Mary Robinson
Vrijheid spreekt niet vanzelf 5 mei-lezing 2014
!
Het is voor mij een grote eer u te mogen toespreken op deze voor u, Nederlanders, zo belangrijke dag. Tegelijk is het geen gemakkelijke taak me in te denken wat het betekent om in uw schoenen te staan, toegang te krijgen tot uw collectieve geheugen. Reeds als kind was het me een raadsel hoe mensen op die houten klompen van u konden lopen. Dus is het nog steeds een uitdaging voor me om in uw schoenen – of klompen – proberen te staan. Gisteren was een plechtige dag, zoals ieder jaar. Toch is 2014 ook een bijzonder jaar, omdat het honderd jaar geleden is dat zich een van de meest tragische episodes uit de geschiedenis afspeelde, het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, een conflict dat zo bloedig was en zoveel landen meesleurde dat het een tijdlang bekend stond als de Grote Oorlog. Niet heel lang echter, want kort daarop volgde een tweede gruwelijke oorlog. Een andere gebeurtenis die we dit jaar herdenken is de bevrijding van West-Europa, die zeventig jaar geleden begon. In juni 1944 landden de geallieerden in Frankrijk, het startsein voor de finale worsteling met de krachten van het nazidom. Zoals Nederlanders maar al te goed weten, vonden enkele van de zwaarste gevechten in die campagne plaats op het grondgebied van hun land. De oorlog zou nog bijna een jaar duren en er zouden nog vele duizenden slachtoffers vallen. Toch betekende 1944 een keerpunt dat overal volkeren de hoop bracht dat ze weer in vrijheid zouden kunnen leven. Het is een goede zaak dat we de nagedachtenis in ere houden van hen die hun leven voor de vrijheid gaven tijdens de vreselijke oorlogen die de geschiedenis van de twintigste eeuw hebben verduisterd. Het is ook goed dat de Nederlanders het kostbare geschenk van de vrijheid vieren, iets waar nog zo veel mensen in andere landen naar snakken. Toen ik de eerste versie van mijn lezing voorbereidde en als titel koos Vrijheid spreekt niet vanzelf kon ik de gebeurtenissen die zich zouden ontrollen in Oekraïene en op de Krim niet voorzien. Ze zetten de kern van mijn boodschap in een nog scherper licht. Die boodschap is al afdoende verwoord door een 18de-eeuwse Ier, John Philpot Curran, woorden die vaak worden toegeschreven aan de anti-slavernijactivist Wendell Phillips: ‘Eeuwige waakzaamheid is de prijs van de vrijheid.’ Mijn boodschap vandaag is dat vrijheid verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Vrijheid spreekt niet vanzelf. We moeten aan jonge mensen leren waarderen wat het betekent om een vrij burger te zijn, en bij hen het besef kweken dat dit een zaak is die hen direct aangaat. In plaats van scepsis en desinteresse is het van cruciaal belang dat elke generatie haar eigen nieuwe energie en betrokkenheid meegeeft aan vernieuwingen, aan verantwoordelijkheid en aan Philpots ‘eeuwige waakzaamheid’. Sommige elementen daarvan
zagen we in de Occupy-beweging in de nasleep van de financiële crisis, en in de protesten van de Arabische Lente. Maar bereiden onze scholen en universiteiten, jongerenclubs en andere verbanden, onze jeugd er voldoende op voor om haar plaats op te eisen en die ‘eeuwige waakzaamheid’ op zo’n manier te betrachten dat essentiële vrijheden gewaarborgd blijven? Een half jaar geleden rouwde de wereld om het overlijden van de meest bewonderde persoon van onze tijd, Nelson Mandela. Madiba, zoals hij vaak liefdevol werd genoemd, was uitgegroeid tot symbool van het verlangen naar vrijheid, niet alleen van mensen in ZuidAfrika maar overal. Met de kracht van zijn morele gezag leidde hij zijn volk weg uit de verdeeldheid, de democratische vrijheid tegemoet. Een van de vele opvallende kenmerken van Madiba’s leven was dat het mensen van allerlei rang en stand inspireerde. Als er één persoon was die reden had om te haten en van bitterheid vervuld te zijn, dan was hij het wel. Toch weigerde hij resoluut om die weg in te slaan. In plaats daarvan reikte hij zelfs zijn vervolgers de hand ter verzoening. Hij vergaf hen die hem hadden vastgezet, drong erop aan dat zijn vroegere vijanden deel bleven uitmaken van de regering en wijdde zich aan de opbouw van een multiraciale maatschappij. Wat een morele kracht werd hij! Het is geen verrassing dat Madiba overal ter wereld mensen raakte – zelfs mensen die hem nog nooit ontmoet hadden. Het is vooral veelzeggend dat jonge mensen door zijn voorbeeld worden geïnspireerd. Europa heeft sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog geen onderlinge conflicten meer meegemaakt. Sterker nog, het is moeilijk om een periode in de geschiedenis aan te wijzen waarin de West-Europese