Mateloze maatregelen : de wetteloosheid van de grote aantallen. 1. Waarschuwing. 1.1. Tellen is geen onschuldige bezigheid. Rond deze tijd wordt de zesmiljardste mens geboren : daar is allerlei gedoe om, schrijvers zenden de nog niet geborene nu al een boodschap, de Verenigde Naties maken er een zaak van, demografische extrapolaties van optimisten en pessimisten worden opnieuw uit de schuiven gehaald. Zes miljard is inderdaad een onvoorstelbaar groot aantal. Het aantal met het blote oog telbare sterren aan een heldere nachthemel wordt op vijfduizend vijfhonderd geschat. Zelfs als je aan een personeelchef van een middelgroot bedrijf ( ongeveer 200 werknemers ) vraagt hoeveel mensen het bedrijf telt, krijg je slechts een benaderend antwoord : bedoel je degenen die werken, of degenen die op de loonlijsten staan, of behoren de uitzendkrachten er ook bij, of de werknemers van andere bedrijven, die hier voor een of andere klus aanwezig zijn, en moet ik jou er ook bij tellen ? Hoe eenvoudig tellen op eerste zicht moge lijken, de randvoorwaarden om de elementen van een verzameling te kunnen tellen zijn niet min, zeker als het gaat om een operatie waarmee men de " realiteit " probeert te vatten. Tellen vooronderstelt immers een bepaalde classificatie : ergens moet er een Aristotelische beslissing vallen wat of wie al of niet tot de te tellen verzameling behoort. Elke classificatie vooronderstelt een waardering, een waardeoordeel. Zo komt bijvoorbeeld de volkstelling in de Verenigde Staten steevast op de politieke agenda : wat met de illegalen ? moeten we vragen tot welke godsdienst de getelden behoren ? is het politiek correct om in dienst van de demografische wetenschap te vragen naar het ras van de getelden ? enz. In mijn eigen landje, België, ligt de grootste weerstand tegen het houden van referenda in de traumatische ervaring van het referendum over het aanblijven van koning Leopold III in 1949. Daar werden er meer jastemmen geteld, omdat er gewoonweg meer Vlamingen zijn dan Franssprekenden. Uiteindelijk is Leopold III het opgestapt tegen de meerderheid in. Een schitterend voorbeeld van de onmacht van het grootste aantal. Het stemmen op partijen, die de drie volksgroepen in Bosnië zegden te vertegenwoordigen, is mede aanleiding geweest tot de daarop volgende ethnic cleansing en verdeling van het land. Eigenaardig hoe het tellen van stemmen, één der belangrijkste verworvendheden van onze Westerse democratieën, oorlog in de hand werkt. En dan zwijgen we over de discussies over het aantal manifestanten, of het aantal stakers bij maatschappelijke conflicten. Beide kampen tellen gewoon niet, maar meten, natuurlijk elk met een eigen " objectieve " maatstaf. ( Cfr volgende paragraaf )
1
Tellen in menselijke zaken blijkt dus veel minder onschuldig te zijn dan het tellen van virtuele schaapjes om de slaap te vinden. 1.2. Meten maakt het nog moeilijker. Het tellen van het aantal moleculen in een bepaald volume is, hoewel theoretisch mogelijk, praktisch niet doenbaar. Het valt ons gemakkelijker de druk van het gas te meten bij een gegeven temperatuur.Op basis van een bepaalde fysische wet, hier de wet van Boyle, zijn we dan in staat vergelijkingen te maken tussen verschillende gassen en verschillende volumes, en dus indirect iets te weten te komen over het aantal moleculen en hun snelheid. We slaan aan het meten. Dwz. om een complexe realiteit te duiden, spreken we af dat het meten van een bepaalde hoedanigheid, ons voldoende informatie oplevert om een zinvolle vergelijking tussen soortgelijke verschijnselen te maken. Voor die hoedanigheid leggen we dan conventioneel een maatstaf aan. Dit is zeer praktisch om zinvolle gesprekken te houden over allerlei fysische verschijnselen. Op eerste gezicht is hier geen vuiltje aan de lucht. Het verhaal wordt gans anders wanneer we deze conventie loslaten op menselijke zaken. Immers, het meten voegt wat ontransparante lagen toe aan het tellen. Daar hadden we slechts af te rekenen met een conventie om wat we wensen te tellen te classificeren. Bij het meten komen daar volgende elementen bij : * de discussie of de verschijnselen waarover we het hebben wel degelijk vergelijkbaar zijn, ( het waarom van het meten ) * de wetmatigheden die aanleiding geven tot het kiezen van relevante hoedanigheden, ( het wat van de meetmethode ) * het overeenkomen van een maatstaf, die deze parameter zal kwantificeren, ( het wat van het meten ) * het ijken van een meetinstrument voor deze maatstaf ( het hoe van het meten ). * de gevolgen van het meten op de actoren in de systemen, waarin we meten. ( self fulfilling prophecies ) Wat mij dus overmatig verwondert, is het feit dat de hierboven vermelde elementen slechts heel weinig op de politieke agenda komen. Meestal worden beleid en strategieën omgevormd tot maatregelen, die gelegitimeerd worden aan de hand van statistieken ( maten ), in mindere mate van tellingen. Zo zijn we jarenlang om de oren geslagen met de Maastrichtnorm, een deling van twee niet te tellen getallen : het begrotingstekort gedeeld door het bruto nationaal product. Het waarom en de regels om deze dingen te meten zijn bij mijn weten nooit op de politieke agenda geplaatst. Dit werd gezien als werk voor waardevrije experts ( alsof deze soort uiteraard zou bestaan in menselijke zaken ). De gebruikte politieke metaforen van peloton, laatste in het peloton, koplopers in het peloton vertaalden de Maastrichtnorm tot een
