MANTRA VIJFTIEN Mantras 12-14 beschreven de noodzaak Krsna te begrijpen in relatie tot Zijn materiële natuur. Mantra 15 benadrukt het belang om Krsna in Zijn relatie tot de brahmajyoti te begrijpen. De spreker verzoekt de Heer om de stralengloed te verwijderen die Zijn ware gelaat bedekt teneinde Hem werkelijk te kunnen aanschouwen. 1) pusan Srila Prabhupada richt de aandacht op het woord pusan (diegene die onderhoudt). Krsna is de bron van alle spirituele energieën alsook van alle andere goddelijke verschijningsvormen. ‘Alle incarnaties van God waar hier naar verwezen wordt, zijn of volkomen expansies of delen van volkomen expansies van de Allerhoogste God—maar Krsna is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Zelf’ (SB 1.3.28). 2) brahmajyoti De brahmajyoti is Krsna's onpersoonlijke verschijningsvorm, een verblindend schijnsel dat Krsna's gelaat aan het gezicht onttrekt. En Ik ben de basis van het onpersoonlijk Brahman, dat onsterfelijk, onvergankelijk en eeuwig is en dat de wezensstaat van de allerhoogste vreugde is (Bg 14.27). 3) paramatma Krsna is tevens de bron van paramatma, Zijn volkomen deelaspect dat de volledige materiële cosmische schepping onderhoudt en doordringt. "Met één enkel deeltje van Mijzelf doordring en schraag Ik dit hele universum" (Bg 10.42). "Overal heeft Hij handen en benen; Zijn ogen, hoofden en gezichten bevinden zich overal en overal heeft Hij oren. Zo is de Superziel alomtegenwoordig" (Bg 13.14). Paramatma is het middel waardoor de Heer de materiële manifestatie schept en onderhoudt. Omdat Krsna als Bhagavan alle manifestaties (zowel materiële als geestelijke) onderhoudt, dient men kennis te ontwikkelen van beiden indien men tot Gods realisatie wil komen (SI 14). Bhagavan is hoger dan Brahman en Paramatma, vermits die slechts Zijn deelaspecten zijn. Bhakti yoga, als meest verheven pad, leidt tot Bhagavan realisatie. ‘Er zijn veel persoonlijkheden die de kwaliteiten van Bhagavan bezitten, maar Krsna is de Allerhoogste, want niemand kan Hem overtreffen. Hij is de Allerhoogste Persoon en Zijn lichaam is eeuwig, vol kennis en geluk. Hij is de oorspronkelijke Heer Govinda en de oorzaak van alle oorzaken’ (Bs 5.1). Dit vers benadrukt een belangrijk kenmerk van Bhagavan, namelijk de wisselwerking tussen de Heer en Zijn toegewijden. Aangezien de Absolute Waarheid een persoon is, verbindt Hij er Zich een relatie met Zijn toegewijden aan te knopen. In dit vers verzoekt de toegewijde de Heer om Zijn ware gelaat te tonen.
