zijn voor omgaan met media binnen het onderwijs.” Leerlinge, deelneemster aan workshop Soaps
“Oh nee, Brian heeft de camera uitgezet toen hij aan moest en andersom!”
John Leek, manager onderwijs en mediawijsheid bij Beeld en Geluid, is dan ook van mening dat het goed is hier grip op te krijgen. Bij nieuwe projecten en producten wordt bij de kick-off in meer en mindere mate stilgestaan bij de vraag “wat wil ik eigenlijk communiceren?” Leek: “Hoge bezoekcijfers zijn mooi, maar toch wil je als instelling dat er minimaal bepaalde dingen opgepikt worden.”
Voor hun scriptie ter afronding van de bachelor Cultureel erfgoed aan de Reinwardt Academie deden Sarah Punselie e.a. in enkele musea, waaronder Beeld en Geluid, onderzoek naar de leerervaringen van bezoekers. Dit onderzoek bouwt voort op ervaringen in Groot-Brittannië naar de zogenoemde Generic Learning Outcomes.
Beeld en Geluid is met 42 procent van de scores het museum met de hoogste leeruitkomsten onder Plezier, Inspiratie en Creativiteit. Opvallend is de 13 procent onder de leeruitkomst Vaardigheden. Geen van de andere musea heeft op deze leeruitkomst zo hoog gescoord. Vooral ‘2.7 Begrijpen hoe je iets moet doen’ scoort hoog. Bij deze leeruitkomst is het belangrijk dat de bezoeker begrijpt hoe iets gedaan wordt, waarbij hij het niet per se zelf hoeft te kunnen.
Duidelijk is dat ook binnen Beeld en Geluid ‘leren’ een breed begrip is.
Kijk voor het volledige onderzoek en een overzicht van alle mogelijke leeruitkomsten op www.beeldengeluid.nl/ mediaw ijsheid
Wat leer je in Beeld en Geluid?
51
Museumeducatoren: word mediawijs! Als educatief medewerker van een museum kun je allang niet meer volstaan met een abonnement op het belangrijkste vaktijdschrift en een bezoek aan het jaarlijkse congres. Om mensen naar het museum te krijgen zul je mediawijs moeten zijn. In het ‘competentiemodel museumeducatoren’ is te lezen hoe een museumeducator dat kan worden. Hoe mediawijs je moet zijn, hangt vooral af van de doelgroep van een museum. Bestaat die uit multitaskende whizzkids met de laatste generatie smartphones, dan wacht je een grotere uitdaging dan wanneer je van doen hebt met mensen die het nieuws in de krant lezen en geen internet op hun mobiel hebben. Bestaat je doelgroep vooral uit 65+’ers, dan volstaat een aankondiging in het lokale huis-aan-huisblad misschien nog; wil je ook jongeren en jongvolwassenen bereiken, dan zul je ze in hun digitale wereld moeten opzoeken. Wil je ze ook nog inspireren om daadwerkelijk achter hun pc’s vandaan te komen en jouw museum te bezoeken, dan zul je sprankelende, mediawijze manieren moeten zien te vinden om de aandacht op je te vestigen.
“ Wil je ook jongeren en jongvolwassenen bereiken, dan zul je ze in hun digitale wereld moeten opzoeken.” inspiratie In het competentiemodel staat een profielschets van Els, Nederlands meest supermediawijze educator. Hiermee kunnen museumeducatoren inspiratie opdoen voor hoe ze hun eigen museum onder de aandacht kunnen brengen: volg relevante Twitteraars en houd de Facebookpagina van je museum bij, staat er bijvoorbeeld. Onverwachter is misschien de tip om na te denken over augmented reality content bij de objecten in het museum. Al met al is het handig voor museumeducatoren om het competentiemodel door te nemen. Want tegen meer bezoekers zegt niemand nee.
52
De mediawijze educator in 2011 - beseft dat de media steeds belangrijker worden voor het vak van educator; - gebruikt een variëteit aan nieuwe en sociale media tools, toepassingen en devices; - participeert in de 2.0 community van educatoren; - onderhoudt via nieuwe en sociale media contacten met de doelgroep; - zet nieuwe en sociale media slim in binnen de werksetting waar dat meerwaarde oplevert; - begrijpt de impact van nieuwe en sociale media op het eigen functioneren, op het vak en op de doelgroep; - blijft haar eigen mediawijsheid en die van haar collega’s steeds verder ontwikkelen. De mediawijsheidsscan voor museumeducatoren geeft een beeld van hoe mediawijs u al bent – en hoe mediawijs u nog kunt worden.
Beheersing
Communicatie Hoe communiceert de doelgroep?
Welke media beheerst de doelgroep? Welke media beheersen collega’s? Welke media beheerst ik?
Wat is de impact van deze media?
Begrip
Begrijpen collega’s de impact van deze media? Begrijpt de doelgroep de impact van deze media?
Hoe communiceren collega’s Hoe communiceerik?
Welke media zet ik in? Welke media gebruiken collega’s? Strategie Welke media gebruikt de doelgroep?
