MANUAL LABORATORIUM AUTOKLAAF
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
Juni 1984
Atrteur srecht.
Alle rechten vallen onder het auteursrecht van de Koninklijke Ad. Linden Jr. B.V. Geen enkel deel of delen van dit manual mag worden gecopieerd, opgeslagen in opvraagbare tekstverwerkers, overgebracht op computersystemen, omgezet of vertaald in andere talen en/of computertalen of op andere wijze, electrisch, mechanischr magnetisch, optisch, chemisch, met de hand of op andere wijze zonder de schriftelijke toestemming van : de Koninklijke Ad. Linden Jr. B.V. Fruiteniersstraat 27, 3334 KA
Zwijndrecht.
Aansprakelijkheid. De Koninklijke Ad. Linden Jr. B.V. neemt geen verantwoordelijkheid en/of aanspraak en/of garantie omtrent de inhoud van dit manual en wijst iedere aanspraak op vergoeding, op vergissingen of mis-aanwijzingen af. Verder reserveert de Koninklijke Ad. Linden Jr. B.V. de rechten om revisie van deze publicatie en eventuele wijzigingen van de inhoud uit te voeren, zonder dat de bezitter van deze wijziging in kennis wordt gesteld.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
INHODDSOPGAVE Biz Inleiding
1
II
Steriliseren
2.0. 2.0.1. 2.0.2. 2.0.3.
Micro organismen Indeling Vermenigvuldiging Vernietiging
2.1. 2.1.1.
Sterilisatie algemeen Sterilisatiedosis door overkill
2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.2.4. 2.2.5.
Stoom Eigenschappen van stoom Verzadigde stoora Invloed van lucht Oververhitte stoom Invloed van gecondenseerde stoom
8 9 10 11 11
2.3. 2.3.1. 2.3.2,
Sterilisatie temperatuurmeting In de lading In de uitlaat
12 12 13
III
Onderdelen waaruit de autoklaaf is opgebouwd
14
3.1. 3.1.1. 3.1.2. 3.1.3.
Ketel Wanden Deksel Pakking
14 14 14 14
3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3.
Verwarmingsinrichting Voedingswater Werking Appendages
14 15 15 15
3.3. 3.3.1. 3.3.2.
Gondensor Doel Principewerking van de condensor
16 16 16
3.4. 3.4.1. 3.4.2. 3.4.3. 3.4.4. 3.4.5.
Randapparatuur Drukopnemer Temperatuuropnemer Temperatuurregelaar Drukregelaar Schakelklok
16 16 16 18 19 19
3.5.
Ventiel ontluchting
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
IV
Testen
21
4.1.
Chemische testen
21
4.2. 4.2.1. 4.2.2.
Fysische testen Indicatoren Meten van fysische grootheden
21 21 22
4.3.
Micro biologische test
22
V
Procesbeschrijving
23
5.1.
Vullen van de autoklaaf
23
5.2.
Sluiten van de deksel
23
5.3.
Voorvacuum
23
5.4.
Opwarmen
24
5.5.
Steriliseren
24
5.6.
Afblazen
25
VI
Belading
26
VII
Validatie van de sterilisatieprocessen
27
VIII
Onderhoud Pakking Sterilisatieruimte Stoomopwekking
28 28 28 28
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
—1— I
Inleiding
In vroeger eeuwen was men niet op de hoogte van het bestaan van micro organismen. Sommige mensen vermoedden wel dat er heel kleine zaadjes moesten bestaan. Zij dachten dat er een verband was tussen deze kleine zich snel vermeerderende ziektevoortbrengende zaadjes en het uitbreken van een epidemie. Aantonen konden zij de "zaadjes" echter nooit. Eerst in de 17 e eeuw ontdekte Antoni van Leeuwenhoek een aantal grote bacterien. Twee eeuwen later, in de 19 e eeuw, toonde Louis Pasteur aan dat gekookte infuus vloeistoffen alleen maar bacterien bevatten als deze vloeistoffen na het koken in aanraking waren geweest met lucht. Hierdoor was bewezen dat bacterien in de gekookte vloeistof niet vanzelf "uit het niets" onstonden, maar dat een aantal bacterien uit de lucht in de vloeistof waren doorgedrongen en zich "normaal" hadden vermeerderd. Met het verstrijken van de jaren groeide de kennis omtrent de micro organismen. Men ontdekte dat bacterien slecht tegen de hitte kunnen en men toonde aan dat het aantal succesvolle operaties aanzienlijk stijgt als steriele instrumenten worden gebruikt en de operatieruimte zo steriel mogelijk is. Heden ten dage is de kennis omtrent de meeste micro organismen vrij groot. Men weet globaal op welke voorwerpen bepaalde micro organismen voorkomen, men weet hoe zij zich gedragen, men weet welke micro organismen het moeilijkst zijn te doden, men weet dat het voor talloze toepassingen noodzakelijk is micro organismen te doden en men weet hoe deze micro organismen gedood moeten worden. Dit doden van micro organismen kan op een aantal manieren geschieden. Zo zijn er bijvoorbeeld methoden die gebruik raaken van verhitting, van chemische middelen en van straling. De twee belangrijkste methoden zijn wel : Het doden van de micro organismen door middel van verhitting en door middel van chemische middelen. De Linden stoomsterilisator, waarvoor deze gebruiksaanwijzing is bestemd, doodt de micro organismen door middel van verhitting. Als verhittingsmiddel wordt hierbij stoom gebruikt. De belangrijkste gegevens die voor kennis van het proces, voor onderhoud en bediening van de stoomsterilisator nodig zijn, worden in het navolgende gegeven.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
—2— II
Steriliseren
2.0.
Micro organismen.
2.0.1.
Indeling.
Micro organismen zijn niet met het blote oog zichtbare organismen. Ze kunnen in verschillende groepen worden ingedeeld : dierlijke De dierlijke micro organismen worden protozoen (= oerdieren) genoemd. Ze zijn verantwoordelijk voor het verwekken van dysenterie, hepatitus (leverontsteking) en malaria. plantachtige De micro organismen die tot de planten gerekend worden kunnen onderverdeeld worden in : schimmels en gisten, bacterien en virussen . - schimmels en gisten Schimmels, waarvan de grotere soorten bekend zijn als paddestoelen, zijn de meest ontwikkelde micro organismen. Zij kunnen hitte bestendige giftstoffen, zoals aflatoxinen, vormen. Deze aflatoxinen kunnen onder andere voorkomen in graanprodukten, rij st en pinda's. - bacterien Bacterien zijn ongeveer 10 maal kleiner dan gisten en schimmels. Ze zijn doorzichtig en dus moeilijk onder de microscoop waarneembaar . In 1884 ontdekte Hans Gram een methode om bacterien te kleuren. Nog heden worden de Gram positieve bacterien (blauw) en Gram negatieve bacterien (rood) gebruikt. Als de omstandigheden voor de bacterien slechter worden, vormen sommige bacterien (de bacillen) sporen. De "huid" van zo'n bacterie wordt dan harder en er is een spore ontstaan. Deze spore kan veel beter tegen de warmte dan de overeenkomstige bacterie. - virussen Virussen zijn ongeveer 10 maal kleiner dan bacterien. Ze zijn verwekkers van de bekende ziekten als kinderverlamming, rode hond, griep, mazelen, verkoudheid en hepatitis A-en B. Een belangrijke eigenschap van virussen is da* ze zich niet zelf kunnen vermeerderen. Ze hebben daarvoor 1-vend materiaal nodig.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
2.0.2.
