COM 95 (508) NL
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
HARMONISATIE VAN DE JAARREKENINGEN: EEN NIEUWE STRATEGIE TEN AANZIEN VAN INTERNATIONALE HARMONISATIE
1.
Inleiding en samenvatting
1.1 De vierde en de zevende richtlijn vennootschapsrecht verschaffen een geharmoniseerde grondslag voor de opstelling van de jaarrekening van individuele vennootschappen en groepen vennootschappen in de EU. Dank zij deze richtlijnen werden de normen voor de jaarrekening algemeen verhoogd, werden de vergelijkbaarheid van die rekeningen en aldus de voorwaarden voor grensoverschrijdende handelsrelaties verbeterd en werd de onderlinge erkenning van de jaarrekeningen met het oog op notering aan effectenbeurzen in de gehele Unie mogelijk gemaakt. 1.2 De richtlijnen bieden echter geen oplossingen voor alle problemen waarmee de opstellers en de gebruikers van jaarrekeningen en degenen die de normen op dit gebied moeten vaststellen, in de jaren negentig worden geconfronteerd. Sommige problemen komen in de richtlijnen in het geheel niet aan de orde. Andere werden bij de oorspronkelijke onderhandelingen over de richtlijnen geregeld door een groot aantal keuzemogelijkheden op te nemen, of door formules die voor verschillende interpretaties vatbaar zijn. Jaarrekeningen die overeenkomstig de richtlijnen en de nationale wettelijke bepalingen ter uitvoering daarvan zijn opgesteld, voldoen niet aan de veeleisender normen die elders in de wereld worden gesteld, met name door de Securities and Exchange Commission in de Verenigde Staten. 1.3 Het resultaat van het laatstgenoemde probleem is, dat grote Europese ondernemingen die kapitaal wensen op te nemen op de internationale kapitaalmarkten, meestal op de beurs van New York, zich gedwongen zien hiertoe een tweede reeks jaarrekeningen op te stellen. Dit is lastig en duur en vormt een duidelijk concurrentienadeel. Het produceren van meer dan een reeks jaarrekeningen leidt ook tot verwarring. Bovendien moeten de ondernemingen voldoen aan normen (US Generally Accepted Accounting Principles of GAAP) die zonder enige Europese inbreng worden ontwikkeld. Nu steeds meer Lid-Staten belangrijke privatiseringsprogramma's uitvoeren en de kapitaalbehoeften van de betrokken ondernemingen toenemen, groeit het aantal ondernemingen dat met dit probleem wordt geconfronteerd. 1.4 De aanpak die in deze mededeling wordt voorgesteld, bestaat erin het gewicht van de Unie in te zetten voor het internationale harmonisatieproces dat reeds goed op gang is in het International Accounting Standards Committee (IASC). Dit proces heeft ten doel een reeks normen vast te stellen die op alle kapitaalmarkten in de gehele wereld zullen worden aanvaard. De Unie moet tegelijkertijd haar eigen verworvenheden op de weg naar harmonisatie, die een fundamenteel onderdeel van de interne-marktwetgeving vormen, in stand houden. Zij moet derhalve stappen nemen om ervoor te zorgen dat de bestaande internationale normen (IAS) in overeenstemming met de communautaire richtlijnen zijn en dat nog te formuleren IAS verenigbaar met de communautaire wetgeving blijven. 1.5. Er is nauwere samenwerking binnen de Unie nodig, door een verbeterde werking van de bestaande instanties op EU-niveau die zich met jaarrekeningenvraagstukken bezighouden, om gezamenlijke standpunten over zowel internationale als interne jaarrekeningenvraagstukken te bereiken. Daardoor zou de invloed van de EU in het internationale harmonisatiedebat worden versterkt en zou worden bijgedragen tot een consistente toepassing van de overeengekomen normen in de Lid-Staten, vooral voor de geconsolideerde jaarrekening van groepen ondernemingen. 2
1.6. Voorgesteld wordt deze hervorming zoveel mogelijk uit te voeren zonder wijzigingen van de jaarrekeningenrichtlijnen. 2.
