Afscheidsdienst Johan Snoek Welkom en dank voor komst (dochter Ria) Tekst Anton Wessels (vriend) Tekst van Hans Snoek (zoon) (blz 3)
Welkom en dank voor komst (dochter Ria) Beste aanwezigen
Mede namens mijn broers en zussen heet ik U welkom in deze afscheidsdienst van Johan Snoek. Het geeft me een warm gevoel om zo veel mensen te zien .
Hartelijk dank voor uw aanwezigheid! ************************************************** Tekst Anton Wessels (vriend) Johan ken ik al heel lang Onze eerste ontmoeting stamt uit 1969 toen hij voor korte tijd werkzaam was in Wormerveer tussen zijn tienjarige periode in Tiberias, Israël en zijn beheer van de Israël desk van de Wereldraad in Genève. Maar ik heb het gevoel dat het al langer was omdat ik al eerder mijn moeder over een lezing vertelde die hij Tiberias gaf. Langer ook omdat bleek dat wij bepaalde joden kenden die ondergedoken zaten in mijn geboorteplaats Lemmer, waar mijn vader predikant was. Net zoals Johan zat hij in het verzet. Sommige van deze joden emigreerden na de oorlog naar Israël en wij konden herinneringen, ervaringen over hen met elkaar delen. Treffend heb ik altijd gevonden dat in welke fase van zijn leven ik Johan kende, in Wormerveer, Genève, daarna predikant in Oostvoorne en Tinte en in de laatste fase van zijn actieve arbeidzame leven als geestelijk verzorger in geriatrische kliniek en verpleeginrichtingen, treffend was de manier waarop hij over zijn werk sprak. Dan dacht je altijd dat zou ik ook wel willen doen. Uiteraard ook uitte hij zijn uitgesproken gedachten zoals toen ik hem horen zeggen dat het aardige was van die dementerende gereformeerden dat zij eindelijk hun gevoel lieten spreken en een beetje normaal werden. Onopgeefbaar verbonden. De verbondenheid met het lot van de joden, met het wel en wee van de joden in Israël is een rode draad in zijn leven tot zijn dood toe. De grote zeggingskracht van Johans optreden was gelegen in het feit dat hij als jonge man (samen met zijn familie) tot diegenen behoorde die zagen wat er toen in Nederland aan de hand was. Hij stond in voor de joden, ook niet zonder het bewustzijn nog niet genoeg gedaan te hebben. Een van de eerste projecten waar Johan mij bij betrok was - in zijn functie van eindredacteur een Israël special: Kerk en Israël onderweg van het tijdschrift De Heerbaan. Daartoe nodigde bij contribuanten uit, ook van joodse en moslimse zijde. Zijn periode in Genève bracht hem terug in het Midden Oosten en ook in Israël. Het betekende ook een langzame ‘bekering’ zo je wilt. Niet het opgeven van die ‘onopgeefbare verbondenheid’, maar wel het leren zien wat hij in die 10 jarige periode in Israël daarvoor niet had ‘kunnen of willen zien. Hij heeft het helder en eerlijk in zijn “Soms moet een mens kleur bekennen beschreven. Johan en ik kwamen elkaar steeds weer tegen in en in verband met het Midden Oosten Conflict. Zo was hij mede verantwoordelijk voor de conferentie Aylesford nabij Londen 1972, een conferentie van christenen uit het Midden Oosten, met name Palestijnse én christenen uit het westen waaronder Nederland. Omdat ik contact had in Beirut, waar ik toen
