Martin Luther King jr. lezing door prof.dr. Jan Peter Balkenende, 4 april 2011 Beyond the call of duty Dames en heren, De dag voordat hij werd vermoord, op 3 april 1968, hield dr. Martin Luther King jr. een preek in de Mason Temple in Memphis. Een prachtige preek. Een historische preek, niet in de laatste plaats omdat hij leek te preluderen op zijn naderende noodlot. In die preek verwees hij naar het Bijbelverhaal over de barmhartige Samaritaan. Hij zei: “Jesus ended up saying, this was the good man, because he had the capacity to project the ‘I’ into the ‘thou’ and to be concerned about his brother.” Een krachtige boodschap van King. Eén van de velen. Ik heb me in de voorbereiding op deze lezing weer eens verdiept in zijn werk. Het was een bijzonder aangename herontdekking. King heeft ons zoveel te vertellen, zoveel te leren. Het is onmogelijk niet geraakt te worden door zijn levensverhaal.Onmogelijk niet geïnspireerd te raken door zijn woorden. Onmogelijk niet door hem aan het denken te worden gezet. Aan het denken over de tijd van toen en de ongelijkheid waar hij tegen vocht. Niet met wapens, maar met woorden. En aan het denken over de tijd van nu. Welke strijd voeren wij vandaag? Wat zijn de uitdagingen van deze tijd, van onze generatie? Het is goed zo nu en dan een moment van reflectie in te bouwen. Ik wil VUconnected en De Boskant dan ook hartelijk dank zeggen voor de uitnodiging om hier de Martin Luther King jr. lezing 2011 uit te spreken. Een illuster gezelschap ging mij voor. James Kennedy, Paul Scheffer en Jesse Jackson. Ik vind het een eer dat mijn naam aan deze lijst wordt toegevoegd. Vandaag tijdens deze vierde Martin Luther King lezing wil ik nader ingaan op the capacity to project the ‘I’ into the ‘thou’. Ik vertaal dat maar even losjes als het vermogen om het ‘mij’ in het ‘jij’ te zien. De belangen van anderen laten meewegen in jouw gedrag en handelingen. Onbaatzuchtigheid dus. King heeft het er ook over in zijn preek ‘On being a good neighbor’, die staat in zijn bekende boek Strength to love. Volgens King kwam de bovenmatige onbaatzuchtigheid van de barmhartige Samaritaan voort uit “his willingness to go far beyond the call of duty”. Dat spreekt mij zeer aan. Het gaat dan over verantwoordelijkheid en over de manier waarop je daar als mens invulling aan geeft. Verantwoordelijkheid kan beperkt blijven tot het 1
uitvoeren van de toegewezen taak en het exact nalopen van de regels. In het christelijksociaal denken noemen we dat de functionele verantwoordelijkheid. In de volksmond wordt wel gesproken over ‘nimfo’s’: niet in mijn functieomschrijving! Ik denk - met King - dat we iets substantiëlers nodig hebben. Dat werkelijke verantwoordelijkheid betekent dat het ‘mij’ en het ‘jij’ worden verenigd. Dat iemand niet alleen doet waartoe hij wettelijk of feitelijk verplicht is, maar ook kijkt naar de implicaties van zijn gedrag, zijn uitspraken, zijn keuzes. En breder nog: naar de aard, zin en maatschappelijke betekenis ervan. Deze verantwoordelijkheid gaat samen met een moreel besef en met de bereidheid to go far beyond the call of duty. Die bereidheid is hard nodig. De uitdagingen waar deze generatie voor staat zijn andere dan die in de tijd van King, maar ze zijn niet minder fundamenteel en indringend. De wereld herstelt langzaam van de financiële en economische crisis. Economische activiteit komt weer mondjesmaat op gang en noodzakelijke hervormingen worden doorgevoerd. Ik kan niet zeggen dat alle lessen van de crisis zijn geleerd, maar ze zijn gelukkig ook nog niet vergeten. De wereld ziet zich bovendien geconfronteerd met een hele reeks problemen die geen enkel land alleen kan oplossen. Ik denk aan de klimaat-, voedsel-, en watercrisis. Maar ook aan de toekomst van onze energievoorziening, het realiseren van de Millennium Ontwikkelingsdoelen, het debat over vrijhandel en andere vraagstukken op financieeleconomisch gebied. En