Achtergrond
2.1 De harmonisatie van het vennootschapsrecht is gebaseerd op artikel 54, lid 3, onder g), van het EG-Verdrag. Op grond van de Vierde Richtlijn (78/660/EEG) van de Raad van 25 juli 1978 moeten alle naamloze vennootschappen een jaarrekening opstellen. Overeenkomstig haar rechtsgrondslag beoogt de Vierde Richtlijn geen volledige standaardisatie van de regels betreffende de jaarrekening. Haar doelstelling is veeleer de vergelijkbaarheid en gelijkwaardigheid van de financiële informatie. De richtlijn bevat derhalve een groot aantal keuzemogelijkheden voor de Lid-Staten of voor de ondernemingen, waardoor verschillende behandelingen van de jaarrekening mogelijk zijn. Voor vergelijkbaarheid bij toepassing van verschillende keuzemogelijkheden wordt gezorgd door aanvullende informatie in de toelichting die de balans en de winst- en verliesrekening moet vergezellen. Vrijstellingen zijn toegestaan voor kleine en middelgrote ondernemingen. 2.2 De Zevende Richtlijn (83/349/EEG) van de Raad van 13 juni 1983 heeft betrekking op de geconsolideerde jaarrekening. Op grond van deze richtlijn moet een moederonderneming, naast haar individuele jaarrekening, een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag opstellen waarin de financiële situatie van de groep wordt beschreven alsof het één entiteit betrof. 2.3 Deze richtlijnen werden gevolgd door twee sectoriële richtlijnen betreffende de financiële informatie die openbaar moet worden gemaakt door respectievelijk banken en andere financiële instellingen (Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986) en verzekeringsondernemingen (Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991). Deze richtlijnen bevatten de afwijkingen van de Vierde en de Zevende Richtlijn die nodig zijn om de bijzondere kenmerken van de ondernemingen in kwestie in aanmerking te nemen. 2.4 Problemen in verband met de toepassing en interpretatie van de richtlijnen worden besproken in het Contactcomité voor de jaarrekeningenrichtlijnen, dat werd opgericht ingevolge artikel 52 van de Vierde Richtlijn. Dit comité wordt voorgezeten door de Commissie en komt gewoonlijk tweemaal per jaar bijeen. Het is samengesteld uit deskundigen van de bevoegde ministeries van de Lid-Staten. 2.5 De goedkeuring en uitvoering van de Vierde en de Zevende Richtlijn, met hun latere wijzigingen, werden slechts met moeite bereikt en er werd geen verdere voortgang op EU-niveau gemaakt op het gebied van de harmonisatie van de basisregels inzake de jaarrekening en de financiële verslaglegging. De Lid-Staten zijn het oneens over het nut van de richtlijn als instrument tot harmonisatie van de jaarrekeningen: sommige Lid-Staten zouden de voorkeur geven aan een bredere internationale harmonisatie en/of harmonisatie op basis van normen in plaats van wetgeving. 2.6 Op een in 1990 gehouden conferentie met de Commissie over de toekomst van de harmonisatie van de jaarrekeningennormen in de EU, werd een duidelijke voorkeur uitgesproken voor het niet verminderen van het aantal keuzemogelijkheden in de 3
richtlijnen, het niet vaststellen van nieuwe wetgeving in de nabije toekomst, en de noodzaak de harmonisatie-inspanningen in breder internationaal verband in aanmerking te nemen. 2.7 In aansluiting op die conferentie richtte de Commissie het Adviesforum Jaarrekeningen op om de discussie over jaarrekeningenvraagstukken op Europees niveau te openen en het werk van nationale normeringsorganen op dit gebied te beïnvloeden. Nationale normeringsorganen en Europese organisaties van gebruikers en opstellers van jaarrekeningen werken samen in het forum om technische oplossingen te vinden voor een aantal problemen die in de jaarrekeningenrichtlijnen niet worden behandeld. Na een moeilijk begin heeft het forum uitstekend werk verricht, maar bij gebrek aan een duidelijk mandaat leggen de resultaten van zijn werkzaamheden niet genoeg gewicht in de schaal om de ontwikkelingen op jaarrekeningengebied echt te beïnvloeden. 2.8 Eveneens naar aanleiding van de conferentie besloot de Commissie de uitnodiging van het International Accounting Standards Committee (IASC) om lid te worden van de adviesgroep van dit comité en als waarnemer zitting te nemen in de Board, aan te nemen. IASC is een privé-organisatie die in 1973 werd opgericht door beroepskringen. Het heeft gewerkt aan de ontwikkeling van een uitvoerige reeks internationale normen voor de jaarrekening. Deze weliswaar niet juridisch verbindende normen worden gebruikt door verscheidene grote en multinationale ondernemingen in de gehele wereld. Zij hebben ook het normstellingsproces in een aantal landen beïnvloed. De International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) heeft onlangs met IASC overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk werkprogramma, dat erop gericht is op middellange termijn een kern van internationale normen voor de jaarrekening uit te werken, voor toepassing door ondernemingen die multinationale notering van hun effecten wensen. Als deze doelstelling wordt bereikt, zouden Europese ondernemingen die internationale jaarrekeningennormen (IAS) toepassen, gemakkelijker toegang krijgen tot de internationale kapitaalmarkten en met name tot de Amerikaanse kapitaalmarkt. 2.9 Ook in diverse andere internationale organisaties (VN, OESO, enz.) werden werkzaamheden betreffende jaarrekeningennormen uitgevoerd. Zeer onlangs kreeg de Werkgroep "Professional Services" van de WHO opdracht aanbevelingen op te stellen om onnodige belemmeringen voor de handel in accountancydiensten op te heffen en ook zich vooral te concentreren op het gebruik van internationale normen, met inachtneming van de werkzaamheden van internationale normeringsinstanties. 3.