2
kermiskoers, wat de enige aanduiding was hoe de Europese beleidsheren en dames over nationale economieën dachten. Het steevast verwijzen naar de Fortune 500 als de na te volgen bedrijven in het Amerikaanse managementgeschrijf hanteert de impliciete wetmatigheid dat " large is beautiful ". Peter Weill maakte in het begin van de jaren tachtig een studie over " high performing systems ", waar hij een ander criterium hanteerde : de " suksesvolle " organisaties werden door soortgelijke organisaties als na te volgen modellen geciteerd. Zo was hij in staat voetbalteams en orkesten te vergelijken met bedrijven en overheidsinstellingen. Omdat hij op een onortodokse manier aan benchmarking deed, heeft hij een gans hoofdstuk van zijn boek gewijd aan de "meet"-vragen, waarover ik het in het begin van deze paragraaf had. Spijtig genoeg vindt men heel weinig over deze vragen in allerlei teksten over best practices of excellente ondernemingen. Vandaar dat bench-marking zo een absurde dimensies aan het nemen is. Appels worden met peren vergeleken, aan de appel wordt gevraagd om peervormig te worden en aan de peer om wat ronder te worden. De moeilijke weg om echt te komen naar vergelijkbare metingen wordt eenvoudigweg vermeden. Alleen de uiteindelijke maatgetallen worden met elkaar vergeleken. In het kader van de vergelijking tussen landen, wordt zedig gezwegen over de kwaliteit en de oorsprong van de gebruikte getallen, laat staan over de selectie van de criteria en de impliciete wetmatigheden, die gehanteerd worden. Zo kom ik dan op de waarschuwing waarover dit artikel gaat. Grootschalige beleidsbeslissingen zouden nooit gelegitimeerd mogen worden door maatgetallen, wanneer niet vooraf een politiek debat gevoerd is over het waarom, het wat en het hoe van het meten. Dit debat kan slechts democratisch genoemd worden wanneer de actoren in het systeem waarin gemeten wordt er aan deelnemen. Meten is het resultaat van een waardering. Waardering in menselijke zaken is steeds politiek geladen. Dit wil zeggen waardering behoort tot het domein waar verschillende waardesystemen met elkaar tot een vergelijk dienen te komen ( accomodation ). Dit vergelijk is in participatieve en democratische systemen het resultaat van een politiek debat. Zonder dat we het zelf bewust willen, zie ik dat in menselijke zaken, op het economisch, het politiek, het sociaal ( welzijn- en gezondheidszorg ) en het cultureel domein steeds meer de dictatuur van het waardevrije maatgetal mijn leven gaat bepalen. De moeizame mondigheid, door de vorige generaties bereikt, wordt opnieuw een onmondigheid tav. van de waardevrije metingsexperten, die nergens verantwoording dienen voor af te leggen. In het vervolg van dit artikel ga ik uitgebreider in op voorgaande stelling en tracht vanuit mijn ervaring enkele actie-onderzoekswegen open te maken,
3
die de schadelijke neveneffecten van het getallenfetisjisme waaronder we lijden kunnen milderen cq. kunnen vermijden. 2. Enkele wortels van de getallendictatuur. 2.1. Grootschaligheid en micropolitiek. Beslissingen nemen is een moeilijke zaak, zeker als men geconfronteerd wordt met een reeks gelijkwaardige opties. Als het werkelijk om ernstige beslissingen gaat, weten we dat éénmaal de beslissing genomen is er moeilijk een weg terug is. Een beslissing sluit dan een reeks mogelijkheden uit. De beslissing kinderen te hebben, de beslissing een zware hypotheeklening aan te gaan, de beslissing als expatriate te gaan werken zijn niet vanzelfsprekend en creëren een bepaalde mate van angst. Daarom zoeken we bij zo een beslissing sociale steun bij enkele anderen, zoeken we mensen met ervaring op en luisteren naar hun adviezen, creëren we voor onszelf rationalisaties om onze rationele zowel als irrationele wensen en verlangens, vrees en bezorgdheden te vertalen, of trachten we soms de beslissing in de handen van een ander te geven ( gezondheidsbeslissingen aan geneesheren bvb. ). Wanneer de beslissing niet uitkomt zoals gewenst,hebben we dan als ultieme troost dat we deze persoon de ongewenste gevolgen van de beslissing kunnen verwijten. Deze herkenbare ervaringen in ons eigen leven, zijn terug te vinden in allerlei soorten beslissingen. Of het nu gaat om het verklaren van een oorlog, of om het beslissen om te fusioneren met een ander bedrijf, of om maatregelen te nemen om inkomsten en uitgaven van een nationale boekhouding met elkaar in evenwicht te brengen, dezelfde mechanismen, die geldig zijn voor kleinschalige beslissingen gaan meespelen. Grootschalige beslissingen zijn steeds het resultaat van micropolitiek : een kleine groep mensen beslist uiteindelijk. Deze mensen zijn normale mensen en worden dus geconfronteerd met alle menselijke kanten van het beslissingsproces. Deze kleine groep mensen kan zich wel min of meer beroepen op de publieke opinie ( dit ontelbaar veelkoppig monster ), of op een referendum ( of hoe complexiteit reduceren tot een binaire keuze ) of op een stemming in het parlement, of in het geval van bedrijven op enquêtes, of op participatieve beleidswerkgroepen, of op zogezegde participatieve platformen, zoals aandeelhouders- en algemene vergaderingen. In het slechtste geval worden beslissingen gedelegeerd aan " objectieve wetenschappers " of aan geautomatiseerde expertsystemen, aangestuurd door de ontransparante algorithmische logica van onwetende analisten. Wie zelf ervaren heeft hoe deze beslissingsplatformen werken, weet hoe ze op allerlei manieren gemanipuleerd kunnen worden. Eerst door vóór de eigenlijke debatten de agendas te bepalen, daarna door op een bepaalde manier de debatten te structureren en te notuleren, uiteindelijk door deze debatten als rookscherm te gebruiken om de eigen agenda er door te krijgen. Hier is niets verkeerds mee, lobbyen is nu eenmaal één der sterkste aspecten van democratische