Onintelligentie mensen, die Me niet volmaakt kennen, denken dat Ik, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Krsna, eerder onpersoonlijk was en dat Ik nu deze persoonlijke vorm heb aangenomen. Door hun geringe kennis weten ze niets van Mijn hogere bestaan, dat onvergankelijk en onovertroffen is (Bg 7.24-25). 4) ananda mayo bhyasat (Vs 1.1.12) 'Ziels-gelukkig zijn' is zowel de authentieke natuur als het verlangen van alle levende wezens. Deze natuurlijke, transcendentale vreugde is het uiteindelijke doel van yoga en kan gemakkelijk verkregen worden door devotionele dienst of bhakti-yoga. Bhagavan realisatie onderscheidt zich van de andere niveaus doordat er op verschillende wijzen liefde (rasa) wordt uitwisseld. Het is door deze verschillende vormen van rasa dat men de hoogste vormen van geluk kan ervaren. Tijdens de Nectar of Instruction module wordt hier dieper op ingegaan. MANTRA ZESTIEN De spreker vervolgt het verzoek aan de Heer om Zijn ware geestelijke vorm te openbaren. Jiva-zielen vertegenwoordigen wel dezelfde natuur als de Heer, doch ze zijn niet volledig identiek aan Hem, vermits ze niet over Zijn almacht beschikken. 1) De Absolute Waarheid is een Persoon a) Zonnestralen, -planeet en -god Zoals de zonnestralen te voorschijn sprankelen uit de zon, waarbinnen zich de zonnegod bevindt, zo is de brahmajyoti de heldere uitstraling van Goloka Vrndavana, de allerhoogste verblijfplaats van Krsna. b) 's Heren land aan gene kant Ik aanbid Govinda, de oorspronkelijke Heer, wiens stralengloed de bron is van het allesdoordringende Brahman zoals beschreven wordt in de Upanisads, die verschillend is van de kosmische universa en die verschijnt als de ondeelbare, eindeloze en onbeperkte Absolute Waarheid (Bs 5.40). c) Persoonlijke kwaliteiten Oorspronkelijke filosoof, diegene die het universum onderhoudt, diegene die de menselijke stamvaders het beste lot toewenst... 2) Door Zijn innerlijk vermogen a) onderhoudt de Heer Zijn toegewijden. Krsna onderhoudt iedereen, doch verleent meer aandacht aan Zijn toegewijden. Het woord pusan wordt nogmaals benadrukt. De Heer onderhoudt Zijn toegewijden door hen het pad van toewijding te tonen dat leidt naar de bewustwording van Zijn oorspronkelijke aard.
b) beleven Hij en Zijn toegewijden zuivere pret "De schepping geschiedt niet terwille van een bepaalde beweegreden, vermits de creatieve activiteit van Brahman puur spel is (lila) - zoals we dit ook kennen in het dagelijkse leven" (Vs. 2.1.32-33). Krsna is voortdurend zelfvoldaan, doch soms geniet Hij bovenzinnelijke pret door te verschijnen in deze materiële wereld, hoewel Hij er zelf de schepper van is (SB I.9.32). Krsna, samen met Balarama, speelde net zoals de mensen, en aldus vermomd vertoonde Hij vele bovenmenselijke activiteiten (SB 1.1.20). Zijn beslissing om zich in Zijn spel en vermaak te verdiepen is niet het gevolg van een nood of een gemis, maar gewoon een uiting van Zijn gelukzalige natuur. Krsna's spel stelt Hem en Zijn toegewijden in staat, als een spontane uitwisseling van zuivere liefde, zich samen bovenzinnelijk te vermaken. 3) Zijn uitwendige vermogen De Heer openbaart Zijn uitwendige kracht niet rechtstreeks. Hij breidt Zich daartoe uit als de purusa's en in deze gedaanten schept, onderhoudt en vernietigt Hij de materiële openbaring. De levende wezens krijgen van de Heer de gelegenheid om de baas over de stoffelijke natuur te spelen, maar de uiteindelijke bestuurder is de Heer Zelf in Zijn volkomen deel-aspekt paramatma, de Superziel, die één van de purusa's is.
4) De levende wezens (Zijn marginale vermogen) De levende wezens in deze wereld van gebondenheid zijn Krsna's eeuwige, afzonderlijke deeltjes (Bg 15.7). Door hun aanwezigheid wordt de hele wereld der verschijnselen tot aktie en reaktie geprikkeld. Omdat vele van de levende wezens de Heer wensen na te bootsen door zelf de spelregels te bepalen, staat Hij ze toe de kosmische openbaring binnen te gaan, waar ze hun neiging om de baas te spelen helemaal kunnen uitleven. 5) Toegewijde dienst (bhakti yoga) Dankzij de genade van de Heer wordt de jiva in de gelegenheid gesteld omgang te hebben met sadhus, dhiras en terug over de Heer te horen praten (Bg 10.9). Wanneer daardoor de authentieke gevoelens van liefde en geluk (als een weerspiegeling van de eindeloze liefdevolle gelukzaligheid van de Heer) weer gewekt worden, begint het zuiveringsproces van bhakti-yoga, met de bedoeling de oorspronkelijke ononderbroken staat van zuiver geluk te herstellen en terug deel te nemen aan Krsna's spel en vermaak. 6) Niet-toegewijden kunnen de activiteiten van de Heer niet begrijpen De activiteiten van de Persoon Krsna kunnen enkel begrepen worden door Zijn toegewijden, en niet door schriftgeleerden (jnanis) en yogis. Net zoals de Heer niet begrepen kan worden door iemand die niet gekwalificeerd is, zo kunnen ook Zijn toegewijden niet begrepen worden tenzij door andere toegewijden.