De behoefte aan een nieuwe aanpak
3.1 De Vierde en de Zevende Richtlijn hebben het mogelijk gemaakt de verschillende tradities te bewaren die in de Lid-Staten op jaarrekeningengebied bestonden voordat deze richtlijnen werden vastgesteld, maar hebben tegelijkertijd een reëel positief effect gehad. De kwaliteit van de financiële verslaglegging is aanzienlijk verbeterd in de Lid-Staten. Het vrije verkeer van vergelijkbare financiële informatie vormt een belangrijke voorwaarde voor de goede werking van de interne markt en bevordert de concurrentie. 3.2 Er zijn niettemin een aantal problemen die moeten worden aangepakt om de tot dusverre gemaakte voortgang te bewaren en om de Unie in staat te stellen de belangrijke uitdagingen waarmee zij wordt geconfronteerd, aan te kunnen. 4
3.3 Het meest dringende probleem betreft Europese ondernemingen met een internationaal karakter. De jaarrekeningen die door die ondernemingen worden opgesteld overeenkomstig hun nationale wetgeving, gebaseerd op de jaarrekeningenrichtlijnen, zijn niet langer aanvaardbaar voor internationale kapitaalmarktdoeleinden. Deze ondernemingen zijn derhalve verplicht twee reeksen jaarrekeningen op te stellen, één reeks die in overeenstemming met de jaarrekeningenrichtlijnen is, en een tweede reeks die vereist is voor de internationale kapitaalmarkten. Deze situatie is niet bevredigend. Het is duur en de verstrekking van verschillende cijfers voor verschillende doeleinden is verwarrend voor de beleggers en voor het grote publiek. Het risico bestaat dat grote ondernemingen steeds meer in de richting van US GAAP zullen worden getrokken. Zij en de Lid-Staten hebben hun hoop op de Unie gevestigd voor een snel uitvoerbare oplossing. 3.4 Andere problemen houden verband met de richtlijnen zelf. De richtlijnen staan verscheidene keuzemogelijkheden toe en gaan voorbij aan een aantal jaarrekeningenvraagstukken die sinds hun goedkeuring steeds belangrijker zijn geworden. Dit heeft, in combinatie met het feit dat sommige in de richtlijnen vervatte beginselen in verschillende Lid-Staten uiteenlopend worden geïnterpreteerd, negatieve gevolgen voor de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen gehad. Extern heeft het ontbreken van een gemeenschappelijk standpunt over jaarrekeningenvraagstukken de EU verhinderd een effectieve rol te spelen in internationale fora waar dergelijke vraagstukken worden besproken. Het feit dat de Lid-Staten van de EU moeite hebben hun inspanningen te coördineren en een gemeenschappelijk standpunt te bepalen, werkt ook desoriënterend voor andere Europese landen die hoe langer hoe meer naar de EU kijken wanneer zij hun nationale jaarrekeningenstelsels moeten vaststellen of reorganiseren. 3.5 Voorts is ook een nieuwe aanpak nodig omdat sinds de goedkeuring van de jaarrekeningenrichtlijnen veranderingen in de Lid-Staten hebben plaatsgevonden in het proces via hetwelk jaarrekeningennormen worden vastgesteld. Omdat de jaarrekeningennormen de economische ontwikkelingen moeten volgen, hebben vele Lid-Staten normeringsorganen opgericht die de in de wetgeving opgenomen regels voor de jaarrekening verder ontwikkelen. De werkzaamheden betreffende de jaarrekeningen op Europees niveau moeten aan deze veranderingen worden aangepast, uiteraard zonder de huidige, op de richtlijnen gebaseerde aanpak te ontmantelen. 4.