4
systemen. Waar vragen over gesteld kunnen worden, is de transparantie over aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden. Uiteindelijk ligt het vastleggen van de toekomst met uitsluitend gegevens van het verleden, in de handen van een beperkt aantal mensen. Een goede beslissing is een creatieve daad, en kan slechts in klein gezelschap tot stand gebracht worden. ( cfr. span of relations in mijn boek Making Work systems better ). Het is dan ook niet meer dan natuurlijk, dat vooral bij het nemen van grootschalige beslissingen vermijdingsmechanismen zullen ontstaan. Men schuift de beslissing van zich af. 2.2 Uitstellen van de beslissing. De toekomst is uiteraard onzeker, onvoorspelbaar. De enige manier om er zekerheid over te krijgen is ze te laten gebeuren. Men wordt dan uiteindelijk het slachtoffer of de gelukkige beneficiaris van wat dan toeval, of het lot wordt genoemd. In grootschalige organisaties, bij grootschalige beslissingen leidt dit tot " paralysis by analysis ". Het ene onderzoek volgt op het andere. Elk onderzoek levert natuurlijk openingen naar verder onderzoek. De tijd verstrijkt en de toekomst wordt zekerheid. Het uiteindelijke onderzoek is een post mortem onderzoek : hoe is het zo ver kunnen komen ? In België dienen parlementaire commissies hiervoor. Maar ook de vertegenwoordigers van de lobbygroepen, die te maken hebben met maatregelen rond een eventuele klimaatsverandering, of met de gevolgen van het roken, of met de gevolgen van genetische manipulaties zijn in dit bedje ziek. Zolang men zekerheid over de toekomst als voorwaarde stelt, bedriegt men zichzelf en zijn achterban. Een ander middel om de toekomst als pseudozeker te beschouwen zijn extrapolaties van tijdreeksen : hier maken doemdenkers nogal eens gebruik van om hun politieke agenda kracht bij te zetten. Maar ook de extrapolatie van zegebulletins, over de groeiende beurswaarde bvb., worden gebruikt om mensen te verlokken in self fulfilling prophecies. Ten minste tot andere zelfregelende niet lineaire wetmatigheden roet in het eten komen gooien, zoals we met de Zuid-Oost Azië crisis meegemaakt hebben. - Tegengif : dilemmas verduidelijken ipv. beslissingen te behandelen als op te lossen problemen. Een middel om uit de analyseverlamming of de pseudozekerheid van de extrapolaties te komen, werd door Ackoff ontwikkeld in zijn interactieve planning. Hij hanteert paradoxale scenarios om tot beslissingen aan te zetten. Bepaalde extrapolaties van huidige tendensen worden waarschuwingen voor de belissers. Bvb. Als het aantal autos blijft groeien als nu, dan zal er meer ruimte nodig zijn om ze te laten rijden en te parkeren, dan dat er ruimte bechikbaar is om te wonen en te werken. Dit is natuurlijk een paradoxale situatie, en daarom onmogelijk. Maar het kan wel aanzetten
5
om tot maatregelen te komen. Trendbestudeerders en scenariobouwers zouden beter meer energie steken in het voorstellen van onmogelijke toekomsten dan in het vaststellen van mogelijke. Dit om de beslissers niet te verleiden tot de vicieuze kring van de self-fulfilling prophecy. Een beslissing wordt beter niet gezien als een probleem dat moet opgelost worden, maar als een onoplosbaar dilemma, waarin geriskeerd handelen onvermijdelijk is. 2.3. Delegatie naar boven, objectivering van beslissingen. Toen ik in de jaren zeventig aanwezig was bij de investeringsbeslissingen in de toen nog heel dure informatietechnologie, werd er schamper gezegd dat je deze beslissingen moest overlaten aan mensen, die niet gehinderd werden door kennis van zaken. Soms wordt dit omgezet in : beslissers moeten voldoende afstand ( helicopterview in het managementjargon ) hebben tav. de beslissing om deze objectief te kunnen nemen. Het is ergens logisch dat in ons rechtstelsel beroep wordt gedaan op " objectieve " rechters om een oordeel te vellen over feiten, die zich in het verleden hebben afgespeeld. Maar het is pure waanzin dat mijn toekomst vastgelegd wordt door waardevrije, objectieve mens-computers, die gevoed worden met waardevrije cost-benefit analyses. Immers, de toekomst wordt bepaald door vrije keuzes en waardevrije vrije keuzes zijn een contradictio in terminis. Nochtans komt het mechanisme van delegatie naar boven, de beslissing te laten gebeuren door actoren, die minimaal geconfronteerd worden met de gevolgen er van, van langs om meer voor. In feite is de grootschaligheid, die we zowel in het bedrijfsleven als in het politieke gebeuren veld zien winnen, een rechtstreeks gevolg van dit mechanisme. Langs de andere kant vindt men zowel in de managementlitteratuur als in de politieke litteratuur een permanent zoeken naar visionaire leiders. Alsof visionair en waardevrij met