landen zo lang geen oorlog hebben gekend. Er zijn uitzonderingen: de oorlog in het voormalige Joegoslavië en het conflict in Noord-Ierland, ook de strijd voor democratie in Spanje, Portugal en Griekenland. Maar ondanks dat maakt het grootste deel van de Europese bevolking een opmerkelijk lange periode van vrede mee. Zelfs de omwenteling in de landen van Oost-Europa verliep bijna zonder bloedvergieten, hetgeen de huidige spanningen in Oekraïene en de situatie op de Krim voor Europa tot een zo belangrijk moment maakt. Ik behoor tot de generatie die is geboren tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog en de invloed ervan persoonlijk gevoeld heeft. Mensen van mijn generatie weten nog hoe het was om zonder vrijheid te leven, hetzij uit eigen ervaring met de oorlog en zijn nasleep, of uit verhalen van ouders en grootouders. Tegelijk is het belangrijk om voor ogen te houden dat het grootste deel van de mensen die tegenwoordig in Nederland wonen nooit iets anders dan vrede en vrijheid heeft gekend. Jonge mensen kunnen uit de geschiedenisboeken leren hoe het was om onder tirannie te leven, maar zij kennen die niet uit eigen ervaring. Voor hen lijkt het eerder een droom die de oudere generatie heeft doorgemaakt – of beter gezegd een nachtmerrie. Uit de schok en afschuw van de naoorlogse jaren ontstond het verlangen om te voorkomen dat zulke verschrikkingen de wereld ooit nog zouden kunnen teisteren. Het vaste
voornemen om naar een nieuwe en betere wereldorde te streven, een wereldorde zonder conflicten, werd gearticuleerd in het Handvest van de Verenigde Naties. Dit legde de grondslag voor de borging van vrede en vrijheid voor alle mensen, waar ook ter wereld. Het Handvest heeft zijn waarde talloze malen bewezen. Hoewel het VN-systeem niet perfect is, heeft het vele conflicten voorkomen en ettelijke malen vijandige partijen met succes uit elkaar gehouden. De VN nam ook, in 1948, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan. Zij is niet alleen een idealistisch document, maar ook een praktisch richtsnoer hoe vrijheid in stand te houden. In combinatie met latere maatregelen zoals voorzien in het Genocideverdrag, het AntiFolterverdrag, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, het Rassendiscriminatieverdrag, het Kinderrechtenverdrag en het Gehandicaptenverdrag, formuleerde de Universele Verklaring een veelomvattend pakket normen voor menselijk gedrag. Ze zijn juridisch bindend voor de staten die de verdragen hebben ondertekend en geratificeerd. In Europa hebben we daarnaast nog het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, met tientallen jaren jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat in 2009 bindend werd toen het Verdrag van Lissabon in werking trad. Ik heb het niet over abstracte concepten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd opgesteld als gedragscode waaraan we ons dienen te houden, willen we de verschrikkingen van een oorlog niet opnieuw meemaken. De Universele Verklaring legt ons verplichtingen op in ons dagelijks bestaan en onze betrekkingen met anderen. De laatste tijd is duidelijk geworden dat ook bedrijven verplicht zijn de mensenrechten te respecteren, wat resulteerde in de VN Principes voor Bedrijfsleven en Mensenrechten. In 1999, toen ik Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten was, had ik de eer om de Erasmusprijs toegekend te krijgen. Het thema dat ik toen aansneed was gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, het feit dat wij allen behoren tot één wereldgemeenschap en dat we verantwoordelijk zijn voor wat er binnen die gemeenschap gebeurt. Mensenrechten zijn niet alleen een doel waarnaar we voor onszelf streven. De Universele Verklaring verplicht hen die die rechten inmiddels hebben, zich ervoor in te zetten dat anderen die ook krijgen. In de preambule worden we opgeroepen om ‘deze Verklaring voortdurend voor ogen’ te houden en om ‘ernaar te streven door onderwijs en opvoeding de eerbied voor deze rechten en vrijheden te bevorderen, en door vooruitstrevende maatregelen, op nationaal en internationaal terrein, deze rechten algemeen en daadwerkelijk te doen erkennen en toepassen.’ Het is wel zeker dat naleving van de Universele Verklaring een belangrijke reden is waarom dit continent al zo’n lange periode van vrijheid kent. Nederland mag trots zijn op de