Vermenigvuldiging.
De vermenigvuldiging van een micro organisme wordt bepaald door de volgende omstandigheden : - hoeveelheid voedingsstoffen - de zuurgraad van de omgeving - de zuurstofconcentratie van de omgeving - d e temperatuur van de omgeving Wat betreft dit laatste kan het volgende gezegd worden : 0 -
7°C
10 -
50°C
Temperatuur
62 - 100°C 100 - 120°C
betrekkelijk weinig tot geen vermenigvuldiging. ideaal voor vermenigvuldiging van bacterien. afdoding meeste bacterien. afdoding van de sporen bij natte hitte gedurende 2 uur.
De vermenigvuldiging van bijvoorbeeld een bacterie geschiedt door deling. De bacterie breekt na het vormen van een dwarswand middendoor, de twee helften groeien uit tot de oorspronkelijke grootte en kunnen op hun beurt in tweeen delen. Als de omstandigheden (zie hiervoor) gunstig zijn kan dit erg snel gaan. Een bacterie die zich in 20 minuten deelt, heeft in 9 uur tijd ongeveer 130 miljoen nakomelingen. 2.0.3.
Vernietiging.
De salmonella, typhi en paratyphi zijn darmkanaal bacterien en verwekkers van tyfus en paratyfus. Er zijn zo'n 1300 verschillende typen. Ze komen voor in oppervlakte water en in maag- en darmkanaal van mens en dier. De vernietiging van zo'n bacterie is in figuur 2.0.1. te zien.
Figuur 2.0.1 a Levende bacterie
K O N I N K L I J K E
Figuur 2.0.1 b Vernietigde bacterie
AD
L I N D E N
J R
B V
-4In figuur 2.0.1a is de bacterie (28000 x vergroot) levend te zien. Het witte gedeelte van de bacterie wordt net zogenaamde protoplasma genoemd. Het protoplasma van een eel in het algemeen is het gedeelte binnen de celwand met uitzondering van de kern (n.b. een bacteriecel heeft geen kern, het protoplasma is dus alles binnen de celwand). in figuur 2.0.1b zijn twee dezelfde bacterien te zien nadat ze gedurende 10 minuten bij 50°C in een zinkoplossing hebben gezeten. Het protoplasma is nu grotendeels vernietigd. De vernietiging wordt in veel gevallen uitgevoerd door de micro organismen te verhitten. Hierbij wordt nog onderscheidt gemaakt in droge verhitting en natte (stoom) verhitting. Men weet nog niet precies hoe deze vernietigingsprocessen werken, wel wordt algemeen aangenomen dat de micro organismen bij droge verhitting dood gaan doordat ze oxideren en dat ze bij natte verhitting dood gaan doordat een belangrijk eiwit in de eel vernietigd wordt. Dit laatste proces verloopt aanzienlijk sneller dan het eerste. Het vernietigen van de belangrijke eiwitten van de eel kan behalve met stoom (natte verhitting) ook met bijvoorbeeld alkoholen en fenolen. Het doordringen van de celwand om het eiwit te bereiken gaat echter met stoom beter (stoom heeft een groot doordringingsvermogen, zie paragraaf 2.2.1.). In figuur 2.0.2. is de vernietiging van sporen van Bacillus Stearothermophilus weergegeven. In figuur 2.0.2a en b zijn de typische kenmerken van sporen te zien als deze niet verhit worden. Het effect van een verwarming bij 100°C gedurende 30 minuten is te zien in figuur 2.0.2c. De behandeling veroorzaakt het zwellen van de spore met kraken of splijten van een eind. In figuur 2.0.2d is het effect van een verhitting bij 115°C gedurende 15 minuten te zien. De sporen zijn nu verder opengebroken waardoor de inhoud naar buiten stulp en vernietiging optreedt.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
F iguur
K O N I N K L I J K E
. -J van s p o r e n \- a n .ophi l y s
A D .
L I N D E N
J R . B
V
2.1
Sterilisatie algemeen
Sterilisatie door verhitting heeft als doel micro organismen gedurende een bepaalde proefondervindelijke tijdsduur aan een vast aangenomen temperatuur bloot te stellen, waardoor deze. micro organismen afsterven. Twee belangrijke variabelen die dit afstervingsproces bepalen zijn de zogenaamde D- en Z-waarden. De D-waarde is de tijd in minuten bij een bepaalde temperatuur, die nodig is om het aantal levende micro organismen met een factor 10 te verminderen. De Z-waarde is het temperatuurverschil in °C dat nodig is om de D-waarde met een factor 10 te verminderen. Om bovenstaande definities te verduidelijken is in figuur I de afstervingscurve voor sporen van de bacterie Bacillus Stearothermophilus weergegeven.
121oC sterilisatietemperatuur C CO
o o c o ^ O
Tijd in min. Figuur 1.
Afstervingscurve voor sporen van Bacillus stearothermophilus.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
-7Uitgaande van een begin aantal sporen van 1 miljoen en een sterilisatietemperatuur van 121°C volgt uit figuur 1 : na 2 minuten is het aantal 105, na 4 minuten 10^, na 6 minuten 103 etc. Oftewel, na iedere 2 minuten is het aantal sporen met een factor 10 verminderd. De D-waarde voor dit micro organisme bij een temperatuur van 121°C is 2 minuten. Wordt hetzelfde aantal sporen blootgesteld aan verzadigde stoom van 128°C dan blijkt dat na iedere 0,2 minuten het aantal sporen met een factor 10 is verminderd. De D-waarde van dit micro organisme bij een temperatuur van 128°C is dus gelijk aan 0,2 minuten. Een vergelijk tussen de twee bovenstaande D-waarden leert, dat er een temperatuursverhoging van 7°C voor nodig is, om de Dwaarde een factor 10 te verminderen. De Z-waarde voor dit micro organisme is dus gelijk aan 7°C. 2.1.1.
Sterilisatiedosis door overkill.
Wanneer het aantal micro organismen, het soort micro organisme, de bijbehorende D- en Z-waarde bekend zijn, kan exact worden vastgesteld hoelang verhit moet worden om de micro organismen te doen afsterven. Als dit alles niet bekend is kan men uitgaan van Bacillus Stearothermophilus die algemeen aanvaard wordt als het micro organisme dat de langste sterilisatietijden nodig heeft, het "taaiste" is. Als dit micro organisme gedood wordt, dan worden zeker de overige micro organismen gedood. Om de zekerheid nog te vergroten wordt een extra 50% sterilisatietijd toegevoegd. Voor deze overkill dosis volgt dan 12 minuten afstervingstijd + 6 minuten veiligheidsmarge = 18 minuten bij 121°C of 20 minuten bij 120°C. Een andere overkill dosis is op hetzelfde micro organisme gebaseerd, maar nu bij een sterilisatietemperatuur van 134°C. De benodigde steri1isatietijd is dan : 2 + 1 = 3 minuten. Bovenstaande overkill dosis : 20 minuten bij 120°C en 3 minuten bij 134°C zijn vastgelegd in de Nederlandse Farmacopea en worden als norm in Nederland gebruikt.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
-82.2.