Verfilm een canonvenster en word mediawijs
Het project ‘Verhalen kijken’ Leontien Lems, bedenkster van het project ‘Verhalen kijken’, komt met een wel heel erg grote kist aanzetten. Het blijkt een heuse schatkist. Er zit een poppenhuis in met een aantal kamers, er zijn poppetjes, kledingstukken, meubels, bootjes en halve dieren. Halve dieren? Het is allemaal prachtig gemaakt door kunstenaar Roos Langendorff en tot in het kleinste detail uitgewerkt. Waar gaat dit heen? Het project ‘Verhalen kijken’ is een workshop waarbij kinderen uit de bovenbouw van het primair onderwijs met een groepje een stop motion-filmpje maken bij een verhaal over een van de vensters van de canon van Nederland: de Watersnoodramp van 1953. Mediawijsheid wordt zo echt in samenhang met een vak aangeboden, niet als apart ICT-onderdeel. ‘Prikkelend en mediawijs geschiedenis geven’, dat is het doel van deze workshop.
“ Mediawijsheid wordt zo echt in samenhang met een vak aangeboden, niet als apart ICT-onderdeel.”
Een helse nacht “Elke keer als de golven tegen de dijk slaan, bomen kromtrekken in de gierende wind en de regen zo hard in je gezicht slaat dat je geen hand voor ogen kunt zien, dan is er geen mens die er in 1953 bij was, die niet terugdenkt aan die helse nacht.” Zo begint het verhaal ‘Een helse nacht’ van Eric Borrias, dat de basis vormt voor de workshop. Eerst wordt het hele verhaal voorgelezen. Docenten kunnen het ook vanaf de website downloaden en ter voorbereiding alvast een keertje in de klas lezen. Het verhaal gaat over twee jongens, Adriaan en Jacob, die met hun ouders in een klein huisje onder aan de dijk wonen.
Een van de decors waarin leerlingen hun verfilming opnemen met behulp van stop-motion techniek
53
Workshop Verhalen Kijken op locatie in de OBA
Samen met hun moeder beleven ze angstige momenten op de zolder van hun ondergelopen huis. Tijdens het lezen vormen de kinderen zich in hun hoofd al een beeld van het verhaal. De verbeeldingskracht van de leerlingen wordt een handje geholpen door het polygoonmateriaal van de watersnoodramp. Deze beelden worden tijdens het voorlezen gedraaid. Wat ook weer zorgt voor een interessante mediadiscussie. Waren er bijvoorbeeld al direct cameraploegen ter plaatse zoals bij een ramp nu? En wat is de rol van social media nu en hoe ging dat toen? Als het verhaal is voorgelezen wordt de klas in groepjes opgesplitst en worden de taken verdeeld. Er is een casting director, die verantwoordelijk is voor het neerzetten van de juiste figuurtjes. De setdresser kleedt de set precies aan zoals in het script. Verder zijn er een cameraman, die de webcam bedient, en een lichtman. Hoe worden kinderen hier mediawijs van? Leontien Lems: “Kinderen leren hoe makkelijk en leuk het eigenlijk is om een filmpje te maken. Je moet er even wat voor knutselen, maar daarna heb je dan ook alleen maar een zaklamp en een webcam nodig.” Vervolgens krijgen de kinderen het verhaal kant-en-klaar in scènes opgedeeld. In totaal zijn er zes scènes, elk met een eigen poppendecor. Op het werkblad vullen de castingdirector en de setdresser in welke spullen en welke figuurtjes er nodig zijn. Kinderen ervaren dat het verfilmen van een verhaal betekent: keuzes maken. Je kunt niet alles laten zien. Waarom deze workshop? Leontien Lems: “In het primair onderwijs zijn er niet veel leerkrachten die weten hoe ze met kinderen een filmpje kunnen maken. Wij laten zien hoe je een canonvenster tot leven kunt wekken zodat de inhoud de kinderen langer bij blijft.” De workshop biedt op een actieve manier een interessant en spannend kijkje in de geschiedenis. Er zijn workshops bij nieuwe vensters in de maak, de eerstvolgende gaat over 60 jaar televisie en de rol die televisie is gaan spelen in ons dagelijks leven. De workshop vindt plaats bij Beeld en Geluid maar komt ook naar kinderen toe! Afgelopen najaar konden kinderen in de OBA deelnemen aan de workshop, al dan niet gecombineerd met een bezoek aan de tentoonstelling ‘Verhalen kijken’ (zie kader).
54
Maar waar waren die halve dieren nu eigenlijk voor? Leontien: “Die kunnen kinderen gebruiken bij de buitenscènes waar de weilanden zijn ondergelopen en de overleden dieren op hun rug drijven.” Veel echter kan het niet worden.
Bij deze workshop hoort de reizende tentoonstelling ‘Verhalen kijken’ die laat zien welke stappen er zitten tussen een verhaal en de verbeelding ervan. Veel kinderen die bijvoorbeeld Oorlogswinter hebben gelezen en daarna de film zagen, zullen zelf hebben ervaren dat er dingen anders zijn. Wat is daar de reden van? De tentoonstelling laat veel voorbeelden uit bekende Nederlandse boekverfilmingen zien. Maar er zijn ook kostuums van bijvoorbeeld Pluk en Aagje, die kinderen zelf aan mogen trekken. Er valt ook wat te knutselen: kinderen kunnen hun eigen decor bedenken voor een verhaal en dat in 3D neerzetten. De tentoonstelling was van 6 september tot 30 oktober 2011 te zien op de jeugdafdeling van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. De tentoonstelling zal in de toekomst op wisselende momenten weer te zien zijn bij Beeld en Geluid. Houd hiervoor de website in de gaten.