rol die zijn diplomaten in de naoorlogse jaren hebben gespeeld, toen het erop aankwam de overwinning op het fascisme te bezegelen, door gezamenlijke belangen op het gebied van kolen en staal ten grondslag te leggen aan een gemeenschap die later zou uitgroeien tot de Europese Unie. Met spijt constateer ik dat de laatste tijd in verschillende regio’s in de wereld wordt afgedongen op de normen van de Universele Verklaring. Ik zie steeds meer tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen en een groeiende ongelijkheid in en tussen landen. Terugkijkend op de laatste halve eeuw zien we dat langdurige en bloedige conflicten in Afrika, Azië en het Midden-Oosten aan miljoenen mensen het leven hebben gekost. En het gaat maar door. In het Grote Merengebied in Afrika, waar ik speciale VNgezant was, woeden nu al tientallen jaren conflicten. Het bloedvergieten en het menselijk leed zijn er immens. Het is exact twintig jaar geleden dat de Rwandese genocide plaatsvond. Alleen al in Congo zijn naar schatting vijf miljoen mensen omgekomen. Toch wordt het geweld in die regio door de rest van de wereld soms bijna vergeten. Onder de vorig jaar gesloten raamovereenkomst voor vrede, veiligheid en samenwerking voor het Grote Merengebied is enige vooruitgang geboekt – vandaar dat ik die overeenkomst bestempeld heb als een ‘overeenkomst van hoop’. Terwijl de landen in die regio moeizaam stappen zetten op weg naar een duurzame vrede, blijf ik me afvragen of mensen die in vrede zijn opgegroeid wel beseffen hoe kostbaar dit is. De Arabische Lente is er amper in geslaagd om de hoge verwachtingen uit haar begindagen waar te maken. In Egypte is bloedvergieten aan de orde van de dag, en ook steeds meer in Libanon. De gevechten in Syrië hebben miljoenen mensen van huis en haard verdreven – zie de wanhoop op de gezichten van Syrische kinderen. Bombardementen en moordpartijen in Irak en Afghanistan zorgen op onze tv-schermen voor een bijna vertrouwd decor. In Nigeria en de Centraal-Afrikaanse Republiek worden mensen in naam van de religie bij bosjes vermoord. De spanningen tussen soennieten en sjiïeten lopen almaar scherper op. We zien vluchtelingen uit deze conflictgebieden op televisie, mensen die gezinsleden hebben verloren, soms zelfs hun hele familie. Deze vluchtelingen, die nog slechts een paar schamele bezittingen meedragen en al hun vrijheden kwijt zijn, voeden een aanzwellende stroom migranten en ontheemden. Behandelen we hen met respect voor hun rechten en hun menselijke waardigheid? Helaas is het antwoord nee. Minder dramatisch maar niet minder belangrijk zijn de ontwikkelingen die we in de welvarende landen zien, alarmerende ontwikkelingen die indruisen tegen de hoge standaard van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Op veel plaatsen zijn politieke groeperingen in opkomst die appelleren aan vijandigheid tegenover wie anders is, aan angst en korte termijnbelang. Meer en meer worden er reserves geventileerd over vrijheid van vestiging en over homorechten. De ruimte waarbinnen de civil society haar stem kan laten horen, wordt in veel landen ingeperkt.
In een aantal Europese landen, en in verschillende verbanden voelen mensen zich onzeker en angstig in een tijd van snelle technologische veranderingen. Burgers maken zich zorgen over hun werk, hun inkomen en zelfs hun werkomgeving. En gemeenschappen voelen zich, in het licht van veranderende omgangsvormen, onzeker over hun sociale en culturele identiteit, religieuze groeperingen voelen zich ondermijnd. Zelfs landen kunnen onzeker worden van de machtige invloed van financiële markten en grote economische spelers. Doordat landen gaan bezuinigen op, of soms drastisch gaan snijden in hun sociale zekerheid, wordt het idee van een ‘sociaal contract’ aangetast. Sommige mensen zijn van mening dat de Europese Unie aan al deze onzekerheden onvoldoende tegenwicht biedt, en zij keren zich van het Europese Unie-model af – terwijl juist dat model, met al zijn onvolkomenheden, het fundament vormt van bijna zeventig jaar van vrede en welvaart. Ook gaan er meer stemmen op die onze hulp aan arme landen ter discussie stellen. Er is een tendens gaande om op te kijken naar landen die economisch succesvol zijn onder regimes met weinig oog voor mensenrechten. Deze negatieve trends zien we jammer genoeg in veel landen, zelfs in landen die we plachten te associëren met meer verlichte, progressieve opvattingen. Wat kunnen we doen om deze ontwikkelingen te keren? Onlangs ervoer ik wat een verschil het maakt wanneer jonge mensen zich bewust zijn van hun waardigheid en hun eigenwaarde. Bij de top van de Afrikaanse Unie begin januari in Addis Abeba ontmoette ik een groep oudere meisjes en jonge vrouwen uit heel Afrika die daar waren samengebracht door de vrouwen-vrijwilligersorganisatie YWCA. Ze kwamen naar voren met de zogenaamde ‘Meisjesverklaring’, die als volgt begint:
!