Mogelijke oplossingen
4.1 De Commissie heeft verscheidene mogelijke benaderingen voor de aanpak van de boven beschreven problemen onderzocht en met de Lid-Staten besproken, zeer onlangs nog in de vergadering van het Contactcomité op 11 en 12 september. 4.2 Het meest urgente probleem, namelijk dat van de grote aan de beurs genoteerde ondernemingen, zou kunnen worden opgelost door ze van de werkingssfeer van de richtlijnen uit te sluiten en aldus vrij te laten andere regels te volgen. Dit zou een aantal vragen doen rijzen ten aanzien van het bereik van de uitsluiting (alle genoteerde ondernemingen, bepaalde genoteerde ondernemingen, ondernemingen met belangrijke niet-EU-deelnemingen, enz.) en ten aanzien van de regels die de uitgesloten ondernemingen dan zouden mogen toepassen (internationale jaarrekeningennormen, VS-normen, of beide). Hiertoe zou een wijziging van de richtlijnen vereist zijn, hetgeen tijd zou vergen. Tenslotte zou het betekenen dat de homogene aanpak van de 5
harmonisatie van de jaarrekeningen, waarbij de Unie tot nu toe veel baat heeft gehad, zou worden opgegeven. 4.3 Een andere oplossing zou zijn met de Verenigde Staten overeenstemming te bereiken over de wederzijdse erkenning van jaarrekeningen. De Commissie heeft getracht dergelijke besprekingen te beginnen, maar aan Amerikaanse zijde was er weinig belangstelling. Door Amerikaanse ondernemingen volgens US GAAP opgestelde jaarrekeningen worden in feite reeds erkend in alle Lid-Staten. Dit is niet het geval in de VS voor door Europese ondernemingen volgens de jaarrekeningenrichtlijnen opgestelde jaarrekeningen. De richtlijnen zelf verschaffen geen voldoende gedetailleerde reeks normen om aan de Amerikaanse eisen te voldoen. 4.4 Van de verschillende internationale instanties die zich met jaarrekeningennormen bezighouden, produceert momenteel alleen het IASC resultaten die een goede kans maken op erkenning op de internationale kapitaalmarkten binnen een termijn die verenigbaar is met de urgentie van het vraagstuk. 4.5 Een andere deeloplossing, waarmee de vermelde interne problemen zouden worden aangepakt, zou bestaan in een bijwerking van de jaarrekeningenrichtlijnen om technische oplossingen op te nemen voor de verschillende jaarrekeningenvraagstukken die nog niet zijn geregeld. Het zou echter moeilijk zijn overeenstemming te bereiken over de vraagstukken die in een dergelijke herziening zouden moeten worden opgenomen. Sommige Lid-Staten zouden kunnen proberen nieuwe onderhandelingen te openen over delen van de richtlijnen die hen niet bevallen. De voorbereiding en bespreking van zo'n belangrijke herziening van de richtlijnen zou veel tijd vergen en er zouden waarschijnlijk nieuwe vraagstukken rijzen tegen de tijd dat de wijzigingen eindelijk zijn goedgekeurd en in de Lid-Staten ten uitvoer gelegd. Wijzigingen in de richtlijnen zouden het best worden beperkt tot gevallen waarin het noodzakelijk is wettelijke zekerheid te verschaffen. 4.6 Een andere optie die is overwogen, is de oprichting van een Europees orgaan voor de opstelling van normen voor de jaarrekening. De oprichting van een dergelijk orgaan (waartoe wetgeving vereist zou zijn) en de ontwikkeling van een uitvoerige reeks Europese jaarrekeningennormen zouden enorm veel tijd kosten. De meeste Lid-Staten hebben hun ongenoegen uitgesproken over de vaststelling van nog eens een reeks normen, vooral gezien de voortgang die reeds met IAS is gemaakt.
6
5.
Voorgestelde aanpak
5.1 Bij de voorbereiding van de door haar aanbevolen aanpak van de huidige jaarrekeningenproblemen heeft de Commissie bijzondere aandacht besteed aan de naleving van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, zoals thans vastgelegd in het Verdrag van Maastricht. Nieuwe wetgeving of wijzigingen van bestaande wetgeving op EU-niveau dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Het is ook wenselijk de opstelling van een bijkomende reeks normen naast de reeds bestaande of in voorbereiding zijnde normen te vermijden. Er is een meer flexibel kader nodig om snel te kunnen reageren op huidige en toekomstige ontwikkelingen. Tegelijkertijd moet de vereiste mate van wettelijke zekerheid worden bewaard en moet ervoor worden gezorgd dat de gemeenschapswetgeving wordt nageleefd. 5.2 Om het dringende vraagstuk van de Europese ondernemingen die noteringen op de internationale kapitaalmarkten nastreven, aan te pakken, stelt de Commissie voor eerst en vooral met de Lid-Staten in het kader van het Contactcomité te onderzoeken in hoeverre de bestaande internationale jaarrekeningennormen (International Accounting StandardsIAS) conform aan de jaarrekeningenrichtlijnen zijn. Vaststellen dat deze normen in overeenstemming met de jaarrekeningenrichtlijnen zijn, is een essentiële eerste stap als de Lid-Staten hun grote ondernemingen willen toestaan hun jaarrekening op die basis op te stellen. (Het is aan de Lid-Staten een zelfde aanpak te volgen met betrekking tot hun nationale wetgeving. Aangezien de nationale wetgevingen niet van alle in de richtlijnen opgenomen keuzemogelijkheden gebruik maken, kan een IAS die in overeenstemming met de richtlijnen is, niettemin in strijd zijn met de nationale wetgeving.) 