EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 25.9.2015 C(2015) 6477 final
Mededeling van de Commissie van 25.9.2015 Richtsnoerennota van de Commissie over de tenuitvoerlegging van een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 833/2014
NL
NL
Richtsnoerennota van de Commissie over de tenuitvoerlegging van een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 833/20141 Op 31 juli 2014 keurde de Europese Unie een reeks beperkende maatregelen goed ten aanzien van sectorale samenwerking en betrekkingen met de Russische Federatie. Het pakket bestaat uit maatregelen die tot doel hebben de toegang te beperken tot de EUkapitaalmarkten voor financiële instellingen die in handen zijn van de Russische overheid, voorts uit een wapenembargo, een uitvoerverbod voor goederen voor tweeërlei gebruik voor militair(e) eindgebruik(ers), en beperkingen van de toegang tot bepaalde gevoelige technologieën, met name in de oliesector. Het pakket is op 8 september 2014 verder uitgebreid bij Verordening (EU) nr. 960/2014 van de Raad en op 4 december 2014 en gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1290/2014 van de Raad. Deze nota heeft tot doel uitleg te verschaffen over de toepassing van bepaalde maatregelen van Verordening (EU) nr. 833/2014, als gewijzigd, teneinde een uniforme tenuitvoerlegging door de nationale autoriteiten en de betrokken partijen te garanderen. Deze richtsnoerennota is geformuleerd in de vorm van vragen en antwoorden, op basis van vragen die aan de Commissie zijn gesteld. In geval van nieuwe vragen kan de Commissie deze nota herzien of aanvullen. VRAGEN EN ANTWOORDEN Financiële bijstand (artikelen 2 en 4) 1.
V. Moeten de verlening van betalingsdiensten en de verstrekking van garantieverklaringen of documentaire kredieten worden beschouwd als financiële bijstand in de zin van de artikelen 2a en 4, en derhalve als verboden gelden voor de goederen en technologie waarvoor een verbod geldt? A. Ja. Overeenkomstig artikel 4 gelden de verlening van betalingsdiensten en de verstrekking van garantieverklaringen of documentaire kredieten als financiële bijstand en zijn zij verboden indien zij betrekking hebben op een onderliggende commerciële transactie waarvoor krachtens artikel 2a een verbod geldt.
1
Deze nota bevat richtsnoeren van de Commissie. In deze nota geeft de Commissie nadere toelichting bij een aantal bepalingen van de verordening. Het is niet de bedoeling alle bepalingen exhaustief te belichten en ook niet nieuwe wetgevingsregels te creëren. Onder de controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie ziet de Commissie toe op de toepassing van het recht van de Unie. Krachtens de verdragen kan alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie juridisch bindende interpretaties verstrekken van de rechtshandelingen van de instellingen van de Unie. Deze richtsnoerennota is een bijgewerkte en geconsolideerde versie van de nota van 16 december 2014 (C(2014)9950 final). Zij weerspiegelt de huidige opvattingen van de Commissie over deze bepalingen van de verordening. Voor de duidelijk is een concordantietabel bijgevoegd.
2
2.
V. Hoe worden banken geacht te voldoen aan het verbod op financiële bijstand als bedoeld in artikel 4 voor de goederen en technologie waarvoor een verbod geldt? A. Banken die namens of ten voordele van hun cliënten handelen, dienen nauwgezet toe te zien op betalingen die hun cliënt verricht, en elke betaling die tegen de verordening ingaat, te weigeren. Banken die als correspondentbank handelen, dienen betalingen te weigeren indien informatie over een dergelijke inbreuk beschikbaar is. De verantwoordelijkheid voor de classificering van goederen en technologieën ligt echter in de eerste plaats bij diegenen die dergelijke zaken versturen of ontvangen. Als iemand (de verzender of ontvanger van de betaling) expliciet verklaard heeft dat de goederen en de technologie waarom het gaat, niet onder de beperkende maatregelen vallen, en als de bank geen redenen heeft om argwaan te hebben, kunnen zij de betalingen te goeder trouw verwerken.
3.