dan heb ik het niet eens over alle turbulente ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Stuk voor stuk zaken die nationale grenzen overstijgen en nauw met elkaar samenhangen. Het zijn deze mondiale uitdagingen die vragen om mondiale actie. Actie waarbij een morele component niet mag ontbreken. Dat klinkt misschien abstract en een beetje hoogdravend. Laat ik het daarom concreet maken en uit de doeken doen hoe verantwoordelijkheid in combinatie met moreel besef anno 2011 vorm zou kunnen krijgen. Ik wil me buigen over drie verschillende niveaus. Ik begin op het wereldtoneel en focus me daarbij op naties en overheden. Daarna ga ik in op de rol van het bedrijfsleven. En ik eindig dicht bij huis, bij hoe ieder mens persoonlijk invulling kan geven aan verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid van naties en overheden Maar eerst het wereldtoneel. Vorige week was ik in Singapore op uitnodiging van Kishore Mahbubani, de auteur van het boek De eeuw van Azië en rector van de Lee Kuan Yew School of Public Policy. Ik heb daar uitvoerig met hem en andere denkers van gedachten mogen wisselen over de toestand in de wereld om het maar even op zijn G.B.J. Hiltermanns te zeggen. Wie de boeken van Mahbubani heeft gelezen weet hoe hij erover denkt: er zal een mondiale machtsverschuiving plaatsvinden van het Westen naar het Oosten. 2
De analyse van professor Mahbubani bevat veel waars. Azië is booming en de Aziaten ontlenen daar terecht veel zelfvertrouwen aan. Maar ik heb er in Singapore op gewezen dat ze daar het potentieel en de kracht van Europa niet moeten onderschatten. Europa bewijst al jaren dat het beschikt over dynamiek en een groot aanpassingsvermogen. En daar komt nog iets bij. Ik geloof niet dat één werelddeel de wereldmacht krijgt. Zelf praat ik daarom liever niet over het verschuiven van macht, maar over het delen van macht. De tijd dat de wereld wordt beheerst door soevereine natiestaten en hun leiders is voorbij. De Indiase Amerikaan Parag Khanna laat dit in zijn boek How to run the world in mijn ogen overtuigend zien. Ik deel zijn analyse dat door de globalisering de macht van nationale overheden uitholt. Nieuwe spelers dienen zich op het wereldtoneel aan: nieuwe economieën, multinationals, machtige families, filantropen, religieuze groeperingen en onafhankelijke hulporganisaties. Natuurlijk blijven overheden taken uitoefenen, maar zij zullen dat veel meer in samenspel met anderen doen. Nauw samenwerken is een kerncompetentie van overheden in deze 21e eeuw. Samenwerken met andere landen, maar ook samenwerken met bedrijven, instellingen en ngo’s. Ieder onderwerp, iedere uitdaging, iedere ‘klus’ vereist het smeden van een nieuwe coalitie. En dat is een extra reden waarom ik denk dat Europa een prominente rol zal blijven spelen in de wereld. We zijn niet alleen ervaren, maar ook bedreven in intensief met elkaar samenwerken. Wij Europeanen smeden immers al coalities sinds de tijd van kolen en staal. Verantwoordelijke landen gaan dus actief op zoek naar samenwerkingsverbanden. Maar verantwoordelijke landen (en overheden) kijken ook verder dan het pure eigenbelang. Zij realiseren zich – in de woorden van King – “that wealth always comes as a result of the commonwealth”. Daarom hecht ik zoveel waarde aan het op een hoger plan brengen van het leef- en ontwikkelingsniveau van mensen in ontwikkelingslanden. Nog steeds moeten bijna 2,5 miljard mensen rondkomen van minder dan twee dollar per dag. Nog steeds hebben miljarden mannen en vrouwen onvoldoende toegang tot scholing, gezondheidszorg, veilig drinkwater en andere basisvoorzieningen. En nog steeds is de verspreiding van malaria en hiv geen halt toegeroepen. Het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen verloopt moeizaam. Er moet een tandje bij. Uit solidariteit. Uit fatsoen. En uit het besef dat iedereen wint als het ‘mij’ en het ‘jij’ verenigd worden.