5.3 Indien dit onderzoek tegenstrijdigheden tussen de richtlijnen en de IAS aan het licht brengt, dienen deze van geval tot geval te worden onderzocht. De Commissie gaat ervan uit dat er weinig of geen moeilijkheden zullen optreden. Ingeval van een tegenstrijdigheid zal een oplossing moeten worden gevonden. Een oplossing zou zijn het IASC te verzoeken de norm in kwestie te wijzigen. Een andere oplossing zou zijn de richtlijnen te wijzigen. Het uitvoerend orgaan van de IASC heeft zich bereid verklaard IAS die niet in overeenstemming met de richtlijnen worden bevonden, opnieuw te onderzoeken. Indien absoluut noodzakelijk, zal de Commissie wijzigingen in de richtlijnen voorstellen. Indien de richtlijnen moeten worden gewijzigd om een tegenstrijdigheid tussen een IAS en een bepaling in een richtlijn te regelen, dient naar de mening van de Commissie ernstig te worden overwogen bevoegdheden over te dragen aan een comité om de procedure tot wijziging van de jaarrekeningenrichtlijnen te bespoedigen. Het kan immers niet worden uitgesloten dat zich in de toekomst andere tegenstrijdigheden met IAS zullen voordoen. Het zou nuttig zijn als de EU dan in staat zou zijn haar reglementaire kader sneller aan te passen. 5.4 Om een adequate Europese inbreng in de doorlopende werkzaamheden van het IASC te verzekeren, zal het Contactcomité toekomstige door het IASC bekendgemaakte ontwerp-normen onderzoeken en een gemeenschappelijk standpunt trachten te bereiken. Een gemeenschappelijk standpunt van de Unie over ontwerp-normen kan aldus aan het IASC worden meegedeeld. Dit zal de Unie in staat stellen geleidelijk meer invloed op de werkzaamheden van het IASC te gaan uitoefenen, onder andere ook op de vaststelling van zijn agenda, zodat de resultaten van zijn werkzaamheden het EU-standpunt steeds meer zullen weerspiegelen. 7
5.5 Om te voorzien in een mechanisme om een gemeenschappelijk standpunt te bereiken over vraagstukken zoals de verenigbaarheid met IAS, wordt voorgesteld het Contactcomité een grotere rol te geven. Het vermogen van het comité om technische zaken te behandelen, zal worden versterkt door de oprichting van subcomités die gebruik zullen kunnen maken van de noodzakelijke technische expertise. De werkzaamheden zullen pragmatisch worden georganiseerd, in samenwerking met de Lid-Staten, om de extra-kosten tot een minimum te beperken. 5.6 De werkzaamheden van het Contactcomité moeten geconcentreerd worden op de geconsolideerde jaarrekening. Een meer algemene aanpak waarin ook de individuele jaarrekeningen zouden worden opgenomen, zou waarschijnlijk op conflicten uitlopen, aangezien deze in vele Lid-Staten direct zijn gerelateerd aan de verslaglegging voor fiscale doeleinden. Het concentreren van de werkzaamheden op ondernemingen die een geconsolideerde jaarrekening opstellen, is ook gerechtvaardigd omdat deze ondernemingen meer direct hinder ondervinden van de boven beschreven problemen. 5.7 Voor ondernemingen die niet direct te maken hebben met de druk van de internationale kapitaalmarkten en die een geconsolideerde jaarrekening opstellen, is het de bedoeling de inspanningen tot verbetering van de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen voort te zetten. Het Contactcomité moet intensiever trachten een geharmoniseerde aanpak te vergemakkelijken door de praktische problemen in verband met de toepassing van de richtlijnen te regelen. Via besprekingen in het Contactcomité zal de Commissie trachten te zorgen voor een betere coördinatie van de werkzaamheden van de verschillende organen in de Lid-Staten die zich met jaarrekeningennormen bezighouden. De Commissie zal beslissen hoe het advies van het comité zo goed mogelijk kan worden gebruikt, bij voorbeeld door het op te nemen in een interpretatieve mededeling of een aanbeveling. De Commissie zal zo nodig voldoende bekendheid geven aan de werkzaamheden van het Contactcomité. Verwacht wordt dat KMO's die extern kapitaal willen aantrekken, uiteindelijk zullen profiteren van een verbeterde financiële verslaglegging op het niveau van de geconsolideerde jaarrekening. 5.8 Het is duidelijk dat deze flexibele aanpak slechts mogelijk is binnen de door de jaarrekeningenrichtlijnen vastgestelde grenzen. De naleving van de richtlijnen moet worden verzekerd en, voor zover dit nodig zou zijn voor de wettelijke zekerheid, zal de Commissie niet aarzelen zo nodig voorstellen voor de wijziging van de richtlijnen te doen. Door effectieve technische samenwerking in het Contactcomité zal wetgeving in de meeste gevallen kunnen worden vermeden. Het is derhalve essentieel dat alle instellingen die zich op nationaal niveau met de vaststelling van jaarrekeningennormen bezighouden, bij de werkzaamheden van het Contactcomité worden betrokken en dat hun vertegenwoordigers de noodzakelijke expertise hebben om tot de technische besprekingen bij te dragen. 5.9 Het Adviesforum Jaarrekeningen zal zijn rol als raadgevend orgaan blijven vervullen. Het zal ervoor zorgen dat gebruikers en opstellers nauw betrokken blijven bij de werkzaamheden van de EU op het gebied van jaarrekeningen. Voor een goede coördinatie tussen het forum en het Contactcomité zou kunnen worden gezorgd door de leden van het Contactcomité uit te nodigen voor de vergaderingen van het forum en de expertise van het forum in te schakelen voor de technische werkzaamheden van het Contactcomité. 8
6.