V. Is het verbod op het verstrekken van financiering of financiële bijstand voor goederen en technologie bedoeld in de artikelen 2a en 4 alleen van toepassing op het grondgebied van de EU? A. De locatie ("op het grondgebied van de Unie") is slechts één van de mogelijke factoren waarnaar wordt verwezen in artikel 13 waarin de toepassingssfeer van Verordening (EU) nr. 833/2014 wordt bepaald. Overeenkomstig dat artikel strekt de toepassingssfeer zich ook uit tot - maar is zij niet beperkt tot - acties van alle "volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen binnen of buiten het grondgebied van de Unie"; de verordening is ook van toepassing "op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties."
Beperkingen op het goederen en technologie voor tweeërlei gebruik (artikel 2a) 4.
V. Is deelname aan de normalisatiewerkzaamheden van ISO verboden krachtens artikel 2a van Verordening (EU) nr. 833/2014? A. Neen. Deelname aan de ontwikkeling van ISO-normen dient een legitiem doel en houdt op zich geen schending in van de beperkende maatregelen van de EU. Vertegenwoordigers van EU-entiteiten wordt dus niet belet hun normalisatiewerkzaamheden voort te zetten. Gezien de aard van de normalisatiewerkzaamheden kan worden verondersteld dat de in het kader van de normbepalende activiteiten overgedragen technologie verenigbaar is met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 833/2014. De betrokken personen moeten evenwel worden opgeroepen waakzaam te blijven met betrekking tot het type technologie dat in dit kader wordt gedeeld. Bij twijfel moet raad worden gevraagd aan de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat.
3
Beperkingen op de verstrekking van bepaalde diensten in de oliesector (artikel 3a) 5.
V. Omdat de term "gespecialiseerde drijvende installaties" ook PSV's (platform supply vessels)? A. Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 833/2014 omvat de term "gespecialiseerde drijvende installaties" geen bevoorradingsvaartuigen zoals PSV's, AHTS-boten (Anchor Handling Tug and Supply Vessels) of vaartuigen voor noodrespons (Emergency Response Vessels).
Maatregelen inzake financiële diensten (artikel 5) Handelsfinanciering 6.
V. Hoe moet de uitzondering voor de financiering van niet aan beperkingen onderworpen goederen in artikel 5, lid 3, onder a), worden begrepen? A. De uitzondering voor handelsfinanciering volgens artikel 5, lid 3, onder a), moet worden begrepen als een uitzondering op de algemene regel die een verbod instelt op het verstrekken van leningen en kredieten volgens artikel 5, lid 3, en moet worden gelezen in het kader van de algemene doelstelling van de beperkende maatregelen. In die zin moet de uitzondering dus restrictief worden geïnterpreteerd. De uitzondering is opgenomen om ervoor te zorgen dat de legitieme EU-handel niet wordt geschaad. De uitzondering is dus van toepassing als de gefinancierde goederen: a) worden verzonden vanuit de EU naar een derde land of b) in de EU worden ontvangen uit een derde land (dus wanneer de bestemming de EU is). Als de goederen enkel worden doorgevoerd in de EU, volstaat dat niet; voor de toepassing van deze uitzondering moet er een duidelijk verband zijn met de EU.
7.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU na 12 september 2014 betalingen verrichten voor, of verzekeringen, documentaire kredieten of leningen verstrekken aan aangewezen entiteiten voor de uitvoer naar of invoer in de Unie van nietverboden goederen of voor niet-financiële diensten? A. Deze operaties vallen in ieder geval onder de uitzondering bepaald in artikel 5, lid 3, en zijn dus niet verboden.
8.
V. Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon uit de EU vóór of op 12 september 2014 een lening of krediet met een looptijd van meer dan 30 dagen heeft verstrekt aan een aangewezen entiteit voor de uitvoer naar of invoer in de Unie van niet-verboden goederen of voor niet-financiële diensten, mogen dan het betalingsschema of de opname of de terugbetalingen worden aangepast, of mogen vorderingen worden verkocht aan een andere aangewezen entiteit, of mag de schuld uit hoofde van bedoelde lening of bedoeld krediet worden overgenomen door een andere aangewezen entiteit? A. Ja, al deze operaties zijn toegestaan als dergelijke leningen en kredieten vallen onder de uitzondering bepaald in artikel 5, lid 3, onder a), aangezien zij betrekking hebben op nietverboden goederen of niet-financiële diensten in de zin van deze verordening.