“Er is meer dan de waan van de dag”
de rol van het archief van Beeld en Geluid bij mediaopvoeding Beeld en Geluid is het Clubhuis van Mediawijzer.net. En dat is niet voor niks. Beeld en Geluid herbergt 100 jaar audiovisueel materiaal en representeert daarmee de geschiedenis van onze mediasamenleving. Het archief kan een belangrijke rol spelen bij mediaopvoeding. Wat ooit begon als het bedrijfsarchief van de publieke omroep, is inmiddels een instelling die het audiovisueel erfgoed van Nederland verzamelt, conserveert en toegankelijk maakt voor anderen. “Archieven worden soms gezien als stoffig instituut met oude meuk”, aldus John Leek, manager onderwijs en mediawijsheid van Beeld en Geluid. “Maar dat geldt zeker niet voor het archief van Beeld en Geluid.” In dat archief zit 800.000 uur aan beeld- en geluidmateriaal. Het wordt op verschillende manieren ontsloten, bijvoorbeeld in de Beeld en Geluid experience. In de medialounge kunnen bezoekers zelf zoeken in de digitale collectie. “Je kunt daar bijvoorbeeld bijna alle afleveringen van Swiebertje bekijken”, vertelt John. Fragmenten uit het archief zitten in bijna alle exhibits in de Experience, en deze worden regelmatig vervangen. Beeld en Geluid geeft ook dvd’s uit met beeld waar vaak naar gevraagd wordt, zoals de serie Floris of beelden uit een geboortejaar. Ook via de website www.beeldengeluid.nl zijn specifieke beelden aan te vragen.
Mediaopvoeding Naast deze populaire content kan het archief nog veel meer betekenen. Het speelt ook een rol bij mediaopvoeding. Ouders die met hun kinderen de Beeld en Geluid experience bezoeken, maken hier al kennis mee, bijvoorbeeld in het paviljoen Mediawijzer.net. In de mediascan worden fragmenten getoond uit de tv-geschiedenis, waarna mensen kunnen vaststellen hoe mediawijs ze zijn. “Informeel leren neemt een steeds grotere plaats in binnen onze samenleving. Onderwijs was vroeger volledig geïnstitutionaliseerd. Die tijd is voorbij. Het belang van ons instituut en wat je hier kunt leren, wordt daarmee alleen maar groter.” Het archief van Beeld en Geluid is ook goed om zaken in een context te plaatsen. Mediawijsheid en mediaopvoe-
ding zijn geen onderwerpen van de laatste tijd. De bezorgdheid over nieuwe media en wat die voor effecten hebben op kinderen is van alle tijden. John haalt een fragment aan uit 1964, dat per toeval in het archief werd gevonden. Een leraar vraagt zijn klas wat ze zien op tv. In die tijd was er nog bijna niets op tv, kinderen keken ook mee met programma’s voor volwassenen. “Ook voor de invloed van speelfilms waren mensen bang. Het fenomeen schoolbioscoop werd in het leven geroepen om het kijken naar films te begeleiden.” Het archief kan zaken rondom mediawijsheid in maatschappelijke en historische context plaatsen en dus in perspectief. “Het verhaal is groter, er is meer dan de waan van de dag.” Beeld en Geluid wil zaken in een breder verband plaatsen, zonder daarmee belerend over te komen. Het archief wordt in veel andere toepassingen gebruikt. In de Week van de Mediawijsheid zitten er fragmenten in het spel MediaMasters. In LES 2.0 zijn lessen mediawijsheid beschikbaar voor het onderwijs. In de lessen zijn fragmenten opgenomen uit het archief, zoals de beroemde uitzending over ‘beeldreligie’ van het satirische programma ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’. Maar ook de filmpjes van LuckyTV (elke dag na De Wereld Draait Door) worden als bron aangeboden. In het archief ligt 60 jaar televisiegeschiedenis en daarmee beheert Beeld en Geluid een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan bronnen die van educatieve waarde zijn. Iedere bron is een tijdsdocument dat iets zegt over de samenleving in de tijd dat deze werd opgenomen en uitgezonden. Daarmee zegt het ook iets over onze huidige tijd. De archiefbeelden worden daarom ook gebruikt in de workshops die in Beeld en Geluid plaatsvinden, zoals in de workshops Nieuws en Soap.
55
56
Bronmateriaal
Samenwerking
Beeld en Geluid beschikt over bronmateriaal dat een brede doelgroep aanspreekt. Iedereen die zelf iets wil leren, of een ander iets wil leren, kan hier relevante fragmenten vinden. Maar daarbij zijn wel een aantal obstakels. Ten eerste zijn veel beschrijvingen in het archief ooit gemaakt voor professioneel gebruik en dus niet altijd makkelijk doorzoekbaar voor het publiek. Beeld en Geluid biedt daarom een aantal projecten aan om mensen bekend te maken met het archief en hen bewust te laten zoeken in de content. Er wordt geëxperimenteerd met crowdsourcing, zoals in Waisda? Dat is een spel waarbij video’s worden gelabeld door de spelers. De nieuwste vorm hiervan is Woordentikkertje van Beeld en Geluid en de NCRV. Deelnemers beschrijven spelenderwijs het uitgebreide archief van het populaire programma Man bijt hond. In Woordentikkertje voeren spelers trefwoorden in die beschrijven wat er in een fragment te zien en horen valt. Hierbij nemen ze het op tegen andere spelers op de site, verdienen ze punten en helpen ze mee om het immense archief van Man bijt hond beter toegankelijk en doorzoekbaar te maken.