elkaar verzoenbaar zijn. Beide tendensen illustreren aan welke paradoxale verwachtingen " leiderschap " in grote systemen moet voldoen. Voor mij duidt dit op hun onbestuurbaarheid, waarover ik verder uitwijd. - Tegengif 1 : van het aggregaatdenken naar de systemische subsidiariteit. Het is begrijpelijk dat men in de complexiteit van de huidige wereld probeert ontkoppelingspunten te vinden. Daarom is het zo verwonderlijk dat deze ontkoppeling gebeurt door het gebruik te maken van geaggregeerde gegevens. Alsof een som niet de meest strakke wiskundige koppeling is. Het werken met geconsolideerde getallen, met statistisch gemiddelden ( een andere maat voor een aggregatie ), maakt het gemakkelijk om niet gehinderd te worden door kennis van zaken. Zo maakte ik het mee dat bij projectbeslissingen in het hulpprogramma voor Oost-Europa als enige criterium de grootte van het gevraagde budget gebruikt werd. De rationaliteit
6
hier achter was dat het gemakkelijker is weinig maar grote projecten te managen dan vele kleintjes. Terwijl uiteraard sommen niet te managen zijn, omdat ze geen enkel inzicht geven over de elementen er van. Het resultaat van een vermenigvuldiging zou men nog kunnen in factoren uitsplitsen, maar een som, eenmaal gemaakt, kan niet eenduidig meer naar de elementen er van teruggebracht worden. Grootschaligheid leeft in de illusie dat sommen bestuurbaar zijn. Grootschalige beslissingen, uitsluitend gebaseerd op geaggregeerde gegevens, kunnen niet anders dan tot uitvoeringsmoeilijkheden leiden. Het legitiem vermijden zich met de details bezig te houden kan niet welslagen als de som van details als maatstaf genomen wordt. Het gevolg hier van zijn lineaire maatregelen, absurde standaardisaties en uniformizering. Het gemiddelde en zijn variaties worden tot één detailkengetal gereduceerd. Zo kreeg ik te horen dat de Wereldgezondheidsorganisatie en de Wereldbank het land Mali verdeelden in 35 gezondheidssectoren, gebaseerd op de verdeling van de kaart er van. Deze territoriale verdeling hield er helemaal geen rekening mee dat het noorden van Mali uitsluitend door nomaden bewoond wordt, waarvoor het begrip territoriale verdeling uiteraard betekenisloos is. Erger, een dergelijke ingreep vergroot de kans dat het ecologisch evenwicht, dat door het nomadisme in deze droge streken bereikt wordt, verbroken wordt door centra te maken, die sedentair leven in de hand werken. In dit geval hadden de nomaden het gezond verstand zich niet te veel van dit beleid aan te trekken. Hen wordt dan ook de mislukking van het beleid verweten. Waar ligt uiteindelijk de waanzin ? Nochtans bestaat er een schitterend politiek concept om de delegatie naar boven te beperken : het subsidiariteitsprincipe. Dit stelt dat zoveel mogelijk beslissingen gebeuren in de sociale systemen, die rechtstreeks de gevolgen er van zullen ondervinden. Beslissingen, die in de perceptie van de beslissers, de grenzen van hun systeem overstijgen, geven dan aanleiding tot een geaccepteerd hoger beslissingsniveau. Dit klinkt mooi, maar blijkt heel moeilijk in de praktijk te brengen. Hierbij kan het systeemdenken misschien een handje helpen. Reeds in het begin van de jaren zeventig experimenteerde Stafford Beer in het Chili van Allende met het concept recursieniveaus voor het besturen van een complexe verzameling overheidsbedrijven. Hij operationaliseerde het systemisch kernconcept : emergent characteristics. Dwz. dat elk beslissingsniveau niet bepaald wordt door de som van de onderliggende niveaus, maar dat het subsidiariteitsniveau zijn eigen maatgetallen, wetmatigheden en hoedanigheden vaststelt. De analogie, die hij hiervoor gebruikte was de werking van ons centraal zenuwstelsel : in elk geval iets dat op mensenmaat is gedacht. Onze 10 miljard neuronen worden ook niet gereduceerd tot een gemiddeld neuron, neuron modaal om zo te zeggen. Er is geen enkel centraal
7
beslissingssysteem in het centraal zenuwstelsel dat de som van alle neuronen beheerst. Het grootste deel van de beslissingen gebeurt lokaal, in wat het autonoom zenuwstelsel wordt genoemd. Hoewel elk neuron individueel een groot foutenpercentage vertoont bij het afvuren, de biologische equivalent van een beslissing, blijkt het geheel tamelijk goed te werken door het toepassen van een sterk vernette en redundante subsidiariteitsstructuur. Dit laat ons toe om bvb. minimale aandacht te besteden aan onze ademhaling, tenzij we toevallig onder water sukkelen, waar de ganse beslissingsstructuur in een mum van tijd anders gaat werken. Op dezelfde manier kunnen we op heel korte tijd een zeer complexe reorganisatie doormaken van slapende naar wakende toestand. Zelf heb ik in mijn boek : Making Work systems better : a practitioner's reflections, gepoogd de " emergent characteristics " te vinden van verschillende activiteitsdomeinen. De strategische dilemmas, die naar boven komen in elk activiteitsdomein worden er in uitgewerkt. De methodes en modellen om in complexe gehelen, relevante ontkoppelingen te ontdekken, bestaan reeds meer dan 30 jaar. Het feit dat ze nog maar weinig ingang vinden bij beleidsmakers, heeft veel te maken met de psychologische defensiemechanismen, die ook bij hen optreden bij moeilijke beslissingen. Het betalen voor verantwoordelijkheden versterkt de grootschaligheid en het aggregatiedenken