4
9.
V. Zijn de uitzonderingen op de handelsfinanciering volgens artikel 5, lid 3, ook van toepassing op de uitvoer naar of invoer in de Unie van niet-verboden goederen, indien deze goederen ook onderdelen uit derde landen bevatten? A. Ja, mits de goederen of diensten uit derde landen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het contract voor de uitvoer naar of de invoer in de Unie.
10.
V. Zijn de uitzonderingen op handelsfinanciering volgens artikel 5, lid 3, ook van toepassing op de uitvoer of invoer van niet-verboden goederen tussen de Unie en een derde land, indien deze goederen ook onderdelen uit derde landen bevatten? A. Ja, mits in het uitvoer- of invoercontract duidelijk is vermeld dat de invoer of de uitvoer van oorsprong is uit of bestemd is voor de EU.
11.
V. Valt Rusland ook onder de in artikel 5, lid 3, gebruikte term "een derde staat"? A. Ja.
12.
V. Mogen officiële exportkredietverzekeraars in de EU financiering verstrekken aan aangewezen entiteiten voor de ondersteuning van de uitvoer, inclusief lokale kosten, van niet-verboden goederen uit de Unie? A. Ja, mits dit gebeurt binnen de grenzen die zijn vastgesteld bij de OESO-regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten, die in de EU bindend is krachtens Verordening (EU) nr. 1233/2011.
13.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU na 12 september 2014 financiering, met inbegrip van leningen, verstrekken aan aangewezen entiteiten voor de uitvoer of de invoer van goederen tussen derde landen? A. Handel tussen derde landen, waarbij de uitvoer niet van oorsprong is uit de Unie en de invoer niet bestemd is voor de Unie, valt niet onder de uitzonderingen volgens artikel 5, lid 3. Alleen leningen en kredieten met een terugbetalingstermijn van 30 dagen of minder die buiten de reikwijdte vallen van het verbod op nieuwe leningen en kredieten als bedoeld in artikel 5, kunnen worden verstrekt aan aangewezen entiteiten voor de uitvoer of de invoer van goederen of diensten tussen derde landen.
14.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU een documentair krediet confirmeren of adviseren dat na 12 september 2014 is verstrekt door een aangewezen entiteit voor de uitvoer of de invoer van goederen of diensten tussen derde landen? Is discontering of post-shipment-financiering van dergelijke documentaire kredieten toegestaan? A. Natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU mogen dergelijke documentaire kredieten confirmeren of adviseren en discontering of post-shipment-financiering ervoor verstrekken, tenzij de aanvrager van het documentaire krediet (de koper of invoerder) een aangewezen entiteit is krachtens artikel 5 en de looptijd langer is dan 30 dagen. In dat geval is sprake van kredietverlening aan een aangewezen entiteit die niet valt onder de uitzonderingen betreffende handelsfinanciering, wat derhalve verboden zou zijn. 5
15.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU obligaties aankopen die door een aangewezen entiteit na 12 september 2014 zijn uitgegeven, met een looptijd van meer dan 30 dagen, indien deze zijn bestemd voor de financiering van de uitvoer naar of invoer uit de Unie van niet-verboden goederen of voor niet-financiële diensten? A. Neen, de uitzondering op de handelsfinanciering heeft betrekking op artikel 5, lid 3 (leningen of kredieten), maar niet op artikel 5, leden 1 en 2. Op grond van deze laatste bepalingen is de aankoop van obligaties verboden.
16.
V. Vallen rentestabilisatie-overeenkomsten met een aangewezen bank onder het verbod van artikel 5, indien dergelijke overeenkomsten bedoeld zijn om de financiering van de uitvoer naar of invoer uit de Unie van niet-verboden goederen of van niet-financiële diensten te ondersteunen? A. Rentestabilisatie-overeenkomsten worden beschouwd als renteswaps en vallen als zodanig niet onder de verbodsbepalingen van artikel 5.
Noodfinanciering 17.