werkte, met de organisatoren aan Arabische en Palestijnse zijde suggereerde ik ze dat zij ook andere Nederlandse theologen zouden uitnodigen dan die tot het oecumenische beroeps circuit (circus geeft mijn spellingscontrole aan) behoorden. Zo werd Ds Kleys Kroon, de man van Tenach en Evangelie en van de werkelijke concrete ontmoeting met joden. Rabbijn Jacob Soetendop (vader van Abraham) zei eens tegen Kleys: Als jij gelijk hebt met wat jij over Paulus zegt: dan is hij toch een van ons (joden). Tijdens die conferentie werden trouwens die aanslagen op de Olympische spelen in München plaats. Ik denk aan die conferentie waar Johan vanuit Genève de drijvende kracht was, die in 1973 in Libanon gehouden tussen theologen uit de de Arabische en derde wereld (onder wie zwarte bevrijdings theologen uit Zuid Afrika en de verenigde Staten) aan de ene kant én theologen uit het blanke westen aan de andere kant. Eén van de deelnemers was Friedrich Wilhelm Marquardt. Als geen ander diepgaande met de theologische consequenties bezig van de Holocaust voor de christelijke theologie beoefening. Ik herinner me dat ik in die tijd verschillende malen mijn Arabische vrienden moest proberen te overtuigen dat Johan echt kosjer was en zijn hart (ook zijn theologische) op de juiste plaats had. Er bestond immers groot wantrouwen (en niet zonder reden) ten opzichte van Nederlanders in het algemeen en hun eenzijdige opstelling in het Midden Oosten conflict. Johan was duidelijk opgeschoven veranderd. Zijn bewogen verbondenheid bij het onopgeefbare was niet opgegeven maar steeds duidelijker gerelateerd aan het tegelijkertijd opkomen voor het recht van de Palestijnen. Daarom heb ik in 1977 met overtuiging mijn boek De Nieuwe Arabische mens. aan hem opgedragen uit respect voor zijn bijdrage tot wederzijds verstaan van Joden en Arabieren. Want dat heeft hij toen gedaan is hij blijven doen tot het einde. ...Waarom ik daar als vriend over spreek? Wel Johan was steeds in gesprek, had veel vrienden die hij kreeg, die hij opzocht en hem opzochten. Zo was er in 1982, 1983 een werkgroep van theologen die samen gedurende een jaar met elkaar het boek schreven: Geen plek om het hoofd neer te leggen. Israël en de Palestijnen. Theologische verheldering van een politiek conflict. Ja zeker die verheldering meenden die te kunnen geven. Karel Deurloo, Bert ter Schegget, Rochus Zuurmond ... en niet te vergeten Kleys Kroon. Het boek laat de twee trauma’s zien van joden en Palestijnen. In éen van de bijeenkomsten waarin wij elkaars bijdragen bespraken, herinner ik me dat Johan een keer zei dat de mensen van Kerk en Israël hem wel konden opvreten. Waarop Bert ter Schegget nuchter en relativerend opmerkte: Dan hebben ze toch echt weinig om op te kauwen. Tot het einde van zijn leven bleef Johan zo bezig in verbondenheid met vrienden. Hij had verschillende namen voor die groepen zoals de bende van vier. De onze kreeg een wat minder martiale naam: ‘vrienden van Marquardt’, met een ondertoon van ironie. Tot die groep behoorde; Dick Boer, Maarten den Dulk en in een latere fase ook Wilken Veen. Dick Boer en ik hadden in 2002 na het overlijden van Marquardts theologie een discussie gevoerd over de onopgeefbare verbondenheid op een studiebijeenkomst in Zeeland. In een latere fase ging Johan zich ook met die theologie van Marquardt en de consequenties daarvan bezig houden en bracht ons als groep bij elkaar. Lezingen werden hier over gegeven in het leerhuis Tenach en Evangelie in Amsterdam en later ook gepubliceerd. Wilna, mijn vrouw maakt een mooie foto van ons samen: Johan, Maarten, Dick en ik. Haar naam voor ons was overigens: ‘Sjors en de rebellenclub. Het gemak waarmee de synode van de PKN kerken in haar uitspraken de suggestie wekte dat de kerken gezwegen zouden hebben in de oorlog irriteerde Johan boven mate. Tijdens zijn lezingen in kibboetsen in Israël werd hij met de vraag geconfronteerd: Wat hebben de kerken gedaan? Hebben zijn gezwegen? Johan heeft die vraag serieus onderzocht en het antwoord vond zijn neerslag in zijn Grey Book. Het was niet zwart, het was niet wit, maar grijs. Zijn in 2010 verschenen boek: Joodse en Palestijnse tranen. Kerkelijk verzet tegen Auschwitz. Het Israëlisch-Palestijnse conflict zou je als een samenvatting, afsluiting, een bekroning kunnen zien van zijn leven en werk op dit punt. De andere vrienden van Marquardt schreven stuk voor stuk bijdrage in tribuut aan Johan in deze bundel. Niemand die erbij was zal die