Beeld en Geluid zoekt actief samenwerking met partijen om de mogelijkheden van educatie in relatie tot het archief te versterken. In 2010 en 2011 vond voor de derde keer een project met de Hogeschool van Amsterdam plaats. Het thema van de opdracht was ‘60 jaar televisie’. Meer dan honderd teams van studenten mochten grasduinen in de archieven van Beeld en Geluid om fragmenten te zoeken die zij konden gebruiken voor hun presentatie.
Beeld en Geluid is ook bezig met het ontwikkelen van een arrangement voor het hoger onderwijs en auteurs van lesmethodes. Ze kunnen kennismaken met het archief en er echt mee aan de slag gaan. “Het gaat erom dat mensen de mindset krijgen dat er van alles te vinden is in de archieven en dat het goed bruikbaar is voor het onderwijs”, legt John Leek uit. Een tweede punt is dat Beeld en Geluid tot taak heeft zorgvuldig om te gaan met de rechten die op de beelden rusten. “Maar het belang van digitale content stijgt. Projecten als ED*IT en Teleblik worden hiermee alleen maar relevanter.” Beeld en Geluid kijkt naar de toekomst. Er zijn proeftrajecten met betrekking tot het archiveren van websites, videocontent (bijvoorbeeld van YouTube) en zelfs games.
Ook zijn er diverse samenwerkingsverbanden met middelbare scholen om projecten op het gebied van nieuwe media te verbinden aan Beeld en Geluid. “We werken samen met scholen, zodat je een grote cyclus krijgt waarin we elkaar versterken.” John pleit voor een schoolbrede integratie van mediawijsheid. Het zou op verschillende manieren binnen het curriculum terug moeten komen. Het project dat dit jaar loopt op het Goois Lyceum in Bussum is hiervan een goed voorbeeld. Leerlingen moeten bedenken wat Beeld en Geluid zou kunnen doen met het jubileumjaar van Klokhuis in 2013. Ze bedenken een exhibit die in de Beeld en Geluid Experience komt te staan. Bij het bedenken van zo’n exhibit zijn verschillende vakken betrokken: ontwerpen en onderzoeken, maar ook vormgeven (ckv) en economie. “Met onze projecten hopen we leerkrachten te bereiken, hen te laten zien wat er mogelijk is met media, zodat het gaat leven.” Met deze voorbeeldprojecten wil Beeld en Geluid naar voren brengen wat de didactische meerwaarde kan zijn van het inzetten van nieuwe media. ”Leerkrachten geven ook zelf aan dat ze handvatten willen. Leerkrachten zijn de drijvende kracht achter vernieuwingen op school. Als je hen op weg helpt, kan er een digitale vernieuwingskracht van onderaf in de scholen ontstaan.”
Ook dit schooljaar vindt er een samenwerking plaats met de Hogeschool van Amsterdam. Meer hierover leest u op pagina 29.
57
MediaMix n
In Canada en Australië is media-educatie een verplicht vak op scholen.
De gemiddelde Nederlander is anno 2011 in zijn vrije tijd 3 uur en 6 minuten per dag online te vinden. Dat is 24 minuten meer dan in 2010 (2 uur en 42 minuten). Daarmee lijkt internet een primaire levensbehoefte te worden, net als eten, drinken en slapen. 9 procent van de Nederlanders is nog nooit online geweest. ‘Niet interessant’, ‘Niet nodig’ of ‘Daar ben ik te oud voor’ zijn de belangrijkste redenen. Uit het Trendrapport Computer- en Internetgebruik 2011 van de Universiteit Twente
Er zijn wereldwijd 760 miljoen gebruikers van Facebook. Daarna volgen: Twitter (200 miljoen gebruikers), LinkedIn (120 miljoen gebruikers) en Google+ (30 miljoen gebruikers). Uit een infographic van www.socialbakers.com, september 2011
In oktober 2011 brak Lady Gaga het record ‘meeste volgers’ ze had er op dat moment meer dan 15 miljoen.
Mediascan aangepast “I believe we can build a better world! Of course, it’ll take a whole lot of rock, water & dirt. Also, not sure where to put it.” Deze tweet is van ene Marc MacKenzie, een 41-jarige twitteraar uit Canada, ook erg actief op Facebook waar mensen zijn statusupdates erg leuk vinden. De Britse komiek, schrijver, acteur en presentator Stephen Fry vond de tweet van Marc zo grappig dat hij het korte schrijfsel bekroonde met de titel ‘mooiste tweet ooit geschreven’.
“Televisie kan miljoenen mensen van politieke kwesties op de hoogte brengen. Politici moeten zich daar beter aan aanpassen. Televisie bederft democratie niet, maar helpt juist een handje.” Uit de inaugurele rede van Huub Wijfjes, nieuwe leerstoel geschiedenis van de Nederlandse radio en televisie, 11 juni 2010.