V. Hoe moet de term "noodfinanciering" in de context van artikel 5, lid 3, worden begrepen? A. Om te bepalen of er sprake is van een noodsituatie, moeten de omstandigheden geval per geval nauwlettend worden beoordeeld. In Verordening 833/2014 wordt bepaald dat dit specifiek en welomschreven moet zijn om te beantwoorden aan de solvabiliteits- en liquiditeitscriteria voor in de Unie gevestigde rechtspersonen. Gevallen zoals beschreven in artikel 32, lid 4, van Richtlijn 2014/59/EU (de richtlijn voor herstel en afwikkeling van kredietinstellingen) kunnen vallen onder de uitzondering betreffende noodfinanciering van artikel 5, lid 3.
Leningen (anders dan handelsfinanciering of noodfinanciering) 18.
V. Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon uit de EU vóór of op 12 september 2014 een lening of krediet heeft verstrekt aan een aangewezen entiteit, is het dan toegestaan een deel van of de gehele schuldvordering met een looptijd van meer dan 30 dagen te verkopen aan een andere aangewezen entiteit? A. Ja, de doorverkoop van vorderingen aan andere aangewezen entiteiten is toegestaan voor zover dit voor geen van beide aangewezen entiteiten nieuwe leningen of kredieten impliceert.
19.
V. Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon uit de EU vóór of op 12 september 2014 een lening of krediet met een looptijd van meer dan 30 dagen heeft verstrekt, mag deze dan de schuldvordering uit hoofde van een dergelijke lening laten overnemen door een aangewezen entiteit die de rol van kredietnemer opneemt na 12 september 2014? A. Neen, aangezien dit in feite een nieuwe lening of een nieuw krediet aan een aangewezen entiteit na 12 september 2014 zou impliceren en daarom op grond van artikel 5, lid 3, 6
verboden is. Een EU-entiteit mag een bestaande lening of een bestaand krediet niet laten overnemen door een aangewezen entiteit. 20.
V. Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon uit de EU vóór of op 12 september 2014 een lening of krediet met een looptijd van meer dan 30 dagen heeft verstrekt, mag deze dan de schuldvordering uit hoofde van een dergelijke lening kwijtschelden na 12 september 2014? A. Neen. Op grond van artikel 5, lid 3, is een verlenging van een nieuwe lening of krediet aan aangewezen entiteiten, verboden. De bedoeling is de toegang tot kapitaal te beperken, ook in omstandigheden waarin verstrekte sommen moeten worden terugbetaald. De kwijtschelding van de schuld zou a fortiori toegang tot kapitaal geven, op dezelfde manier als een lening, maar zonder de terugbetalingsplicht, en is dus ook verboden.
21.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU termijndeposito's met een looptijd van meer dan 30 dagen na 12 september 2014 bij een aangewezen bank plaatsen? A. Depositotransacties vallen in beginsel niet onder de verbodsbepalingen van artikel 5. (Termijn)deposito's die worden gebruikt om het verbod op nieuwe leningen te omzeilen, zijn evenwel verboden op grond van artikel 12, in combinatie met artikel 5.
22.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU diensten verlenen in verband met betalingen of afwikkelingen van leningen ten behoeve van een aangewezen entiteit, ook in de context van het correspondentbanken-systeem? Wordt van alle correspondentbanken verwacht dat zij de aard van het onderliggende krediet vaststellen om te bepalen of de uitzondering op de handelsfinanciering van toepassing is? A. Voor de toepassing van artikel 5, lid 3, mogen betalingen of afwikkelingen, ook via het correspondentbanken-systeem, niet worden beschouwd als te treffen regelingen of deel van een te treffen regeling voor nieuwe leningen of kredieten ten behoeve van een aangewezen entiteit.
23.
V. Mag een kredietinstelling uit de EU die voor meer dan 50% in bezit is van een entiteit die is genoemd in bijlage III, zekerheden stellen (bv. in de vorm van garanties, deposito's, inpandgevingen, risicodelingen of gefinancierde risicodelingen) met het oog op de limitering van het risico binnen de groep, aan een dochteronderneming buiten de EU, indien deze laatste valt onder artikel 5, lid 1, onder b)? A. Ja, mits dit geen nieuwe lening of nieuw krediet is met een looptijd van meer dan 30 dagen, en de gebruikte zekerheid geen overdraagbaar effect of geldmarktinstrument is dat wordt gedekt door de bepalingen van artikel 5, leden 1 en 2.