!
Ik ben niet op deze wereld gekomen om onzichtbaar te zijn Ik ben niet geboren om ontkend te worden Ik heb het leven niet gekregen om van een ander te zijn Ik ben van mijzelf Ik heb een stem en die zal ik gebruiken.
Toen ik luisterde naar hun heldere, zelfverzekerde stemmen die spraken over de toekomst die ze voor zichzelf wilden, sprong mijn hart op. Aan het eind van de bijeenkomst dansten we samen en maakten plezier, en ik weet zeker dat deze jonge vrouwen in hun gemeenschap en hun land het verschil zullen maken, en dat onze wereld baat zal hebben bij hun empowerment. Hoe kunnen we meer ruimte maken voor jonge mensen, hoe kunnen we hun betrokkenheid stimuleren? Voor alles geloof ik dat politieke leiders meer hun best moeten doen om niet alleen politiek maar ook moreel leiderschap te tonen. Politiek leiderschap hoort te beginnen bij het uitbannen van elke vorm van discriminatie van anderen. Het nazisme was gebaseerd op haat jegens de ander, op de valse
aanname dat een bepaalde groep superieur is en dus het recht heeft de rechten van hen die zij ziet als inferieur te vertrappen. Vergelijk dat eens met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die direct al begint met: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.’ Zij vervolgt met: ‘Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.’ Maar wat is de realiteit die we tegenwoordig zien? Opnieuw horen we stemmen die beweren dat de eigen sociale groep verheven is boven andere. Sommige politici, die beter moesten weten, spelen in op angst voor werkloosheid en uitsluiting door bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten. We moeten ons tegen dit soort populistische kreten keren. Politiek leiderschap dat de principes van de mensenrechten ondermijnt door haat en vijandschap tussen mensen te zaaien, moet sterk veroordeeld worden. Alle sectoren van de maatschappij, de particuliere sector, religieuze groeperingen, lokale gemeenschappen moeten zich sterk maken voor een waarlijk betrokken burgerschap. Mensenrechten kunnen alleen gedijen als burgers actief maatschappelijk betrokken zijn. Desillusie en cynisme zijn wijdverbreid. Dit valt te begrijpen wanneer we de inkomensongelijkheid zien tussen de elite die zichzelf verrijkt met torenhoge salarissen en bonussen – vaak uit de publieke kas – en de onderklasse die van geluk mag spreken als ze het minimumloon ontvangt. Deze winner takes all-praktijk is een affront voor ieder besef van maatschappelijke solidariteit. Maar je schouders ophalen en zeggen: ‘Ik stem op geen van hen’ is in een democratische maatschappij geen oplossing. Het recht om deel te nemen aan democratische verkiezingen is een heilig recht. Als we ons daarvan afkeren en zeggen dat het ons niet kan schelen wie gekozen wordt, plegen we verraad aan hen die voor onze vrijheid gestorven zijn. We hebben een speciale verantwoordelijkheid tegenover de jongere generatie, zij is ons heden en onze toekomst. Maar welke toekomst bieden we haar wanneer zo veel jonge mensen een opleiding hebben afgerond en vervolgens geen werk kunnen vinden? Geen wonder dat sommigen van hen cynisch en gedesillusioneerd worden. De bestrijding van de jeugdwerkloosheid hoort voor elke regering topprioriteit te zijn. Tegelijk moeten we jonge mensen leren inzien hoe kostbaar de vrijheid is die we genieten dankzij de democratie en het respect voor de mensenrechten. Ik kom aan mijn laatste punt. Ik geloof dat we niet moeten afdingen op of zelfs wegduiken voor onze plichten jegens de armsten in de wereld. Vrij zijn van honger en gebrek, van ziekte, van armoede – schokkend genoeg hebben miljoenen mensen geen ander doel dan dat. Steun bieden aan arme landen en volkeren om aan de armoede te ontkomen is niet alleen op zichzelf van waarde, het is ook nuttig omdat het