In een willekeurige minuut: - wordt er 120.000 keer getweet; - worden er 3500 foto’s geüpload naar Flickr; - zijn er 293.000 statusupdates op Facebook . Uit een infographic van Popcorn, www.gopopcorn.ca
58
Vorig jaar liet Beeld en Geluid de mediascan in het paviljoen Mediawijzer.net evalueren. De mediascan is het populairste onderdeel van het paviljoen, veel bezoekers testen zichzelf op hun mediawijsheid. Ze zitten achter een monitor en krijgen verschillende vragen te zien die gaan over kennis van media, mentaliteit en vaardigheid. De vragen worden soms ingeleid door fragmenten uit het archief of door foto’s. Een veelgehoorde opmerking uit de evaluatie was dat de mediascan te lang duurde. En de uitkomst van de scan leverde vrij vaak dezelfde score op. Beeld en Geluid heeft kritisch naar de scan gekeken en deze aangepast op basis van de resultaten van de evaluatie. Door vragen weg te laten of te vervangen is de mediascan nu korter en de uitslagen bieden een diverser beeld.
Mediawijs zijn behoort tot het gereedschap van de docent
directeur Kennisnet Toine Maes ziet rol voor school én ouders Interview: Anja Vink
Docenten en ouders overschatten de mediawijsheid van jongeren. En daar ligt een belangrijke opgave voor scholen, volgens directeur Toine Maes van Kennisnet. “Mediawijs zijn behoort tot het gereedschap van de docent.” Toine Maes is vanaf het begin van de oprichting directeur van Kennisnet, hét digitale platform voor het Nederlandse basis-, voorgezet en beroepsonderwijs. In die 10 jaar is de technologie razendsnel gegaan: van internet naar smartphones, van bakbeesten van computers naar ultradunne tablets. En dat is ook in het onderwijs niet ongemerkt gebleven: in basisscholen staat gemiddeld per vijf kinderen een computer, in het voortgezet onderwijs per drie. De meeste scholen hebben tegenwoordig in ieder klas een smartboard hangen in plaats van het ouderwetse krijtbord. Toch lukt het 10 procent van de docenten in het voorgezet onderwijs niet om mee te gaan in die snel veranderende tijdgeest. Toine Maes is daar uitgesproken over: “Leerkrachten die de nieuwe media niet in hun lessen gebruiken, laten kwaliteit liggen. Zo simpel is het. Die kwaliteit is ten gunste van de leerling en die mogen we niet vermorsen. Niet kunnen omgaan met een smartboard is niet meer van deze tijd. Ouders, leerlingen en collega’s accepteren dat niet meer. Maar het is óók niet van deze tijd om docenten en scholen te dwingen. Ik geloof meer in de rol van de ouders die de school aanspreken op het feit dat ze achterblijft met de toepassing van nieuwe media.”
“ Kinderen kunnen helemaal niet zo veel als wij denken.” Driehoek school-kind-ouders “Er bestaat volgens mij ook geen absolute grens tussen de taak van de school en die van de ouders. Daarbij zou het de taak van de school zijn om leerlingen te leren omgaan met bronnen op internet en de taak van de ouders om kinderen te leren om te gaan met sociale media als
Twitter en Facebook. We zeggen toch als scholen ook niet dat seksuele voorlichting alleen een taak van de ouders is? Daar besteden scholen toch ook in de lessen biologie en maatschappijleer aandacht aan? School en ouders vullen elkaar aan. Er is een driehoek tussen het kind, de ouders en de school en daar zitten geen harde grenzen tussen.” “Nederland is een van de landen met het hoogste aantal gezinnen met toegang tot internet ter wereld: dik in de 90 procent van de gezinnen heeft een computer met een internetverbinding. Ook arme gezinnen hebben vaak een computer thuis. Uit onderzoek blijkt ook dat sociaal economisch minder sterke gezinnen juist voorop lopen in het gebruik van nieuwe media. Zoals de aanschaf van de nieuwste smartphones, het spelen van games en het aantal uren dat surfend op internet wordt doorgebracht. Dat is een opmerkelijke ontwikkeling. De bewering dat kinderen uit minder kapitaalkrachtige gezinnen geen toegang zouden hebben tot nieuwe media is dus niet waar.”
Knoppenvaardig “Ik voer vaak de discussie waarom scholen geen laptop of tablet zouden geven aan een leerlingen en aan docenten. Mensen kijken je dan vaak verbaasd aan en dan vraag ik: ‘Moet jij op je werk je computer met vijf anderen delen? Dat zou je toch ook heel raar vinden?’ We moeten kinderen wel voorbereiden op het werk van de toekomst en op deze manier doen we dat niet. Er bestaat een onterecht beeld dat kinderen heel mediawijs zijn. Docenten en ouders schatten dat veel te hoog in. Maar kinderen kunnen helemaal niet zoveel als wij denken. Ze zijn voornamelijk knoppenvaardig. Als je achter kinderen gaat zitten en meekijkt met wat ze op de computer doen, dan zit daar weinig diepgang in. Ze stoppen bij het eerste resultaat bij een zoekopdracht en
59
hanteren vaak maar één methode van zoeken. Daar is veel meer begeleiding bij nodig en daar ligt een taak voor docenten. Veel docenten zijn echter zelf ook niet zo mediawijs. Ze werken wel met de computer, maar dat is vaak de praktische kant voor het invoeren van cijfers en het versturen van mail naar collega’s. Daarnaast kunnen ze inderdaad kinderen leren wat betrouwbare bronnen van kennis op internet zijn. Maar het gaat verder. Docenten moeten ook kennis hebben van andere toepassingen. Daar ligt een taak voor de school. Mediawijs zijn behoort tot het gereedschap van de docent en dat hoort opgenomen te worden in het nascholingsplan van docenten.