3
De verantwoordelijkheid van bedrijven Het realiseren van de Millennium Ontwikkelingsdoelen en het beantwoorden van de centrale vragen van deze tijd – energie, klimaat, water, voedsel, economische stabiliteit – is te veelomvattend en complex om over te laten aan overheden en de publieke sector. Dat brengt mij bij het tweede deel van mijn lezing, namelijk de verantwoordelijkheid van bedrijven. Daarmee doel ik vanzelfsprekend op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Iedere ondernemer heeft een sociale verantwoordelijkheid en zou daar naar moeten handelen. Niet omdat een ‘groen’, of ‘duurzaam’, of ‘sociaal’ etiket goed is voor het imago en de verkoopcijfers. Maar omdat zij zich werkelijk verantwoordelijk voelen voor hun omgeving, voor de lange termijn en voor hun rol in het geheel. En dat dat heel goed kan, bewijzen drie toonaangevende Nederlandse ondernemingen. Zoals de volgens The Financial Times duurzaamste bank ter wereld, de Triodos Bank. Bij hen staat vergroening van de economie als doel voorop. Bij hen geen bonussysteem dat medewerkers prikkelt zich te concentreren op winstmaximalisatie op de korte termijn en het najagen van eigen gewin. Maakt deze bank winst, dan ontvangen alle medewerkers een winstuitkering van 300 euro, ongeacht hun functie of salaris. Bij hen sterk het besef dat een bank een maatschappelijke functie heeft. Bestuursvoorzitter Peter Blom beschrijft het zo: “Ik kijk naar de context en niet naar een enkel doel: hoe kom je als bancaire sector samen verder? Ik wil als bankier niet in een hokje zitten, maar vol in de samenleving staan en nadenken over het voorkomen van een nieuwe crisis.” Met een dergelijk maatschappelijk bewustzijn gaat deze bank beyond its call of duty. Dat doet ook het chemieconcern Koninklijke DSM. Dit bedrijf zet zich actief in voor de Millennium Ontwikkelingsdoelen, onder meer door een belangrijke bedrage te leveren aan het VNwereldvoedselprogramma. Ook wil DSM wereldwijd een voortrekkersrol spelen in een alliantie van bedrijven die op zoek is naar vergaande CO2-besparing. Ze willen de lat hoger leggen en zichzelf doelen opleggen die verder gaan dan waar landen nu over spreken. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is voor DSM geen kwestie van alleen goede sier maken. Het is intrinsiek onderdeel van het bedrijfsproces, inclusief transparantie, verslaglegging en het afleggen van verantwoording. “Duurzaamheid is tegenwoordig een business driver”, aldus topman Feike Sijbesma. “Daarop baseren we onze strategie en verdienen we ons geld.” Geld verdienen wil ook energiebedrijf Eneco, maar ze hebben daarbij wel oog voor de omgeving en voor duurzaamheid. Eneco is een partnerschap aangegaan met het Wereld 4
Natuur Fonds – over het vermogen om interessante coalities te smeden gesproken. Samen willen ze een duurzame revolutie ontketenen door complete wijken volledig klimaatneutraal te maken. En dan niet nieuwbouwwijken, dat is relatief makkelijk te realiseren, maar oude wijken waar kostbare energie nu eenvoudig vervliegt. Wijken volledig duurzaam maken door decentraal opgewekte energie, dat is de gedachte. En dan niet omdat wijken dat moeten, maar omdat wijken dat willen. Jeroen de Haas, directeur van Eneco, zei het onlangs zo: “De grote veranderingen op energiegebied komen niet van de grote energiebedrijven, en ook niet van de overheid. De grote veranderingen komen van onderen, uit de wijken. De burgers lopen nu voorop. En wij willen dat faciliteren.” Inspelen op een beweging uit de maatschappij, zoiets doet mijn christen-democratisch hart natuurlijk goed. Ik geloof heilig in de kracht van burgers. In de kracht van mensen die samen in hun buurt of vereniging dingen voor elkaar boksen. Verbeteringen tot stand brengen. Verantwoordelijkheid