bijeenkomst in Utrecht van twee jaar geleden rond zijn 90ste verjaardag vergeten toen het eerste exemplaar aan de vertegenwoordiger van de synode werd overhandigd. Tot zijn laatste snik toe is Johan in discussie gebleven. In het voorlaatste gesprek dat ik met hem had in het Havenziekenhuis had hij, zoals steeds, de regie. Op een gegeven moment organiseerde hij nog even een gesprek met een iemand van het verplegend personeel die met een Egyptenaar is getrouwd en wij bespraken de toestand in het Midden Oosten, met name Egypte met z’n drieën. Bij het afscheidsbezoek dat ik hem bracht, bekende Johan: Ik ben altijd toch wel een regelneef geweest. Hij zei het niet niet zonder zelf-spot en zelf kritiek. Ik zei hem nog eens dat ook een van de Marquardt vrienden toch echt dichter bij hem stond dan hij dacht. Misschien had hij nog een keer vaker de delete knop moeten gebruiken? Hij wilde eigenlijk ook al weer regelen dat hij zijn heengaan nog maar een paar dagen in beslag zou nemen. ‘En leiden waarheen gij niet wil’, kon ik niet nalaten te zeggen, waarop hij zei dat hij wel mooi over kon preken. Wij namen met dankbaarheid voor onze wederzijdse vriendschap afscheid van elkaar. Hoe we ons het toekomende leven moeten voorstellen? Ik vroeg het aan mijn stervende vriend Anton Houtepen. ‘Ik geloof in het netwerk van de goeden’, zei hij. Je zou het ook het netwerk van de rechtvaardigen kunnen noemen? Johan zei vaak: de man van Nazareth spreekt diegenen die dorsten naar gerechtigheid zalig, waarbij hij ook zeker doelde op communisten als zijn vriend Ger Harmsen. Niemand van ons weet natuurlijk wat ons te wachten staat. Maar toch geloof ik ergens dat (ik zeg het ‘t liefs in het Engels) we will be in for may suprises. Wilna denkt dat hierboven een Stammtisch is waar Johan nu is daar aangeschoven. Waarom ook niet? Ik stel me voor dat je hem daar zult vinden aantreffen met zijn vrouw Corrie - wier naam ik met dierbaarheid hier noem, met de ‘Christen voor Israël’ nota bene, samen met de christenen voor de Palestijnen. En ongetwijfeld vele vele moslims. Volgens de Koran mag er in de hemel wél gedronken worden (!) drank waarin geen bedwelming is, noch kunnen zij zich er een roes aan drinken (Koran 37:47). Och misschien kunnen we ons gewoon beroepen op het Aloude Boek. De HEER van de hemelse machten richt voor álle volken een feestmaal aan: van uitgelezen gerechten en belegen wijnen. Hij vernietigt het waas dat alle volken het zicht beneemt, de sluier waarmee alle volken omhuld zijn. Voor altijd doet hij de dood teniet. Hij wist de tranen van elk gezicht. (Jesaja 25: 6-9) Ondertussen zal ik Johan toch ook erg missen. Zijn gedachtenis zij tot zegen. ******************************************* Tekst van zoon Hans Snoek Familieleden, vrienden, collega’s en strijdmakkers. Om te beginnen wil ik U bedanken voor de grote steun die U vooral in de laatste jaren aan onze vader geschonken hebt. Gesprekken, telefoontjes, boodschappen doen, Johan ergens naar toe rijden, samen gymnastieken in het Termaathuis. Ook wil ik dr. Arends bedanken die Johan de laatste jaren intensief heeft begeleid. U hebt hem elk op eigen wijze geholpen om de laatste tien jaar van zijn leven zeer gelukkig te laten zijn.