nog. Daarom het volgende tegengif. - Tegengif 2 : Hou op mensen te belonen voor hun " verantwoordelijkheid ". Vanaf het ogenblik dat het begrip verantwoordelijkheid vermengd geworden is met het begrip status, macht en privilege, is er een sterk corrumperend mechanisme ingebouwd in menselijke systemen. Wanneer verantwoordelijkheid gekocht kan worden, vraagt men om onverantwoordelijk gedrag. Immers, de verleiding wordt heel groot om onmogelijke verantwoordelijkheden te creëren en ze in te vullen. " Le trafic des influences ", het oneigenlijk te gelde maken van invloed en verantwoordelijkheden wordt geïnstitutionaliseerd. De vicieuze cirkel van big business, big government, big crime krijgt een legitimatie. Hier wens ik niets te zeggen over de goede bedoelingen en de inzet van vele beleidsmensen, die te goeder trouw in deze vicieuze cirkel verzeild zijn geraakt. Laat ons echter niet vergeten dat de weg naar de hel geplaveid is met goede bedoelingen. Er is ethisch niets verkeerds aan de zucht naar macht, status en privileges. Het is volkomen normaal menselijk gedrag. Zoals we altijd armen onder ons zullen tellen, zullen we ook altijd prinsen boven ons hebben. En zoals Macchiavelli op een onnavolgbare wijze beschreven heeft, is het prinsenleven geen gemakkelijk leven : men riskeert er in elk geval zijn persoonlijkheid te verliezen, tenzij men door de wentelingen van het rad der fortuin het er van afbrengt met het verlies van have en goed, cq. het eigen leven. De corruptie ligt er hier in dat prinselijke
8
hoedanigheden als inkomen, status en privileges rechtstreeks gekoppeld worden aan het ethische begrip verantwoordelijkheid. Niemand kan en mag de bestuursverantwoordelijkheid opeisen van essentieel onbestuurbare systemen. Dit is werkelijk onverantwoord gedrag. Zoals ik zei, zijn sommen uiteraard onbestuurbaar. De neiging om van langs om grotere onbestuurbare entiteiten te creëren, of het nu megafusies zijn of megaoverkoepelende organen is mijns inziens, rechtstreeks gekoppeld aan het prinsendom dat er achter ligt. Misschien is het de moeite waard te onderzoeken of de slingerbeweging tussen centralisatie en decentralisatie, die van langs om sneller blijkt te slingeren, zijn oorsprong niet vindt in enerzijds de tendens naar onbestuurbare systemen, wegens de aantrekkingskracht er van voor bepaalde personen, en éénmaal men geconfronteerd wordt met de gevolgen van deze onbestuurbaarheid, de terugkeer naar een schaalgrootte, waar bestuurbaarheid wel mogelijk is. Spijtig genoeg wordt de vraag naar bestuurbaarheid nooit gesteld, zodat binnen de kortste tijden de leeggelopen " headquarters " terug bevolkt worden. Een voorbeeld van niet lerende organisaties. - Tegengif 3 : klaag de onbestuurbaarheid aan, niet het wanbeheer. Machtsconcentraties hebben een sterke aantrekkingskracht. Sommigen trachten een kruimeltje mee te pikken, door voortdurend ja te knikken op machtsuitingen. Anderen, even geobsedeerd door de macht, durven echter het risico van de prinsen niet te lopen. Dit zijn de beroepscritici van de machtigen. With hindsight weten deze schippers aan wal voortdurend uit te vissen wie wat verkeerd heeft gedaan. Hun totale focus ligt op de " verantwoordelijken ", waaronder zij steevast de " schuldigen " verstaan. De huidige media worden tamelijk dicht bevolkt door dergelijke geobsedeerden. Met als gevolg, dat de angst, die essentieel een deel van de verantwoordelijken is, nog vergroot wordt. Van langs om meer grootschalige beslissingen hebben niet meer als doel iets te bereiken, maar wel iets te vermijden. Zo krijgen we, zonder dat we er ons bewust van worden, een heel repressieve maatschappij, met de goede bedoeling dat er niets verkeerd mag lopen. Ik ben er nooit zo scherp bewust van geworden dan tijdens de overzichtstentoonstelling van Bruce Nauman in het Centre Pompidou, Parijs. Daar mocht een installatie niet getoond worden omdat de zaal waarin ze plaats vond op bepaalde ogenblikken geheel verduisterd moest zijn. Het brandveiligheidsreglement van de stad Parijs liet dit niet toe. Zo krijgen we stilaan een infantiliserende repressieve maatschappij, waar allerlei regeltjes ons tegen onszelf moeten beschermen. Spijtig genoeg heb ik nog geen studie gezien, die deze tendens in relatie brengt met de criminalisering van de maatschappij. Uiteindelijk wordt iedereen, die voor zichzelf of in samenspraak met anderen een risico neemt, als crimineel beschouwd. Wie
9
risicovol handelt is crimineel, wie parasiterend achteraf veroordeelt is een rechtvaardig mens. Op dezelfde manier zou het interessant zijn of dit mechanisme niet aan de basis ligt van de tendens om van langs om meer beleidsmacht toe te kennen aan de rechterlijke macht, met alle gevolgen van dien. Alleen de autopsies, de post mortems krijgen kracht van wet. Een ander gevolg van deze " kritische " kijk op de verantwoordelijken, is dat ze van langs om sterker de vermijdingsmechanismen, waarover hier sprake, zullen vertonen, of, wat ook stilaan gebeurt, de beslissingsprocessen zo lang mogelijk uit het publiek debat houden. Zo krijgen we een schitterende positieve terugkoppelingskring. Hoe groter de schrik om vergissingen te begaan bij de beslissers, hoe geslotener het beslissingsproces wordt en hoe minder er geëxperimenteerd en getoetst kan worden met de buitenwereld gedurende