Het goddelijke bewustzijn kan niet verworven worden via de Veda's, noch door middel van intelligentie, noch door hard te studeren. Iemand die vrij is van verlangens en zorgen kan de ziel zien door de genade van de Schepper (Katha Upanisad 1.2.2023). De Heer begeleidt de toegewijden 'van binnenin' en 'van buitenuit' Wanneer iemand een geestelijk leraar vindt, betekent dit de genade van de Heer. De Heer verschijnt (van buitenuit) als de geestelijke leraar. "Aan hen die Mij voortdurend met liefde en devotie dienen, geef Ik het verstand (van binnenin) waarmee ze tot Me kunnen komen" (Bg 10.10). Deze genade wordt niet ervaren door diegenen die Brahman realiseren, vermits de kennis betreffende het onpersoonlijke Brahman onvolledig is - een individue kan nooit het geheel worden. Voor personen van wie de geest gehecht is aan het ongemanifesteerde, onpersoonlijke aspect van de Allerhoogste, is het heel lastig om vooruitgang te maken. Vorderingen maken langs die weg is altijd moeilijk voor zij die belichaamd zijn (Bg 12.5). MANTRA ZEVENTIEN Mantra 17 vervolgt de twee voorafgaande mantras, doch vestigt specifieke aandacht op het verzoek de Heer te mogen kennen tijdens het stervensuur. De geestelijke ziel is eeuwig ondeelbaar en eigenaardig. Het tijdelijke materiële lichaam bedekt dit zielebewustzijn met beperkende voorwaarden volgens de wetten van karma. Het is beschreven dat men een lichaam krijgt in overeenstemming met de staat waarin het bewustzijn verkeert op het moment van de dood. Wanneer men onafhankelijk materiëel wil genieten, zal men later in een lichaam geboren worden dat afgestemd is op de hoedanigheid waarin men zich op dat moment bevindt (goedheid, hartstocht of onwetendheid). 1) Offers Offeren betekent de belangen van de zintuigen negeren. Welke zijnstoestand iemand ook in gedachten heeft wanneer hij zijn lichaam opgeeft, o zoon van Kunti, die toestand zal hij/zij zeker bereiken (Bg 8.6). Toegewijden bereiden zich voor op de herinnering van de Heer tijdens het stervensuur. Dat kan door middel van het bhakti yoga proces, wat wil zeggen dat ze de negen handelswijzen van toegewijde dienst beoefenen en op die manier alle zintuigen engageren in dienst van de Heer. Ze streven er naar hun oorspronkelijke zuivere bewustzijnstoestand terug te bereiken, waardoor ze de kringloop van geboorte en dood overstijgen (Brahman realisatie) en terug kunnen deelnemen aan het eeuwige spel en vermaak van Krsna (Bhagavan realisatie). Srila Prabhupada verklaart: In deze mantra bidt het levend wezen, of het na het stoffelijk lichaam en de stoffelijke adem te hebben prijsgegeven, mag binnengaan in het geestelijk Koninkrijk Gods (SI p. 98).