Onze vader Johan was een zeldzaam veelzijdig mens. Hij was charmant, maar ook eigenzinnnig, bescheiden, maar soms ook ijdeler dan je zou denken. Hij kon goed luisteren naar anderen, maar reageerde naar zijn kinderen soms ook ietwat vierkant. Daarnaast heeft heeft hij een kleurrijk leven genoten en had hij sterke opvattingen.
Gelukkig heeft hij zelf het initiatief genomen om zijn lange leven te beschrijven in het boek, getiteld ‘Soms moet een mens kleur bekennen’. En als in gesprekken herinneringen uit het verleden ter sprake kwamen, riep hij regelmatig: ‘Zie Kleur Bekennen, pagina zoveel’. Ik neem aan dat velen van U die instructie ook wel eens hebben gekregen en wellicht hebben opgevolgd.
In het vervolg wil ik een aantal elementen uit zijn rijke leven lichten:Johan als publiek figuur, Johan als predikant en Johan als familieman.
Johan is vaak in de publiciteit gekomen met drie onderwerpen: de rol van de kerken in de Tweede Wereldoorlog, de dialoog tussen Joden en Christenen en het onrecht dat de staat Israël het Palestijnse volk heeft aangedaan. Wat betreft dat laatste onderwerp heeft hij intensief samengewerkt met de zogenaamde rebellenclub die geprobeerd heeft om de kerkelijke publieke opinie te beinvloeden.
Als schrijver en actievoerder heeft hij dankbaar gebruik gemaakt van de computer. Zijn kleinkinderen hebben tien jaar geleden tijdens de viering van zijn verjaardag in het Termaathuis een hotmail-adres aangemaakt. Het is het belangrijkste cadeau geweest dat hij de afgelopen jaren heeft gekregen. Via de mail onderhield hij met een veelheid van mensen contact, stuurde allerlei conceptartikelen rond voor commentaar en was zo gelukkig als een kind toen een stuk van hem op de weblog van Anja Meulenbeld werd geplaatst.
Zijn politieke betrokkenheid heeft hem niet alleen fris gehouden, maar ook richting aan zijn leven gegeven. Toen ik vier jaar geleden met hem naar de geriater ging, zei hij tegen me: als de uitslag slecht is, stop ik met mijn artikel en ga ik enveloppen voor de begrafenis schrijven. Toen de geriater goed nieuws had en we terugliepen zei hij: Wat ben ik gelukkig dat ik nu mijn artikel af kan maken.
Een dergelijke levenslust dwingt veel bewondering af. Maar zijn hang naar politieke actie had ook een keerzijde. Als je hem opbelde om een afspraak te maken, moest je niet verbaasd zijn als hij vroeg: “Kan het over drie weken? Mijn agenda is nogal vol vanwege de politieke situatie in Israel.” Ja, streven naar gerechtigheid laat zich kennelijk niet altijd zo gemakkelijk combineren met het vaderschap.
Afgezien van een publiek figuur is onze vader ook jarenlang predikant in hart en nieren geweest. Het was een late roeping. Als jongeman had hij veel kritiek op de geslotenheid en het dogmatisme van de gereformeerde kerk. Gedurende de Tweede Wereldoorlog is hij actief betrokken geweest bij het verzet en ontdekte hij hoezeer het geloof kan helpen om goed en kwaad te onderscheiden. In die jaren heeft hij een rechtvaardigheidsgevoel ontwikkeld dat de rest van zijn leven als een belangrijk kompas heeft gefungeerd.
Dat scherpe rechtvaardigheidskompas combineerde hij altijd met een grote mate van vroomheid. Tot de laatste dagen van zijn leven las hij elke dag de Bijbel en beleefde hij veel steun aan het gebed. Het is dan ook niet zo vreemd dat hij jarenlang niet alleen actievoerder, maar ook predikant is geweest. Als predikant heeft Johan vooral met erg veel plezier als geestelijk verzorger in twee verpleegtehuizen gewerkt in Rotterdam-Noord. Ik heb destijds wel eens bij een kerkdienst gezeten met demente bejaarden. Hij had een bijzondere gave om door te dringen in de belevingswereld van deze mensen.