7
24.
V. Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon uit de EU goederen of diensten heeft verleend aan een aangewezen entiteit, impliceren betalingstermijnen of uitstel van betaling van meer dan dertig dagen daarvoor dat een nieuwe lening of een nieuw krediet wordt verstrekt? A. Betalingstermijnen of uitstel van betaling voor goederen en diensten worden niet beschouwd als leningen of kredieten in de zin van artikel 5. Betalingstermijnen of uitstel van betaling mogen evenwel niet worden toegekend om het verbod op nieuwe leningen en kredieten te omzeilen. Betalingstermijnen die zijn toegekend aan de in artikel 5 bedoelde entiteiten die niet overeenkomstig de normale bedrijfspraktijk zijn of die na 12 september 2014 aanzienlijk zijn uitgebreid, kunnen wijzen op omzeiling. Dergelijke omzeiling is verboden op grond van artikel 12, in combinatie met artikel 5.
25.
V. Hoe moet het verlengen van schuldverplichtingen door aangewezen entiteiten worden behandeld volgens artikel 5, lid 3? A. De verboden van artikel 5 gelden ook voor het verlengen van bestaande schulden. Iedere verlening moet voldoen aan de grens van een looptijd van 30 dagen die wordt opgelegd voor nieuwe transacties die na 12 september 2014 plaatsvinden. Een opeenvolging van verlengingen van elk niet langer dan 30 dagen zou echter een omzeiling kunnen inhouden als bedoeld in artikel 12 van de verordening. Dit moet worden beoordeeld in het licht van de concrete omstandigheden in een specifiek geval.
26.
V. Mag een natuurlijke persoon of rechtspersoon uit de EU financiering, waaronder leningen of kredieten, verstrekken aan een entiteit die niet is aangewezen, indien die financiering via een aangewezen entiteit verloopt, maar niet langer dan dertig dagen bij die aangewezen entiteit berust? A. Ja, dit impliceert geen nieuwe lening of nieuw krediet met een looptijd van meer dan dertig dagen aan een aangewezen entiteit en valt daarom niet onder het verbod van artikel 5.
27.
V. In een aantal bepalingen van artikel 52, waaronder het verstrekken van leningen of kredieten, wordt gesteld of geïmpliceerd dat EU-dochterondernemingen van aangewezen entiteiten, worden uitgesloten? Hoe moet deze uitsluiting worden begrepen, rekening houdend met het feit dat in artikel 12 omzeiling wordt verboden? A. Artikel 5 is zodanig geformuleerd dat EU-dochterondernemingen van aangewezen entiteiten niet zelf een aangewezen entiteit worden. Het verbod op het verstrekken van kredieten met een looptijd van meer dan 30 dagen, heeft alleen betrekking op aangewezen entiteiten, hun niet-EU-dochterondernemingen, en personen die namens hen handelen, krachtens artikel 5, lid 3. Daarnaast moet er ook op worden gewezen dat de EUdochteronderneming van een aangewezen entiteit zelf rechtstreeks moet voldoen aan de
2
Dat zijn: artikel 5, lid 1, onder b), en lid 2, onder c), in combinatie met artikel 5, lid 3, eerste alinea, en artikel 5, lid 3, tweede alinea, onder b).
8
verordening en geen middelen mag overdragen aan een aangewezen entiteiten binnen de groep. Misbruik van deze uitzondering om een aangewezen entiteit aan financiering te helpen, zou echter een omzeiling inhouden als bedoeld in artikel 12. Personen uit de EU die leningen verstrekken moeten dus de nodige voorzorgen nemen om dit te voorkomen. Dit moet worden beoordeeld in het licht van de concrete omstandigheden in een specifiek geval. De eventuele kredietverlener is met name verplicht een krediet of lening te weigeren als hij weet of te weten komt dat de middelen in kwestie uiteindelijk bij een aangewezen entiteit terecht zouden komen. 28.