dit proces. Dit kan niets anders dan te leiden tot grootschalige miskleunen, waar de critici terug voeding krijgen voor hun dubbelzinnige relatie met de machthebbers, en hun wantrouwen tav. elke vorm van handelen en beslissen vergroot. Het volgende beslissingsproces wordt dan nog geheimer en de beslissers krijgen het nog moeilijker om zinvolle informatie te verkrijgen. Immers, alleen ja-knikkers zijn nog te vertrouwen. Elke gezonde dissidentie wordt beschouwd als een subversieve manier om de beslisser aan de schandpaal te krijgen. Een dissident wordt een niet te vertrouwen criticus. Het hoeft ons niet te verwonderen dat de kwaliteit van de beleidsbeslissingen achteruit gaat en dat de beslissers van langs om meer de indruk geven achter de feiten aan te lopen. Wat ik graag zou zien, is een grotere aandacht voor de bestuurbaarheid van systemen. Bestuurders zijn mensen zoals jij en ik, met hun goede en kwade dagen, met hun hobbies en ergernissen, die het meestal goed menen, maar zoals ten overvloede in de managementlitteratuur geschreven wordt, ondergaan in chaos en complexiteit. De kwaliteit van bestuur zou omgevormd moeten worden tot een blijvend zoeken naar bestuurbaarheid. In mijn ervaring biedt de Soft Sysiems Methodology ( SSM ) van mijn vriend en collega Peter Checkland een schitterende taal om het debat over bestuurbaarheid te structureren. Vanuit de eigen worsteling met de moeilijke bestuurbaarheid van onderzoeksteams en van universitaire afdelingen, is hij er in geslaagd het concept bestuurbaarheid terug te brengen tot enkele eenvoudige ( maar niet simpele ) kerndefinities. Door het gebruik van deze taal ontdekte een " overbodige " laag districtmanagers van een dienstenbedrijf, dat zij helemaal niet de som van de agentschappen van het district bestuurden.Nochtans werden ze verondersteld dit te doen, wat dan ook de oorzaak van hun " overbodigheid " was. Hun kerntaken en beslissingen lagen op twee andere domeinen : het selecteren en coachen van toekomstige agentschapsdirecteurs en het onderhouden van relaties met klanten, die activiteiten hadden, die over de agentschapsgrenzen vielen. 2.4 Taylorisatie van de beslissing.
10
Taylor ligt aan de basis van de arbeidsanalyse. Hij was werkelijk op zoek naar best practices. De tijdsanalyses en het a priori denken dat een taak uit de som van deeltaken samengeteld kon worden ( opnieuw het aggregatiedenken ), leidden tot de vreemde en vervreemdende taakopsplitsingen, die zo prachtig door Charlie Chaplin in beeld gebracht zijn in zijn film Modern Times. Dit was ongeveer een eeuw terug. We zouden kunnen veronderstellen dat we ondertussen iets geleerd hadden over de grenzen en mogelijkheden van deze benadering. Tot mijn grote verwondering blijkt het reductionistisch a priori van Taylor nog absoluut te overheersen bij het ontwerpen van informatiesystemen. Betekenis blijkt te kunnen gereduceerd te worden tot een som van bits. Het systemische concept emergent characteristics kan men slechts heel sporadisch ontdekken in methoden en technieken in de informatietechnologie. Zolang dit domein zich als virtueel voorstelt kan dit niet te veel kwaad. Sommen zijn inderdaad virtuele maatstaven. Gevaarlijker wordt het wanneer de opsplitsing van moeilijke beslissingsprocessen zich op Taylor gaan beroepen. De grootschalige beslissing wordt opgedeeld in op eerste zicht simpele deelbeslissingen. De onbevestigde hypothese luidt, dat de som van al deze beslissingen uiteindelijk moet leiden tot een goede totale eindbeslissing. Zoals de arbeiders aan de band geheel vervreemd geraakten van het eindproduct waar zij een bijdrage aan leverden, zo vervreemden de knowledge workers van de implicaties van hun deelbeslissing op het totaal. Blijkbaar is het heel moeilijk te leren over de mislukking van grootschalige projecten, die opgedeeld worden in een reeks, theoretisch onafhankelijke, deelbeslissingen. Allerlei consulenten, adviescommittees, werkgroepen, specialisten werken hun eigen stuk uit. De zogenaamde projectcoördinatoren worden dan geconfronteerd met een onbestuurbaar project, bestaande uit de som van de deelprojecten. De dromedaris als een paard ontworpen door een committee, en andere cartoons, die de ronde doen bij projectmedewerkers, blijken niet te leiden tot een in vraagstelling van de reductionistische hypothese achter deze manier van werken. We hebben hier terug te maken met een vermijdingsmechanisme. Als ik maar de beslissing voldoende opsplits tussen partijen, die onafhankelijk van elkaar werken, dan zullen deze partijen ook niet geconfronteerd worden met de grootschalige gevolgen van hun onwetende kleine beslissingen. Wat Hannah Arendt de Banality of Evil heeft genoemd, in haar boek over de zaak Eichmann, kan beschouwd worden als een sluipend beslissingsproces, waar zovele mensen en partijen met goede bedoelingen en een paar met slechte bedoelingen, kleine beslissingen genomen hebben, tot tot ieders ontzetting de Endlösung zichtbaar werd, after the facts. Het is verwonderlijk dat deze grootschalige maatregel, niet tot nadenken stemt over de mechanismen er achter. Het is eenvoudiger te verwijzen naar de slechten en de goeden. Wir haben es nicht gewusst, is een rechtstreeks gevolg van de Taylorisatie van beslissingsprocessen. - Tegengif 1 : vermijd de scheiding tussen middelen en doel.