2) Het lijk-hemd Het lichaam - lick + haam - is een 'lijk-hemd', een vreemd gewaad. Het levend wezen blijft na de vernietiging van het stoffelijk lichaam voortbestaan. De identiteit van het levend wezen is daarom nooit onpersoonlijk of zonder eigen gedaante; het stoffelijk omhulsel daarentegen is wel gedaanteloos, het voegt zich naar de gedaante van de onvernietigbare persoon overeenkomstig diens karma. De levende wezens verwerven lichamen al naar gelang de mate waarin ze hun zinnen willen bevredigen 3) Bhaktivinode Thakur Een gekonditioneerde ziel heeft een dubbele funktie te vervullen, namelijk te zorgen voor het levensonderhoud van haar lichaam en voor haar zelfverwerkelijking. De funkties lopen parallel, omdat een gekonditioneerde ziel haar lichaamsonderhoud niet kan staken. De hoeveelheid aktiviteit in verband met het lichaamsonderhoud neemt echter af, naarmate de aktiviteit in toegewijde dienst toeneemt. Het ontwikkelen van kennis bereikt zijn volmaaktheid wanneer men zo ver komt, dat men zich overgeeft aan de Opperheer, Vasudeva. Wie devotionele dienst verricht, moet, ook al begaat hij de verfoeilijkste daad, als heilig worden beschouwd, omdat hij vastberaden het juiste doel nastreeft (Bg 9.30). 4) De (on)persoonlijke benadering De individuele ziel is sinds onheuglijke tijden belichaamd. Het is heel moeilijk voor haar om enkel theoretisch te begrijpen dat ze niet het lichaam is. De bhakti-yoga aanvaardt daarom de beeldgedaante van Krsna als vererenswaardig, omdat er in de geest nu eenmaal een lichamelijke opvatting verankerd ligt, die zo haar toepassing vindt. Het vereren van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods in Zijn gedaante in de tempel is dus natuurlijk geen afgodsverering (Bg 12.5). MANTRA ACHTTIEN 1) De vuur metafoor De Heer wordt aangesproken als het vuur, omdat Hij alles tot as kan verbranden, met inbegrip van de zonden van de ziel die zich aan Hem heeft overgegeven. Zoals een laaiend vuur brandhout in as verandert, o Arjuna, zo verbrandt het vuur van kennis al het karma voor materiële activiteiten tot as (Bg 4.37). 2) Een pad met hindernissen De Heer stelt de menselijke levende wezens, overeenkomstig hun inspanningen om te vorderen op het vlak van zelfrealisatie, in de gelegenheid bevrijd te geraken van karma. De snelheid waarmee dit proces vordert is rechtstreeks evenredig aan de gehechtheden die iemand koestert. De Heer heeft verschillende zuiveringsprocessen voorzien overeenkomstig de verschillende graden van gehechtheid. a) Karma kanda
Het karma kanda proces is het systeem dat vrome zinsbevrediging toestaat, zodat men zich gaandeweg kan zuiveren van materialistische neigingen. Hoewel het karma-kanda-pad naar zelfverwerkelijking baatzuchtig streven toestaat, vormt het een belemmerend risico, vermits er bij de geringste afwijking van de Vedische regulerende principes onmiddellijk vikarma wordt gevormd - aktiviteit die tegen het belang van de handelende persoon ingaat. b) Jnana kanda Het jnana-kanda-pad, de weg der filosofische ontwikkeling, kent minder risicos's vermits het aantal zondige handelingen minder is. Na vele malen geboren en gestorven te zijn, geeft degene die werkelijk kennis bezit zich aan Mij over, wetend dat Ik de oorzaak van alle oorzaken ben en dat Ik alles ben wat bestaat. Zo’n grote ziel is heel zeldzaam (Bg 7.19). c) Bhakti betekent jnana-karmady-anavritam ‘Transcendentale liefdedienst aan de Allerhoogste Heer Krsna moet op een positieve manier worden verricht, zonder verlangen naar materiële winst of voordeel door resultaatgerichte activiteiten of filosofische speculatie. Dit wordt zuivere devotionele dienst genoemd’ (Bhakti-rasamrita-sindhu 1.1.11). De brahmaanse cultuur schept bevorderlijke omstandigheden die geconditioneerde zielen helpen om te vorderen in de richting van zelfrealisatie. Zodoende kan men het niveau van ononderbroken en onbaatzuchtige toegewijde dienst bereiken. In deze wereld is er niets zo verheven en zuiver als transcendentale kennis. Zulke kennis is de rijpe vrucht van alle mystiek. En degene die volleerd is in het beoefenen van devotionele dienst, zal na verloop van tijd innerlijk plezier beleven aan deze kennis (Bg 4.38). d) guru-sadhu-sastra De Heer verschijnt aan de toegewijde in de gedaante van de geestelijk leraar. Zo leiden de geestelijk leraar, de Vedische geboden en de Heer in het hart de toegewijde op zo'n manier dat deze het einddoel - voortdurende volmaakte kennis en tevredenheid - zal bereiken.