“ Docenten moeten de ruimte krijgen om te experimenteren.” Een school kan bijvoorbeeld beslissen om 10 procent van de nascholing te besteden om het docentencorps de basisvaardigheden van mediawijsheid aan te leren. Mediawijsheid is ook geen apart vak dat je wegzet bij een docent die in de school het ICT-beleid coördineert. Dan mis je wederom een grote kans. Mediawijsheid moet in alle vakken ter sprake komen en toegepast worden. Docenten schuiven dat tot nu toe weg omdat ze niet weten wat ze daarmee moeten. Ik vind dat scholen daar ook veel beter beleid op moeten maken. Scholen die nieuwe media succesvol toepassen in de school hebben vaak een management dat er helemaal achter staat en het in alle lagen van de school invoert. Docenten moeten de ruimte krijgen om te experimenteren. Wanneer dat goed gebeurt, zie je dat kennis op meerdere lagen wordt over gedragen: zowel mondeling door de docent, via oefenprogramma’s, via beeld en geluid en waarom ook niet even snel iets opzoeken op een smartphone in de klas. De docent beheerst nog steeds de kennis, maar draagt die over via meerdere media. De hele school gaat daardoor mediawijsheid ademen.” “Kennisnet kan de verantwoordelijkheid daarvoor niet overnemen, maar wel veel stimuleren en faciliteren. Kennisnet zorgt ervoor dat het gebruik van nieuwe media in de onderwijsinstelling en mediawijsheid vanzelfsprekend worden. We ondersteunen scholen in de ontwikkeling van hun visie en invoering van nieuwe media. Daarnaast bieden we veel digitaal leermateriaal en themadossiers aan via de site van Kennisnet.nl of Wikiwijs. En uiteraard via Mediawijzer.net doen we veel aan de ondersteuning van mediawijsheid. Uiteindelijk is het aan de school om te zorgen voor een goed plan en voor de noodzakelijke investeringen. Want voor niets gaat de zon op.”
Toine Maes, directeur Kennisnet
60
Mediawijsheid staat of valt met de bevlogen docent
op VO-scholen krijgt mediawijsheid vorm door voortrekkersrol docenten Susanne Cammelbeek, studente aan de Reinwardt Academie in Amsterdam, interviewde in opdracht van John Leek voor haar afstudeerscriptie docenten van 12 speciaal uitgezochte scholen die op hun school actief bezig zijn met mediawijsheid. De meeste van hen zijn hiermee uit eigen interesse begonnen en hebben hiervoor geen speciale opleiding of training gevolgd. Er bestond nog geen duidelijke visie of plan vanuit de directie of het schoolmanagement. Het gevaar is nu dat het vak valt of staat met betrokken docenten. Scholen mogen zelf bepalen hoe ze aandacht besteden aan mediawijsheid. Er bestaan geen eindtermen waar een leerling aan het einde van zijn schoolcarrière aan moet voldoen met betrekking tot mediawijsheid. Scholen zijn niet verplicht om mediawijsheid als apart vak aan te bieden en kiezen er daarom vaker voor om het te integreren in een al bestaand vak. In dit onderzoek worden drie scenario’s onderscheiden: 1 De school organiseert activiteiten die tot mediawijzer gedrag bij leerlingen moeten leiden in het gehele curriculum van elk jaar en schoolniveau. 2 De school organiseert activiteiten die tot mediawijzer gedrag bij leerlingen moeten leiden in een bepaald vakgebied, meestal maatschappijleer, geschiedenis of ckv. 3 De school doet een gericht project of oriënteert zich voor een bepaalde periode om leerlingen kennis te laten maken met mediawijsheid.
Motiveren De geïnterviewden zien dat de leerlingen van vandaag niet meer dezelfde zijn als die van 10 jaar geleden en vragen om een andere manier van lesgeven. “Wij vinden het gebruik van media in de les vooral belangrijk om leerlingen meer te motiveren”, zegt Eelke de Boer van het Alberdingk Thijm college in Hilversum. De geïnterviewden denken ook dat veel collega’s gewoon niet weten hoe makkelijk het is om media te implementeren. Zelfs studenten die net van de opleiding komen, weten nog maar weinig van me-
dia en hoe je die kunt inzetten. “Docenten zitten toch nog erg vast aan traditionele methodes”, vindt Joost de Laat van het Dominicus College in Nijmegen. Het blijkt wel dat kennis die de bevlogen docenten opdoen snel verspreid kan worden binnen de school. Er worden bijvoorbeeld workshops georganiseerd voor collega’s of tips via de mail doorgestuurd. Wat mist is een structurele inventarisatie van de beginsituatie van hun leerlingen op het gebied van mediawijsheid. Soms wordt er een vragenlijst afgenomen, maar wat leerlingen nu echt weten en kunnen, blijft een interessante vraag.