Stoom.
Tot na toe is in deze gebruiksaanwijzing wel geschreven over net gebruik van stoom maar de reden waarom stoom gebruikt wordt is nog niet gegeven. In deze paragraaf worden enige eigenschappen van stoom vermeld, waaruit zal blijken dat stoom bijzonder geschikt is voor het steriliseren van goederen. 2.2.1.
Eigenschappen van stoom•
Onder stoom verstaat men zuivere waterdamp, dus water in gasvormige toestand, in het bijzonder wanneer deze dient voor het overbrengen van energie. De temperatuur en de daarbij behorende druk zijn proefondervindelijk vastgesteld en vastgelegd in een stoomtabel. en sprekend voorbeeld van het ontstaan van stoom is het koken van water in een fluitketel. De ketel wordt op het vuur gezet, vaarna het water opgewarmd wordt. Het water wordt steeds warmer tot het gaat koken. De temperatuur van het water zal dan niet neer stijgen (de temperatuur zal ongeveer 100°C zijn), de toegevoerde warmte wordt volledig benut om het water om te etten in stoom. Ook de temperatuur van de gevormde waterdamp (die gelijk is aan de temperatuur van het water) zal zolang er iog water in de fluitketel zit niet veranderei.. 3toom maakt het mogelijk materiaal snel te verhitten, waarbij ie warmte snel in het materiaal doordringt. Dit zijn de twee sigenschappen die stoom zo bijzonder geschikt maken voor een sterilisatieproces. en bijkomend voordeel is dat stoom gemakkelijk te maken is en at water overal op de wereld in grote hoeveelheden aanwezig s. Het grote verwarmingsvermogen van stoom is als volgt te verlaren. Het maken van stoom uit- water kost veel energie. Deze nergie is opgebouwd uit twee gedeelten : energie nodig voor het verwarmen van water tot het kookpunt, bij atmosferische ciruk 100°C, en het omzetten van heetwater met een kooktemperatuur naar damp met diezelfde kooktemperatuur. Voor het eerste gedeelte is 4,2 kJ (= 1 kcal) per graad Celsius per i.iter water nodig terwijl voor het tweede gedeelte ongeveer ;!270 kJ (= 540 kcal) per liter water nodig zijn. Vooral dit verdampen kost veel energie. Als nu stoom in aanraking komt met coederen die een lagere temperatuur hebben dan zal de stoom condenseren (= van de dampvorm overgaan in de vloeibare vorm), vraarbij de grote hoeveelheid verdampingsenergie weer vrijkomt en gebruikt wordt om de goederen snel^op te warmen.
K O N I N K L I J K E
A
D
.L I N D E N
J
R
.
B
V
-9Het grote doordringingsvermogen van stoom is op de volgende manier te verklaren. Als 1 liter water wordt omgezet in stoom, bij een atmosferische druk, dan wordt ruim 1600 liter stoom gemaakt. Als nu de warme stoom in aanraking komt met de koude goederen zal condensatie optreden waarbij een enorme volumevermindering zal ontstaan, van 1600 liter naar 1 liter. Door deze volumevermindering ontstaat veel ruimte voor nieuwe stoom die dan ook onmiddellijk aangezogen wordt. Stoom dringt hierdoor erg goed door in, poreuze, goederen. 2.2.2.
Verzadigde stoom.
Bovenstaande eigenschappen (groot verwarmingsvermogen en goed doordringingsvermogen) zijn alleen geldig voor verzadigde stoom. Bij het koken van water stijgen stoombelletjes door het water naar boven. Aan de oppervlakte gekomen barsten de belletjes open en de stoom wordt in de ruimte "geblazen". Deze stoom wordt verzadigde stoom genoemd, de ruimte boven het water is volledig verzadigd met waterdampdeeltjes. In zo'n geval is er een eenduidig verband tussen druk en temperatuur. Dat wil zeggen bij een bepaalde temperatuur hoort een bepaalde druk en omgekeerd. In tabel 2.1 is dit verband weergegeven. Tabel 2.1
Stoomdruk in baro
1
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6
Verband tussen temperatuur en druk van verzadigde stoom. Temperatuur in °C 100,0 102,7 105,1 107,4 109,6 111,6 113,6
1,8 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 2,6 2,8 3,0 3,5 3,8
117,1 120,4 123,5 126,3 128,9
K O N I N K L I J K E
Stoomdruk in baro
A D .
L I N D E N
Temperatuur in °C 131,4 133,7 134,8 135,9 137,0 138,0 139,0 140,0 141,9 143,8 148,0 150,4
J R .
B V
- i- J -
Dit verband kan weer geillustreerd worden met de fluitketel. Stel dat de fluitketelopening niet helemaal open is, tnaar slechts gedeeltelijk open is. Als het water kookt zal de stoom dan moeilijker kunnen ontwijken : de druk in de fluitketel is dan hoger (bv. 131 kpa = ca. 0,3 bar boven de atmosferische druk). Omdat de stoom verzadigd is zal de temperatuur volgens de vergelijkingstabel van verzadigde stoom ook hoger zijn (in dit geval ca. 107°C). Verzadigde stoom is nog te onderscheiden in droge en natte verzadigde stoom. Als de warmtetoevoer naar het kokende water voldoende laag is, dan stijgen de belletjes betrekkelijk langzaam naar boven. De gevormde stoom is dan vrij van meegesleurde waterdeeltjes en wordt droog genoemd. Als de warmtetoevoer groot is dan stijgen de belletjes snel naar boven. Het openbarsten van de bolletjes gaat heviger, waardoor er waterdeeltjes in de stoom meegesleurd worden : natte verzadigde stoom. Tussen de druk en de temperatuur van natte en droge verzadigde stoom geldt hetzelfde verzadigingsverband (zie de vergelijkingstabel voor verzadigde stoom). Het verschil tussen droge en natte stoom wordt ook wel uitgedrukt in een percentage vochtgehalte. Des te natter de stoom des te hoger dit percentage. Het vocht kan alleen door externe warmtetoevoer weer in damp worden omgezet. De negatieve invloed van het vocht in de stoom wordt in paragraaf 2.2.5. beschreven. 2.2.3.
Invloed van lucht.