11
Het maken van sommen heeft een grote aantrekkingskracht bij de machtscentra die uitsluitend middelen beheren. Immers, sommen geven aanleiding tot verdeelvraagstukken, en sinds de oudheid is het adagium verdeel en heers als machtsmiddel bekend. Mijn ervaring met gesubsidieerde instellingen en subsidierende overheden hebben mij dit ten overmate geleerd. De gesubsidieerde entiteit kan zich volledig wijden aan het formuleren van doelstellingen : doelstellngen, die gezien het loskoppelen van de middelen, zonder enige moeite overambitieus genoemd kunnen worden. De subsidierende overheid is dan voor de gesubsidieerden de boeman, die de " schaarse " middelen beheert en geen oog heeft voor de wereldverbeterende ambities van de gesubsidieerden. Deze worden dan op een " prinselijke " manier gemanipuleerd, om de concurrentie met elkaar aan te gaan voor deze middelen. Op die manier wordt hun energie en hun aandacht afgeleid van de oorspronkelijke doelstellingen naar een onderlinge broederstrijd, die het leven van de subsidierende overheden sterk vereenvoudigt. De strijd om de 0,7 % van het BNP te wijden aan ontwikkelingshulp ( puur middelendenken ), is daar een prachtig voorbeeld van. Er bestaan zoveel tegenstrijdige opvattingen over wat ontwikkelingshulp moet zijn, dat hoe meer subsidies er aan toegekend zullen worden, hoe meer middelen besteed zullen worden in het tegen elkaar uitvechten van ontwikkelingsprogrammas. Vooral omdat de ontwikkelingsorganisaties in het Noorden door het Zuiden ook als subsidieverschaffers worden gezien, onafhankelijk van de in het Noorden beleden doelstellingen. Zij worden gedelegeerde overheden : wat zichzelf NGO ( niet goevernementele organisatie ) noemt, wordt een verlengstuk van de verdelende overheid. In feite komt het grootste deel van de middelen van NGO's van de overheid. Deze paradoxale situatie weelt tierig in ontwikkelingslanden, waar van langs om meer de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds de NGO's inschakelen in hun grootschalige herstructureringsprogrammas. Op kleinere schaal heb ik dit fenomeen ervaren in een Kunstencentrum. De directeur er van was de gedelegeerde subsidieerder. Hij werd verondersteld voor de middelen te zorgen om de schitterende ideeën van de verschillende programmatoren tot uitvoering te brengen. De man was spijtig niet " prinselijk " genoeg, om dit vraagstuk niet ter harte te nemen. Dit werd hem letterlijk bijna fataal. Vanaf het ogenblik dat de programmatoren ook verantwoordelijk werden voor het beheer van de middelen en gedeeltelijk voor de verwerving er van veranderde het klimaat. Onderlinge vetes en ruzies, die uit het verdeelvraagstuk voortkwamen, werden minder hevig. De programmatoren moesten met elkaar kunnen omgaan, ipv. de directeur continu te overtuigen hoe veel beter hun programma was tav. van dat van de collegas. De programmatoren leerden het inverse verdeel en heers principe : zorg er voor dat je met een goed idee voldoende " prinsen " aanspreekt. Zo vermijdt je een te grote afhankelijkheid van één verdeler, en kan je, als je
12
handig genoeg bent, de concurrentie in gulheid van de verschillende " prinsen " tot je voordeel benutten. - Tegengif 2 : vermijd de scheiding tussen beleid en uitvoering. De grote truc om niet geconfronteerd te worden met de gevolgen van een grootschalige beslissing, is de scheiding van de verantwoordelijkheden tussen beleidmakers en uitvoerders. Dat deze truc nu door sommige overheden als officiële doctrine uitgebouwd wordt, is tekenend voor de angst van de beleidsbeslissers. Het vermijdingsmechanisme bij uitstek wordt tot een gefundeerde politieke doctrine omgevormd. Immers, door deze scheiding kan een beleid niet meer in vraag gesteld worden. Wanneer de gevolgen er van bij de uitvoering zichtbaar worden, en er ongewenste neveneffecten duidelijk worden, heeft men altijd als doorslaand argument dat de uitvoering verkeerd aangepakt werd. In feite sluit men elke mogelijkheid tot leren uit, de terugkoppelingskanalen worden doorgesneden. Zo komt men tot de absurde stelling : mijn beleid en mijn beslissingen zijn juist, rechtvaardig en goed. Als er iets misloopt is het omdat de realiteit waarin ze toegepast worden grondig verkeerd is. Wetenschappelijk zou dit betekenen dat elke werkhypothese uitsluitend juist kan zijn, slechts de realiteit is wringerig en wil niet mee ! Over verdwaasde arrogantie gesproken ! Een beslissing