Conclusies
De Unie moet snel optreden om de gebruikers en opstellers van jaarrekeningen het duidelijke vooruitzicht te bieden dat ondernemingen die noteringen op de Amerikaanse en andere wereldmarkten wensen, binnen het EU-jaarrekeningenkader zullen kunnen blijven en dat US GAAP, waarop zij en hun regeringen geen invloed kunnen uitoefenen, niet de enige optie is. Zij moet ook duidelijk maken dat de Gemeenschap zich niet terugtrekt uit het gebied van de jaarrekeningenharmonisatie, maar juist haar inzet voor en bijdrage tot het internationale normstellingsproces versterkt, hetgeen de meest efficiënte en snelste oplossing biedt voor de problemen van op wereldschaal werkzame ondernemingen. Om deze informatie goed te laten overkomen, is de expliciete steun en instemming van de LidStaten nodig.
9
FINANCIEEL MEMORANDUM 1
BENAMING VAN DE MAATREGEL
"Harmonisatie van de jaarrekeningen: een nieuwe strategie ten aanzien van internationale harmonisatie". 2
BETROKKEN BEGROTINGSLIJN
Deel A: Menselijke hulpbronnen (zie punt 10) A 130: dienstreizen A 1178: technische hulp A 1520: nationale deskundigen A 2510: vergaderingen van comités. 3
RECHTSGRONDSLAG
EG-Verdrag: artikel 54, lid 3, onder g) en onder b). Witboek inzake groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid (hoofdstuk 2). 4
BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL
4.1
Algemene doelstelling
De algemene doelstellingen van de nieuwe strategie voor de jaarrekeningen kunnen als volgt worden samengevat: -
Het overbruggen van de kloof tussen de huidige vereisten inzake financiële verslaglegging in de EU en de behoeften van de internationale kapitaalmarkten.
-
Het voortzetten van de inspanning om de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen te verbeteren.
-
Het verzekeren van een adequate Europese inbreng in het internationale harmonisatiedebat.
4.2
Periode waarop de maatregel betrekking heeft en voorzieningen voor de vernieuwing ervan
Hoewel de nieuwe strategie voor de lange termijn is ontworpen, zal een eerste verslag over haar doeltreffendheid eind 1997 worden ingediend. De strategie kan dan eventueel worden aangepast, aan de hand van de in het verslag vermelde resultaten. Daarom is dit financieel memorandum beperkt tot 1996 en 1997.
10
5
INDELING VAN DE UITGAVEN OF ONTVANGSTEN
5.1
Verplichte/niet-verplichte uitgaven
Niet-verplichte uitgaven. 5.2
Gesplitste/niet-gesplitste kredieten
Niet-gesplitste kredieten. 5.3
Aard van de ontvangsten
De maatregel levert geen ontvangsten op. 6
AARD VAN DE UITGAVEN OF ONTVANGSTEN
De uitgaven bestaan uit de kosten van het extra personeel, de nodige dienstreizen, en de door een gespecialiseerde consultant verleende diensten, zoals vermeld in punt 10. De in onderstaande tabellen vermelde kosten hebben uitsluitend betrekking op de uitgaven van de Commissie. Aangenomen wordt dat de Lid-Staten alle andere kosten zullen dragen die aan deze strategie zijn verbonden en niet in dit financieel memorandum zijn opgenomen. -
Subsidie van 100%: NEEN
-
Subsidie voor gezamenlijke financiering met andere bronnen in de openbare en/of particuliere sector: NEEN
-
Rentesubsidie: NEEN
-
Overige: GEEN
-
Indien de maatregel een commercieel succes wordt, wordt de communautaire bijdrage dan geheel of gedeeltelijk terugbetaald? NEEN
-
Zal de voorgestelde maatregel van invloed zijn op het niveau van de ontvangsten? Zo ja, in welke zin en op welk type ontvangsten? NEEN
7
FINANCIËLE GEVOLGEN
Geen gevolgen voor deel B van de begroting. 8
MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN FRAUDE
Gezien de aard van de actie zijn geen specifieke maatregelen ter voorkoming van fraude nodig. 9
ELEMENTEN VAN DE KOSTEN/BATEN-ANALYSE
9.1
Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroep
De maatregelen zullen: 11
-
Europese ondernemingen met een internationaal karakter die een notering op niet-EU-kapitaalmarkten wensen, de mogelijkheid geven één reeks financiële staten voor te leggen. Hierdoor zullen hun kosten worden verminderd.
-
voor andere ondernemingen de vergelijkbaarheid van de geconsolideerde jaarrekening verbeteren. Dit zal bevorderlijk zijn voor het concurrentievermogen binnen de EU en uiteindelijk ook ten goede komen aan KMO's die extern kapitaal willen aantrekken.