In zijn boek ‘Kleur bekennen’ schrijft hij dat het zijn kostbaarste jaren waren. Ik zal U de paginanummers waar U dat kunt vinden, besparen. Toen ik hem recentelijk vroeg waarom hij dat zo ervaren had, gaf hij een verrassend antwoord: “je krijgt zoveel vertrouwen van die mensen. Achteraf heb ik pas beseft dat hij misschien bij demente bejaarden zich zo op zijn gemak voelde omdat hij in die setting werd gedwongen om het over de eenvoudige en meest basale dingen des levens te hebben.” Bijzonder dat hij uiteindelijk juist die gesprekken als rijker ervaren heeft dan bijvoorbeeld zijn jaren aan de Wereldraad van Kerken in Genève.
En hoe was onze vader als familieman? Zolang onze moeder gezond was, vertrouwde hij haar het dagelijks reilen en zeilen van het gezin toe. In die jaren heeft hij nagenoeg niets in het
huishouden gedaan, omdat hij zo onhandig was. Die twee linkerhanden sloten overigens ook wel aan bij de traditionele rolverdeling die Johan als vanzelfsprekend beschouwde.
Achteraf hebben we ons wel eens afgevraagd of hij nu echt twee linkerhanden had. Na het overlijden van Corry heeft hij zich ontwikkeld tot een redelijk verdienstelijke huisman die gewoon zijn eigen WC schoonmaakte en eten kookte als hij bezoek kreeg. Zijn gebraden kippenpootjes waren legendarisch.
Ook als vader heeft hij lange tijd een zekere onhandigheid gehad. Misschien hing het samen met het feit dat zijn eigen vader overleed toen Johan drie was en hij dus zelf nooit een vaderfiguur heeft gehad waar hij zich aan kon spiegelen. Verder was hij typisch iemand die veel met zijn neus in de boeken zat. Zo hadden wij in Tiberias de gewoonte om op zondagmiddag een spel te doen. Johan verstopte zich in onze enorme achtertuin, ongeveer twee voetbalvelden groot, en wij moesten hem zoeken. Ik herinner me dat we hem na een eeuwigheid zoeken vonden op het platte dak van ons huis. Hij had zich daar verschanst met een stapel boeken. De enige ladder die we in huis hadden, lag naast hem op het dak.
In de afgelopen jaren heeft hij oprecht geprobeerd om het tekort aan aandacht goed te maken door zich in te spannen voor een goede relatie, ook met zijn kleinkinderen. Zo stuurde hij op een gegeven moment een emailtje naar alle kleinkinderen met de tekst: “Kleur Bekennen is nu al weer tien jaar oud. Zijn er onderwerpen uit mijn leven die ik in dat boek niet aangeroerd heb en waar jullie nieuwsgierig naar zijn?” Het leverde een stortvloed aan creatieve ideeën op, variërend van: hoe ging u vroeger met verliefdheid om, tot: is het gemakkelijk om op later leeftijd te leren koken? Kleur Bekennen deel 2 is er niet van gekomen.
Onze vader en grootvader is er niet meer. En dus ook niet meer de vele verhalen van vroeger, zijn politieke betrokkenheid en zijn eigenzinnige karakter. Het zal voor ons, voor zijn broer en zus en de rest van de familie vreemd zijn dat hij er echt niet meer is. We zullen zijn naam ongetwijfeld nog wel eens tegen komen als iemand uit kerkelijk-politieke kring vertelt over het charisma waarmee die iele, gereformeerde man op zijn 90ste nog een gloedvol betoog kon houden. Zijn overlijden is een verlies voor de Palestijnen en wellicht een opluchting voor sommige Israëliers. Maar ze zijn nog niet van Johan af.
Ten eerste heeft een aantal mensen digitale exemplaren van zijn boeken ontvangen met het dringende verzoek om die naar degenen toe te sturen die onterechte dingen roepen over de rol van de Kerken in de Tweede Wereldoorlog ten aanzien van de jodenvervolging.
Ten tweede heeft Johan zich voorgenomen om in de hemel te overleggen met een engel wat hij vandaar uit kan doen om de Palestijnen te ondersteunen. De joodse kolonisten in de bezette gebieden kunnen dus ook na vandaag wat Johan betreft niet rustig slapen.