Eigen accent Elke ondervraagde docent legt zijn eigen nadruk op de aspecten van de definitie van mediawijsheid. Het gaat daarbij vooral om het idee wat de meesten zelf hebben bij mediawijsheid. Micheal Idema van de OSG WestFriesland in Hoorn benadrukt dat “je als school de leerlingen leert om de positieve kanten eruit te halen en vooral ook de mogelijkheden biedt om media optimaal te benutten.” Op veel scholen zijn het vooral de ICT-docenten en de docenten van de kunst- en cultuurvakken die in hun lessen aandacht besteden aan mediawijsheid. De manier waarop de lessen mediawijsheid vorm krijgen varieert van een project met film en fotografie, bronnenonderzoek bij het vak Nederlands, een les over filmgeschiedenis, het analyseren van foto’s en een film over een jongen die het verschil tussen de fysieke en virtuele wereld niet meer kan zien.
61
Audiovisueel bronmateriaal is voor alle scholen een belangrijk element in de lessen. De scholen bewaren hun content op een eigen YouTube-kanaal, S-TV Broadcast Your School, een server of in een database. Sommige scholen lopen tegen de grenzen aan van het bewaren van content. Scholen geven aan dat zij graag geadviseerd zouden worden in het technische aspect van mediawijsheid. De ondervraagde docenten organiseren veel excursies en buitenschoolse activiteiten. Hierbij zoeken ze ook naar een verbinding met mediawijsheid, bijvoorbeeld door leerlingen de evenementen te laten fotograferen of filmen. Audiovisuele bronnenbanken als Teleblik en de SchoolTV beeldbank zijn populair.
Behoefte aan materiaal De geïnterviewde docenten vinden het belangrijk dat mediawijsheid terugkomt in het hele curriculum. Daarbij vinden ze dat het onderwijs nog digitaler moet worden. Het opzoeken van lesmateriaal kost nog erg veel tijd. Ze zouden graag zien dat het meer gecentraliseerd wordt. Ook middelen als een smartboard in elk lokaal zijn belangrijk. Scholen hebben ook behoefte aan voorbeelden van andere scholen. Een leerlijn waarbij mediawijsheid is geïmplementeerd in het hele curriculum zou welkom zijn.
Scenario’s In welke scenario’s herkennen de betrokken scholen zich? Het blijkt dat vijf scholen zich herkennen in het eerste scenario: mediawijsheid komt op deze scholen in verschillende vakken en in meerdere leerjaren terug. “Je moet het ook overal terug laten komen, anders verliest het zijn kracht”, vertelt docent Eelke de Boer. Op het Dominicus College in Nijmegen en de Open Scholengemeenschap Bijlmer is mediawijsheid specifiek geïntegreerd binnen het vakgebied kunst en cultuur, scenario 2 dus. De vijf overige scholen hanteren een mengvorm van de scenario’s. Michael Idema: “Op dit moment werken we nog projectmatig, scenario 3, maar we willen graag naar scenario 1, dat het door het hele curriculum terugkomt.” Lieke Hammink, kunstcoördinator en docent ckv op het Pallas Athene College in Ede: “Wij hebben een project binnen de kunstvakken. Een combinatie van scenario 2 en 3. Maar we willen graag dat dit project een vast onderdeel wordt van de kunstvakken, dus volledig naar scenario 2.” In de toekomst kan Beeld en Geluid een rol spelen door nog meer onderzoek te doen naar de behoeften vanuit het onderwijsveld en het aanbieden van kant-en-klaar lesmateriaal. Beeld en Geluid werkt nauw samen met een aantal scholen die echt een voortrekkersrol hebben.
62
Deze scholen kunnen als voorbeelden dienen voor het heel land. Beeld en Geluid kan een belangrijke spilfunctie vervullen in het netwerk van scholen.
De volledige scriptie van Susanne Cammelbeek, Mediawijsheid in het voortgezet onderwijs (juni 2011) kunt u nalezen op www.beeldengeluid.nl/ mediawijsheid
English Summary A year with lots of media literacy activities The activities of Netherlands Institute for Sound and Vision and Mediawijzer.net in 2011 were centred on the theme of ‘media education’. Numerous events and investigations focused on the role that parents and teachers can play in media education. Six partners of the Mediawijzer.net network created a model to measure media literacy. This difficult task resulted in the report ‘Measuring media literacy’. Mediawijzer.net converted the report into the vision document ‘Clarity on media literacy’. In the meantime the model has been used in various activities of Sound and Vision, for example in the project Junior Mediatrainers, in which secondary school pupils are prepared for a hands-on training period in a media-related function, such as media coach in a library. En passant the pupils also pick up something about media literacy.
Visibility This year’s Media Literacy Week was also entirely devoted to the theme of media education. Activities connected with media literacy were organised in a large number of libraries. In addition, no less than 30,000 pupils from group 7 took part in the Mediamasters game, which generated a lot of publicity. The pupils found the game very exciting. A splendid result of the game is that there is now a manual with tips for media education, written by children for their parents. A social debate on media education was also organised during Media Literacy Week, based on a report by the Dialogic research bureau. The most important conclusion of this report is that children’s use of the media changes dramatically once they go on to secondary education. Parents often do not know how to deal with this. The researchers also distinguished three types of media educators. Media education aids can now be developed specifically for each type of parent.