V. Beperkt Verordening nr. (EU) 833/2014 de mogelijkheid van EU-dochterondernemingen van aangewezen entiteiten om toezicht te houden op risico's, met inbegrip van de beoordeling van kredietrisico's, voor bankverrichtingen binnen de hele groep? A. Artikel 5 is bedoeld om de toegang tot de kapitaalmarkt te beperken en druk te zetten op de Russische regering (als beschreven in de zesde overweging van Verordening 960/2014). Informatieverzameling, risicobeheer en toezicht vallen dus niet onder deze verordening. Risicobeheer is echter niet toegestaan als dat leidt tot een krachtens artikel 5 verboden activiteit, zoals deelnemen aan het beschikbaar stellen van leningen of hulp bij de uitgifte van overdraagbare effecten aan aangewezen entiteiten.
Kapitaalmarkten 29.
V. Vallen derivaten onder de verbodsbepalingen van artikel 5, leden 1 en 2? A. Derivaten die het recht geven op aankoop of verkoop van een overdraagbaar effect of geldmarktinstrument dat wordt gedekt door de bepalingen van artikel 5, leden 1 en 2, zoals opties, futures, termijncontracten of warrants, ongeacht de manier waarop zij worden verhandeld (op de beurs of buiten de beurs), vallen onder de verbodsbepalingen van artikel 5. Andere derivaten, zoals renteswaps en cross-currency swaps, vallen niet onder de verbodsbepalingen van artikel 5, lid 1 en lid 2, evenmin als kredietverzuimswaps (behalve als deze recht geven op het verkrijgen of verkopen van een overdraagbaar effect). Derivaten die worden gebruikt voor het afdekken van risico's op de energiemarkt, vallen evenmin onder het verbod.
30.
V. Kan een wijziging worden aangebracht in overdraagbare effecten die zijn uitgegeven respectievelijk vóór 1 augustus 2014 of vóór 12 september 2014, of zou een wijziging ertoe leiden dat een dergelijk contract wordt beschouwd als een "nieuw" (en dus verboden) overdraagbaar effect, in de zin van artikel 5, lid 1 en lid 2? A. Bij het bepalen of een wijziging van een bestaand contract redelijkerwijs inhoudt dat dit als een nieuw instrument moet worden beschouwd, moet rekening worden gehouden met het niveau van materialiteit van een verandering die door de wijziging wordt veroorzaakt. Het is verboden wijzigingen aan te brengen in een overdraagbaar effect dat is uitgegeven respectievelijk vóór 1 augustus 2014 of vóór 12 september 2014 als die wijziging
9
ertoe kan of zal leiden dat bijkomend kapitaal ter beschikking komt van een aangewezen entiteit. Andere wijzigingen zijn toegestaan. 31.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU handelen in aandelencertificaten die zijn uitgegeven na 1 augustus 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1) of na 12 september 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 2), indien dergelijke aandelencertificaten zijn gebaseerd op aandelen die zijn uitgegeven door een aangewezen entiteit? A. Aandelencertificaten zijn overdraagbare effecten als bedoeld in artikel 1. Natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU mogen derhalve in de volgende gevallen niet handelen in aandelencertificaten die zijn uitgegeven na 1 augustus 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1) of na 12 september 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 2):
32.
de aandelencertificaten zijn gebaseerd op aandelen die zijn uitgegeven door een aangewezen entiteit op of na 1 augustus 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1) of na 12 september 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 2); of
de aandelencertificaten zijn gebaseerd op aandelen die zijn uitgegeven door een aangewezen entiteit vóór 1 augustus 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1) of vóór 12 september 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 2) en zijn uitgegeven in het kader van een deposito-overeenkomst met die entiteit. Dergelijke aandelencertificaten vormen nieuwe overdraagbare effecten die zijn uitgegeven door een aangewezen entiteit en zijn daarom verboden op grond van artikel 5, lid 1, onder c), of artikel 5, lid 2, onder d).
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU handelen in aandelencertificaten die zijn uitgegeven na 1 augustus 2014 indien een aangewezen entiteit (bank) optreedt als bewaarnemer? A. Indien de aangewezen entiteit (bank) de rol vervult van bewaarnemer voor aandelen die door een niet-aangewezen entiteit zijn uitgegeven, mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU handelen in dergelijke aandelencertificaten, aangezien dit geen handel in nieuwe aandelen van een aangewezen entiteit vormt. Indien de aangewezen entiteit de aandelen zelf uitgeeft, geldt het antwoord op de vorige vraag.