Als er in een hoeveelheid stoom lucht aanwezig is dan wordt de totale druk van dit mengsel bepaald door het optellen van de afzonderlijke drukken van de stoom en de lucht. De temperatuur daarentegen wordt bepaald door de aanwezige stoom. Zo'n mengsel geeft in vergelijking met verzadigde stoom bij eenzelfde druk een lagere temperatuur. Andere negatieve effecten van lucht in stoom zijn de volgende : de stoom en lucht kunnen mengen. In de diverse delen van de sterilisatieketel kunnen verschillende "mixen" ontstaan. Onderin is bijvoorbeeld meer lucht aanwezig dan bovenin. De temperaturen in de diverse delen van de ketel zullen hierdoor onderling verschillen.
K O N I N K L I J K E
A
D
.L I N D E N
J
R
.
B
V
-11Als men een sterilisatieketel met een stoom/lucht mengsel gaat verhitten dan wordt de temperatuur, die al lager is dan bij verzadigde stoorn, pas na een lange verhi ttingsti jd bereikt. Een laatste negatief effect is het feit dat het doordringingsvermogen van stoom in, poreuze, materialen sterk verminderd is door de aanwezigheid van lucht. 2.2.4.
Oververhitte stoom.
Als de temperatuur bij een bepaalde druk hoger is dan de temperatuur die bij diezelfde druk volgt uit de stoomtabel voor verzadigde stoom, dan spreekt men van oververhitte stoom. De negatieve invloed op de sterilisatie is als volgt te verklaren. Als de oververhitte stoom in aanraking komt met de op te warmen goederen zal er nu geen directe condensatie optreden. De oververhitte stoom moet immers eerst afkoelen tot de verzadigde stoomfase en dan pas kan condensatie plaats vinden. De enorme volumevermindering als stoom in water (condens) overgaat treedt dus niet direct op. Het doordringingsvermogen van oververhitte stoom is dus veel minder dan van verzadigde stoom. 2.2.5.
Invloed van gecondenseerde stoom.
Gecondenseerde stoom heeft een negatieve invloed op de sterilisatie. Dit komt tot uiting in de verminderde warmte overdracht van stoom naar de te steriliseren goederen. De warmte overdracht van bijvoorbeeld hete stoom op een te steriliseren glas met koude vloeistof is afhankelijk van de volgende grootheden : - het temperatuurverschil. des te groter het temperatuurverschil des te meer warmte wordt overgedragen. - het oppervlak. des te groter het oppervlak van het glas des te beter kan de stoom in contact komen met het glas en des te meer warmte wordt er overgedragen. - de warmtegeleidingscoefficient K. des te groter K, des te meer warmte wordt overgedragen.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
-12Deze warmtecoefficient K is weer afhankelijk van : - het raateriaal van de wand (in dit geval glas) - de beide stoffen, vloeistoffen of gassen, waarmee verwarmd wordt (hier gas) en de stof die opgewarmd wordt (hier een vloeistof) - de snelheid waarmee de verwarmende stof (stoom) langs de koude stof (glaswand) kan stromen. - de oppervlakte ruwheid (hier van het glas) . Als nu stoom zijn warmte overdraagt aan het glas met vloeistof zal het condenseren. Dit condenswater vormt een waterfilter op de glaswand. De warmtegeleidingscoefficient K wordt hierdoor kleiner. Een waterfilm van 0,25 mm heeft dezelfde warmte doorgangsweerstand als een stalen wand van 17 mm of een koperen plaat van 135 mm. Hieruit volgt dat de condensaatfilm zo dun mogelijk moet blijven om een goede warmte doorgang te verkrijgen. De gebruikte stoom moet daarom zo droog mogelijk zijn. Immers natte stoom heeft een hoog vochtgehalte waardoor er (in vergelijking met droge stoom) veel condenswater kan ontstaan. Tevens moet het gevormde condenswater zo snel mogelijk worden afgevoerd.
2.3.
Sterilisatie temperatuunneting.
2.3.1.
In de lading.
De steri1isatiedosis door overkill wordt gegeven door het produkt te verhitten tot een sterilisatie temperatuur van bv. 120°C en deze temperatuur gedurende 20 minuten te handhaven. De temperatuur van de lading is dus bepalend, voordat de tijdsduur van 20 minuten mag aflopen. Wanneer in de lading gemeten wordt, hetgeen sterk aan te bevelen is, dan behoeft men geen opwarmtijd voor net produkt bij de sterilisatie tijdsduur te tellen.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
2,3.2.
In de uitlaat.
Ingeval niet in de lading gemeten wordt, is het produkt met de grootste warmte inhoud (de grootste hoeveelheid vloeistof of massa), bepalend voor het tijdstip, dat de sterilisatie tijdsduur mag ingaan. In het volgende diagram is een voorbeeld van de opwarmtijdvertraging gegeven, voor verschillende hoeveelheden vloeistoff en. Deze vertragingstijd dient allereerst door metingen in de vloeistof exact te worden vastgesteld. De schakelklok wordt dus dan ingesteld op een tijdsduur van bv, 20 minuten + de vertragingstijd van de lading. Om een exact tijdstip te kunnen bepalen zijn de volgende gegevens van belang : -
de de de de de
eigen warmte van de autoklaaf. omgevingstemperatuur. hoeveelheid tegelijkertijd te steriliseren materiaal. massa per eenheid. viscositeit van deze massa.
Deze gegevens zijn alleen door validering te bepalen en kunnen derhalve alleen door metingen in de lading worden bepaald. Bij grotere variatie in de lading is het van groot belang dus in die lading te kunnen meten. i i
1
30-
i
25 — I
?n.
I
I
/
I j
yi / i.
19
1 1
/
J i ?
/ /
/
!
/
/
i
/ i
|
/
I
10-
i !
i
s
s-
10
20 r-— •
30
40
-
—
•
t
— ** .
_
.I --•'«'•**"
50
60
TEMPERATUUR
i —u.
70
—
•
T1
—
—
80
/ / / •
^1 ;-'
JT- J _ -
/
/^
90
1C)0
iI
;
/
/
/
• ^-«—^ i
I
r0
°C
-
10 130 140 ~ " -TEMP IN UITLA; JBMe-^OccVLC
r
\^ \
K O N I N K L I J K E
A
D
.L I N D E N
:ISTOF
^
ryfoF J
R
.
B
V
-14III
Onderdelen waaruit de autoklaaf is opgebouwd.
3,1.
Ketel.
3.1.1.
Wanden.
De sterilisatiekamer is volledig enkelwandig geraaakt. De ruirate is geschikt voor een maximale druk van 201,3 kPa (2 bar). De ketel is enkelwanaig, met: 50 mm aikke glaswol en een roestvrijstalen siermantel, geisoleerct. Tijdens ae koeifase worat nu geen onnoaige warmte energie aan cte lading toegevoera. 3.1.2.
Deksel.
De aeksel is vervaardigd van een geanoaiseerd aluminium leger m g . Door een centrale balksluitmg en knevel mrichting op eenvouaige wijze tie sluiten. Een nastellmg is ondergebracht aoor een centrale araaabout, aie uitgebreid, een grotere sluitspanmng op de p a k k m g r m g veroorzaakt, Een voorgeschreven beveiliging tegen open onderdruk wordt verzorgd door een kogelafsluiter waarvan de handel over de opening shandel van de centrale balk valt. De deksel mag uitsluitend nadat een volledige drukloze fase is geconstateerd worden geopend. De manometer staat dus op nul. 3.1.3.