nemen. De verantwoordelijke mens En dat brengt mij bij het derde en laatste deel van mijn betoog. Hoe kan ieder mens persoonlijk invulling geven aan verantwoordelijkheid? Het antwoord ligt voor de hand. Het ‘mij’ in het ‘jij’ is te ontdekken door het doen van vrijwilligerswerk. Gelukkig doen we dat in Nederland massaal. Structureel, maar ook incidenteel. Dat blijkt wel weer uit het succes van de jongste editie van NL Doet, het initiatief van het Oranje Fonds. Op 18 en 19 maart staken ruim 300.000 mensen vrijwillig de handen uit de mouwen in Nederland en op Bonaire. Een record. Sociale betrokkenheid leeft. Sterker nog: sociale betrokkenheid maakt leefbaar. Dat ondervond ik eerder dit jaar ook weer toen ik een werkbezoek bracht aan Exodus, een organisatie die opvang en ondersteuning biedt aan ex-gedetineerden en gedetineerden in de laatste fase van hun straf die gemotiveerd zijn uit de criminaliteit te stappen. De bevlogenheid en betrokkenheid van mede-oprichter Jan Eerbeek raakte mij diep. In 1981 wilden een aantal rooms-katholieke en protestante justititiepastores die werkten in de Scheveningse gevangenis ‘iets’ opzetten voor ex-gedetineerden. Nu staan er verspreid over het land elf Exodushuizen en ondersteunen meer dan 1850 vrijwilligers jaarlijks bijna 5000 gedetineerden, ex-gedetineerden en hun familieleden. Een fantastische prestatie. Vrijwilligerswerk, je belangeloos inzetten voor een ander is één manier om je substantieel verantwoordelijk op te stellen. Maar ook in of op je werk kun je a willingness to go far beyond 5
the call of duty tentoonspreiden. Iemand die dat bijvoorbeeld doet is Roberta die als welzijnsmedewerker werkt bij Zorgcentrum Rosendael in Utrecht. Het is haar functie om het leven van de demente ouderen op haar afdeling aangenamer te maken. Dat doet ze ook. En hoe. Ze steekt enorm veel tijd, energie en liefde in haar werk. Maar daar blijft het niet bij. Ze smeedt coalities met de mensen van de stadstuin, met gemeenteambtenaren, met ondernemers, met familieleden van de bewoners, met schoolbestuurders en leraren, met vrijwilligers, met buurtbewoners, met iedereen eigenlijk. Allemaal om uitjes te kunnen organiseren voor de ouderen. Om leuke activiteiten op touw te zetten waar bewoners van het zorgcentrum en eenzame buurtbewoners samen van kunnen genieten. Om vrijwilligers en geldpotjes op die sporen zodat de woonkamers en de tuintjes van het complex opgeknapt kunnen worden en meer sfeer en gezelligheid uitstralen. Roberta gaat door roeien en ruiten voor haar bewoners. En daarvoor verdient zij niet alleen alle lof, maar ook alle ruimte. We moeten zuinig zijn op mensen als Roberta. Maar ook zuinig op bedrijven als Triodos, DSM en Eneco. En op politici en bestuurders die beseffen dat samenwerken niet een teken van zwakte is, maar van kracht en gezond verstand. En die begrijpen dat het uit de armoede helpen van mensen in ontwikkelingslanden ook jezelf kan verrijken. Dames en heren, Ik kom tot een afronding. Het valt mij op dat er in kranten nog steeds gesproken wordt over de balkenendenorm. Daar heb ik op zich geen bezwaar tegen, maar ik zou er graag een andere invulling aan willen geven. De nieuwe balkenendenorm houdt wat mij betreft verband met verantwoordelijkheid, rekenschap en onbaatzuchtigheid. Een norm over karakter, want daar komt het nu meer dan ooit op aan. In de woorden van Martin Luther King: “The ultimate measure of a man is not where he stands in moments of comfort and convenience, but where he stands at times of challenge and controversy.” Laten we daarom karakter tonen. Zo handelen dat het ‘mij’ en het ‘jij’ wij wordt. En als ons dat lukt, dan bewijzen we volgens mij dat het wel degelijk mogelijk is dromen te laten uitkomen. Ik dank u wel.
6