zonder uitvoering is het niet waard deze naam te dragen. Meestal worden vrome wensen en intenties als beleidsbeslissing voorgesteld. De sociale wenselijkheid die afstraalt van talrijke mission statements, of bedrijfswaarden of andere uitingen van goede bedoelingen, die als beleid worden verkocht kunnen getoetst worden aan een zeer eenvoudige regel : indien niemand zich er tegen wenst te verzetten, zijn ze letterlijk waardeloos. Deze gouden regel, die door Stafford Beer in zijn boek Beyond Dispute vermeld werd, is een prachtige test voor allerlei beleidsverklaringen. Bij elke uitvoering van een beslissing, zijn er bevoordeelden en benadeelden, verliezers en winnaars, en is er dus een prijs te betalen. Indien het vaststellen en verdelen van die prijs overgelaten wordt aan de uitvoerders, dan is het beleid zonder kwaliteit. In feite zijn het dan de uitvoerders die het beleid bepalen, zonder er verantwoordelijk voor te zijn. Dit is één der sterkst corrumperende mechanismen in onze instellingen, al of niet op democratische leest geschoeid. 3. Na- en dankwoord. Binnen middellange termijn zitten we, als we er ons ondertussen zelf niet onderuitgehaald hebben, met 10 miljard mensen op deze aardbol. Elk met zijn eigenheden, zijn hoop en zijn vrees, waar geen gemiddelde recht kan aan doen, wat de marketingjongens er ook mogen over denken. De paradox is dat dit ontelbaar getal autonoom denkende, beslissende en handelende wezens, slechts kleinschalig bezig zijn. Wat voor grootschalige koepels en superstructuren men ook moge ontwerpen, het kiezen voor een risicovolle
13
toekomst kan slechts kleinschalig gebeuren, tenzij men methodes gebruikt, die de autonomie van die wezens sterk gaat beperken. Dat dit niet meevalt, heb ik kunnen ondervinden toen ik geconfronteerd werd met de ondergang van het communisme in Oost Europa. Creativiteit, risicos nemen en zich zelf zijn, is onuitroeibaar met onze soort verbonden, ten goede en ten kwade. In dit artikel heb ik enkele keren verwezen naar denk- en handelpistes, die er van uit gaan dat een verscheidenheid aan bedoelingen, wereldbeelden ook aan de basis van een dynamische zelfregelende coherentie kunnen liggen. Dat de enige weg tot beheersing niet ligt in homogeneïzering, uniformizering en alle neuzen gelijkgericht. Integendeel, dat de geschiedenis ons al voldoende aangetoond heeft waarheen dit allemaal kan leiden. Ons eigen zenuwstelsel, zelfs ons eigen physiologisch geheel, bestaande uit miljarden cellen, die elk een grote mate van autonomie kennen zijn een groot- en kleinschalig voorbeeld van de stelling, die ik hier verdedig. Natuurlijk is het leven uit zichzelf steeds risicovol : leven is levensgevaarlijk en eindigt uiteindelijk. Daarom dat voor mij de kwaliteit van het leven hoger staat dan de kwaliteit van het overleven : dit tweede verliezen we toch, terwijl het eerste, zolang we leven, niet van ons afgenomen kan worden. Mag ik mij dan een 10-miljard maatschappij voorstellen, waar elke aardbewoner deel uitmaakt van enkele kleinschalige beslissingsgroepen en dat uit deze groepen, die natuurlijk ook voor tegengestelde belangen staan, en die natuurlijk ook uit onvolmaakte mensen bestaan, als emergent characteristic een sociale textuur verschijnt, die met vallen en opstaan, leert om te gaan met de dilemmas, die tot onze soort behoren, met vragen over dood en leven, goed en kwaad, liefde en haat, geven en nemen, ik en de andere. En dat juist het wanhopig geloof in de gave van het leven een voldoende voorwaarde vormt om ondanks de veelheid en de grote aantallen toch tot een bepaalde samenhang te komen, zoals elk van ons min of meer samenhangend is, ondanks de ontelbaarheid van onze 10-miljard neuronen. Verder dank aan enkele mensen, die mij beïnvloed hebben. Aan Willi Küpper, hoogleraar economie van de Universiteit van Hamburg, dank ik het idee van micropolitiek. Een grote stimulans om iets over groot- en kleinschaligheid te schrijven kwam uit het congres : Health systems research and social development, te Maastricht in september van dit jaar. Dank aan Jaak Leroy en Kasturi Sen voor het initiatief. Van professor Henk van Luijken, hoogleraar ethiek aan de Universiteit Nijenrode, heb ik het idee te danken dat mensen belonen voor verantwoordelijkheden corrumperend werkt. Uiteindelijk is de vraag van René ten Bos de rechtstreekse aanleiding geweest om dit artikel te schrijven. Luc Hoebeke 25-10-99
14