dempend werkt op conflicten. Mensen uit de rijkere landen zouden alles moeten doen wat in hun vermogen ligt om de armen te helpen. Het steunen van ontwikkelingslanden is heden ten dage ook een kwestie van rechtvaardigheid – klimaatrechtvaardigheid. De rijkere delen van de wereld hebben hun ontwikkeling te danken aan fossiele energie en hebben daarmee bijgedragen aan acute klimaatveranderingen in arme landen, zoals meer overstromingen en droogte. We hebben een unieke kans om deze schade te herstellen door de invloed van klimaatverandering mee te nemen in de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling voor na 2015, en door eind 2015 in Parijs een stevig klimaatakkoord te sluiten dat de opwarming van de aarde beperkt tot 2 graden boven het pre-industriële niveau. Europa moet hierin het voortouw nemen, en ik ben er zeker van dat Nederland daar een rol bij zal spelen. Goede donorpartners streven er niet alleen naar om de armste volkeren te helpen uit de armoede te komen, zij willen ook de democratische instituties versterken en daarmee de bestuurlijke kwaliteit en het afleggen van verantwoording verbeteren. Van Amartya Sen is de beroemde uitspraak: ‘Er is in de wereldgeschiedenis nog nooit hongersnood geweest in een functionerende democratie.’ In democratieën, zo betoogt hij, moeten overheden verantwoording afleggen aan hun kiezers. Ze moeten verkiezingen winnen en staan bloot aan openbare kritiek, en hebben zodoende sterke prikkels om maatregelen te nemen ter voorkoming van hongersnoden en andere rampen. Vrijheid en ontwikkeling gaan hand in hand. Nederland heeft vooropgelopen in de strijd om de armste landen uit de armoede te halen. Altruïsme is een kenmerk dat men met dit land associeert. Al tientallen jaren is Nederland een lichtend voorbeeld voor andere donoren, zowel wat betreft de kwantiteit van de steun als de kwaliteit ervan. De laatste tijd is de ontwikkelingshulp van overheidswege enigszins teruggelopen, ookal behoort uw land nog steeds tot de meest vrijgevige. Ik wil op u hetzelfde beroep doen dat ik op alle donorpartners doe: in tijden van recessie, tijden waarin bezuinigingen noodzakelijk worden geacht, vergeet dan niet de erbarmelijke omstandigheden waar de publieke ontwikkelingshulp iets aan wil verhelpen. Het bieden van effectieve hulp van hoge kwaliteit tekent het karakter van een land. Begrotingsposten voor ontwikkelingshulp zijn in tijden van recessie bijzonder kwetsbaar. Ontwikkelingshulp mag echter niet worden beschouwd als een aardige liefhebberij. Om te waarborgen dat onze vrijheid ook in de komende tijd blijvend zal zijn, moeten we de waarden uit de naoorlogse periode die zulke positieve resultaten hebben gehad van nieuwe lading voorzien. Het is tijd om opnieuw om te zien naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, tijd om te erkennen hoe belangrijk haar bepalingen zijn voor onze vrijheid en ons welzijn. Het is een levend document, het geboorterecht van iedereen die na 1948 is geboren.
Ik keer terug naar Nelson Mandela, omdat hij ons zo duidelijk de weg heeft gewezen. Zijn landgenoot, de schrijver J.M. Coetzee schreef: ‘Hij was, en werd ten tijde van zijn dood algemeen beschouwd als, een groot man (...) een begrip dat bezig is te verdwijnen in de schaduw van de geschiedenis.’ Bij nader inzien verbaast het me niet dat Mandela jonge mensen zo aanspreekt. Zij zijn idealistischer dan hun ouders. Zij herkennen mensen met idealen, mensen die voor hun idealen tot offers bereid zijn. Hun idealisme is iets om te koesteren. Laten we inspiratie putten uit Madiba’s woorden. In zijn autobiografie De lange weg naar de vrijheid schreef hij: ‘Niemand wordt geboren om een persoon met een andere huidskleur, achtergrond of geloof te haten. Mensen leren te haten. Maar als ze kunnen leren haten, kan hun ook worden geleerd om lief te hebben, want een mensenhart is ontvankelijker voor liefde dan voor haat.’