Pakking.
Om de sterilisator te kunnen gebruiken moet de sterilisatieruimte drukdicht worden gemaakt. Om dit te bereiken wordt een siliconepakkmg gebruikt. Deze pakking ligt in een groef in de deksel, bevestigd aan de ketel.
3.2.
Verwarming s inr ichting •
Als verwarmingsmedium worden gebruikt : - huisstoom, max. druk 2 bar en 134°C of - electrische verwarming, voor de autoklaaf type 40/70 : vermogen 9 kW, 220/380 V type 50/70 : vermogen 12 kW, 220/380 V. In geval electrische verwarming, volgende punten 3.2.1. t/m 3.2.3. —-—
K O N i N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B
V
-153.2.1.
Voedingswater.
De autoklaaf wordt gevoed met zogenaarad zeer zacht, onthard- of demiewater door de autoklaafruimte te vullen tot het onderste inzet. De hardheid van water berust op het al of niet aanwezig zijn van kalkzouten, in het byzonder Calcium en Magesium zouten. De hardheid wordt uitgedruk in duitse hardheidsgraden. Een graad duitse hardheid (1° dH) komt overeen met 10 mg Calcium (of een ander kalkzout) in 1 liter water. Als dus 1 liter water een hardheid heeft van 17° dH, dan zitten er 170 mg kalkzouten in water. De hardheid van water wordt als volgt onderverdeeld : zeer zacht 0 - 4 °dH 4 - 8 °dH zacht 8 - 12 °dH middel hard 12 - 18 °dH tamelijk hard hard 18 - 30 °dH zeer hard meer dan 30 Het gebruik van water dat niet onthard is geeft aanleiding tot afzetting van de kalkzouten op de binnenkant van leidingen en van de ketel. Dit is natuurlijk niet gewenst. 3.2.2.
Werking.
De electrische verwarmingselementen verwarmen het water in de autoklaaf tot het kookt. Een drukregelaar meet de druk van de gevormde stoom en bedient de electrische verwarmingselementen . De druk in de autoklaaf wordt door een manometer, die op de autoklaaf geplaatst is, weergegeven. 3.2.3.
Appendages.
De bij de autoklaaf behorende appendages, die voor een deel hiervoor al ter sprake zijn geweest, zijn de volgende : - vlotterschakelaar als droogkookbeveiliging. - veiligheidsklep. drukregelaar . - manometer. - aftapafsluiter. - afblaasafsluiter. ontluchting condenspot.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
-163.3.
Condensor.
3.3.1.
Doel.
De condensor heeft als doel de afgevoerde stoora te condenseren en als water af te voeren naar net riool. De stoom heeft een hoge temperatuur en de meeste afvoerleidingen kunnen geen hogere temperatuur dan 70°C verdragen. 3.3.2.
Principewerking van de condensor.
De afgevoerde stoom wordt met een spiraal, gevuld met koud leidingwater gekoeld. Samen met het gebruikte water wordt dit condenswater afgevoerd naar het riool. Ter voorkoming dat de condensor als vacuum injecteur gaat dienen is een beluchtingsopening aangebracht.
3.4.
Randapparatuur.
3.4.1.
Drukopnemer.
De druk wordt geregeld door een drukregelaar, met instelbaar different + /- 0,1 bar. De regelaar bediend de verwarming van de autoklaaf. Volgens bijgevoegde stoomtabel, dient de druk als minimum te worden afgesteld bv. : Sterilisatietemperatuur 121°C 3.4.2.
-
druk 1,1 bar.
Temperatuuropnemer•
De temperatuur opnemer is een weerstandgevoelige temperatuur opnemer, Pt 100, opgenomen in een roestvrijstalen voelerbuis met speciale aansluitkop. Omdat de temperatuurregelaar met electrische signalen werkt, moet de temperatuur in een electrisch signaal worden omgezet. Het principe van de temperatuurregelaar is gebaseerd op een veranderen van een weerstand onder invloed van een veranderende temperatuur . De principe weerstand zal bij een toenemende temperatuur veranderen. Als een constante stroom door de weerstand loopt, dan zal de spanningsval over de weerstand-met een veranderde temperatuur ook veranderen.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
-17Aansluitingsgegevens. In figuur 3.4.2 is de aansluiting, van het temperatuuropneemelement Pt 100 aan de temperatuur regelaar weergegeven. (andere aansluitingsgegevens zijn te vinden in de tekening van de schakelkast).
TEMPERATUUR REGELAAR 1 3 2 Wit
Rood
Transparant
BLauw
Zwart
Geel
Pt
Figuur 3.4.2
Deze nummers corresponderen met de nummers zoals deze op de achterkant van de regelaar zijn weergegeven .
100
Aansluiti ngsschema temperatuuropneemelement Pt 100.
De temperatuur regelaar heeft een spanningsbron. Als het Pt 100 element aangesloten is, loopt er een stroom door de toevoerdraad, het opneemelement en de afvoerdraad. Als nu alleen met deze twee draden gewerkt wordt, dan wordt de spanningsval gemeten over het opneemelement en over de aan- en afvoerdraden die ook een zekere weerstand hebben. Door de spanningsval over de beide draden treedt dan een onnauwkeurigheid op. Deze onnauwkeurigheid zou nog wel te compenseren zijn als de weerstand van de draden niet zou veranderen. Echter met het varieren van de omgevingstemperatuur van de draden verandert ook de weerstand ervan. Een nauwkeurige compensatie is dan niet mogelijk. Om bovenstaande moeilijkheden te omzeilen worden twee draden aangesloten en wordt met behulp van deze draden de spanningsval over het opneemelement gemeten. Er is dan geen last van een spanningsval over deze extra draden omdat er door deze draden bijna geen stroom loopt (spanning = stroom * weerstand). De gemeten spanning is dus met een grote nauwkeurigheid gelijk aan de spanningsval over het temperatuur opneemelement Pt 100.
K O N I N K L I J K E
A
D
.L I N D E N
J
R
.
B
V
-18-
Zoals in de tekening van de schakelkast te zien is wordt voor de temperatuurregeling maar een Pt 100 opneemelement gebruikt. Apart van bovenstaande Pt 100 die voor de temperatuurregeling van de autoklaaf wordt gebruikt is er nog een extra Pt 100 benodigd voor de temperatuurregistratie. Als de autoklaaf met een temperatuurschrijver is uitgerust zijn er dus 2 Pt 100 elementen gemonteerd. De aansluiting van het Pt 100 element van de schrijver wordt bij de behandeling van de schrijver weergegeven. 3.4.3.
Temperatuurregelaar.