33.
V. Als de onderliggende aandelen van aandelenderivaten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten bestaan uit effecten die vallen onder artikel 5, lid 1 en lid 2, zijn transacties met die derivaten dan toegestaan onder die voorwaarden, zolang die niet inhouden dat de onderliggende effecten daadwerkelijk worden aangekocht, verkocht of aangehouden? A. De verboden van artikel 5, lid 1 en lid 2, zijn van toepassing op alle "overdraagbare effecten". In overeenstemming met artikel 1, onder f), punt iii) van de gewijzigde 10
verordening, omvat dit begrip alle andere waardepapieren "die het recht verlenen" die effecten te verwerven of te verkopen, als bepaald in artikel 1, onder f). In die gevallen gelden de bepalingen van artikel 5, lid 1 en lid 2, ongeacht of dat recht daadwerkelijk wordt uitgeoefend. 34.
V. Welke derivaten vallen onder de toepassingssfeer van artikel 5, lid 1 en lid 2? A. Alle derivaten bedoeld in artikel 1, onder f) en g), vallen onder de toepassingssfeer van artikel 5, lid 1 en lid 2.
35.
V. Vallen promesses onder de toepassingssfeer van artikel 5, lid 1 en lid 2? A. Promesses kunnen veel verschillende functies hebben. Als een vorm van schuldinstrument en afhankelijk van het geval, kunnen zij overdraagbaar zijn via de geldmarkt of worden beschouwd als een obligatie, zodat zij onder de toepassingssfeer van artikel 5, lid 1 en lid 2, vallen. Als promesses worden gebruikt als betaalmiddel, bijvoorbeeld als de aangewezen entiteit een niet-overdraagbare promesse uitgeeft als betaalmiddel voor niet-verboden goederen aan personen uit de EU, is dat niet verboden. Dit strookt met de doelstellingen van Verordening 833/2014 om bepaalde geldstromen en geldsschepping te verbieden tussen personen uit de EU en aangewezen entiteiten krachtens artikel 5, terwijl de legitieme handel buiten schot blijft.
36.
V. Vallen vrachtbrieven onder de toepassingssfeer van artikel 5, lid 1 en lid 2? A. Vrachtbrieven geven inzicht in het vervoer van goederen en de inontvangstname van de goederen door de transporteur, en zij dienen ook vaak als bewijs van het recht op de goederen. In dat opzicht vallen zij dus niet onder de toepassingssfeer van artikel 5, lid 1 en lid 2. In een overdraagbare vorm kunnen vrachtbrieven worden verhandeld voor financieringsdoeleinden. Net als andere activiteiten valt die handel onder artikel 12 van Verordening 833/2014, dat omzeiling van deze verordening verbiedt.
37.
V. Welke beperkingen gelden volgens artikel 5 voor aandelen die een Europese centrale effectenbewaarinstelling (CSD) bezit in een niet-aangewezen entiteit, namens een cliënt die een aangewezen entiteit is? Meer specifiek, als de aangewezen entiteit aandelencertificaten over deze aandelen uitgeeft, belet dit dan de CSD om een van haar functies uit te oefenen met betrekking tot de onderliggende aandelen van de nietaangewezen entiteit? A. Aandelencertificaten vallen onder de definitie van overdraagbare effecten van artikel 1. Bijgevolg vallen aandelencertificaten die zijn uitgegeven door een aangewezen autoriteit, onder het verbod van artikel 5. Personen uit de EU, met inbegrip van CSD's, vallen dus onder artikel 5, lid 1 en lid 2, van Verordening 833/2014 met betrekking tot de aandelencertificaten uitgegeven door een aangewezen entiteit.
11
De legitieme settlementdiensten, bewaring en bewaarneming van de onderliggende aandelen - als die aandelen kapitaal vertegenwoordigen van een niet-aangewezen autoriteit - vallen niet onder artikel 5. 38.