9.2
Motivering van de maatregel
De voorgestelde nieuwe strategie is gebaseerd op de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit en zal zorgen voor een grotere samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten en tussen de Lid-Staten onderling op het gebied van de jaarrekeningen. Voor de in de mededeling voorgestelde aanpak werd gekozen nadat alle andere mogelijkheden ongeschikt waren gebleken. De nieuwe jaarrekeningenstrategie zal gebaseerd zijn op gemeenschappelijke standpunten, die zullen worden bereikt door middel van een groter aantal vergaderingen van het Contactcomité voor de jaarrekeningenrichtlijnen en zijn subcomités. Deze gemeenschappelijke standpunten zullen een multiplicatoreffect hebben, want als zij eenmaal door de Lid-Staten zijn overeengekomen, zullen zij worden toegepast door aldaar gevestigde naamloze vennootschappen. De bovengenoemde vergaderingen zullen worden gehouden in verschillende Lid-Staten, die de eraan verbonden kosten zullen dragen. De Commissie zal derhalve slechts de dienstreizen van haar aan deze vergaderingen deelnemende ambtenaren moeten betalen. 9.3
Toezicht op de uitvoering van de maatregel en evaluatie ervan
Een evaluatie van de maatregel zal in 1997 plaatsvinden, op basis van een verslag van de Commissie over de werkzaamheden gedurende de periode 1996-1997. 10
HUISHOUDELIJKE UITGAVEN (AFDELING III, DEEL A VAN DE BEGROTING)
De eigenlijke terbeschikkingstelling van de vereiste huishoudelijke kredieten zal afhangen van het jaarlijkse besluit van de Commissie over de toewijzing van middelen, met inachtneming van het aantal personeelsleden en de aanvullende bedragen waarvoor de begrotingsautoriteit toestemming verleent. De toewijzing van aanvullende middelen moet worden gezien in de context van de prioriteiten die door de Commissie zullen worden vastgesteld binnen de grenzen van de in de jaarlijkse begroting beschikbare begrotingsmiddelen.
12
10.1
Gevolgen voor het aantal posten
Type post
Ambtenaren of tijdelijk personeel
A
Personeel dat moet worden belast met het beheer van de maatregel
Bron
Permanente posten
Bestaande middelen in het DG of de afdeling in kwestie
Tijdelijke posten
1
Duur
Aanvullende middelen
1
1997
B
C Andere middelen
2
2
19961997
Totaal
3
2
1
Voor de uitvoering van de nieuwe strategie is personeel nodig. Wegens de gespecialiseerde aard van de werkzaamheden is er een A van de hoogste rang nodig voor de periode 1996-1997. Technische hulp van een gespecialiseerde consultant voor twee jaar (1996 + 1997) is ook noodzakelijk. Aan de hand van de ervaring die in 1996 zal worden opgedaan, zullen de voor 1997 benodigde middelen opnieuw moeten worden bezien, waarbij mogelijk een tijdelijke A-post nodig zal zijn.
13
10.2
Totale financiële impact van de aanvullende menselijke hulpbronnen ECU Bedrag (ECU)
Wijze van berekening
100.000
1 tijdelijke A-post voor een jaar (1997)
Ambtenaren
Tijdelijk personeel (rangen A1, A2, A5)
Andere middelen _____________________ Totaal 100.000
De kosten van het personeel dat met het beheer van de maatregel zal worden belast door de aanwending van bestaande middelen in DG XV, worden als volgt geraamd: - Technische hulp (A 1178)
200.000 ecu
(1996-1997)
- Nationale deskundigen (A 1520)
70.000 ecu
(1996-1997)
Totaal 10.3
270.000 ecu
Stijging van andere huishoudelijke uitgaven ten gevolge van de maatregel ECU
Begrotingslijn
Bedrag (ECU)
- Dienstreizen (A 130)
51.000
- Vergaderingen (A 2510)
24.000
Totaal
Wijze van berekening
2 vergaderingen (1996-1997)
75.000
14
De kosten van dienstreizen omvatten de reiskosten en dagvergoedingen voor twee A-ambtenaren. Er wordt gerekend op 28 dienstreizen van elk twee dagen (en een nacht). De kosten zijn berekend in constante ecu's (basis 1995). De vergaderkosten worden gevormd door de kosten van één extra vergadering per jaar van het Contactcomité voor de jaarrekeningenrichtlijnen. Momenteel vergadert het Contactcomité tweemaal per jaar en de jaarlijkse kosten daarvan bedragen 24.000 ecu.