De temperatuur regelaar heeft een digitale aanwijzing in + /0,1 °C. De aanwijzing geeft de direct gemeten temperatuur. Door het drukken van de drukknop W en het verdraaien van de schakeltemperatuur instelling is deze temperatuur zeer nauwkeurig in te stellen. Wanneer de temperatuur nog niet is bereikt, zal de rode lamp van de schakelstand aanwijzing branden. De terugkoppel potentiometer staat op nul , omdat geen regelfunctie van de regelaar wordt verlangd.
Schakeltemp.instelling Gemeten/schakel temp.aanwijzi^ Schakelstand aanwijzing Gemetenwaarde
(X
Schakelwaarde Terugkoppel potentiometer
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
-193.4.4.
Drukregelaar.
De drukregelaar regelt de druk in de sterilisatieruimte. Volgens bijgaande tekening kan, door het verdraaien van knop nr. 5, de druk worden ingesteld. De druk is af te lezen op de bijgevoegde schaal, nr. 9. De vertraging van de verwarming bepaald de onder- en bovenwaarde van de druk en daarmede de stoomtemperatuur. Op de manometer dienen de druk wisselingen te worden afgelezen om te kunnen bepalen of de gewenste stoomtemperatuur bereikt kan worden . Achter de perspex kap is de draaischijf, nr . 19, zichtbaar. Deze staat afgesteld op stand 1 en geeft het kleinste druk different. 5-
19
3.4.5.
Schakelklok.
De schakelklok heeft een instelbereik van 0 tot 60 minuten. De klok gaat eerst lopen nadat gewenste temperatuur bereikt is De wijzer loopt dan naar nul, waarbij de groene knop uitspringt. De verwarming en dus het proces wordt gestart door het drukken van de groene knop. Deze knop blijft alleen ingedrukt, wanneer een min. tijd van 1,5 minuut is ingesteld.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R
B V
- 20 -
3.5. Ventiel ont.lucht.ing. ( m e t van toepassing bij huisstoom) Om een goede ontluchtmg te verkrijgen is een ventiel aangebracht, aat geregela worclt door een aigitale kontaktthermometer . Werkmg van het ventiel. Het ventiel worclt bestuurd door ae digitale kontaktthermometer en de schakelklok in ae schakelkast. Als de autoklaaf aan het opwarmen is, zal ae in de autoklaaf aanwezige lucht verarongen moeten worden door stoom. Langs de voeler van de digitale kontaktthermometer zal nu eerst de koude lucht uit de autoklaaf stromen en daarna de warmere lucht. Als nu het langskomende lucht/stoommengsel een temperatuur heeft bereikt van +/- 100°C dan schakelt de digitale kontaktthermometer de schakelklok in. Als de mgestelde tijd verstreken is, zal het ventiel gesloten worden en komt de autoklaaf op druk.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
-21IV
Testen.
De werking van de sterilisator wordt met behulp van een aantal testen gecontroleerd. Deze testen kunnen grofweg ingedeeld worden in een drietal groepen. Deze groepen zijn : chemische testen, fysische testen en micro biologische testen. 4.1.
Chemische testen.
Het principe van chemische testen berust op een chemische reactie die afhankelijk is van procesparameters. Er wordt een indicator gebruikt die gevoelig is voor een of meer van die procesparameters (stoomdruk, temperatuur, relatieve vochtigheid). Door middel van de chemische reactie, die vaak door kleurverandering waarneembaar is, kan dan eenvoudig bekeken worden of de procesparameters een grenswaarde zijn gepasseerd. De test is eenvoudig toe te passen en snel afleesbaar. Echter de test geeft alleen maar aan of ter plekke van de indicator de omstandigheden zodanig waren dat de indicator kon omslaan. Steriliteit kan op grond van een indicatie dan ook niet worden gegarandeerd . De indicatoren kunnen veelal tijdens een normaal sterilisatieproces worden gebruikt. Een chemische test die een apart programma vereist is de zogenaamde Bowie & Dick test. Vanwege de belangrijkheid van deze test wordt deze apart behandeld. 4.2.
Fysische testen.
De fysische testen kunnen ingedeeld worden in twee groepen : testen met behulp van indicatoren en testen door middel van het meten van fysische grootheden. 4.2.1.
Indicatoren.
De fysische testen met behulp van indicatoren zijn hetzelfde als de chemische testen met behulp van indicatoren, alleen geschiedt de indicatie niet met een chemische reactie maar met een fysische reactie.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
-22-
4.2.2.
Meten van fysische grootheden.
De regeling van de autoklaaf is gebaseerd op de waarden van druk en temperatuur in de sterilisatieruimte. Het verdient dan ook aanbeveling om deze variabelen met behulp van een recorder te registreren. Met behulp van de geregistreerde temperatuur en druk kan dan bekeken worden of de omstandigheden die leiden tot de vernietiging van de micro organismen aanwezig zijn geweest. De registratie van druk en temperatuur dient met vermelding van een kenmerk van het betreffende sterilisatieproces (bv. datum en chargenummer) bewaart te worden. Verder verdient het aanbeveling om de werking van de temperatuur- en drukmeters en de recorder na het halfjaarlijkse onderhoud van de autoklaaf te laten controleren. Voor een juist sterilisatieproces is een goede meting van deze variabelen namelijk erg belangrijk. 4.3.
Micro biologische test.
Voor de micro biologische test wordt de zogenaamde "Attest" indicator no. 1242 van "3M" gebruikt. Hierin zitten sporen van de Bacillus Stearothermophilus en (gescheiden van de sporen) een voedingsbodem. De Attest indicator wordt met een normaal sterilisatieproces meegesteri1iseerd. Indien dit sterilisatieproces juist verloopt zullen alle sporen vernietigd zijn. Om dit te controleren worden na afloop van het sterilisatieproces de sporen in aanraking gebracht met de voedingsbodem. Hiertoe wordt (de indicator 10 minuten laten afkoelen) de indicator tussen duim en wijsvinger zodanig aangedrukt, dat de scheidings wand tussen sporen en voedingsbodem kapot gaat. De gebroken attest indicator moet nu gedurende 48 uur op 56°C gehouden worden. Als de indicator niet voldoende gesteriliseerd is, zal na ca. 24 uur de kleur van paars naar geel omslaan. Aan het inde van de 48 uur kan dan bepaald worden welke indicator gesteriliseerd is (paars) en welke niet' (geel).
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
-23-
V
Procesbeschrijving.
Het stoomsteriiisatieproces kan in een aantal karakteristieke fasen m g e d e e l d worden. Deze fasen zijn : a) b) c) a) e)
voorvacuura. opwarmen. steriliseren koelen. afblazen.
5.1.
Tem peratu u r s t o o m Vs. Temperatuur lading
Vuilen van de autoklaaf (n.v.t. bij huisstoom)
De autoklaaf wordt gevuld met schoon zacht water tot net onder de boaeminzet plaat. Ter controle van het waterniveau kan, op de schakelkast, ae hoofdschakelaar worden aangezet. Wanneer de lamp Hlaag waterM m e t branat is voldoenae water aanwezig. 5.2
Sluiten van de deksel.