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU terugkoopovereenkomsten of effectenuitleenovereenkomsten sluiten met een niet-aangewezen entiteit, waarbij overdraagbare effecten of geldmarktinstrumenten die door een aangewezen entiteit zijn uitgegeven, als zekerheid worden gebruikt? A. Indien de overdraagbare effecten of geldmarktinstrumenten werden uitgegeven tussen 1 augustus 2014 en 12 september 2014 met een looptijd van meer dan 90 dagen door entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1, of na 12 september 2014 met een looptijd van meer dan 30 dagen door entiteiten als bedoeld in artikel 5, leden 1 en 2, is het natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU verboden terugkoopovereenkomsten of effectenuitleenovereenkomsten af te sluiten waarvoor dergelijke overdraagbare effecten of geldmarktinstrumenten als zekerheid worden gebruikt. Dit verbod is niet van toepassing indien andere geldmarktinstrumenten als zekerheid worden gebruikt.
39.
overdraagbare
effecten
of
V. Mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU terugkoopovereenkomsten of effectenuitleenovereenkomsten sluiten met een aangewezen entiteit (bank), indien nietverboden instrumenten als zekerheid worden gebruikt? A. Terugkoopovereenkomsten en effectenuitleenovereenkomsten zijn instrumenten die normaal gezien worden verhandeld op de geldmarkt en zijn dan ook geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 1. Het is natuurlijke personen en rechtspersonen uit de EU daarom verboden terugkoopovereenkomsten of effectenuitleenovereenkomsten te sluiten met een entiteit als bedoeld in artikel 5, lid 1, tussen 1 augustus 2014 en 12 september 2014 met een looptijd van meer dan 90 dagen of na 12 september 2014 met een looptijd van meer dan 30 dagen, en met een entiteit als bedoeld in artikel 5, lid 2, na 12 september 2014 met een looptijd van meer dan 30 dagen.
40.
V. Indien een aangewezen entiteit nieuwe overdraagbare effecten uitgeeft na 1 augustus 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1) of na 12 september 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel, 5, lid 2) die fungibel zijn met eerdere overdraagbare effecten, mogen natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU dan nog steeds handelen in de oude effecten indien op basis van de pool van activa niet kan worden uitgemaakt welke effecten voor of na de afsluitdatum zijn uitgegeven? A. Natuurlijke personen of rechtspersonen uit de EU mogen handelen in overdraagbare effecten die zijn uitgegeven door een aangewezen entiteit vóór of op 1 augustus 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 1) of vóór of op 12 september 2014 (in het geval van entiteiten als bedoeld in artikel 5, lid 2). In de praktijk kunnen twijfels ontstaan vanwege de fungibiliteit van dergelijke effecten (die buiten het verbod vallen) met effecten die na respectievelijk 1 augustus 2014 of 12 september 2014 zijn uitgegeven (die verboden
12
zijn). In dat geval zijn het de marktdeelnemers die moeten waarborgen dat de handelstransacties die zij aangaan, geen verboden effecten omvatten. 41.
V. Is het uitvoeren van financieel onderzoek met betrekking tot overdraagbare effecten toegestaan volgens de verordening? A. Neen. In artikel 5 wordt bepaald dat het verboden is direct of indirect investeringsdiensten te verlenen met betrekking tot overdraagbare effecten. De definitie van investeringsdiensten van artikel 1, omvat onder meer "beleggingsadvies". Hoewel het uitvoeren van onderzoek formeel verschilt van het verlenen van advies, is het een vorm van indirect advies. De analyse in het onderzoeksdocument helpt een potentiële investeerder immers bij het nemen van een beslissing. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de beslissing al dan niet een bepaald effect aan te houden, te verkopen of te kopen. Het uitvoeren van financieel onderzoek moet dan ook worden gezien als een vorm van investeringsdiensten en is dus krachtens de verordening verboden.
13
CONCORDANTIETABEL Vorige nummering (doc. C(2014)9950)
Huidige nummering
1
1
2
2
3
7
4
8
5
9
6
10
7
11
8
12
9
13
10
14
11
15
12
16
13
17
14
18
15
19
16
21
17
22
18
23
19
24
20
26
21
29
22
31
23
32
24
38
25
39
26
40
14