Task for the school The Dialogic research shows that most parents are well aware of the need for media education, but that they often regard this as a task for the school. That is particularly true with regard to such matters as gauging the reliability of information and corroborating sources. That schools also turn out to regard these aspects of media education as an important task is shown by researches by the ITS re-
search institute of the Radboud University and the DUO bureau. Media literacy is only dealt with incidentally in many schools. Attention to the subject depends on the enthusiasm and knowledge of the teachers. A student from the Reinwardt Academy investigated the ways in which schools integrate media literacy and studied three scenarios: schools which integrate media literacy in the entire curriculum, in a subject, or incidentally do a project connected with media literacy. The first scenario is not very common. All the same, most teachers see the importance of media literacy, and they have a great need for support and training to integrate the subject in the curriculum. A Sound and Vision expert session with professionals from the field of education revealed that none of the participants considered it desirable to treat media literacy as a separate subject in primary education. Moreover, there was agreement that the subject must be given a ‘bottomup’ treatment through cooperation between teachers, pupils, parents and other parties such as libraries.
Workshops Sound and Vision offers training courses in media literacy to primary and secondary school teachers. During these courses the teachers are given the opportunity to get to grips with the technique of filming themselves and they discover which issue connected with media literacy they would like to go into in more depth. This training course proves to have a long-term effect: six months after the course, participants were paying more attention to media literacy in the classroom than teachers who had not taken the course. Sound and Vision offers workshops not only for teachers, but there are also plenty of opportunities for pupils. Media literacy plays a prominent part in workshops on News, Soap and Broadcasting Channels. These are primarily intended for secondary school pupils. The workshop ‘Looking at stories’ is suitable for primary education. Pupils act out a story based on a theme from the canon of Dutch history. They make short stop motion films with miniature décors. They immediately learn that you can never repeat a story down to the tiniest detail, but that you have to edit it for a film. Each of the pupils is allocated a task just as in the making of a real film.
Archival images The archive plays an important role in many of the Sound and Vision workshops. Each source from the large archive
63
is a historic document that says something about society at the time that it was recorded and broadcast. Thereby it also says something about the present time. Of course, the archival images can also be found in the Sound and Vision experience. The images are used and regularly changed in several pavilions. Naturally, the Mediawijzer. net pavilion, which was recently modified in connection with a visitor survey, is no exception. Archival images are also included in several other Sound and Vision products, such as the Media Literacy teaching kit that was issued this year. There are two teaching kits, one for primary education and one for secondary education. They can be found in Edit basis and in Les 2.0.
More media literacy A lot more took place during the past year in connection with the theme of media education besides the activities and researches mentioned above. For example, students from the Amsterdam School of the Arts are doing a project with Sound and Vision for the fourth year in succession. This year they are devising a new TV format for young children.
Sound and Vision likes to work with schools that have a pioneering role in the field of media literacy. In the meantime Daniel Lechner is working on the book Mediawijsheid Pro, Navigatie in de mediasamenleving voor gevorderden [Media Literacy Pro, Navigation in the media society for advanced users]. This book will enable network partners to extend their knowledge about media literacy. Lechner has also developed a competence model for museum educators that will be implemented in the coming year in the Sound and Vision education department. This May’s Sound and Vision annual media literacy market was well attended and visitors established many new contacts with one another. The market also contributed to the rapid growth of the Mediawijzer.net network; by now there are already almost 600 network partners. In the past year these network partners were invited to various expert sessions to reflect on topics connected with media literacy. One of the results of this was the adjustment of the Mediawijzer.net web plan for 2012. All of the researches and meetings of the past year are a step towards further professionalisation of the Mediawijzer.net network and the development of relevant activities. Sound and Vision will continue to play an active role in these developments.
Colofon Dit is een uitgave van Beeld en Geluid Hilversum, 2011 Vormgeving en productie: De Toekomst, Hilversum Redactie en realisatie: Patsboem, Gorinchem/Nijmegen Fotografie: Beeld en Geluid, Issuemakers, Xander Remkes, Tjitske Sluis, Daria Scagliola en Stijn Brakkee Interviews: Peter Nikken en Toine Maes: Anja Vink Correctie: Annet Talsma Met medewerking van: John Leek, Mary Berkhout, Floortje Jansen, Joyce Sint Nicolaas, Sanne Lusink, Leontien Lems, Daniel Lechner, Walter de Bruin, Peter Nikken, Toine Maes, Susanne Cammelbeek, Josje Zwinkels, Florine Wiebenga.
Sumatralaan 45 1217 GP Hilversum Postbus 1060 1200 BB Hilversum 035 - 677 4720 Communicatie 035 - 677 3434 Receptie www.beeldengeluid.nl
Niets in deze uitgave mag gebruikt worden voor publicatie zonder uitdrukkelijke toestemming van Beeld en Geluid.
64
Beeld en Geluid in samenwerking met Mediawijzer.net Foto omslag: Daria Scagliola en Stijn Brakkee