De aeksel wordt gesloten door de beugel over de centrale balk te leggen en de handel omlaag te arukken. De voorgeschreven beveiligmgsafsluiter sluiten, waarbij de handel over de sluithandel van ae deksel valt. Wanneer tijaens het proces deze beveiligings afsluiter wordt geopend, zal stoom woraen afgeblazen. 5.3.
Voorvacuum<
Door het bectienen van de schakelaar "vacuumpomp" wordt ae lucht uit de autoklaaf en de lading gezogen. Wanneer geen koudwater in de autoklaaf is gedaan zal ait water bij aiep vacuum gaan verdampen. Daarom dient dan ook m e t dieper dan -0,8 bar vacuum gezogen te worden. Nadat vacuum gezogen is wordt de volgende fase van het proces gestart.
K O N I N K L I J K E
A
D
. L I N D E N
J
R
.
B
V
-24-
5.4.
Opwarmen.
De verwarramg wordt ingeschakela door de stenlisatie schakelklok op een tijdsduur van bv. 20 minuten te zetten en de groene knop te arukken. De restlucht zal woraen verwijderd aoor de thermostatische balg condenspot. Bij net bereiken van een mgestelde druk van bv. 1,1 bar zal de verwarmxng uitgeschakela warden. De lucht zal aan reeds ait de autoklaaf verwxjderd zijn. Ter controle is de digitale thermometer, die de gewenste sterilisatie temperatuur van 120°C zal aangeven. 5.5*
Sterxliseren.
Bij de keuze van de sterilisatie temperatuur is bepalend, bij welke temperatuur de goederen gesteriliseerd mogen worden zonder dat een nadelige chemische reactie ontstaat. De standaard sterilisatie temperatuur is 120°C, volgens de Neaerlandse Pharmacopea, met de tijdsduur van 20 minuten. Bij afwijking van deze temperatuur na een temperatuur van bv. 115°C zal 40 minuten gesteriliseerd moeten worden. Het steriliseren geschiedt met verzadigde stoom, waarbij een druk en temperatuur volgens de verzadigde stoomtabel geldt. Stoomdruk in bar 0,4 0,7 1,0 1,1 1,3
Stoomtemperatuur in °C
Sterilisatietijdsduur in minuten
110 115 120 122 125
89 39 20 15 10
Om de temperatuur, gemeten in de uitlaat, van de autoklaafruimte te kunnen behalen, moet de drukregelaar 0,05 bar hoger dan de overeenkomende druk volgens bovenstaande tabel staan. Bij het bereiken van de sterilisatie temperatuur, ingesteld op de digitale temperatuurregelaar, wordt de klok in werking gesteld. Na afloop van de klok wordt de verwarming uitgeschakeld en koelt de lading af.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
-25-
5.6.
Afblazen.
De stoom zal op natuurlijke wijze condenseren. Wanneer sneller afgeblazen wordt is de condensor in gebruik te nemen . De koelwater toevoer moet worden geopend en de afblaaskraan geopend. De stoom zal gecondenseerd , samen met het koelwater worden afgevoerd .
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
-26-
VI
Belading.
De goederen moeten in de daartoe bestemde inzetmanden worden geplaatst. Volledig dichte manden dienen, met een tussenruimte, in de autoklaaf, geplaatst te worden om de lucht en de stoom gemakkelijk te laten uit- en toestromen.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
711
Validatie van de sterilisatieprocessen (n.v.t. bij 16L, 25L, 40/70 en 50/70)
Dnder validatie wordt verstaan het onderzoeken van de goede perking van het betreffende sterilisatieproces. Er dienen ian twee zaken te worden bekeken : - Het vaststellen van de toe te passen sterilisatiedosis< - Het vaststellen dat het proces de dosis op een reproduceerbare wijze toedient. /eronderstellende dat de toegepaste dosis ruim voldoende is (zie hiervoor de paragraaf over sterilisatie) dan dient alleen Dekeken te worden of de dosis op reproduceerbare wijze toegeiiend wordt. iiiertoe wordt het betreffende proces met verschillende beladinlen doorgeraeten met speciale geijkte meetapparatuur. Op een aantal ounten in de sterilisatieruimte wordt de temperatuur geraeten. Hierdoor wordt bekend of de sterilisatietemperatuur niet alleen bij de ten bate van de sterilisatorsturing aangebrachte temperatuurvoeler wordt gehaald, maar ook op andere plaatsen in de ketel. 7erder wordt de invloed van de lading op het sterilisatieproces bekeken door het sterilisatieproces uit te voeren met een voile en een lege autoklaaf. Tevens wordt bij een vol beladen autoklaaf bekeken hoe de varmtepenetratie in de lading is. Initiele validatie kan door ons verzorgd worden. De sterilisator wordt voor de aflevering volledig getest. aarbij worden ook de verschillende steriiisatieprogramma's jecontroleerd op goede werking.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
-28-
VIII Pakking
Oncterhoud (n.v.t. bij 16L, 25L, 40/70 en 50/70)
De dekselpakkmg aient 1 maal per week met een glijmidael te woraen mgespoten, fabrikaat Molykote Rapid G. Sterilisatieruimte De ruimte aient schoon gehouaen te woraen• Aansiag van kalk, stof of anaere vervuilmg kan materiaal aantastmg veroorzaken. Door o.a. chloorionen woraen ae koolstoflonen gebonaen, waaraoor ae koolstofionen ait het materiaai verdwijnen. De kristaigrenzen woraen aangetast en samen met spanmngcorrosie ontstaat putcorrosie. Wanneer geen reinigmg piaats v m d t of onvoiaoenae geschiedt aan zai de garantie vervallen. Stoomopwekking (n.v.t. bij huisstoomvoeaing) De stoom wordt in de steriiisatieruimte opgewekt. Door indikk m g en vervuilmg moet het water aagelijks worden vervangen. 3ij voorkeur onthard water gebruiken. Hiertoe worat het afgevoera door de afslaiter aan de onderzijde van ae autoklaaf. Bij voorkeur de bodem reimgen en schoonmaken. Hierna vullen met vers schoon water.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J
R
.
B
V
II
Validatie van de sterilisatieprocessen
Cnder validatie wordt verstaan het onderzoeken van de goede perking van het betreffende sterilisatieproces. Er dienen c an twee zaken te worden bekeken : Het vaststellen van de toe te passen sterilisatiedosis. Het vaststellen dat het proces de dosis op een reproduceerbare wijze toedient. eronderstellende dat de toegepaste dosis ruim voldoende is zie hiervoor de paragraaf over sterilisatie) dan dient alleen bekeken te worden of de dosis op reproduceerbare wijze toegeciend wordt. Plertoe wordt het betreffende proces met verschillende beladincen doorgemeten met speciale geijkte meetapparatuur. Op een aantal punten in de sterilisatieruimte wordt de temperat.uur gemeten. Hierdoor wordt bekend of de sterilisatietemperatuur niet alleen bij de ten bate van de sterilisatorsturing angebrachte temperatuurvoeler wordt gehaald, maar ook op andee plaatsen in de ketel. erder wordt de invloed van de lading op het sterilisatieproces bekeken door het sterilisatieproces uit te voeren met een voile n een lege autoklaaf. evens wordt bij een vol beladen autoklaaf bekeken hoe de varmtepenetratie in de lading is. Initiele validatie kan door ons verzorgd worden. sterilisator wordt voor de aflevering volledig getest. Caarbij worden ook de verschillende sterilisatieprogramma's econtroleerd op goede werking.