15
MEDEDELING VAN DE HEER MONTI AAN DE COMMISSIE Betreft:
Harmonisatie van de jaarrekeningen: Een nieuwe strategie ten aanzien van internationale harmonisatie
Europese ondernemingen die internationaal opereren, de zogenoemde "global players", worden geconfronteerd met het probleem dat de jaarrekening die zij opstellen op basis van hun nationale wetgeving zoals die uit de jaarrekeningenrichtlijnen voortvloeit, niet bevredigend wordt geacht. Dit is met name het geval als zij kapitaal op de internationale kapitaalmarkten willen opnemen en meer specifiek als zij een beursnotering in de Verenigde Staten wensen te verkrijgen. Nu steeds meer Lid-Staten belangrijke privatiseringsprogramma's uitvoeren en de kapitaalbehoefte van de ondernemingen in kwestie toeneemt, groeit het aantal ondernemingen dat met dit probleem wordt geconfronteerd. Om de kloof tussen de huidige vereisten inzake financiële verslaglegging in de EU en de behoeften van de internationale kapitaalmarkten te overbruggen, wordt een nieuwe strategie voorgesteld. Deze strategie is volledig in overeenstemming met de in het Verdrag van Maastricht neergelegde beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Tevens zal zij de Europese ondernemingen helpen zich aan te passen aan de nieuwe gemondialiseerde en door interdependentie gekenmerkte concurrentensituatie, een van de doelstellingen van het Witboek inzake groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. In plaats van de bestaande richtlijnen te wijzigen, wordt voorgesteld de huidige situatie te verbeteren door de EU te betrekken bij de werkzaamheden van het IASC (International Accounting Standards Committee) en de IOSCO (International Organisation of Securities Commissions) voor een bredere internationale harmonisatie van de jaarrekeningennormen. Nadat tezamen met de Lid-Staten een onderzoek is ingesteld naar de conformiteit van de internationale jaarrekeningennormen en de jaarrekeningen- richtlijnen, zullen Europese ondernemingen die hun geconsolideerde jaarrekening gaarne zouden willen opstellen op basis van de internationale jaarrekeningennormen, weten in hoeverre zij dat kunnen doen zonder inbreuk te maken op de richtlijnen. Deze nieuwe aanpak betekent niet dat de EU zich terugtrekt uit het gebied van de jaarrekeningenharmonisatie. Integendeel, de EU moet haar eigen verworvenheden op het gebied van de harmonisatie van de jaarrekeningen bewaren en verder ontwikkelen, met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Door een verbeterde interne coördinatie zou de EU ook in staat moeten zijn een actievere rol in het internationale normeringsproces te spelen. De voorgestelde strategie is gebaseerd op een gezamenlijke inspanning van de Commissie en de Lid-Staten voor een betere vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen, in de eerste plaats voor grote en aan de beurs genoteerde ondernemingen. Er zal prioriteit worden gegeven aan de geconsolideerde jaarrekening. Voor ondernemingen die niet direct te maken hebben met de druk van de internationale kapitaalmarkten en die een geconsolideerde jaarrekening opstellen, is het ook de bedoeling naar een verbetering van de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen te blijven streven.
16
Voor allebei deze doelstellingen zal het bestaande Contactcomité een nieuwe structuur krijgen. Door een effectieve coördinatie van de werkzaamheden van de verschillende organen in de Lid-Staten die zich met jaarrekeningennormen bezighouden, kan wetgeving op Europees niveau in de meeste gevallen wellicht worden vermeden. Een dergelijke coördinatie zal de EU ook in staat stellen standpunten over jaarrekeningenvraagstukken te bepalen die dan internationaal kunnen worden verdedigd. Tenzij een duidelijk en in onderling overleg bepaald EU-standpunt naar voren kan worden gebracht in het kader van het IASC-proces, is er een ernstig risico dat de eisen inzake financiële verslaglegging voor grote Europese ondernemingen in de Verenigde Staten zullen worden vastgesteld, zonder enige inbreng van de EU. Om mogelijke tegenstrijdigheden tussen de internationale jaarrekeningennormen en de jaarrekeningenrichtlijnen te regelen, kan het nodig zijn de jaarrekeningenrichtlijnen te wijzigen. In dat geval dient ernstig te worden overwogen een "comitéprocedure" in de richtlijnen op te nemen, om te beschikken over een meer flexibel mechanisme voor andere wijzigingen die in de toekomst wellicht nodig zullen zijn. De voornaamste elementen van deze nieuwe strategie voor de jaarrekeningen zijn uiteengezet in bijgaande mededeling. Als de voorbereidingstijd het toelaat, zou het wenselijk zijn indien deze door de Raad Interne Markt zou kunnen worden goedgekeurd in zijn vergadering van 23 november. Vele grote Europese ondernemingen die kapitaal op de internationale kapitaalmarkt wensen op te nemen, wachten op een signaal van de EU alvorens te beslissen hoe zij hun financiële verslaglegging zullen organiseren. Verscheidene Lid-Staten wachten ook op een initiatief van de Commissie alvorens passende wetgeving vast te stellen. Het is derhalve van belang dat deze mededeling zo snel mogelijk wordt goedgekeurd. Deze nieuwe strategie werd met de vertegenwoordigers van de Lid-Staten besproken in het Contactcomité voor de jaarrekeningenrichtlijnen. Zij kreeg veel steun van de LidStaten, die alle verklaarden dat er dringend maatregelen moeten worden genomen. De Commissie wordt derhalve verzocht: 1.
de bijgaande mededeling goed te keuren;
2.
de mededeling aan de Raad en het Europees Parlement toe te zenden.
17