K O N I N K L I J K E
A
D
.L I N D E N
J
R
.
B
V
-28-
VIII
Onderhoua (n.v.t. bij 16L, 25L, 40/70 en 50/70)
Pakking De aekselpakking aient 1 maal per week met een glijmidctel te woraen mgespoten, fabrikaat Molykote Rapid G. Sterilisatieruimte De ruimte client schoon gehouaen te worden. Aansiag van kalk, stof of anaere vervuiling kan materiaal aantastmg veroorzaken. Door o.a. chloononen woraen ae koolstoflonen gebonaen, waaraoor ae koolstoflonen uit het materiaal verdwijnen. De kristalgrenzen worden aangetast en samen met spanmngcorrosie ontstaat putcorrosie. Wanneer geen reinigmg plaats vindt of onvoldoende geschiedt aan zal de garantie vervallen. Stoomopwekking (n.v.t. bij huisstoomvoeaing) De stoom wordt in de sterilisatieruimte opgewekt. Door mdikking en vervuiling moet het water dagelijks worden vervangen. Bij voorkeur onthard water gebruiken. Hiertoe worat het afgevoerd door de afsluiter aan de onderzijde van de autoklaaf. Bij voorkeur de bodem reinigen en schoonmaken. Hierna vullen met vers schoon water.
K O N I N K L I J K E
A D .
L I N D E N
J R .
B V
Nr. thermometer
eg
Digital? Kor+akt
3 4
5 1 _
. .
6 7 8 9 10 I1
. _r L
o
Hersijcht w-•
:
I
1 •J
••
2 '3
\
14
15 16 17 18 19
oTFRUSATGR
20 21 22 75
Sterilisator Drukschakelaar max. Drukschakeiaar Manometer - 1 + 5 bar Manometer kontroiekraan Kogelafsiuiter 3 deiig Digitate kontaktthe r mometer Temperatuur opnemer Magneet a^sluiter 6 mm Klepafsluiter Naaldregelventiei Veerveiligheid 2 bar Reduceertoeste! Naaidrege'ventiel Magneetafsluiter 10 mm Terugslagkiep Nivotester ^quitch Verwarmirgselementen Klepafsluiter Magneetafsluiter 8,5 mm 10 mm Klepafsluiter Naa!dregelventiel
24
20
VK
15 26
Fabrikaat
50/70 E RT 11C RT 110 f iq. 330 1/2" 1 fiq. 345 /2" fig. 7442N 1/2" MROw 96 2di,d4,ws2 P+. 100 dubbei 1/?" L255A 220 VAC 3/8" 1 fig. 231A/TE /2" fig. 718 rvs 1/2" 1 fig. 529 SP " fiq. 148 1/2" 1 / fig. 7 18 2" M280A 220 VAC V 7 " fiq. 505 TE 1/2" fig. 8308 2x 6 kW 220/380 V fig. 25IA/TE 3/4" M243A :?r] VAC 3/8" M280A 220 VAC 1/2" fig. 251A/TE 1/2" fig. 718 1/2" fig. 718 1/2"
-
Linden Dan^oss Danfoss Econosto
,, Jum o Burkert Econosto
,, Burkert Econosto M
R.E.F. Econosto Burkert ,, Econosto
-
Condensor
22
_....j_ -
2x 6 KW
Koud wafer
Type/maat
Omschrijving
23
21
24 .1.,
h X1 9 A AAA AAA • '
[./VVVVVVV L Condensor Schaal
Afvoer V'C VK VC VF
= ~ -
Ventie 1 v'entie' Ventjpi ventiei-
^ondensor koe ^;j'r::a\ ontuchting p
Getekend Gecontroleerd
Datum
Opmerkingen
06.09.1990
i
Gezien Benaming
Deze tekenirg blijft ons eigendom
Leidingschema vertikale autoklaaf 50/70E
Koninklijke Ad. Linden jr. b.v. Postbus 1004 Fruiteniersstraat 27 3330 CA ZWIJNDRECHT - HOLLAND 078 - 102433 Fax. 078 - 101582
Forrraat
A3 Ordernr.
er mag nocti in rijn geheel noch in deten
aon derden
ter inzage
gogeven en/of gekopieerd worden.
Tek.nr.
0-7005 89-0480
:>--.'
p
14
2/.C v
qjitc>
K1
- t.
4 -A K1 K? K4 1
I
it1 Li 1
Mb N' Hi
Schakeik'ok ster liseren 0 - 60 mir. Saia c ortlj uhten fi _ ec. L/c'd ,, , koeler 0 - BO T i n . oaic ,, koeler 0 - 18G oe c ignoal!anp "in bedrijf ,, ,,
i
i : ;
"i._aag *ater" "r.'rjK te hocg"
MagneeL>v>ake'aar ve vvarrrinq Huipre'jib rkoteiter j g a i ^ h Pressostaat KT 1 1 0 rraximoai nu'preiar
T
vr VK VO
i
VP
e- -A. K4
r
^fcrwarmng
Lyiqi+aie terrperotjjr
A1 regdaar
;
Ventie1 condenser ,,
koelen
... . --, 1_ .....j
ontluchten
-
• f •• H •;
perslucHt
I..., I
v-
1
?
i
?
3
4
-
'} -r~i--t
o
b
i
_2 ; L3 14 I 1 i 2 ! 3
ei
"
1
(
i
i
- 1"
^ I-
1
i
•XTI
^
-
T
vc
MS1
K4
iwr
vp
- i'--r
!
VK
r
;
v:
T-
1
t KV^1
Laag water
!r bedrijf
U'TJK te
loog
i
1
8
i •y
4 ! 5 i 6
-
: r. J L " L-
T
b kW
h
r-1-
-I
L
K a
1
r1-
:
'•---r
7 i 8i
3 : 14 • 15 . * b
1
/
18 I 1 9
2C
K i
6).
•/ pV
f ,u
K^ *: H
-
t
crt
P ; Uai
H
"chaai . _. ...._. jetekerd
Datjrr
Gprrerkirgen
/fl7.
Gecon+roieerd •><:".
•
x
1
VO
Vi
VK
x
PG 2 1 Benarring
ix PC 13,5 1x PG 9
ueze tekenirg bliift ons eigendorr en Tioq norh in zijn geheei noch
Schakelkast autoklaaf 50/70E
in deien
aan derde^
gegever en/of T
Koninklijke Ad. Linden jr. b.v. Postbus 1004 Fruiteniersstraat 27 3330 CA ZWIJNDRECHT - HOLLAND 078 - 102433 Fax. 078 101582
A3 jrderrr.
'er mzage
gekopieerri worden
ek.rir.
0-7004